NEGENENTWINTIG
Het was gaan regenen. Bosch reed de carport in en sloot de auto af. Hij had zin in een biertje, waarmee hij de cafeïne uit zijn systeem kon spoelen. Rechter Baker had hun koffie geserveerd terwijl ze de huiszoekingsbevelen had doorgelezen. Ze had er de tijd voor genomen, zodat Bosch twee koppen had gedronken. Uiteindelijk had ze ze stuk voor stuk getekend en had hij geen cafeïne meer nodig om zich lekker te voelen. De volgende ochtend zouden ze ‘jagen en vragen’ zoals Rider het uitdrukte; de acties die een zaak konden maken of breken, het punt waarop theorieën en voorgevoel uitmondden in harde bewijzen en aanklachten. Of ze vielen aan diggelen.
Hij ging door de keukendeur naar binnen. Afgezien van de gedachte aan bier, was hij ook al bezig met de dag van morgen, met Kate Kincaid en hoe hij haar moest aanpakken. Hij keek ernaar uit, net als een sportman zich verheugt op een wedstrijd die hij winnend denkt af te sluiten.
Het licht in de keuken brandde. Bosch zette zijn koffertje op het aanrecht en deed de ijskast open. Geen bier.
‘Shit,’ zei hij. Hij wist dat er minstens vijf flesjes moesten zijn. Hij draaide zich om en zag vijf kroonkurken op het aanrecht. Hij liep de gang op.
‘Frankie!’ riep hij. ‘Vertel me nou niet dat je vijf biertjes op hebt!’
Geen antwoord. Bosch liep door de eetkamer en de zitkamer. Alles zag eruit zoals hij het die avond had achtergelaten en het was duidelijk dat Frankie zich niet echt had geïnstalleerd. Hij keek door de glazen schuifdeuren naar de veranda. Het licht was niet aan en hij zag niemand. Hij liep de gang door en luisterde aan de deur van de logeerkamer. Hij hoorde niets. Hij keek op zijn horloge; het was nog geen elf uur.
‘Frankie?’ riep hij zachtjes.
Geen antwoord, alleen het getik van de regen die op het dak viel. Hij klopte zachtjes op de deur.
‘Frankie?’ riep hij nu wat harder.
Niets. Bosch deed de deur voorzichtig open. Er brandde geen licht, maar het licht van de gang viel in de kamer, op het bed. Bosch zag dat het niet beslapen was. Hij knipte het licht aan en het lampje op het nachtkastje floepte aan. Frankies plastic tas lag leeg op de grond en zijn kleren lagen op een slordige hoop op het bed.
Bosch’ nieuwsgierigheid sloeg om in bezorgdheid. Hij keek in zijn eigen slaapkamer en badkamer, maar geen spoor van Frankie.
Bosch ijsbeerde door de zitkamer en vroeg zich af waar Sheehan kon zijn. Hij had geen auto. Het leek onwaarschijnlijk dat hij de heuvel was afgelopen om naar de stad te gaan. Wat zou hij daar trouwens moeten? Bosch pakte de telefoon en drukte de herhaaltoets in om te zien of Frankie misschien had gebeld, een taxi of zo. De telefoon ging over en er werd direct opgenomen. Een slaperige vrouwenstem. ‘Ja?’
‘Eh.. Met wie spreek ik?’
‘Wie bent u dan wel?’
‘O eh.. Met Harry Bosch, recherche Los Angeles. Ik probeer na te gaan wie dit num–’
‘Harry, met Margie Sheehan.’
‘O… Ben jij het?’
Hij had zich best kunnen bedenken dat Frankie zijn vrouw zou bellen.
‘Is er wat, Harry?’
‘Nee. Ik ben op zoek naar Frankie en ik dacht dat hij misschien een taxi of zo had gebeld. Het spijt me dat–’
‘Hoezo zoek je Frankie?’
Hij hoorde de bezorgde klank in haar stem.
