ACHTENTWINTIG
Edgar en Rider hadden de televisie uit de kamer naast die van hen naar binnen gereden. Ze zaten net naar het nieuws te kijken toen Bosch zich meldde nadat hij Frankie bij hem thuis had geïnstalleerd. Ze hadden nauwelijks door dat hij meekeek.
‘En?’ vroeg Bosch.
‘Ze vinden het maar niks dat Sheehan is heengezonden,’ zei Edgar.
‘Her en der wat relletjes en plunderingen,’ zei Rider. ‘Niets vergeleken bij de vorige keer. Als we de nacht goed doorkomen, redden we het. Het stikt buiten van de uniformen en ze lijken de boel in de hand te hebben.’
‘Niet die ellende van toen,’ zei Edgar.
Bosch staarde naar het beeld. Hij zag de brandweer bezig met brandslangen bij een groepje winkels dat zo te zien niet meer te redden viel. Het zag eruit alsof het voor de media in scène was gezet.
‘Stadsvernieuwing,’ zei Edgar. ‘Weg met al die armoedige winkels.’
‘Daar komt hetzelfde voor in de plaats.’
‘Nou, ze zien er dan in ieder geval iets beter uit,’ zei Edgar. ‘Het probleem ligt bij de slijterijen. Daar begint het altijd. Zet een blik agenten voor de slijterijen en je hebt helemaal geen ellende.’
‘Hoe staat het met de huiszoekingsbevelen?’
‘Klaar,’ zei Rider.’We moeten er alleen nog mee naar de rechter.’
‘Over wie hebben we het dan?’
‘Terry Baker. Ik heb haar al gebeld en ze zei dat ze er zou zijn.’
‘Mooi. Laat eens zien?’
Rider stond op en liep naar de moordtafel, maar ze bleef naar de tv kijken. Ze had de stukken keurig op een stapeltje klaarliggen. ‘We hebben twee huizen, alle auto’s, kantoren en wat Richter betreft de auto die hij ten tijde van de moord gebruikte plus zijn appartement. Hebben we maar meteen meegenomen,’ zei ze. ‘We zijn er klaar voor.’
Iedere aanvraag bestond uit een aantal aan elkaar geniete papieren. Bosch wist dat de eerste twee pagina’s standaard waren. Hij liet die voor wat ze waren en las snel de argumentatie door. Rider en Edgar hadden goed werk verricht, hoewel Bosch wist dat Rider wat juridische zaken betreft de slimste van de twee was. Zelfs de aanvragen voor Richters auto en appartement zouden geen probleem vormen. Ze had de juiste bewoordingen gekozen en handig gebruik gemaakt van de feitelijke resultaten van het onderzoek tot dan toe. Ze had vermeld dat het aanwezige bewijs wees op twee verdachten die betrokken waren bij het zich ontdoen van het lichaam van Stacey Kincaid. Gezien de werkverhouding tussen Kincaid en Richter, was het aannemelijk dat Richter als tweede verdachte werd aangemerkt. Het verzoek hield in dat alle auto’s onderzocht mochten worden waar ze ten tijde van de moord toegang toe hadden. De tekst was zeer voorzichtig opgesteld, maar het zou wel lukken, dacht Bosch. De term ‘toegang’ leek Bosch een goede vondst. Als het verzoek werd ingewilligd, konden ze in alle auto’s van het bedrijf, omdat ze in feite natuurlijk over alle auto’s konden beschikken.
‘Ziet er goed uit,’ zei Bosch nadat hij ze had gelezen. Hij gaf Rider het stapeltje terug. ‘We laten ze vanavond tekenen en dan gaan we er morgenochtend mee aan de slag.’
Een huiszoekingsbevel was vierentwintig uur na goedkeuring door de rechter geldig, maar meestal kon het na een telefoontje naar diezelfde rechter wel voor eenzelfde periode verlengd worden.
‘Weten we al iets over die Richter?’ vroeg Bosch.
‘Niet veel,’ zei Edgar. Hij stond op, zette het geluid van de televisie zachter en kwam bij de tafel staan. ‘Hij heeft er op de academie niets van gebakken. Ik heb het dan over 1981. Hij heeft zo’n opleidinkje gevolgd voor privé-detective en heeft sinds 1984 een vergunning. Blijkbaar is hij vlak daarna voor Kincaid gaan werken. Heeft zich snel opgewerkt.’
‘Wat weet je van zijn tijd op de academie?’
‘Weinig tot niets. Het is zondagavond, weet je. Er is daar geen hond. We horen het morgen wel.’
Bosch knikte. ‘Rider,’ vroeg hij, ‘heb je in de computer gekeken of hij een wapenvergunning heeft?’
‘Ja, die heeft hij.’
‘Weet je wat voor een? Zeg me dat het voor een .9 is.’
‘Het spijt me, maar de afdeling daar is dicht. Komt ook morgen. Al wat we weten, is dat hij een wapen mag dragen.’
‘Niet vergeten, jongens. Jullie weten wat voor schutter bij het treintje in de weer is geweest.’ Ze knikten.
‘Dus jij vermoedt dat Richter het in opdracht van Kincaid heeft gedaan?’ vroeg Rider.
‘Ik denk van wel. De rijken der aarde maken hun handjes niet vuil. Die zeggen wat er gedaan moet worden en laten zich niets zeggen. Voorlopig houd ik het op Richter.’
Hij keek zijn teamleden even aan. Hij wist dat ze heel dicht bij de oplossing waren. Over vierentwintig uur zouden ze het weten en hij hoopte dat de stad het zou houden tot die tijd.
‘Verder nog wat?’
‘Heb je Sheehan lekker ingestopt?’ vroeg Rider.
‘Ja hoor. En eh… excuses dat jullie bij de persbriefing moesten komen. Irving eiste dat jullie er waren, maar ik had misschien wel wat moeten proberen. Heb ik niet gedaan en ik bied jullie mijn verontschuldigingen aan.’
‘Al goed, Harry,’ zei Rider. Edgar knikte.
‘Nou, is er nog iets?’
Edgar schudde het hoofd, maar zei toen: ‘O ja. Ballistiek heeft gebeld. Ze hebben Michael Harris’ pistool bekeken en het ziet er goed uit. Ze zeiden dat het al maanden niet is gebruikt omdat er nogal wat stof in de loop zat. Duidelijk genoeg.’
‘Gaan ze nog verder kijken?’
‘Daar belden ze juist over. Ze moesten van Irving nadat de resultaten van de autopsie binnen waren met spoed de .9 van Sheehan bekijken. Ze vroegen of ze nog wat meer met Harris’ blaffer moesten doen. Ik heb maar gezegd dat ze gewoon door moesten gaan.’
‘Oké. Dat was het?’
Edgar en Rider knikten.
‘Mooi,’ zei Bosch. ‘Dan gaan we nu naar de rechter en dan is het welletjes geweest. Ik heb zo’n voorgevoel dat het morgen laat gaat worden.’