DRIE
Howard Elias’ roem als advocaat voor civiele zaken had hij niet te danken aan zijn cliëntèle, want die kon het best beschreven worden als tuig dan wel regelrechte criminelen. Wat Elias’ naam en faam bij de grote massa had gevestigd, waren zijn handige gebruik van de media, zijn kundig opporren van het smeulende vuurtje van het racisme in de stad en het feit dat zijn praktijk was gegrond op één duidelijke deskundigheid: het aanklagen van het politiekorps van Los Angeles.
Gedurende een kleine twintig jaar had hij een plezierig inkomen aan het voeren van processen voor burgers die op een of andere manier met de politie overhooplagen. Elias klaagde straatagenten, rechercheurs, de korpschef of het hele instituut aan. Als hij zijn aanklacht indiende, nam hij het zekere voor het onzekere. Iedereen die maar in de verste verte iets met de zaak te maken had, was de klos. Nadat een vluchtende inbreker door een politiehond was gebeten, was Elias uit naam van de gewonde man een proces begonnen, waarbij hij de hond, de betreffende agent en iedereen die maar boven de agent stond, tot de korpsleiding aan toe, had aangeklaagd. Voor de goede orde had hij de instructeurs die de hond hadden getraind en de hondenfokker er maar meteen bijgesleept.
Op televisie, ’s avonds laat in door hem zelf gekochte zendtijd, en tijdens op het oog onverwachte, maar wel degelijk goed voorbereide persconferenties op de trappen van het federale gerechtsgebouw, presenteerde Elias zich altijd als waakhond, de enige die zijn zegje wilde doen over de fascistische, racistische en paramilitaire instelling die ook wel de politie wordt genoemd. Zijn criticasters – en dat waren onder andere de korpsleiding, de gemeente en het B-M – noemden Elias zelf een racist, een ongeleid projectiel dat de kloof in de raciaal toch al zo verdeelde stad alleen maar groter maakte. Voor hen was hij een luis in de pels van het juridische systeem, een goochelaar die in de rechtszaal de troefkaart blindelings uit een spel kaarten wist te pakken.
Meestal had Elias Latijns-Amerikaanse of zwarte cliënten. Zijn vaardigheden als spreker en het selectieve gebruik van de feiten als hij die vaardigheden aansprak, maakten van zijn cliënten veelal helden van de gemeenschap, die de rol van slachtoffer van de dolgedraaide politie uitstekend vertolkten. In de minderhedenwijken beschouwde men Elias als degene die ervoor had gezorgd dat de politie zich in hun buurt niet meer als bezettingsmacht gedroeg. Hij was een van de weinigen die gelijktijdig in het ene deel van de stad flink werd gehaat en in het andere op handen gedragen.
De enkeling die hem bewonderde, had door dat Elias’ praktijk zo’n financieel succes was dankzij een simpele wet. Hij klaagde alleen aan bij de federale rechtbank en gezien de wet op de burgerrechten kon hij zijn rekeningen iedere keer als hij een zaak won, bij de gemeente indienen.
De zaak-Rodney King, de onderzoekscommissie die die gebeurtenis en de rellen die daarop volgden had onderzocht en de zaak O.J. Simpson, die de kloof tussen de rassen verder had verbreed – al die affaires speelden mee als Elias pleitte. Derhalve was het voor hem niet zo vreselijk moeilijk een zaak tegen de politie te winnen of om een jury minstens zover te krijgen dat ze beslisten tot het toekennen van een schadevergoeding. Zo’n jury begreep niet dat een dergelijke uitspraak Elias de gelegenheid gaf de stad en daarmee de belastingbetaler, dus ook de jury zelf, zijn rekening te presenteren. Zo had hij al honderdduizenden verdiend.
