Er waren allerlei verklaringen voor. Niet de geboortedatum was verkeerd berekend, maar de geboorte kwam vroegtijdig door alle spanningen en de stress van het examen. Of, dit was toevallig een baby die trappelde en schreeuwde om te worden geboren en zijn tijd niet kon afwachten. Of, Clare had iets verkeerds gegeten en niet voldoende rust genomen.
De baby had een heel fijn gezichtje, het was niet zo rood als de gezichtjes van de andere baby's in het ziekenhuis en niemand had ooit zulke lange wimpers gezien als zij had. Ze was zo teer en fijn, dat vergeleken met haar, John Fitzgerald Byrne plotseling een enorm dreigend monster werd en elke andere baby chagrijnig en lelijk te noemen was.
Clare en David keken elkaar beurtelings aan en daarna weer naar dit prachtige persoontje dat zij hadden geschapen. Ze zeiden keer op keer dat ze het niet konden geloven. Ze herhaalden dat zo vaak in aanwezigheid van vader Flynn, dat hij meende dat ze haar daarom wilden laten dopen.
Ze besloten haar een naam te geven die niemand anders had, niemand die ze kenden. Ze zou geen Molly of Agnes heten; ook geen Chrissie of Caroline, noch Angela of Emer, of Valerie of Mary Catherine. Ze zou niet Fiona, Josie of Bernie worden genoemd. Ze zou geen naam krijgen die door iemand eerder was gebruikt en al een zekere vorm had aangenomen, zoals een gedragen pullover.
Omdat zij geen van beiden een Victoria kenden en evenmin iemand die Martha werd genoemd, waren dat twee namen die in aanmerking kwamen. Toen dacht David aan Olivia en hoe vaker hij die naam herhaalde, des te meer scheen die bij de tengere baby te passen. Ook begonnen zij die naam steeds mooier te vinden. Olivia Power. Het klonk alsof die naam speciaal voor haar was bedacht.
‘U zult ook een naam van een heilige moeten kiezen,’ zei de verpleegster die er alles van afwist.
‘Ik heb geen bezwaar, tegen geen enkele heilige,’ zei Clare opgeruimd.
‘Mary klinkt altijd mooi,’ opperde de verpleegster.
‘Hoe heet jouw moeder?’ vroeg Clare plotseling aan David.
‘Molly, dat weet je toch wel.’
‘Jawel, maar waar is dat een afkorting van?’
‘Van Margaret.’
‘Goed. We zullen haar Olivia Mary noemen. Ik wilde alleen niet dat de arme heilige Agnes zich gepasseerd zou voelen. Papa was allerminst ingenomen met John Fitzgerald Byrne, dat kan ik je verzekeren…’
Olivia Mary Power was tien dagen oud toen ze het ziekenhuis verliet. Haar moeder zag er nog steeds bleek en tamelijk zwak uit. Olivia zou meer voedingen krijgen dan een voldragen baby van ne gen maanden, maar voor de rest was ze kerngezond. Haar doop werd feestelijk met champagne gevierd in de privékamer die Clare ter beschikking werd gesteld toen men in het ziekenhuis hoorde dat ze de echtgenote van een dokter was, en niet de hysterische studente waarvoor men haar bij haar opname had aangezien. Er werden veel bloemen en gelukwensen gestuurd, en ze kregen veel bewondering.
Iedereen zei meteen dat het jammer was dat uitgerekend deze baby een te vroeg geboren kindje moest zijn, aangezien men in Castlebay hoe dan ook toch zou beweren dat het een te vroeg geboren baby was, zelfs al werd het kind zes weken te laat geboren.
Meteen daarop zei iedereen in de kamer tegen elkaar dat het jammer was dat Olivia Mary Power haar komst niet tien dagen had uitgesteld, zodat haar moeder het examen had kunnen afleggen voor de graad die ze zo graag wilde halen.
Iedereen was zo ingenomen met de pasgeboren baby, dat het onvriendelijk zou hebben geklonken als men iets had gezegd over slechte planning.
‘Denk je dat ze het zich vreselijk aantrekt, maar uit wanhoop zwijgt?’ vroeg Valerie aan Mary Catherine.
‘Ik heb geen idee. Ik weet alleen dat ik op het punt stond haar de examenpapieren te laten zien, maar dat iets me weerhield. Verder heb ik er nooit, met geen woord meer over gerept.’
‘Vreemd, ik heb nooit geschroomd haar iets te vragen, maar zelfs toen ik kort geleden alleen met haar en de baby was, kon ik die vraag niet over mijn lippen krijgen.’
‘Ik ook niet. Die geslepen advocaat en procureur belde mij om me uit te horen en net toen ik nee zei, viel hij mij plotseling in de rede en vroeg of ze niet overstuur was vanwege haar examen. Hij zei dat, sinds hij haar als kind had leren kennen, ze het altijd al had over een graad halen, maar dat ze nu nergens meer over praat.’
‘Ik denk niet dat het haar iets kan schelen. Ik denk dat ze dolgelukkig is met haar baby.’
‘In het Nieuwe Testament staat ergens de passage: “Een vrouw die baart, heeft droefheid, omdat haar uur gekomen is; maar wanneer zij het kind ter wereld heeft gebracht, denkt zij niet meer aan haar benauwdheid, uit vreugde dat een mens ter wereld is gekomen”.’
‘Bespaar me alsjeblieft jouw uitleg van de bijbel, Val. Voorzover ik weet heeft geen mens in Ierland dat boek ooit gelezen.’
‘Wat een enorme pech voor haar! Arme Clare.’
Dick en Angela leerden koken uit een boek en iedere week probeerden ze iets nieuws uit in Angela's keuken.
Angela was het roerend met Dick eens. ‘Ik dacht dat dat voor haar het einde van de wereld zou betekenen en dat we vanaf Dublin tot Castlebay een Clare in tranen zouden zien. Maar het lijkt erop dat ze het zich niet al te erg aantrekt.’
‘Ik veronderstel, nu ze de baby heeft…’ Dick zweeg abrupt en keek bedenkelijk in de mengkom. ‘Is dit het mengsel dat ik moest kloppen tot het luchtig is?’
‘Auteurs die zulke boeken schrijven, moesten worden opgehangen. Het mengsel ziet er volgens mij luchtig en romig uit, maar hoe moet ik dat weten? Hier wordt gezegd: kook totdat het gaar is. Als we wisten wanneer het “gaar” was, zouden we hun stomme boeken niet no dig hebben.’ Angela rommelde wat in de keuken.
‘Ik veronderstel dat ze volgend jaar alsnog kan afstuderen.’
‘Dat kan ze ook. Maar het wordt niet gedaan. Zo is het nu eenmaal. En met een klein kind kan ze in haar vak niet bijblijven. Dat is toch onmogelijk!’
‘Jij maakt je zorgen over haar.’
‘Dat doe ik, let maar niet op mij. Ik maak me over alles zorgen.’
Agnes las Tom de brief voor: de manier waarop het haar van het kind vanuit het kruintje als een sterretje naar voren en opzij uitgroeide. Dat de teentjes volmaakt roze nageltjes hadden. Dat David de hele uitzet voor de baby moest meebrengen als hij haastig naar boven rende, maar dat hij de helft niet kon vinden, zodat hij tafellakens en lakens en theedoeken had gepakt in plaats van de wollen babyjasjes en hempjes.
‘Ze schijnt erg blij te zijn met het kind,’ zei Agnes tevreden.
‘Is het niet een beetje te vroeg geboren? Zullen de mensen dát niet denken?’ Tom O'Brien keek haar over zijn bril aan en wachtte op de reactie die hij zou krijgen.
‘Kwam het kind niet een eeuwigheid te vroeg? Is dat niet de reden waarom ze geen examen kon doen,’ zei Agnes.
‘Maar zelfs als…’
‘Tom, hou er alsjeblieft over op, weet niet iedereen dat het kind nog lang niet werd verwacht. Clare dacht dat ze nog haar doctoraal en alles wat daarbij hoort, kon doen.’
‘Ja. Ja.’ Hij merkte dat er geen uitbranders en verwijten van thuis zouden komen, wat al een hele zorg minder was. ‘Ze hebben het kind overigens wel een vreemde naam gegeven,’ mopperde hij.
‘O, je kunt er zeker van zijn dat dat aan de Powers ligt. De een of andere gril van Molly. Dat zal achteraf wel blijken. Maar het beste is maar niets te zeggen, zoals altijd.’
Nellie wilde weten wanneer ze thuis zouden komen. Ze was op haar vrije dag naar het Tuinpaviljoen gegaan om daar alles voor hen in orde te brengen. In het begin had ze het helemaal niet prettig gevonden dat Clare daar kwam wonen, ze wist zeker dat dat veel kouwe drukte met zich mee zou brengen. Maar naarmate de maanden verstreken had Nellie medelijden gekregen met het meisje, dat daar de hele dag over haar boeken gebogen zat. Wanneer je ook langs het raam kwam, ze keek zelfs niet eens op, maar las en studeerde.
Nellie, die had horen zeggen dat ze een kind verwachtte, wist beter dan wie ook hoe kwaad Mevrouw wel was geweest. Het probleem was dat Mevrouw geen echte vrienden had met wie ze kon praten; iets waar ze diep in haar hart bedroefd om was. Ze stond slechtgehumeurd op en ging met een slecht humeur naar bed.
Nellie had medelijden met haar. Ze was geen slechte vrouw. Ze was wel volkomen kierewiet natuurlijk, maar aan iedereen mankeerde wel wat. Natuurlijk had ze liever gezien dat David een deftiger meisje had leren kennen dan een van de meisjes O'Brien uit de winkel. David Power was niet als iedere andere jongeman. Maar als het meisje O'Brien zwanger geraakt was van hem en hij werkelijk met haar wilde trouwen, dan, zo dacht Nellie, moesten ze er maar het beste van zien te maken. Er was geen reden om ruzie te maken over vijftig meter tuin. Misschien dat het beter zou gaan zodra de baby eenmaal thuis was, maar je hoefde geen helderziende te zijn om te merken dat Mevrouw furieus was omdat de baby zo vroeg was geboren. Nu viel met geen mogelijkheid te verdoezelen dat het een gedwongen huwelijk was.
Molly zei dat ze zaterdag zouden arriveren. ‘Zal ik dan voor u allemaal de thee in de salon serveren?’ vroeg Nellie.
Molly, die op het punt had gestaan nee te zeggen, bedacht zich. ‘Ja, dat is prima, zet daar voor allemaal de thee klaar.’
Nellie glimlachte in zichzelf. Ze had tenminste voor het jonge stel gedaan weten te krijgen, dat zij niet naar hun eigen plekje werden verbannen om daar te wachten tot Mevrouw hen via de zoemer ontbood.
Dokter Power stond op het perron te wachten.
Omdat ze vooraan in de trein zaten, passeerden ze hem toen hij met half toegeknepen ogen blij in de wagons keek. Clare voelde tranen in haar ogen opwellen, en David sprong op om uit het raam te wuiven. ‘Vader, vader.’
Omdat niemand graag had dat dokter Power alleen reed, had hij nu mevrouw Brennan meegebracht. Ze had een paar zaken in de stad willen afhandelen en wachtte in de auto. Molly had gezegd dat ze er de voorkeur aan gaf hen thuis te begroeten. Omdat ze een etentje wilde geven om hen te verwelkomen, had Paddy haar niet tegengesproken.
Hij liep haastig over het perron en keek in het witte bundeltje. Hij zette zijn bril af, poetste de glazen en zette hem weer op. ‘Is ze niet prachtig, God zegene haar, het is een schat van een meisje,’ zei hij.
Clare, die anders altijd heel zenuwachtig werd als iemand anders de baby ook maar aanraakte, legde het kind in de armen van haar schoonvader. Hij wiegde haar deskundig heen en weer. Het tafe reeltje was zo vertederend, dat andere mensen bleven staan kijken.
‘We plaatsen onszelf in de kijker,’ zei hij. ‘Kom, Clare, meisje, laten we naar huis gaan.’
Ze liepen naar de controle, en dokter Power liet zijn kleinkind zien.
Mevrouw Brennan, die in de auto zat, bewonderde de baby met veel vriendelijke woorden.
‘Hou ik haar zo goed vast, mevrouw Brennan?’ vroeg Clare.
Dat was een toepasselijke vraag. Mevrouw Brennan keek vertederd naar het meisje, van wie ze tot nu toe had gedacht dat het een verwaand juffertje was. De hele terugreis naar Castlebay kregen ze te horen hoe ze het hoofdje moesten ondersteunen, het kindje stevig moesten vasthouden bij de ruggegraat en wat de juiste stand was waarin de fles schuin moest worden gehouden. Dokter Power verborg een glimlach van plezier toen hij zag hoe geïnteresseerd Clare en David luisterden naar wat de vrouw vertelde.
Een halfjaar geleden zouden ze beiden de straat zijn overgestoken om een gesprek met mevrouw Brennan uit de weg te gaan. Nu hingen ze aan haar lippen.
Dokter Power reed tot voor de deur van het grote huis.
‘Molly heeft het avondeten voor ons allemaal klaar. Zullen we meteen naar binnen gaan en haar de baby laten zien of gaan jullie liever eerst naar je eigen huis?’
Ze twijfelden er niet aan wat hij het liefst wilde.
‘We komen graag binnen om de baby te laten zien,’ zei Clare.
Molly was naar de kapper geweest en droeg haar mooiste, jersey deux-pièces. Ze stond in de salon alsof er hoog bezoek kwam.
David rende naar binnen, kuste haar en ging toen wat afzijdig staan.
Clare legde de baby regelrecht in Molly's armen, en daar schrok ze van. Ze had erop gerekend zich over Clare heen te buigen en het kind op die manier te bewonderen. Nu hield ze haar kleinkind in haar eentje vast.
Ze kreeg er niet genoeg van de baby te bewonderen. Clare wierp af en toe een steelse blik op Molly als die dat niet in de gaten had; Dracula was helemaal in de baby verdiept.
Ze was niet van plan – onverschillig wie – wat dan ook te vergeven, en zeker niet het feit dat men Davids jonge leven had vergald, dat men hem had gedwongen met een meisje uit de lagere stand te trouwen, een overhaast huwelijk nog wel, en tot overmaat van ramp een te vroeg geboren baby. Maar ondanks alles hield Molly van haar kleindochter. Ze wees het kind tenminste niet af.
De volgende morgen troffen ze Gerry na de mis. Hij overstelpte hen met felicitaties.
‘Olivia, dat is een dure, chique naam voor Castlebay,’ zei hij goedkeurend.
‘Och, we hebben genoeg van alle Davids, Clares en Gerry's, al die saaie, afgezaagde namen,’ zei Clare lachend.
‘Ik hoop dat ze haar geen Olly noemen,’ zei David.
‘Kies dan zelf een roepnaam,’ zei Gerry.
‘Livy?’ stelde Clare voor.
‘Of misschien Liffey!’ zei Gerry. David kocht intussen de zon dagskrant bij Mickey Mack.
‘Het spijt me van het examen,’ zei Gerry zachtjes.
‘Dat is niet belangrijk,’ zei ze vrolijk.
‘Natuurlijk wel.’
‘Nee, werkelijk niet. Ik heb het examen langzaam maar zeker, tegen mijn verwachting in, uit mijn gedachten kunnen zetten.’
‘Mij kun je niet voor de gek houden. Ik weet dat jij daar al je zinnen op had gezet, dus wijs mijn medeleven niet af alsof het er niets toe doet.’ Hij liep kwaad weg. Ze drongen er bij Angela op aan dat ze meeging naar het Tuinpaviljoen, waar Nellie op Olivia paste.
Ze gebruikten koffie met toast, en Angela zei dat ze de baby een boek wilde geven, geen wollen babyjasje want ze kon niet breien en bovendien gaf iedereen babyjasjes.
‘Weet je nog dat jij me mijn eerste boek gaf,’ zei Clare. ‘Als troostprijs, omdat ik geen prijs kreeg.’
‘A Golden Treasury. En uiteindelijk liep het aan het eind zelfs nog beter af.’
Clare wiegde haar pasgeborene tegen zich aan en op haar smalle, bleke gezicht verscheen een vermoeide trek bij de herinnering aan al die inspanning van tien jaar geleden.
Toen Angela zag dat Clare een kus op het voorhoofdje van de baby drukte, vroeg ze zich af of ze dit kind als een troostprijs beschouwde nu ze haar graad in de geschiedenis niet had gehaald. Meende ze ook dat alles ten slotte beter was afgelopen?
Chrissie was de enige die erover sprak dat ze slechts vijf maanden waren getrouwd toen de baby werd geboren. ‘Ik ben te schande gemaakt in de ogen van de familie Byrne,’ zei ze.
Clare zuchtte. ‘Kon je hun niet vertellen dat de baby te vroeg werd geboren?’ vroeg ze.
‘Zó vroeg wordt een baby niet geboren.’
‘Bestaat er hoegenaamd een kans dat je haar wilt zien? Ik heb haar meegenomen om haar haar neefje te laten zien. John Fitzgerald schijnt goedgeluimd te zijn.’ Clare sloofde zich uit zoals, naar ze wist, zij zich jarenlang had uitgesloofd om een normale reactie van haar zuster te krijgen.
‘Och, ik heb niets tegen het kind zelf, dat arme wurm kan er niets aan doen.’
‘Goed, hier heb je haar dan. Kijk maar eens goed.’ Clare reikte haar het kind aan. Ze had gemerkt dat dit de zekerste weg was om mensen enthousiast te maken voor de baby. Wanneer ze haar eenmaal in hun armen hadden, gedroegen ze zich heel anders.
‘O, is het geen schatje?’ zei Chrissie. ‘Wel wat klein natuurlijk.’
‘Dat komt omdat ze te vroeg werd geboren, dat heb ik je toch verteld,’ zei Clare.
Chrissie moest erom lachen.
‘Kom eens hier bij tante Clare.’ Clare tilde John Fitzgerald op en knuffelde hem. ‘Nou, jij bent al een grote jongen, zeg. Zes maanden oud. Je bent een parmantig kereltje.’
‘Als jij eens wist hoe moeilijk en zwaar de bevalling van hem was,’ zei Chrissie.
‘Daar kan ik enigszins over meepraten. Het is geen lolletje, niet?’
‘Waar praat je in 's hemelsnaam over? Jij hoefde dit wurmpje bij de bevalling niet eens uit te drijven! Ze werd toch met de keizersnede gehaald of niet soms?’
‘Het ligt er maar aan hoe je het bekijkt, veronderstel ik.’ Clare knarste met haar tanden.
‘Als het altijd zo gemakkelijk en probleemloos ging, zouden we ongetwijfeld allemaal een half dozijn kinderen hebben. Wacht maar Clare, wacht maar tot de volgende zich aandient en je zult merken wat het is. Bij mij duurde de bevalling veertien uur. Maar liefst véértien uur! Maar voor een doktersvrouw zou dat natuurlijk niet goed zijn. Háár zouden ze geen hele dag persweeën laten krijgen.’
‘Natuurlijk moet dat verschrikkelijk zijn geweest.’ Ze zou ook dolgraag Olivia zelf ter wereld hebben gebracht. Maar het had geen zin zoiets tegen Chrissie te zeggen.
‘Ja, het was een verschrikking, niet iets wat je snel vergeet. Toch is het meer natuurlijk, in elk geval normaler. En dan te bedenken dat je nu in hetzelfde schuitje zit als ik, na al jouw grootse plannen en studie.’
‘Ik weet het. Is het eigenlijk niet vreemd?’ zei Clare zonder wrok.
Chrissie voelde zich schuldig. ‘Nou ja, je hebt er in elk geval genoeg voor gedaan, nietwaar?’
‘O ja, reken maar.’
Alle patiënten schenen het fijn te vinden dat David vader was geworden. Het was prettig iemand die zelf een kind had, als dokter te hebben, beweerden ze. Ze stuurden pluchen knuffelbeesten voor de nieuwe baby en borduurden jurkjes. Mensen die weinig of geen geld hadden om een dokter te betalen, hadden zodoende een reden een geschenkje te kunnen geven.
Een man gaf hem een paar hazen die dezelfde dag waren geschoten.
‘Zeg tegen uw vrouw dat ze eens lekkere gestoofde haas op tafel brengt, dat is heel goed voor een baby.’ Een ander gaf hem lotion voor het hoofdje van de baby, en een vrouw die nooit een toonbeeld van deugdzaamheid was geweest, stuurde een miraculeuze medaille naar het kleine meisje en zei dat deze medaille haar haar hele leven lang zou beschermen.
Clare werd steeds handiger in het geven van de fles, maar het nam nog steeds veel tijd in beslag. Eigenlijk kostte alles wat met Olivia te maken had veel tijd. Clare keek met ontzag naar vrouwen die zes of zeven jonge kinderen om zich heen hadden. Hoe hadden zij het klaargespeeld? Misschien gaf alleen de eerste problemen, daarna had je een stel om je te helpen. Nu ze eraan dacht, herinnerde ze zich dat zij Jim en Ben de fles had gegeven, terwijl moeder in de winkel hielp.
Olivia was zo lief, dat je uren met haar kon spelen. Als je zachtjes in haar buikje porde, dan zwaaide ze met haar armpjes en trappelde ze met haar beentjes. En glimlachen deed ze ook, lang voordat baby's glimlachen, glimlachte Olivia.
‘Ik weet zeker dat iedereen zich min of meer zo moet voelen, maar niemand heeft tijd om het te zeggen of erover na te denken,’ zei Clare, terwijl ze naar het witte bundeltje in de wieg keek.
‘Ik heb niet zoveel tijd om dat allemaal te zeggen en erover na te denken, ik ben weer weg.’ David dronk zijn kop thee leeg en trok zijn jas aan. ‘Ik begrijp niet hoe vader een praktijk als deze heeft aangekund, ik begrijp het werkelijk niet, en toch moet hij alle tijd hebben gehad voor zijn patiënten, want je hoort geen enkele klacht over hem.’
Hij kuste zijn vrouw en dochter en rende door de regen naar de auto. Hij raakte hoe langer hoe meer betrokken bij het werk en de patiënten en zei dat hij in Castlebay meer leerde in een maand dan in het ziekenhuis in een jaar.
In de eerste weken kwam er helemaal niets van studeren, en Clare besloot pas na Kerstmis te beginnen. Iedereen zei dat een baby de eerste drie maanden je volle aandacht nodig had. Niemand had echter gezegd dat een baby de eerste drie maanden ook al je energie opeiste. Maar misschien dacht men dat je dat wel wist.
Mensen die het konden weten, mensen die zelf baby's hadden gehad zoals moeder, Molly Power, Chrissie, de jonge mevrouw Dillon en Anna Murphy en nog een stel anderen, zeiden dat Olivia een lieve baby was. Ze sliep voldoende, maar soms huilde ze heel lang. Clare was op een morgen de wanhoop nabij en net voordat ze haar kind oppakte om met Olivia naar de spreekkamer van haar grootvader te gaan, ontdekte ze dat een speld van de luier was opengegaan en in haar beentje prikte.
‘Hoe heb ik je dat in godsnaam kunnen aandoen?’ Clare huilde en hield de baby zo dicht tegen zich aangedrukt, dat ze weer begon te huilen omdat ze bijna stikte.
Het baden nam veel tijd in beslag. Je moest voorzichtig zijn en haar op de juiste manier vasthouden, ze glipte zo uit je handen. Ook moest je zorgen dat ze geen zeep in haar oogjes kreeg en ervoor oppassen dat ze het koud kreeg.
En dan het voeden. Vandaag ging dat erg langzaam, want ze bleef de fles wegduwen. Ten slotte was ze verzorgd, en Clare legde haar neer. Maar ze bleef onrustig. Clare pakte haar steeds weer op.
Het scheen een eeuwigheid te duren voordat ze wilde gaan slapen, hoewel haar oogjes bijna dichtvielen.
Verder had je de was. Nellie had aangeboden te helpen, maar jammer genoeg op een moment waarop Molly Power op bezoek was, die haar wenkbrauwen optrok. Dus bedankte Clare Nellie uitbundig en zei dat het helemaal niet nodig was. Het was werkelijk onmogelijk je voor te stellen hoeveel wasgoed je van een pasgeboren baby had. Om nog maar niet te spreken over Davids overhemden. Thuis trok niemand elke dag een schoon overhemd aan. Vader droeg zijn overhemd misschien wel vier dagen. En de jongens… God mocht weten wanneer zij een ander hemd aantrokken. Maar David had elke dag een schoon overhemd nodig. In het begin duurde het zeventien minuten voor zij zo'n ellendig overhemd had gestreken. Nu kostte het haar elf minuten, maar dat was nog veel te lang. Elf minuten.
Dat vergde op een ochtend een vol uur voor vijf overhemden. Het was eenvoudiger er vijf achter elkaar te strijken, want anders scheen David teleurgesteld omdat hij niet voldoende keus had.
‘Als je er zo'n hekel aan hebt, wil ik het best zelf doen en misschien word je dan wat rustiger,’ had hij eens gezegd toen ze protesteerde.
‘Nee, je weet verdraaid goed dat dat niet gebeurt. De eerste de beste keer dat je het doet zul je zien dat jouw moeder op bezoek komt en daarna kan ik net zo goed openlijk de strijd met haar aanbinden.’
Vandaag had ze besloten drie overhemden te strijken. Maar halverwege het eerste werd Olivia weer wakker en omdat het bijna tijd was voor haar fles, kwam er van strijken niets meer. Toen kwam David thuis om te lunchen. Daarna moest ze zich opknappen, want ze was die middag in het grote huis uitgenodigd voor de thee. Molly praatte bijna de hele tijd in een kindertaaltje tegen Olivia en vroeg de baby, die nog geen drie maanden oud was, tot twee keer toe of ze ook meende dat haar jasje een beetje te strak zat.
Omdat de baby niet kon antwoorden, zei Clare dat het goed paste.
‘Maar Olivia, lieverd, waar komen dan al die rode pijnlijke striemen op je armpje vandaan? Arme Olivia.’
Clare had zin om Molly met een van de harde, ongemakkelijke kussens van de sofa te slaan. In plaats daarvan leunde ze achterover en verorberde haar dunne sandwich met tomaat.
David belde haar later op de middag.
‘Wat scheelt eraan,’ vroeg ze ongerust.
‘Niets. Ik vier alleen het feit dat we telefoon hebben, dat is alles.’
‘Ja, is dat niet geweldig? Om niet langer, vanwege die zoemer, naar het grote huis te hoeven rennen?’
‘Clare, Clare!’ zei hij lachend.
‘Sorry, het is al goed. Wil je wat karbonade van Dwyer meebrengen?’
‘Misschien is de slagerij al gesloten als ik terugkom. Waarom bel je zelf niet om te vragen of ze het bezorgen?’
‘En me dan door Chrissie een maand lang mevrovw te laten noemen.’
‘Nou ja, kijk maar wat je doet. Ik moet weer verder. Ik dacht, laat ik maar even bellen.’
‘Was er iets wat je wilde zeggen?’
‘Alleen maar dat ik van je hou.’
Ze hing op en besefte dat ze had moeten zeggen dat ze ook van hem hield.
Ze vroeg Nellie of die bij haar in de keuken op de baby wilde passen en wandelde door Church Street, op weg naar een confrontatie met Chrissie.
Haar schoonmoeder schoof het gordijn in de zitkamer opzij en keek haar na, toen ze vertrok.
Ze schreef die avond naar Valerie om meteen daarna haar brief weer te verscheuren, omdat het één opsomming was van geweeklaag, gejammer en gemopper. Het was een brief die iemand met groeiende afkeer zou lezen. Daarna gooide ze de papiersnippers in het fornuis voor het geval iemand die ooit in de vuilnisbak mocht vinden en de stukjes aan elkaar zou passen. Ze vroeg zich af of ze gek begon te worden nu ze zich verbeeldde dat iemand de stukjes van haar brief aan Valerie aan elkaar zou passen.
David werd die nacht twee keer weggeroepen.
Toen de telefoon voor de tweede keer ging werd Olivia ook wakker.
Clare ging haar halen. David trok zijn kousen en schoenen aan, terwijl hij met de vrouw aan de telefoon praatte.
‘Dit is toch geen leven zo, ofwel soms?’ zei ze, terwijl ze de huilende baby in haar armen wiegde.
‘Inderdaad, dat is geen leven voor die vrouw.’ David knikte naar de hoorn die hij juist op de haak had gelegd. ‘Die vervloekte honden van daarginds hebben net het gezicht van haar baby weggevreten.’
‘Néé!’
David had zich intussen aangekleed.
‘Wat wil je eraan doen?’ vroeg Clare verslagen.
‘Ik hoop dat de baby dood is, morsdood. Ik hoop dat we de moeder zover kunnen krijgen dat ze meegaat naar het ziekenhuis. In elk geval de eerstkomende dagen. Na zo'n rampzalige gebeurtenis zal een kalmerend middel niet kunnen volstaan.’
En weg was hij, de trap af, op weg naar zijn auto. Drie uur later, het liep al tegen de morgen, kwam hij terug. Olivia was weer ingeslapen. Clare was in de keuken, ze had al water aan de kook gebracht en zette thee. Dankbaar nam hij een kop thee van haar aan.
‘Was de baby dood?’ vroeg ze.
‘Nog niet,’ antwoordde hij.
Ze wachtte. Hij zei niets meer.
‘En mevrouw Walsh? Gaat het goed met haar?’
David zei nog steeds niets. Zijn schouders schokten. Hij huilde, maar wilde niet dat ze dicht bij hem kwam. Hij liep naar het raam en keek uit over de donkere zee en de rotsen, die nu net zichtbaar werden. Hij bleef daar heel lang zo staan, en ze vond geen woord of gebaar om hem te helpen.
Ze liep naar het grote huis om de krant terug te brengen, die ze helemaal had gespeld. Toen ze terugkwam meende ze iemand in de keuken tegen Olivia te horen praten. Ze dacht dat David terug moest zijn, maar zag zijn auto niet staan. Het was Gerry. Hij liet een wollen balletje, een helder gekleurde pompon, voor de baby heen en weer schommelen, die daar verlangend naar keek.
‘Gerry?’ Ze was niet erg met hem ingenomen. Hij had haar doen schrikken en hoe durfde hij bovendien ongevraagd binnen te komen? ‘Ik kan me niet herinneren dat ik je gevraagd heb binnen te ko men,’ zei ze.
‘Ik kan me de tijd niet herinneren dat vrienden in Castlebay moesten wachten tot zij werden uitgenodigd. Maar misschien dat het hier anders is in… ahum… in het Tuinpaviljoen.’ Hij liet de naam van het huis belachelijk klinken.
‘Wat wil je?’
‘Ik kwam naar je dochter kijken en wilde haar vragen of ze graag een foto van zichzelf wilde. Dat is alles.’
‘Doe niet zo kinderachtig, Gerry. Wat wil je?’
‘Precies wat ik zei. Zou je graag een foto van de baby willen… als huwelijkscadeau?’
‘Nee,’ zei ze vlug.
‘Wat een goede manieren leer je in het Tuinpaviljoen.’
‘Nee dank je. Het spijt me. Nee, dank je wel.’
‘Waarom niet? Ik maak mooie babyfoto's. Ze houden van me.’
Olivia kirde inderdaad tegen hem en tegen de veelkleurige pompon.
‘Liever niet, als je het niet erg vindt. Maar in elk geval bedankt en sorry voor mijn manier van doen.’ Ze glimlachte en hoopte dat hij zou gaan.
Hij stond op. ‘Ze is prachtig,’ zei hij. ‘Soms denk ik dat ik ook wel een baby zou willen.’
‘Nou ja, wat let je.’ Ze probeerde luchtig te doen. ‘Je weet hoe je de zaken moet aanpakken.’
‘Maar het zou zinloos zijn als het kindje ook niet van jou was.’
Ze deinsde achteruit.
Hij hief beide handen in een berustend gebaar omhoog. ‘Ik ben weg, ik ben al weg. Trek niet zo'n gezicht.’
