HOOFDSTUK 20

De overval

Pietje, Engeltje en Klaas zitten verstopt in de bosjes bij de brug en zien het konvooi van de politie naderen.

Twee motoragenten rijden voorop, daarna volgt de speciale truck en het konvooi wordt afgesloten door twee andere motoragenten. In de laadbak van de truck staat een kist met dikke glazen wanden. Erin ligt een fluwelen kussen en daarop staat de tsarenkroon, het pronkstuk van de tentoonstelling in het stadsmuseum.

Inspecteur Fuik en drie agenten zitten om de kroon heen. Ze moeten zich goed vasthouden. De chauffeur van de truck heeft opdracht om zo snel mogelijk te blijven rijden, zodat de haven vlug wordt bereikt. Fuik kijkt op zijn horloge en richt dan zijn aandacht op de plattegrond. „Waakzaam nu, mannen," zegt hij tegen de agenten. „Als het goed is, naderen we de smalle brug. Misschien wel het gevaarlijkste stukje van de route."

Op dat moment passeren ze de drie leden van de Zwarte Hand in de bosjes. De andere drie, Kees, Jaap en Sproet, moeten nog even wachten op het konvooi. Zij zitten verstopt aan de andere kant van de brug.

De chauffeur van de politietruck mindert vaart wanneer hij de smalle brug op draait. Hij blijft midden op de weg rijden. Als de wagen halverwege de brug is, vindt er vlak vóór het konvooi een enorme explosie plaats. De chauffeur van de truck voelt het stuur trillen onder zijn handen en het zicht wordt slechter door enorme wolken rook. Meteen trapt hij op de rem, waardoor de mannen in de laatbak van de truck tegen de cabine knallen. De twee motoragenten die achter de truck aanrijden, kunnen niet op tijd remmen.

Er klinken twee luide knallen als ze in volle vaart tegen de truck aanrijden. De motorrijders vallen op straat en zijn in een keer knock-out van de klap.

De motorrijders die voor de truck uit reden, is het al net zo slecht vergaan. Door de explosie zijn de agenten tegen het wegdek geblazen. Vanwege hun beschermende lange, leren jassen vallen hun verwondingen mee. Ze krabbelen zo snel mogelijk overeind. Een van de mannen grijpt zijn gummiknuppel, maar daarmee is hij te laat.

Uit het rookgordijn stappen Teun en Klok tevoorschijn. Krachtpatser Klok rukt de gummiknuppel uit de hand van de agent en schakelt met het politiewapen de twee motorrijders eenvoudig uit. Teun rent door naar de truck en rukt het portier bij de bestuurder open. De chauffeur heeft op dat moment alleen maar aandacht voor zijn voertuig, dat hij snel weer aan de praat wil krijgen. Door stil te blijven staan is het risico veel groter. Teun laat zich deze buitenkans niet ontnemen. Hij sleurt de man naar buiten en slaat ook hem knock-out.

Aan de andere kant van de brug komt Stark aanhinken. Naast hem lopen twee potige lijfwachten met getrokken pistolen. Zelfverzekerd lopen ze naar de achterkant van de politievrachtauto toe. Ze geven de twee gevloerde motorrijders nog een extra klap op hun hoofd met de achterkant van hun pistool.

Ondertussen heeft inspecteur Fuik zich snel hersteld van zijn val. Hij kan achter in de truck niet zien wat er precies gebeurt. Gealarmeerd ontgrendelt hij de achterdeur van binnenuit en duwt de dubbele achterdeur van de politietruck wijd open. Hij wil nu precies weten wat er aan de hand is. Voor hij naar buiten stapt, geeft hij een van de drie andere agenten opdracht om de glazen kist met de ' tsarenkroon af te dekken met een juten zak.

De openslaande deuren raken de twee lijfwachten van Stark vol in het gezicht.

Meteen daarna springt Fuik op de brug en ziet de krantenmagnaat vlak voor zijn neus staan. Onmiddellijk richt hij zijn dienstpistool op de man. „Stark! Wat doe jij uit de gevangenis?"

„Ach, ik wilde weer eens wat anders," doet de miljonair luchtig. Dan verstrakt zijn gezicht. „Volgens het laatste nieuws heb jij een kroontje in die auto."

