Angela besloot Sean geen telegram te zenden en pas vijf weken nadat ze de brief had ontvangen, kwam ze ertoe die te beantwoorden. Alleen de gedachte dat hij wachtte en met verlangen uitkeek naar een Japanse postbode die een brief bezorgde, bracht haar ertoe pen en papier ter hand te nemen. Ze begon de brief wel tien keer opnieuw, maar haar woorden klonken niet gemeend. Angela kon niet zeggen dat ze blij was dat hij haar in vertrouwen had genomen, ze had daar veel liever nooit iets over geweten. Ze kon niet zeggen dat ze met hem meeleefde omdat ze dat niet deed.
Evenmin kon ze welkomstwoorden vinden voor haar schoonzus Shuya en haar nieuwe neefje Dennis en ze verheugde zich evenmin op de komst van het volgende kind. In plaats daarvan liep haar hoofd over van alle zorgen en problemen die op haar afkwamen. Zou haar moeder een beroerte krijgen als ze het nieuws hoorde? Bestond de kans dat de familie een deel van het geld dat besteed was aan Seans priesteropleiding moest terugbetalen, nu hij overal de brui aan had gegeven? Kon hij daarvoor worden geëxcommuniceerd en zo ja, zou de excommunicatie openbaar worden gemaakt? Zouden alle priesters in Ierland dat te horen krijgen? Zou vader O'Dwyer het in een of ander kerkelijk tijdschrift lezen? Ze wist dat ze lankmoediger over hem moest denken en hem mild moest behandelen, als een zwak en eenzaam menselijk wezen. Dat waren de woorden die hij voor zichzelf had gebruikt, hoewel hij in de volgende zin zei dat hij nu het volmaakt geluk had leren kennen en voor het eerst begreep waarom God man en vrouw op deze aarde had geschapen.
Angela had verschillende keren op de drempel van het postkantoor van mevrouw Conway gestaan om hem per telegram te laten weten dat zijn nieuws was ontvangen en er bij hem op aan te dringen dat hij verder niet zou schrijven. Maar wat zou het stadje uit die geheime informatie opmaken? De huizen en de winkels in Church Street, verderop aan de weg naar de golfbaan en aan de overkant van de kustweg zouden gonzen van de geruchten en speculaties.
Wilde Angela zo'n telegram sturen, dan moest dat uit het volgende stadje worden verzonden. En het zou Sean ertoe kunnen aanzetten een enorme dwaasheid te begaan. Per slot van rekening had hij in zijn brief waanzinnig vertederd gesproken over de dag waarop hij zou kunnen terugkeren en Castlebay aan zijn vrouw en kinderen kon laten zien. Vader Sean O'Hara die zijn vrouw en kinderen Castlebay toonde! Hij moest stapelgek zijn! Niet alleen gek maar volslagen krankzinnig!
Ze probeerde zich voor te stellen wat ze zou aanraden als het om iemand anders ging. Haar vriendin Emer in Dublin, met wie ze samen les had gegeven en met wie ze samen op zoek was geweest naar een echtgenoot op plaatsen die daarvoor in aanmerking kwamen. Stel je voor dat het Emers broer betrof. Wat zou ze dan zeggen? Ze zou er bij Emer op aandringen dat die een brief schreef waarin ze een slag om de arm hield om de zaak te laten betijen. Prima. Maar had je eenmaal je eigen broer iets dergelijks geschreven, dan moest je vroeg of laat partij kiezen.
Het was absurd te veronderstellen dat je je als een buitenstaander kon opstellen. Uiteindelijk schreef ze dus vanuit haar hart.
Ze schreef dat ze geschokt was dat hij zijn roeping had opgegeven en dat hij moest beseffen dat iedereen in Ierland net zo geschokt zou reageren, ongeacht de steun en sympathie die zijn confraters in de missie hem hadden gegeven. Ze zei dat als hij er absoluut zeker van was dat hij niet tijdelijk het vertrouwen in zijn geloof had verloren, zij blij was dat hij het geluk had gevonden in zijn verhouding met zijn Japanse vriendin en dat ze hoopte dat de geboorte van hun zoon hun veel vreugde had geschonken. Ze smeekte hem te willen inzien dat Castlebay in 1950 een plaats was waar een welwillend standpunt en een lankmoedige houding ten aanzien van getrouwde priesters gewoon niet bestonden. Terwijl ze in de donkere kamer zat sloeg buiten de regen tegen de ramen. Haar moeder rakelde het vuur op door het open deurtje van het keukenfornuis met een grove ijzeren pook, die ze met beide handen omklemde. Angela schreef dat het haar steeds duidelijker werd dat hun moeder daar nooit iets van te weten mocht komen. Later, na de dood van hun moeder, konden ze zich er nader over beraden, maar nu zou dat het leven van de vrouw verwoesten en ze waren het er allemaal over eens geweest dat, wat het leven van hun moeder betrof, mama toch al bijzonder karig was bedeeld. Angela zei dat ze besefte dat het moeilijk voor hem moest zijn, maar kon hij, bij wijze van verheven gunst, geen brieven schrijven waarin hij liet doorschemeren dat hij nog lid was van de congregatie? Omdat mevrouw Conway elke envelop die door haar handen ging bekeek, had Angela besloten haar brieven op dezelfde manier te adresseren zoals ze altijd had gedaan. Kon hij zich de opwinding indenken als zij de aanhef ‘vader’ wegliet? Ze zei te beseffen dat dit wel iswaar niet de meelevende, allesomvattende brief was waarop hij had gehoopt, maar dat die tenminste oprecht en praktisch was en dat hij op dit ogenblik niet meer kon verwachten.
De brief bleef twee dagen op de keukenkast liggen voordat ze die postte. De envelop was gefrankeerd en ze hoefde niet bang te zijn dat haar moeder die open zou maken. De oude vrouw dacht dat daar de gebruikelijke brief in zat met daarin vier bankbiljetten van één pond voor het lezen van missen. Ze hoopte half en half dat hij weg zou waaien, op de grond zou vallen of verloren raken zodat hij nooit zou worden verstuurd.
Clare O'Brien keek als altijd verwonderd om zich heen en zag de envelop liggen. ‘Mag ik die op de post doen voor vader O'Hara?’ vroeg ze enthousiast. ‘Een brief naar Japan op de post doen geeft me een zelfvoldaan gevoel.’
‘Ja, post jij hem maar,’ zei juffrouw O'Hara met een eigenaardige stem.
‘Zullen we eens op de globe kijken hoeveel landen de brief passeert voordat hij zijn bestemming bereikt?’ vroeg Clare. Ze haalde graag de oude globe tevoorschijn die kraakte wanneer je hem ronddraaide.
‘Ja.’ Juffrouw O'Hara maakte geen aanstalten om de globe naast haar dichterbij te schuiven.
‘Zal ik hem pakken?’ vroeg Clare aarzelend.
‘Wat? O ja. Eens even zien.’ Angela tilde de globe op tafel, maar draaide hem nog niet rond.
‘Nou, de brief vertrekt uit Castlebay…’ drong Clare aan.
Angela O'Hara vermande zich. ‘Dat is het moeilijkste deel van de reis,’ zei ze, weer helemaal in haar gewone doen. ‘Ontkomt hij aan de kleverige handen van mevrouw Conway, zonder door Madame eerst te worden opengestoomd en gelezen, dan is het ergste voorbij.’
Clare vond het heerlijk deelgenoot te worden gemaakt van zulke grove beschuldigingen aan het adres van mevrouw Conway, de vreselijke moeder van die werkelijk onuitstaanbare Bernie Conway.
Ze besloot de brief langs de westelijke route naar Japan te sturen en liet hem de Atlantische Oceaan oversteken naar Nova Scotia waar, zoals men zei, alle Ierse vliegtuigen een eerste tussenlanding maakten. Daarna liet ze hem langzaam dwars door de Verenigde Staten reizen, vervolgens naar Hawaii en ten slotte naar Japan. Dat is waarschijnlijk de route die wordt gevolgd, dacht Clare. Minder land, minder landings plaatsen. Kon je kiezen voor deze of voor een andere route? Juffrouw O'Hara schudde haar hoofd.
Clare veronderstelde dat het ervan afhing welke richting de vliegtuigen het eerst namen. Ze keek juffrouw O'Hara aan of die het met haar eens was en tot haar verwondering meende ze tranen in Angela's ogen te zien.
‘Komt hij weer gauw thuis?’ vroeg ze medelevend. Ze besefte dat die arme juf O'Hara haar broer wel moest missen en misschien was het beter dat ze niet bleef doorzeuren over hoe ver weg hij was en hoe groot de wereld was. Dat was misschien niet tactvol.
Chrissie zei dat Clare niet normaal was omdat haar grote teen groter was dan de teen ernaast. Dat werd ontdekt toen Chrissie haar teennagels lakte en de slaapkamer zo sterk naar nagellak rook dat Clare de deur open wilde zetten.
‘Dat kun je niet doen,’ siste Chrissie. ‘Iedereen ruikt het.’
‘Maar niemand ziet jouw gelakte nagels als je kousen draagt. Wat heeft dat voor zin?’ wilde Clare weten.
‘Dat is het verschil tussen volwassen zijn en een stomme idioot zoals jij,’ had Chrissie uitgelegd.
Clare had haar schouders opgehaald. Het was zinloos met Chrissie een gesprek te voeren over wat dan ook. leder gesprek eindigde met de uitleg dat Clare haar verveelde en dat scheen de kern van alles te zijn. Chrissie maakte haar om ieder aspect van haar leven belachelijk.
‘Jouw haar zit vreselijk. Het is zo plat als een dubbeltje.’
‘Ik doe geen pijpenragers in mijn haar zoals jij,’ zei Clare.
‘Dat is het ’m juist. Jij bent zelfs te stom om krulspelden in te draaien.’ En daarna, smalend: ‘Jij hebt helemaal geen vriendinnen op school. Op de speelplaats ben je altijd alleen en ook loop je in je eentje naar en van school. Zelfs jouw vreselijk stomme klasgenoten schijnen aan te voelen dat ze met jou beter niet bevriend kunnen zijn.’
‘Ik heb wel vriendinnen,’ riep Clare luidkeels.
‘Wie dan? Noem me eens één naam. Naar wie ga jij 's avonds toe en wie komt er hier in huis voor jou? Geef daar eens antwoord op! Niemand!’
Clare wenste vurig dat Kath en Peggy niet zo vaak kwamen. In dat geval kon ze niet in de slaapkamer terecht, terwijl haar beneden altijd werd gevraagd iets te willen doen.
‘Ik heb een heleboel vriendinnen. Ik heb verscheidene vriendinnen voor al de verschillende dingen die ik doe, weet je. Zo ben ik met Marian bevriend omdat we bij het vak huishoudkunde aan dezelfde tafel zitten en verder is Josie Dillon mijn vriendin omdat wij in de klas naast elkaar zitten.’
‘Gut, Josie Dillon, die is zo vet als een varken, walgelijk gewoon.’
‘Dat is niet haar schuld.’
‘Wel waar, je ziet haar nooit zonder iets eetbaars in haar dikke worst vingers.’
Clare was helemaal niet zo dol op Josie: ze was erg saai en nooit er gens enthousiast over. Maar ze deed geen vlieg kwaad, was vriendelijk en voelde zich eenzaam. Clare had een hekel aan alle rare gezichten die Chrissie trok.
‘Gossiemijne, Josie Dillon. Nou ja, het was van jou echt te verwach ten dat je zo'n slome trut als vriendin zou hebben.’
‘Zij is geen slome trut en weet jij trouwens wel dat jouw vriendin Kath neten in haar haar heeft gehad? Iedereen op school weet dat.’
‘Jij bent een onuitstaanbaar kreng!’ schreeuwde Chrissie, ‘om zoiets lamlendigs over iemand te zeggen. Als ik bedenk hoe aardig Kath altijd over jou spreekt.’
‘Ze is nooit aardig voor mij geweest. Het enige wat ze altijd zegt, is “hou je bek” en “rot op”, net zoals jíj altijd zegt.’
Chrissie keek naar Clares voeten. ‘Steek je voet eens naar voren.’
‘Waarom? Ik denk er niet over,’ zei Clare.
‘Schiet op, even maar.’
‘Om er jou die afschuwelijke rode verf op te laten smeren!’
‘Nee, dat doe ik niet, dat zou pure verspilling zijn. Vooruit, laat eens zien.’
Wantrouwend stak Clare haar been buiten het bed en Chrissie bekeek haar voet.
‘Laat me je andere voet eens zien,’ zei ze na een poosje.
Aarzelend kwam die tevoorschijn. Daarop verkondigde Chrissie dat Clare misvormd was. De teen naast haar grote teen moest langer zijn dan haar grote teen zelf, zoals bij Kath en Peggy en Chrissie en trouwens bij iedereen die je op het strand zag het geval was. Clare beet van zich af. Waarom werd die teen grote teen genoemd als hij niet de grootste was?
Chrissie schudde het hoofd. ‘Nou ja,’ zei ze.
Clare was nu bang geworden. ‘Ik denk dat ik het mama ga vragen,’ zei ze, terwijl ze uit haar bed kroop. Een hand duwde haar terug.
‘Dat laat je wel uit je hoofd. Mama zal willen weten waarom wij het over tenen hadden en misschien wil ze dan mijn tenen zien. Hou je vreselijke gejammer dus voor je en laat je niet met blote voeten zien.’
Clare kroop terug in haar bed.
Chrissie keek haar aan en besloot aardig voor Clare te zijn. Dit was erger dan alles wat Chrissie ooit had gedaan.
‘Luister, niemand zal het ooit merken en ik beloof je dat ik het niemand zal verklappen.’
Clare keek nog steeds mismoedig.
‘En Josie Dillon is ook weer niet zó gek. Het is nog altijd beter dan helemaal geen vriendin hebben, vind je niet?’
‘Had u op school vriendinnen, juffrouw O'Hara?’ wilde Clare weten.
‘Ja, verschillende. Waarom?’
‘Ik vroeg me alleen af wat er van hen is geworden.’
‘Nou, Nellie Burke werkt in het huis van dokter Power. Zij en ik waren vriendinnen toen ik ongeveer jouw leeftijd had. Verder had je nog Margaret Rooney, die later naar Engeland is gegaan, daar trouwde en nu in de buurt van mijn zus woont. En niet te vergeten Cissy O'Connor, die non werd, God zegene haar, en voor ons allemaal bidt in een klooster helemaal in het noorden.’
‘Zij werkten niet als bezetenen zoals u destijds en ik nu.’
‘O nee, zij werkten zich allesbehalve uit de naad, ze vonden mij een dwaze uitslover.’
Clare was blij dat te horen, het maakte dat haar leven minder abnormaal leek.
‘Maar toen ik naar het grote pensionaat ging waar ik de middelbare school bezocht veranderde dat, omdat daar veel mensen waren met dezelfde belangstelling zodat je je werklust of belangstelling niet hoefde te verbergen. En toen ik daarna naar de kweekschool ging had ik zeker fantastische vriendinnen en in zekere zin heb ik die nog. Inmiddels is alles natuurlijk heel anders sinds ik daar weg ben, omdat de meesten van hen in Dublin lesgeven, zie je. Maar je zult tijd te over hebben om vrienden te maken, wees maar niet bang.’
Angela probeerde Clare gerust te stellen. Iemand moest het op dat kind hebben gemunt. Je zou toch denken dat de mensen blij waren om te zien dat iemand probeerde vooruit te komen? Zo iemand zou je toch aanmoedigen en steunen? Maar zo was het nooit geweest.
‘Ik maak me een beetje bezorgd, ik wil niet abnormaal zijn,’ zei Clare ernstig.
‘In elk geval hoop ik niet dat je zo verwaand bent dat je denkt dat je iets bijzonders bent. Dat zou een zonde van Hovaardigheid zijn, weet je.’
‘Ik veronderstel van wel.’