Tijdens de zaak van de bijtende politiehond, de kroon op zijn werk, vond de jury dat de rechten van de eiser waren geschonden. Die eiser was een inbreker met een strafblad van een paar meter en daarom kende de jury hem het bedrag van één dollar schadevergoeding toe. De boodschap was duidelijk: een waarschuwing in de richting van de politie en niet het verrijken van een misdadiger. Elias was de lachende derde. Elke overwinning was er één. De federale wetten stelden hem in staat om de gemeente zijn rekening, ten bedrage van driehonderdveertigduizend dollar, te overhandigen. De gemeenteraad was des duivels, maar moest uiteindelijk overstag, zij het voor een bedrag dat de helft lager was. Die jury – en zowel voor als na hen nog vele andere jury’s – dacht de politie een lesje te leren, maar daarnaast betaalden ze voor Elias’ televisiezendtijd, zijn Porsche, de maatpakken en zijn zeer luxueuze onderkomen in Baldwin Hills.
Elias was natuurlijk niet de enige. Er waren tientallen advocaten die zich specialiseerden in zaken tegen de politie en ze visten in dezelfde vijver met overheidsgeld.
Ze waren niet allemaal alleen cynisch en gedreven door geldelijk gewin. De zaken die Elias en consorten aanspanden, hadden ook hun positieve uitwerking op het korps; zelfs hun vijanden – allereerst de politie – konden dat niet ontkennen. Zo werd het gebruik om verdachten op zo’n manier bij de keel vast te houden dat ze geen kant meer op konden, een door de korpsleiding gesanctioneerd gebruik dat betrekkelijk veel mensen uit de minderheden het leven had gekost, verboden. Ook in de plaatselijke gevangenissen waren de omstandigheden verbeterd. Al met al was het nu voor de gemiddelde burger veel eenvoudiger om een agent aan te klagen die in de fout was gegaan.
Elias stak met kop en schouders boven iedereen uit. Hij kwam goed over in de media en hij wist als geen ander in het openbaar zijn zegje te doen. Hij had weinig scrupules waar het de keuze van zijn cliënten betrof. Hij vertegenwoordigde drugdealers die te hardhandig ondervraagd zouden zijn, inbrekers die van de armen stalen, maar er niet van gediend waren dat ze tijdens een achtervolging klappen opliepen, overvallers die iemand neerschoten, maar er schande van spraken dat de politie hen op hun beurt neerschoot. Elias’ favoriete uitspraak – die hij vaak tijdens zijn tv-programma’s en wanneer er maar camera’s op hem gericht waren bezigde – was dat machtsmisbruik ongeoorloofd was, ook als het om misdadigers ging. Hij keek graag in de camera als hij verklaarde dat als machtsmisbruik tegen een wetsovertreder werd toegestaan, het dan niet lang zou duren of het werd ook tegen onschuldige burgers toegestaan.
Elias werkte alleen. De laatste tien jaar had hij het korps ruim honderd keer aangeklaagd en meer dan de helft van die zaken had hij gewonnen. Het horen van zijn naam kon het brein van een agent ogenblikkelijk stilzetten. Als je als politieman wist dat Elias een zaak tegen je aanspande, dan wist je dat het geen onbelangrijk akkefietje was dat onder de tafel geveegd kon worden. Hij regelde nooit iets buiten de rechtbank om, want daar viel niets mee te verdienen. Nee, als Elias het op je gemunt had, kon je erop rekenen dat je publiekelijk door het slijk werd gehaald. Persverklaringen, persconferenties, koppen in de krant, televisie – niets zou je bespaard blijven. Je moest blij zijn als je er zonder kleerscheuren vanaf kwam en dat je je politiepenning nog mocht dragen.
Voor sommigen een heilige, voor anderen een duivel – hoe het ook zij: Howard Elias was dood, vermoord in het treintje van Angels Flight.