‘Maak je geen zorgen, Margie. Hij zou vannacht hier slapen en ik moest de deur nog uit. Ik ben net thuis en hij is er niet. Ik probeer uit te vinden waar hij dan wel zit. Heb jij hem vanavond gesproken?’
‘Ja.’
‘Leek alles in orde?’
‘Hij heeft me verteld wat er gebeurd is, dat ze hem een en ander in de schoenen willen schuiven.’
‘Dat is nu verleden tijd. Daarom zou hij ook hier slapen. Hij kon hier een beetje bijkomen zonder te worden lastiggevallen, tot alles is overgewaaid. Nogmaals, sorry dat ik je–’
‘Hij zei dat hij er nog niet vanaf is.’
‘Hè?’
‘Hij gelooft niet dat ze hem verder met rust laten. Hij vertrouwt niemand meer, behalve jou. Hij weet dat jij zijn vriend bent.’
Bosch zweeg. Even wist hij niet wat hij moest zeggen.
‘Harry, probeer hem te vinden, oké? En bel me terug. Het geeft niet hoe laat.’
Bosch keek naar buiten, naar de veranda. Hij zag iets op de reling staan. Hij liep naar het raam, knipte het buitenlicht aan en zag vijf bierflesjes.
‘Afgesproken, Margie. Geef me je nummer even.’
Hij schreef het op en hij stond op het punt op te hangen toen Margie zei: ‘Hij vertelde me dat je getrouwd bent en alweer in scheiding ligt.’
‘Nou, ik ben nog niet aan het scheiden, maar eh…’
‘Oké. Pas goed op jezelf, Harry. Als je Frankie vindt, laat een van jullie me dan bellen.’
Hij hing op, schoof de glazen deur open en liep de veranda op. De bierflesjes waren inderdaad leeg. Hij deed een paar stappen naar rechts en daar, op de ligstoel, lag Frankie. Op het kussen en op de muur achter hem zag hij bloedspatten en haar.
‘Jezus,’ fluisterde Bosch.
Hij kwam dichterbij. Hij lag daar met een open mond vol bloed dat op de onderlip gestold was. Op zijn kruin was een grote, gapende wond. Door de regen hing zijn haar sluik naar beneden en daardoor was de wond duidelijk zichtbaar. Bosch keek om zich heen en voor de linkerpoot van de stoel zag hij het pistool liggen. Hij keek naar het lichaam van zijn vriend en slaakte een dierlijke zucht.
‘Frankie,’ fluisterde hij en één gedachte drong zich meteen aan hem op: Is het mijn schuld?
Bosch keek toe hoe iemand van Lijkschouwing de lijkzak sloot en twee anderen een paraplu hooghielden. Ze schoven het lichaam op een brancard, deden er een groen laken overheen en reden hem door het huis naar de voordeur. Ze moesten Bosch vragen uit de weg te gaan. Hij keek hoe ze zijn vriend wegreden en het schuldgevoel maakte zich weer van hem meester. Hij keek naar de lucht en gelukkig zag hij geen helikopters. Hij had de melding over de gewone telefoon gedaan; had hij het via de mobilofoon gedaan, dan zou de pers het hebben opgevangen. Nu waren ze nog onwetend van Frankies zelfmoord. Bosch realiseerde zich dat het de ultieme belediging zou zijn voor Frankie als er een nieuwshelikopter boven het huis zou hangen die opnamen maakte van het lichaam op de veranda.
‘Rechercheur Bosch?’
Bosch draaide zich om. Hoofdinspecteur Irving stond in de zitkamer, bij de schuifdeuren. Bosch ging naar binnen en volgde Irving naar de eetkamertafel. Lindell zat er al.
‘We moeten het hier wel over hebben,’ zei Irving. ‘Er staat buiten een surveillancewagen. Ze hebben een vrouw die zegt uw buurvrouw te zijn. Adrienne Tegreeny?’
‘Klopt.’
‘Wat klopt?’
‘Die woont hiernaast.’
‘Ze zei dat ze eerder vanavond drie of vier schoten heeft gehoord. Ze dacht dat u het was en daarom heeft ze de politie niet gebeld.’