‘Zoiets hoor je te wéten, niet te veronderstellen. Het staat zwart op wit in je catechismus. De twee zware zonden tegen de Hoop zijn Hovaardigheid en Wanhoop. Je mag je door geen van beide laten mee sleuren.’
‘Kwam u nooit een beetje in de verleiding u door een van beide te laten bekoren?’ Clare was een vat vol tegenstrijdigheden. Ze kon soms tamelijk vertrouwelijk zijn en diep doorvragen, alsof ze op voet van gelijkheid stond met de lerares die tegenover haar zat. Toch kon ze ook heel respectvol zijn en op de kloosterschool gaf ze nimmer enige blijk van de diepe vriendschap die Angela en Clare in de cottage van de O'Hara's met elkaar deelden.
‘Zo dat bij mij ooit het geval was, dan denk ik dat ik meer tot Wanhoop geneigd was,’ zei Angela. ‘Soms dacht ik, dat lukt me nooit, en, waar dient het trouwens allemaal toe? Maar het is me wel gelukt en nu zit ik hier en geef les aan het op één na grootste genie dat Castlebay ooit heeft voortgebracht. Zou je nu dus je boeken willen openslaan zodat we niet de hele avond verdoen met praten over zonden tegen de Hoop en over lang vervlogen vriendschappen.’
Clare giechelde en haalde de speciale schriften tevoorschijn die ze in de winkel van juffrouw O'Flaherty had gekocht en die een andere kleur hadden dan haar schriften van school, zodat ze zich daar nooit in vergiste. Ze wisten beiden dat niemand op school ermee ingenomen zou zijn als men wist dat juffrouw O'Hara uren achtereen gratis privéles gaf aan een tienjarige. Daar werd nooit iets over verteld. En thuis dacht mama dat Clare les kreeg omdat ze een beetje achterop was geraakt. Studeren moest in Castlebay op een slinkse manier gebeuren.
De zomer brak aan, en David wenste inmiddels hartgrondig dat James Nolans familie nooit op het idee was gekomen op de steile rotsen een huis te huren. Het was begonnen met de brieven. Zij zochten het allermooiste huis en of de Powers hun geen lijst met fraaie woningen konden sturen. In Castlebay bestond zoiets niet. Aan Cliff Road stonden twintig huizen die de mensen 's zomers verhuurden, per huurder gewoonlijk voor een periode van een maand. Verderop, in de richting van de golfbaan, stond een ander soort huizen, misschien wat kleiner, maar groot genoeg voor mensen die de hele dag golf speelden. Aan de andere kant van de baai had je allerlei zomerhuisjes die schots en scheef door elkaar stonden. Sommige daarvan behoorden toe aan mensen die dertig kilometer verder woonden, maar hierheen kwamen om de zomer door te brengen. De mensen kenden de huizen gewoon en wisten precies wat ze zochten, maar het was erg moeilijk om de Nolans dat allemaal duidelijk te maken. Molly Power was bekaf na al haar pogingen dat uit te leggen.
Ze besloot Crest View te nemen en regelde de huur met de zuster van mevrouw Conway, de eigenaresse van het huis. Ze sprak over de deftige huurders uit Dublin die met drie kinderen en het dienstmeisje hun intrek zouden nemen en beledigde de Conways en heel hun fami lie door op te merken dat de veranda, waarvan het schilderwerk door het voortdurend opwaaien van het zeeschuim wat begon te bladderen, best een laagje verf kon gebruiken. Ook al reageerden de Conways verongelijkt, toch lieten ze de veranda schilderen. Ze wilden niet dat het door hen verhuurde zomerhuis aan zee, om het even door wat voor vooraanstaande familie uit Dublin, zou worden afgekraakt.
David was de onophoudelijke inspecties van Crest View samen met zijn moeder spuugzat en hij had zijn buik vol van allerlei door hem niet te beantwoorden vragen zoals: moesten meneer en mevrouw Nolan in deze voorkamer slapen of juist in de andere? Of, zou Caroline Nolan een kamer delen met de vriendin die ze had uitgenodigd? En dacht David dat de kamer boven groot genoeg was voor het dienstmeisje? Wie weet, hadden dienstmeisjes uit Dublin bepaalde allures.
Mevrouw Power had het zo geregeld dat kort voor aankomst van de gasten een doos met kruidenierswaren in Crest View zou worden bezorgd ter verwelkoming van de bezoekers. David had zijn moeder gadegeslagen terwijl zij dubde over de lijst.
‘Ik denk niet dat ze werkelijk door heeft wat u bestelt,’ merkte hij behulpzaam op. ‘Nolan zegt dat zijn moeder de meeste tijd krankjorum is.’
‘David, wil jij weleens ophouden met dat soort domme kletspraat!’ had zijn moeder woedend geschreeuwd. ‘Ik loop het vuur uit mijn sloffen om te zorgen dat je in de zomer aardige vrienden hebt en dat het hun bij aankomst aan niets ontbreekt en de enige hulp die ik van jou krijg is de opmerking dat een of andere arme vrouw die je nooit hebt ontmoet, krankzinnig is. Eerlijk waar.’
‘Ik heb haar wel ontmoet toen ze Nolan halverwege het trimester kwam opzoeken,’ zei David.
‘Nou, en?’
‘Toen had ze blijkbaar een van haar betere dagen,’ antwoordde David onverschillig.
De winkel van O'Brien zag er goed uit, vond David. Er hing een nieuw uithangbord en ook had een van de roomijsleveranciers een grote ijzeren wandplaat geplaatst zodat de zaak er veel moderner uitzag dan vorig jaar. Hij nam aan dat iedereen in de winkel werkte. Het hele gezin O'Brien ijscohoorntjes vulde, snoep afwoog, sinaasappelen in witte papieren zakken deed, wisselgeld teruggaf en plakken gekookte ham of bacon in vetvrij papier verpakte. Boften Tommy en Ned dat ze 's zomers konden meehelpen en zo hun zakgeld verdienden.
Van geen van beiden viel een spoor te bekennen. Hij vroeg Chrissie waar ze waren en hoorde dat ze maanden geleden naar Engeland waren vertrokken. Waarvoor? Om in de bouw te gaan werken natuurlijk. Dat gaf hem een aanknopingspunt voor een gesprek.
Chrissie wist niet of ze het al dan niet naar hun zin hadden. Ze hadden op een vrijdag een paar regels geschreven. Schreven ze elke vrijdag? Nou ja, ze stuurden uiteraard wel wat naar huis.
Natuurlijk. Dat was hij vergeten. Mevrouw O'Brien diende bij een andere familie en de jonge Clare vulde zorgvuldig ijscohoorntjes met schepijs, daarbij nauwlettend op de vingers gekeken door degenen die de ijsjes kochten. Het zou een ramp zijn als het bolletje ijs van een twopenny-ijsje ook maar iets te klein uitviel. Alleen Chrissie vond tijd voor een praatje.
‘James Nolan en zijn familie komen in Crest View logeren.’
‘O, de jongen die zijn mond verbrandde,’ giechelde Chrissie.
‘Precies, die is het.’
‘Nou, hij komt op het juiste moment. Gerry organiseert binnenkort een picknick, helemaal achter in de duinen, aan het eind van de golfbaan. Hij zal jou er alles over vertellen,’ fluisterde ze samenzweerderig.
Dat was goed nieuws. David had zich al afgevraagd of dit bezoek uiteindelijk iets zou opleveren. Een geheime picknick in de duinen zou fantastisch zijn.
‘Heeft hij ook zussen of zo? Gerry zegt dat er niet genoeg meisjes zullen zijn, hoewel ik zelf denk van wel,’ zei Chrissie.
‘Hij hééft een zus, Caroline, die een vriendin meebrengt, maar ik denk niet…’ Plotseling zweeg hij. Misschien was het niet beleefd om botweg te zeggen dat hij niet dacht dat zij het soort meisjes waren dat je ergens uitnodigde waar met meisjes zou worden gerotzooid.
Molly was lange tijd niet zo opgewonden geweest. Te bedenken dat een heel bekende familie uit Dublin in Castlebay kwam logeren, die zich alleen verliet op het woord van een jongen die bij haar had gelogeerd! Molly voelde zich erg gevleid. Ze hoopte dat de jonge James Nolan hun levensstijl niet overdreven had voorgesteld.
De brieven van Sheila Nolan waren hoffelijk en warm geweest, maar hadden de alarmerende indruk gewekt dat zij zich Castlebay enigszins voorstelde als Monte Carlo. Sheila had geschreven dat zij er zo naar uitzag iedere dag met Molly de minerale bron te bezoeken. De minerale bron? Ze moest de baden bedoelen waaraan zeewier werd toegevoegd, maar die waren oud, verwaarloosd en roestig en alleen geestelijken of een zonderling slag mensen gingen daar baden. Molly had die niet direct met een nieuwe laag verf kunnen laten opknappen, zoals ze met het huis had gedaan.
Maar zou het niet heerlijk zijn weer eens met mensen uit Dublin bij te praten en te lachen over de zaak van Robert boven aan Grafton Street, en zich af te vragen of die aardige juffrouw zo-en-zo nog bij Switzer werkte en of de etalages van Brown Thomas waren veranderd. Het was jammer dat er zo weinig mensen waren die ze kon vragen de Nolans uit te nodigen. De Dillons van het hotel waren een merkwaardig stelletje en ze wist niet zo gauw wie ze anders kon vragen. De Nolans zouden hen wel hele saaie pieten vinden.
Paddy had haar gezegd dat ze zich niet zo moest opwinden, maar mannen begrepen daar nooit iets van. Hij zei dat hij in de loop der jaren veel mensen uit de hoge kringen in Castlebay op vakantie had zien komen die merkwaardig genoeg nooit het comfort en de stijl van hun eigen huis misten omdat – heel vreemd – de baai, de klippen en de zon iets te bieden schenen te hebben dat tegen alle gemakken opwoog. Hij was ervan overtuigd dat het met de Nolans niet anders zou zijn.
Misschien was dat ook wel zo, maar Molly zou willen dat ze het soort leven leidden waarin plaats was voor vrienden die even kwamen aanwippen voor een glaasje sherry, of dat er een groepje mensen was dat ze in het hotel konden ontmoeten. Ging je met Paddy uit, dan liep je het gevaar dat ieder dronken en hopeloos arm schepsel in het stadje hen zou aanklampen met details over klachten en kwalen.
Molly wilde ook dat ze een oranjerie hadden. Zou het niet geweldig zijn tegen de Nolans te kunnen zeggen: ‘Kom, laten wij de koffie in de oranjerie gebruiken, wij zitten daar altijd 's avonds.’ Waarom had ze bij Paddy daar niet meer op aangedrongen? Bumper Byrne, die in het stadje de meeste bouwkarweien deed, zei dat zoiets niet moeilijk te realiseren zou zijn, maar Molly had het karwei liever door iemand met wat meer stijl dan Bumper laten uitvoeren. Nu had ze helemaal geen oranjerie.
Ze werd er moedeloos van toen ze zich herinnerde dat Sheila Nolan had geschreven en gevraagd waar ze kon winkelen. Winkelen? In Castlebay?
Stel je voor, een dame uit Dublin met stadse manieren die gewend was te gaan winkelen in zaken zoals Smith op de Green, en die in het armzalig winkeltje van O'Brien moest staan wachten terwijl die kinderen lachend om haar heen renden. Die ruwe Chrissie met haar dik krullend haar en dan dat magere zorgelijk kijkende kind, Clare, die vaak met een boek in haar hand zat als het in de winkel even rustig was. En hun assortiment stelde helemaal niets voor.
Terwijl Molly zonder enig enthousiasme aan de O'Briens dacht herinnerde ze zich dat ze vergeten had meel of andere ingrediënten om te kunnen bakken op de lijst te zetten. Per slot van rekening brachten de Nolans een dienstmeisje mee en het zou best eens kunnen zijn dat ze de eerste avond scones of brood wilden bakken, omdat ze niet wisten waar ze zoiets moesten kopen.
Molly had eraan moeten denken een pak tarwemeel, bloem, en volkorenmeel te bestellen zodat de Nolans konden zien dat mevrouw Power begreep dat de Nolans voor hun voeding niet steeds volledig aangewezen wilden zijn op kant en klare produkten uit winkels, zoals mensen die niet beter wisten.
Ze kon daar maar beter meteen voor zorgen. Morgen, als de Nolans arriveerden, zou ze zoveel dingen aan haar hoofd hebben en bovendien wilde ze haar haar laten doen en ook zouden allerlei dingen op het laatste moment moeten worden geregeld. Een wandeling zou haar goed doen, het was een prachtige dag. Ze liep in de richting van Cliff Road en probeerde Crest View snel even te bekijken alsof ze een vreemdelinge was die het huis voor het eerst zag. Het huis was beslist het mooiste van allemaal met zijn nieuwe verflaag. Ook had Molly ervoor gezorgd dat het gras was gemaaid, in tegenstelling met sommige andere huizen langs de weg. Onder, aan het strand, was het al een hele drukte. Het seizoen was begonnen. Paddy had beslist gelijk, de Nolans zouden het naar hun zin hebben.
Ze trof een tijdstip waarop het niet druk was in de winkel van O'Brien. Clare, die alleen in de winkel stond, was in een boek verdiept. ‘Zou je mij kunnen helpen als je bent uitgelezen?’ zei Molly.
Clare keek op zonder te beseffen dat ze haar aandacht aan de klant moest schenken. ‘Werden bij u op school ook wolken behandeld, mevrouw Power?’ vroeg ze.
‘Wolken?’
‘Wolken, ja. Mama en papa hebben dat op school niet gehad en ik zit met een probleem over cumuluswolken. Het schijnt dat er verschillende soorten van bestaan en ik dacht dat het gewoon de naam was voor een stapelwolk.’
‘Ik heb nu geen tijd om over wolken te praten, ik wil wat meel en bloem kopen, als je mij tenminste kunt helpen. Of moet ik op je moeder wachten?’
‘Nee, nee.’ Clare legde schuldbewust haar boek neer. ‘Wat mag het zijn, mevrouw Power?’
Het kind pakte het meel en de bloem in, vroeg zelfs of mevrouw Power geen reuzel nodig had en telde het bedrag van de boodschappen, op de achterkant van een witte papieren zak, zorgvuldig bij elkaar.
Ze deed dat met zoveel ijver dat Molly een beetje wroeging kreeg omdat ze Clare zo neerbuigend had behandeld. Ze was nog erg jong, en deed het een mens bovendien niet goed te zien dat een kind probeerde te studeren. Het kind zag er alleen zo armelijk uit in die verbleekte jurk die haar veel te kort was en in de schouders te ruim zat. Waarom zorgde Agnes O'Brien er niet voor dat Clare fatsoenlijk gekleed ging als het kind 's zomers in de winkel hielp? Zo kregen de badgasten een slechte indruk van Castlebay.
Molly begon zich weer te ergeren.
‘Dat is dan samen één pond en vier shilling, mevrouw Power.’ Clare liet haar het lijstje zien, maar Molly wuifde het weg en zocht diep in haar handtas de bankbiljetten.
Op dat ogenblik kwam er een groepje Engelse gasten binnen. Tom O'Brien, die de deurbel en de stemmen hoorde, kwam de winkel in om hen te helpen. Het waren mensen die beschaafd spraken en in Hotel Dillon logeerden. Molly bekeek hen met belangstelling. Misschien waren zij gepast gezelschap voor de Nolans zodra die waren gearriveerd.
Tom O'Brien stond daar als een waard in zijn herberg en verheug de zich over het beschaafd gebabbel tussen mevrouw Power en de bezoekers. Pas toen de deurbel opnieuw rinkelde en nieuwe klanten binnenkwamen vond hij het nodig wat meer haast te maken en iemand te helpen.
