43

Moeder is 2 jaar geleden gestorven.

Ik kwam op een dag thuis uit school en er deed niemand open, dus ging ik de geheime sleutel pakken die we onder een bloempot achter de keukendeur bewaren. Toen ik binnen was, ging ik verder met de Airfix Sherman-modeltank die ik aan het bouwen was.

Anderhalf uur later kwam vader thuis van zijn werk. Hij heeft een bedrijf en hij onderhoudt verwarmingsinstallaties en repareert ketels met een man die Rhodri heet en bij hem in dienst is. Hij klopte op mijn kamerdeur en deed hem open en vroeg of ik moeder had gezien.

Ik zei dat ik haar niet had gezien en hij ging naar beneden en begon mensen op te bellen. Ik verstond niet wat hij zei.

Toen kwam hij naar mijn kamer en zei dat hij een poosje weg moest en niet precies wist hoe lang dat zou duren. Hij zei dat ik hem op zijn mobiele telefoon moest bellen als er iets was.

Hij bleef 2½ uur weg. Toen hij terugkwam, ging ik naar beneden. Hij zat in de keuken uit het raam te staren naar de tuin met de vijver en de schutting van golfplaat en daarachter de torenspits van de kerk in Manstead Street die op een kasteel lijkt omdat hij Normandisch is.

Vader zei: “Ik vrees dat je je moeder een tijdje niet zult zien.”

Hij keek niet naar me toen hij dit zei. Hij bleef uit het raam kijken.

Meestal kijken mensen je aan als ze met je praten. Ik weet dat ze daaraan zien wat ik denk, maar ik weet niet wat zij denken. Dat is net of je in een kamer met een doorkijkspiegel in een spionagefilm bent. Maar dit was prettig, dat vader met me praatte zonder naar me te kijken.

Ik zei: “Waarom niet?”

Hij zweeg een hele tijd en zei toen: “Je moeder moest naar het ziekenhuis.”

“Mogen we haar bezoeken?” vroeg ik, want ik hou van ziekenhuizen. Ik hou van de uniformen en de apparaten.

Vader zei: “Nee.”

Ik zei: “Waarom niet?”

En hij zei: “Ze heeft rust nodig. Ze moet alleen zijn.”

Ik vroeg: “Is het een psychiatrisch ziekenhuis?”

En vader zei: “Nee, een gewoon ziekenhuis. Ze heeft een probleem…een probleem met haar hart.”

Ik zei: “We zullen haar eten moeten brengen,” want ik wist dat het eten in het ziekenhuis niet zo lekker was. David van school, die ging naar het ziekenhuis voor een operatie aan zijn been om zijn kuitspier langer te maken zodat hij beter kon lopen. En hij vond het eten vies, dus bracht zijn moeder hem elke dag eten.

Vader zweeg weer een tijd en zei toen: “Ik breng overdag wel wat als jij op school zit en dan geef ik het aan de doktoren en dan kunnen zij het aan mama geven, goed?”

Ik zei: “Maar jij kan niet koken.”

Vader hield zijn handen voor zijn gezicht en zei: “Christopher. Luister. Ik koop wel wat kant-en-klaarmaaltijden bij Marks & Spencer om mee te nemen. Die vindt ze lekker.”

Ik zei dat ik een Beterschapkaart voor haar zou maken, want dat is wat je doet voor mensen die in het ziekenhuis liggen.

Vader zei dat hij die de volgende dag zou meenemen.