Hij had zijn camera bij zich in een versleten, zwarte tas die hij altijd bij zich droeg. ‘Zodra je denkt dat ze oud genoeg is, wil ik haar graag fotograferen.’
‘Afgesproken. Ik zal er met David over praten,’ zei ze.
‘Doe dat.’ Hij glimlachte en was verdwenen.
Ze voelde zich erg onbehaaglijk zonder te weten waarom. Hij wilde alleen maar een foto maken. Hij had slechts een paar vleiende opmerkingen gemaakt, zoals hij dat tegen iedereen deed. Waarom voelde ze zich dan zo ongerust?
Ze nodigde haar schoonmoeder uit om te komen kijken hoe zij de baby in bad deed en begon daarna voor het eerst het hele huis op te ruimen.
Molly kwam naar het badritueel kijken.
Clare controleerde de temperatuur van het water met haar elleboog en voelde zich heel ervaren.
‘Doe je dat zó? Wat vreemd,’ zei Molly. ‘Heel vreemd nu er tegenwoordig thermometers zijn. Nou ja.’ Ze zuchtte alsof haar kleindochter werd opgevoed door een dikke, domme boerin die nergens verstand van had.
Op een sombere morgen hoorde ze iemand aarzelend aankloppen. Het was haar moeder.
‘Je bent een hele tijd niet meer bij ons geweest. Ik kwam je opzoeken.’
‘Dat is fijn, komt u binnen.’
Agnes O'Brien keek angstig rond, alsof iemand haar zou kunnen vragen wat ze hier kwam doen. ‘Heb je de salon al een beurt gegeven?’ vroeg ze.
‘Dat vraagt u me altijd. Waarvoor zouden we anders een salon hebben, of een woonkamer of een zitkamer of hoe u het ook noemen wilt? Hier wonen we.’
Agnes draaide met een ruk haar hoofd naar het grote huis. ‘Maar zouden zij niet verwachten dat…’
‘Laat ze verwachten wat ze willen. David en ik willen hier een mooie, lichte woonkeuken van maken, waarin we kunnen wonen. Compleet met leunstoelen en boekenplanken, maar evengoed het gemak van een keuken.’
‘En wanneer willen jullie daarmee beginnen?’ vroeg haar moeder naïef.
‘Zullen we een kop thee drinken?’ Lusteloos spoelde ze de theepot om en zette die op het fornuis.
‘Gebruik je geen waterketel?’
‘We zijn maar met ons tweeën, moeder.’
Ze had het mis.
Molly Power klopte op de deur.
‘Ik dacht dat je misschien iets nodig zou hebben uit de stad. Ik ga er vanmiddag met mevrouw Dillon heen. Hallo, mevrouw O'Brien.’
‘Goedemorgen, mevrouw Power. Goedemorgen,’ zei Agnes enigszins stamelend.
‘Komt u de baby bewonderen?’
‘Ja, eh, Clare heeft me haar nog niet laten zien.’
‘Clare, lieverd, laat je moeder de baby eens zien.’
Clare ziedde. Haar moeder deed het voorkomen alsof ze haar kleindochter nog nooit had gezien, en mevrouw Power gaf Clare het gevoel dat ze een heel onhandig hulpje was.
Clare liep naar boven om Liffey te halen. Ze was niet alleen nat, maar had ook een vieze luier. De schone luiers lagen beneden.
Ze ging naar beneden om een luier te halen.
‘O, je hoeft haar niet speciaal mooie kleertjes aan te trekken.’
‘Dat doe ik ook niet,’ siste Clare.
Ze verschoonde haar vlug en Liffey, geschrokken door de haast en Clares gejaagdheid, huilde angstig. Clare gaf de baby eerst aan haar moeder.
‘Ik weet niet of ik wel…’
Waarom moest moeder zo onderdanig zijn?
‘U hebt er zelf zes gehad, en ik weet zeker dat u haar niet laat vallen.’ Haar stem klonk scherp. Het water in de theepot borrelde. In de ijdele hoop dat haar schoonmoeder niet zou zien wat ze deed, deed Clare vier schepjes thee in het kokende water en zette de theepot opzij.
‘Wat een rare manier om thee te zetten,’ zei mevrouw Power hardop.
‘Ik heb Clare al honderden keren gezegd dat je zo geen thee zet,’ zei Agnes.
Onbeholpen reikte ze mevrouw Power de baby aan. Molly Power kirde maar een paar minuten tegen haar kleinkind, en als bij toverslag hield Olivia op met huilen.
‘Zie je wel,’ zei Molly triomfantelijk, alsof zij alleen het geheim kende.
Zonder haar afkeer te laten blijken, weigerde ze een kop thee en vertrok.
Clare en haar moeder bleven in een sombere stemming achter.
‘Je moet haar eigenlijk het huis niet laten zien, Clare, als het zo'n wanorde is.’ Agnes keek naar de berg vuile kleren in een hoek en de stapel onafgewassen pannen op het aanrecht.
‘Het is mijn huis. Niemand hoeft te komen vertellen hoe het er hier uit moet zien. Dat maak ik zelf wel uit op mijn manier.’
‘Best.’ Haar moeder voelde zich beledigd en maakte aanstalten om te vertrekken.
‘Niet u, moeder, ga zitten. Ik bedoel haar. Waarom zouden we voor haar buigen? Ik vertik het om alles te doen op de manier zoals lady Molly het wenst.’
‘Nee, maar wat meer aandacht voor poetsen en koken is heel wat anders dan voor haar buigen,’ zei Agnes koel.
Clare wist dat haar moeder niet meer onverwacht zou komen en dat ze haar voortaan zou moeten uitnodigen.
Ze had zich kostelijk geamuseerd om Angela's pogingen te leren koken en besloot dat het geen slecht idee was om het zelf ook te proberen. Toen ze op een morgen koekjes had gebakken nam ze voor Molly een schaal mee naar het grote huis.
‘Kom je niet even binnen om met mij een kopje koffie te drinken?’ zei Molly.
‘Ik heb de baby alleen gelaten,’ zei Clare.
‘Nou ja, een andere keer dan.’
Had haar schoonmoeder niet kunnen zeggen: ‘Ga haar maar halen?’
Op een morgen lag ze nog in haar bed wat na te soezen, toen ze haar gedachten onwillekeurig ver liet afdwalen. Ze had het gevoel maar even te zijn weggedommeld toen David binnenkwam.
‘Hé, ik maakte me zorgen over je. Ik dacht dat je er niet was.’
‘Wat is er? Wat is er aan de hand?’
‘Clare, wat spook je uit? Olivia ligt beneden en schreeuwt moord en brand, Bones zit naar haar te kijken en het eten is niet klaar.’
‘Het is geen etenstijd.’
‘Het is half twee, ik dacht dat ik laat was.’
‘Lieve hemel, het spijt me, David. Ik moet opnieuw in slaap zijn gevallen.’ Met een sprong was ze haar bed uit en rende de trap af. Met Olivia in haar ene arm greep ze een steelpan, brak drie eieren in de pan en pakte de boter.
‘Wat doe je?’
‘David, ik bak een roerei voor jou. Het spijt me, ik zal zorgen dat er vanavond een behoorlijk maal op tafel staat. Ik zeg je dat ik in slaap moet zijn gesukkeld. Soms voel ik me zo hondsmoe.’
‘Ik weet het, ik weet het. Het is al goed.’
‘Nee, het is niet goed, het spijt me verschrikkelijk. Luister, zal ik toast of iets anders klaarmaken?’
‘Nee, hou je dochter maar vast, ik ben daar handiger in.’
Ze schoof de ontbijtboel aan de kant, in de gootsteen.
‘Ik wil niet dat je denkt dat je elke dag voor mij een uitgebreide lunch moet klaarmaken, echt niet!’
‘David, lieveling, wil je erover ophouden. Eén dag, een enkele dag maar, ben ik in slaap gevallen. Elke andere dag lunch ik dolgraag met jou. Ik geniet daarvan. Ik voelde me meestal erg eenzaam toen je nog bij je ouders at en ik hier in mijn eentje voor het raam zat te studeren.’
Ze keken beiden naar het raam terwijl ze sprak. Er lagen geen boeken meer in de vensterbank, alleen een groot boeket droogbloemen.
‘Ben je niet van plan weer te gaan studeren?’
‘Waarvoor?’
‘Clare, alsjeblieft. Doe niet zo banaal. Voor je graad natuurlijk.’
‘Daar heb ik al voor gestudeerd, waarom zou ik dat weer doen?’
‘Omdat je geen examen deed, grapjas die je bent. Vroeger studeerde je graag.’
‘Niet altijd. Dikwijls maakte ik me zorgen en voelde ik me angstig.’
‘Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan?’
‘Probeer je me soms voor de verandering aangenaam bezig te houden?’
‘Een beetje, veronderstel ik.’ Hij keek bezorgd.
Clare vroeg aan Angela of er een soort kerstcadeautje bestond dat je zelf kon bakken, en waarvan de mensen zouden denken dat je daar veel werk van had gemaakt.
‘Je zou toffees kunnen maken,’ zei Angela aarzelend, ‘en die in mooie, gekleurde doosjes doen. Maar waarom wil je zoiets maken? Jouw kookkunst is nog slechter dan die van mij en ik neem aan dat ze iets meer van jou verwachten dan toffees.’
‘Wie zou er wat van me verwachten? Het kan me niet schelen wat ze verwachten. Ik ben zo doodmoe. Ik zeg je, Angela, dat ik de laatste dagen niet wakker kan blijven. Het kost me zo'n enorme inspanning om naar de stad te gaan en hier is niets te krijgen.’
‘Nou, blijf dan één dag lang genoeg wakker om naar de stad te gaan. Maak een lijst van wat je nodig hebt en ga zaterdagmiddag met Dick en mij mee.’
‘Ja, dat kan ik doen. Ik zal “hare majesteit” vragen of ze voor Liffey wil zorgen.’
‘Liffey. Wat is dat voor een naam? Hoe kon je die bedenken?’
‘Die heb ik maar verzonnen,’ zei Clare. Ze wilde niemand vertellen dat het Gerry Doyles idee was.
‘Zal ik je leren autorijden, Clare? Vergeet niet dat we het al hadden afgesproken. Je leerde meteen heel de theorie.’
Het bleef stil achter in de auto.
‘Ik denk dat ze slaapt, Dick,’ zei Angela.
‘Nee, sorry, wat was er?’
‘Zal ik je na Kerstmis rijles geven?’
‘Ik weet niet of ik tijd heb. Het is heel vriendelijk dat je het aanbiedt. Als ik er tijd voor heb…’
Molly en David zaten bij de open haard in het grote huis toen ze terugkwam.
‘Je ziet er erg moe uit,’ zei David.
‘David, je moet voor Clare eens wat modieuze kleren kopen. Het is verschrikkelijk zoals ze erbij loopt in al die spullen uit haar studententijd. Geen wonder dat dat kind er zo neerslachtig uitziet.’
Clare liet hen beiden maar over haar praten.
‘Waarom nemen we niet allemaal een glas sherry, jij bezorgde ons het excuus daarvoor.’ David sprong op.
‘Een echt mooie mantel in een heldere tint, eentje die wat meer kleur in haar gezicht brengt,’ mijmerde Molly. ‘Cerise misschien.’
David reikte hun beiden een glas sherry aan.
‘Dank je, lieverd,’ zei Molly.
Clare zei niets.
‘Was het inspannend?’
‘Het was erg vermoeiend,’ zei Clare.
‘Heb je je pakjes in het Tuinpaviljoen laten liggen?’
‘Nee. Dit is alles wat ik heb meegebracht.’ Ze had een kleine boodschappentas bij zich met daarin een paar pakjes.
Clare zat op een krukje en staarde in het vuur. Ten slotte begonnen David en zijn moeder weer te praten en hervatten het gesprek dat ze hadden afgebroken bij haar binnenkomst. Ze probeerden haar zelfs niet eens in het gesprek te betrekken.
Uiteindelijk kocht David al de kerstcadeaus. Hij pakte ze zelfs in en schreef ook de kerstkaarten. De kerstkaarten die ze Mary Catherine en Valerie wilde sturen, legde hij voor haar neer en ze schreef op elk kaartje ‘Veel liefs van Clare’.
Toen David het kerstgeschenk van Clare uitpakte, zei hij dat hij erg blij was met het overhemd. Het was precies een overhemd zoals hij wilde hebben. Je kon nooit genoeg overhemden hebben. Hij zei dat het een erg mooi overhemd was en legde het haastig weg, voordat zijn moeder kon zien dat het overhemd in Castlebay was gekocht en dat het net eender was als een heel stel hemden dat hij al had.
David had de versierselen voor de kerstboom gekocht toen hij in de stad was, want hij kon het idee niet verdragen dat iedereen in Castlebay zou zien dat hij die kocht. Van een van zijn visites op het platteland bracht hij een kerstboom mee naar huis. De vader van het zieke kind vond het fijn de jonge dokter een mooie, groene boom te geven.
‘Uw vrouw zal die met plezier optuigen, dokter,’ zei de man met een glunderend gezicht, toen ze de boom in de kofferbak van de auto legden.
‘O, dat zal ze heerlijk vinden,’ zei David met een geveinsde glimlach.
‘s Avonds bekeek hij aandachtig de boom van zijn moeder en versierde hun eigen boom min of meer op dezelfde manier. Clare keek dankbaar naar hem op toen hij op een stoel stond.
‘Het is geweldig, David. De boom ziet er werkelijk heel aardig uit. Ik had het zelf willen doen, maar ik ben totaal uitgeput.’
Het was koud maar helder weer. David zag vanuit het raam dat zijn ouders warm gekleed en met gemakkelijk zittende wandelschoenen aan een wandeling met de hond gingen maken. Hij wist dat ze langs de rotsen, tot ver buiten Castlebay zouden wandelen en elkaar attent zouden maken op de vogels die laag over het water scheerden en de hazen die over de velden renden. Na afloop van hun wandeling zouden ze eerst een warme lunch gebruiken om daarna, aan weerskanten van een heerlijk brandend haardvuur, te gaan zitten lezen. Hij keek naar Clare om te zien of ze ook graag een wandeling zou maken. Ze had aan de keukentafel zitten lezen, maar was boven haar boek in slaap gevallen.
Er werd gebeld. Dokter kunt u snel komen? Het gaat om een kind. Komt u alstublieft vlug. Daarna werd er opgehangen. Een kind van vijf jaar was over een roestige landbouwmachine gestruikeld en had een vleeswond aan het oog.
David herinnerde zich dat Clare hem had verteld dat ze jaren geleden haar been had opengehaald aan de roestige spaken van een min of meer aan het gezicht onttrokken machine. Plotseling maakte hij zich kwaad om zulke ouders, die hun kinderen zo nonchalant blootstelden aan allerlei gevaren.
Terwijl David het kind troostte en kalmeerde en er geruststellend tegen praatte – al meende hij ook niets van wat hij zei – veegde hij het opgedroogde bloed van het kindergezichtje. De verwonding leek niet al te ernstig. Hij bleef op kalme toon praten om ieders aandacht af te leiden, zei dat het met de wond best meeviel en dat die helemaal zou genezen. Hij vroeg of iemand thee kon zetten, omdat hij best trek had in een kop.
Daarna nam hij zijn instrumentarium uit zijn tas en bracht vijf hechtingen aan in het gezichtje. Hij bekeek zijn werk kritisch.
De wond was keurig gehecht. Het kind keek hem vol vertrouwen aan.
‘Is dat niet mooi gedaan,’ zei David.
‘Ik ben Matthew.’
‘Natuurlijk ben je dat en je bent nu beter.’ David knuffelde het kind net toen het theeblad werd binnengebracht.
‘U lijkt als twee druppels water op uw vader en gaat net zo gemoedelijk met uw patiënten om.’ Matthews moeder nam een van zijn handen in de hare.
‘Dank u.’
‘We waren allemaal heel blij dat u met een meisje uit Castlebay trouwde en niet met zo'n verwaand juffertje uit Dublin.’
‘Daar ben ik zelf ook heel blij om.’
‘En hoe gaat het met uw eigen dochtertje, dokter?’
‘Prima, dank u. Gewoon heel goed.’
‘Ik ben blij dat te horen. U zet zich zo in voor andermans kinderen, dat het erg triest zou zijn als u geen geluk vond in uw eigen kind.’
Liffey huilde toen hij binnenkwam. Ze was drijfnat. Haar beentjes wa ren rood en schraal en de luier was kletsnat. Omdat ze koud aanvoelde, had ze waarschijnlijk al enige tijd zo gelegen.
Clare lag in bed en las in een kookboek.
‘Ik denk dat ik maar plaatkoek bak, dat lijkt me niet al te moeilijk,’ zei ze met een glimlach tegen hem.
‘Natuurlijk, dat zou heerlijk zijn. Liffey is erg nat.’
‘Ik zal dadelijk naar haar kijken.’
‘Ze ligt al heel lang nat, Clare.’
‘Nou ja, dat is goed.’
‘Nee, ik zal haar verschonen, dan gaat het wat vlugger,’ zei David kortaf.
‘Ook al goed.’ Ze verdiepte zich weer in haar kookboek.
Clare ging vroeg naar bed, zodat ze een behoorlijke portie slaap zou hebben gehad voor Liffey wakker werd. Het kind bleef echter huilen, maar Clare maakte geen aanstalten om uit bed te komen.
David stond op. Hij voedde Liffey en verschoonde haar opnieuw, maar ze werd nog steeds niet rustiger. Hij liep met haar in zijn armen heen en weer tot ze eindelijk in slaap viel.
Ongeveer tien minuten voordat hij wilde opstaan, begon Liffey weer te huilen. Hij stootte Clare zachtjes aan. ‘Neem jij haar deze keer, lieverd, ik wil nog een paar minuutjes slapen.’
Clare zwaaide haar benen buiten het bed en trok een wollen ochtendjas over haar lange nachtjapon aan. Ze pakte Liffey met een paar troostende woordjes uit haar bedje en droeg haar naar beneden.
Toen David zich had gewassen en geschoren en naar beneden kwam om te ontbijten, zat Clare aan tafel te slapen. De waterketel stond op het fornuis te stomen en te sissen en Liffey lag in haar wiegje te huilen.
Die morgen vertelde David zijn vader in aarzelende, afgebroken zinnen, dat hij meende dat Clare aan een postnatale depressie leed.
Zijn vader zei dat die diagnose maar al te snel en lichtvaardig werd gesteld. Toegegeven, Clare wás een beetje depressief. Ze leidde nu een heel ander en minder veeleisend leven dan een jaar geleden, en men mocht niet vergeten dat het kind haar graad niet had kunnen halen. Dat zou voor ieder meisje al moeilijk genoeg zijn, maar voor een meisje dat als een tijger had gevochten om zover te komen moest het nog moeilijker zijn.
David zei dat het veel dieper zat. Als het alleen dat was zouden ze erover kunnen praten en een oplossing vinden, maar ze was fysiek zo vermoeid. Ze was aldoor slaperig en suf en al scheen ze niet minder van Liffey te houden, toch leek het erop dat ze alle belangstelling voor het kind had verloren.
David zag bleek, en zijn ogen stonden vermoeid en slaperig. Zijn vader had medelijden met hem.
‘Toch denk ik dat je het met haar op een andere manier moet proberen, voordat we haar moeten behandelen of doorverwijzen.’
‘Ik wil haar niet naar een specialist sturen, maar kunnen we haar niet met Tofranil behandelen? Zou ze daar niet in een maand of twee van opknappen? Vader, iemand anders zouden we ook Tofranil voorschrijven, waarom Clare dan niet?’
‘Omdat haar depressiviteit heel andere oorzaken kan hebben. Het kan zijn dat ze zich eenzaam voelt, of onzeker van zichzelf. Ook kan Molly er de oorzaak van zijn dat ze zich zo onbeholpen voelt. Praat met haar. Praat uitgebreid met haar, misschien kom je dan iets op het spoor. Er is geen sprake van dat ze zich een ongelukkige vrouw voelt die niemand heeft die haar begrijpt. Ze heeft een aardige man, een uitstekende echtgenoot.’
‘Ik kan niet zo vriendelijk tegen haar zijn nu ze zoveel is veranderd.’
‘Hou je nog steeds van me?’ vroeg hij haar.
‘David, wat bedoel je? Ik hou meer van jou dan ooit.’
‘Dit is nu al de derde keer dat je te moe bent om te vrijen.’
‘Het spijt me, ik voelde me gewoon een beetje lusteloos. Goed, jij je zin nu ik toch wakker ben.’
‘Het is nu te laat.’
‘O, David, hou op met mokken.’
Hij zwaaide zijn benen buiten het bed en deed de elektrische haard aan. Hij wilde praten, maar wilde niet dat ze het koud kregen.
‘Ik zweer je dat ik niet mok. Maar als ik bedenk hoe we elkaar vorig jaar om deze tijd steeds in de armen vlogen, dan lijkt het wel alsof we twee andere mensen waren.’
‘Verleden jaar om deze tijd waren we in Dublin en hadden we niet al de verantwoordelijkheden die we nu hebben,’ zei ze.
‘Verleden jaar om deze tijd blokte jij veertien uur per dag voor je examen en ploeterde ik veertien uur per dag in dat ziekenhuis. We waren voor ons vervoer in de stad op bussen aangewezen en zaten we tot aan onze nek in de zorgen. Nu hebben we ons eigen huis, een kind van onszelf en – als we dat zouden willen – de vrijheid om 's morgens, 's middags en 's avonds met elkaar te bekvechten. Ik heb prettig werk dat me voldoening geeft en dat ik gemakkelijk aankan, in plaats van een hondebaan als co-assistent. Jij hebt geen officiële verplichtingen en nog zijn we steeds veel te moe.’
‘Jij niet, ik,’ zei ze, de feiten corrigerend.
‘Maar waarom Clare, wáárom? Ik ben toch geen bruut, zoals alle andere mannen, en probeer niet met beestachtig geweld mijn rechten op te eisen, of meer rechten te krijgen of wat dan ook. Waarom ben je dan zo lusteloos?’
‘Er is zoveel te doen,’ zei ze.
‘Weet je zeker dat je van me houdt en dat ik geen ruzie zoek?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘Laat ik je dan eens vertellen wat je vandaag zoal hebt gedaan. Toen je opstond heb ik het ontbijt klaargemaakt, en ik heb Liffey verschoond. Ik heb aangeboden op weg naar huis bij Dwyer een lamsbout te halen maar jij zei, nee, dat doe ik wel. Voordat ik wegging heb ik wat aardappels uit de zak gehaald die buiten staat. Ik heb er een paar geschild tot jij zei, laat mij dat maar doen. Ik kwam thuis voor de lunch. Jij had de hele morgen geslapen. Liffey was nat en brulde… Jij was van streek omdat er geen eten klaar was. Clare… dit is verschrikkelijk. Begrijp me goed, dit is niet als een uitbrander bedoeld. Ik probeer er alleen maar achter te komen waarom jij zo moe bent. Ik maakte een blik soep voor ons warm, en we aten wat van Nellies brood, terwijl jij de fles voor Liffey klaarmaakte. Deze keer stond ik erop het vlees te halen. Ik bracht het om drie uur thuis, en jij zat in de stoel te slapen, Clare. Omdat ik dat ellendige vlees in de oven had gezet hadden wij vanavond te eten. Ik meende dat we er eens uit moesten, naar de bioscoop, maar jij zei dat jij te moe was. Je hebt de hele morgen en middag geslapen en nu je naar bed gaat, zeg je dat je te moe bent. Ik ben niet alleen je dokter, maar evengoed je man. En natuurlijk maak ik me zorgen over jou.’
‘Het spijt me enorm. Zoals jij het stelt, is het onvergeeflijk.’
‘Lieveling, ik verwijt je niets. Ik vraag je alleen als mijn beste en dierbaarste vriendin, kun je me vertellen wat eraan scheelt?’
‘Ik weet het niet. Ik dacht niet dat er iets mis was.’
‘Maar we kunnen zo toch niet leven. Ik bedoel, je kunt zo toch niet verdergaan. Als ik geen dokter was, dan zou ik je naar een dokter brengen.’ Hij glimlachte en legde zijn handen om haar gezicht.
‘Wat denk je?’ Ze zag eruit als een angstig kind.
‘Ik denk dat je aan een depressie lijdt.’
‘Ik voel me niet gedeprimeerd.’
‘Nee, een psychische depressie.’
‘Maar ik zweer je dat ik niet depressief ben.’
‘En je examen?’
‘Ja, maar daar ben ik overheen. Echt waar. Tien jaar geleden waren er grotere problemen die ik het hoofd moest bieden. Nu ben ik een aardige, getrouwde vrouw uit de middenklasse zonder geldzorgen. Als ik niet de moed kan opbrengen om mijn studie te hervatten, dan is dat mijn eigen schuld en niet die van iemand anders. Niet de schuld van Liffey, of van jou, maar alleen mijn eigen schuld.’
‘Denk je dat je de moed hebt om nog eens te beginnen?’
‘Ik denk dat ik te moe ben. Hoor je, nu zeg ik dat weer.’
‘Ik zou je graag een antidepressivum geven.’
‘Iets om me op te peppen, zoals…’
‘Nee, ik wil niet met je praten alsof je een idioot bent. Het heeft niets te maken met gebrek aan ijzer of energie. Die medicijnen werken in op het gehalte aan aminozuren in de hersenen en op de zenuweinden. Het duurt ongeveer drie weken voordat je enig verschil merkt.’
‘Hoe denkt je vader erover?’
‘Ik zal het hem vragen.’
‘Ik weet zeker dat je het hem al hebt gevraagd. Maar het geeft niet, je moet hem vragen stellen.’
‘Hij denkt dat je alleen maar eenzaam en onzeker bent.’
‘En jij denkt dat het een postnatale depressie is, terwijl ik denk dat het niets anders dan vermoeidheid is.’
‘Het kan van alles een beetje zijn,’ zei David.
‘Dien me dat medicijn maar toe, dokter, en laten we hopen op een wonderbaarlijke genezing.’ Ze glimlachte tegen hem, een glimlach uit vroeger dagen. Hij ging slapen en voelde zich beter dan hij zich in weken had gevoeld.
De volgende dag stelde hij voor dat ze Liffey mee zouden nemen naar meneer Kenny. Clare zei dat het een goed idee was: de vriendelijke, oude notaris had hun een zilveren lepel gestuurd voor de baby. Maar toen David thuiskwam en verwachtte dat Liffey en Clare klaar zouden zijn, was de baby niet eens verschoond of aangekleed, en Clare zei dat ze zich die dag erg moe voelde.
David zei dat het er niet toe deed en dat ze op een andere dag konden gaan. Zonder daar verder veel ophef over te maken, liet hij haar met een Tofranilkuur beginnen.
‘Ik moest toch deze kant uit en vroeg me af of er een kop thee voor me zou zijn.’
‘Niemand hoeft deze kant uit te komen, maar als je wilt kun je een kop thee krijgen,’ zei ze.
‘Je komt nooit meer in de stad,’ zei Gerry.
‘Hoe weet jij of ik daar kom of niet?’
‘Je moeder zei het toevallig tegen me.’
‘O hemel, ik was van plan deze week bij haar op bezoek te gaan.’
‘Deze week? Clare, ze woont maar tien minuten hier vandaan. Ze denkt dat jij je alleen nog maar met de betere stand inlaat.’
Clare voelde zich erg schuldig. De dagen vlogen onopgemerkt voorbij. Het was inderdaad minstens een week geleden dat ze met de baby bij haar moeder was geweest, en haar schoonmoeder had ze zeker al in geen drie dagen meer gezien.
‘Voel je je wel goed, Clare?’ vroeg Gerry meelevend. Hij was aan de keukentafel gaan zitten.
Ze schonk water uit de ketel in de theepot.
‘Dank u zeer voor al deze belangstelling, dokter Doyle. Bent u voortaan zowel medisch adviseur als familieraadsman, die me advies komt brengen van mijn familie?’
‘Ik meen het serieus, Clare.’
Ze bracht de thee naar de tafel. ‘Ik ben moe, dat is alles. Het is erg vermoeiend voor een baby te zorgen.’
‘Die daar schijnt anders niet veel verzorging nodig te hebben. Ze slaapt erg vast.’
‘Maar van tijd tot tijd worden ze wakker, Gerry, dat zijn zo van die kuren die ze hebben.’
Ze dronken hun thee.
‘Geeft de knappe, jonge dokter je iets voor je vermoeidheid?’
‘Ja natuurlijk, hij is… een tablettenkuur.’
‘Goed. Ik ben blij dat hij het merkte.’
‘Zeg alsjeblieft geen kwaad woord over David, Gerry, dat maakt me erg van streek.’
‘Ik spreek geen kwaad van hem. Ik zeg alleen dat hij niet bij jou past.’
‘Nu moet je werkelijk gaan.’ Ze stond op, koel. ‘Vriend of geen vriend, Gerry, jij zet hier geen voet meer over de drempel als David niet thuis is en jij zoiets van hem zegt. Nee, je komt echt mijn huis niet meer in.’
‘Je raakt alleen maar van streek omdat het de waarheid is.’
‘Doe niet zo belachelijk. Je kunt elk meningsverschil winnen door zulke idiote dingen te zeggen. De waarheid is dat ik van streek raak als ik ook maar één negatieve opmerking over David hoor, en als jij eens wist wat het betekent van iemand te houden in plaats van… wel… hen alleen te gebruiken… dan zou je het begrijpen.’
‘Ik hou van jou,’ zei hij.
Er viel een stilte.
Daarna gooide ze haar hoofd in haar nek. ‘Doe niet zo dwaas! Dat zeg je alleen maar omdat je één of twee keer hebt geprobeerd mij te versieren en omdat ik daar niet op inging. Dat geeft jou het gevoel te zijn afgewezen en dat de score van je avances geen honderd procent is. Een schot in de roos, nietwaar? Dáár draait het allemaal om. Ik beklaag werkelijk elk meisje tegen wie jij zegt dat je van haar houdt, omdat je niet weet wat dat woord betekent.’
Hij nipte aan zijn thee. ‘In dit geval, denk ik, betekent het dat ik alles zou doen om jou te krijgen, alles.’
Ze begon zich angstig te voelen.
‘Alsjeblieft…’ begon ze.
‘Toen ik David vorige week midden op een weg geknield zag zitten, kwam even de gedachte bij me op het gaspedaal diep in te drukken. Niemand zou mij iets hebben kunnen verwijten. Hij zat daar midden op de weg, en ik zou door iedere rechtbank zijn vrijgesproken. Toen zag ik dat hij een jong hondje verzorgde dat was overreden. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen.’
Clare stond op. ‘Je meent er niks van, je zegt die dingen alleen maar om jezelf als een schurk voor te doen.’
‘Nee, het is echt waar. Absoluut waar.’ Zijn stem klonk rustig.
‘Maar waarom dan?’
‘Wie weet? Wie weet waarom mensen van andere mensen houden? Hoe dan ook, ik besloot dat ik het nooit op die manier kon doen. Zelfs als David een ongeluk zou krijgen, een echt ongeluk welteverstaan, en jij een treurende weduwe was, zou dat niets helpen. Het zou misschien jaren duren voor je hem vergeten was. Dus moet het op een heel andere manier gebeuren.’
‘Dit is een macaber spelletje, niet?’
Opnieuw een stilzwijgen.
Clare vond het niet prettig zoals hij haar zat aan te staren. ‘Ik zal jou eens iets vertellen, misschien is het dom van me, maar ik vertel het je toch. Ik voel me niet zo goed. Ik denk dat ik aan een soort depressie lijd en eerlijk gezegd mag ik beslist niet nog meer van streek raken. Ik zou dag en nacht in paniek zijn als ik dacht dat iets van wat jij hebt gezegd, het minste ook maar, waar is. Kun je mij verzekeren dat dat niet zo is? Alsjeblieft?’
‘Ik dacht al dat je een depressie had,’ zei hij vriendelijk. ‘Weet je nog dat Fiona dat ook had, destijds toen ze in Engeland was. Maar ze kwam eroverheen en dat zal jou ook lukken. Geeft hij je de juiste tabletten?’