‘Nou, ik hoop u nog eens vaker te zien zolang u hier bent,’ zei Molly, die tot haar tevredenheid had opgemerkt dat de beide Engelse echtparen, die met vakantie waren, ieder een auto en een hond bij zich hadden. Dat alleen al maakte hen tot mensen van standing.
Daarna wendde ze zich tot Clare. ‘Mag ik alsjeblieft mijn wisselgeld want ik moet snel naar huis,’ zei ze.
‘Dat is dan samen vierentwintig shilling, mevrouw Power.’
‘Ja dat weet ik. Ik heb jou immers een biljet van vijf pond gegeven,’ zei Molly ongeduldig.
‘Vooruit Clare, geef mevrouw Power haar wisselgeld terug. Toe, schiet op.’
Clare aarzelde. ‘U heeft me… eh… het geld nog niet gegeven,’ zei ze wanhopig.
‘Clare! Mevrouw Power zei dat ze jou een briefje van vijf pond gaf,’ zei Tom O'Brien ontsteld. ‘Geef haar onmiddellijk het wisselgeld. Hoeveel was het? Vierentwintig shilling. Geef mevrouw Power drie pond en zestien shilling en sta niet te dromen.’
‘Mevrouw Power, u stopte de vijf pond terug in uw tas,’ zei Clare.
‘Het spijt me verschrikkelijk, mevrouw Power.’ Tom duwde zijn dochter achter de kassa vandaan en begon te zoeken naar bankbiljetten en kleingeld.
‘Kijk, papa, in de kassa ligt geen briefje van vijf pond. Mevrouw Power haalde het wel tevoorschijn, maar stopte het terug in haar tas terwijl ze met die mensen stond te praten…’
Iedereen in de winkel keek belangstellend toe.
Op Molly's gezicht verschenen twee rode blosjes. ‘In heel mijn leven…’ begon ze.
‘Neemt u het haar alstublieft niet kwalijk, mevrouw Power…’ Tom O'Brien ergerde zich dood. Hij smeet de deur naar de huiskamer open zodat Agnes zou komen om het alsmaar groeiend aantal toeschouwers te helpen.
Molly had haar tas geopend en daar bovenin lag, voor iedereen duidelijk zichtbaar, een briefje van vijf pond dat in de haast was teruggestopt. Ze zou het sowieso niet hebben laten verdwijnen, zei ze bij zichzelf, maar nu was er helemaal geen gelegenheid om het weg te moffelen. Het lag er nu voor iedereen te dik op. Haar gezicht liep vuurrood aan.
‘Wat Clare zei is helemaal juist, meneer O'Brien, uw dochter heeft volkomen gelijk, ik heb het bankbiljet inderdaad per vergissing in mijn tas teruggestopt. Het is maar goed dat uw dochter zo oplettend is.’ In plaats van dat ze het aan Tom gaf, overhandigde ze het biljet opzettelijk en met een elegant gebaar aan Clare.
Clare nam het bedaard aan en gaf het wisselgeld terug. Ze mengde zich niet in al het gemompel van haar vader en evenmin in de vraag hoe iemand zoiets kon overkomen.
‘Dank u, mevrouw Power,’ zei Clare.
‘Dank je Clare,’ zei Molly Power.
De deur sloeg rinkelend achter haar dicht.
‘Haar zijn we kwijt als klant,’ zei Tom O'Brien tegen zijn vrouw.
Het werd een lange, drukke dag. Voor Clare deed zich geen moment de gelegenheid voor haar aardrijkskundeboek open te slaan bij het hoofdstuk over wolken. Haar ouders kregen die dag nooit de kans met haar alleen te praten om het misverstand met mevrouw Power op te helderen. Naarmate de uren verstreken kreeg Clare steeds minder berouw en werd ze steeds kwader op mevrouw Power. Per slot van rekening was het háár fout en had zij zich op geen enkele manier verontschuldigd. Clare vond het verschrikkelijk dat haar vader zich zo had vernederd, ze had hem kunnen vermoorden omdat hij zich zo had laten overrompelen en spijt had van iets wat de fout was van die vrouw, en niet van haar of van hem.
Een paar verrukkelijke minuten lang waren er geen klanten in de winkel. Clare stak haar hand uit naar haar aardrijkskundeboek maar trok die terug. Ze keek naar haar moeder tegenover haar.
‘Het komt wel in orde, hij zal het vergeten en morgen is alles vergeven en vergeten,’ zei Agnes geruststellend.
‘Er valt niets te vergeven! Zij was degene die het geld niet gaf. Had ik haar soms drie pond en zestien shilling moeten geven én haar boodschappen? Had ik dat dan moeten doen?’
‘Toe, Clare, doe niet zo moeilijk.’
‘Ik doe helemaal niet moeilijk. Ik wil het gewoon weten. Als zoiets van mij wordt verwacht, zeg mij dat dan en ik zal het doen. Ik wist het gewoon niet.’
Agnes keek haar vertederd aan. ‘Van wie jij het hebt weet ik niet, maar jij bent pienterder dan wij allemaal samen.’
Clare keek nog altijd opstandig.
‘Er zijn bepaalde dingen die juist noch onjuist zijn, daar zijn geen regels voor te geven. Kun je dat begrijpen?’
‘Ja,’ zei Clare prompt. ‘Dat begrijp ik. Net zoals de Heilige Geest.’
‘Zoals wát?’
‘Zoals de Heilige Geest, waarin we moeten geloven zonder het te begrijpen. Hij is geen vogel en ook geen stevige bries. Toch is Hij iets en dat moet voldoende zijn zonder het te begrijpen.’
‘Ik denk helemaal niet dat dat hetzelfde is,’ zei Agnes bezorgd. ‘Maar als jij daardoor de problemen van de kleine middenstand in een stadje als dit beter kunt begrijpen, doe dat dan in 's hemelsnaam.’
Het was al elf uur toen de O'Briens hun winkel sloten. Tom O'Brien had pijn in zijn rug van het buigen, strekken en tillen.
Hij had de pijn en de chronische vermoeidheid die hij tijdens de zomer altijd had, vergeten. Dit was pas de eerste week en zo zouden er, als God het wilde, nog tien moeten volgen wilden ze op de een of andere manier de kost kunnen verdienen. Hij was achter met zijn betalingen aan een van de zuivelfabrieken. De vleesfabriek gaf haar afnemers altijd enig krediet tot de verdiensten van de zomer binnen waren. Hij zuchtte diep, het viel niet mee om de smaak van het publiek te peilen. Vorig jaar nog had iedereen geglaceerde cakes willen hebben, maar dit jaar had hij er slechts twee van verkocht en werd de rest zichtbaar oudbakken.
Tegenwoordig was alles zo moeizaam, en een man met een vrouw en zes kinderen had niets dan zorgen aan zijn hoofd van 's morgens vroeg tot 's avonds laat.
Hij maakte zich zorgen over de beide jongens die naar Engeland waren vertrokken; vooral over Tommy, die zo makkelijk te beïnvloeden was en lang werk had met het oplossen van problemen.
Hoe kon hij zich ooit staande houden in een land als Engeland waar de mensen zo pienter en van alles op de hoogte waren? En Ned, die, hoewel schranderder, nog zo jong was en deze zomer pas zestien werd. Tom O'Brien wenste dat hij een grote zaak bezat waarin voor zijn jongens plaats was, en dat zij naar andere steden hadden kunnen gaan om daar in grote kruidenierszaken ervaring op te doen en vervolgens naar Castlebay te kunnen terugkeren. Maar dat was slechts een illusie. Castlebay was een afgelegen plaatsje dat totaal geen bestaansrecht zou hebben en waaruit de bevolking allang zou zijn weggetrokken en zich hebben verspreid, als er niet de jaarlijkse stroom van toeristen was geweest die in de eerste week van juni op gang kwam en precies op één september ophield. Welgeteld elf weken om de overige eenenveertig weken van het jaar zinvol te maken. Hij riep Agnes om te vragen of er heet water was.
‘Waar heb je 's avonds laat nog heet water voor nodig?’
‘Wij verkopen toch badzout waarop een man staat afgebeeld met rugpijn bij wie de pijn wegtrekt nadat hij dat zout in het badwater heeft gedaan,’ zei hij kort.
Agnes las ook de verpakking. ‘We zullen wat water warm maken. Clare lieverd, zet jij voor je naar bed gaat samen met Chrissie een paar steelpannetjes water op. Waar is Chrissie?’
‘Ik geloof dat ze samen met Kath en Peggy haar extra huiswerk voor tijdens de vakantie maakt,’ zei Clare automatisch. Ze wist dat de pleziertjes voor de zomer waren begonnen en dat de drie meisjes zich piekfijn hadden opgedirkt en zelfs hun teennagels hadden gelakt.
‘Die zou het land moeten regeren met al dat huiswerk en vakantiewerk dat ze doet,’ bromde Tom O'Brien. ‘Ik vraag me af waarom ze elk trimester zo'n slecht rapport krijgt.’
‘De nonnen zijn tegenwoordig erg streng; het gaat er niet toe als bij de fraters. Je hoort er de vreselijkste verhalen over.’ Clare worstelde met de steelpannen. Eén manier om van een gemakkelijk leventje verzekerd te zijn was Chrissie door dik en dun te steunen in haar uitvluchten, zodat ze later thuis kon komen en Clare minder treiterde.
Clares moeder maakte het pakje badzout open. ‘Het is moeilijk voor te stellen dat zoiets werkt,’ zei ze aarzelend. ‘Ga maar naar de badkamer, Tom, we zullen zien of het helpt.’
Clare was nog beneden en de kleintjes waren al lang gaan slapen.
Chrissie zou pas thuiskomen als de amusementsgelegenheden sloten, of als zij iets uit de gokmachine had gewonnen en misschien nog een ritje in de botsautootjes had gemaakt. Tommy en Ned sliepen in hun kamers in Kilburn.
‘Vooruit, Clare, zie dat je in je bed komt. Je bent vandaag een geweldige hulp geweest,’ zei haar moeder. ‘Ik moet je vader wat energie inpompen, want dat hij pijn krijgt in de eerste week van het zomerseizoen komt ons niet van pas.’
Terwijl Clare zich klaarmaakte om te gaan slapen hoorde ze hen in de badkamer lachen en ze voelde zich gerustgesteld. Ze keek door het raam naar buiten en zag hoe Gerry Doyle met een knap meisje, een toeriste, naar het strand liep. Chrissie zou spinnijdig zijn als ze dat te horen kreeg. Ze zag een groepje jongelui die in Craigs Bar waren geweest en bruine zakken met flessen met zich meedroegen. Ze verdwenen in de richting van Far Cliff Road aan de overkant van de baai waar ze waarschijnlijk een huis hadden gehuurd. In de verte klonk muziek uit de dancing, de plaats waar iedereen elkaar ontmoette. Chrissie zag reikhalzend uit naar de dag waarop ze zestien zou worden en daarheen kon gaan, maar dat duurde nog twee jaar en vijf maanden.
De maan wierp een breed uitwaaierende baan licht over de zee; Castle bay bereidde zich voor op de zomer.
De familie Power was met de auto naar het station gereden in een stadje dertig kilometer van Castlebay vandaan om daar de Nolans af te halen die met de trein vanuit Dublin waren gearriveerd.
Toen dokter Power de hoeveelheid bagage zag die zich naast de Nolans ophoopte, riep hij onmiddellijk een kruier. Zij hadden twee auto's ter beschikking, de Ford van de Powers zelf en een taxi. Sheila en Jim Nolan keken belangstellend om zich heen en zagen David ineens op hen afkomen. Over en weer werden druk handen geschud, en het gegiechel van Caroline Nolan en haar schoolvriendin Hilary klonk boven alles uit.
Mevrouw Nolan droeg een wel erg ruim vallende jurk met daarop enorme rode en groene bloemen, alsof ze naar een soort tuinfeestje ging. Ze keek om zich heen en snoof de lucht op alsof ze vermoedde dat die vol bacillen zat.
Dokter Power nam haar beide handen in de zijne, en zijn gezicht straalde een en al welkom uit. Daarna drukte hij Jim de hand en zei dat ze het erg prettig hadden gevonden dat hun zoon bij hen had gelogeerd en dat heel Castlebay vol verlangen uitkeek om de familie Nolan te begroeten. Hij zei ook dat zijn vrouw voorbereidingen trof om in het gehuurde vakantiehuisje de thee te serveren; Molly zou anders beslist zijn meegekomen.
Jim Nolan was een magere, blonde man die een enigszins verstrooi de indruk maakte. Hij had er zijn handen aan vol om het zonderlinge gedrag van zijn vrouw in goede banen te leiden.
Vroeger, toen ze nog jong was, moest Sheila een knap gezicht hebben gehad. Zelfs nu, hoewel ver in de veertig, was ze nog knap te noemen ondanks haar doffe ogen en starende blik. Ze keek Paddy Power lang en strak in de ogen.
‘U bent een betrouwbare man, een man van wie wij op aan kunnen,’ zei ze na een poosje.
Dokter Power was wel aan zulke intens borende blikken gewend. In zijn praktijk werd hij daar regelmatig mee geconfronteerd.
‘Laten wij dat hopen, want u zult zich enigszins op mij, op ons, moeten verlaten totdat u gewend bent geraakt aan de merkwaardige gewoonten en gebruiken hier.’
Met die woorden leidde hij het echtpaar Nolan en het merendeel van hun bagage met zachte hand naar zijn auto. Het was zo geregeld dat David met de jongelui en Breeda, het dienstmeisje van de Nolans, in de taxi zou meerijden. Er werd druk naar elkaar gewuifd en geroepen, met de belofte dat ze dertig kilometer verderop in Castlebay op elkaar zouden wachten.
David had de indruk dat Caroline en Hilary een beetje minachtend neerkeken op alles wat ze zagen. Ze wilden weten waar de dichtstbijzijnde grote stad lag voor ze in Castlebay aankwamen en giechelden toen ze te horen kregen dat ze daar waren. Ze vroegen wanneer ze de grote weg zouden bereiken en gierden zelfs van het lachen toen ze hoorden dat ze die al vijf kilometer lang hadden bereden. Ze informeerden of er gelegenheid was om te tennissen en waren diep teleurgesteld toen ze hoorden dat een behoorlijke tennisclub ontbrak, maar dat ze wel bij het hotel konden spelen.
Hoe kon je mensen ontmoeten als er geen club was, vroegen ze zich verbaasd af. David betrapte zich erop dat hij zich bijna verontschuldigde. Later nam de chauffeur, die behalve een taxi ook een lijkwagen reed en voor de helft eigenaar was van een café, het van David over en beschreef Castlebay in veel aantrekkelijker bewoordingen. Hij vertelde over mensen uit de betere kringen die elk jaar terugkwamen en hoe gewild het stadje was. Ook verbleven er veel Engelse echt paren, vaak mensen van middelbare leeftijd die met de eigen auto kwamen, een hond hadden en golf speelden. Stel je eens voor, al die mensen die voor hun vakantie helemaal naar Castlebay kwamen, terwijl ze konden kiezen uit heel hun eigen land, Schotland en Wales. David begreep dat dit een veel betere aanpak was dan de verontschuldigingen die hij overal voor aanvoerde. Hij vrolijkte wat op en vertelde hen over de golfbaan en dat hij en Nolan van plan waren dit jaar te leren golfen. De clubs kon je daar huren.
Caroline en Hilary giechelden en zeiden dat het fantastisch was en dat zij misschien ook wilden leren golfen.
Zodra je de top van Bennett's Hill was gepasseerd, kreeg je een goed uitzicht op zee en David keek vol spanning naar de meisjes om te zien of het uitzicht hen aanstond. Omdat hun gezichten boek delen spraken ging hij voldaan zitten en knipoogde samenzweerderig naar de taxichauffeur.