Inspecteur Fuik blijft Stark onder schot houden. „Dat klopt, maar dat breng ik naar de haven. Over mijn lijk datje dat ding in handen krijgt!"

„Daar kon je wel eens gelijk in hebben." Stark tilt zijn hoofd iets op, richt zijn blik op iets of iemand achter Fuik en knikt.

Meteen hoort Fuik een klik van een pistool. Hij kijkt achterom en ziet tot zijn grote schrik dat twee van de agenten die bij hem in de laadbak van de vrachtauto zaten, hem onder schot houden. De derde agent pakt de juten zak, houdt hem treiterend omhoog en stapt de auto uit.

Stark grijnst vals. „Alles is te koop, Fuik, ook die onderbetaalde agentjes van jou."

Op dat moment ontstaat er opnieuw tumult. Klok en Teun springen allebei achter een van de opengeslagen achterdeuren naar voren en meppen met hun geleende gummiknuppels de twee gewapende agenten op het hoofd. Bewusteloos storten ze in elkaar.

Stark ontploft bijna. „Stelletje imbecielen! Die twee hoorden bij ons!"

„Maar het is politie, en ze hielden je onder schot," verklaart Klok de actie van Teun en zichzelf.

„Niet mij, maar deze kwast. Bindt hem vast."

Vanachter de struiken hebben Pietje, Engeltje en Klaas de hele overval op de voet kunnen volgen. Sproet, Jaap en Kees, in hun schuilplaats aan de overkant van de brug, hebben weinig kunnen zien, maar wel alles gehoord. Zij zitten bij een van de pijlers van de brug te wachten op een teken van Pietje.

„Wanneer is het pauze?" vraagt Engeltje aan Pietje.

„Zo," antwoordt Pietje, die zijn katapult al in de aanslag heeft.

Aan de andere kant van de brug zien de drie jongens nu een bestelauto staan. De chauffeur staat ernaast met een pistool in zijn hand. Hij houdt zijn blik gericht op Stark en de andere overvallers.

„Dat is vast de vluchtauto," fluistert Klaas.

De chauffeur is kennelijk ongeduldig aan het worden. Hij steekt het pistool nog altijd zichtbaar achter de riem van zijn broek en loopt naar het midden van de weg.

„Hé, er is nog iemand!" wijst Pietje.

Achter het bestelbusje komt een man tevoorschijn die snel naar de bestuurder van de vluchtauto sluipt. Voor de chauffeur het ook maar in de gaten heeft, wordt hij achterover getrokken en uitgeschakeld. De onbekende boevenvanger trekt zijn slachtoffer snel naar de kant van de weg.

Onder de brug hebben Sproet, Jaap en Kees genoeg van het wachten. Om zich heen kijkend klimmen ze omhoog, Sproet voor-

Als hij boven is, gluurt Sproetje de weg af... en schrikt van wat hij ziet. „M'n vader!"

Jan Lampe, want hij is het inderdaad, pakt het pistool van de chauffeur af en controleert of het geladen is.

In de berm duikt Sproet omlaag en botst tegen Jaap en Kees aan. „Ik zag m'n vader. Hij is ook ontsnapt. Hij hoort bij de boeven!"

De twee andere jongens kunnen niet reageren, want ze worden overstemd door de motor van de vluchtauto die wordt gestart.

Bij de politietruck hebben de mannen van Stark de situatie volledig onder controle. De motoragenten en de chauffeur liggen buiten westen, Fuik is stevig vastgebonden aan de reling van de brug.

Teun tilt de deksel van de glazen kist op. Stark pakt de kroon. „Mijn juweel," zegt hij in extase. Dan kijkt hij om zich heen en knikt tevreden. „Laat die vluchtauto komen. We moeten opschieten!"

Teun fluit hard tussen zijn vingers en zwaait naar de man achter het stuur van de vluchtauto. Die rijdt hard achteruit de brug op.

Stark loopt de auto tegemoet. Geërgerd stopt hij met lopen als hij de piepende remmen van de bestelauto hoort. Meer dan vijftien meter bij hem vandaan komt het voertuig tot stilstand. „Zeg, vent!" schreeuwt hij naar de bestuurder. „Kun je dat busje niet verder rijden? Ik sterf van de blaren op m'n voeten."

Klok stoot Teun met z'n elleboog aan. „Die miljonairs van tegenwoordig zijn ook niks meer gewend."