‘Ja. ’
‘Je zult je weer goed voelen en naar je boeken teruggaan en dat juffie daar zal tot trots en vreugde van je opgroeien.’
Het was alsof hij die andere, vreselijke dingen niet had gezegd.
Clare voelde zich draaierig.
‘Zet dus maar alle zorgen uit je hoofd. Ik zal heel onopvallend en van verre van je houden. Voor altijd. Besef je dat?’
‘Of tot de zomer aanbreekt,’ zei ze.
‘Nee, voor altijd. Maar je hebt gelijk, er is geen reden om je van streek te maken, je moet nu zelf zorgen dat je beter wordt.’
Hij maakte aanstalten om te vertrekken.
‘Ja, ja dat doe ik. Ik zorg dat ik weer beter word.’
‘Ga eens bij je moeder op bezoek, en bij Josie. Afgesproken?’
‘Ja, dat is goed. Tot ziens, Gerry.’
Juist op dat moment werd de baby wakker en begon zachtjes te huilen.
‘Haal je haar niet uit haar bedje?’
‘Ja, direct. Ik wilde je alleen even uitlaten. Stil, Liffey, ik kom dadelijk.’
‘Liffey?’ Hij glimlachte vanuit de deuropening. ‘Je noemt haar bij de naam die ik haar gaf.’
‘Ik vind dat we eens pasteitjes moeten kiezen,’ zei Angela.
‘Daar heb ik al jaren geleden voor gekozen, ik ben er dol op.’
‘Nee, ik vind dat we ze zelf eens moeten maken. We hebben nog nooit een recept uitgeprobeerd waarin staat dat je moet beginnen met het bladerdeeg uit te rollen. Laten we die krengen vanavond zelf eens maken.’
‘Goed,’ zei Dick. ‘Zal ik de ingrediënten halen?’
‘Nee, op de terugweg van school ga ik wel even bij O'Brien langs. Ik denk dat we alleen maar meel en reuzel nodig hebben, maar misschien vergis ik mij.’
‘Me dunkt dat iedere vrouw van jouw leeftijd toch wel weet hoe ze pasteitjes moet maken,’ zei hij plagend.
‘Zelfs dat niet eens. Nu je een intellectuele vrouw als vriendin hebt gekozen, mag je met jezelf ingenomen zijn en je voortdurend gelukkig prijzen.’
‘Ben je mijn vriendin?’ zei hij opgetogen.
‘Natuurlijk ben ik dat. Ik was het niet van plan, maar ik ben het wel,’ zei ze.
De volgende avond maakten ze pasteitjes. Het werd een nachtmerrie.
In het kookboek stond dat je reuzel of boter of margarine kon gebruiken.
‘Waarom staat er niet wat gewone mensen gebruiken?’ zei Angela kwaad.
Ook moest volgens het kookboek de reuzel dóór de bloem worden gewreven.
‘Wat is dat voor een krom taaltje; je wrijft iets uit of je wrijft iets in, maar je wrijft niet door. Jemig, je zou die lui… Verder staat er dat het eruit moet zien als broodkruim, maar ook dat je het voorzichtig moet doen.’
‘Dat is de grootste kolder die ik ooit heb gehoord. Hoe kun je voorzichtig aan doen met al dat gewrijf?’ Dick droeg een schort over zijn beste pak. Angela had daarop aangedrongen.
‘Ik begrijp niet waarom je uitgerekend bij het koken een net kostuum moet dragen,’ mopperde ze, maar ze wist dat heel goed.
Om diezelfde reden droeg zij een mooie blouse en had ze haar haar gewassen.
Het antwoord op die vraag bleef uit tot ze door hadden wat ‘niet gevuld’ betekende. Na veel heen en weer praten waren ze het erover eens dat je eerst de pasteitjes zelf in de oven moest bakken. Angela schreef in die tussentijd een kort briefje naar de uitgeverij waarin ze zei, dat het boek uit de verkoop moest worden genomen vanwege de misleidende informatie die het gaf.
Daarna gingen ze zitten en schonken voor zichzelf een drankje in.
Dick stond weer op en zei dat hij graag wilde dat Angela met hem trouwde.
‘Weet je dat zeker, Dick? Dat heb je me lang geleden ook al eens gevraagd, weet je nog?’
Hij zette zijn glas kwast op tafel en pakte haar handen vast.
‘Toen jij je liet ontvallen dat je mijn vriendin was, dacht ik dat we misschien vorderingen hadden gemaakt,’ zei hij.
‘Ik ben een erg moeilijk iemand,’ zei ze.
‘Dat weet ik,’ antwoordde hij.
‘En jij houdt natuurlijk vast aan jouw eigen manier van doen,’ voegde ze daaraan toe.
‘Ik houd niet vast aan mijn manier van doen. Toen ik jou leerde kennen, een kennismaking die niet van vandaag of gisteren is, had ik zo mijn eigen manier van doen. Nu doe ik allerlei dingen die ik nooit eerder heb gedaan. Ik lees dikke boeken, kook fantastische maaltijden en ben vrolijk in plaats van chagrijnig. Wat bedoel je met vasthouden aan mijn manier van doen?’
‘Ja, alsjeblieft.’
‘Wat?’
‘Ik zei, ja alsjeblieft. Ik wil graag met je trouwen.’
Angela paste de schitterende ring met de robijn. De ring had Dick Dillon lang geleden gekocht, in de hoop dat die op zekere dag nodig zou zijn. Hij paste perfect.
‘Ik zal een goede vrouw voor je zijn, niet vredig één van geest, maar zorgzaam. Ik zal van je houden en goed voor je zijn.’
‘Van me houden is het belangrijkste,’ zei hij verlegen.
‘Voor mij ook, ik vond het alleen maar vervelend om dat te zeggen.’
‘Nu hoeven we dat niet meer vervelend te vinden,’ zei hij. Ze zaten in het vuurschijnsel van de haard, terwijl de pasteitjes in de oven verbrandden en de rode robijn fonkelde en schitterde.
‘Heb jij ook dat rare gevoel dat het allemaal voorbij is? Dat het allemaal al eerder is gebeurd? Alsof alles al eens in het verleden is gebeurd in plaats van in de toekomst?’ vroeg Clare.
David keek haar aan. Dergelijke gedachten had hij allerminst.
‘Ik weet het, ik weet het,’ zei hij met een bezwaard hart.
‘O goed. Ik was al bang dat ik dat alleen maar had. Ik veronderstel dat we eraan zullen wennen en ons aanpassen.’
‘Ik denk dat mensen dat overkomt,’ zei hij.
‘Het zijn geen spijtgevoelens of zo. Begrijp je?’
‘Natuurlijk.’
‘Maar dat moet jij toch ook merken. Ik bedoel, jij hebt er geen spijt van, dat we hierheen zijn teruggekeerd. Het soort werk dat je doet, het leven dat we leiden, dat is allemaal wel een beetje vlug gegaan, vind je niet?’
Hij streelde haar hand. Ze was veel opgewekter dan voorheen, had veel meer belangstelling voor Liffey, met wie ze urenlang speelde.
Ze had rijles gekregen van Dick Dillon. David had zelfs weer enkele geschiedenisboeken in de vensterbank zien staan.
Misschien was Clare alleen maar te jong en er nog niet aan toe zich al zo vlug te settelen. Misschien zou ze zich hier nooit thuisvoelen. Dat alles maakte het alleen maar moeilijker haar te vertellen dat hij van dit leven hield. Hij hield ervan voor zieke en bezorgde mensen te zorgen en hen met medicijnen te genezen. Hun wonden te hechten en soms bij de geboorte van hun kinderen aanwezig te zijn of de ogen van hun doden te sluiten.
Een paar jaar geleden nog zou hij de manier waarop zijn vader zijn patiënten genas misschien min of meer hebben gedoogd, terwijl hij zelf de voorkeur zou hebben gegeven aan een meer wetenschappelijke aanpak. Nu ondervond hij dat er voor patiënten niets beters bestond dan een vertrouwd gezicht, een oud bekend gezicht en het jongere gezicht van zijn zoon. Het stelde hen enigszins gerust en heel dikwijls betekende dat driekwart van de genezing.
Dat alles maakte dat hij zich onzeker voelde. Hij maakte zich niet langer zorgen over Clares gezondheid, maar voelde dat hun hechte onderlinge band waaraan ze gewend waren en die ze als hun natuurlijk recht hadden geaccepteerd, was verdwenen. De woorden waren hetzelfde, de belangstelling was er en ze luisterde gretig naar de ziektegevallen en praatte er met hem over. Maar het was net alsof ze meende dat zij op de een of andere manier op een zijspoor waren geraakt. Ze waren vergeten dat zij gevangenen waren in deze middeleeuwse wereld, zodat ze maar beter zo opgewekt mogelijk de rol van oude mensen konden spelen.
Dick en Angela waren in stilte in Dublin getrouwd. Dat had nooit ter discussie gestaan. Ze wisten dat ze niemand uit Castlebay wilden uitnodigen, ook geen bekenden van Dick uit het hotel.
Angela zei dat zij er evenmin zusters en broers en het hele stel uit Japan bij wilde betrekken. De bruiloft werd zonder veel ophef geregeld. Natuurlijk zou vader Flynn niet op de bruiloft ontbreken, en ook Emer en Kevin waren gevraagd.
Met hun vijven stonden ze op een vroege morgen voor een zijaltaar.
‘Het is niet feestelijk genoeg voor jou,’ klaagde vader Flynn.
‘Ons leven is feestelijk genoeg, vader, dat hebben we op onze trouwdag niet nodig. Echt niet.’
Hij gaf schoorvoetend toe.
Na afloop gingen ze naar het huis van Emer en Kevin, waar ze roereieren met ham aten en ook een cake verorberden, die Angela en Dick zelf hadden gebakken volgens een recept uit het hoofdstuk ‘Makkelijk gebak’. Ze beweerden dat ook dit boek een toonbeeld was van leugens zoals die in kookboeken staan. Aarzelend gaven ze vader Flynn toestemming één foto van de gebeurtenis te maken.
Toen de foto was ontwikkeld zag die er zo bespottelijk uit, dat Angela zei dat het wel een illustratie kon zijn voor een artikel als Kerstmis in een Krankzinnigengesticht. Een enkele keer, als ze eens hartelijk wilden lachen, haalden zij die foto tevoorschijn, maar ze hadden niets nodig om hen aan de heerlijkste dag van hun leven te herinneren. ‘En dat was het,’ was het enige wat Dick ervan zei. De heerlijkste dag aller tijden. En voor één keer had zelfs vader Flynn daar niet van terug.
Het nieuws dat de Nolans van plan waren weer een huis aan Cliff Road te huren, kwam als een enorme verrassing. Meneer Nolan voelde zich niet al te best. Hij had te horen gekregen dat hij het wat rustiger aan moest doen en dat de zeelucht hem goed zou doen.
Caroline had haar stageperiode achter de rug en deed veel moeite om een baan te vinden. Ze dacht dat verandering van omgeving wel goed voor haar zou zijn. James zei dat hij die paar rechtszaken evengoed in Castlebay als ergens anders kon voorbereiden.
Het nieuws werd David per brief meegedeeld. Hij las de brief aan zijn ouders voor met de gebruikelijke gebaren van James. Clare zag met verbazing hoe blij ze waren.
Zelfs Nellie was opgetogen. ‘Mevrouw zal een heel wat beter humeur krijgen als heel de familie Nolan terugkomt en Breeda, hun dienstmeisje, is een schat van een kind. Ik verheug mij er zelf al op dat ik haar weer terugzie.’
Mevrouw Power begon als een bezetene de tuin in orde te brengen. Er was een aardig hoekje in de tuin waar lupinen groeiden en daar wilde ze 's middags de thee laten serveren. Ze had natuurlijk wel dekstoelen, maar die zagen er wat verveloos uit.
‘Ik wil voor u de dekstoelen blauw schilderen zodat het lijkt op een cruiseboot. Wat vindt u ervan?’ Clare keek haar schoonmoeder aan.
‘Ik denk niet…’
‘Och, kom nou. U hebt een blauw met wit porseleinen servies en u zou blauwe, papieren servetten kunnen gebruiken. Dat zou prachtig zijn.’
Mevrouw Power scheen het te betreuren dat ze Clare had laten merken hoe zenuwachtig ze was. Ze vond het spijtig dat ze had laten merken dat ze graag indruk wilde maken op de Nolans en begon terug te krabbelen.
‘Nou ja, in elk geval bedankt voor het idee, lieverd,’ zei ze geringschattend.
‘Zullen we het doen?’ riep Clare. ‘Als we het willen doen dan bel ik Bumper en vraag hem of hij direct een paar blikken verf brengt.’
‘Nee, Clare, dank je wel.’
Twee rode vlekken brandden op Clares wangen. ‘Zou het misschien een beetje te opzichtig zijn, denkt u?’
‘Ja, nu je het zelf zegt, het zou misschien een beetje opzichtig aandoen, weet je, een beetje… nou ja, eh… wat overdreven.’
‘Ordinair?’ vroeg Clare.
‘Nee, hoe kun je dat in 's hemelsnaam zeggen van jouw idee, maar je begrijpt wel…’
‘Ik begrijp het,’ zei Clare vastberaden en liep terug naar het Tuinpaviljoen.
‘Jij hebt een ordinaire, opzichtige moeder,’ zei ze tegen Liffey, ‘een moeder die een beetje… wat was het woord ook weer… overdreven aandoet.’
Liffey scheen de aandacht en de toon in Clares stem prettig te vinden.
‘En Liffey, je hebt ook een buitengewone feeks van een grootmoeder. Ik hoop dat je dat nooit vergeet. Ze is een feeks van het ergste soort zoals je peettante Mary Catherine zou zeggen, een eersteklas feeks.’
Clare voelde zich opgelucht nadat ze haar gal had gespuwd.
Liffey was een gewillig toehoorster.
Caroline zag er heel chic uit. Clare herinnerde zich nog dat, toen Caroline voor het eerst naar Castlebay was gekomen, zij erg jaloers was geweest omdat Caroline en haar vriendin Hilary zoveel pret beleefden met David, James en Gerry Doyle.
Hoe vreemd was alles gelopen. Ze voelde zich weinig op haar gemak toen ze aan Gerry en zijn eigenaardigheden dacht.
Ze was dan ook verbaasd toen ze Caroline, die lusteloos achteroverleunde in een dekstoel met Liffey op haar schoot, hoorde zeggen: ‘Heeft Gerry Doyle nog steeds de grootste aantrekkingskracht?’
‘Ik denk van wel,’ zei Clare aarzelend, ‘hoewel ik niet meer zo goed op de hoogte ben als vroeger. Misschien dat de jongere meisjes andere idolen hebben, maar ik denk dat hij nog steeds erg populair is.’
‘In dat geval kan ik hem later nog altijd met een bezoekje vereren,’ zei Caroline. ‘Nu jij de meest briljante man in Castlebay aan de haak hebt geslagen, wordt het tijd dat ik eens ga uitkijken naar de op één na beste.’
Caroline lachte en iedereen lachte. David ook.
Clare was woedend. Dat kreng, waarom zei ze dat waar Molly bij was? Clare had gezien dat er een spijtige trek over Molly's gezicht gleed. Veronderstel dat David met Caroline was getrouwd, zou dat niet iets bijzonders zijn geweest? Stel je eens voor dat zij en Sheila Nolan over Liffey gebogen stonden te kirren. Molly zou dat veel liever hebben gehad dan dat Liffey óók de kleindochter was van zulke luitjes als de O'Briens.
Valerie kwam een week in het Tuinpaviljoen logeren.
‘Ik kan Caroline Nolan niet luchten of zien,’ zei ze. ‘Hou alsjeblieft op met zo aardig tegen haar te doen, Clare.’
‘Ik ben alleen maar beleefd, niet aardig. Over een paar weken is ze toch weer vertrokken.’
‘Daar zou ik maar niet al te vast op rekenen. Ze heeft navraag gedaan bij die vriend van Davids vader, die oude notaris…’
‘Je bedoelt meneer Kenny.’
‘Ja, ze heeft hem gevraagd of er hier in de buurt soms vacatures zijn. Haar belangstelling gaat voornamelijk uit naar een notariële standplaats op het platteland, omdat je dan met alle aspecten van de wet te maken krijgt.’
‘Maar ze kan in Castlebay niet tot notaris worden benoemd. Die arme oude meneer Kelly buiten beschouwing gelaten, bestaat er geen behoefte aan een notaris en bovendien gaan de meeste mensen daarvoor naar de stad.’
‘Ja, dat heeft hij haar ook verteld, en daarom gaat ze vandaag naar de stad om te kijken wat daar de mogelijkheden zijn. Gerry Doyle geeft haar een lift.’
‘Dat is allemaal lariekoek, zou Mary Catherine zeggen. Ze is alleen met hem meegereden om haar voelhoorns uit te steken naar Gerry Doyle. Ze loopt hem weer net zo hard achterna als vroeger. Ze heeft wel altijd net gedaan alsof ze een oogje had op David, maar ik herinner me nog van vroeger dat het altijd Gerry voor en Gerry na was.’
‘Ik hoop dat je gelijk hebt,’ zei Val.
‘Ik wilde dat je niet moest vertrekken, jij maakt dat ik me veilig voel,’ zei Clare.
‘Je bent veilig, domoor.’
‘Nou ja, normaal dan.’
‘Ga vanavond mee dansen,’ zei Valerie plotseling.
‘Nee, daarvoor ben ik te oud, te blasé. David belde dat hij vanavond erg laat thuiskomt. Mevrouw Brennan moet een bevalling doen waarbij ze complicaties verwacht.’
‘Jij gaat in elk geval mee, want ik weet zeker dat David dat graag zou willen.’
‘Ik heb geen zin. Ik weet niet hoe het komt, maar ik voel me gewoon niet lekker.’
‘In dat geval ga ik ook niet, hoewel ik er zo naar heb uitgekeken.’
‘Verdorie, Valerie, nu moet ik wel gaan. Ik ga mijn haar wassen en dan gaan we.’
‘Ja, doe dat,’ zei Valerie tevreden.
Ze namen eerst allemaal een drankje in het hotel; Caroline, James, Josie en Martin, Valerie en Clare. Daarna liepen ze naar de danszaal aan de overkant van de weg. Het geluid van de band kwam hen tegemoet zodra de klapdeuren opengingen.
‘Ik voel weer diezelfde opwinding van vroeger, net zoals toen we jong waren,’ zei Caroline.
‘Ik ook,’ zei James Nolan, terwijl hij Josie Dillon onderzoekend aankeek.
Martin zei niets.
Binnen kwam hen de vertrouwde geur van transpiratie, parfum en zonnebrandolie tegemoet, en de band speelde muziek van Paul Jones.
Clare herinnerde zich de opwinding die de dansmuziek van Paul Jones jaren geleden had veroorzaakt. Tijdens het dansen verwisselde je van partner. Je kon letterlijk iedereen ten dans vragen, maar de helft van de meisjes in de danszaal wilde met Gerry Doyle dansen. Ze dwong zichzelf dat opwindende gevoel weer te beleven.
‘Kom meisjes, kom in de kring,’ riep ze.
‘Fijn om te zien dat de onbestorven weduwe voor de verandering eens geniet,’ zei Caroline.
Clare weigerde zich af te vragen wat dat betekende.
Waarschijnlijk betekende het niets. Het was een mallotige opmerking die Caroline meende te moeten maken.
Ze bleef staan voor een jongen van ongeveer zestien jaar met een rood gezicht, die erg zenuwachtig was. Het zou wel eens zijn eerste dans kunnen zijn.
‘Hallo,’ zei ze glimlachend. ‘Mag ik jou voor deze dans vragen.’
‘Dank u, maar ik ben geen al te beste danser,’ zei hij.
‘Je kunt onmogelijk slechter zijn dan ik,’ zei Clare opgewekt.
Onder het dansen zorgde ze ervoor dat hij zich zo zelfverzekerd ging voelen, dat hij haar beslist steeds opnieuw ten dans zou vragen, tenzij ze het hem vertelde.
‘Dat was heerlijk,’ zei ze. ‘Ik ben de vrouw van de plaatselijke dokter. Wij hebben een dochtertje. Als ik zo dans voel ik me weer jong en vrolijk.’
Hij verdween als een pijl uit de boog. Een getrouwde vrouw! Goeie genade!
Valerie scheen gelukkig te zijn, dacht Clare later, toen ze vanaf het balkon op iedereen neerkeek. Een man met sproeten in een geruit kostuum had haar verschillende keren ten dans gevraagd.
Hij leek aardig, en ze waren druk in gesprek. James Nolan, die overdreven vriendelijke, schijnheilige charmeur, danste heel intiem met Josie Dillon, die blijkbaar zo gek was zoiets goed te vinden en het zelfs scheen aan te moedigen. Clare was het daar niet mee eens, maar ze had het van tevoren kunnen bedenken. Ook had ze kunnen voorspellen dat Caroline en Gerry Doyle elkaar zouden weten te vinden.
Ze leunde met haar ellebogen op het balkon en keek naar hen.
Caroline was groter dan Gerry, maar wie was dat niet? Ze spraken nauwelijks, maar glimlachten elkaar veelvuldig toe, betastten elkaar niet, maar dansten heel dicht tegen elkaar, beiden erg zelfverzekerd. Clare wenste dat Valerie haar partner in zijn geruite kostuum een ogenblik in de steek liet en bij haar boven kwam. Dan zou ze dat dwaze idee van zich kunnen afzetten dat Caroline Nolan een kwelgeest was die een oogje had op David.
Iedereen kon zien dat Caroline alleen oog had voor Gerry Doyle.
Clare herinnerde zich de tijd dat zij en Josie gingen dansen en geen tijd kregen om adem te halen. Zo was het vanavond niet met Josie, ze week niet van James Nolans zijde. Mevrouw Clare Power, de vrouw van de dokter en de moeder van zijn dochter, werd evenmin opgejaagd. Niet een van de jongens die haar vroeger ten dans vroegen, zou haar nu benaderen en het was geen dansavond van het Castlebay Committee waarop ze oudere mensen had kunnen vragen met haar te dansen. Het kon haar niet schelen dat ze een muurbloempje was. Ze verlangde niet echt dat David hier zou zijn geweest, want ze voelde dat ze het dansen was ontgroeid. Niet te oud daarvoor, nee, het dansen gewoon ontgroeid.
Er deden zich drie onverwachte gebeurtenissen voor, voordat als slot van de avond het volkslied werd gespeeld. Martin zei met trillende stem tegen Josie dat hij nu wegging en of ze met hem mee wilde gaan of niet. Hij vroeg het haar nadrukkelijk, waarop Josie koppig antwoordde dat ze niet wilde vertrekken, maar nog wat wilde blijven.
Daarna kwam Bernie Conway naar Clare toegestapt en zei dat ze het fijn vond haar weer eens terug te zien, nadat ze zich in het begin zo afzijdig had gehouden.
‘Ik veronderstel dat dat kwam omdat de baby zo vroeg werd geboren.’
‘Ja, dat zal het geweest zijn,’ beaamde Clare.
‘En wie let er vanavond op haar? David?’
‘Nee, nee. Als hij vrij was geweest zou hij hier zijn. Nellie Burke past af en toe graag op haar.’
‘O, het inwonende dienstmeisje. Dat is fijn,’ zei Bernie.
Het bleef even stil.
‘Ik had nooit verwacht jou hier in je eentje te zullen aantreffen… na… na alles wat er is voorgevallen,’ zei Bernie.
Clare had haar zo het raam uit willen duwen, Church Street in, maar besloot dat toch maar niet te doen. ‘Ik ben hier echt niet in mijn eentje, ik ben met vijf, zes andere mensen hierheen gekomen. Op dit moment dans ik alleen niet, net zomin als jij trouwens,’ zei ze met een zoetsappige glimlach.
Het derde voorval was dat Gerry Doyle en Caroline nonchalant wuivend in het donker in de richting van het kampeerterrein verdwenen.
Carolines vader zei dat het heel verstandig van haar was in een plattelandsstadje praktijkervaring te willen opdoen. Niets was zo nuttig als dat je het vak vanaf de basis leerde kennen. Iedereen feliciteerde haar met haar benoeming in een plaatsje, twintig mijl van Castlebay vandaan.
James zei te hopen dat Caroline het notariskantoor zover zou krijgen dat men voor juridisch advies bij hem zou aankloppen. Het was belangrijk voor hem dat hij vaste voet kreeg op het platteland. Sheila Nolan zei dat ze zou overkomen om Caroline te helpen bij het inrichten, en daarna naar Castlebay zou doorreizen om een weekend bij Molly te gaan logeren. Dokter Power zei dat ze een heel ander Castlebay zou aantreffen dan in de zomer. In feite waren sommige leden van het Castlebay Committee het absoluut met Josie Dillon oneens, dat ook 's winters bezoekers in het stadje werden toegelaten en dat men de gasten beter in de waan kon laten dat het in Castlebay altijd zomerde.
Clare was in zichzelf gekeerd. Ze herinnerde zich hoe ze had gelachen toen Valerie zei dat Caroline een intrigante was en dat ze heimelijk van plan was zich in dit gedeelte van het land te vestigen. Was Caroline werkelijk een beetje verliefd op David, zoals Valerie had laten doorschemeren? Het kon toch niet waar zijn. Had ze haar romance met Gerry Doyle niet meer opgenomen zoals ze van plan was geweest? Intrigeerde ze misschien om in Gerry Doyles buurt te kunnen zijn? Vast en zeker niet. Daar was Caroline veel te pienter voor.
Een handgebaar scheen voor Caroline voldoende om hen uit te nodigen voor de thee, zodat ze dikwijls thee dronken in de tuin van Crest View. In tegenstelling tot Molly Power, die zich al drie dagen van tevoren zenuwachtig maakte hoe ze haar gasten aangenaam moest bezighouden, scheen Sheila Nolan zich daar nooit druk over te maken. Clare stelde nooit voor in het Tuinpaviljoen thee te komen drinken, omdat ze meende dat geen van hen wilde komen.
Maar Caroline wist automatisch dat mensen rond vijf uur gek waren op een enorme pot thee en trek hadden in schalen vol flinterdunne tomatensandwiches. Zelfs dokter Power kwam graag op de thee, voor een halfuurtje of zo. Caroline had alle dekstoelen helderrood geschilderd.
‘Zijn die stoelen eigenlijk wel van ons?’ vroeg James.
‘Natuurlijk niet, maar ze zagen er zo verwaarloosd uit. Die oude dronkelap van een huisbaas zal in zijn nopjes zijn met ons.’
Molly zei dat het een heel verstandig en smaakvol idee was.
Een enkele keer paste ze op Liffey, maar niet altijd. Een tien maanden oude baby is erg druk en vraagt veel aandacht. Caroline had weinig tijd voor baby's, en deze zomer leek het alsof zij de baas was. Uiteindelijk was ze van plan in Castlebay te komen wonen. Of zo goed als.
Het leek alsof David haar prettig gezelschap vond, maar dat was altijd zo geweest. Ze waren vroeger al met elkaar bevriend en nu scheen hij meer te lachen en zich beter te ontspannen met Caroline dan ooit met James het geval was geweest.
Clare liet haar hand op de kinderwagen rusten en schommelde de slapende Liffey heen en weer. Mevrouw Nolan beschreef uitvoerig een of andere droom, en Molly Power luisterde geboeid. Dokter Power en James Nolan bespraken het nut van doktoren als getuige-deskundigen in rechtszaken. Breeda zette een nieuwe pot thee en bracht nog wat schalen met sandwiches. David en Caroline zaten op de gewitte muur van Crest View en keken naar het lager gelegen strand.
Wat heb ik hier te zoeken, dacht Clare. Ik hoor hier niet thuis.
Het is niet de bedoeling dat ik hier bij deze mensen ben.
Het was een herhaling van wat Gerry Doyle eerder had gezegd.
‘Ik heb er altijd een hekel aan gehad afscheid te nemen van deze plaats,’ zei Caroline. ‘Nu is het geen afscheid meer. Ik ben echt blij met mijn baan.’
‘Wij ook,’ zei David geestdriftig. ‘Maar zal het niet erg stilletjes zijn? Eerlijk waar, Caroline, je hebt er geen idee van hoe rustig het hier kan zijn. Ik weet dat het in de stad drukker en levendiger is, maar met Dublin vergeleken stelt het niets voor.’
‘Hoe kan een stad met Gerry Doyle saai zijn? Geef me daar eens antwoord op?’ zei Caroline luchtig en opgewekt, maar ze merkte meteen dat ze iets verkeerds had gezegd.
‘O, die,’ was alles wat David zei.
‘Ik plaagde je alleen maar. Ik denk niet dat hij van de winter deel zal uitmaken van mijn vriendenkring. Hij is nauwelijks passend gezelschap voor iemand uit de juridische stand.’
‘Jij moet je eigen vrienden kiezen, want wat vrienden betreft ben ik niet met mijn tijd meegegaan.’
Dat was niet waar en bovendien zou het haar in het begin moeite kosten mensen te leren kennen. ‘Ik reken erop dat jij en Clare mij hier in de buurt voorstellen.’
‘We kennen zelf nauwelijks iemand.’ Het was geen excuus, maar het vaststellen van een feit.
‘We moeten weer gaan golfen, zullen we dat doen, af en toe een partij golf spelen?’
‘Dat zou ik graag willen,’ zei David. ‘Ja, dat is iets wat ik werkelijk graag zou doen. Ik word verondersteld in het midden van de week een middag vrijaf te nemen, maar ik maak daar nauwelijks gebruik van.’
‘Welnu.’ Caroline glimlachte bij dat fantastische idee. ‘Dat zou niet zo'n gek idee zijn, de oude plattelandsdokter en de oude notaris die samen een middagje gaan golfen.’ Ze schaterde van het lachen. ‘Wie had dat kunnen denken, David, dat het nog zover met ons zou komen?’
Clare, in haar rood geschilderde dekstoel, luisterde naar hen.
Oude plattelandsdokter, oude plattelandsnotaris en zij, Clare, was een oude plattelandssul.
De wespen gingen dood, het zeewier werd met de vloed aangespoeld en de bezoekers pakten hun koffers. Angela maakte haar boeken en kaarten in orde voor de school.
Clare kwam met Liffey, die in een wandelwagentje zat, langs.
‘Ze moet nu bijna een jaar zijn.’
‘Volgende week. Is Dick thuis, Angela?’
‘Nee… verdomme ja, hij is thuis. Hij zei me dat ik moest zeggen dat hij niet thuis was als er iemand kwam. Maar dat geldt natuurlijk niet voor jou. Kom binnen.’
Dick zat aan de tafel, waarop overal verspreid tekeningen lagen. Hij sprong schuldbewust op.
‘Laat maar, lieverd, het is Clare,’ zei Angela.
‘We waren toch al van plan het haar te vertellen.’
Het bleek dat ze van plan waren hun cottage tot een hotelletje te verbouwen. Dicks aandeel in Hotel Dillon zou door de familie worden uitgekocht, iets wat iedereen daar heel goed gelegen zou komen. Ze waren van plan een eigen hotelletje met twaalf slaapkamers te beginnen. Het stuk grond achter de cottage was van Angela. Ze wilden een hotel openen waar alleen golfspelers zouden logeren, die de ruimte kregen om hun clubs weg te bergen, daar een vroeg ontbijt konden gebruiken en – als ze dat wilden – een laat souper. Misschien zouden ze geen vergunning krijgen om alcoholische dranken te schenken, maar in dat geval konden de gasten een fles whisky of wat dan ook bestellen die op hun kamer zou worden bezorgd. De bedoeling was dat het hotel volgend jaar in juni zou worden geopend en dat Angela daarna ontslag zou nemen op school.
‘Heb je daarom leren koken?’ vroeg Clare geestdriftig.
‘Het enige wat we hebben geconstateerd, is dat we in elk geval een kok in dienst moeten nemen. Wij zullen de bedden opmaken en afwassen maar niet koken!’