De meisjes zwegen plotseling toen de hele kust zich voor hun ogen ontvouwde; omdat het eb was strekte het strand zich als een uitgestrekt zilveren tapijt voor hen uit. De landtongen aan weerszijden van de baai waren in een diep purperen gloed gehuld en toen ze op het punt kwamen waar de wegen zich splitsten, was iedere verdere uitleg overbodig: Castlebay openbaarde zichzelf.
Ze reden door de hoofdstraat – Church Street – met rechts de grote kerk, passeerden alle winkels die met de zomer in het vooruitzicht waren geschilderd en versierd, en waarvan sommige lage witgekalkte muurtjes hadden waarop vakantiegangers in de zon zaten te babbelen. De mensen aten roomijs, droegen strandballen met zich mee en de kinderen hadden rubber zwembandjes en visnetten. Je kon de zee ruiken. Het was als in het paradijs.
De taxichauffeur reed langzaam door Church Street om hen van alles te laten genieten. De meisjes keken opgewonden naar de voorgevel van de grote dancing en naar de ingang van Hotel Dillon. Ze zagen het grote reclamebord van slager Dwyer waarop stond: KOOP IN UW VAKANTIE HIER UW VLEES. Iedereen scheen met elkaar te praten, elkaar toe te wuiven of toe te roepen, het leek alsof alle mensen in de straat die naar zee leidde, elkaar kenden.
Majestueus sloeg de taxi rechtsaf, Cliff Road in, zodat ze een goed uitzicht hadden op het strand.
‘Daarginds loopt Gerry Doyle!’ schreeuwde Nolan, opgetogen dat hij hem herkende. ‘Met wie loopt hij daar?’
‘Dat is zijn zus, Fiona, over wie ik je heb verteld,’ zei David.
De Doyles zwaaiden, en James Nolan slaakte spontaan een diepe zucht. ‘Is ze niet verrukkelijk!’ zei hij.
De meisjes achterin waren boos. Ze hoefden niets te zeggen, want je merkte het gewoon aan de manier waarop ze rusteloos heen en weer schoven.
‘Hoe leren we ooit behoorlijk golfen als jij al in vuur en vlam raakt voor het eerste het beste meisje dat je in Castlebay ziet?’ zei David.
‘Zo is dat,’ viel Caroline hem bij. ‘We laten onze vakantie niet bederven door dwaze verliefdheden op het eerste gezicht.’
‘Volkomen juist,’ reageerde Hilary heftig.
Het was absoluut niet overtuigend, maar er was geen tijd om daar verder op in te gaan omdat iedereen uit de taxi stapte en men elkaar op het grasveld opgewekt begon te begroeten. David zag dat zijn moeder haar haar had laten doen en haar beste jurk droeg. Bones was er niet bij. Die moest thuis vastliggen vanwege de volkomen terechte veronderstelling dat zijn aanwezigheid de bijeenkomst zeker zou verstoren. Er scheen volop zon in de tuin, en Molly had Nellie meegebracht om haar te helpen bij het inschenken van de thee. Overal in de tuin stonden canvasstoelen en voetenbankjes klaar, de kopjes stonden netjes gerangschikt op een blad in de veranda en ook waren daar sandwiches en doormidden gesneden puntbroodjes klaargezet, waarvan sommige met ei en andere met ham waren belegd. Ook waren er twee grote appeltaarten.
Nellie droeg een wit mutsje en een wit schortje. James stelde Nellie aan Breeda voor, die meteen haar hoed afzette en haar jas uittrok om in de keuken te gaan helpen.
Mevrouw Nolan, die in haar stoel achteroverleunde, sloot haar ogen van plezier. ‘Wat een heerlijk onthaal,’ zei ze. ‘En wat is het hier prachtig. Boffen wij even, James, dat jij zulke geweldige vrienden hebt die dit alles voor ons mogelijk maken.’
Molly Power bloosde van genoegen.
‘Lieve hemel, het is heel erg sober en eenvoudig vergeleken met Dublin,’ zei ze met een zilveren stemgeluid dat David niet vaak hoorde.
‘Het is hemels,’ zei mevrouw Nolan. ‘En met de vliegen valt het wel mee, geloof ik.’
‘De vliegen?’ reageerde Molly verbaasd.
‘Ja, maar dat viel te verwachten. Ik heb hier goed rondgekeken en gezien dat er ongeveer één aasvlieg op acht gewone vliegen voorkomt, dus dat valt wel mee, nietwaar?’
‘Ja, ik neem aan van wel.’ Molly was zichtbaar in de war.
‘We hebben natuurlijk behoorlijk wat fijne mousseline meegenomen, maar uiteindelijk mogen we niet vergeten dat we op vakantie zijn in de eindeloze open lucht en… nou ja, wij zullen er niet aan doodgaan, wel?’
‘Uh… pardon?’
‘De vliegen, bedoel ik. Daar kunnen wij niet aan doodgaan. Bovendien vind ik dit een hemels plekje.’
Dat laatste gaf de doorslag. Dokter Power had haar verteld dat Castlebay door de aanwezigheid van de zee, de ozon in de lucht en de golfstroom een van de gezondste plaatsen ter wereld was, en Joost mag weten wat hij er nog meer aan had toegevoegd om het plaatsje op te hemelen. Nolans moeder hoefde nu dus niet bang te zijn van vlooien of vocht of wie weet wat een mens al niet kon oplopen. De zus van mevrouw Conway was langsgelopen omdat zij die chique mensen uit Dublin wel eens wilde zien en ze was een beetje onder de indruk geweest toen ze zag dat acht mensen op het gazon van Crest View door twee dienstmeisjes werden bediend. Maar haar nieuwsgierigheid had het van haar schroom gewonnen, vandaar dat ze binnenkwam. Ze kreeg een stoel aangeboden, een kop thee en mevrouw Nolan bedankte haar overdreven voor het fraaiste huis in Castlebay. Mevrouw Conways zus nam alles in zich op, stelde ongeveer acht diepgaande vragen en vertrok toen naar het postkantoor om daar iedereen op de hoogte te brengen van de nieuw aangekomen gasten.
Dokter Power had zoals gewoonlijk gewaarschuwd voor het verdrinkingsgevaar. Al veertien jaar lang, zo zei hij, was er iedere zomer wel iemand verdronken. Alle drenkelingen, op één na, waren badgasten geweest die net waren aangekomen. De verdrinkingsgevallen hadden zich de eerste dagen voorgedaan, voordat de mensen gewend waren aan de vreselijke onderstroom waardoor je werd meegesleurd na een grote golf. Overal langs het strand stonden waarschuwingsborden, maar de mensen hechtten daar geen geloof aan. Er was weliswaar een strandwacht, maar zijn bevoegdheden waren beperkt en als een badgast door hoge golven was meegesleurd, werd zijn hulp vaak pas ingeroepen als het al te laat was. Dokter Power wás heel serieus. Caroline was heel verontwaardigd over de waarschuwing en zei nadrukkelijk dat ze zwemlessen had gehad in het zwembad van Dun laoghaire. Dokter Power zei dat sommige van de mensen, wier paarse aangespoelde lichamen hij had gezien, elders al dertig jaar hadden gezwommen.
In Castlebay stond een heel sterke onderstroom en hij zou geen knip voor zijn neus waard zijn als hij hen hier welkom heette zonder hen daarop attent te maken. Zijn stem klonk ernstig en iedereen werd er even stil van. Het was voldoende om de waarschuwing te laten beklijven. Daarna bracht dokter Power de golfclub ter sprake. De kans om met mevrouw Nolan een partijtje te spelen, en of de jongens die zomer geen jeugdleden konden worden en hen les te laten nemen bij Jimmy de Prof. Mevrouw Nolan vroeg zich af of er in Castlebay een goede kapper was; dat moest haast wel omdat mevrouw Power haar haar zo chic had zitten. Nellie en Breeda babbelden in de keuken over dansen, uitgaansmogelijkheden en de bioscoop.
Caroline rekte zich uit en zei dat ze zich bezweet voelde na de lange reis en of iemand er bezwaar tegen had dat ze zich om ging kleden? Zij en Hilary sleepten hun koffers naar boven en installeerden zich in hun kamer. Korte tijd later kwamen ze weer beneden. Caroline droeg nu haar haar los, niet meer samengebonden in haar nek. Haar haar krulde een beetje, net als dat van Fiona Doyle, maar het was minder glanzend. Ze droeg een gele blouse en witte short en zag er geweldig uit.
‘Wil je mij Castlebay laten zien?’ vroeg ze aan David.
Het zou erg leuk zijn om in gezelschap van dit kittige meisje dat een witte short en bijpassende gele schoenen droeg, te worden gezien.
Hij had het fijn gevonden als de mensen naar hen zouden kijken, terwijl hij samen met haar een wandelingetje maakte. Maar dat zou niet van goede manieren getuigen.
‘Natuurlijk wil ik dat,’ zei hij, haar met opzet verkeerd begrijpend. ‘Laten we allemaal onze zwemspullen halen en elkaar over tien minu ten hier ontmoeten, dan breng ik jullie naar het strand.’
David dacht dat Caroline een beetje een allemansvriendin was.
Fantastisch, dacht hij, ze mag me blijkbaar.
Het kon niet anders, of het moest een paar dagen hebben geregend.
Ook waren er beslist dagen geweest waarop het bewolkt was en bij vloed zou de wind ongetwijfeld zijn opgestoken. Alleen, niemand van hen herinnerde zich dat achteraf. Hilary zei dat het de heerlijkste vakantie was die ze in haar leven had genoten, en omdat zij en Caroline het daaropvolgende trimester ruzie met elkaar kregen en niet langer bevriend waren, was het voor haar de eerste en laatste keer dat zij in Castlebay was geweest. Mevrouw Nolan sterkte met de dag meer aan en kleurde steeds bruiner. Zij en Molly Power werden dikke vriendinnen die 's morgens vroeg, als er maar weinig mensen in het hotel waren, daar tennisles namen.
Ze hadden er beiden spijt van dat ze dat in hun jeugd al niet hadden gedaan. Dat deed er nu echter niet toe en ze haalden de schade snel in. Nolans vader bleef maar twee weken, want hij moest weer aan het werk. Maar hij kwam elk weekend terug.
Ze lunchten bijna elke dag buiten en David at meestal met hen mee. 's Zondags, als zij bij de familie Power kwamen lunchen, werd er een stevige lunch met rosbief of twee kippen opgediend, met soep vooraf en pudding na. En in tegenstelling tot de dagjesmensen, die zich met sinaasappelen tevreden moesten stellen of moesten proberen op het strand iets te eten te maken voor zichzelf, hoefden de families Power en Nolan maar naar het huis van de dokter op de steile rotsen of naar Crest View te wandelen waar Nellie of Breeda een uitvoerige theemaaltijd serveerde met sandwiches, koekjes en appeltaart die verrukkelijk smaakte.
Ook gingen ze picknicken en omdat de Nolans een primusstel had den, braadden ze vaak worstjes, die in de buitenlucht veel beter smaakten. Wel waren ze zo verstandig tegenover mevrouw Nolan te verzwijgen dat ze zelf de worstjes braadden. Zij was doodsbang dat de vlam in de pan zou slaan en omdat ze de primus in de garage van de Powers verborgen, kwamen daar nooit problemen van.
Het was de eerste zomer sinds lange tijd dat er niemand in Castlebay verdronk. Een kind raakte in de problemen, maar dokter Power zorgde ervoor dat het al het zeewater uitbraakte en binnen een uur was het incident bijna vergeten. Een vrouw viel op het pad naar het strand en brak daarbij haar heup. Dokter Power ging er in hemdsmouwen heen om daar een paal in de grond te hameren waaraan een bord hing met de waarschuwing: LEVENSGEVAARLIJK PAD.
Het gemeentebestuur was daar allerminst gelukkig mee en wilde dat het bord werd weggehaald. Dokter Power zei dat hij degene was die de mensen mocht oplappen als ze gewond raakten en dat als iemand het waagde het bord te verwijderen, hij de nationale garde erbij zou halen. Uiteindelijk zorgde het stadsbestuur voor een keurig waarschuwingsbord en werd de toezegging gedaan dat het volgend jaar geld zou worden uitgetrokken om het pad en de trappen beter begaanbaar te maken.
Clare volgde dat allemaal nauwlettend vanuit de winkel. Voor haar leek het alsof deze zorgeloze mensen, die elke dag andere kleren droegen, in een heel andere wereld leefden. Caroline Nolan met haar gebruinde benen en witte shorts moest wel zeven verschillend gekleurde blouses hebben. Ze leek wel een regenboog en haar vriendin Hilary was precies eender. Altijd lachten ze en overal waar zij waren, werden ze omgeven door lachende jongens, zoals de gebroeders Dillon uit het hotel, Frank Conway, de broer van Bernie, David Power, James Nolan en, niet te vergeten, Gerry Doyle. Gewoonlijk sloot Gerry Doyle zich bij geen enkel groepje aan, maar nu leek hij opvallend vaak langs te komen of, op zijn fiets tegen de muur leunend, een praatje met hen te maken.
Het viel Clare op dat ze ook over eindeloos veel geld schenen te beschikken. Hilary kocht wel drie of vier keer per dag ijs en Caroline kocht zonder blikken of blozen de ene dag een fles shampoo, de volgende dag Nivea-crème en de dag daarna drie dure haarspelden. Stel je eens voor dat je zoveel zakgeld had dat je niet eens hoefde na te denken voordat je zulke dingen kocht.
David Power was het aardigst van allemaal, maar ja, hij was altijd al aardig geweest en bovendien woonde hij hier. Hij bleef gewoon zoals hij was, ondanks dat nieuwe clubje.
‘Wil je me een plezier doen?’ vroeg hij eens.
‘Natuurlijk.’
‘Nolan en ik willen een paar dingetjes kopen, maar we… hm… willen ze niet mee naar huis nemen. Kunnen we ze afrekenen en hier laten?’
‘Wil je je boodschappen soms thuis bezorgd hebben?’ vroeg ze gretig. Haar vader had gelijk gekregen, want mevrouw Power kwam niet langer in de winkel. Dit zou een doorbraak kunnen zijn.
‘O lieve hemel, nee,’ zei David. ‘Zie je, we willen niet dat mijn ouders of de Nolans er iets van te weten komen, als je snapt wat ik bedoel.’
Clare nam de bestelling op: worstjes, flessen sinaasappelsap en grenadine, brood, boter en koekjes. Ze stelde zelfs voor ook tomatenketchup te nemen en toen David twijfelde over een geglaceerde cake, zei Clare dat ze een van hun eigen messen in de tas erbij zou doen, zodat ze de cake konden aansnijden.
‘Wordt het weer een picknick in een grot?’ vroeg ze fluisterend en met grote ogen van opwinding.
‘Nee, niet in een grot maar in de duinen,’ fluisterde David.
‘O, leuk. Wanneer kun je je bestelling komen afhalen?’
‘Dat vroeg ik me ook al af. Zou jij die op de een of andere manier niet ergens buiten kunnen verbergen. Op een plaats waar niemand anders dan wij hem vinden kunnen? We vertrekken om ongeveer twee uur 's nachts.’
Ze spraken af dat Clare de bestelling zou klaarzetten bij de deuropening, achter de dwergpalm. Maar stel dat er een hond aan kwam? Of dat dat te dicht in de buurt van de winkel was en Clares vader misschien zou denken dat inbrekers de winkel kwamen leeghalen en alarm sloeg?
‘Gaat Chrissie naar de picknick?’ vroeg Clare.
‘Ja, inderdaad.’
‘Dat komt dan goed uit. Ik zal haar zeggen dat alles in de muurkast onder de trap staat, dan kan zij de spullen meenemen.’
Clare was tevreden dat ze het zo goed had geregeld. Ze nam het geld van David aan en gaf hem het wisselgeld terug. Ook gaf ze hem een lijstje van wat hij had gekocht, zodat hij wist waaraan het geld was besteed.
‘Het spijt me dat jij… ik bedoel, ik denk dat jij een beetje…’
‘Ik bén te jong voor picknicks,’ zei Clare eenvoudig. ‘Te jong en te saai. Over een paar jaar ben ik oud genoeg, hoop ik.’