Bosch knikte alleen maar.
‘Schiet u wel vaker op de veranda?’
Bosch aarzelde en antwoordde toen: ‘Inspecteur, dit gaat niet over mij, toch? Laten we het er maar op houden dat ze redenen heeft om aan te nemen dat ik de schoten heb afgevuurd.’
‘Oké. Ik wil wel even kwijt dat het ernaar uitziet dat Sheehan flink heeft gedronken en toen de trekker heeft overgehaald. Hoe interpreteert u wat er gebeurd is?’
‘Interpreteren?’ vroeg Bosch en hij staarde uitdrukkingsloos naar het tafelblad.
‘Opzettelijk of niet?’
‘O.’ Bosch moest er bijna om lachen. ‘Ik denk dat daar geen twijfel over kan bestaan,’ zei hij. ‘Hij heeft er een eind aan gemaakt. Zelfmoord.’
‘Er is geen brief.’
‘Geen brief, nee. Alleen een batterij bierflesjes en wat schoten. Dat was zijn brief, meer had hij niet te zeggen. Zo doen collega’s het wel vaker.’
‘We hebben hem toch laten gaan? Waarom dan?’
‘Nou… Dat lijkt me duidelijk…’
‘Maakt u het ons dan duidelijk, als u wilt.’
‘Hij heeft vanavond nog met zijn vrouw gebeld. Ik heb haar daarna gesproken. Zij zei me dat hij had gezegd dat hij dan wel was heengezonden, maar dat hij wist dat hij er nog niet vanaf was.’
‘Bedoelde hij het ballistische onderzoek?’
‘Nee, dat denk ik niet. Volgens mij wist hij dat er iemand moest hangen en bij voorkeur een politieman.’
‘En daarom slaat hij de hand aan zichzelf? Dat klinkt niet erg overtuigend.’
‘Hij had niets met de dood van Elias of van die vrouw te maken.’
‘Voorlopig is dat slechts een mening. Waar wij mee te maken hebben, is dat de man zichzelf overhoop schiet de avond voor het rapport van Ballistiek uitkomt. U, rechercheur, heeft mij overgehaald hem te laten gaan en zie wat ervan komt.’
Bosch keek weg en probeerde zijn woede te beteugelen.
‘Het wapen,’ zei Irving, ‘is een oude Beretta .25. Het serienummer is weggevijld. Niet te traceren, illegaal. Was dat van u?’
Bosch schudde zijn hoofd.
‘Weet u het heel zeker? Ik wil het nu graag op een rijtje hebben, zonder dat we er een intern onderzoek tegenaan moeten gooien.’
Bosch keek hem aan. ‘Wat wilt u nou zeggen? Dat ik hem de Beretta heb gegeven zodat hij zelfmoord kon plegen? Hij was mijn vriend en ik de zijne. Het wapen is niet van mij. We zijn even bij hem thuis langsgeweest om wat spullen op te halen en ik denk dat hij het toen heeft ingepakt. Ik heb hem wellicht onbewust een handje geholpen, maar ik heb hem geen wapen gegeven.’
Bosch en Irving keken elkaar strak aan.
‘Je vergeet één ding, Bosch,’ zei Lindell, die de stilte doorbrak. ‘We hebben zijn huis vandaag uitgekamd en er is geen wapen aangetroffen.’
Bosch keek van Irving naar Lindell en zei: ‘Dan hebben jullie niet goed gezocht. Het moet in zijn tas hebben gezeten, want het was niet van mij.’
Bosch stond op, voordat zijn woede en frustratie het van hem zouden winnen en hij iets zei dat hem in de problemen kon brengen. Hij ging in een van de fauteuils zitten. Zijn kleren waren nat, maar dat kon hem nu niets schelen. Hij staarde naar buiten.
Irving kwam op hem afgelopen, maar ging niet zitten. ‘Wat bedoelde u toen u zei dat u hem misschien onbewust een handje had geholpen?’