Ze dronken thee en bekeken de tekeningen. ‘Dat zal aardig wat geld kosten,’ zei Clare.
‘Ik heb nog behoorlijk wat geld van de familie te goed,’ zei Dick.
‘Zal je broer blij zijn of woedend?’
‘Hij zal opgetogen zijn dat hij zich niet langer aan mij hoeft te ergeren, maar hier zal hij laaiend over zijn. Daarom is het een geheim. Het geld zal deze week worden overgemaakt. Een notariskantoor in de stad handelt dat af. Eerlijk gezegd was dat meisje – hoe heet ze ook weer? – hier.’
‘Caroline Nolan?’
‘Juist, háár bedoel ik. Een aardig meisje voor iemand uit Dublin, erg spontaan.’
‘Ahum,’ zei Angela.
‘Inderdaad ahum,’ zei Clare.
‘Tussen twee haakjes, waar had je Dick voor nodig?’ Angela herinnerde zich waarom Clare was langsgekomen.
‘Ik vroeg me af of jij me misschien stiekem een paar golflessen zou kunnen geven als Angela weer naar school is. Ik dacht dat je dan wat vrije tijd zou hebben, maar nu merk ik dat daar geen sprake van is.’
‘Ik ben niet degene die jou les kan geven, ik ben daar heel slecht in.’
‘Dat kan me niets schelen, als ik het maar een beetje leer.’
‘Nee, Clare, je begrijpt het niet. Ik zou je de verkeerde greep aanleren, de verkeerde houding, en later zou je het allemaal weer opnieuw moeten leren.’
‘Waarom ga je niet naar Jimmy de Pro?’ wilde Angela weten.
‘Ik wil het stiekem leren, zonder dat iemand anders het weet.’
‘Daarom kun je het David niet vragen,’ zei Angela.
‘Precies.’
‘Wat zou je zeggen van Gerry Doyle, hij speelt uitstekend golf?’ stelde Dick voor.
‘Nee, ik zou waarschijnlijk de meeste lessen plat op mijn rug in het duinzand doorbrengen,’ zei Clare lachend.
‘Ik zeg je – dat meisje, die Caroline, zij is gek op golfen. Ze zegt dat ze hier zo vaak mogelijk komt spelen als maar enigszins kan. Misschien kan zij het jou leren.’
Dick Dillons gezicht straalde, omdat hij dat probleem had opgelost.
‘Het spijt me, Clare, sommige mannen hebben een olifantenhuid, maar trek het je niet aan,’ zei Angela.
‘Ik snap niet waarover jij klaagt. Jij hebt helemaal geen voorstellen gedaan, ik heb twee keer iets voorgesteld en ik word op de koop toe nog uitgelachen,’ mopperde Dick.
‘Ik los het probleem wel voor je op,’ zei Angela. ‘Waarom zou ik geen les nemen bij Jimmy? Jij komt dan zogenaamd toevallig langs en speelt mee, dan lijkt het niet alsof jij wilt leren golfen.’
‘Jij wilt het in elk geval niet leren.’
‘Als het de bedoeling is dat ik de joviale mede-eigenaresse van een golfhotel word, dan kan ik maar beter weten hoe je dat verdraaide spel moet spelen,’ zei Angela. ‘Ik zal het er met Jimmy over hebben en bij de tweede of derde les kom jij toevallig langsgelopen.’
‘Jij helpt me toch altijd,’ zei Clare. ‘Het is waarschijnlijk erg dwaas van me.’
‘Nee, ik denk dat je gelijk hebt,’ zei Angela ernstig, op een toon die Clare koude rillingen bezorgde.
Josie barstte die avond in het Tuinpaviljoen in tranen uit.
Martin wilde haar nooit meer zien. Hij zei dat ze hem tegenover James Nolan belachelijk had gemaakt. O, wat was ze dom geweest.
Josie kon zichzelf wel voor haar hoofd slaan, zo kwaad was ze op zichzelf. Wat moest ze doen? Clare had zoveel ervaring met mannen.
‘Ik heb helemaal niet veel ervaring met mannen, waarom denk je dat?’
Nou, Clare had toch immers David Power als echtgenoot opgedaan en had Gerry Doyle, de plaatselijke don juan, zich niet gisteravond nog in het hotel laten ontvallen, dat hij wilde dat hij eerder dan de jonge dokter in haar was gedrongen.
‘Zei Gerry dat werkelijk waar andere mensen bij waren?’
‘Ja, ja.’ Josie was veel meer in haar eigen rampspoed geïnteresseerd. Zou ze Martin schrijven? Had James werkelijk enige echte belangstelling voor haar? Wat dacht Clare ervan…
‘Ik kan je niet vertellen wat ik denk, voordat ik weet wat jij wilt,’ zei Clare geërgerd. ‘Als je me nu eens haarfijn vertelt wat je precies wilt, dan zal ik je zeggen wat ik denk dat je moet doen.’
‘Ik wil James Nolan, maar ik denk niet dat hij me wil. Als ik dat zeker zou weten én dat er wat dat betreft geen hoop is, wil ik Martin. Ben ik oprecht en eerlijk genoeg tegen je?’
‘Zou je niet eerst nog een poosje van je vrijheid genieten en het leven zijn gewone gangetje laten gaan, totdat je later misschien iemand anders leert kennen?’
‘Nee, dank je feestelijk,’ zei Josie vastberaden.
‘Dat is wat ik vind dat je moet doen.’
‘Ik vertelde je wat ik wilde. Jij hebt gemakkelijk praten over je niet binden en van je vrijheid genieten. Uiteindelijk heb jij een man en een kind en bovendien heeft Gerry Doyle een oogje op jou.’
‘Goed, ik zal je naar zijn huis rijden en dan kun jij bij hem een briefje onder de deur schuiven zoals: “Lieve Martin. Ik heb me vreselijk aangesteld. Ik denk dat ik wilde zien of je echt om me gaf…” of iets dergelijks. Niet al te onderdanig of kruiperig, maar zeker ook niet verontschuldigend. We schrijven dat briefje meteen als je dat wilt.’
‘Ik denk niet dat James Nolan ooit zal…’
‘Ben ik met je eens. Ook ik denk niet dat James Nolan ooit zal…’
Twee weken later kochten Josie en Martin een ring met drie diamantjes.
‘Je bent geniaal, Clare,’ fluisterde Josie haar een paar dagen later toe nadat zij hun verloving bekend hadden gemaakt.
‘Ja, dat ben ik,’ beaamde Clare.
Maar Clare kon niet voor zichzelf geniaal zijn.
Ze verachtte vrouwen die met mannen flirtten. Tijdens die onstuimige dagen toen zij en David zo verliefd waren, dat Dublin voor hen alleen maar de achtergrond voor een toneelstuk leek, lachten ze gewoonlijk om de ijdelheden van vrouwen die dachten dat flirten iets aantrekkelijks had, en om die mannen die zo dom waren zich daarmee in te laten.
Ze hadden destijds gezworen elkaar altijd eerlijk te zullen vertellen hoe ze zich voelden. De een kreeg dan tien minuten de gelegenheid om zich aan de ander te ergeren, maar daarna moest hij of zij eraan denken dat dit dé Grote Liefde van de Eeuw was en dat elk openhartig gesprek deel uitmaakte van de heel speciale relatie die ze hadden.
Clare vroeg zich af of het zou helpen als ze weer terugkeerden naar het Dublin waar ze in duffelse jassen in de regen hadden rondgelopen. In de winter en het voorjaar van 1960 hadden ze openhartig met elkaar kunnen praten, in de winter en het voorjaar van 1962 konden ze dat niet meer.
Op zekere dag schreef ze hem een brief. Een lange brief waarin ze probeerde de gebeurtenissen van toen te laten herleven. Toen ze die brief herlas, klonk het als een waslijst van klachten en dus verscheurde ze hem weer.
Clare probeerde er zelfs heel omzichtig met Davids vader over te praten, maar ze begreep al heel gauw dat de oude man dacht dat alles tussen hen in orde was. Hij gaf toe dat Clare een beetje gedeprimeerd was geweest na de geboorte van de baby, wat heel normaal was gezien de omstandigheden, maar hij zag nu geen gapende leemten of grote verwijdering in hun relatie meer. Het zou zowel wreed als zinloos zijn geweest te proberen hem dat duidelijk te maken.
Ze vond het erg moeilijk, haast onmogelijk, haar studie te hervatten.
Ze schreef de opgewekte studieleider, die had gezegd dat hij niet had verwacht ooit nog iets van haar te zullen horen. Ze schreef hem dat hij misschien had gehoord wat er was gebeurd op de dag dat ze haar laatste examens zou afleggen, maar dat de baby nu bijna anderhalf jaar was en dat ze graag weer wilde gaan studeren. Hij schreef terug dat ze zich natuurlijk formeel opnieuw moest laten inschrijven, maar dat dat geen problemen zou geven zodra men op de hoogte was van de – uiterst dramatische – feiten. Hij bewonderde haar wilskracht om opnieuw te beginnen, want na een afwezigheid van achttien maanden zou ze er natuurlijk helemaal uit zijn. Hij schreef dat ze zich in elk geval met hem in verbinding moest stellen als ze weer in Dublin was.
En zo was het. Er bestond geen andere manier om terug te keren naar de gemoedstoestand waarin ze vroeger had verkeerd. Ze nam haar aantekeningen door. Hoe had ze zo intelligent kunnen zijn?
Hoe had ze die verklarende aantekeningen in de linkermarge van elke dubbele pagina kunnen maken? Aantekeningen met als opschrift “belangrijke punten” en in de andere marge citaten, bronverwijzingen en bijzonderheden.
Bestond er een mogelijkheid dat ze dit alles eens had geweten?
Waren er daarginds in Dublin nu andere mensen die dit soort dingen wisten?
Zou ze een paar dagen naar Dublin gaan? Zou dat het echter doen lijken?
Ze sprak er met David over. Hij vond dat ze moest gaan.
Ze nam zich voor bij Emer en Kevin te logeren en Daniel, die intussen enorm was gegroeid. Ze waren erg benieuwd naar Liffey, die ze alleen bij de doop hadden gezien. Kwam David mee? Al was het maar voor een paar dagen?
Nee, zei hij. Dit was de meest ongelegen tijd om weg te gaan.
Oude mensen liepen in deze tijd van het jaar vaak longontsteking op. Maar hij had werkelijk graag dat zij ging, want hij vond dat echt fijn voor haar.
‘Heb je genoeg van me, David?’ vroeg ze hem die avond zonder wrok.
‘Wat is dat nu voor onzin,’ zei hij. ‘Heb je een slechte bui omdat ik niet weg kan?’
‘Natuurlijk niet, ik bedoelde het meer in het algemeen.’
‘Ik heb niet genoeg van je, lieveling, waarom zou ik?’
‘Ik weet het niet, wie weet waarom mensen al dan niet van elkaar houden.’
Ze stond op dezelfde plek in de keuken als toen ze Gerry Doyle vanaf de keukentafel die woorden had horen zeggen. Ze had ze onbewust herhaald.
Ze huiverde licht.
‘Nou ja, ik begrijp het wel. Ik weet dat ik van jou hou en dat ik niet genoeg van je heb. Nu weet je het.’
‘Ben je gelukkig, David?’
‘Wat heet gelukkig?’ vroeg hij schouderophalend.
‘Deze kamer begint op de Echogrot te lijken,’ zei Clare. ‘Jij vroeg me een jaar geleden of ik gelukkig was, toen je me ook zei dat ik niet geschift was. Je vroeg me toen of ik gelukkig was.’
‘Dit ligt erg gevoelig. Wat antwoordde je daarop?’
‘Kun je je dat niet meer herinneren?’
‘Nee, en lieverd, maak alsjeblieft geen ruzie, omdat ik me niet elk woord kan herinneren van elk gesprek dat we de afgelopen twee jaar hebben gevoerd. Als ik dat jou zou vragen, dan zouden er ook veel dingen zijn die jij hebt vergeten.’
‘Dat kan ik begrijpen. Ik zal je vertellen wat ik zei. Ik zei dat ik gelukkig was. Daarop antwoordde jij: “Maar…” en stelde mij een vraag waarop ik antwoordde, nou ja, “Maar… we waren ons een beetje thuis gaan voelen nietwaar” waarop jij weer zei ja, dat vond jij ook.’
‘Welnu, wat is ervan terechtgekomen?’
‘Het resultaat is dat we beiden heel erg zijn veranderd. Eerst was jij degene die er bij mij op aandrong om te weten hoe ik me voelde en nu wil ik dat juist van jou weten.’
‘Ik heb een zware dag achter de rug, een erg zware dag. Beneden aan de kust stierf vandaag een vrouw van vierenveertig jaar. Ze had zich altijd goed gevoeld en nooit iets gemankeerd. Kanker, die zich in twee maanden tijd in haar hele lichaam had uitgezaaid. Ze had zes kinderen en een grote, domme man en ik kon daar maar blijven praten over de goede kant van de zaak. Geloof me, Clare, er was geen goede kant aan die zaak, echt niet.
Ik kwam terug en hechtte het oog van een kind van vijf jaar. Ze was door haar vader met een stoel geslagen. De vader is er erger aan toe dan het kind. Ik moet daarover een rapport schrijven voor Frank Conway. Frank Conway vroeg me hoe het met zijn moeder ging, en ik moest hem vertellen dat ze niet meer uit het ziekenhuis zal komen.
Toen vroeg vader me of ik over een maand of zo de praktijk een week lang in mijn eentje kan runnen. Hij zegt dat hij zich erg moe voelt, 's nachts met hartkloppingen wakker wordt en graag wat rust zou nemen.’
‘Rust? Hij doet nauwelijks een kwart van het werk. Dus als hij, gezien het beetje werk dat hij verzet aan rust toe is, is het werkelijk slecht met hem gesteld.’
‘Daarna kom ik thuis en word overladen met smeekbeden om mee naar Dublin te gaan, iets wat niet gaat al zou ik het nog zo graag willen. En nu moet ons hele leven worden ontleed.’
Hij zweeg.
‘Het spijt me,’ zei ze.
‘Er is geen reden om spijt te hebben. Dit zijn de vreugden en verschrikkingen van mijn dag, niet die van jou.’
‘Wat wil je dat ik doe? Wat zou jou vanavond het best uitkomen? Zeg het me, alsjeblieft.’
‘Ik denk een beetje rust, over andere dingen praten, niet over onszelf en wat onze plannen waren en wie meer van wie hield.’
Hij stond op en sloeg zijn armen om haar heen. ‘Het is al goed, Clare. Het leven is niet altijd betoverend, maar mensen met banen zoals die van ons, nou ja, zoals die van mij. Toen jij koortsachtig studeerde was het met jou precies eender en begreep jij… dat je je in je vrije tijd alleen moet hoeven te ontspannen, zonder te piekeren over wat liefde is en wat het niet is.’
‘Ik begrijp het. Ik zal ervoor zorgen,’ zei ze.
De telefoon rinkelde, en David nam op.
‘O, hallo.’ Zijn gezicht klaarde op. Ze wist dat het Caroline Nolan was, die begreep wat mensen in hun vrije tijd wilden. Zij hadden geen behoefte aan begrip maar wilden een prettig, luchthartig gesprek en een afspraakje om te gaan golfen.
Ze schreef Emer dat ze nog niet meteen kon komen, maar eerst thuis orde op zaken wilde stellen. Emer zei dat dat niets gaf en dat er altijd een bed voor haar klaarstond. Het ter sprake brengen van bedden in Emers huis bezorgde Clare altijd een schuldig gevoel.
Angela was een goede golfspeelster, zei Jimmy de Pro. Ze had de slagtechniek van een man. Angela beschouwde dat niet als een compliment, hoewel Jimmy het wel zo bedoelde.
‘Je vriendinnetje hier speelt ook lang niet slecht.’ Clare trok een grimas tegen hem. ‘Probeer je hoofd stil te houden en je zult zien dat je helemaal geen slecht figuur slaat.’
‘Fantastisch,’ zei Clare.
‘Waarom kom je niet af en toe een partij met je man spelen? Als mevrouw de notaris niet in de buurt is? Ik denk dat David op zaterdag best een behoorlijke partij met je zou willen spelen.’
‘Eigenlijk zou ik dat moeten doen, maar ik ben geen partij voor hem.’
‘O, je zou hem goed partij geven, je hebt het heel goed gedaan met de tweede hole. Met drie slagen zat je al op de green en het kostte je maar twee zachte slagen om de bal in de hole te krijgen.’
‘Maar het is een scratch score van drie.’
‘Ik zeg je dat dat lang niet gek is.’
‘Wilde het vandaag lukken met golfen?’ vroeg ze hem, toen hij thuiskwam.
‘Nee. Ik kon geen bal raken.’
‘Wat was je score bij de tweede hole?’ vroeg ze onschuldig.
‘Praat me niet van de tweede hole, het is een scratch score van drie, maar ik had er zeven slagen voor nodig,’ klaagde hij.
‘Dat geeft niets, er komen nog meer dagen, nietwaar?’
Hij keek haar dankbaar aan.
In damesbladen kreeg je de raad je uiterlijk te verzorgen, af te slanken en weer het meisje van vroeger te worden, met wie hij was getrouwd. Ze probeerde het met make-up, maar wreef het meeste er weer af. Door de make-up leek het alsof ze zich zwaar had opgemaakt en bovendien was make-up in dit deel van de wereld nog niet ingeburgerd. Op haar kleding viel niets aan te merken. Ze had een stel mooie truitjes en rokken en ze droeg ook aardige bloesjes. Ze hoefde niet af te slanken, want ze was haast mager te noemen en zag er beter uit dan het meisje met wie hij destijds was getrouwd. Dus daarmee viel geen succes te behalen. Een vrouw die zo zenuwachtig en prikkelbaar was, dat ze haar man in de armen van een plattelandsnotaris had gedreven, dáárin voorzagen de damesbladen niet! Dat was een probleem waarvoor de Lieve Lita's zo snel geen oplossing wisten.
Maar toch wilde ze het proberen. Ze las elk artikel in Woman's Own hoe je je het best voor de avond kon opmaken en gebruikte oogschaduw en eyeliner precies zoals werd voorgeschreven.
Ze trok een rok van tafzijde aan en een aardig topje, dat ze maar één keer daarvoor op een dansavond had gedragen. Ook liet ze grote losse krullen in haar haar zetten.
Chrissie kwam met haar vuile schort de kapsalon binnen. ‘Ik zag je hier binnengaan, waar ga je vanavond heen?’
‘Nergens,’ siste Clare vanonder de droogkap.
‘Je moet toch ergens heen gaan, waarom laat je anders je haar doen?’
‘Och, ga toch weg, Chrissie,’ zei ze.
‘Een kapsalon is voor iedereen toegankelijk, je kunt me hier niet wegsturen.’
Clare wist dat iedereen de schertsende, zusterlijke woordenwisseling tussen de jonge doktersvrouw en het winkelmeisje van slager Dwyer kon horen.
Ze bezocht haar moeder.
‘Is met jou alles in orde, Clare? Je ziet eruit alsof je hebt gehuild.’
‘Dat komt door de make-up, mama.’
‘Waar is Liffey?’
‘Nellie past op haar, ik heb mijn haar laten doen.’
‘Zonde van het geld bij zulk winderig weer. Tegen de tijd dat je thuis bent, is je kapsel uit zijn model gewaaid en zie je er niets meer van.’
Jim kwam de winkel binnen. Clare draaide zich om en bewoog nauwkeurig en duidelijk zichtbaar haar lippen, terwijl ze tegen hem sprak.
‘Ik had graag dat je niet zo tegen Jim praatte,’ zei haar moeder. ‘Je doet net alsof hij een halvegare is. Jim is geen halvegare, maar alleen een beetje lui, nietwaar Jim?’ Haar toon klonk vriendelijk, maar ze kreeg geen antwoord. Jim had niet gezien dat haar lippen bewogen en wist niet dat iemand tegen hem had gesproken.
Ze had zich uitgesloofd om voor David een heerlijk maal op tafel te brengen. Hij was echter moe en afwezig, merkte niet dat ze haar haar had laten doen, zag niets aan haar ogen en repte met geen woord over het eten of dat ze alles zo keurig had verzorgd.
Hij zei dat hij doodmoe was, en ze gingen vroeg naar bed. Juist toen Clare op het punt stond naar zijn kant van het bed te schuiven viel David in een diepe slaap.
‘Caroline?’
‘O David, je vertelt me toch zeker niet dat je ons partijtje golf afzegt. Ik heb me daar de hele morgen al zo op verheugd.’
‘Ik ook, nee, natuurlijk gaat dat door. Luister eens, ik bedacht dat jij na het golfen nog een hele rit voor de boeg hebt, dus waarom eten we niet eerst een hapje voor je vertrekt?’
‘Oh, leuk, maar ik wil Clare niet…’
‘Nee, maar ik had gedacht dat we wel ergens konden gaan eten.’
Stilte.
‘Ja, dat zou fantastisch zijn. Waar had je gedacht?’
‘Nou ja, ik weet niet waarom ik zei ergens, er is immers maar één mogelijkheid, het hotel. We kunnen daar best behoorlijk eten.’
‘Fantastisch, dat is erg fijn. Dat geeft mij weer de kracht om dat hele eind terug te rijden.’
‘Afgesproken, dan bespreek ik een tafel. Ik zal wel bellen en een tafel voor ons beiden reserveren.’
Bleef het in het begin nog bij een partijtje golf met Caroline, daarna werd het golf en een paar drankjes na op de club en nu was het dan zover dat na het golfen en de drankjes ook nog een etentje volgde. Josie hing de volgende dag aan de telefoon.
Alleen om even bij te praten…
‘Ik mag hopen dat het eten gisteravond niet al te goed was, anders zul je mij voor onmogelijke eisen stellen,’ zei Clare lachend.
‘Wat bedoel je?’
‘Nou, ik ga de golfspelers vragen of zij de volgende week hier willen komen eten en zouden jij en Martin ook van de partij willen zijn?’
Josie dacht dat dat een geweldig idee was. Ze voelde zich enorm opgelucht nu ze wist dat Clare op de hoogte was dat David golf speelde en met Caroline was gezien. Haar zuster Rose was gisteravond heel opgewonden uit de eetzaal gekomen om te zeggen dat David Power en Caroline Nolan onder de tafel elkaars handen vasthielden. Maar dat hoefde helemaal niet waar te zijn. Rose had altijd een zwak plekje voor David gehad en was erg verbitterd en eigenaardig geweest sinds Clare haar verloving had aangekondigd.
Clare vroeg Molly of ze de volgende donderdag kwam dineren. ‘Is het niet een beetje vroeg om dat nu al af te spreken?’ zei Molly. ‘Maar het zou heel aardig zijn. Denk je dat je het in je eentje aankunt?’
Angela zei dat ze onder andere omstandigheden er alles voor had laten schieten en beslist zou zijn gekomen, maar dat de provinciale overste van de orde een bezoek aan de school zou brengen en de nonnen ter ere van haar komst een soort feest zouden organiseren. In al die jaren dat zij sinds 1945 op die school had gewerkt, hadden zij nooit iets te eten aangeboden gekregen en nu gebeurde dat toevallig. ‘Het eten zal wel afschuwelijk zijn. Ik maak een krabbeltje op een blocnote en vertel je later alles wel uitvoerig.’
‘In al die jaren dat je mij nu kent is dit de eerste keer dat ik je een hap eten aanbied en laat dat nu toevallig op dezelfde avond zijn,’ verzuchtte Clare.
‘Is het ter gelegenheid van iets speciaals?’
‘Noodgeval of zoiets,’ zei Clare.
‘O, nodig je je schoonmoeder uit?’
‘En de golfpartner van mijn man.’
‘Dat klinkt erg ambitieus, wat wil je hun voorzetten?’
‘Daar heb ik tot dusverre nog niet over nagedacht.’
‘Geef hun, als ik je een goede raad mag geven, om te beginnen iets kouds, zoals hardgekookte, gevulde eieren. Emer vertelde me dat ze in Dublin ooit ergens thuis heeft gedineerd waar ze sardientjes uit blik aten, fijngemaakt in citroensap en opgediend in een porseleinen schaal. De mensen bedienden zichzelf, smeerden het op het brood en het smaakte heerlijk.’
‘Misschien dat je in Dublin met zoiets kunt aankomen, maar als je je gasten hier geen soep vooraf geeft verklaren ze je voor gek.’
‘Het valt niet mee tijdens het opdienen je aandacht bij de soep te houden als je al aan de volgende gang moet denken.’
‘Wil je alsjeblieft voor me duimen.’
‘Het zal je best lukken,’ zei Angela, maar er klonk geen vertrouwen in haar stem.
De oude meneer Kenny vond het heel aardig van de jongelui eraan te denken hem voor het diner uit te nodigen en hij voelde zich zeer vereerd. Dat maakte voor Clare veel goed. Ze vroeg Nellie haar te helpen twee stoelen uit het grote huis te halen en ze telde haar serviesgoed en bestek na om zeker te zijn dat ze genoeg had.
Ze bereidde alles stiekem voor als David niet thuis was. Elke keer wanneer hij thuiskwam liet ze het werk liggen. Hij verheugde zich op het diner; hij zou dus wel niet zoveel te verbergen hebben, dacht ze. Als hij en Caroline meer in de zin hadden dan het voeren van lange, onderhoudende gesprekken met een vluchtige zoen op elkaars wang als afscheid, zou hij haar beslist niet mee naar huis nemen en doen alsof er niets aan de hand was. Clare had Caroline op haar werk gebeld en ook zij was te vinden geweest voor het idee van een diner na het golfen.
‘Wat aardig van jou om dat voor te stellen, Clare. Durf je het aan?’
‘Wát aandurven?’ vroeg Clare vriendelijk, hoewel ze ziedde van woede.
‘O, het diner en alles wat daarbij hoort.’
‘Nou ja, laten we het hopen, hè,’ zei Clare en liep woedend terug naar de keuken.
Ze tilde Liffey uit de box en sprak haar ernstig toe. ‘Luister eens goed naar me, kind. Het is in deze wereld één grote rotzooi, zoals mijn vriendin Mary Catherine, die jouw peettante is, vroeger in haar minder fijnzinnige momenten placht te zeggen.
Welnu, jij en ik laten ons dat niet langer welgevallen, we laten niet meer over ons lopen, Liffey Power. Ik beloof jou uit de grond van mijn hart, dat als jij je donderdag als een brave baby gedraagt, je niemand onderplast of onderspuugt en niet huilt, ik ervoor zal zorgen dat jij een fantastisch leven krijgt vol vrijheid en avontuur. Als jij later met een Spoetnik de lucht in wilt en jouw vader jou dat verbiedt, dan zal ik ervoor vechten dat jij toch in een Spoetnik omhoog kunt.’
Liffey klapte in haar handjes, verheugd over alle aandacht die zij kreeg.
‘Mooi zo, dat is dan afgesproken. Goed!’
Bones kwam de keuken in.
‘Wat jou betreft, vriend, durf eens aan je achterste te krabben als er gasten zijn en waag het niet het onverwacht op een reusachtig janken te zetten, omdat je een bromvlieg, de vuurtoren of iets anders hebt gezien. Gedraag je alleen als een brave, gehoorzame hond die veel van het vrouwtje houdt. Natuurlijk kan het gebeuren dat je een hap doet in juffrouw Nolans achterste, maar zorg er wel voor dat het erop lijkt alsof zij jou als eerste heeft aangevallen. Wat jouw beloning daarvoor is? Ik zal het je zeggen. Ik red je van het hondenkerkhof. David zei dat we jou misschien beter konden laten inslapen, maar daar wil ik niets van weten.’
Bones glimlachte tegen haar, en Clare verdiepte zich weer in haar kookboek.
Het zou een reuze uitkomst zijn geweest als ze hulp had gekregen van Nellie en Nellie zou haar met liefde en plezier hebben geholpen, maar de hele kwestie was, dat dat nu eenmaal niet ging.
Ze moest alles in haar eentje doen. Ze kon zelfs niet eens aan Nellie kwijt hoe zenuwachtig ze zich voelde. Nellie was vóór alles trouw aan haar eigen mevrouw en het was niet uitgesloten dat ze aan Molly overbriefde dat het in het Tuinpaviljoen één grote chaos was. Dan zou het diner een falikante mislukking worden. Ze had Valerie telefonisch om raad gevraagd en Val had haar aangeraden het etentje eenvoudig te houden en haar gasten zo veel te drinken te geven, dat die zich later niet meer konden herinneren wat ze voorgezet hadden gekregen. Zoiets lukte misschien bij háár familie, maar hier had ze er niet veel aan. Val zei dat ze de broodjes warm moest opdienen, room in de soep moest doen en aardappelpuree of gebakken aardappelen moest klaarmaken, omdat zoiets eenvoudig niet kon mislukken.
Chrissie dacht dat het geweldig moest zijn om je zulke grote stukken rundvlees te kunnen veroorloven.
‘Waarom heb je niet gebeld, dan hadden we het vlees thuisbezorgd.’
‘Ik hoopte dat als ik kwam jij me misschien een mooi stuk vlees zou geven en me zou kunnen zeggen hoe ik het moet snijden,’ zei Clare onderdanig.
‘Het vlees snijden? Snij gewoon voor iedereen een stuk af zoals je altijd doet,’ zei Chrissie, het behulpzame en fijngevoelige slagershulpje op wie je kon rekenen om je zenuwen tot bedaren te brengen voor de gelegenheid.
Op donderdag gingen de winkels in de stad twintig mijl verderop vroeger dicht. Het was ook de dag waarop David altijd golf speelde en de dag van het diner.
Clare dacht dat de damesbladen best trots zouden zijn op haar, om de manier waarop ze tegen David had gezegd dat hij Caroline mee naar huis kon brengen wanneer hij maar wilde, voor het geval zij zich voor het diner zou willen verkleden. De andere gasten zouden rond zeven uur komen, dus nadat zij in de club een paar borrels hadden gedronken.
‘Lopen we je niet voor de voeten?’
‘Allerminst,’ fleemde Clare.
Hij gaf haar een afscheidszoen op haar neus en kuste daarna Liffey.
‘Bones raakt aardig aftands, vind je niet? Ik vraag me af of hij pijn heeft. Het probleem is dat hij altijd lijkt te glimlachen, vind je ook niet?’
‘Och, Bones is nog vitaal genoeg.’ Ze streelde de hondenkop.
Beloofd was beloofd, en Bones zou niet naar de hondenhemel gaan zolang Clare in de buurt was.
Liffey gooide alle worteltjes en aardappelpuree over haar mooiste, met de hand gesmokte jurkje. Clare trok het jurkje vlug uit en waste het. Misschien dat het nog net op tijd droog genoeg was om het Liffey weer te kunnen aantrekken. Het was het bewuste jurkje waarover Molly zoveel ophef had gemaakt en dat ter ere van haar werd gedragen. Daarna, toen ze de lepel afwaste – de fraaie, zilveren geboortelepel die meneer Kenny de baby had gegeven – dacht Bones dat het speelgoed was en draafde ermee weg.
Hij rende drie keer met de lepel de tuin rond en begroef hem toen in een bloembed.
Uitgerekend vandaag trof ze het dat de room zuur was en bleken twee servetten te zijn gescheurd. In haar haast liep ze te dicht langs de tafel en stootte daarbij een waterkaraf om, zodat ze op de hoek van de tafel kussenslopen onder het tafelkleed moest leggen. Ze hoopte dat het kleed op tijd droog zou zijn.
Omdat Caroline zich in hun slaapkamer wilde verkleden, zorgde Clare er met opzet voor dat de kamer er wat knusser en intiemer uitzag dan anders.
Ze schudde de kussens op en legde die dicht naast elkaar, alsof dat de manier was waarop ze gewoonlijk sliepen. Ook haalde ze haar zwarte nachtjapon voor de dag, een frivool nachtgewaad dat ze eigen lijk foeilelijk vond maar dat, op een geraffineerde manier gedrapeerd, heel exotisch aandeed. Ten slotte zette ze een vaas met bloemen in de kamer en een romantisch schemerlampje.