David leek opgelucht dat ze het zo kalm opnam.
‘Beslist. Vast en zeker,’ zei hij op bemoedigende toon.
Op dat moment verscheen mevrouw Nolan, die een ruimvallende gebloemde jurk droeg, in de deuropening van de winkel.
‘Toe, Molly, laten we een ijsje nemen. In Dublin kun je je met goed fatsoen niet op straat vertonen met een ijsje van vier penny in je hand. En dan al die bacillen nog. Is het niet heerlijk om hier te zijn?’
Molly kon geen excuus verzinnen om niet naar binnen te hoeven gaan. Clare reageerde vliegensvlug. ‘Het spijt me, maar Scots Clan is helemaal uitverkocht,’ zei ze duidelijk hoorbaar tegen David. ‘Vanmiddag komt er een nieuwe bestelling binnen.’ Ze wendde zich beleefd tot beide dames. ‘U wenst beiden een ijsje?’ vroeg ze.
‘Is het allemaal schoon en vers?’ wilde mevrouw Nolan weten.
‘O ja, absoluut. Kijkt u gerust in de koelskast! Maar waarom breek ik voor uw ogen geen nieuw pak aan?’
Mevrouw Nolan was gerustgesteld. David maakte zich ongemerkt uit de voeten. Clare verdween in de keuken om een schone kan met heet water en een schoon en scherp mes te halen. Ze dompelde het mes in het hete water en sneed zonder aarzeling en met vaste hand het karton met roomijs open. Daarna schepte ze twee ijsjes van vier penny en reikte die de dames beleefd aan.
‘Dit is werkelijk een aardige winkel, Molly,’ zei mevrouw Nolan.
‘O ja, inderdaad,’ zei mevrouw Power weinig op haar gemak.
‘Ik denk dat dit een betere winkel is dan die je ons hebt aangeraden om onze boodschappen te doen.’
‘Ik geef toe dat dit een heel goede winkel is,’ stemde Molly in, terwijl ze naar het plafond tuurde.
Clare smeekte inwendig dat haar vader niet nu in de winkel zou ko men en gaan flikflooien. Ze zei de dames vriendelijk goedendag.
‘Een allerliefst meisje,’ hoorde ze mevrouw Nolan zeggen. ‘Ze ziet er erg ondervoed uit, maar ze is een stralend lief kind.’
Chrissie zei dat Clare een vreselijk zelfingenomen lachje over zich had, dat afschuwelijk was om aan te zien, en dat Clare onuitstaanbaar zou zijn nu ze op de hoogte was van de picknick in de duinen.
Clare zuchtte. Ze zei dat Davids tas in de muurkast achter de garderobe stond en dat er ook een mes van henzelf bij zat.
‘Heeft hij er iets over gezegd of Caroline en Hilary ook komen?’
Nee, dat had hij niet, maar Clare vermoedde dat ze wel zouden komen. Ze waren immers oud genoeg?
‘Oud genoeg wel, ja, maar Gerry Doyle schijnt daar anders over te denken.’
Chrissie hoopte vurig dat Caroline en Hilary er niet bij zouden zijn. Gerry Doyle had sowieso al te veel belangstelling voor Caroline Nolan. Ze had hem samen met haar te veel zien lachen om niets. Dat hing ze Clare niet aan haar neus, maar die had dat blijkbaar toch al door.
‘Tegen het einde van de zomer zijn ze allemaal vertrokken en dan ben jij nog hier,’ zei ze troostend.
‘Dat weet ik, uilskuiken,’ zei Chrissie, die haar gezicht in de spiegel bekeek. ‘Dat is plezierig en spijtig tegelijk.’
Nolan was diep teleurgesteld dat Fiona Doyle niet bij het groepje hoorde dat giechelend bij maanlicht de duinen introk. Hij had besloten dat Caroline en Hilary konden meegaan, want dat gaf het uitstapje iets fatsoenlijks. Hij was er zwaar gebelgd over dat Gerry zijn zus dat verbood.
‘Je denkt toch niet dat we weer met meisjes gaan rotzooien zoals de vorige keer in die grot,’ zei hij tegen Gerry.
‘Dat wéét ik, maar ze gaat gewoon niet met ons mee, tenminste niet 's nachts. En niet in de duinen.’
‘Je doet alsof je het over een non hebt, niet over Fiona,’ sputterde James Nolan tegen.
Gerry's glimlach zwakte James’ gemopper af. ‘Luister, ik weet wat je bedoelt, maar Fiona wóónt hier, vat je. Het is niet zomaar een avondje uit in je vakantie zoals voor jouw zus, en ook voor Hilary. Als je ergens woont, is dat anders. Er zijn bepaalde wijken in Dublin waar je Caroline niet heen zou willen laten gaan, hoewel er op die buurten zelf als zodanig misschien niets valt aan te merken.’
Nolan was diep onder de indruk.
Ze hadden een koffergrammofoon en waren zo ver gelopen dat niemand, zelfs de zeemeeuwen niet, de grammofoon konden horen.
Ze staken de primus aan en maakten een warme maaltijd klaar.
David hield zijn arm een poosje om Caroline heengeslagen, en Chrissie vlijde zich tegen Gerry Doyle aan. Hij moest zich dikwijls uit haar omhelzing losmaken om blikjes open te maken of om op de primus te letten en de worstjes om te draaien.
Nolan bleek zich met Kath bezig te houden die, zo vond hij, sinds de vorige winter het aanzien meer dan waard was. Niemand zonderde zich af in paren om ervandoor te gaan. Maar toen het licht van de primus flakkerend uitdoofde en niemand nog de moeite nam de grammofoon op te winden, bleek alles keurig en naar wens te zijn verlopen.
Het was Gerry Doyle, en niet Chrissie, die besloot dat het tijd werd om het feestje te beëindigen en iedereen met een kwinkslag weer op de been kreeg. Haastig werden er blouses gladgestreken en hier en daar klonk wat gegiechel. Ze wandelden terug langs het zilverachtig glanzende, betoverende strand en staakten hun gebabbel toen ze aan de voet van de trappen kwamen, vanwaar ze fluisterend en giechelend naar huis terugliepen.
Ze waren deze keer niet dronken gevoerd, constateerden Kath en Chrissie giechelend, want ze waren meer ervaren. Hilary en Caroline renden in het maanlicht over het strand en maanden elkaar giechelend met hun vinger op de lippen tot stilte. Hilary was helemaal idolaat van een van de broers Dillon, die vooruitstekende boventanden had maar verder best een aardige jongen bleek.
James en David liepen in een rustiger tempo. James vertelde David dat hij zijn tong in Kaths mond had gestoken en dat dat een afschuwelijke ervaring was geweest: haar mond zat vol spuug!
Er moest een andere manier zijn om een tongzoen te geven. David knikte belangstellend en beaamde dat. Hij onthulde niet dat Caroline Nolans mond helemaal niet vol met speeksel was geweest, maar dat het juist heel fijn was geweest.
Caroline en Hilary lagen boven op de top van het klif toen Gerry de volgende dag langsliep.
‘Jullie werden niet betrapt?’
‘Helemaal niet. Mama slikt zoveel slaaptabletten dat ze zelfs niets zou hebben gemerkt als we de picknick in de tuin hadden gehouden,’ zei Caroline.
‘Mijn moeder neemt ze ook en bovendien gebruikt ze tabletten om wakker te blijven en pillen om te kalmeren.’
‘Ze slikken pillen alsof het smarties zijn,’ giechelde Caroline.
‘Het was fantastisch vannacht,’ zei Hilary.
‘Tja, maar toch had het nog beter gekund,’ zei Gerry zonder zijn blik van Caroline af te houden.
‘Ja, nou,’ zei ze, in de war gebracht.
‘Ik kwam om foto's van jullie te nemen voor in mijn kamer, aan de muur,’ zei hij.
‘Maar we hebben al een heleboel foto's, bijna een album vol,’ zei Caroline.
‘Nee, ik bedoel niet de foto's die je hebt gekocht. Deze zijn voor mijzelf, als herinnering aan de meest adembenemende meisjes die Castlebay ooit hebben bezocht.’
De meisjes protesteerden. Ze hadden niet de juiste kleren aan, geen make-up, niks. Nadat Gerry hen op hun gemak had gesteld vonden ze het goed. Eerst werden, voor de grap, foto's genomen van Hilary, die gekke gezichten trok, rare houdingen aannam, toen lachend poseerde en tot slot recht in de camera keek. ‘Dat zijn zeker honderd foto's,’ zei ze.
‘Minstens. Nu jij, Caroline.’
Deze keer ging het er minder grappig aan toe. Caroline scheen zich meteen op haar gemak te voelen. ‘Ik heb het gevoel dat ik me aanstel,’ zei ze een keer. ‘Ik ben van mezelf dit soort dingen niet gewend.’
‘Je doet helemaal niets,’ zei Gerry. ‘Je bent gewoon jezelf, je bent geweldig. Ik vind dat je er mooi uitziet, heel erg fotogeniek zelfs.’
Caroline voelde zich door zijn vleiende woorden gestreeld en leunde glimlachend in de richting van de camera. Zonder zelfs maar te beseffen wat ze deed, liet ze haar tong over haar onderlip glijden en deed haar ogen verder open. Het leek volkomen natuurlijk om als gehypnotiseerd naar de camera te staren, terwijl Gerry, die aan één stuk door praatte, voortdurend foto's nam. Hij praatte over haar huid, hoe zacht en bruin die wel was en dat hij hoopte dat licht- en schaduwwerking op de een of andere manier op een zwart-witfilm tot hun recht zouden komen. Caroline voelde zich door deze complimentjes in aanwezigheid van Hilary niet in verlegenheid gebracht, en ook Hilary giechelde niet en liet zich evenmin van haar stuk brengen. In werkelijkheid wenste ze dat ze op de foto's een betere indruk had gemaakt en dat ze zich net zoals Caroline spontaner had gedragen. Wie weet, had Gerry Doyle dan ook wel iets aardigs over haar huid en haar gezegd.
Gerry legde zijn camera opzij.
‘Dit doe ik het liefst,’ zei hij, ‘foto's nemen van mooie vrouwen. Dat zou ik wel de hele dag willen doen in plaats van zwetende paartjes in de dancing of saaie families op het strand te fotograferen.’ Zijn stem klonk verbitterd. Dat was ongewoon voor Gerry Doyle, die altijd zo zorgeloos was.
‘Waarom doe je dat dan niet? Je lijkt me iemand die altijd doet wat hij graag wil.’ Caroline's ogen ontmoetten de zijne en haar blikken zeiden meer dan woorden.
‘Meestal doe ik dat ook,’ grinnikte hij.
Angela had de indruk dat die zomer meer mensen dan ooit tevoren haar over Sean vroegen. Mensen die voorheen nooit naar hem hadden geïnformeerd. Moeder Immaculata, die zich afvroeg of hij vanwege het Heilig Jaar naar Rome zou gaan, want er gingen zoveel paters uit de hele wereld naar de Heilige Stad. Angela meende dat hij in de missie niet kon worden gemist. De jonge mevrouw Dillon van het hotel, die haar opgewonden vertelde dat ze twee gasten had die in september naar Japan zouden gaan. Misschien konden ze voor Angela iets meenemen naar vader Sean, of hem gaan opzoeken?
Angela zei dat het een ongelukkige samenloop was, maar dat ze meende dat hij juist in september de Filippijnen wilde bezoeken.
Soms verbaasde zij zich over haarzelf, dat ze zo gemakkelijk over roeping en missie kon praten. Wat dacht de Heer over die jaren toen Hij boven de cottage van de O'Hara's zweefde en Sean had uitverkoren. Wist God dan niet wat er in de toekomst zou gebeuren? Waarom liet Hij zo met zich spotten en bracht Hij zo'n rampspoed over iedereen? Ze zette juist haar fiets tegen de muur van de winkel van O'Brien, toen het opeens en met een schok tot haar doordrong dat niet iedereen, maar in feite slechts een paar mensen in het ongeluk waren gestort. Er bestond een mogelijkheid dat alleen zij zich over alles ongelukkig voelde. Haar broer was volkomen tevreden en had, zoals hij zei, voor de eerste keer de betekenis van ware tevredenheid leren kennen. Ook haar zussen Geraldine en Maire namen er volledig genoegen mee. Ze stuurden hem met Kerstmis en op zijn verjaardag brieven en hun kinderen voegden er – in hun onbeholpen kinderlijk handschrift – nog een krabbeltje aan toe. Achter in het huisje van de O'Hara's zat haar moeder en keek vanuit haar stoel naar voorbijgangers die heen en weer liepen naar de golfbaan, en terwijl ze naar iedereen die passeerde wuifde, lachte en knikte, was ook zij gelukkig. Ze was vol vertrouwen in het besef dat ze een zoon had die priester was en van haar directe voorspraak bij God, zodat zij zich verzekerd wist van een plaatsje in de hemel.
Angela wist niet of ze blij of verdrietig moest zijn dat zij de enige was die gebukt ging onder Seans hachelijke situatie. Ze zou blij moeten zijn, veronderstelde ze, omdat dat betekende dat er minder menselijk leed was. Maar alleen al de onredelijkheid daarvan leek eindeloos, als je daar verder op door dacht. Met een verbeten trek om haar mond liep ze naar binnen en zag hoe Clare druk in de weer was. Haar gezicht was niet goudbruin zoals dat van de meisjes die daar op de muur zaten in Cliff Road. Zij droeg geen lichtroze blouse die haar een beetje fleur zou hebben gegeven. Integendeel, zij zag er saai en sjofel uit in haar afgedragen jurk met verbleekte gele en roze bloemen, die een afdankertje van Chrissie moest zijn. Ze was zo geconcen treerd bezig iemand wisselgeld terug te geven, dat er rimpels in haar voorhoofd verschenen.
‘Meestal heb ik het wisselgeld snel gepast,’ hoorde Angela haar tegen de vrouw zeggen, ‘maar als de winkel vol mensen staat en we elkaar allemaal bij de kassa verdringen, raak je gemakkelijk in de war en daarom duurt het wat langer.’
De vrouw glimlachte tegen het ernstige kind dat het zelfs te druk had om Angela aan de andere kant van de winkel op te merken. Mevrouw O'Brien informeerde hoe het met Angela's moeder ging en of ze vanwege het mooie weer minder last had van haar gewrichten. Of er nog nieuws was dat Geraldine of Maire deze zomer thuis zouden komen en wanneer zijn Eerwaarde met verlof thuiskwam. Was het niet jammer dat hij dit jaar niet kon komen, dan had hij naar Rome kunnen doorreizen in verband met het Heilig Jaar. De Dillons zouden er in oktober heen gaan als het vakantieseizoen goed en wel voorbij was. Stel je voor, naar Rome gaan en de Heilige Vader zien. Er was sprake van geweest dat er een collecte zou worden gehouden om vader O'Dwyer naar Rome te laten gaan. Van dat idee was niets terechtgekomen, omdat men daar te laat aan had gedacht en iedereen nu zo druk aan het werk was, dat de tijd ontbrak om daarvoor bij elkaar te komen. Angela reageerde door automatisch te knikken en binnensmonds te antwoorden. Vaak had ze de indruk dat, als je doofstom zou zijn geboren en nooit had leren praten, je desondanks heel gemakkelijk met bijna iedereen in Castlebay een gesprek kon voeren. Het enige wat je moest doen was luisteren en instemmend knikken, zo nu en dan glimlachend je hoofd schudden en overal ja en amen op zeggen. Ze wist dat ze gelijk had toen ze haar boodschappen in haar fietsmandje legde en toevallig hoorde hoe mevrouw O'Brien tegen juffrouw O'Flaherty zei dat Angela O'Hara een heel aardig meisje was en dat het geen wonder was dat de kinderen allemaal gek op haar waren. Angela glimlachte van plezier toen ze dat hoorde, en er werd alleen een domper op haar vreugde gezet toen ze juffrouw O'Flaherty met haar klaaglijke stem, waarmee ze overal kritiek op leverde, hoorde zeggen dat zoiets allemaal goed en wel was, maar wanneer koos Angela O'Hara eindelijk een man voor zichzelf?