Bosch keek door de kleine raampjes hoe het oranje schijnsel van de laserstraal door de donkere wagon bewoog en hij realiseerde zich dat dit de stilte voor de storm was. Over twee dagen zou de zaak voorkomen waarvan men zei dat het zijn grootste tot nog toe was. Het korps was aangeklaagd in een zaak die door de media de zaak van de Zwarte Krijger was gedoopt. De jury werd aanstaande maandagochtend gekozen. Het toeval, dat door menigeen juist niet als toeval gezien zou worden, dat zijn moord zowat samenviel met het proces, zou op de schaal van Richter uitslaan als kracht zeven. De minderheden zouden moord en brand schreeuwen en misschien niet onterecht. De blanken in het westelijke deel van de stad zouden bang zijn voor nieuwe rellen en de ogen van de gehele natie zouden opnieuw op L.A. en het politiekorps gericht zijn. Bosch was het met Edgar eens, hoewel om andere redenen dan die van zijn zwarte collega. Hij wou dat hij voor deze opdracht kon passen.
‘Inspecteur,’ zei hij en richtte zijn aandacht op Irving, ‘als dit bekend wordt en… Ik bedoel als de pers er lucht van krijgt dat Elias–’
‘Daar hoeft u zich geen zorgen over te maken,’ zei Irving. ‘Uw zorg is het onderzoek. De korpschef en ik doen de media. Gedurende het onderzoek mag er niets naar de pers lekken. Geen woord.’
‘De media is één ding,’ zei Rider, ‘maar hoe zit het met South Central? De mensen daar gaan over de rooi–’
‘Daar is aan gedacht,’ onderbrak Irving haar. ‘Het scenario voor publieke onrust is al uit de kast gehaald en alle verloven zijn tot nader order ingetrokken. Geen mens die de ellende in 1992 heeft meegemaakt, wil die nog eens meemaken, maar daar moet u zich niet druk over maken. Maakt u zich híér maar druk over.’
‘U laat me niet uitspreken,’ zei Rider. ‘Ik zei niet dat er rellen kwamen. Ik heb vertrouwen in de mensen daar. Ik denk niet dat er ellende van komt. Ik zeg alleen dat ze kwaad zullen zijn en het verdacht vinden. Daar kunt u niet aan voorbijgaan, noch kunt u dat inperken door een blik agenten open te–’
‘Mevrouw, dat is uw zaak verder niet,’ onderbrak Irving haar opnieuw. Het ónderzoek hier is uw zaak.’
Bosch zag dat Irvings interrupties en wat hij had gezegd Rider, een zwarte vrouw die zich zorgen maakte over haar eigen gemeenschap, woedend hadden gemaakt. Het sprak uit haar blik en Bosch kende die blik maar al te goed. Het leek hem beter wat te zeggen voordat Rider iets zei dat niet in goede aarde viel.
‘We hebben meer mankracht nodig. Met z’n drieën zijn we wekenlang bezig alleen al met het natrekken van alibi’s, misschien wel een maand. In een onderzoek als dit moeten we er snel bij zijn. Niet alleen voor het onderzoek zelf, maar ook voor de mensen. We hebben echt versterking nodig.’
‘Ook dat is geregeld,’ zei Irving. ‘U krijgt alle hulp die u nodig hebt, maar niet van B-M, met het oog op het tegenstrijdig belang inzake die affaire met Michael Harris.’
Het viel Bosch op dat Irving de zaak niet de zaak van de Zwarte Krijger noemde, maar de naam van de eiser gebruikte.
‘Waarom wij drieën?’
‘Pardon?’
‘Ik begrijp dat B-M er niet op wordt gezet, maar waar zijn de teams van Central? We zijn buiten ons district en hebben niet eens dienst. Waarom wij?’
Irving slaakte een diepe zucht. ‘Central is deze en de volgende week op cursus. Sensitivitytraining en een cursus over het behandelen van een plaats-delict. Beroving-Moord had hun dienst overgenomen en daarom zijn ze hier ook. Toen eenmaal duidelijk was geworden wie daar met een doorzeefd hoofd lag, is er overleg gevoerd met de korpsleiding en zijn we tot de conclusie gekomen dat we dit team moesten hebben. U bent goed; een van de beste teams. Uw team heeft de laatste vier onderzoeken tot een goed einde gebracht, met inbegrip van die zaak met die hardgekookte eieren. Ja, daar ben ik van op de hoogte. En, minstens zo belangrijk, geen van u is ooit door Elias aangeklaagd.’