Clare had ook alle kasten en laden opgeruimd voor het geval Caroline daarin zou neuzen. Alle versleten, oude schoenen en spullen die niet gezien mochten worden, werden resoluut naar de logeerkamer verbannen. Voor de zekerheid draaide ze de gloeilamp uit de fitting, zodat er geen licht op die rommel kon vallen als iemand per ongeluk de deur openmaakte en het licht aandeed.
Ze kwamen allemaal tegelijk.
David schonk sherry in en iedereen zei minstens drie keer dat het heel gezellig was.
Caroline blaakte van gezondheid en zag er stralend uit. Haar haar glansde en was keurig verzorgd. Clare had gehoopt dat het zou klitten en door de wind in de war zou zijn geraakt. Ze zei dat ze zich graag even wilde opfrissen en toen ze in een mum van tijd weer beneden kwam, droeg ze een lange rode wollen rok en een witte kanten blouse.
‘Het was vandaag gewoon fantastisch op de golfbaan,’ zei ze. ‘Je moet het echt ook leren, Clare.’
‘Heb ik niet iemand horen zeggen dat jij les neemt, Clare?’ vroeg Josie.
Clare had haar wel een klap in haar gezicht kunnen geven. ‘Nee, maar misschien heeft iemand mij daar een keer samen met Angela gezien, zij neemt wel les.’
‘Juist, ja.’ De naam Angela Dillon werd in Hotel Dillon liever niet genoemd. Het zat er dik in dat oom Dick en die onderwijzeres de hele golfbusiness in het oude hotel een gevoelige klap zouden toebrengen.
‘James speelt dikwijls in Dublin en eerlijk gezegd, zijn er mensen die menen dat hij veel te veel tijd op de golfbaan doorbrengt,’ zei Caroline. Dat was evenmin een tactvol onderwerp.
Martin klemde zijn hand vaster om zijn glas, toen de naam van die achterbakse James Nolan viel.
Clare besloot dat het tijd werd om aan tafel te gaan.
Ze verwenste alle damesbladen naar het diepst van de hel.
De broodjes in de oven waren zwart geblakerd. Verkoold!
Ze sneed een brood aan dat Nellie had gebakken en legde de sneetjes op een schaal. Molly zei dat niemand zulk luchtig brooddeeg kon kneden en zulke luchtige pasteien kon maken als Nellie.
‘Dit brood is ook heel goed,’ zei meneer Kenny.
‘Dit is Nellies brood,’ zei Clare wanhopig.
Het rundvlees was taai, de aardappelpuree was droog, de spruitjes waren zacht en de jus was klonterig.
Clare zag dat er op heel wat borden voedselresten achterbleven en ten slotte moest ze aannemen dat iedereen verzadigd was. Vuurrood van schaamte ruimde ze de tafel af.
Er was geen slagroom voor de chocoladepudding, want het was te laat geweest om nieuwe slagroom te gaan halen. Clare vloekte op haar ouders omdat die geen telefoon hadden en niemand met slagroom of zelfs ijs konden langssturen. Ze had zelf moeten gaan. Ze had Liffey achter in de auto kunnen zetten en snel even naar huis rijden, maar op het moment dat ze daaraan dacht vond ze dat ze maar beter op haar post kon blijven, dat bracht minder opwinding.
Ze worstelden zich door de pudding heen. Niemand beliefde de crackers met kaas die ze zo zorgvuldig had klaargemaakt.
Clare ging koffie zetten en ontdekte dat de volle koffietrommel die ze in de muurkast had zien staan niet met koffie was gevuld.
Het was de bus waarin ze gewoonlijk schelpen bewaarde totdat ze een plaatsje had gevonden om die uit te stallen.
Ze zei dat ze even naar Liffey moest kijken. Ze sloop stilletjes het huis uit, buiten het donker in, om te zien of ze in de keuken van haar schoonmoeder koffie kon vinden. Het was donderdag en Nellies vrije avond. Ze zou er niet zijn. Ze struikelde over Bones en kwam plat op haar gezicht terecht. Bones blafte blij en zo luid, dat dokter Power naar buiten kwam om te kijken wat er gaande was.
‘Lieve hemel, Molly,’ riep hij, ‘er is iemand in onze keuken!’
David pakte manhaftig een golfclub en gebood zijn vader zich op de achtergrond te houden.
Terwijl Clare uit de keuken van de Powers tevoorschijn kroop, met geschaafde handen, een gekneusd voorhoofd en waarschijnlijk een loszittende tand, blafte Bones opgewonden naar de maan.
‘Ik vermoord jou,’ zei ze tegen de hond. ‘Je gaat voor de bijl en ik steek geen vinger uit om je te helpen.’
Plotseling zag ze hoe het hele gezelschap, omgeven door het licht dat uit het Tuinpaviljoen naar buiten viel, haar stond op te wachten terwijl David met een golfclub in zijn hand langzaam naar haar toeliep.
In de verte hoorde ze het vertrouwde geluid van Liffey, die wakker werd en aan een huilbui begon die twee uur zou duren.
Angela lachte tot de tranen over haar wangen rolden.
Clare huilde terwijl ze het verhaal vertelde.
‘Nee, ik kan het komische er niet van inzien. Hou op met dat onbedaarlijk gelach. Het zit me tot hier! Ik heb me onsterfelijk belachelijk gemaakt. Ik had net zo goed in mijn slipje op tafel kunnen staan dansen. Het was afschuwelijk. Iedereen had medelijden met me, zelfs Josie.’
‘Het is je eigen schuld,’ zei Angela. ‘Jij was altijd degene die zo nodig Mary Catherine raad moest geven… vertel hun dat je vader postbode is en kijk of het hen wat kan schelen. Waarom heb je hun niet verteld dat jij een koffiebus gebruikte om daar schelpen in te bewaren?’
‘Niet na die verbrande broodjes, de klonterige jus en het taaie vlees. Ik durf te wedden dat Chrissie mij met opzet een taaie achterbout van een aftandse ezel heeft gegeven.’
‘Wat zei David ervan?’
‘Hij troostte me achteraf en zei dat zo'n etentje de eerste keer altijd een beproeving is. Een eerste etentje! De eerste en de laatste keer, zal hij bedoelen. Hoe was de provinciale overste?’
‘Net een hamster, opgetrokken neus en spitse tandjes.’
‘Waar hadden ze het over?’
‘Het verval van geloof en moraal. We kregen sandwiches met ei en thee, daaruit bestond heel de traktatie.’
‘Wat zou ik daarvan hebben genoten,’ zei Clare meelevend. ‘Vergeleken met wat er gisteravond bij mij thuis is gebeurd, klinkt het paradijselijk.’
Gerry Doyle kwam op een regenachtige donderdag binnenlopen.
‘Ik ben druk bezig, Gerry.’
‘Dat zie ik,’ zei hij, met een blik naar de opengeslagen krant op de keukentafel.
‘En?’ zei ze, weinig op haar gemak.
‘Nou, het heeft even geduurd, maar het is er toch van gekomen.’
‘Wat is er gebeurd?’ Ze voelde zich doodsbang.
‘David.’ Hij bleef staan en glimlachte haar toe.
Haar hand ging naar haar keel. ‘Wat is er met hem gebeurd?’
‘Ik denk dat hij de ware liefde heeft gevonden, Clare. In een caravan.’
‘Wat?’
‘Nou ja, het is immers veel te nat om te golfen, nietwaar? Kijk eens naar buiten, ze zouden tot op hun hemd doorweekt raken.’
Hij was ongevraagd gaan zitten, maar toen hij haar het nieuws had verteld, stond hij op.
‘Tot ziens,’ zei hij, en hij vertrok.
David kwam helemaal droog thuis.
‘Heb je nog gegolfd of was het te nat?’
‘Nee hoor, we hebben het niet opgegeven, heel verkwikkend een partij golf in weer en wind.’
‘Dat wil ik best geloven.’
‘Een afschuwelijke avond voor Caroline om dat hele eind terug te moeten rijden,’ zei hij.
‘Ja, dat is waar. Hadden we haar moeten vragen hier te willen overnachten of zo, denk je?’
‘Nee, nee hoor, ik wilde je alleen zeggen dat ze erover denkt een caravan hier te kopen voor het geval dat ze wil overnachten. Daar is veel voor te zeggen, vind je niet?’
‘Gerry Doyle zit zwaar in de problemen,’ zei Clares moeder.
‘Hoezo, in de problemen?’
‘Nou, hij heeft hier al drie maanden een flinke rekening staan. Al zijn kruidenierswaren en sigaretten, dat telt flink aan.’
‘Ja, dat is waar.’
‘Je vader heeft gezegd dat ik hem daarover moet aanspreken, omdat ik altijd goed met hem heb kunnen opschieten.’
‘En?’
‘Hij zei dat hij een beetje krap bij kas zat. Chrissie zegt dat hij bij Dwyer ook een rekening heeft staan van hier tot ginder en dat hij bij Costello niet langer krediet krijgt. Hij heeft zichzelf overschat met die fotozaak, ze krijgen niet genoeg opdrachten voor zo'n groots opgezette zaak. Ze deden goede zaken voordat ze de zaak gingen verbouwen en toen ze het ontwikkelen nog zelf deden. Dick zegt dat hij de zaak zal moeten verkopen.’
‘Gerry is niet zomaar klein te krijgen.’
‘Dat heb ik altijd al gezegd maar toen ik hem aansprak over zijn rekening hier, zei hij dat hij finaal aan de grond zat. Ik heb hem verteld dat dat niet erg is en dat hij zijn rekening stukje bij beetje kan voldoen om Tom tevreden te stellen… maar hij antwoordde dat ik niet aardig voor hem hoefde te zijn. Hij was niet van plan zachtjes jammerend ten onder te gaan. Als hij zijn tijd zou hebben uitgediend, zou dat een knal geven die in het hele graafschap zou nadreunen. Wat kan hij daarmee bedoelen?’
‘Ik wil Liffey over een week of twee meenemen naar Dublin, om haar de andere Liffey, de rivier te laten zien.’
‘Dat is een goed idee.’
‘Ga je in de tijd dat ik weg ben bij je ouders eten?’
‘Ja, af en toe. Misschien kook ik een enkele keer hier als ik daar zin in heb. O ja, Caroline zit in die tijd in haar caravan. Waarschijnlijk ga ik ook een paar keer bij haar eten, zodat ze wat ingeburgerd raakt.’
Gerry kwam terug.
‘Deze keer heb ik foto's,’ zei hij.
‘Wat voor foto's?’ Clare gaf Liffey te eten en had daar al haar aandacht bij nodig.
‘Kan ik een kop thee krijgen?’
‘Nee, Gerry, je weet dat ik niet graag heb dat je hier komt.’
‘Je brengt er niets van terecht. Geef Liffey maar aan mij, dan geef ik haar te eten en zet jij intussen water op.’
‘Zul je dan gaan?’
Hij gaf Liffey behendig te eten, hield de lepel net lang genoeg in haar mondje om haar het eten te laten doorslikken.
Clare schonk thee in. Ze voelde zich niet angstig. Gerry zag er kwetsbaar uit zoals hij daar zat, Liffey te eten gaf en tegen haar kirde.
‘O ja, de foto's, kijk eens.’ Hij haalde ze uit een envelop en legde ze op tafel. Het waren ongeveer tien zwart-witfoto's van David en Caroline, die op een smal bed in een caravan lagen te vrijen.
Clare bracht haar hand naar haar mond en liep naar de gootsteen.
Ze kokhalsde en braakte.
Gerry schoof haar opzij, draaide de kraan open, maakte de gootsteen schoon en gaf haar een glas water.
‘Drink wat,’ zei hij.
Ze gooide hem het glas naar zijn hoofd. Het raakte hem niet en viel aan scherven op de vloer. Ze huiverde.
Gerry pakte bedaard een handdoek die hij nat maakte onder de kraan. Hij liep naar haar toe en veegde haar gezicht af, zoals je het gezicht van een kind zou afvegen. Ze was niet in staat zich tegen hem te verzetten.
Ze schonk voor zichzelf een ander glas water in en dronk dat leeg.
‘Wat ben je van plan te gaan doen?’
‘Niets,’ zei ze.
‘Oké.’ Hij legde zijn hand tegen de deurstijl.
‘Hier, neem dit mee.’ Ze graaide met bevende hand de foto's bij elkaar.
‘Natuurlijk,’ zei hij.
Clare bleef lange tijd in het niets zitten staren.
Ze vertelde David dat ze zoiets als een griep voelde opkomen en dat ze, als hij het niet erg vond, liever beneden bleef slapen.
David toonde zich bezorgd en voelde haar voorhoofd. Ze leek inderdaad wat koortsig.
Ze maakten samen een bed voor haar op, in de keuken, dicht bij de kachel.
‘Het ziet er heel knus uit,’ zei hij. ‘Misschien kunnen we beter allemaal naar beneden verhuizen. Weet je nog toen we in Rathmines woonden? Het was daar zo klein en bekrompen, dat het bed, de kachel en de eetkamertafel haast boven op elkaar stonden.’
‘Dat klopt,’ zei ze met een zucht.
Ze stapte in bed en trok de lakens als een gehoorzaam kind omhoog. Hij kuste haar voorhoofd.
‘David?’
‘Ja?’ Hij keek bezorgd.
‘Niets, bedankt voor alles, welterusten.’
Ze hoorde hem naar boven gaan, de wc doorspoelen en uiteindelijk zijn schoenen neerzetten. Hij lag in bed.
Ze zag het licht in de slaapkamer uitgaan. Hij sliep.
Ze stapte klaarwakker uit bed. Wat moest ze in vredesnaam gaan doen?
Ze zette een kan koffie.
De hele nacht zat ze op en pas toen ze het bed hoorde kraken, ging ze terug naar haar eigen bed.
Hij sloop op zijn tenen de trap af, zette een pot thee en bracht die triomfantelijk naar haar bed.
‘Wie is er een goede echtgenoot?’ zei hij.
‘David is een goede echtgenoot,’ zei ze automatisch.
Ze zag er echt grieperig uit, dacht David toen hij naar het grote huis ging. Vreemd dat ze geen koorts had. Hij had zonder nadenken haar temperatuur opgenomen. Maar haar ogen stonden helder, haar voorhoofd gloeide en ze zag zo wit als een doek. Misschien kwam het om dat hij tegenwoordig nauwelijks naar haar durfde te kijken zonder een gevoel van schuld en schaamte.
Het was zo gemakkelijk om dat te denken als hij bij Caroline was.
Niemand zou gekrenkt worden, niemand zou vragen stellen, er zouden geen scènes in het openbaar zijn en Clare zou nooit ver ne derd worden. Alles zou discreet in zijn werk gaan en tussen hen blijven. Niemand zou het te weten komen. Ze zouden de eerste ge liefden in de geschiedenis van Castlebay zijn die dat zouden klaarspelen.
Caroline was reuze ontspannen bij alles wat ze deden en vroeg nooit wat hij meende of voelde. Ze wilde geen beloften, geen geruststellingen en zeker geen discussie over de toekomst.
Na een gesprek met Clare over waar ze over tien jaar zouden zijn, of hij werkelijk wel van haar hield en of ze ooit zouden zijn getrouwd als het niet vanwege Liffey was geweest, was een bezoekje aan Caroline haast een verademing.
Caroline zei dat hij uiteraard met Clare moest vrijen, waarom ook niet? Ze wilde niets horen over aparte bedden of tekortschieten in een relatie. David nam niets van hen beiden af wanneer hij en Clare vaker vrijden. Net zomin als zij Clare in enig opzicht iets tekortdeed door David naar haar in de caravan te laten komen.
Soms vroeg hij haar wat er zou gaan gebeuren. Zouden ze een enorme ruzie krijgen en elkaar diep kwetsen of zouden ze gewoon van elkaar vervreemden? Caroline lachte dan altijd en zei dat het onzin was om aan de toekomst te denken. Dat klonk erg geruststellend en nam ieder schuldgevoel weg.
Clare lag nog steeds in haar bed dat in de keuken was opgemaakt, toen ze David in zijn auto hoorde wegrijden om visites te gaan rijden.
Een minuut later kwam Gerry Doyle binnen. ‘Ook heel goed,’ zei hij toen hij het bed zag.
‘Maak dat je wegkomt!’ schreeuwde ze.
‘Ssst, ssst.’
‘Gerry, ik roep mevrouw Power. Help!’
Hij legde zachtjes zijn hand op haar mond en sloeg zijn arm om haar heen.
Haar magere lichaam in de roze, nylon nachtjapon met lange mouwen beefde. Ze keek schichtig om zich heen.
‘Wat ben je hem verschuldigd? Je ziet toch wat hij je aandoet, Clare?’
Ze wrong zich los uit zijn greep. Terwijl ze naar de deur liep, pakte ze het vleesmes.
‘Doe niet zo dwaas.’ Hij was helemaal niet bang. ‘Leg dat mes neer, Clare. Ik raak jou niet aan, maar leg dat mes neer voor je jezelf pijn doet.’
Ze legde het mes neer.
‘Ik ga nu weg en kom later terug voor jou.’
‘Je komt terug, voor mij?’
‘Ik vind dat we weg moeten gaan, jij, ik en Liffey, ver weg.’
‘Je bent gek.’
‘Nee, echt niet. We gaan weg en laten die foto's op tafel liggen, zodat zij weten waarom.’
‘Ik wéét dat je in de problemen zit, Gerry. Ik weet dat je geldzorgen hebt, kan ik je soms wat geld lenen of iets anders voor je doen?’
‘We zullen te zijner tijd genoeg geld krijgen. Wie weet, gaan jij en ik misschien wel naar Londen. Ik kan daar aan de slag en we zullen een thuis vinden.’
‘Dat is fantasie… daar moet je mee ophouden.’
‘Je hoeft voor mij niet zulke dure woorden te gebruiken, dat is iets voor de familie Power. Ik kom vanavond terug.’
‘Nee, dat moet je niet doen. Ik zeg het tegen David en dokter Power, je mag niet terugkomen.’
‘Jij vertelt hier niemand iets van, dat weet ik. Je wilt met mij weggaan.’
‘Stop, ga niet weg, laat mij het je uitleggen!’
‘Neem een besluit. Het ene moment beveel je me, met een vleesmes in je hand, te verdwijnen en het volgende moment roep je me terug.’
‘Kom vanavond niet terug. Doe het niet. Ik ben dan niet hier. Of ik ben er wel, maar dan is de politie ook hier en David en zijn vader en iedereen. Ik wil dat je nu begrijpt dat ik niet met jou mee wil gaan, onverschillig wat David me heeft gedaan, ik ga nergens heen met jou.’
‘Tot kijk.’
Hij was verdwenen.
Ze bleef doodsbang zitten, met klapperende tanden.
David belde om een uur of zes. Door zijn laatste visite was hij in de buurt van de stad beland. Het was verstandiger daar een hapje te eten dan door de storm naar huis te rijden. Hoe ging het met haar griep?
‘David, kun je alsjeblieft naar huis komen?’
‘Wat is er?’
‘Zolang we hier wonen heb ik je nooit gevraagd naar huis te komen, ik heb me nooit aan je vastgeklampt. Dat is toch zo, hè?’
‘Natuurlijk, lieveling, natuurlijk. Maar het komt nu vreselijk ongelegen. Ik ben zojuist toevallig Caroline tegengekomen en heb net een afspraak met haar gemaakt om samen te gaan eten.’
‘Je kunt driehonderdvijfenzestig keer per jaar met Caroline gaan eten als je vanavond maar naar huis komt.’
‘Ik kom toch naar huis.’
‘Nee, nu. Ik ben bang.’
‘Ik ga bijtijds eten,’ zei hij. ‘Dan ben ik vroeg thuis en kun je me vertellen wat je dwarszit.’
‘Goed,’ zei ze, en ze hing op.
Ze liet een briefje op de keukentafel achter waarop stond: ‘Ik voel me vanavond erg zenuwachtig en gespannen, dus ben ik naar het grote huis gegaan, waar veel mensen me gezelschap houden.’
Gerry zou dat begrijpen als hij kwam en ook David.
Om halfzeven klopte ze bij haar schoonmoeder aan.
‘Je hoeft niet te kloppen, Clare,’ zei dokter Power. Hij wilde juist naar het nieuws luisteren.
‘Kom binnen en ga zitten.’
Molly zat bij de haard verstelwerk te doen; ze hadden juist gegeten.
‘Ik hoop dat u het niet erg vindt. Ik voel me al de hele dag niet goed en David komt later thuis. Hij zal pas tegen negen of tien uur terug zijn. Stoor ik als ik hier blijf?’
Ze keken elkaar aan.
‘Natuurlijk niet,’ zei Molly.
‘Ik denk dat je in bed hoort te liggen. David zei dat je griep had.’
‘Het is geen griep, het zijn alleen maar zenuwen. Ik heb een akelig voorgevoel dat er iets gaat gebeuren.’
‘Onzin, het is de storm. Je woont zelfs dichter bij zee dan wij. Geef daar niet aan toe, kind. Blijf een poosje bij ons, dan loop ik met je terug en stop je lekker in je bed en die jongedame daar ook.’ Liffey lag te kraaien in haar reiswiegje. Ze kon haar bezoek niet langer dan anderhalf uur rekken. Tegen acht uur was ze weer terug in het Tuinpaviljoen.
Dokter Power keek vluchtig naar het briefje. ‘Dat kun je nu wel verscheuren, want als hij terugkomt lig jij in je bed te slapen.’
Hij vulde een kruik voor haar en ging toen naar boven. Ze schaamde zich dat ze het bed niet had opgemaakt, dat David de vorige nacht had beslapen.
Dokter Power maakte daar geen opmerking over.
Zodra hij vertrokken was, deed ze de deur op slot en zette er een stoel tegen. Daarna overtuigde ze zich ervan dat de ramen waren gesloten.
Ze zou bij de haard opblijven. David zou nog maar een uur wegblijven, niet? En Gerry kon op geen enkele manier binnenkomen.
Ze hoorde een beweging achter zich. Daar stond hij, in zijn leren jasje, en keek haar rustig glimlachend aan.
‘O, mijn god.’
‘Ik was in de eetkamer. Het is in orde, het is in orde.’
‘Je begrijpt het niet. Je hebt het helemaal verkeerd gelezen. Ik ga niet met je mee.’
‘Jij hebt mij altijd gewild, wij zijn dezelfde typen, Clare, dat heb ik je jaren geleden al verteld. Wij zijn strebers en willen alles. Nou, we zullen het krijgen ook. David is anders, hij is zachtmoediger, in een beschermder milieu geboren.’
‘Als ik ooit in mijn leven ook maar iets heb gedaan dat jou de indruk heeft gegeven dat ik verliefd op je was, dan zweer ik je dat ik me dat niet kan herinneren.’
Ze was nu niet bang meer dat hij haar zou kwetsen. Ze kon alleen niet tegen de enorme ruzie die zou losbarsten zodra David binnenkwam en Gerry die foto's tevoorschijn zou halen en de gedachte dat David altijd had gemeend dat ze Gerry graag mocht.
Het was allemaal zo onrechtvaardig, zo vreselijk onrechtvaardig.
David was degene die ontrouw was en hier zat zij, in huis opgesloten met Gerry Doyle.
‘Ga je je spullen pakken? Ik heb de auto op de oprijlaan staan.’
‘Je praat als een kip zonder kop. Ik peins er niet over.’ Daarna, vriendelijker ‘… ik heb altijd grote bewondering voor jou gehad en jou, net zoals iedereen, graag gemogen, maar dat is alles.’
‘Heel goed.’
‘Wat?’
‘Jij weet wat je zegt. Ik neem aan dat je het meent.’
‘Dat is ook zo.’
Hij liep naar de deur, haar lichaam ontspande zich meteen van opluchting.
‘Je krijgt daar natuurlijk spijt van. Spijt dat je vanavond niet met mij bent meegegaan. Je zult altijd spijt hebben. Je zult in bed wakker worden naast je ontrouwe echtgenoot, of in een bed beneden, en het zal je spijten dat je vanavond niet met me bent weggegaan.’
‘Nee, Gerry, dat zal niet gebeuren. We zullen altijd met elkaar kunnen praten, jij en ik… altijd.’
‘Nee,’ zei hij.
Ze wachtte, toen hij was verdwenen, in de hoop het starten van de bestelwagen in de oprijlaan te zullen horen. Ze hoorde niets. Of als er geluid was, dan werd het overstemd door het ruisen van de zee en de wind.
David verwenste zichzelf omdat hij naar huis had gebeld. Hij had alleen maar willen weten hoe het met haar griep was. En kijk nu eens wat hij zichzelf had aangedaan. Hij had kunnen weten dat dit zou gebeuren, alle mooie woorden van Caroline ten spijt. Nu deed hij geen van beiden een plezier. Clare zou thuis over haar problemen zitten tobben en Caroline zou er de pest in hebben dat hij zo vroeg weg moest en een beetje minachtend doen. Dat had ze kort geleden ook een of twee keer gedaan. Hem min of meer uitdagend had ze smalend gezegd dat hij natuurlijk naar huis moest gaan, naar die arme Clare als die hem nodig had. Caroline had hem meer dan eens gezegd dat er geen kettingen om zijn benen zaten waarmee hij aan haar vast zat geketend. Het was erg vernederend geweest en vreemd genoeg had hij ook het gevoel gehad alsof hij Clare verdedigde. Zo zou hij zich vanavond ook voelen. Het meisje had griep, zou hij zeggen, en wat zou dat verdedigend en idioot klinken.
Hij parkeerde zijn auto op het erf van het huisje dat Caroline huurde. Hij had zich op deze avond verheugd. Misschien zou hij niets zeggen over zijn belofte om vroeg thuis te zijn. Misschien kon hij bellen en zeggen dat er iets tussen was gekomen…
Caroline was niet in de keuken. Hij was via de achterdeur binnengekomen. Een steelpan met water stond op de achterste brander van het gasfornuis te stomen. Hij greep automatisch naar de pan en schoof die opzij. Het scheelde maar een haartje of de pan was droog gekookt.
‘Caroline,’ riep hij. Er kwam geen antwoord.
Dat was vreemd. Ze moest thuis zijn. Ze had nog steeds de stadse gewoonte de deuren te sluiten als ze uitging.
‘Caroline,’ riep hij weer. Misschien was ze boven in de badkamer.
Hij wilde haar niet de schrik op het lijf jagen als ze de badkamer uitkwam en hem onverwachts zag. ‘Ik ben er,’ riep hij weer.
Er klonk geluid boven.
‘Is er iets?’ riep hij, plotseling ongerust, en hij rende met twee treden tegelijk de trap op.
Caroline zat doodsbleek op het bed. Ze hield beide handen voor haar mond geslagen.
‘Wat is er?’ Zou ze zijn overvallen? Of zelfs verkracht? Waarom zei ze niets?
‘O mijn god, mijn god,’ zei ze keer op keer.
David hield zichzelf voor dat hij was opgeleid om mensen te behandelen die aan een shock leden, maar het mocht niet baten. Hij was vergeten wat hij moest doen als hij het al ooit had geweten. Hij knielde voor Caroline neer, streelde haar gebogen hoofd, opende haar gebalde vuisten en probeerde haar zover te krijgen dat ze hem aankeek. Dat was het moeilijkste; ze wilde hem niet aankijken.
‘Caroline, lieverd, vertel me wat er is gebeurd, zeg het maar.’
‘Ik kan het niet.’
‘Heeft iemand je pijn gedaan, je aangeraakt?’
Ze schudde haar hoofd.
‘Alsjeblieft, ik moet je helpen. Heb je slecht nieuws van thuis gehad? Van je vader of je moeder?’
‘Nee, helemaal niet.’
‘Heb je iets gezien, een ongeluk, wat is er Caroline? Vertel het me, dan kan ik je helpen!’ Hij ging door met haar haar te strelen en bleef haar aankijken, terwijl ze met een bedrukt gezicht en angstige ogen op het bed zat.
‘David,’ zei ze.
‘Heeft het iets met mij te maken?’
‘Hij is gek, hij is gek genoeg voor het gekkenhuis, om voorgoed te worden opgesloten…’
‘Wie? Over wie heb je het? Vertel het me.’
‘Gerry Doyle.’
‘Wat heeft hij nu weer gedaan?’ David stond ongeduldig op.
Hij volgde Carolines blik naar de toilettafel en zag wat haar zo van streek had gemaakt.
Een voor een bekeek hij de tien foto's en voelde hoe zijn keel werd dichtgeknepen bij het zien van wat eens een geheim tussen hen beiden was, maar nu niet meer. ‘Zo was het niet,’ zei hij ten slotte. ‘Het was iets moois tussen ons, dat weet je.’
Die opmerking fleurde haar enigszins op, en ze stak een koude hand naar hem uit.
‘Waarom heeft hij dat gedaan?’ David bekeek de foto's nog eens en legde die toen met de afbeelding omlaag op de toilettafel.
‘Omdat hij gek is,’ zei Caroline eenvoudig.
David trok de slaapkamerstoel naast haar en nam haar handen in de zijne. ‘Heeft hij die aan jou gegeven?’ vroeg hij vriendelijk.
‘Nee, ze lagen hier toen ik thuiskwam.’
‘Zat er een briefje bij of zo?’
Caroline pakte een stukje papier waarop gedrukt stond DOYLE’ S PHOTOGRAPHICS. In kriebelschrift stond erop geschreven:
Afgeleverd slechts drie series foto's aan:
a) Juffrouw Caroline Nolan.
b) Dokter David Power. Huisarts te Castlebay.
c) Mevrouw Clare Power. Het Tuinpaviljoen, Castlebay.
‘Mijn god.’ David stond op. ‘Dát bedoelde Clare. Daarom belde ze.’
‘Heeft ze die foto's gezien?’ Caroline hield haar hand weer voor haar mond gedrukt.
‘Ik weet het niet. Ze belde me, helemaal in paniek, ik bedoel ik belde háár om te zeggen dat ik hierheen zou komen. Ze zei dat ze me thuis wilde hebben, waarop ik antwoordde dat ik tamelijk vroeg thuis zou zijn.’
‘Ze zal toch niet… Ze kan deze foto's toch niet hebben gezien?’
‘Nee.’ David ging in gedachten het gesprek nog eens na. ‘Nee, ze kan ze niet hebben gezien. Ze zei dat ik driehonderdvijfenzestig dagen van het jaar met jou kon gaan eten, of zoiets, alleen dat…’
‘Wát?’
‘Dat ik vanavond naar huis moest komen, waarop ik antwoordde dat ik met jou uit eten wilde gaan. Daarop zei ze: “Je kunt elke andere avond van het jaar met haar dineren, maar kom nu alsjeblieft naar huis.”’
Ze keken elkaar verbijsterd aan.
‘Hij kan haar die foto's niet hebben gegeven. Clare zou dat niet zeggen als ze die foto's had gezien.’
‘Maar waarom wilde ze me dan thuis hebben?’
‘Wil je teruggaan?’ Haar stem klonk angstig.
‘Ik kan jou niet alleen laten.’
‘Maar veronderstel nu eens dat hij haar die foto's wél heeft gegeven.’
‘Dat is uitgesloten. Ik zou het aan haar stem hebben gehoord.’
David stond op en ijsbeerde door de kamer. ‘Ik bel haar meteen, dat zal ik doen.’
Hij belde het Tuinpaviljoen, maar er werd niet opgenomen. Ze keken elkaar aan: was dat een goed of een slecht teken?
‘Ze is misschien naar je ouders gegaan,’ opperde Caroline.
‘Nee, ze kan zich nog zo beroerd voelen, maar dat doet ze niet.’
Hij zag er gekweld uit.
‘Waar kan hij hebben gestaan, toch alleen maar bij het raam van de caravan?’ Caroline wierp een blik op de toilettafel.
‘Daar zal hij die foto's hebben genomen. Maar waarom? Ik bedoel, is het hem om geld te doen? Naar men zegt gaat het slecht met de zaak, maar hij kan van ons niet verwachten dat we hem betalen.’