Dat was inderdaad de vraag, dacht Angela wrang. Veronderstel eens dat ze zichzelf zou optutten en uit dansen ging en tijdens de zomervakantie hier een aardige man leerde kennen en dat hij in Dublin of in Cork of in Limerick woonde of, zoals die man die ze drie jaar geleden had ontmoet, in Dagenham. Wat dan? Het had geen zin daar verder over na te denken. Nu ze zo lang bij haar moeder was gebleven, moest ze tot het einde volhouden. Vijf jaar geleden had ze misschien nog kunnen weggaan, nu niet meer. Ze kon er niet op vertrouwen dat haar broer niet alles zou verknoeien. Juffrouw O'Flaherty, die allerminst in een positie verkeerde de eerste steen te werpen, zou nog lang moeten wachten voordat ze Angela O'Hara voor zichzelf een man zou zien kiezen.
Weken later ontmoette ze dokter Power. Hij minderde vaart en reed gelijk met haar op, toen ze over de weg naar de golfbaan fietste.
‘Ik wilde eens langskomen om je moeder te onderzoeken.’
‘Uitstekend, maar laat mij in 's hemelsnaam vijf minuten voor u binnen zijn zodat ik haar een schone blouse kan aantrekken, anders klaagt ze er de hele avond over dat u haar in niet-schone kleren hebt gezien.’
‘Ik heb eerst nog een afspraak met iemand in de club. Ik kom op de terugweg langs.’
Zou het niet heerlijk zijn om met hem getrouwd te zijn, mijmerde Angela. Natuurlijk was hij stukken ouder dan zij, maar hij was zo kalm en vriendelijk. Dat lastige steedse vrouwtje van hem had maar geboft. Angela vroeg zich af of ze zelf wel wist hoe ze had geboft, of zat ze daar maar rusteloos haar ringen en haar lichtgeverfde nagels te bestuderen en dagdroomde ze van een wat mondainer leven. Was ze wel dankbaar voor die pientere zoon van haar, hield ze wel van dat grote witte huis dat aan weerszijden uitzicht bood op zee en werd ze elke morgen blij en opgewekt wakker als ze hoorde hoe Nellie de open haard schoonmaakte en het ontbijt klaarmaakte? Nellie Burke met haar gulle lach, die filmster had willen worden toen ze op school zaten. Niet dat dokter Power bepaald een heilige was. Soms kon hij humeurig uitvallen en was hij ongeduldig tegen de mensen. Maar hij was erg aardig, en meneer Murphy in de apotheek zei dat je ver moest reizen om zo'n knappe dokter te kunnen vinden. Als hij in Dublin, in de buurt van Fitzwilliam Square had gewoond met een koperen naamplaat op zijn voordeur, dan zou hij een gerespecteerd geneesheer zijn geweest aan wie de mensen fortuinen betaalden voor zijn consulten. Angela hoopte dat Molly Power dit nooit te horen zou krijgen, want diep in zijn hart was Paddy Power precies eender als zijzelf, ook híj zou hier niet weggaan. Hij was op een grote boerderij buiten Castlebay geboren en zolang als hij zich herinnerde was dit zijn manier van leven geweest.
Hij zou nooit aan een plein willen wonen of wat voor fraaie naamplaat ook op zijn deur willen hebben hangen en evenmin was hij uit op een vette bankrekening.
Ze knapte haar moeder op, waste haar snel en bepoederde haar met talkpoeder. Ook deed ze haar moeder een schone onderjurk aan voor het geval dat dokter Power haar pijnlijke kniegewrichten wilde zien en, niet te vergeten, schone kousen.
Ze zag er goed uit toen ze was opgeknapt, vond Angela. Het fijnbesneden, knappe gezicht van vader Sean O'Hara met zijn goedgevormde jukbeenderen was een trekje dat hij van zijn moeder had en haar haar was zacht en krullend. Iedereen zag er beter uit na te zijn opgefrist, dacht Angela zelfverzekerd. Ze trok zelf ook een nieuwe jurk aan en deed wat lippenstift op.
‘Nu zien we eruit als twee lellebellen die samen een avondje gaan stappen,’ zei ze tegen haar moeder.
Mevrouw O'Hara keek nerveus de kamer rond, bang dat iemand het mocht hebben gehoord. ‘Jij zegt soms vreselijk domme dingen, Angela, ik weet zeker dat de mensen een heel verkeerde indruk van jou krijgen.’
‘Ik wed dat u gelijk hebt, moedertje lief,’ zei Angela net toen de dokter aankwam.
Dokter Power was bij een gast geroepen die bij het golfspelen te veel van zichzelf had gevergd door, na vijftig weken van het jaar thuis zonder enige oefening vooraf, op een heuvelachtige golfbaan zoals hier zesendertig holes te willen slaan en dat vijf dagen achter elkaar. Geen wonder dat hij in elkaar was gezakt. Ook op de golfbaan zouden, net als op het strand, waarschuwingsborden moeten staan.
‘Komt hij er weer bovenop?’ vroeg Angela.
‘O, het ergste wat hij te boven moet zien te komen, is mijn scheldkanonnade. Met hem komt alles in orde. Misschien heb ik hem zelfs een goede dienst bewezen, doordat ik hem heb gewaarschuwd voor zijn manier van leven. Wie weet wordt hij honderd jaar en mag hij me daar elke dag voor bedanken. Nu, genoeg over hem. Hoe is het met u, mevrouw O'Hara?’
Angela zag hoe hij de gezwollen beengewrichten van haar moeder betastte. Daarna nam hij haar misvormde handen in de zijne.
‘Aan de buitenkant te zien zijn uw handen niet veel achteruit gegaan,’ zei hij opgewekt, ‘al weet ik dat dat niet veel helpt tegen het ongemak en de pijn die van binnenuit komen.’ Dokter Power maakte het zijn patiënten gemakkelijk zich een beetje te beklagen. Ze hoefden hun angsten niet in te slikken en zij konden vrijuit over hun kwalen praten. Voor hen had hij alle tijd van de wereld.
Angela liep met hem terug naar zijn auto.
‘Als je het mij vraagt heb jij zelf een schone blouse aangetrokken en je gezicht wat opgemaakt voor mij,’ plaagde hij haar. ‘Had je me zelf ook willen raadplegen?’
‘Nee hoor, ik voel me prima,’ lachte ze.
‘Als alles goed met je was zou je 's nachts kunnen slapen,’ zei hij.
‘Ik slaap nu ook beter. Ik neem nog maar een halve in plaats van een hele tablet zoals in het begin.’
‘Om het even wat voor probleem je hebt, is het minder geworden?’
Hij stond naast zijn auto. Angela stond tegenover hem, met haar elle bogen op het dak van zijn auto geleund.
‘Het gaat iets beter, neem ik aan. Mijn probleem is niet over, maar ik ben eraan gewend geraakt.’
‘Je hebt niet de een of andere ziekte en je maakt je ook geen zorgen over je gezondheid. Nee, je hoeft mij niets te vertellen, maar ik kan jou de naam geven van een heel sympathieke dokter, iemand die jou niet kent.’
‘Nee, daar gaat het niet om. In elk geval, bedankt dokter.’
‘En mocht er een man in het spel zijn, bedenk dat wij mannen je zorgen niet waard zijn. Niemand van ons is het waard dat een vrouw ook maar één uur voor hem wakker blijft liggen.’
‘U moet niet zo vissen.’ Ze lachte. ‘U hengelt naar informatie én complimentjes. Half Castlebay beleeft slapeloze nachten om u, dokter Power. Vanavond, thuis, moest ik er nog aan denken hoe vreselijk jammer het eigenlijk is dat ik niet tien jaar eerder in de buurt was. Wie weet, had ik u dan in mijn netten kunnen verstrikken.’
‘O, daarvoor had je al veel eerder je kans moeten wagen. Ik ben een ouwe hond, een saaie ouwe hond.’
Hij stapte in de auto en draaide het raampje omlaag. ‘Als je een vent vindt met wie je ervandoor zou willen gaan, doe het dan nu. Luister Angela, denk niet dat je in dat huis daar oud moet worden. Ik regel het zo dat iemand anders de zorg voor je moeder op zich neemt en dat er voor haar wordt gezorgd. Jij moet je eigen leven leiden.’
‘Nee, daar gaat het niet om, eerlijk waar,’ zei ze met een warme glimlach.
‘Of dat je non wilt worden, of zo,’ zei hij plotseling.
‘O, dat is het zeer zeker niet.’ Ze schoot hevig in de lach.
‘Nee, ik denk dat één geestelijk persoon in de familie genoeg is,’ zei hij, en hij reed weg.
Eén was meer dan genoeg, dacht Angela, terwijl ze weer naar binnen liep.
Gerry Doyle had die zomer twee schitterende foto's genomen. Een van David en Caroline, die met een strandbal speelden terwijl de golven achter hen op het strand braken. David vond die foto heel treffend, net zoiets als een ‘Kom-naar-dit-zonnige-eldorado’-adverten tie waarin Engelse badplaatsen werden aangeprezen. Op de andere foto zag je Nolan die, zittend op het muurtje voor de winkel van de O'Briens, een ijsje verorberde. Hij werd omringd door meisjes: aan weerszijden van hem zaten Hilary en Gerry's eigen zus Fiona en aan zijn voeten zaten Chrissie O'Brien en haar beide handlangsters Kath en Peggy. Hij zag eruit als een sultan, zongebruind, machtig en omringd door vrouwen, alleen de tulband ontbrak. Door deze foto's steeg het aanzien van Nolan en Power op school aanzienlijk. David begon zich in feite zelfs al af te vragen of niet de helft van de leerlingen en hun ouders de komende zomer naar Castlebay zouden komen. De Zeehondengrot was door de nachtelijke avonturen vermaard geworden, om maar niet te spreken van de duinen waar het nog opwindender aan toe ging en Brigids Cave, waar de echo antwoord gaf op een vraag die je schreeuwde. En wat te denken van het hotel, waar je na afloop van het tennissen op een van de hoge krukken in de bar een glas limonade dronk, de lessen op de golfbaan en de wedstrijden voor de junioren. Het bleef niet bij verhalen in geuren en kleuren, want deze foto's leverden het sprekende bewijs. David bewaarde de foto van Caroline onder een vel papier achter in zijn atlas. Het was vervelend om verliefd te zijn op de zus van je vriend, omdat je daar met hem niet openhartig over kon praten. Je kon moeilijk zeggen dat je haar in de bioscoop had gekust en dat zij je niet had gevraagd daarmee op te houden. Hij kon Nolan niet vertellen dat hij Caroline in zee had gekust en in de Echogrot.
Wel vertelde hij Nolan dat Caroline hem op school zou schrijven onder de naam Charles, maar Nolan was daar niet erg in geïnteresseerd. Fiona Doyle, Gerry's zus, zou Nolan onder de schuilnaam Fred schrijven, en Hilary zou haar brieven ondertekenen met Henry. Als Chrissie O'Brien de kunst van het schrijven machtig was geweest dan had ze waarschijnlijk ook geschreven en ondertekend met Chris tofer. Omdat er een sterk vermoeden bestond dat Chrissie analfabete was, deed zich dit probleem niet voor. David Power en James Nolan waren tot de conclusie gekomen dat Chrissie het te druk had om er zelfs over te peinzen iemand op kostschool te schrijven, nu ze daarginds in Castlebay Gerry Doyle voor zichzelf had. Gerry Doyle scheen alle meisjes moeiteloos te veroveren.
Zij wisten niet dat Chrissie er met de dag sterker van overtuigd raakte dat Gerry Doyle haar lang niet meer zo aardig vond als in het begin. Ze praatte daar uitvoerig met Kath en Peggy over, maar ze kwamen niet tot een conclusie. Chrissie was niet verder gegaan dan ze fatsoenshalve had gekund, laat staan dat ze dingen had durven doen die hen beiden lelijk in verlegenheid hadden kunnen brengen als ze daar op klaarlichte dag aan zouden worden herinnerd. Wat anders kon er van je worden verwacht? Haar puistjes was ze kwijt, haar haren waren blonder geworden en krulden dankzij de pijpenragers veel beter. Ze had flinke borsten en droeg een rode ceintuur strak om haar middel. Nooit irriteerde ze Gerry of viel ze hem lastig, en ze zeurde hem evenmin aan zijn hoofd dat ze vaste verkering wilde. Toch scheen hij voor haar geen belangstelling meer te hebben. Het was een mysterie. Kath en Peggy waren het roerend met haar eens: alle mannen waren een mysterie.
‘We moeten echt serieus werk maken van die foto's, want het schijnt dat jij daardoor reuze populair wordt,’ stelde Nolan op zekere dag aan David voor.
‘Ik heb het gevoel dat er meer achter zit,’ zei David. Hij vond Gerry best aardig maar zou willen dat Caroline minder verkikkerd op hem was. Het was irritant Carolines gezicht te zien oplichten en haar haar hand te zien opsteken terwijl je met haar in gesprek was. Hij wist dat dat alleen kon betekenen dat ze Gerry Doyle weer had opgemerkt. En Gerry zou gewoon met een vriendelijk lachje terugwuiven. Hij kwam nooit geestdriftig naar iemand toegelopen zoals Bones dat deed, dolgelukkig en enthousiast dat iemand hem had opgemerkt. Je niet zo gedragen als Bones maar meer zoals Gerry Doyle leek de sleutel tot succes bij vrouwen.
Succes hebben op school was eenvoudiger. David had met Kerstmis het beste rapport van de klas en Nolan was nummer twee. Nolan had er een hekel aan de op één na beste te zijn en daarom was met Pasen Nolan de eerste en Power de tweede van de klas. Ze spraken af dat ze zich in het zomertrimester niet zouden uitsloven en al hun tijd aan tennissen zouden besteden om cracks te worden op de tennisbaan. Tennis was zo ongeveer de enige tak van sport waar Gerry niet aan deed en dus niet in uitblonk, omdat hij die sport nog nooit had beoefend.
Chrissie zei dat ze van school wilde gaan om iets nuttigs te leren. De vraag wat ze precies wilde leren had ze met schouderophalen afgedaan. Ze wilde alles leren, alles behalve die saaie lessen op school volgen. Niemand wist hoeveel tijd er in de kloosterschool verspild werd, verzekerde ze iedereen, want de nonnen konden geen orde houden en de kinderen voerden de hele dag niets uit. Er werd op gewezen dat Clare het op school uitstekend leek te doen, maar Chrissie zei dat daarmee niets was bewezen. Clare was duidelijk een vreemde eend in de bijt. Ze had geen vriendinnen en haar motivatie om ijverig te studeren kwam voort uit pure wanhoop dat haar verdere leven net zo ellendig zou verlopen. Dit soort argumenten viel echter minder in de smaak dan Chrissie had gehoopt. Ze mocht onder geen beding met veertien jaar van school gaan en kreeg te horen dat ze nog een jaar moest blijven en bovendien beter op haar manieren moest letten. Bovendien was haar bewering dat Clare geen vriendinnen had niet waar, want was Clare niet met Josie Dillon bevriend?
Juffrouw O'Hara was bijzonder tevreden geweest over Clares werk van de afgelopen maanden en zei dat ze aan alle voorwaarden voldeed om de studiebeurs te winnen. Ze had die in feite dit jaar al kunnen winnen, terwijl ze nog maar elf jaar was, zodat ze er volgend jaar helemaal geen problemen mee zou hebben.