Het portier van de bestelbus gaat open en Stark slaat de schrik om het hart als hij ziet wie eruit stapt. Het is Jan Lampe met een pistool in zijn hand. Langzaam richt hij het op Stark.

„Nog een ontsnapping uit de gevangenis!"

Jan hoort het. „Ja, die Bruinslot heeft heel wat steken laten vallen." Ondertussen houdt hij de overvallers van het juwelentransport scherp in de gaten.

Pietje heeft inmiddels samen met Engeltje en Klaas hun schuilplaats verlaten. Ze lopen de brug over, maar zorgen er wel voor dat ze zo goed mogelijk uit het zicht blijven. Als ze naast de truck staan, herkent Engeltje Jan Lampe. „Sproets vader. Foute boel."

Pietje weet wel beter, maar hij heeft geen tijd om het uit te leggen. Hij ziet hoe een van de omgekochte agenten zijn pistool wil pakken. Snel legt Pietje aan met zijn katapult en raakt de man hard tegen zijn achterhoofd. De foute agent zakt tegen de grond en laat zijn wapen vallen.

Stark heeft kennelijk niet gemerkt dat een van zijn mannen voor de tweede keer geveld is. „Wat moet jij hier?" vraagt hij aan Jan, alsof ze elkaar toevallig tegen zijn gekomen in de stad.

Sproets vader laat zich door het arrogante toontje van de miljonair niet uit het veld slaan. „Ik kom m'n zoon uit jouw klauwen redden."

„Nou, die is hier niet, dus je kunt wat mij betreft wel weer gaan."

„Die is hier wel," zegt Pietje nu met luide stem. „En hij is niet alleen."

Stark draait zich om alsof hij door een slang is gebeten.

„De Zwarte Hand..." zegt Stark nu lachend. „Zo op een presenteerblaadje.. . Het is mijn geluksdag. In één keer van al mijn tegenstanders af."

Sproet komt nu de brug op rennen. Van een afstand roept hij al: „Pietje, kijk uit, m'n vader wil maar één ding!"

Zijn vader draait zich verrast om. „Willem!"

Sproet blijft een paar meter bij zijn vader vandaan stokstijf staan en kijkt zijn vader niet aan.

„En dat is?" wil Pietje van Sproet weten.

„De kroon."

Pietje denkt koortsachtig na. Als Sproet niet wil geloven dat zijn vader hier op de brug aan de goede kant staat, is het echt tijd voor actie. „Oké, Stark, geef die kroon aan Sproets vader."

„Wat! Je denkt toch niet dat ik gek ben."

Pietje antwoordt niet met woorden. In plaats daarvan mikt hij met zijn katapult op de hand van Stark. Het is een voltreffer en de miljonair laat de kroon uit z'n handen vallen. De kroon rolt op het wegdek. Pietje legt een nieuw steentje in zijn katapult en richt opnieuw op Stark. „Raap op, die kroon."

Achter zich hoort Stark hoe Jan Lampe zijn pistool op scherp

zet.

„Kom op met die kroon, Stark," gebiedt Sproets vader.

„Pietje, vertrouw hem niet!" waarschuwt Sproet opnieuw.

Pietje kijkt naar Sproet en dan naar diens vader. „Ik vertrouw hem wel, Sproet, en dat zou jij ook moeten doen!" Hij verplaatst zijn blik naar Stark. „Nou, komt er nog wat van? Ik wacht."

Stark blijft onbewegelijk staan.

„Oké, mijn geduld is op."

Engeltje komt vlak naast Pietje staan. „Weet je 't zeker van Sproets vader?" vraagt hij zacht.

„Nee," antwoordt Pietje half binnensmonds. Hij kijkt naar Klaas. „Doe jij het maar Klaas. Geef de kroon aan de vader van Sproet."

Klaas loopt behoedzaam naar de kroon, bukt zich om hem op te pakken, maar wordt dan verrast door Stark. Hij grijpt Klaas in de rug, waardoor Klaas' pet van zijn hoofd valt. Daarbij komt een bos lang haar tevoorschijn.

„Sofie!" roept Pietje stomverbaasd.

Sofie heeft geen tijd om uitleg te geven want ze schrikt enorm van de aanval. Ze gooit de kroon, die ze al in haar handen heeft, van zich af in de richting van Jan.