Met zijn duim wees hij over zijn schouder naar de treinwagon en hij keek daarbij naar Garwood, maar die keek nog steeds naar de grond.
‘Geen tegenstrijdige belangen,’ zei Irving. ‘Dat klopt toch?’
De drie knikten. Bosch was in zijn vijfentwintigjarige carrière meer dan eens voor de rechter gesleept, maar op de een of andere manier had hij nooit met Elias te maken gehad. Toch wist hij dat Irvings uitleg niet volledig was. Edgar had al gezinspeeld op de ware reden van deze keuze en die woog heel wat zwaarder dan het gegeven dat geen van hen door Elias was aangeklaagd. Zijn twee partners waren zwart en dat kwam Irving waarschijnlijk erg goed uit. Hij wist dat Irving het hoog in zijn vaandel had staan dat er maar één ras was in het korps, het blauwe, maar dat hij er ook niet voor schroomde een zwarte naar voren te duwen als dat zo uitkwam.
‘Inspecteur, ik wil niet dat mijn mensen voor de camera moeten paraderen,’ zei Bosch. ‘Als u ons op de zaak zet, dan doen we ons werk. We gaan geen show opvoeren.’
Irving staarde hem met een boze blik aan. ‘Hoe noemde u me?’
Bosch was even uit het veld geslagen. ‘Ik noemde u “inspecteur”.’
‘O, mooi. Ik dacht namelijk even dat er hier misschien een misverstand bestond over wie het hier voor het zeggen heeft. Bestaat dat misverstand, rechercheur?’
Bosch keek weg en staarde weer even uit het raam. Hij voelde hoe zijn gezicht rood aanliep en hij baalde dat dit hem verraadde. ‘Nee.’
‘Goed,’ zei Irving, alsof er geen vuiltje aan de lucht was. ‘Dan laat ik u nu achter in het gezelschap van inspecteur Garwood. Hij zal u in snel tempo op de hoogte brengen van wat er tot nu toe is bereikt. Als hij klaar is, zullen we bespreken hoe we deze zaak op poten gaan zetten.’
Hij draaide zich om naar de deur om weg te gaan, maar Bosch hield hem tegen. ‘Nog één ding, inspecteur.’
Irving keek hem weer aan. Bosch had inmiddels zijn houding teruggevonden en keek de hoofdinspecteur kalm aan. ‘U weet dat we onze collega’s ernstig onder de loep moeten gaan nemen. Véél collega’s. We zullen door alle zaken moeten die Elias onder zijn hoede heeft gehad, en dan niet alleen die van dat Zwarte Krijger-gedoe. Dus moet ik van tevoren weten – moeten we allemáál weten – of u en de hoofdcommissaris willen dat de klappen vallen wáár ze vallen of…’ Hij maakte zijn zin niet af en Irving zei niets.
‘Ik wil mijn mensen beschermen,’ zei Bosch. ‘Dit soort zaken… we moeten vanaf het begin duidelijkheid hebben.’
Bosch nam een gok door dit uit te spreken in het bijzijn van Garwood en consorten. Irving zou waarschijnlijk weer kwaad worden. Bosch nam dit risico bewust omdat hij wilde dat Irving zijn vraag zou beantwoorden, juist in aanwezigheid van Garwood. De inspecteur was een machtig man in het korps en Bosch wilde dat Garwood wist dat zijn team de instructies opvolgden van het hoogste gezag. Voor het geval de klappen een van Garwoods mensen zouden treffen.
Irving keek hem lang aan voordat hij eindelijk sprak. ‘Uw aanmatiging is geregistreerd, rechercheur Bosch.’
‘Dank u, meneer. Maar wat is uw antwoord?’
‘Laat ze vallen, rechercheur. Twee mensen zijn dood, terwijl ze dat niet zouden moeten zijn. Het doet er niet toe wie het zijn. Ze zouden niet dood moeten zijn. Doe uw opperste best. Gebruik al uw kwaliteiten. En laat de klappen vallen.’
Bosch knikte kort. Irving draaide zich om en wierp een vluchtige blik op Garwood voordat hij de kamer verliet.