‘Soms voel ik me schuldig dat ik jou les geef, Clare,’ had juffrouw O'Hara op een avond gezegd. ‘Je bent nu zover dat je helemaal zelfstandig kunt lezen, je doet het zelfs graag, en het enige wat ik in werkelijkheid doe is jou alleen ophemelen.’
‘U houdt er toch niet mee op?’ had Clare geschrokken gevraagd.
‘Nee, natuurlijk niet, ik wil er alleen maar mee zeggen dat kinderen zoals Josie Dillon of dat jonge meisje van Murphy er meer profijt van zouden hebben en tenminste zouden kunnen lezen wanneer ze van school afgaan. Dat zou prettig voor hen zijn.’
‘Josie kan wel lezen,’ zei Clare. ‘Natuurlijk kan ze dat.’
‘Nee, dat kan ze niet, of wel soms? Ik kan haar moeilijk vragen in de klas hardop te willen voorlezen uit het geschiedenisboek of uit het leerboek Engels. Als wij in de klas hardop een toneelstukje lezen, kan zij van geen enkele rol de tekst lezen of we zouden tot diep in de nacht in de klas moeten blijven. Dat weet jij ook.’
‘Dat komt alleen omdat ze niet erg geïnteresseerd is, dat is alles.’
‘Waar is ze dan wel in geïnteresseerd? Met haar zussen ging het wel op school. Zij waren geen uitblinkers maar konden redelijk meekomen. Josie zal nooit de kans krijgen om, zoals haar zussen, in de stad door te studeren, het zit er bij haar gewoon niet in.’
‘Ja, dat weet ze.’
‘Heeft ze daar vrede mee? Ik nam het maar aan. Vindt ze het erg?’
‘Nee, ik geloof dat ze er nogal blij mee is. U weet dat ze niet echt weg wil van huis, dat maakt haar nerveus en ze wil geen veranderingen in haar leven.’
‘Jij zou haar een handje moeten helpen als je haar vriendin bent. Waarom help je haar niet een beetje vooruit? Dat zou voor jou ook een goede ervaring zijn.’
‘Ervaring voor wat?’
‘Ervaring om onderwijzeres te worden. Of ben je soms vergeten dat onze inspanningen daar allemaal op gericht zijn? We maken van jou een onderwijzeres, Clare O'Brien.’
‘O ja, ja, natuurlijk.’
Ze had niet beseft dat juffrouw O'Hara dat als einddoel voor ogen had. Dat ze onderwijzeres werd op een kloosterschool, hier in Castlebay, zodat ze elke middag naar huis zou fietsen, of in een ander plaatsje zoals dit. Juffrouw O'Hara wist niet dat Clare de wijde wereld wilde zien, dat ze ambassadrice wilde worden, of aan het hoofd van een grote onderneming wilde staan, of tolk worden, niet zomaar een onderwijzeres. Maar natuurlijk was het ontactisch om zoiets te zeggen. Daarmee zou ze te kennen geven dat juffrouw O'Hara het zelf niet ver had geschopt.
‘En? Wil je haar een handje helpen? Niet dat je haar huiswerk maakt, begrijp me goed, maar haar een beetje uitleg geeft.’
‘Josie zal zich afvragen waar dat goed voor is.’
‘Nou, als ze graag hier blijft, waarom vertel je haar dan niet dat ze ijverig moet leren zodat ze later een commerciële opleiding kan volgen waar ze boekhouden, typen en steno leert? Dan kan ze in de toekomst, wanneer die draak van haar grootmoeder is gestorven, toegang krijgen tot het kantoor en de administratie van het hotel voeren.’
Clare was nog nooit zo gelukkig geweest als op dit moment, nu haar de geheimen van volwassenen werden toevertrouwd. Het gaf haar het gevoel dat ze meetelde voor volwassenen. ‘Ik zal kijken wat ik kan doen,’ zei ze.
‘Het is beter dat jij het voorstelt,’ zei juffrouw O'Hara. ‘De meeste mensen denken dat ieder door een onderwijzeres gegeven advies uiteindelijk tot de ondergang leidt.’
De dag waarop Josie twaalf werd, waren al haar broers en zussen afwezig. Haar moeder, die altijd de jonge mevrouw Dillon werd genoemd, zei dat ze het verjaardagsfeest moesten uitstellen tot de rest van het gezin voor de vakantie van school thuiskwam.
Tot ieders verrassing was Josie het daar niet mee eens. Men had dat ook tegen haar gezegd toen zij tien en elf werd, maar dit jaar zou dat niet gebeuren. Dit jaar wilde ze Clare O'Brien op de thee vragen om daarna samen met Clare naar de bioscoop te gaan.
De bioscoop! 's Avonds, midden in de week? Weer wat nieuws!
Clare O'Brien zei dat het van haar moeder mocht als Josies moeder het ook goed vond. De jonge mevrouw Dillon keek naar het fletse, ziekelijke gezicht van haar jongste dochter en was ontroerd. Zij had er geen bezwaar tegen, zei ze. Voorzover ze op het eerste oog kon zien, was de jonge Clare niet zo'n bengel als haar zus Chrissie, en misschien was het goed dat die arme Josie toch een vriendin had, ook al was het een kind uit een uitdragerswinkel.
Terwijl ze op het begin van de film zaten te wachten, vertelde Clare tegen Josie dat ze enorm had geboft dat ze een eigen slaapkamer had en dat zijzelf niets liever zou willen.
‘Dat zou voor jou van pas komen,’ zei Josie. ‘Jij studeert graag.’
‘Ik studeer niet echt graag. Niemand leert voor zijn plezier dingen van buiten en niemand houdt van staartdelingen, breuken en rekensommen. Ik doe het gewoon om later te kunnen bereiken wat ik wil.’
‘Wat wil je dan bereiken?’ Josie keek haar lusteloos aan.
Clare vroeg zich af of ze de gok kon wagen. ‘Nou, ik had min of meer gehoopt – omdat wij er het geld niet voor hebben, begrijp je, tenminste niet voor de middelbare school – wel eh… ik heb me afgevraagd of ze mij als ik maar hard genoeg werk niet kosteloos op school zouden aannemen om zo andere kinderen aan te moedigen ook hard te werken.’
‘Wie zijn “ze”?’
‘Een of andere middelbare school.’
‘Ik zie niet in waarom ze dat zouden weigeren. Ze kunnen beter zulke hardwerkende leerlingen hebben als jij in plaats van luie lanterfanten die wel betalen.’
Clare vatte weer moed. ‘Dáárom doe ik dat dus en dat zou jij ook moeten doen.’
‘Maar wij hébben het geld om mij naar een middelbare school te laten gaan, dat is het punt niet. De kwestie is dat ik niet wil.’
‘Wat wil je dan?’
‘Hier blijven.’
‘In het hotel?’
‘Natuurlijk, waar zou ik anders heen gaan?’
‘Maar je kunt beter een vak leren, Josie, anders moet je in het hotel altijd bedden opmaken en aan tafel bedienen. De jongens zitten zeker op de hotelvakschool, of niet?’
‘Ik denk het.’ Josie had zich dat nooit afgevraagd.
‘En Rose en Emily volgen ongetwijfeld een cursus hotelmanagement of iets dergelijks.’
‘Ja, dat zou best kunnen.’
‘Om er dus zeker van te zijn dat ze jou niet in de hoek drukken, zou jij zelf dus ook iets moeten doen.’
‘Wat kan ik doen, Clare?’ Josie keek haar treurig aan.
Clare wilde niet al te snel met een oplossing komen. ‘Je zou een opleiding kunnen kiezen die zij nog niet hebben gevolgd, zodat ze je altijd nodig hebben.’
‘Zoals?’
‘Nou, veronderstel dat je een commerciële opleiding zou willen gaan volgen. Ken jij in dat geval iemand bij wie je in de stad kunt logeren, om in de weekends thuis te komen?’ Clare wist dat de Dillons minstens drie paar neven en nichten in de stad hadden.
Dat drong ook langzaam tot Josie door. Ja, dat was mogelijk.
‘Maar ik zou daar helemaal in mijn eentje zijn.’
‘Horen de middelbare school en het klooster niet bij elkaar?’
Dat bleek zo te zijn en per slot van rekening zou Clare, als haar plannen slaagden, zelf op de middelbare school zitten. Toen de film be gon, konden ze hun aandacht er nauwelijks bij houden, de plannen voor de toekomst waren opwindender.
‘Ze zouden me alleen maar uitlachen. Ik ben zwak in spelling en zo, en al die leerstof krijg ik nooit onder de knie.’
‘Als je wilt kan ik jou een handje helpen.’
‘Waarom zou je dat doen?’ Josie was bijna grof in haar ongeloof.
‘Omdat je mijn vriendin bent,’ zei Clare onwennig, en Josie glimlachte van oor tot oor.
Zodoende maakte Clare voortaan haar huiswerk in Hotel Dillon in plaats van thuis. Dat ging haar veel gemakkelijker af, en niemand scheen er bezwaar tegen te hebben. Clare was helemaal geen meisje dat op kattekwaad uit was, want ze was heel anders dan Chrissie.
Iedereen die langs het hotel liep, kon hen beiden zelfs op de bovenverdieping voor een raam zien zitten werken met hun boeken voor zich. Clare hielp Josie eerst met haar spellingoefeningen, en Josie vond het een gelukkige samenloop van omstandigheden dat juffrouw O'Hara net in die tijd een spellingwedstrijd aankondigde.
Josies handschrift werd netter en haar cahiers waren altijd keurig verzorgd. Ook werd ze steeds zelfverzekerder en het scheen dat ze zelfs bijdehanter werd. Zo stelde ze in de klas eens een vraag waardoor moeder Brendan bijna flauwviel. Clare keek Josie met gefronste wenkbrauwen aan. Ze waren het er met elkaar over eens geweest dat Josies schoolprestaties geleidelijk aan moesten verbeteren en dat ze zich niet al te knap mocht voordoen, omdat haar ouders dan misschien alsnog zouden besluiten haar op kostschool te doen, waardoor hun plannen zouden worden verijdeld.
Omdat de nonnen de stelregel hadden aangenomen zich nooit alleen buiten het klooster te begeven, was het niet ongebruikelijk dat zij een lekekracht of een al wat ouder meisje vroegen hen te vergezellen als zij naar het postkantoor wilden, of naar de winkel van juffrouw O'Flaherty om kantoorbenodigdheden te kopen, of om het even wat voor boodschappen te doen. Angela was dus niet verbaasd toen moeder Immaculata haar vroeg haar naar de stad te begeleiden.
Samen wandelden ze de kloosterpoort uit, de heuvel af. Het kostte moeder Immaculata zelfs onder de gunstigste omstandigheden moeite om over koetjes en kalfjes te praten en Angela's hoofd stond daar helemaal niet naar. Ondanks de halve slaappil die ze met warme melk had ingenomen, had ze vreselijk slecht geslapen. Ze had een brief ontvangen van Emer in Dublin, die schreef dat ze aanstaande zaterdag haar verlovingsring ging kopen. Emer wilde weten of Angela naar Dublin zou komen om haar bruidsmeisje te zijn.
Angela's moeder had zich die morgen heel erg stijf gevoeld, en toen Angela haar hielp met aankleden was het net alsof ze een pijnlijk houten been moest buigen om daar een kous over aan te trekken en leek het alsof haar armen werden verwrongen en met geweld door de mouwen werden gestoken. Op school hadden de kinderen de hele morgen schril gekrijst en tot overmaat van ramp had een kind uit de eerste klas tijdens de godsdienstles moeten overgeven. Hoewel ze de ramen had opengezet en Dettol had gesprenkeld, leek de braaklucht zich door de hele school te verspreiden. En nu, terwijl ze naar een sigaret verlangde en even de krant wilde inzien, kon ze deze dwaze non meetronen naar de stad om haar een briefkaart, of wat ze ook nodig had, te laten kopen.
‘Waarom mag u niet alleen buiten de kloostermuren, moeder? Natuurlijk vind ik het een eer u te mogen vergezellen, maar ik heb me dat vaak afgevraagd.’
‘Onze Leefregel gebiedt ons dat,’ zei Immaculata zelfvoldaan.
Angela had haar wel een klap in het gezicht kunnen geven. ‘Zijn ze bang dat u de benen neemt?’ vroeg ze.
‘Nauwelijks, juffrouw O'Hara.’
‘Nou ja, er moet een of andere reden zijn, maar die zullen we wel nooit te weten komen.’
‘Wij hebben zelden twijfels over de Leefregel.’
‘Nee, ik neem aan van niet en daarom heb ik juist zo'n diepe bewondering voor u. Ik zou die leefregel van 's morgens vroeg tot 's avonds laat in twijfel trekken.’
De non liet een hoog schel lachje horen. ‘O, daar ben ik stellig van overtuigd, juffrouw O'Hara.’
Angela vroeg zich opnieuw af hoe oud ze was, misschien maar tien jaar ouder dan zij. Deze hooghartige vrouw met haar bleke gezicht was hoogstwaarschijnlijk nog geen veertig. Was zoiets niet absurd? De kinderen dachten waarschijnlijk dat ze negentig was, maar aan de andere kant… de kinderen meenden dat alle leerkrachten negentig waren, dus dat was geen maatstaf.
‘Ik wilde eigenlijk met u praten en daarom heb ik deze gelegenheid aangegrepen.’
‘O ja?’ vroeg Angela op haar hoede. Wat was er zo dringend dat het niet binnen de schoolmuren kon worden besproken? Had Immaculata misschien iets opgevangen toen Angela zei dat het sowieso op school niet te harden was van de stank, laat staan wanneer de kinderen de hele zaak onder spuugden?
‘Het gaat over uw broer, vader O'Hara.’
Angela had een gevoel alsof bittere gal in haar keel omhoog kwam en een ijzeren hand zich om haar hart sloot.
‘O ja?’ zei ze opnieuw en met een uitgestreken gezicht. Ze dwong zichzelf te herinneren dat deze stompzinnige, aanstellerige non na elke zin die ze uitkraamde, veelbetekenend zweeg om haar woorden een dramatisch effect te geven. De manier waarop ze met lange tussen pozen sprak, had iets dreigends.
‘Er bestaat zoiets als een mysterie, begrijpt u,’ zei moeder Immaculata.
‘Mysterie, moeder?’ Angela speelde het spel volgens de regels: hoe vlugger ze sprak, des te vlugger kreeg ze antwoord.
‘Ja. Ik vroeg me af of hij wel… tja, of hij wel in orde is, begrijpt u? Of alles goed met hem gaat.’
‘Eerlijk gezegd hoop ik van wel. Tenminste, zo was het de laatste keer dat ik van hem hoorde. Hoe bedoelt u eigenlijk?’ Angela hoorde tot haar verbazing een opgewekte klank in haar stem. Het was een geluk dat de juiste antwoorden als vanzelf kwamen nu haar hersenen als verdoofd waren en niet langer logisch konden denken.
‘Weet u, wij hebben een medezuster in onze congregatie die niet hier in het klooster woont maar vorig jaar bij ons heeft gelogeerd. Misschien hebt u haar niet ontmoet, ze was maar zelden op school en verbleef meestal in de vertrekken voor de religieuzen. Het was min of meer een vakantie die haar bij ons bracht.’
Angela's gezicht drukte nog steeds opgewektheid en belangstelling uit ondanks de eentonige stem van de non, en ze onderdrukte de uitroep vol ongeduld waarmee ze de non wilde aansporen verder te vertellen.
‘Welnu, deze medezuster heeft een broer die nog op het seminarie zit maar op het punt staat naar het moederhuis van zijn Orde te gaan. Later hoopt hij naar de missie te vertrekken en dat is de reden waarom deze medezuster zich tot mij heeft gewend.’
Ze aarzelde even. Juffrouw O'Hara glimlachte net zo overdreven beleefd als het eerste het beste kind dat meende dat gunsten door vleierij werden verkregen.