Jan kan de tsarenkroon net op tijd vangen, maar laat daarbij wel zijn pistool uit zijn handen vallen. „Hebbes!"

„Zie je wel," roept Sproet overtuigd.

Stark heeft van de verwarring op de brug gebruik gemaakt en het pistool van Jan opgeraapt. Hij begint er wild mee te zwaaien.

„Stark, stel je niet zo aan. Ik heb de kogels allang uit het pistool gehaald. Pietje, vangen!" Jan gooit de kroon naar Pietje, die hem opvangt en ermee de brug af rent, gevolgd door Engeltje en Sofie.

Jan stort zich op Stark maar die geeft geduchte tegenstand.

Sproet staat als aan de grond genageld.

„Willem," roept zijn vader, „Willem!" Sproet aarzelt maar kan het dan niet langer aanzien en springt op de rug van Stark.

Klok en Teun zetten de achtervolging op Pietje in. Als de twee vlak bij hem zijn, gooit Pietje de kroon naar Engeltje. Die geeft hem snel aan Sofie. Zodra zij de tsarenkroon vasthoudt, begint Teun haar te jennen. „Ach zo'n lief meisje, die kan toch helemaal niets. Ze wil liever een jongetje zijn."

Om die opmerking wordt Sofie zo kwaad, dat ze even stopt met rennen. Snel gooit ze de kostbare kroon naar Pietje en stormt dan op Teun af. Die heeft dat totaal niet verwacht. De beuk die hij van Sofie krijgt, zorgt ervoor dat hij achterover slaat.

Pietje heeft even bewonderend staan kijken naar de aanval van Sofie. Hij schiet in de lach wanneer hij Teun letterlijk op zijn achterhoofd ziet vallen. Maar dan is Pietje weer helemaal bij de les. Klok heeft de kroon uit zijn handen gegraaid en rent er nu mee weg.

Meteen zet Engeltje de achtervolging in. Wanneer hij de sterke, maar trage Klok bijna heeft ingehaald, gooit de schurk de kroon naar Pietje. „Wat een leuk spel is dit!" roept hij vrolijk.

Teun staat inmiddels weer op zijn benen en scheldt Klok uit. „Imbeciel! Doe niet zo ongelooflijk dom!" Hij sprint achter Pietje aan en komt steeds dichterbij.

Pietje heeft niemand om de kroon naartoe te gooien. Engeltje staat even uit te hijgen en Sofie holt achter Teun aan. Toch probeert hij de kroon naar haar te gooien, achter over zijn hoofd. Het is te laag en Teun krijgt de kroon in zijn bezit.

Teun rent naar Klok toe. „Kom op. Laten we ervandoor gaan."

Klok vindt het prima. „Ja, Stark kan stikken met zijn kroon."

„Maar Klok, ik heb de kroon hier in mijn handen!" „O, ja."

Ze sprinten naast elkaar de brug af, maar zien dan drie politieauto's op hen af komen. De twee boeven schrikken, draaien zich om en beginnen naar het midden van de brug te rennen.

Even verderop staat Sofie midden op de weg met haar handen in haar zij.

„We laten ons toch niet tegenhouden door een meisje," zegt Klok spottend tegen Teun.

Maar hij heeft het nog niet gezegd of hij glijdt uit over de knikkers die Pietje uit zijn broekzak heeft getoverd en nu over het asfalt strooit. Terwijl de zware Klok valt, probeert hij zich vast te houden aan Teun, waardoor die ook zijn evenwicht verliest.

„Werkt altijd," zegt Pietje grijnzend.

De kroon vliegt voor de zoveelste keer door de lucht en wordt dit keer keurig gevangen door Sofie.

„Sofie, hierheen!" roept Pietje.

Sofie mikt de tsarenkroon in de handen van Pietje, die er vervolgens mee wegrent.

Maar dan ziet hij hoe Stark Sproet stevig vasthoudt, en een van de foute agenten de lichtgewonde Jan in een houdgreep heeft.

Pietje rent vliegensvlug naar de kant en steekt zijn arm met de tsarenkroon over de reling van de brug.

„Laat ze los, Stark, of ik gooi die kroon in het water," zegt Pietje dreigend.

„Alleen die vriend van je kun je krijgen."