‘We zouden het wel doen, hè?’ zei Caroline eenvoudig.
‘Ja, ik veronderstel van wel, maar hij vraagt niet om geld. Denk je dat hij het doet omdat hij het afkeurt, of omdat hij jou begeert en jaloers is?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik denk niet dat dat de verklaring is.’
‘Maar waarom dan? Waarom zou iemand zoiets doen? Het is zo pervers. Om door een raam te staan gluren… Mijn god. Hij moet van jou bezeten zijn en omdat hij jou niet kan krijgen doet hij al het mogelijke om de kansen van iemand anders te bederven. Dat is de enige verklaring die ik ervoor heb.’
‘O, maar hij hééft mij heel dikwijls gehad. Dat is waarschijnlijk de reden niet. Hij moet werkelijk zijn verstand hebben verloren en krankzinnig zijn geworden.’
Caroline hield haar hoofd tussen haar handen geklemd, zodat ze de geschokte blik en de pijn op Davids gezicht niet zag. Ze praatte verder.
‘De kwestie is dat we daarmee niet naar de politie kunnen stappen, omdat die zal willen weten hoe en waarom, maar hij hoort beslíst achter slot en grendel thuis.’ Ze keek hem aan om te zien of hij het met haar eens was.
‘Hij is toch niet met jou naar bed geweest?’ zei David.
‘David, dat heeft er niets mee te maken. Jij slaapt met Clare, heb ik daar iets op tegen, heb ik daar ooit iets op tegen gehad?’
Haar stem kreeg een schrille en hysterische klank. ‘Lieve hemel, nu moet je niet de oerdegelijke echtgenoot gaan uithangen. Iedereen in Castlebay en omstreken heeft op de een of andere manier wat met Gerry Doyle gehad. De kwestie is, wat doen wij?’
Ze zag er jong, angstig en eenzaam uit.
‘Ik weet dat dit helemaal niets oplost, maar ik denk dat het beter is als ik naar Castlebay terugga. Gezien de omstandigheden lijkt het me beter dat jij niet met me meegaat…’
‘Nee.’
‘Ik zal je bellen zodra ik thuis ben, ik zal je bellen om te horen of alles goed met je is.’
‘Goed hoor.’
‘Ik kom morgenvroeg meteen naar je toe. Als we dan wat rustiger zijn, kunnen we beslissen wat we doen.’
‘Fijn.’
‘Heb je misschien iemand, vrienden of zo, iemand die naar jou toe kan komen of waar jij naar toe kunt?’ Hij keek om zich heen, zichzelf dwingend enige steun voor haar te vinden. Hij vond het afschuwelijk dat hij haar achter moest laten.
‘Nee.’
Hij slikte en kon geen woord uitbrengen.
Ze draaide haar hoofd om en keek naar de foto's die met de afbeelding omgekeerd op de toilettafel lagen.
Regen en wind geselden de auto en de weg was bezaaid met afgerukte boomtakken.
Davids hart ging als een bezetene tekeer. Laat Clare niets zijn overkomen, laat Clare niets zijn overkomen, bonsde het in zijn hart. Ik hoop dat hij haar de foto's niet heeft laten zien, ik hoop dat hij haar de foto's niet heeft laten zien, ging het door hem heen.
Clare bleef lange tijd bij het raam staan. Ze had de auto niet horen starten. Misschien wilde hij weer terugkomen. Maar toch… hij was heel resoluut geweest toen hij was vertrokken.
O god, laat hem hebben gelogen toen hij zei dat hij David en Caroline die foto's had laten zien. Maak dat David het alsjeblieft niet te weten komt. Alles zou zo definitief, zo onherroepelijk worden als hij het wist, als hij die foto's had gezien. Zelf zou ze ontkennen die foto's ooit te hebben gezien als David haar daarnaar vroeg. Het idee een gesprek te moeten voeren over wat ze had gezien was onverdraaglijk. Ze hoefde niet langer te kokhalzen, maar het stemde haar intens verdrietig.
Maar had ze het al niet maanden lang geweten? Gerry Doyle had er alleen maar voor gezorgd dat ze het zelf was gaan inzien.
O, laat Gerry alsjeblieft uit Castlebay weggaan, voor altijd.
Alsjeblieft, alsjeblieft.
Gerry sloot zachtjes de deur achter zich. Hij had nog nooit in zijn leven een deur dichtgeslagen, maar wat had hij die deur graag uit haar scharnieren gelicht.
Clare had hem aangestaard alsof hij gek was. Alsof hij, Gerry, gek was! Clare was degene die gek was. Om te beginnen haar ijdele hoop dat die familie haar zou accepteren, daarna kreeg ze het bewijs – zwart op wit – en dan nog besluiten te blijven… Dat was niet de Clare O'Brien die hij vroeger had gekend, de Clare met wie hij grootse plannen had. Hij was zo vergevingsgezind tegen haar geweest, zo begripvol. Hij had geen onvertogen woord gezegd toen ze zich als een ordinaire slet had gedragen en van die kwajongen uit het grote huis zwanger was geraakt. Hij had geen enkele beschuldiging geuit. Zoals ze daar vanavond had gestaan, bang voor hem en aan hem twijfelend.
Hij haalde heftig uit naar een gaspeldoornstruik die uit de haag stak tussen het Tuinpaviljoen en de steile rots. Hij herinnerde zich dat hij wel honderd meisjes, of misschien nog wel meer, had verteld van het oude gezegde: ‘Wanneer de gaspeldoorn niet meer bloeit, is kussen uit de mode.’ De meisjes waren altijd verbaasd geweest dat de gaspeldoorn het hele jaar door scheen te bloeien, iets waar Gerry dan om moest lachen. Hij sloeg weer en haalde zijn hand open aan de doornige takken.
Hoe durfde Clare zo angstig en klappertandend van schrik met hem te praten? Hoe durfde ze zo bevreesd naar hem op te kijken, alsof ze bang was dat hij haar zou slaan? Ze had veel meer te duchten van die bruut van een ontrouwe echtgenoot van haar dan van hem…
Gerry, die haar altijd graag had gewild, op haar had gewacht.
Hij liep kwaad naar de top van de rots en keek uit over de zee.
Nu was alles naar de bliksem. Alles. Niet alleen de zaak, dat had hij al maandenlang zien aankomen, maar je had vanavond dat gezicht van Clare moeten zien… Dáár was hij niet op voorbereid geweest. Ze was doodsbang voor hem geweest, alsof hij een vreemde was die haar kwaad wilde doen in plaats van haar enige echte vriend, die haar en de baby een thuis wilde bieden en die haar nergens van had beschuldigd, maar alleen had gezegd dat zij pech had gehad net zoals hijzelf trouwens.
Zijn adem ging met horten en stoten.
Dat mocht ze hem niet aandoen… Ze kon nu niet terugkrabbelen…
Nu, na alles… Na alle plannen die hij had gemaakt…
Clare! Het was haar te veel geworden en op dit moment kon ze niet alles overzien en verwerken.
De rest van haar leven zou ze daar spijt van krijgen.
Vanavond zou ze niet samen met hem in de bestelwagen naar Engeland rijden.
Voor haar lag er geen nieuw leven in het verschiet.
Wat was haar bedoeling, nu ze alles wat hij haar aanbood van de hand wees?
Over een poosje zou ze hem nodig hebben, als het te laat was.
Als hij was vertrokken. Als niemand wist waar hij was. Ze zou op de rots staan en wensen dat ze vanavond met hem was weggegaan.
Hij merkte dat hij trilde, beefde van woede. Zo'n schokkende ervaring had hij nog nooit gehad en hij had het gevoel door een harde wind te worden gegrepen en meegevoerd, in de lucht…
Hij beefde te erg om te kunnen rijden. Hij zou langs het strand lopen, dan zou zijn hoofd weer helder worden.
Hij gleed uit en daalde het pad af. Het strand zag er donker en vervaarlijk uit, maar de golfslag van de branding werd zwakker. Het moest nu eb zijn. In elk geval was het tij gekeerd. Zijn hoofd werd nat van de opspattende zoute nevel en de regen, maar dat kon hem niets schelen.
Hij had het nu echt verpest.
Op de zaak was het een puinhoop. Hij kon zelfs niet één van de rekeningen voldoen, die netjes op het schrijfbureau onder een pressepapier lagen opgestapeld voor degene die de nota's moest controleren. Hij hoopte niet dat dat Fiona zou zijn, maar hij zou niet weten wie het anders moest doen. Wanneer het personeel morgen de zaak gesloten zou vinden, zou iedereen moord en brand schreeuwen, maar hij had geen briefje achtergelaten waarin stond dat hij naar Engeland ging. Hij zou niet door de politie worden gezocht voor het uitgeven van ongedekte cheques. Hij zou altijd wel ergens krediet loskrijgen, want dat was hem altijd nog gelukt.
Er brandden maar heel weinig lichten in Castlebay. Hij keek naar de omtrekken van de huizen die dicht tegen elkaar stonden en naar de donkere torenspits van de kerk. Van hieruit zou hij die nooit meer te zien krijgen. Als hij maar eenmaal in Londen was, dan zou hij een nieuw leven beginnen. Een opwindend leven leiden. Hier blijven en hun medelijden ondergaan had niets opwindends, net zomin als voor iemand anders werken of Clare te zien krijgen. Die vriendelijke, aardige Clare, die met zo'n lamstraal opgescheept zat. Hij was blij dat hij een beslissing had genomen. Hij was dicht bij de rotsige holten waarin water stond. Sinds zijn jeugd had hij graag over de rotsen gelopen, balancerend en wankelend op de richel. Het water was maar een paar centimeter diep als je struikelde en erin viel. Vanavond sloegen de golven over de rotsen heen… maar toch, het was een uitdaging.
Hij liep eromheen, speelde een spelletje met zichzelf, zijn voeten en benen nat tot aan de knieën. Hij schreeuwde het uit van opwinding. Het was belachelijk, maar het was opwindend.
Een golf sloeg hem tegen de grond, en hij haalde zijn wang open aan de scherpe rots.
Het was nu niet leuk meer. Daar kwam weer een golf, gevolgd door een ruk, en hij voelde zijn been over de rotsen schuren. Zijn handen zochten wanhopig een houvast.
Maar de onderstroom was te sterk.
Toen de derde golf over hem heen sloeg, wist hij dat hij zou verdrinken of tegen de rotsen te pletter zou slaan, waar hij had gespeeld sinds hij oud genoeg was om te lopen.
‘Clare.’ Hij rammelde aan de deur. Die was gesloten.
‘Clare? Hoe is het met je?’ Bleek maar kalm maakte ze open.
Hij stak zijn armen naar haar uit, maar ze ontweek hem.
‘Het spijt me heel erg. Ik was bang. Het kwam door de storm, maar nu voel ik me weer in orde. Het spijt me dat ik je naar huis heb laten komen.’ Ze sprak als een vreemde tegen hem.
‘Ik heb gebeld. Ik heb twee keer gebeld, om ongeveer zeven uur en nog eens om kwart voor acht.’
‘Ik was in het huis van je ouders.’
‘Is alles goed met je?’
‘Ja, nu wel, geloof ik. Maar ik heb geen zin om te praten. Wil je thee of iets te eten? Heb je warm eten gehad?’
‘Nee, nee, maar dat is niet belangrijk,’ zei hij gedachtenloos.
‘Was de weg slecht?’ Ze sprak weer als iemand die een praatje maakt.
‘Ja, overal afgerukte boomtakken en op één plaats was een boom omgewaaid. Ik moest tot aan de greppel rijden om erlangs te kunnen.’
‘Goh.’
‘Clare.’
‘Weet je nog dat ik gezegd heb dat ik graag een paar dagen naar Dublin zou willen gaan en dat jij zei dat dat prima was omdat er toch voor je gezorgd kon worden?’
‘Ja?’ Zijn stem klonk hol.
‘Ik zou graag heel gauw willen gaan. Misschien morgen al.’
‘Je bent nog niet helemaal beter, wacht nog een paar dagen.’
‘Ik wil niet wachten.’
‘Het is absurd om met Liffey het hele land af te reizen als je je niet goed voelt.’
‘Het zou nog absurder zijn om in mijn eentje hier te blijven en uur na uur naar het gebulder van de zee te luisteren als ik me niet goed voel.’
‘Je hoeft hier niet alleen te blijven.’
‘Nee. David, wil je me een groot plezier doen? Maak dan alsjeblieft geen scène. Ik heb voor vandaag meer dan genoeg drama's beleefd en ik weet zeker dat jij ook een slechte dag achter de rug hebt. Maar ik wil vanavond nog naar Angela en Dick gaan. Alsjeblieft.’
Ze moest het weten.
Hij moest haar de foto's hebben laten zien. Davids hart klopte in zijn keel.
‘Waarom? Hoe kom je daar zo ineens op?’
‘Ik denk dat als ik vannacht hier zou blijven, dat misschien slecht voor ons beiden is. We zouden elkaar over en weer hevige verwijten kunnen maken en daarmee elkaar kwetsen.’
Hij probeerde haar woorden met een lachje af te zwakken. ‘Lieve hemel, is dat niet een beetje vergezocht?’
‘Nee,’ zei ze. ‘Dat is het niet.’
‘Wil je Liffey meenemen?’
‘Alsjeblieft.’
‘Ik zou kunnen proberen het uit te leggen…’ begon hij
‘Ik ook. Maar we weten ook maar al te goed hoe gemakkelijk mensen onvergeeflijke dingen kunnen zeggen als ze zich gekwetst of beledigd voelen. Wij hebben elkaar zelden pijn of verdriet gedaan. Laten we vanavond dat risico niet nemen.’
‘Heb je je spullen gepakt?’ vroeg hij.
‘Ja, alleen wat dingetjes voor vannacht. Ik kom morgen terug als je weg bent om de kleren uit te zoeken die we in Dublin nodig hebben.’
‘Ik zeg geen ja omdat ik me zwak in mijn schoenen voel staan, maar omdat ik denk dat jij heel erg zeker van jezelf bent en je weet precies wat je wilt en ik niet, zodat we het eens moeten zijn met degene die het zeker weet.’
Hij grinnikte tegen haar, en ze deed bijna een stap in zijn richting.
‘Dank je,’ zei ze vormelijk.
‘Verwacht Angela je?’
‘Ja.
‘Nou ja, goed dan.’ Hij liet zijn schouders hangen.
‘Ze stelt geen vragen, je kent Angela, ze vraagt nooit iets.’
‘Daar dacht ik helemaal niet aan.’
‘Het is beter zo.’
‘Dat neem ik aan.’
Ze hadden o zo vaak gewenst dat Liffey zou gaan slapen in plaats van te trappelen, te babbelen en te proberen aan hun aandacht te ontsnappen. Vanavond, nu ze meer dan ooit een beetje afleiding konden gebruiken, lag ze rustig ademend in Clares armen te slapen en haar lange wimpers wierpen schaduwen op haar wangetjes.
David sloot zijn dochter stevig in zijn armen en er biggelden twee tranen over zijn wangen toen hij zei: ‘Het spijt me voor jou, Liffey.’
‘Wát zou jou moeten spijten?’ vroeg Clare vriendelijk. ‘Als iemand haar verontschuldigingen moet aanbieden ben ik het wel. Maar zolang zij het niet begrijpt, is het net alsof we alleen maar tegen onszelf praten.’
‘Tot ziens, Clare.’
‘Tot ziens, David. Tot over een poosje.’
Ze raakten elkaar niet aan.
Angela, die de auto voor de cottage had zien stoppen, had Dick haastig naar bed gestuurd voor het geval Clare wilde praten.
Clare stond met Liffey in haar armen en keek de auto na die keerde en over de weg langs de golfbaan terugreed. Ze wuifde even, maar David keek recht voor zich uit en zag het niet.
‘Kom binnen,’ zei Angela.
‘Het is heel moeilijk uit te leggen.’
‘De meeste zaken zijn volkomen ongeschikt om te worden uitgelegd, dat heb ik altijd al gedacht,’ zei Angela.
Ze wees Clare waar ze kon slapen en zette vliegensvlug een kop thee voor haar.
‘Dat is om mee te nemen naar bed,’ zei ze. Clare knipoogde dankbaar naar de onderwijzeres, die feilloos aanvoelde wanneer mensen wilden praten en wanneer er niets meer te zeggen viel.
Jim O'Brien rende angstig kijkend terug naar de winkel.
‘Vader, vader, waar ben je, waar ben je?’
‘Waar zou ik anders zijn dan in mijn bed waar ik uit probeer te komen?’ mopperde Tom O'Brien.
‘Vader, kom alsjeblieft mee.’
De jongen zag er ontdaan uit.
‘Vader, kom mee, naar buiten… nu, kom vlug.’
Tom O'Brien trok zijn jas over zijn pyjamajasje aan. Hij had zijn werkbroek aangeschoten en haastig zijn sokken en schoenen aangetrokken. Hij was juist op de rand van zijn bed gaan zitten om zich aan te kleden toen hij het geschreeuw hoorde.
Ze renden naar de top van de rots, en Jim wees naar beneden op het strand. ‘Ik denk dat het een mens is, vader, het is een lichaam.’
Het was winderig en nevelig weer. Tom O'Brien zette zijn bril af en veegde hem schoon. ‘Het lijkt wel op een mensenlijk, maar dat kan het niet zijn. Wie waagt zich nu bij dit weer in het water?’
‘Het is waar, vader. Het is echt waar. Ik ga naar beneden, wil jij de politie en dokter Power waarschuwen?’
Jim O'Brien, die bijna helemaal doof was, hoorde de waarschuwing niet die zijn vader hem nariep om het voorzichtig aan te doen.
Hij begon de trappen af te dalen naar het uitgestrekte, verraderlijke strand van Castlebay waar haast elke zomer wel iemand verdronk, maar waar ze nog nooit een lichaam hadden gezien dat 's winters door de vloed was aangespoeld.
De mensen schenen het te weten zonder dat hun iets was verteld.
Ze verlieten hun huizen en begonnen de hoofdweg af te lopen. Het geroezemoes werd sterker en in hun onderbewustzijn gingen ze na waar hun eigen familieleden waren. Het was nog steeds niet meer dan een gedaante die met het gezicht voorover gekeerd in het water lag. Ze wisten niet zeker of het een man of een vrouw was.
‘Misschien is het een opvarende van een schip,’ zeiden ze. Maar ze wisten dat het geen overboord geslagen drenkeling was. Geen zachte, anonieme dood van iemand die ze niet kenden. De autoriteiten hoefden niet te worden gewaarschuwd en er zouden geen laatste gebeden worden uitgesproken voor een onbekende, omgekomen zeeman. Dit was iemand uit Castlebay.
Stilzwijgend stonden ze in groepjes boven op de steile rots en keken toe hoe de eerste mensen naar de waterkant liepen: de jongen die als eerste had opgemerkt dat de golven iets hadden prijsgegeven, mensen uit naburige winkels en jongelui die snel het pad afrenden. Toen zagen ze de gestalten die langs het andere pad bij het doktershuis afdaalden en bij het lichaam neerknielden voor het geval dat… alleen voor het onwaarschijnlijke geval dat er iets in een zwarte dokterstas zat dat het lichaam weer tot leven kon wekken.
Tegen de tijd dat vader O'Dwyer in zijn in de wind wapperende soutane arriveerde, was het geroezemoes in een eenparig gemompel overgegaan. De bevolking van Castlebay bad een tientje van de rozekrans voor de eeuwige rust van de ziel die het lichaam had verlaten dat nu op hun strand lag.
David had maar twee uur geslapen toen hij het geschreeuw hoorde. Eerst dacht hij dat hij nog steeds droomde, maar het was werkelijkheid. Hij ging rechtop in bed zitten. Clare was er niet. Toen herinnerde hij zich de scène van de afgelopen avond en dat hij haar naar Angela's huis had gebracht. Ook herinnerde hij zich nog dat hij bij zijn terugkomst in huis naar de foto's had gezocht. Clare had ze niet meegenomen, dat wist hij omdat hij in haar tas had gekeken. Daar hadden alleen wat spullen voor de baby in gezeten en een nachtjapon voor haarzelf.
Hij had zo lang geaarzeld Caroline te bellen, totdat het te laat was geworden om haar nog te bellen en hij bij zichzelf zei dat het wreed was haar wakker te maken als hij niets zinnigs te zeggen had.
Hij had gedroomd dat hij werd achtervolgd door mensen die met papieren of grote enveloppen naar hem zwaaiden. Die heel Church Street door achter hem aan renden en woedend naar hem schreeuwden. In zijn droom wist hij niet waarom zij zo tegen hem waren, maar hij was bang en probeerde weg te rennen.
Toen realiseerde hij zich dat het geschreeuw werkelijkheid was.
Het waren de stemmen van Bumper Byrne en Mogsy, en daarna die van zijn vader.
‘Kom vlug, er ligt iemand op het strand, een drenkeling.’
De schrik sloeg hem om het hart.
David rende de trap af in zijn verkreukelde overhemd en broek; hij had zich gisteravond niet uitgekleed.
Hij greep de ongelukkige Mogsy Byrne, die in de deuropening stond, bij zijn armen. ‘Wie is het? Verdomme, zeg me wie het is!’
‘Ik weet het niet… Ik weet niet. Ik weet echt niet…’ Mogsy begon te stamelen bij het zien van de verwilderde blik in de ogen van David Power, die anders altijd zo kalm en zelfverzekerd was.
‘Zeg het me,’ bulderde David tegen hem. ‘Zeg het me of ik breek je nek.’
‘Hij ligt met zijn gezicht voorover, David,’ wist Mogsy uit te brengen. ‘Ik ben bij de rots weggegaan voordat ze wisten wie het was. Ze zeiden dat je vlug moest komen.’
Mogsy had ‘hij’ gezegd. Het was dus een man. Godzijdank was het een man… een man! O God, dank u dat het een man is.
Davids ogen stonden weer helder. Hij pakte een jas en rende naar de spreekkamer om zijn tas te halen. Zijn vader was er al.
‘Ga alsjeblieft de trap niet af, vader, dat doe ik wel. Kom liever langs de andere kant omlaag.’
‘Ik ben die trap al afgelopen om lichamen uit het water te halen nog voor jij werd geboren.’
‘Wie is het, is hij dood?’
‘Ze weten het niet, maar denken dat het Gerry Doyle is.’
David stak zijn hand uit om zich aan het bureau vast te houden.
Zijn hand rustte juist naast een grote, bruine envelop met de opdruk DOYLE'S PHOTOGRAPHICS.
Zijn vader was al de spreekkamer uit en haastte zich in de richting van de rotsen. David vermande zich, legde de envelop onder in een la, waarin spullen van hemzelf lagen, en volgde zijn vader met trillende benen over het rotspad.
Ze zagen de groep om het lichaam staan en beseften zelfs op deze afstand, dat zij niets meer konden uitrichten. Vader O'Dwyer was gewaarschuwd en hij was de enige die wellicht nog iets kon doen voor het lichaam dat daar uitgestrekt op het strand lag. Ondanks de regen, de wind en die afstand wist David dat het het levenloze lichaam van Gerry Doyle was. Hij stak zijn arm uit om zijn vader te steunen.
‘Die jonge dwaas,’ zei dokter Power. ‘Zo'n stomme, jonge idioot; hij had zijn hele leven nog voor zich. Waarom heeft hij dat gedaan? Wat een vervloekte idioot om dat ene leven dat God hem gaf te vergooien.’
Het werd David zwaar te moede toen ze het lichaam omdraaiden en hij de verwondingen zag op de zijkant van Gerry Doyles gezicht.
Uit respect voor zijn vader deed hij een stap terug en liet de oudere man uitspreken wat iedereen wist, dat alle leven geweken was.
‘Waar is Clare, willen jullie binnenkomen en met ons ontbijten?’
‘Ze is niet hier, vader, ze heeft de nacht bij Angela Dillon doorgebracht.’
‘Ze heeft wát?’
‘Vader, alsjeblieft. U vroeg me waar ze was en dat heb ik u gezegd.’
‘Ja, dat klopt. Nou ja, kom je binnen en ontbijt je met ons mee? Na dit alles kun je wel een hapje gebruiken.’
‘Nee. Nee dank u. Ik zet een kop thee, want daar heb ik genoeg aan.’
‘En is mijn kleinkind ook bij meneer en mevrouw Dillon gaan wo nen of mag ik daar evenmin naar vragen?’
Er speelde een glimlachje op zijn gezicht om de vraag niet zo bars te laten klinken, maar het kon zijn bezorgdheid niet verbergen.
‘Het was alleen maar voor de afgelopen nacht, vader. Het komt van zelf wel weer in orde.’
‘Clare heeft griep, ze was gisteravond rillerig en erg zenuwachtig. Ik wil me er niet mee bemoeien, maar vertel het je alleen.’
‘Heeft ze u verteld wat haar dwarszat?’
‘Ze zei dat ze bang was. Ze heeft een kop thee met ons gedronken en daarna heb ik haar teruggebracht. Jij was niet thuis.’
‘Ja.’
Dokter Power kneep zijn ogen halfdicht. ‘Lieve hemel, is dat niet de bestelwagen van Gerry Doyle daar in de oprijlaan? Ja, dat is 'm! Wat ter wereld doet die daar? God heb medelijden met die arme drommel. Hij was een van de plezierigste kerels om mee te praten.’
Clare sliep, tot haar grote verbazing. Ze sliep heerlijk in het vreemde, witte bed met schone lakens en een warmwaterzak. Liffey sliep in een ledikantje. Het had Clare verrast toen Angela zei dat er een ledikantje was. Ze was vergeten dat Angela, die jaren geleden toen haar moeder nog leefde in de zomer al gasten kreeg, het verstandig had gevonden om twee ledikantjes aan te schaffen.
Liffey had ook geslapen. Misschien kwam het omdat ze weg waren van het geraas en gebulder van de zee, of omdat alle spanningen van hen waren afgevallen.
Clare werd wakker toen Angela met een kopje thee binnenkwam. Tot haar verbazing trok Angela een stoel naast het bed en ging zitten. Ze zou zo vroeg in de morgen toch zeker geen preek afsteken of een vertrouwelijk praatje willen maken?
Wel stond Angela's gezicht gespannen en bedrukt.
Clare bedankte haar voor de thee en wachtte.
‘Neem een flinke slok.’
Dit was niets voor Angela; het kon niet anders of ze had slecht nieuws. Clare zette haar kopje neer en keek bijna automatisch naar Liffey om er zeker van te zijn dat met haar alles in orde was. ‘Wat is er?’
‘Er is een ongeluk gebeurd. Gerry Doyle is verdronken. Ze hebben zojuist zijn lichaam van het strand gehaald.’
Het bleef doodstil. Er klonken alleen geluiden uit het ledikantje, waarin Liffey tevreden speelde met haar rood, satijnen konijntje, waarvan de oren lang geleden waren afgetrokken.
‘Clare?’
‘Hij is dood. Is hij dood?’
‘Ja, het is haast niet te geloven. Uitgerekend Gerry. Iemand met zo'n levenslust.’
Angela zweeg toen ze Clares gezicht zag. Daar viel niets op af te lezen. Ze zat roerloos in het witte bed, haar haren losjes vastgebonden en met een bleek gezicht, en staarde recht voor zich uit. Haar handen had ze om haar knieën gevouwen.
Het was niet normaal dat ze zo reageerde, dacht Angela bezorgd.
Natuurlijk, Clare was met Gerry bevriend geweest, misschien zelfs heel goed bevriend. Misschien dat juist nu, nu Clares huwelijk regelrecht op een totale mislukking leek uit te lopen, Gerry in de buurt was geweest om haar te troosten. Kon dat de verklaring zijn voor dit gevoel van geschoktheid en ongeloof?
Angela stak haar hand uit in de hoop dat, als ze Clare een klopje op haar arm gaf of iets vriendelijks deed, het meisje uit deze trance zou ontwaken.
Ze was er allerminst op voorbereid toen Clare zich snikkend en trillend in haar armen wierp. De enige woorden die ze duidelijk kon verstaan waren keer op keer: ‘Hij is werkelijk dood, godzijdank, godzijdank.’
Er werd gezegd dat het een ongeluk was, omdat Gerry anders niet in gewijde aarde zou mogen worden begraven. Ook afgezien daarvan stonden de zaken er voor de familie Doyle al beroerd genoeg voor.
De mensen zeiden dat hij tijdens een wandeling was uitgegleden. Omdat zijn gezicht en de zijkant van zijn lichaam erg verminkt waren, was het niet uitgesloten dat hij over de rotsen had gelopen. Iedereen wist dat Gerry Doyle daar graag balanceerde.
Dat werd althans verteld, maar niemand geloofde het ook maar een ogenblik. Iedereen wist dat het zelfmoord was.
Het moest wel zelfmoord zijn; Gerry zat finaal aan de grond en het zou nog maar een kwestie van weken zijn voor hij zijn zaak zou kwijtraken. Verder had een boer van buiten het dorp openlijk gedreigd er werk van te zullen maken, omdat zijn dochter van Gerry Doyle in verwachting was geraakt, maar hij zich aan haar toestand weinig gelegen liet liggen. Fiona Conway, zwanger en diepbedroefd, vertelde dat Gerry tegen haar had gezegd dat hij niet veel langer in Castlebay kon blijven, maar ze had gedacht dat hij van plan was naar Engeland te gaan. Zijn moeder, Mary Doyle, vertelde dat hij haar pas twee dagen geleden twintig pond in een envelop had toegestuurd, zonder enige uitleg, alleen met de woorden: ‘Van Gerry’. Agnes O'Brien vertelde dat ze al maanden geleden had gezegd dat de jongen problemen had, maar dat niemand ooit naar haar had willen luisteren. Josie Dillon zei dat hij in het hotel twee ongedekte cheques had afgegeven, maar dat zij er geen ruchtbaarheid aan hadden gegeven. Gerry had haar bedankt en had gezegd dat wanneer hij naar een ander land ging en zijn fortuin had gemaakt, hij aan haar zou denken. Ze had gedacht dat hij van plan was te gaan emigreren. Hoe had iemand kunnen denken dat hij zoiets zou doen?
Alle formaliteiten werden zo vlug mogelijk afgehandeld, waarna het lichaam werd vrijgegeven om ter aarde te worden besteld.
Gerry Doyle zou op donderdag na de mis van tien uur worden begraven, kondigde vader O'Dwyer van de preekstoel af en hij snoot luidruchtig zijn neus, omdat hij het nog steeds niet kon bevatten.
David deed zijn werk op de automatische piloot. Overal waar hij kwam, was de tragedie het nieuws van de dag. Een vrouw met pijn in haar borst wees op de foto's aan de muur, ingelijste foto's ter gelegenheid van de eerste communie en het vormsel. Gerry was een aardige jongen, altijd goedlachs, nooit te serieus. Davids volgende patiënt, een oude man die aan aderverkalking leed, had meer belangstelling voor wat er met de arme, jonge Doyle was gebeurd dan voor zijn eigen naderend vertrek naar het bejaardenhuis, wat David ter sprake probeerde te brengen.
‘Die jonge kerel werd praktisch in het water geboren, iets wat heel ongewoon is hier in de streek. Half Castlebay gaat nooit naar zee, maar de jonge Doyle zwom als een vis.’
In de kamer van een tienjarig meisje met geelzucht werd meer over Gerry Doyle gesproken dan over de patiënte. David vertelde hun dat zij zich niet ongerust hoefden te maken over de urine, want het was heel gewoon dat die een intens gele kleur kreeg. Ze knikten en zeiden dat ze hadden gehoord dat het slecht ging met de zaak van Gerry Doyle maar dat hij zich daarom zeker niet zou verdrinken, daar was meer voor nodig.
‘Als iedereen wiens zaak slecht liep zich verdronk, zou de zee dan niet vol lichamen zijn?’ vroeg de vader van het kind.
David beaamde dat afwezig en keek in de ogen van het meisje. Het wit van de ogen was geel gekleurd en hij vertelde haar dat ook haar huid een beetje geel zou worden, net als bij een Chinees.