Bosch keek op en zei: ‘Gisteravond hebben we samen een biertje gedronken. Hij heeft me een en ander verteld, hoe hij meegesleept is tijdens de zaak-Harris en dat alles wat Harris heeft beweerd over hoe hij door de politie behandeld is, waar de rechtszaak over zou gaan, dat Harris daarin gelijk had. Het is inderdaad zo gegaan. U moet niet vergeten dat hij zeker wist dat Harris de dader was, geen twijfel mogelijk. Frankie had het er heel moeilijk mee. Hij zei dat hij daar in de verhoorkamer zijn geduld had verloren en dat hij de personificatie was geworden van al degenen op wie hij zijn leven lang jacht had gemaakt. Een monster. Het zat hem vreselijk dwars en dat was te zien ook. Ik heb hem vanavond opgehaald en we zijn naar huis gereden…’
Bosch voelde dat zijn keel werd dichtgeknepen door schuldgevoelens. Hij had het niet doorgehad. Hij was te zeer in beslag genomen door het werk, door Eleanor en zijn lege huis; te gepreoccupeerd.
‘En?’ vroeg Irving.
‘En ik heb datgene waar hij al die maanden in heeft geloofd, het enige dat hem zekerheid verschafte, de grond ingeboord. Ik heb hem verteld dat we erachter zijn dat Harris onschuldig is, dat hij het bij het verkeerde eind heeft gehad en dat we het bewijs in handen hadden. Ik heb me niet gerealiseerd wat dat voor hem betekende. Ik dacht alleen maar aan de zaak waar ik mee bezig ben.’
‘En dat was de druppel?’ vroeg Irving.
‘Er is daar in de verhoorkamer, met Harris, iets goed misgegaan, zijn vrouw is er niet lang daarna vandoor gegaan en Harris had de strafzaak gewonnen. Ik denk dat zijn overtuiging dat Harris desondanks schuldig was, dat hij zich daaraan vastgeklampt heeft. Toen hij van mij hoorde dat hij fout zat, toen is er wat geknapt.’
‘Sorry dat ik het zeg, Bosch, maar dat is pure onzin,’ zei Lindell. ‘Ik weet dat jullie goede vrienden waren, maar je ziet het echt verkeerd. Het is overduidelijk. Hij heeft de hand aan zichzelf geslagen omdat hij schuldig is en hij wist dat we daarachter zouden komen. Deze zelfmoord is zijn bekentenis.’
Irving keek Bosch aan en wachtte op Bosch’ reactie, maar Bosch zweeg. Hij gaf het op.
Irving zei: ‘Ik moet het met Lindell eens zijn.’
Bosch knikte. Hij had niet anders verwacht. Ze kenden Frankie niet. Ze waren dan de laatste jaren niet zo dik geweest, maar vroeger wel en daarom wist hij dat Irving en Lindell fout zaten. Het was gemakkelijker geweest hun gelijk te geven, maar hij kon het niet.
‘Geef me tot morgenmiddag,’ zei hij.
‘Pardon?’ zei Irving.
‘Probeert u het tot morgenmiddag uit de pers te houden. We gaan morgenochtend huiszoekingen verrichten. Geef me de tijd om uit te vinden wat mevrouw Kincaid te zeggen heeft.’
‘Als ze al wat wil zeggen.’
‘Ik denk van wel. Ze wil dolgraag praten. Geef me de ochtend en laten we maar afwachten wat eruit komt. Als ik niet met iets op de proppen kom wat Kincaid en Elias met elkaar in verband brengt, dan kunt u met Frankie doen wat u wilt. Dan hangt u het maar aan de grote klok.’
Irving dacht erover na en knikte. ‘Ik denk dat dat de beste weg is,’ zei hij. ‘En dan hebben we ook het ballistische rapport.’
Bosch knikte bij wijze van dank. Hij keek weer naar buiten. Het was harder gaan regenen. Hij keek op zijn horloge en zag dat het laat was. Voor hij naar bed kon, moest hij nog wat doen.