„Nee, allebei. Ze horen bij elkaar."

„Ze horen helemaal niet bij elkaar. Jij geeft meer om die jongen dan z'n eigen vader!" „Ja, en daar heeft hij nu spijt van."

„Dat klopt, Willem," zegt Jan nu. „Het spijt me heel erg."

Stark fronst zijn wenkbrauwen. „Ach, laat me niet lachen. Je moet die sprookjes niet geloven." Hij geeft Sproet een duwtje in de rug.

Sproet loopt in de richting van Pietje.

„Ik geloof toevallig wel in sprookjes," zegt Pietje fel tegen Stark. „Want daarin loopt het goed af. Laat z'n vader los!"

Stark denkt kort na en knikt dan naar de nepagent.

Ook Jan steekt over naar Pietje.

„Vang!" Pietje geeft de kroon een zwieper de lucht in.

Stark zou hem zo kunnen vangen, maar hij krijgt geen kans.

Inspecteur Fuik, die inmiddels door Jaap is bevrijd, neemt een duikvlucht naar Stark en duwt hem omver. De kroon tuimelt door de lucht, vliegt over de reling en valt naar beneden.

Iedereen staat heel even stokstijf stil van de schrik. Dan rennen ze met zijn allen naar de reling van de brug en kijken naar beneden. Ze zien alleen nog maar luchtbelletjes. De vuilnisschuit die onder de brug door tuft, valt niemand op.

Inspecteur Fuik krijgt snel hulp van andere agenten, die de brug van twee kanten hebben afgesloten. Alle omgekochte agenten en ontsnapte gevangenen worden gearresteerd en afgevoerd. Ook Stark moet eraan geloven.

Jan Lampe krijgt toestemming om nog even een paar woorden met zijn zoon te wisselen voor hij de boevenwagen weer in moet. „Luister, Willem. Het is misschien te laat, maar dan heb ik het in ieder geval wel gezegd. Ik hou van je, Sproet. Ook al zit ik vast tussen vier muren, omdat ik een straf uit moet zitten. Een straf die ik verdiend heb. Maar dat neemt niet weg dat ik toch je vader bén en ook graag je vader wil zijn..."

Sproet kijkt zijn vader een paar seconden nors aan. Dan breekt er een lach door op zijn gezicht en slaat hij zijn armen om de nek van zijn vader.

Jan drukt zijn zoon stevig tegen zich aan.

Pietje bekijkt het van een paar meter afstand. Hij heeft een brok in zijn keel, maar slikt dat snel weg als hij een hand op zijn schouder voelt.

„Zo, je hebt het hem weer geflikt, zie ik." Paul Velinga kijkt Pietje trots aan.

„Paul! Wat kom jij hier nou doen?"

Paul wappert met zijn schrijfblok. „Je bent verslaggever of je bent het niet!"

„Man, je hebt net weken gevangen gezeten." Pietje kijkt Paul afwijzend aan.

„Daar hoef jij je niet druk om te maken. Je kunt beter blij zijn. Je zus gaat binnenkort trouwen met de eigenaar van de beste krant uit Rotterdam."

Even rolt Pietje met zijn ogen. „Hebben jullie het alweer helemaal goedgemaakt?" Pietje kijkt om zich heen, waar de andere leden van de Bende van de Zwarte Hand staan. „Hé jongens... en meisje! Moeten jullie horen, Martha en Paul gaan trouwen."

Met z'n zessen staan de rovers om de verslaggever heen.

„Nu ik jullie hier toch bij elkaar heb, kunnen jullie me mooi vertellen wat er allemaal is gebeurd op de brug. Ik heb gezien dat alle schurken zijn gearresteerd. En van een politieagent hoorde ik dat ze gevangenisdirecteur Bruinslot ook achter de tralies hebben gezet. Maar hoe de overval precies is gegaan, weet ik nog niet. Dus... brand maar los!"

Alle zes beginnen ze tegelijk te praten.

„Ho ho, zo wordt het niets. Zal ik toch maar gewoon een paar vragen stellen?" stelt Paul voor. „Wie kan me bijvoorbeeld zeggen waar de tsarenkroon is gebleven?"

De leden van de Zwarte Hand kijken elkaar afwachtend aan.

„De kroon is over de reling gevlogen, zo het water in," zegt Sofie met een zucht.