‘Zijn Chinezen geel?’ vroeg het meisje. ‘Echt geel?’
‘Nu ik erover nadenk, nee, eigenlijk niet. Sommige Chinezen zijn helemaal niet geel.’
‘Hebt u ooit een Chinees gezien?’ Het meisje was opgewonden.
‘Ja, in Dublin. Op de universiteit zaten Chinese studenten en er was een Chinees restaurant waar we heen gingen.’
Het meisje had eindeloos met hem daarover door kunnen praten. Hij vroeg zich af of Liffey ook dergelijke dingen zou willen weten.
De moed zonk hem weer in de schoenen toen hij aan Liffey dacht.
En Clare.
Op de een of andere manier kwam er een einde aan de dag, en hij ging terug naar de spreekkamer. Hij haalde vlug de envelop tevoorschijn en nam die mee naar het Tuinpaviljoen. Hij zag zijn moeder, die net deed alsof ze hem niet door de gordijnen stond na te kijken, maar hij liep door alsof hij het niet had gezien.
De keuken was keurig opgeruimd. Hij keek hoopvol rond, op zoek naar een briefje. Clare was overdag thuis geweest, dat kon hij zien. De borden en kopjes, die hij na het ontbijt had laten staan, waren afgewassen en weggezet. Hij merkte dat ze boodschappen had gedaan, want op de tafel, naast het fornuis, lagen een pakje thee, een pond boter, een brood en wat plakjes ham. Het bed boven was opgemaakt en hoewel een gedeelte van haar kleren in de kast hing, moest ze toch kleren hebben meegenomen. De meeste spullen van Liffey waren weg en ook was een van de twee koffers verdwenen. Hij keek om zich heen om te zien of ze al haar boeken had meegenomen. Dat zou in zekere zin een goed teken zijn, omdat dat zou betekenen dat ze haar plan om een poosje naar Dublin te gaan, wilde doorzetten.
Laat haar alsjeblieft naar Dublin zijn gegaan. Laat haar niet hier zijn voor de begrafenis. Alsjeblieft.
Hij ging in de keuken zitten na eerst de deur te hebben gesloten en haalde de foto's tevoorschijn. Hij bekeek ze nog eens. Precies dezelfde foto's die hij gisteravond bij Caroline had gezien. Gisteravond? Was het nog maar zo kort geleden? Er zat eenzelfde briefje bij waarop in kriebelschrift de namen stonden van de drie personen aan wie de foto's waren gestuurd. Hij moest Clare de foto's hebben gegeven. Hij moest naar dit huis zijn gekomen en daarom had zijn auto er gestaan. Een grote, lelijke bestelwagen met daarop de naam van de zaak, op de oprijlaan naast hun huis geparkeerd. Davids vader had de politie gebeld om door te geven dat Gerry's bestelwagen er stond. De politie had de wagen opgehaald, maar was er niets wijzer van geworden. Maar voor David verklaarde het alles. Gerry moest bij Clare zijn langsgegaan. Daar was ze zo bang van geworden en daarom had ze gewild dat hij thuiskwam. Maar was hij binnen geweest en had hij met haar gesproken, haar de foto's persoonlijk laten zien? Of had hij ze onder de deur geschoven en gezegd dat hij terug zou komen?
David opende het deurtje van het fornuis en gooide de foto's er een voor een in. Er was niets opwindends te zien aan deze foto's, die door een caravanraam waren genomen. Het waren geen foto's waarmee men iets kon doen, behalve dan het leven verwoesten van de drie mensen die de foto's toegestuurd hadden gekregen. Dát had Gerry Doyle gedaan, voordat hij zichzelf van kant maakte.
Maar waarom? David dacht er opnieuw ingespannen over na. Hij had de hele dag die gedachte van zich afgezet, omdat hij zijn aandacht bij zijn werk moest houden.
Maar nu, terwijl de vlammen ieder bewijs vernietigden van zijn verhouding met Caroline, een verhouding die – daar was hij heilig van overtuigd – niet verdorven te noemen was, omdat niemand er iets bij verloor of door werd gekwetst, vroeg hij zich opnieuw af waarom Gerry al die moeite had genomen. Het kon geen chantage zijn geweest. Caroline en David bezaten niet het geld dat nodig was om Doyle's Photographics uit de schulden te helpen. Ze zouden hoogstens een paar pond per week kunnen betalen. Evenmin haatte Gerry David. Eerlijk gezegd hadden ze als kinderen altijd reuzegoed met elkaar kunnen opschieten en nou ja, dat David Gerry de laatste tijd een beetje had afgekraakt, omdat vrouwen zo gemakkelijk voor hem vielen, had Gerry nooit geweten. En als hij het al had geweten, dan had hij nooit al die moeite gedaan om David op zo'n manier terug te pakken.
David had aangenomen dat het om Caroline te doen was geweest, maar ze had hem keihard en eerlijk, op een tactloze manier waarvan hij walgde, recht in zijn gezicht gezegd dat ze destijds inderdaad met Gerry Doyle had gescharreld, dat ze nog steeds zijn liefje was – en dat ze dat ongetwijfeld ook in de toekomst zou blijven als hij haar daarom vroeg. Er was dus geen sprake van een onbeantwoorde liefde die hem had doen besluiten zulke foto's te nemen.
Welke mogelijkheden bleven er dan over?
Alleen Clare.
Clare.
Hij dacht terug aan die keer toen hij hen beiden had aangetroffen op de bank aan het strand, waar ze elkaar kusten en hoe teleurgesteld hij was geweest. Hij herinnerde zich hoe Clare destijds vlug van de National Library naar het studentenhuis was gerend om te horen of Gerry Doyle had gebeld. Ook herinnerde hij zich hoe lichtvoetig Gerry Doyle en Clare samen hadden gedanst in de dancing, terwijl boven hun hoofd een ronddraaiende stroboscooplamp aan en uit flitste, en de manier waarop zij naar elkaar hadden geglimlacht.
Had Clare destijds niet aan Gerry Doyle gevraagd haar spaarbankboekje te willen halen? Hij herinnerde zich dat Gerry Doyle, nog maar een paar weken geleden, zich erover had beklaagd dat Clare hem niet wilde laten komen om Liffey te fotograferen.
‘Ze is bang dat als ik de foto neem, ik op de een of andere manier het kind steel,’ had hij lachend gezegd. Clare had daar niets van verteld.
De foto's waren nu allemaal verbrand. Hij pookte rond in de as tot die volledig vermengd was met de andere as van het fornuis.
Hij sloot het deurtje en keek om zich heen. De klok tikte, en beneden raasde de zee. Dat waren de enige geluiden. Dat waren de geluiden die de begaafde, vrolijke Clare O'Brien de hele dag door en ook iedere avond hoorde. Dat was het leven dat hij haar had kunnen bieden.
Clare was Chrissie en haar moeder intussen geestelijk te veel ontgroeid om zich bij hen op haar gemak te kunnen voelen. Voor haar schoonmoeder was ze echter niet chic genoeg om welkom te zijn. Gerry Doyle had van haar gehouden en had gewild dat ze met hem zou meegaan. Hij had die foto's genomen om te bewijzen dat er niets meer was dat haar nog langer bond. Ook had hij zijn zinnen op Liffey gezet; dat moest ze hebben begrepen toen hij het kind wilde fotograferen.
Was hij naar het huis gekomen en had hij haar gevraagd met hem te willen meegaan?
Had hij zichzelf verdronken, omdat ze niet met hem wilde meegaan?
Had de vader van dat zieke kind die middag immers niet gezegd dat, als iedereen wiens zaken slecht gingen in zee sprong, het strand met lichamen bezaaid zou zijn? Gerry Doyle zou zich heus niet van kant maken vanwege ongedekte cheques en onbetaalde rekeningen. Als hij bereid was zo ver te gaan en dergelijke foto's te nemen om haar man als de schuldige aan te wijzen, dan moest hij Clare werkelijk hebben begeerd en zielsveel van haar hebben gehouden om inderdaad een eind aan zijn leven te maken als ze niet met hem wilde meegaan.
De klok tikte verder, en de golven raasden voort. David dwaalde rusteloos door het huisje. Niets in dit huis herinnerde aan Clare. Aan de muur hingen geen door haar uitgekozen schilderijen.
Geen boeken. Er lagen wel een paar boeken in de logeerkamer, maar het had er altijd naar uitgezien alsof die boeken daar maar tijdelijk lagen. Op de vensterbank stond een kookboek, waarin Clare in haar forse, robuuste handschrift aantekeningen had gemaakt voor het etentje dat zo'n mislukking was geworden. Dat was het enige bewijs dat ze hier had gewoond.
David Power legde zijn hoofd in zijn handen op de keukentafel en huilde.
Om alles wat er was gebeurd.
Dinsdagavond. Het was pas vierentwintig uur geleden dat hij naar het huis was gekomen in de overtuiging dat ze haar spullen zou pakken en in zijn bestelwagen zou vertrekken. Zou hij hen allemaal hebben gedood? Zou hij Liffey en haar, Clare, in zee hebben gedreven? Clare wist het niet. Misschien was hij niet bij zijn volle verstand geweest en was het werkelijk zijn bedoeling geweest naar Engeland te gaan, zoals hij had gezegd. Maar alleen al dat idee was absurd. Clare, die het wel duizend keer had nagegaan, wist gewoon dat ze hem op geen enkele manier had aangemoedigd. Een paar steelse kusjes jaren geleden, een enkele dans waarbij ze hem dicht tegen zich aangedrukt hield. Maar Gerry Doyle kreeg dat en nog veel meer, van elk meisje gedaan dat hij ontmoette. Hij kon dat niet als een soort aantrekkingskracht of verhouding hebben opgevat. Hij wist dus dat ze niet erg gelukkig was met David, dat haar leven uiteindelijk niet de droom bleek te zijn die ze had verwacht… maar dan nog.
Angela en Dick waren geweldig voor haar geweest, maar zoiets zeggen, zoiets denken was hetzelfde als een grammofoonplaat, waarbij de naald in een groef blijft steken zodat steeds hetzelfde wordt herhaald. Angela en Dick waren altijd geweldig voor haar geweest. Zo lang als Clare zich kon herinneren.
‘Neem gerust de auto als je iets wilt ophalen,’ had Dick gezegd, ‘ik heb hem nu toch niet nodig.’
Ze nam zijn auto en ging terug naar het Tuinpaviljoen. Ze wist dat zowel Molly als Nellie uit verschillende ramen naar haar keken en probeerden te zien wat ze van plan was. Het kon haar geen zier schelen. Ze wist zelf nog niet eens wat ze wilde gaan doen.
Systematisch liep ze door het huis en bracht de zaak voor David aan kant. Ze maakte zijn bed op en stopte al het wasgoed in een kussensloop, niets van haar eigen spullen, alleen die van hem. Ze liet het huis zo achter, dat Molly of Nellie zich daar niet aan zouden hoeven te ergeren als ze binnenkwamen om voor de arme David te zorgen. Ze maakte zelfs een deel van de provisiekast schoon, dat erg vuil was. Ze was dat al heel lang van plan geweest en bedekte de planken met nieuw kastpapier.
Een van de kussenslopen gebruikte ze als vuilniszak, waarin ze alle kapotte sokken en bijna lege jampotten deed. Ze zat een kwartier in de ongewoon keurig opgeruimde keuken en probeerde iets te bedenken om voor David op een briefje te schrijven, maar besloot toen dat er niets te zeggen viel.
Per slot van rekening had hij voor haar ook geen briefje achtergelaten. Hij was de hele nacht hier geweest en daarna, zo had ze te horen gekregen, was hij naar het strand geroepen toen Gerry was gevonden. Misschien had hij geen tijd gehad.
Ze zat daar met haar hoofd in haar handen. Kon Gerry David die foto's werkelijk hebben toegestuurd? Of had hij die misschien in de bestelwagen laten liggen? Nee, de politie had gezegd dat er niets in de bestelwagen lag. Angela had haar dat verteld, zelfs geen fotoapparatuur. De bestelwagen was helemaal leeg geweest, alsof hij was opgeruimd.
Veronderstel dat Gerry de foto's in de spreekkamer had neergelegd. Veronderstel dat dokter Power de envelop had geopend.
Haar hart klopte onstuimig bij de gedachte dat die aardige, oude man zulke impertinente bewijzen onder ogen zou krijgen van het overspel dat zijn zoon met een vriendin van de familie pleegde.
Daarna verhardden haar gevoelens. Waarom zou ze zich daar iets van aantrekken? Het waren geen foto's van háár, Clare. Zij had voor het kind gezorgd en het huishouden gedaan, toen dat alles zich afspeelde. Ze was niet van plan medelijden te hebben met een ander, terwijl juist zij degene was die recht had op medelijden.
Ze stond op, legde de etenswaren die ze voor Davids avondeten had gekocht, neer op een plek waar hij die kon zien liggen en zette daarna de koffer die ze had gepakt, in de auto. Ze stopte de kussensloop met afval in de kofferruimte, vulde het fornuis bij en trok de deur achter zich dicht.
‘Ik wil hier niet eeuwig blijven,’ zei Clare tegen Angela.
‘Je bent hier nog geen twee dagen, hou op met zo dramatisch te doen. Ben je geen prettig gezelschap voor ons?’
‘Niet echt. Niet op het ogenblik.’
Liffey vroeg om bij Clare op schoot te mogen, maar ze zat nauwelijks of ze wilde er weer af. Ze waggelde naar Angela met hetzelfde verzoek.
‘Het is jammer dat Gerry de geboorte van Fiona's kind niet meer heeft mogen meemaken.’
‘Wat?’
‘Fiona's kind kan elk ogenblik worden geboren, dat weet je toch.’
‘O ja, natuurlijk, ik dacht aan… Waarom zeg je dat?’
‘Gerry was dol op kinderen en hij was er erg goed voor. Gerry heeft het hier dikwijls over Liffey gehad, wist je dat niet?’
‘Nee.’ Clare huiverde.
Angela besloot van onderwerp te veranderen. ‘Ik heb Fiona nog gesproken toen ik door Church Street reed, op de terugweg van school. Fiona wilde juist bij Doyle's Photographics binnengaan om de zaken uit te zoeken… Clare? Wat heb je?’
‘O mijn god, mijn god, dat was ik helemaal vergeten. Kan ik de auto nog even gebruiken Angela, alsjeblieft, vijf minuten maar.’
‘Ja, natuurlijk, maar wat is…’
Clare was de deur al uit en sprong in de auto. De sleutel bleef altijd in het contactslot zitten. Dick Dillon keek boven uit het raam om te zien wie er met knarsende versnelling in zijn auto wegreed.
Fiona droeg een stemmig grijs pakje met een grote, witte kraag.
Rouwkleding werd waarschijnlijk niet als positiekleding gemaakt, dacht Clare.
Fiona sorteerde enveloppen op opdrachtnummer en datum.
‘Het spijt me heel erg,’ zei Clare.
‘Dat weet ik.’ Fiona ging verder met sorteren. ‘Het helpt om dit te doen, want het is net alsof de dingen daardoor op de een of andere manier normaler lijken.’
‘Ja.’
Er viel een stilte.
Clare had zo impulsief gehandeld toen ze aan de foto's dacht, dat ze zich niet de tijd had gegund om te bedenken hoe ze daar het best om kon vragen. Nu ze hier stond, moest ze met haar verzoek voor de draad komen. Ze moest voorkomen dat iemand anders die foto's vond. Niemand anders mocht die envelop openmaken en zien wat zij zondagavond had gezien. Geen mens mocht datgene onder ogen krijgen wat zij te zien had gekregen.
‘Fiona?’ begon ze aarzelend.
Fiona's volmaakt ovale, bleke gezicht met daarin zwarte kringen onder de grote, donkere ogen keek haar vragend aan.
Clare slikte en begon te praten. ‘Ken jij het gevoel dat je denkt dat er geen uitweg meer is… als je meent geen uitweg meer te zien en iemand je dan toch helpt. Zoiets kan je hele leven veranderen.’
Fiona keek haar verbijsterd aan.
‘Heel lang geleden heeft zich in jouw leven vast en zeker wel eens een of ander probleem voorgedaan, of heb je je ergens ernstig zorgen over gemaakt, en toen heeft Gerry jou geholpen, zonder iets te vragen of te zeggen.’
Fiona keek Clare aan en probeerde van haar gezicht af te lezen of ze misschien iets afwist van die eerste keer dat ze zwanger was geweest, die keer dat Gerry naar Engeland was gekomen om voor haar te zorgen. Clare voelde dat ze zich op glad ijs waagde.
‘Ik neem aan dat we allemaal wel zoiets in ons leven hebben meegemaakt en dat, als iemand bereid is het op te lossen, het ook werkelijk kan worden opgelost.’
‘Ja.’ Fiona twijfelde nog steeds.
‘Nou ja, ik weet dat Gerry heel veel voor andere mensen heeft gedaan. Jij weet waarschijnlijk niet op wat voor manier hij mensen heeft geholpen die in de problemen zaten en nu zou ik hem graag helpen.’
‘Hoe kun je hem nu helpen?’ riep Fiona uit.
Clare sprak snel. ‘Er zijn enkele foto's, hier of ergens anders, waarvan ik weet dat hij niet graag zou willen dat iemand anders die te zien kreeg.’
‘Wat voor soort foto's?’
‘Als je me gelooft, maakt het dan iets uit wat voor foto's het zijn? Doet het er iets toe, als je gelooft dat Gerry niet graag zou willen dat die foto's werden gevonden?’
‘Zijn die foto's erg belangrijk?’
‘Ik denk het wel.’
‘Maar waarom zou Gerry dat dan niet hebben geregeld, voordat hij…’
‘Hij heeft zichzelf niet verdronken, Fiona.’
Fiona keek links en rechts. Niemand had dit hardop tegen haar gezegd, maar iedereen had het wel gedacht.
‘Maar…’
‘Dat zou hij niet hebben gekund, Fiona, daar was hij de man niet naar en jij weet dat.’
‘Ik heb dat ook niet gedacht, maar hoe kan…’
‘Omdat hij van streek was. Hij moet overstuur zijn geweest en om dat af te reageren ging hij naar de rotsen om te klimmen. Dat deed hij altijd.’ Natuurlijk was het niet zo gegaan, maar voor Fiona zou het beter zijn als ze dat dacht en nu stond ze op het punt dat te gaan geloven.
‘Ik veronderstel…’
‘Het zou heel wat mensen een betere kans geven als niemand die foto's te zien kreeg. Dat weet ik gewoon, net zoals ik ook weet dat ik een tweede kans kreeg, net zoals jij waarschijnlijk…’
Fiona's grote, bezorgde ogen vulden zich met tranen. ‘Gerry gaf me jaren geleden een tweede kans. Ik wilde iets doen en hij wilde dat ik iets anders deed. Hij had volkomen gelijk, zoals later bleek.’ Bijna onbewust streek ze over haar buik alsof ze aan Stephen dacht, haar eerste kind, dat nu in een ander gezin leefde.
‘Nou ja, dat bedoel ik maar.’ Clare wilde geen bekentenis van haar. ‘Als ik alleen…’
Fiona gaf haar een sleutel. ‘Als die foto's ergens zijn, dan moeten ze in zijn kamer in de stalen kast bij het raam liggen.’
‘Dank je, Fiona.’
Clare vond ze meteen. Er lag nauwelijks iets anders in de kast dan een leuke ansichtkaart die ze hem eens vanuit Dublin had gestuurd, de brief waarin ze hem had gevraagd haar spaarbankboekje te gaan halen en een briefje waarin ze hem daarvoor bedankte.
Het was dezelfde bruine envelop die hij haar had laten zien aan de keukentafel in haar huis. Er zat een notaatje bij de envelop, waarop geschreven stond dat er ook afdrukken waren gestuurd aan juffrouw Caroline Nolan en David Power. Ze was dus toch te laat. Met trage bewegingen stopte ze de inhoud van de lade in haar handtas, de brieven die ze hem had geschreven, onschuldige kattebelletjes. Waarom had hij ze bewaard? Ze stopte alles in haar handtas en liet de lade open.
Ze leunde met haar hoofd tegen het raam.
Zou ze Fiona vertellen dat er niets was, of zou ze zeggen dat ze de foto's had gevonden? Wat zou haar minder zorgen geven?
Toevallig hoefde ze zich niet ongerust te maken en hoefde ze geen beslissing te nemen. Fiona klopte op de deur.
‘Mag ik binnenkomen?’
‘Natuurlijk.’ Clare tuurde nog steeds door het raam naar Church Street, waar mensen met alledaagse dingen bezig waren.
‘Ik ben blij dat je bent gekomen,’ zei Fiona.
‘Waarom?’
‘Omdat ik nu voor het eerst geloof dat het echt een ongeluk was. Als Gerry van plan was geweest een eind aan zijn leven te maken, dan had hij niets achtergelaten dat hem… of jou, Clare, in moeilijkheden kon brengen. Hij aanbad je. Nu geloof ik inderdaad dat het een ongeluk moet zijn geweest.’
‘Ja, dat kan niet anders.’ Clares blik was nog steeds op de straat gericht.
‘Hij zal dus niet naar de hel zijn gegaan. Ik kon het idee niet verdragen dat Gerry naar de hel zou gaan, omdat hij zichzelf van het leven had beroofd. Daarover heb ik sinds maandagmorgen lopen piekeren.’
Clare sloeg onhandig haar armen om Fiona heen en keek over haar schouder uit het raam naar het uitzicht dat Gerry Doyle elke dag moest hebben gehad, toen hij in dit belachelijke, overdreven fraaie kantoor zat en zag hoe hij zijn vaders solide kleine zaak langzaam maar zeker te gronde richtte.
David bekeek samen met zijn vader een röntgenfoto.
‘Die heup van dat arme mens is versleten, nietwaar?’ Dokter Paddy Power had veel medelijden met een oudere vrouw die verderop aan Far Cliff Road woonde. ‘Ze moet veel pijn hebben.’
‘Ze klaagt bijna nooit, maar ze hinkt heel erg.’
‘Dat is niet voor niets, want het is verschrikkelijk haar te moeten vertellen dat het alleen maar erger wordt.’
‘Maar dat vertel je hun toch zeker niet, vader?’
‘Nee, ik vertel hun dat ze geluk hebben dat het niet kwaadaardig is of zoiets en probeer er de positieve kant van te zien. Het heeft geen zin om pessimistisch te zijn en te zeggen dat het artritis is en dat het alleen maar steeds erger zal worden… David? Wat is er?’
David was met een schok overeind gesprongen.
‘Er schiet me zojuist iets te binnen. Ik moet meteen weg.’
‘Hé, kom eens terug, laat die paperassen hier, je neemt de hele anamnese van die arme mevrouw Connolly mee.’
‘Wat? O ja, sorry.’
‘Voel je je wel in orde, zoon?’
‘Ik moet even weg, ik ben zo terug.’
De negatieven. Waarom had hij daar niet aan gedacht? Die lagen waarschijnlijk in een lade bij Doyle's Photographics, tenzij die rotvent ze ergens anders heen had gestuurd, zoals het notariskantoor waar Caroline werkte, of naar Clares ouders.
Terwijl hij die sombere namiddag rusteloos ronddwaalde, balde en ontspande hij onophoudelijk zijn handen.
Er zat niets anders op. Hij liep vastberaden Church Street in.
Fiona was alleen in de winkel. Ze zag er heel jong en onschuldig uit. Te jong voor haar dikke buik onder het grijze pakje met de witte kraag.
‘Dag David,’ zei ze. ‘Wat aardig van je dat je even langskomt.’
Hij slikte even. ‘Ik weet nooit de juiste woorden te kiezen. Mijn vader schijnt feilloos te weten wat hij moet zeggen om de mensen te helpen. Mij lukt dat niet. Misschien, later, als ik ouder ben en veel nare dingen heb gezien.’
‘Je bent tenminste gekomen, dat was heel vriendelijk van je,’ antwoordde ze.
Nu was het moeilijker dan ooit.
‘Ik weet zeker dat er veel mensen zijn gekomen om je te zeggen hoe geschokt ze zijn, hoezeer van streek.’
‘Nee. Het is een beetje gênant, begrijp je.’
‘Waarom?’
‘Ik denk dat veel mensen denken dat hij misschien… dat hij misschien van plan was het te doen.’
Het was onmogelijk om met dit aardige, ingetogen meisje te staan praten, dat meende dat haar monsterlijke broer misschien door de vloedstroom was meegesleurd.
‘Nou, ik denk dat we het nooit zullen weten…’ begon hij.
‘Maar ik weet het wél. Ik weet zeker dat het niet zijn bedoeling was zichzelf van het leven te beroven. Ik wéét dat.’
‘Ja, ja,’ kalmeerde hij haar.
‘Ik weet het gewoon.’
‘Natuurlijk.’
Hij kon het niet ter sprake brengen. Hij kon niet zeggen dat hij in werkelijkheid niet was gekomen om zijn medeleven te betuigen, maar om te vragen of hij in de persoonlijke papieren van haar dode broer mocht snuffelen.
‘Wat doe je eigenlijk hier? Jij hoort thuis te zijn om te rusten,’ zei hij op beroepsmatige toon.
Fiona keek hem dankbaar aan. ‘Nee, ik voel me beter als ik wat om handen heb.’
Wat een ondergang voor de familie Doyle. De succesvolle, geslaagde familie Doyle van lang geleden.
‘Dat is goed,’ zei hij volkomen overbodig.
Dit was de laatste keer dat hij normaal met Fiona zou praten. Ze zou de foto-opdrachten systematisch afhandelen en afdrukken. Ze zou de negatieven vinden en misschien gaan gillen of flauwvallen als ze de negatieven zag. Of, wie weet, zou ze daar zo van walgen dat ze ze aan iemand zoals vader O'Dwyer zou laten zien om hem te vragen wat ze moest doen. Fiona was een eenvoudig meisje, bescheiden en onervaren. Ze zou er vreselijk door geschokt zijn, zowel vanwege Gerry maar ook vanwege hem en Caroline. Kon hij het riskeren?
‘Fiona. Ik vroeg me af,’ begon hij.
Ze sloeg haar ogen op, en hij zag nu voor het eerst de donkere schaduwen onder haar ogen.
‘Ik vroeg me af…’ begon hij. Maar hij kon het niet over zijn hart verkrijgen. Er waren geen woorden voor.
‘Niets,’ zei hij, en hij draaide zich om om te vertrekken.
‘Clare heeft haar sjaal hier laten liggen, kun je haar die geven?’
‘Is Clare hier geweest?’
‘Ja. Ongeveer een uur geleden.’
‘Waarvoor, in godsnaam?’ flapte hij uit.
Fiona keek hem onderzoekend aan. ‘Niets bijzonders, ze kwam alleen maar even binnen.’
‘Natuurlijk.’
Hij vertrok met een enigszins gebogen rug.
Clare was vanwege de foto's gekomen, ze was niet alleen gekomen om haar medeleven te betuigen. Als ze daarvoor was gekomen, zou Fiona het hebben verteld.
David herkende niemand van de mensen die hem aanspraken, toen hij door Church Street liep en linksaf ging, op weg naar huis.
Chrissie schreeuwde hem vanuit slagerij Dwyer iets toe, maar hij hoorde het niet. Hij merkte niet dat Rose Dillon uit het hotel, die op haar scooter reed, naar hem claxonneerde. Hij zag evenmin hoe zijn zwager Ben O'Brien vanuit een open bestelwagen naar hem zwaaide.
Hij zette zijn kraag op en bleef even op de kruising staan. Zou hij nu naar haar toegaan? Zou hij Angela en Dick vragen of hij haar een paar minuten kon spreken? Wat zou hij zeggen? ‘Ik geloof dat jij de foto's hebt. Het spijt me.’
Nee, er viel niets te zeggen. Hij draaide zich om en ging terug naar het grote huis. Hij liep het voorbij en ging naar het Tuinpaviljoen. Waarom had hij nooit gemerkt hoe stil en triest deze plek was?
Clare zat in de auto zonder zich te verroeren. Ze moest de foto's verbranden. Nu meteen. Maar dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan als je geen eigen huis had. Op dit moment voelde ze niet dat ze een thuis had. Ze kon ook moeilijk naar de winkel gaan en zeggen: ‘O, hallo, mama, papa, mag ik even het fornuis gebruiken om een paar dingen te verbranden, ik hou wel van een lekker vuurtje…’
Ze had zich tegenover Dick Dillon en Angela al dwaas genoeg gedragen, zonder dat ze hun vroeg of ze wat papieren in hun fornuis mocht verbranden.
Maar Josie dan? Zou zij er bezwaar tegen hebben als Clare binnenstapte en vroeg of ze een paar minuten in haar eentje in de hotelkeuken in het grote Aga-fornuis kon rondpoken? Dat idee was absurd. Ze liet zich door haar gedachten meeslepen. Maar ze wilde de foto's niet zomaar ergens achterlaten waar ze konden worden gevonden. Ze waren zo weerzinwekkend, die foto's en negatieven, ze wilde de voldoening hebben die te zien verbranden. Alleen op die manier kon ze proberen ze uit haar gedachten te bannen.
Eigenlijk zou er een openbare vuilverbrandingsplaats moeten zijn.
Een plek waar mensen heen konden gaan om spullen kwijt te raken die hen deprimeerden of angst aanjoegen. Een openbare verbrandingsplaats, midden in elke stad.
Clare herinnerde zich plotseling dat dokter Power zich eens erg kwaad had gemaakt, omdat er op de camping geen vuilverbrandingsoven was.
Hoe konden die ongelukkige kampeerders nu het park schoonhouden, als er geen behoorlijke vuilophaaldienst was en een plaats waar het afval kon worden verbrand, had hij gefoeterd. Een behoorlijke vuilophaaldienst was er nooit gekomen, maar wel een stenen verbrandingsoven. Gewoonlijk brandde die de hele zomer, zodat de kampeerders het meeste afval kwijt konden.
De camping. Een ironische speling van het lot, dat de bewijsstukken op de plaats van het misdrijf werden verbrand. De verbrandingsoven zou nu niet branden, maar ze kon die aansteken.
Ze had lucifers in haar handtas en achter in de auto van Dick Dillon stond een reserveblik met benzine. Hoe langer ze over het idee nadacht, des te meer ging haar dat aanstaan. Ze reed langzaam door Church Street, passeerde de winkel van O'Brien en de bank die uitzicht gaf op de rots en de zee en sloeg linksaf Far Cliff Road in die naar de camping leidde.
David belde Caroline opnieuw. Hij was de eerste keer enorm opgelucht geweest, toen een vrouw die vreselijk verkouden was, op het notariskantoor had gezegd dat Caroline er niet was. Verder had ze geen uitleg gegeven. Caroline was ook niet thuis. David had haar nu drie keer zowel op haar kantoor als thuis proberen te bereiken, maar nergens gehoor gekregen. Hij voelde zich niet langer opgelucht, maar maakte zich zorgen. Eerst had hij niet met haar willen praten, net zomin als Caroline waarschijnlijk in het begin. Maar het was nu woensdagavond, twee dagen nadat de foto's waren ontdekt. Ze moesten met elkaar praten.
‘Als juffrouw Nolan niet aanwezig is, weet u dan wanneer en waar ik haar kan bereiken?’ vroeg hij de snipverkouden vrouw.
‘In Dublin,’ antwoordde de stem.
‘Heeft ze vakantie?’ vroeg David.
‘Nee, ze heeft plotseling ontslag genomen en is vertrokken. Voorgoed weg,’ klonk het vol afkeer vanwege de onverantwoorde manier waarop een jonge notaris uit Dublin, die blijkbaar nooit van een opzegtermijn had gehoord, ontslag had genomen. David wist niet of hij opgelucht of ongerust was. Opgelucht, dacht hij. In Dublin zou Caroline tenminste mensen om zich heen hebben die voor haar zorgden, mensen met wie ze kon praten. Hier in de stad had ze niemand. Hij greep de keukentafel stevig vast, terwijl hij nadacht.
Hij scheen veel tijd aan deze tafel door te brengen. Hij zat hier, terwijl de tijd voorbijging. Ze hadden gedacht dat het prettig zou zijn als ze een keuken hadden die tegelijk woonkamer was. Dat was hun bedoeling geweest, maar ze hadden de keuken nooit echt opgeknapt en evenmin geschikte meubels uitgekozen. Dit vertrek moest voor Clare een soort gevangenis zijn geweest.
Hij bedacht hoe Caroline naar Dublin zou zijn teruggekeerd, haar kin fier omhoog, een vastberaden blik in haar ogen, door regen en mist in haar autootje op weg. Hij dacht aan Caroline, die had gezegd dat Gerry Doyle onmogelijk een uitzichtloze, onbeantwoorde liefde voor haar kon hebben opgevat. ‘Hij nam me.’ Dat waren haar woorden. Had Gerry Doyle op de camping werkelijk bezit genomen van Caroline, deelden zij dezelfde ervaring? In elk geval waren David foto's bespaard gebleven. Hij had slechts zijn verbeelding.
De camping lag er winderig en onbeschut bij. Het was onbegrijpelijk waarom 's zomers zoveel mensen uit heel Ierland en Engeland hierheen kwamen. Het leek wel een andere planeet.
Clare wist welke caravan van Caroline was. Ze had stilzwijgend geluisterd toen David zei dat het een goed idee was om een caravan aan te schaffen. Ze kon daar de hele zomer in wonen en 's winters kon ze de caravan gebruiken om zich te verkleden of om te overnachten als het te laat werd om nog naar de stad terug te rijden. Ze had destijds het idee van de caravan uit haar gedachten gezet. Ze had er niet aan willen denken.
Net zoals ze er niet aan had willen denken dat David en Caroline met elkaar vrijden. Ze had die gedachte resoluut van zich afgezet. Zelfs die nachten waarin ze intuïtief aanvoelde dat ze het samen deden, wilde ze dat niet toegeven. Het maakte de dingen minder riskant, net zoals het vermijden van scheuren in het wegdek. Ze had het nooit voor zichzelf willen toegeven totdat ze die foto's had gezien. Maar Gerry Doyle was uitgekookt! Wie weet was ze na een paar dagen wel gaan denken dat hij een mogelijk alternatief was voor zo'n ontrouwe echtgenoot. Het was niet waarschijnlijk, maar ze had niet geweten hoe verbitterd en beledigd ze zich zou voelen. Door de foto's die ze in haar hand had, had ze zich er bijna toe laten verleiden precies dát te doen wat Gerry, die dwaze, krankzinnige Gerry, had verwacht. Ze moest die foto's verbranden. Nu meteen. Misschien dat ze zich daarna wat beter voelde.
De wind blies door haar haar toen ze het blik met benzine uit de bagageruimte van de auto pakte. Op zo'n winderige dag als vandaag kon je geen vuur maken zonder gebruik te maken van een doek die in benzine was gedrenkt en vlam zou vatten.
De grijze, onopvallende caravan die Caroline Nolan voor zes maanden had gehuurd, stond als een groot, dreigend gevaarte niet ver van de plaats waar Clare zich bevond. Hier kwam haar man naartoe wanneer hij verondersteld werd golf te spelen. Deze foto's waren op een stralende namiddag genomen en Gerry moest hen geruisloos zijn gevolgd. Ze hadden niet eens de moeite genomen om de gordijnen dicht te trekken. Wie zou bij hen naar binnen kijken? De caravan keek uit op zee…
Ze werd er als het ware heen getrokken om te gaan kijken. Links en rechts om zich heen spiedend, alsof er verder nog iemand op deze verlaten plek zou zijn, sloop ze op haar tenen naar de caravan. Die was helemaal leeggehaald, geen lampen, plaids of wat voor bezittingen ook waren achtergelaten. Ze herinnerde zich dat haar schoonmoeder Caroline een paar kussens had gegeven, twee tamelijk mooie kussens. Vreemd genoeg lagen die er nog. Maar niet een van de tartan plaids die op de foto's te zien waren.
Misschien was ze verdwenen. Caroline. Wie weet had ze de benen genomen, nadat ze de foto's had gezien. Maar het kon ook zijn dat ze alleen het bewijsmateriaal probeerde te verdonkeremanen. Dat kreng was zo geslepen, je wist nooit waartoe ze in staat was.
Clare pakte de grote envelop en legde die op de kille, ijzeren rooster van de vuilverbrandingsoven. Ze goot wat benzine uit over een poetslap en keek hoe de foto's, de negatieven en de brieven die ze aan Gerry Doyle had geschreven, verbrandden. Het was maar een klein vuur. Ze pookte de asresten door elkaar tot er niets meer van over was. Niemand, zelfs niet een stel detectives, zou te weten kunnen komen wat daar was verbrand.
Ze ademde de zilte lucht in. Ze voelde zich nog steeds rusteloos en ongeduldig, hoewel ze had gedacht dat dat na het verbranden van de foto's over zou zijn. Het was er nog allemaal, de herinnering en de caravan. Het besef wat ze hadden gedaan en misschien weer zouden doen, de caravan. De eenzaamheid, de leugens die hij haar had verteld. De caravan.
Bijna zonder het te beseffen, was ze in de richting van de caravan gelopen. Hij stond ver van de andere caravans vandaan. Ze had het blik benzine nog in haar hand en de lucifers zaten in haar jaszak.
Ze bleef lang bij de caravan staan en besefte wat ze ging doen.
‘Ja,’ zei Clare hardop. ‘Ja, ik doe het verdomme.’
De benzine doordrenkte het bed. Clare sprenkelde de meeste ben zine uit over het bed en goot de rest dicht bij de deur. Daarna stak ze de poetslap in brand, gooide die naar binnen en rende weg, zo hard ze kon. Tegen de tijd dat ze Dick Dillons auto bereikte, die buiten op de weg geparkeerd stond, sloegen de vlammen al door de ramen naar buiten.
Clare reed opgewonden terug naar de stad en parkeerde de auto niet ver van de winkel van haar ouders. Ze kon de vuurgloed in de winteravond zien…
Sinds lange tijd voelde ze zich weer wat beter en ze ging bij haar moeder op bezoek.
‘Waarom rijd je in Dicks auto rond?’
‘Tjonge, is me dat een gezellige thuiskomst, moeder, het begroeten zal ik maar voor u doen.’
‘Van jou zal ik nooit hoogte krijgen, Clare, nooit!’
‘U hebt het er niet al te slecht vanaf gebracht, moeder. Denkt u dat ik een kop thee kan krijgen, of hoor ik alleen verwijten?’
‘Zet dan maar thee voor jezelf. De meesten van ons moeten werken’.
‘Bent u ergens kwaad over, moeder, of zit u iets dwars?’
‘Ik weet niet wat je van plan bent, dat is alles.’ Er lag een verbeten trek om Agnes’ mond.
‘Dat weet ik werkelijk zelf nog niet, moeder. Het is de bedoeling dat ik naar Dublin ga om te zien of ik dat examen kan overdoen. Ik ben min of meer op weg daarheen – Liffey en ik.’
‘Je neemt die baby toch zeker niet mee naar Dublin, zo ver van thuis.’
‘Niet voorgoed, moeder, alleen om haar van het stadsleven te laten proeven, kijk eens hoe goed mij dat heeft gedaan!’ Clares ogen straalden geestdriftig, al te geestdriftig.
Clare zat nog steeds op de toonbank en genoot met kleine teugjes van haar thee, toen er geschreeuwd werd dat er brand was op de camping.
‘Waar is al die drukte en opwinding voor?’ vroeg ze afwezig.
‘Mijn god, kind, iemand kan wel levend zijn verbrand.’ Agnes zag bleek van schrik.
‘Wie is daar nu, in het hartje van de winter?’ vroeg Clare.
‘Hoe kan een caravan vlam vatten, tenzij een of andere sukkel een petroleumstel of olielamp laat omvallen?’
David werd gewaarschuwd, maar hij was niet bij machte een voet te verzetten.
‘Vraag of vader mee kan komen, neem hem mee in je auto,’ stamelde hij tegen Brian Dillon, die alarm had geslagen.
Davids ledematen weigerden hem te gehoorzamen en het kostte hem vijf minuten voor hij de hoorn van de haak had genomen.
Op het postkantoor, zo leek het hem, had men een uur nodig om hem met Dublin door te verbinden.
James Nolan nam op. Hij deed alsof David een sinds lang verloren gewaande ontdekkingsreiziger was, die zojuist in de beschaafde wereld was teruggekeerd. ‘We hadden niet verwacht jouw stem ooit nog te zullen horen.’
‘Hou op met die onzin,’ zei David bars.
‘Wát?’
‘Is Caroline daar? Vlug een beetje.’
‘Wel, vlug of langzaam, ik kan het je niet zeggen. Ik dacht dat ze bij jou in de buurt woonde?’
‘Toe, James, alsjeblieft. Ik smeek je.’
‘Hebben de geliefden met elkaar gekibbeld?’
‘Alsjeblieft, James, ik smeek je…’
‘Nou goed, omdat je het zo vriendelijk vraagt. Ze is hier, maar ik mag het je eigenlijk niet vertellen.’
‘Weet je het zeker, heb je haar gezien, is ze bij jullie in huis?’
‘Ik weet niet waar ze op dit moment is, maar ik heb haar aan het ontbijt gesproken en ze belde me vanuit de juridische bibliotheek om iets voor vanavond te regelen. Maar mondje dicht, ik heb je niets verteld.’
‘Nee.’
‘David? Is alles goed met je?’
Hij had al opgehangen.
De brand in de caravan was een raadsel. Het moest het werk zijn geweest van jongelui die met benzine hadden gespeeld, alles was met benzine doordrenkt. Arme Caroline Nolan.
De politie had haar in de stad proberen te bellen, maar haar niet kunnen bereiken. Was het niettemin een geluk dat er niemand gewond was geraakt?
Clare reed naar de garage waar haar broer Ben werkte. Ze liet de tank van Dick Dillons auto volgooien en ook het reserveblik vullen dat hij in de kofferruimte bewaarde. Daarna reed ze terug naar het huis van de O'Hara's.
‘Een paar minuten had je gezegd. Ik maakte me ongerust,’ zei Angela.
‘Doe nu niet net zoals mijn moeder.’
‘Is alles goed met je? Je ziet er erg opgewonden uit.’ Angela was bezorgd.
‘Ik voel me nu stukken beter. Er was iets wat ik moest doen.’
Mevrouw Corrigan, die aan de overkant van de straat woonde, kwam binnen met het nieuwtje dat verderop aan Far Cliff Road een grote brand had gewoed, waarbij een caravan helemaal was uitgebrand.
Angela wilde weten of er iemand gewond was geraakt.
‘Wie zou daar nu zijn, in het midden van de winter?’ had Clare gezegd, terwijl haar ogen koortsachtig schitterden.
‘Een enkele keer zijn daar mensen,’ zei Angela voorzichtig.
‘Nou, die hebben in dat geval niet veel goeds in de zin.’
Angela keek daarop zo verschrikt, dat Clare medelijden kreeg.
‘Het is al goed, Angela, het is al goed, er was niemand binnen. Ik heb het nagevraagd.’
Clare pakte Liffey op en drukte haar vast tegen zich aan. Ze was zo gegroeid, dat ze behoorlijk wat woog.
‘Wel Liffey, over een dag of twee vertrekken jij en ik naar onbekende verten om daar ons geluk te beproeven. Nou ja, mama in elk geval om haar graad te behalen.’
‘Ik vertel het niemand en jij toch ook niet, hoop ik.’
‘Nee, natuurlijk niet, maar jij bent anders, jij mag gerust alles weten. Zowel de goede als de kwade dingen.’
‘Het was niet allemaal zo slecht, alles bij elkaar genomen,’ zei Angela met een glimlach.
‘Nee, eigenlijk niet, hè?’ Clare leek nu weer wat op verhaal te zijn gekomen.
‘Wist jij dat Clare bij Angela Dillon in huis was?’ vroeg Agnes die avond aan Tom O'Brien.
‘Komt ze daar al niet over de vloer sinds ze tien werd? Wat is daar zo vreemd aan?’ vroeg hij.
‘Dat is het 'm juist, ze wóónt daar nu. Ze is daar al drie dagen.’
‘Onzin, Agnes, je moet je vergissen. Heeft ze niet zelf een schitterend huis?’
‘Dat weet ik, maar omdat ik dat zó te horen heb gekregen, heb ik het haar op de man af gevraagd.’
‘En?’
‘Van Clare krijg je nooit een rechtstreeks antwoord. Ze had het erover dat ze naar Dublin wilde gaan om naar haar examen te informeren en meer van dergelijke onzin.’
‘Zeg er maar liever niets van. Je kunt er maar beter helemaal niets van zeggen, want je krijgt toch maar stank voor dank.’
Agnes dacht dat Tom deze keer wel eens gelijk kon hebben. Dit kon een van die zeldzame gelegenheden zijn dat ze zich er beter niet mee kon bemoeien.
De mensen zeiden dat die arme moeder van Gerry Doyle nu zoveel zenuwtabletten moest slikken, dat het nauwelijks tot haar doordrong wie er zou worden begraven. Fiona had geprobeerd voor haar een zwarte mantel te krijgen, maar daar had ze voor bedankt.
Ze zei dat ze een hekel had aan zwart, want die kleur deed haar aan begrafenissen denken. Fiona had haar moeder met engelengeduld ervan proberen te overtuigen dat dit ook echt een begrafenis was en ze wist niet of ze blij of verdrietig moest zijn, omdat het niet tot haar moeder doordrong dat Gerry dood was.
De familie van Nellie Burke vroeg haar of het waar was dat David Power en Clare apart woonden. Nellie, halsstarrig en trouw, zei van niets te weten. Haar schoonzusters, een uitgesproken stel roddelaarsters, waren teleurgesteld. Ze dachten dat Nellie de bron van alle informatie zou zijn. Dus moesten ze ermee volstaan te zeggen dat een dergelijk huwelijk nooit goed kon gaan. Zij hadden het van het begin af aan geweten. Clare was een dwaas meisje geweest om te veronderstellen dat een beetje ontwikkeling haar op gelijke voet zou brengen met de dokterszoon.
‘Heeft David je verteld dat Caroline Nolan haar baan heeft opgegeven en naar Dublin is teruggekeerd?’ vroeg Paddy Power aan Molly.
‘Dat kun je niet menen.’
‘Meneer Kenny zegt van wel. Vergeet niet dat hij degene was die haar die baan heeft bezorgd. Hij is er helemaal kapot van. Caroline heeft alleen gezegd dat het leven op het platteland niets voor haar is. Ze heeft dag en nacht gepeesd om haar werk af te maken en is vertrokken. Met haar huis is het net zo gegaan. Ze heeft een cheque uitgeschreven voor de huur van de rest van het kwartaal en is verdwenen.’
‘Ik moet meteen Sheila bellen.’
‘Misschien kun je dat beter niet doen, Moll. Doe het liever niet. Laat het toch een beetje betijen.’
‘Waarom zeg je dat?’ Ze keek angstig.
‘We weten niet half wat er aan de hand is en we zouden de zaak alleen maar erger maken.’
‘Hoe kunnen we de dingen erger maken, we zijn hun vrienden, wij hebben niets gedaan wat Caroline overstuur heeft gemaakt en waardoor ze halsoverkop is vertrokken.’
‘Nee Moll, dat heb jij niet en ik evenmin,’ zei hij bedaard.
Ze keek hem geschrokken aan en besefte dat hij niet van plan was nog meer los te laten.
‘Er zullen zo veel begrafenisgangers zijn, dat niemand mij zal missen. Ik ga niet,’ zei Clare.
Ze konden de klok horen luiden op die koude, natte morgen.
‘Je mag de nabestaanden niet voor het hoofd stoten; Fiona, zijn moeder.’
‘Ik kan daar niet staan en voor zijn zielerust bidden. Dat is bespottelijk.’
‘Dat hoort zo, het is een gewoonte, bekijk het eens van die kant.’
‘Jij weet niet… Jij weet niet…’
‘Clare, hou daar onmiddellijk mee op. Natuurlijk weet ik het niet, je hebt het me niet verteld en je hoeft het me nu ook niet te vertellen omdat we over tien minuten in de kerk moeten zijn. Ik heb met mevrouw Corrigan afgesproken dat we Liffey bij haar brengen, zij gaat niet naar de begrafenis en ze heeft al vijf baby's in huis waar ze voor zorgt.’
‘Nee. Ik moet hier blijven om voor Liffey te zorgen.’
‘Toe, Clare, gedraag je niet als een klein kind. Trek je jas aan. Nu.’
‘Zou je met mij mee willen oplopen naar de kerk, David?’
‘Vader, ik zat er half en half over te denken om niet te gaan. Ik wil hier blijven, begrijpt u, voor het geval iemand een van ons beiden nodig heeft.’
‘Als men ons nodig mocht hebben, waar, denk je, zou men ons weten te vinden op een dag als deze, waarop de doodsklok wordt geluid voor een jonge man?’
‘Ik weet het, maar…’
‘Er zal over gepraat worden als je niet gaat.’
‘Dat is onzin, de kerk zal overvol zijn, heel Castlebay zal er zijn.’
‘En jij hoort daar ook te zijn.’
‘Maar er zijn een aantal dingen die ik niet kan uitleggen.’
‘En het is ook niet nodig dat je iets uitlegt. Ga nu maar met mij mee naar de kerk. Toe, vooruit David, dat is het minste wat je kunt doen. Het zou onvergeeflijk zijn als je niet ging.’
‘Als u denkt dat…’
‘Dat denk ik, ja. Kom schiet op, de klok luidt, je moeder is al met de auto gegaan.’
Met koude handen maakten ze een kruisteken. Bijna heel Castlebay ging naar de vertrouwde kerk. Het enige wat ongewoon was, was de lijkkist dicht bij de communiebank. De kist was bedekt met misintentiekaarten en er waren twee rouwkransen, een van Gerry's moeder en een van Fiona en Frank, beide door Frank Conway gemaakt. Om de een of andere vreemde reden hadden andere mensen geen bloemen gestuurd. Bloemen voor een overledene, nee, dat paste niet bij Gerry Doyle.
Het leek wel alsof het tijdens een uitvaartdienst in de kerk altijd killer was dan anders. Mevrouw Mary Doyle knielde neer in de voorste rij banken, met lege, nietsziende ogen, haar handen krampachtig samengevouwen. Ze droeg de zwarte mantel die voor haar was geleend. Fiona zat naast haar. Haar gezicht was bleker dan ooit, ze droeg een wijde, zwarte mantel en een mantilla. Ze zag eruit als een Spaanse weduwe, eigenlijk had ze er nooit als een Ierse uitgezien.
David en zijn vader arriveerden op hetzelfde moment bij de kerk als Angela, Dick en Clare. Ze wisselden de gebruikelijke woorden die mensen bij een begrafenis plegen te zeggen zoals: een verschrikkelijke tragedie, en nog zo jong, je vraagt je af wat de zin van alles is…
David en Clare lieten de anderen voor hen binnengaan.
‘Heb jij die caravan in brand gestoken?’ vroeg hij.
‘Ja. En de foto's. En de negatieven ook.’
‘Het doet er verder niet toe, denk ik,’ zei hij terloops.
‘Nee.’
Alsof ze mijlenver van elkaar verwijderd waren, zo liepen ze naast elkaar de kerk in. Angela en dokter Power waren opzettelijk naast elkaar gaan zitten, en David en Clare voegden zich bij hen.
Zo werd Castlebay niet geconfronteerd met de aanblik van de jonge dokter en zijn vrouw die elkaar bij een begrafenis in het openbaar uiterst koel bejegenden. Ze bogen en knielden neer op de plaatsen waarheen zij waren gemanipuleerd. Naast elkaar.
Nog nooit had een mis zo lang geduurd.
Toen ze dacht dat het vast en zeker de communie was, bleek het pas de offerande te zijn. Toen ze stellig meende dat het laatste evangelie werd voorgelezen, was het slechts het gebed na de communie.
Gelijktijdig met David zitten, opstaan en knielen. Kijken naar zijn koude, verstrengelde handen voor hem; merken dat zijn haar nodig geknipt moest worden; zien dat zijn schoenen netjes gepoetst waren en zich afvragen of Nellie dat voor hem had gedaan.
Steeds als ze weer opkeek zag ze die lijkkist waarin, naar men zei, Gerry Doyle lag.
Waarheen zou ze teruggaan? Als ze kon teruggaan…
De situatie voordat ze zwanger raakte? Nee, dan zou Liffey niet zijn geboren en het enige goede dat uit dit alles was voortgekomen, was Liffey.
Was ze destijds, na de geboorte van Liffey, werkelijk onuitstaanbaar geweest? Wat vreemd dat ze zich van heel die winter en dat voorjaar nauwelijks meer iets wist te herinneren.
Ze moest wel vreselijk gezelschap zijn geweest. Net zo versuft en wezenloos voor zich uit starend als Gerry's ongelukkige moeder nu deed.
Wilde ze nu daar opnieuw aan beginnen?
David hoopte vurig dat ze niet naast hem zou neerknielen, maar er zat voor hen beiden niets anders op. Ze had haar ellebogen op de rugleuning van de bank voor haar geplant en haar voorhoofd rustte op haar samengevouwen handen. Hij merkte hoe tenger haar polsen waren en zag dat het horloge, dat hij haar cadeau had gegeven, veel te ruim zat. Toen hij naar haar keek, zag hij dat ze met grote, nietsziende ogen in de verte staarde. Ze bad waarschijnlijk niet.
Er was veel om over na te denken. Hij voelde zich vreselijk gedeprimeerd. Hij was te moe om haar iets te beloven, om haar te smeken naar het Tuinpaviljoen terug te komen, om haar te vertellen dat alles in orde zou komen. Misschien dat niet alles in orde kwam. Ze hadden nooit rechtstreeks tegen elkaar gelogen en evenmin ooit iets voor elkaar verzwegen. Hij had nooit ontkend dat hij iets met Caroline had, om de eenvoudige reden dat ze hem nooit had gevraagd wat er nu precies tussen hen was.
Als die foto's er niet waren geweest, dan hadden ze een kans gehad. Die foto's. Kon hij maar teruggaan naar de tijd vóór die foto's…
Had ze de foto's werkelijk verbrand? Was ze daarmee bezig geweest, toen het bij haar was opgekomen die caravan in brand te steken? Hij huiverde toen hij eraan dacht. Veronderstel dat de wind uit de verkeerde hoek had gewaaid en de vlammen in haar richting had gejaagd? Maar waarom was ze in godsnaam naar de camping gegaan om de foto's te verbranden? Ze kon die toch overal verbranden? Hij draaide zijn hoofd om en keek naar haar. Haar hoofd rustte nog steeds op één hand, haar donkere ogen keken recht vooruit, haar schouders waren gespannen en ze leek erg kwetsbaar. Had hij gelijk gehad toen hij zei dat niets nu nog enig verschil maakte? Was het te laat?
De priester was met het wierookvat rondom de baar gelopen en de weeë, zoete wierooklucht vulde de kerk, toen vader O'Dwyer om de kist heen liep waarin Gerry Doyle lag. Daarop pakten vier mannen, mannen die tegelijk met Gerry Doyle jongens waren geweest en die machteloos hadden toegekeken terwijl hij hun vriendinnetjes had ingepalmd, de lijkkist op alsof die niets woog. Ze liepen de kerk uit, gevolgd door de verzamelde gelovigen.
Ze liepen met gebogen hoofd tegen de wind in naar het kerkhof, dat een paar honderd meter verderop hoog op een heuvel lag. Daar was het graf gedolven en de twee doodgravers zetten hun pet af toen de begrafenisstoet aankwam.
Bezoekers keken dikwijls naar dit kleine kerkhof en zeiden dat het een prachtige plaats was om tot rust te komen. Op het kerkhof, dat omringd was door een stenen muur, waren in de loop der jaren talrijke Keltische kruisen geplaatst en in een hoek stond een vervallen kerkje dat begroeid was met klimop.
Omdat het kerkhof op een heuvel lag, kon je heel het lager gelegen strand overzien en de witte vlekken van de golven die onophoudelijk aanrolden; het zand en de stenen die in hun rust werden gestoord. Nauwelijks iemand kon naar het strand hebben gekeken, zonder eraan te denken dat dat de reden was waarom zij hier stonden.
De enige mensen die niet naar het strand keken, waren Gerry's moeder en zuster. Mevrouw Mary Doyle keek onzeker om zich heen. Het leek net een kwade droom. Iedereen scheen naar haar te kijken, dacht ze, maar haar zuster hield haar ene arm en haar dochter haar andere arm vast. Er was geen spoor van Gerry, maar hij moest ergens werken en zou spoedig hier zijn.
Fiona's tranen vermengden zich met de zilte wind en de regen, maar ze voelde zich rustiger nu ze wist dat Gerry het niet met opzet kon hebben gedaan. Wat er ook op die foto's mocht staan, Gerry zou nooit iets welbewust hebben achtergelaten… niet iets wat iemand kon kwetsen of iemands leven kon vernietigen.
Ze luisterde naar vader O'Dwyer. Ze begreep de Latijnse woorden niet, maar wist dat die nodig waren om Gerry's ziel de eeuwige rust te schenken.
Angela keek naar Dick. Zijn gezicht stond altijd erg bars als hij van streek was en dit alles had hem erg van streek gemaakt.
Gisteravond had hij haar toegefluisterd dat er veel geweld heerste in Castlebay, een soort hevige gevoelsuitbarsting die erg negatief uitwerkte.
‘Misschien dat er nu een einde aan komt, nu die arme Gerry Doyle dood is,’ had Angela gezegd.
‘Nee, dit schijnt pas het begin te zijn. Wat kan zo'n jonge kerel hebben bezield om zoiets te doen. Wat kan er zo dramatisch zijn dat hij zoiets heeft gedaan? En dan die kwestie met die uitgebrande caravan. Ik wéét dat het er misschien niets mee te maken heeft, maar het lijkt allemaal uiterst gewelddadig. En erg plotseling.’
Angela deed er het zwijgen toe. Op een dag zou ze weten wat het allemaal te betekenen had.
Molly Power keek naar de familie O'Brien, zoals die tegenover haar stond. Agnes, mager en tenger zoals altijd, stond tussen haar beide zoons in en Tom hield zich een beetje op de achtergrond. Dat was alles wat er nu nog over was van het grote gezin dat ze had grootgebracht. Twee jongens die in Engeland woonden, Chrissie die was ingetrouwd bij de familie Byrne en Clare niet te vergeten. Wie wist wat er van Clare moest worden?
Haar ouders beslist niet en Molly ook niet. Ze keek naar de plek waar het meisje stond, heel stijf, haar lange haar wapperend in de wind. Ze droeg een mooie, donkere mantel, niet die afschuwelijke duffelse jas die ze eens dag en nacht scheen te hebben gedragen. Het was een vreemd meisje. Geen wonder dat David het zo moeilijk met haar had.
Vader O'Dwyer wist hoe hij de overledenen uit zijn parochie moest begraven. Hij had het al jaren gedaan. Maar de overledenen leken nooit in iets op de dode van vandaag. Het waren oude mannen en vrouwen die de winter niet hadden overleefd. Of iemand die – heel tragisch – erg jong stierf en een gezin met kleine kinderen achterliet. Een enkele keer stierf er een kind. Dat was erg hard, maar hij kon zeggen dat God het onschuldige zieltje tot zich had genomen.
Paddy Power vroeg zich af wat vader O'Dwyer zou zeggen tot de gelovigen die wisten wat voor leven Gerry Doyle had geleefd en waar hij door zelfmoord een einde aan had gemaakt.
Dokter Power had zichzelf er pas die morgen aan herinnerd dat God genadig was en dat, als God dat kon zijn, vader O'Dwyer dat ook moest zijn.
De priester keek om zich heen naar de koude, door de zeenevel besproeide en door de wind gestriemde gezichten. Hij zou de gelovigen niet lang ophouden, maar lang genoeg om de dode de laatste eer te bewijzen. Waarvoor diende anders een begrafenis?
‘Wij allen hebben Gerry Doyle gekend, en terwijl wij nu rond zijn graf staan en bidden voor de hemelse rust van zijn ziel, willen wij er even bij stilstaan hoe sterk hij aan het leven hing en hoezeer hij betrokken was bij alles wat in Castlebay plaatsvond…
‘De plotselinge dood van deze jongeman, die het symbool was van leven, jeugd en kracht, zal ons, denk ik, opnieuw doen beseffen hoe weinig houvast we hebben aan ons vergankelijke, aardse leven, hoe gemakkelijk dat kan worden ontnomen. Laat, terwijl we vanmorgen voor de zielerust van Gerry Doyle bidden, onze gedachten ook uitgaan naar ons eigen vergankelijke leven. Over een jaar zullen niet allen die hier nu staan er meer zijn en over tien jaar zullen er nog heel wat meer naar hun Schepper zijn teruggekeerd. Maar het zijn niet alleen ouderen en zij die bereid zijn, die sterven; ook jongeren, die volkomen onvoorbereid zijn om het koninkrijk des hemels tegemoet te treden en die elkaar, hun familie en hun vrienden nog zoveel te zeggen hebben.
Als het Gerry Doyle vergund was geweest nog één dag langer te leven, dan waren er misschien veel dingen geweest die hij had willen zeggen, had willen rechtzetten om mensen gerust te stellen. Maar God laat ons niet weten wanneer Hij ons tot zich roept. Iedereen hier heeft goede herinneringen aan Gerry Doyle.
Laat ons deze herinneringen in ons hart bewaren en bidden dat zijn ziel vandaag in de hemel is en op de dag van het laatste oordeel weer zal verrijzen.’
Daarna werden er drie weesgegroetjes en drie onzevaders gebeden, waarna Fiona zich vooroverboog om de spade met aarde op te tillen, de eerste schep aarde die op de lijkkist viel nadat die was neergelaten. Fiona keek in het grote, open graf beneden haar.
‘Dank je Gerry,’ zei ze onverwacht.
De mensen voelden zich haast in verlegenheid gebracht. Niemand sprak ooit op zo'n moment en dat de kalme, ingetogen Fiona zoiets ontroerends zou zeggen was het laatste wat men zou hebben verwacht. Achter elkaar wierpen de mannen een schep aarde in het donkere graf.
Dit was het akeligste gedeelte van een begrafenis. De mensen schoven onbewust dichter bijeen alsof ze warmte zochten.
Clare en David liepen naar elkaar, gedeeltelijk omdat ze werden geduwd en ook omdat ze het zelf wilden.
Nu was het Davids beurt om de spade in zijn hand te nemen. Hij bleef staan en keek naar Clare. Haar blik was standvastig en ze wendde haar ogen niet af.
David schepte wat zand van de hoop die naast het graf lag en hoorde het zand op de aarde vallen, die al boven op Gerry's lijkkist lag. Hij liep drie passen terug naar Clare, die hem haar hand in een gebreide handschoen toestak.
David nam haar hand in de zijne en samen keken ze toe hoe het werk van de parochianen werd afgemaakt door twee grafdelvers, die het werk in een oogwenk hadden geklaard. De twee kransen werden op het graf gelegd. Over een jaar zou een grafsteen worden geplaatst voor Gerry Doyle, geboren in 1935, overleden in 1962, en voorbijgangers zouden het hoofd schudden en zeggen dat hij erg jong was gestorven.
De mensen begonnen in groepjes de heuvel af te dalen, sommigen in de richting van Craig's Bar, anderen naar Hotel Dillon en weer anderen om hun zaak te openen, die als laatste eerbetoon aan Gerry Doyle gesloten was geweest.
Lang geleden, toen ze destijds in Dublin een sober leven hadden geleid, had David de gewoonte gehad om Clares hand in zijn gebreide handschoen te nemen en die in zijn jaszak te steken om hem te warmen. Hij vroeg zich af of hij dat ook nu zou durven.
Heel zachtjes trok hij haar hand naar zich toe, en Clare liet gewillig haar hand in zijn jaszak glijden.