‘Onze medezuster verkeert in gewetensnood omdat haar familie, in plaats van verheugd te zijn dat een tweede kind uit het gezin zich door God tot het priesterschap geroepen voelt, de roeping van deze jongen helaas in de weg staat. De familie wil weten hoe het leven daarginds in de missie is, door met enkele missionarissen die uit hun missiegebieden zijn teruggekeerd, daarover van gedachten te wisselen, zodat ze weten waarmee hun zoon zich in zijn nieuwe leven bezig zal houden.’ Moeder Immaculata zweeg even en liet een schamper lachje horen. ‘Alsof iemand van ons ooit kan weten hoe ons kloosterleven zal verlopen.’
Angela slikte en knikte.
‘Daarom vertelde ik deze medezuster dus over vader O'Hara uit Castlebay en gaf ik haar zijn adres. Daarop ontving onze medezuster een heel merkwaardige brief van hem.’
‘Die zuster schreef hem een brief, zodat hij haar ouders kon vertellen over het leven van alledag daarginds, dat klopt toch?’ Verbazingwekkend, zo vast en zelfverzekerd als haar stem klonk.
‘Ja, inderdaad en onze medezuster zegt dat haar brief heel duidelijk was gesteld. Iets waar ik vast van overtuigd ben omdat ze zich uitstekend weet uit te drukken. Natuurlijk is het niet gemakkelijk om aan een gewijd priester uit te leggen dat je familie niet voor honderd procent achter de roeping van je broer staat, maar ik heb onze medezuster verteld dat ze hem daarover vrijuit kon schrijven. Ik vertelde haar dat, hoewel ik in die tijd niet in Castlebay was, ik had begrepen dat ook het levenspad van vader O'Hara niet geheel met rozen was bezaaid en dat zijn eigen priesterwijding heel wat voeten in de aarde had gehad,’ zei ze met een glimlach tegen Angela.
Kreng dat je bent, dacht Angela met een woede die haar zelf beangstigde. Hoe durf je deze wauwelende zuster alles over de dronken Dinny O'Hara en zijn dronkemansverdriet te vertellen.
‘Nee, inderdaad,’ hoorde ze de stem van Angela O'Hara zeggen, ‘het was voor hem bepaald geen rozengeur en maneschijn, dat kan ik u verzekeren.’
‘Hoe dan ook, onze medezuster kreeg deze hele vreemde brief.’
‘Kon hij haar niet helpen?’
‘Dat niet direct. Hij beschreef inderdaad heel uitvoerig het dagelijkse leven en hoe zij zich, na uit China te zijn verdreven, moesten hergroeperen. Ook schreef hij over het christendom in Taiwan, Macao en op de Filippijnen. Zij hopen inlandse priesters op te leiden om hen bij al dit werk te helpen.’
‘O ja?’
‘Maar het vreemde ervan was… eigenlijk zijn daar twee dingen vreemd aan. Hij repte met geen woord over Japan, het land waar hij zelf woont, en hij schreef niets over het werk dat de congregatie daar doet en hij zei ook… en ik meen dat dit letterlijk zijn woorden waren: “Omdat ik zeker weet dat mijn zuster in Castlebay over sommige van mijn eigen problemen hier heeft gesproken, ben ik nauwelijks de aangewezen persoon om uw ouders te schrijven ten behoeve van uw broer”. Daar kwam het min of meer op neer. Ik geloof dat dat zijn precieze woorden waren.’
O, dacht Angela, we kunnen er zeker van zijn dat hij exact dát heeft gezegd. Jij moet die woorden intussen van buiten kennen, Immaculata, net als de rest van zijn brief. Maar denk niet dat je je doel kunt bereiken door passages aan te halen die niet vreemd klinken, waarin niet wordt gezinspeeld op een spoor van een schandaal of problemen waarin hij zou zijn verwikkeld. Nee, nee, leer ze maar niet van buiten en onthoud alleen zijn woorden waarmee hij deze praatzieke dwaas van een non en haar besluiteloze broer behulpzaam was. Alleen die passages die aanleiding zouden kunnen geven tot enig geroddel.
‘Tja, wat zou hij daarmee kunnen bedoelen?’
‘Dat vroegen wij ons ook al af, juffrouw O'Hara.’
‘O, wil de familie van uw medezuster dat hij zijn gedrag nader verklaart?’ Ze bleef met haar sarcasme nog maar net binnen de grenzen van het fatsoen.
‘Natuurlijk niet, het is alleen maar zorgwekkend.’
‘Wat is zorgwekkend?’
‘De problemen die hij heeft, zijn eigen problemen, en dat hij zei dat hij wist dat jij in Castlebay over zijn problemen hebt gepraat. Al dat soort zaken. En waarom hij nauwelijks de aangewezen persoon is om in deze zaak de helpende hand te bieden.’
‘Omdat hij zo'n beroerd briefschrijver is.’ Angela verbaasde zich dat moeder Immaculata dat zelf niet inzag.
‘Maar de rest van zijn brief was heel duidelijk.’
‘Natuurlijk. Hij weet het klimaat en de bodemgesteldheid geweldig te beschrijven. Ik heb hem verteld dat we hem voor aardrijkskunde zouden moeten hebben. Maar de manier waarop hij zijn eigen gevoelens en gedachten beschrijft is hopeloos. Ik denk dat dat niet alleen met hem zo is. Ik geloof dat alle mannen vreselijk veel moeite hebben om je datgene te vertellen wat je wilt weten. Mijn moeder en ik hebben altijd kritiek op hem omdat hij nooit zijn gevoelens over dat alles uit…’
‘Maar daar moet toch meer achter zitten?’
‘Precies, moeder, dat zeg ik altijd en mijn moeder ook. Er móét meer achter zitten. Is het zo dat hij na afloop van zijn dagelijks werk in Tokio door de drukke straten naar huis loopt en naar de gezichten van al die mensen kijkt en denkt dat hij en de andere missionarissen die dag vooruitgang hebben geboekt, dat het Woord Gods onder de mensen is verspreid? Begrijpen jonge Japanse kinderen iets van het bijbelse verhaal van de geboorte van Christus in Bethlehem? Dat is voor ons al moeilijk genoeg, laat staan voor hen.’ Angela gloeide van verontwaardiging omdat haar broer niet in staat bleek het werk en leven van alledag van een missionaris tot ieders tevredenheid te beschrijven.
Ten slotte gaf Immaculata het op. Ze waren boven aan Church Street gekomen.
‘Waar wilde u eigenlijk heen?’ vroeg Angela onnozel.
‘Nergens,’ klonk het venijnig. ‘Ik wilde alleen maar met jou over dit alles praten.’
Angela was in een balorige stemming. ‘Het geeft niets hoor, moeder, ik wilde sowieso sigaretten gaan kopen zodat u met mij mee de winkel in kunt gaan. Het liefst had ik die in de winkel van O'Brien aan het eind van de straat gehaald, maar dan lopen we het risico dat we te laat terug zijn voor de les.’
Angela glimlachte ontwapenend, sloeg met een zwierig gebaar haar sjaal om haar hals en liep een winkel binnen die voor de helft als pub was ingericht en waar het zo naar donker bier stonk, dat Immaculata zich als de weerlicht naar buiten haastte.
Die avond schreef ze Sean een verontwaardigde brief waarin ze zei dat hij op een lage, uiterst gemene manier de overeenkomst had verbroken. Had hij dat niet op een andere manier kunnen doen en niet achter haar rug om? Moest zij zich haar verdere leven alsmaar bezorgd en in angst en beven afvragen wat de volgende zwakke schakel zou zijn, de volgende bekentenis van iets verkeerds, iets ongewoons? In dat geval, zo zei ze, had ze liever dat hij naar huis terugkeerde en vader O'Dwyer toestemming vroeg om het van de kansel te mogen afkondigen. Alles liever dan zoiets nog eens te moeten meemaken. In hun brieven hadden zij dat zeker wel tien keer ter sprake gebracht en hij had met tegen zin toegestemd. Nu ging hij achter haar rug om te werk en liet het ergste en meest schokkende voorval gebeuren waardoor zij in Castlebay over de tong zouden gaan en dat voer gaf aan allerlei geruchten, speculaties en verdachtmakingen. Hij moest haar op zijn erewoord beloven dat zoiets nooit meer zou gebeuren. Waarom had hij zijn brief aan die dwaze non niet op een manier beëindigd zoals ieder normaal mens zou hebben gedaan? Waarom maakte hij groot misbaar van zijn verdriet en dat tot overmaat van ramp nog wel ten overstaan van een gemeenschap van nonnen?
Ze voegde eraan toe dat ze wist dat het voor hem moeilijk moest zijn, dat besefte ze terdege. Angela wist dat hij probeerde woord te houden tegenover de mensen. Ze was er ook in geslaagd een einde te maken aan de inzameling van zilverpapier en de verkoop van werkstukjes ten behoeve van hem, door te zeggen dat er op andere manieren geld van het moederhuis kwam. Ze wist drommels goed dat hij in de grond van zijn hart zo eerlijk en edelmoedig was dat hij huichel achtigheid haatte, maar hij moest ongetwijfeld weten dat hij een ieders hart zou breken als daar iets van bekend werd. Omdat hij zich zijn geboortestad moest herinneren was het niet meer dan redelijk dat hij zijn woord hield en niet de mensen kwetste van wie hij, zoals hij beweerde, zoveel hield.
Ze plakte extra postzegels op de envelop en voor het eerst liet ze het woordje ‘vader’ achterwege. Ze lachte om haar nalatigheid toen ze bij mevrouw Conway de postzegels kocht.
‘Lieve hemel, ik vergat daar “vader” aan toe te voegen. Toch kan ik dat maar beter zo laten staan in plaats van dat ik het er met een andere pen bij schrijf. Bij je eigen broer vergeet je zoiets zo gemakkelijk.’
Dat was de enige juiste benadering. Ook mevrouw Conway lachte en zei: stel je voor dat je de zuster van de paus was, dan zou je waarschijnlijk ook vergeten hem Uwe Heiligheid te noemen. Mevrouw Conway vroeg zich af wanneer hij thuis zou zijn en Angela zei te hopen dat dat spoedig het geval was.
Drie weken later kreeg ze een brief van Sean. Hij had gelezen wat ze had geschreven, maar dat alles deed er nu niet toe. Hij had belangrijk groot nieuws. Alle details van zijn situatie had hij aan Rome voorgelegd. Hij en Shuya gingen persoonlijk naar Rome, samen met Dennis en de kleine Laki, dat zo'n schattig meisje was en sprekend op haar moeder leek.
Zij gingen allemaal naar Rome.
Hij wilde daar zijn zaak persoonlijk bepleiten. Naar het zich liet aanzien zou hij een luisterend oor vinden, van zijn geloften worden ontslagen en geseculariseerd worden. In dat geval zou alles in orde komen en kon hij terugkeren naar Castlebay, samen met zijn gezin. Gods molens in Rome malen langzaam. Er brak opnieuw een zomer aan die verstreek, en Angela leerde zonder tabletten te slapen.
Die zomer trok ze er soms een heel eind op uit. Ze nam dan een boek mee, maar lezen deed ze zelden. Vanaf de rotsen tuurde ze naar de zee.
Aan het begin van het schooljaar gaf Fiona Doyle haar bedeesd een envelop met daarin een foto van Angela die, gezeten op een rots, naar de zee zat te turen. De foto was genomen zonder dat Angela het had gemerkt.
‘Gerry is heel erg met die foto ingenomen, hij zegt dat die een beetje artistiek is,’ zei Fiona.
‘Zeg Gerry dat deze foto erg artistiek is en dat ik hem daar erg dankbaar voor ben. Ik zal die foto thuis aan de muur hangen,’ zei Angela. Ze keek opnieuw naar de foto. Het leek op een afbeelding om De Eenzame, De Krankzinnige of De Verschoppelinge te illustreren.
Dat was de zomer waarin vader O'Dwyer op een avond op ziekenbezoek ging en ongelukkigerwijs verschillende auto's passeerde die geparkeerd stonden langs Far Cliff Road aan de andere kant van Castlebay. Tot zijn verbazing merkte hij dat het leek alsof er mensen in al die auto's zaten. Welgeteld twee mensen per auto, een man en een vrouw om precies te zijn. Vader O'Dwyer, diep geshockeerd door hetgeen hij zag, had het liefst gedacht dat het alleen maar dagjesmensen waren. Mensen uit de grote steden wier zedelijk peil mogelijkerwijs toch al gevaar liep, maar er waren voldoende aanwijzingen om hem ervan te overtuigen dat ook een aantal schaapjes van zijn eigen kudde daarbij betrokken was.
Toen de gasten begin september naar huis waren teruggekeerd, sprak hij vanaf de preekstoel zijn afschuw, waarschuwingen en dreigingen uit over wat er zou gebeuren als iets dergelijks in de winter zou worden opgemerkt. Ouders en voogden werden aangespoord altijd waakzaam te blijven. Jongelui zweefden op de rand van de afgrond en, helaas, de wereld waarin wij leefden had haar normen en waarden verlaagd en was in verval geraakt. Volgend jaar moest het probleem van de vrijetijdsbesteding misschien geducht worden aangepakt en moest men zich opnieuw bezinnen op de verderfelijke invloed die van het dansen uitging. Vader O'Dwyer zag van woede drie weken lang paars in zijn gezicht en sergeant McCormack, zijn huishoudster, liep rond met op elkaar geklemde lippen van afkeer, verontwaardigd als ze was dat Zijn Eerwaarde zo werd getergd.
Dat was de zomer waarin Josie Dillon en Clare O'Brien in het hotel leerden tennissen. 's Morgens vroeg, als mevrouw Power en mevrouw Nolan les kregen, gingen zij naar de tennisbaan. Zij fungeerden dan als ballenjongens en kregen na afloop, vanwege hun hulp én omdat Josie de dochter des huizes was, zelf ook even les.
Chrissie walgde daarvan, vooral omdat de jonge mevrouw Dillon haar, Kath en Peggy stijfjes had verzocht niet meer in de bar te willen komen. Met veertien jaar de toegang tot het hotel ontzegd worden was o zo onrechtvaardig. Te meer omdat die ontzettend schijnheilige, sullige Clare, die pas elf was, samen met die truttige bleekscheet van een Josie tenniste alsof ze uitblinkers waren. Clare droeg witte shorts die juffrouw O'Hara thuis had gevonden en ook had ze een paar oude linnen schoenen van Ned tevoorschijn gehaald die ze elke avond met witsel wit maakte.
Josie had Clare aan een oud tennisracket van het hotel geholpen, en met haar witte schoolblouse aan zag ze er hetzelfde uit als iedereen. Op een morgen zag Angela Clare met volle toewijding naar het net rennen om een moeilijke bal terug te slaan. Ze bleef even staan kijken en was blij dat ze in de winkel van juffrouw Duffy shorts voor het kind had gekocht. Angela had de short een paar keer gewassen en de pijpen ervan omgezoomd, zodat Clare niet zou denken dat ze nieuw waren. Het was de moeite waard geweest als je dat kind zo zelfverzekerd bezig zag. Verbeeldde ze zich dat maar of had Josie Dillon werkelijk wat gewicht verloren? Ze bewoog zich in elk geval gemakkelijker over de baan dan Angela had verwacht.
Dat was de zomer waarin David Power helemaal ontroostbaar leek.
Angela was hem een of twee keer tegen het lijf gelopen toen hij in zijn eentje en met zijn handen in zijn zakken lanterfantte.
Nolan was de godganselijke dag bij Fiona Doyle te vinden, maar Nolans zus dan? O, die bleek plotseling belangstelling voor fotografie te hebben gekregen. Ha, ha. David lachte bitter om de armzalige grap en de nog armzaliger situatie. Wie weet, kwam het tot een dubbele trouwpartij. Soms gebeurde het toch dat broer en zus uit één gezin met zus en broer uit een ander gezin trouwden, of niet? Angela zei dat zoiets in werkelijkheid niet eens zo vaak voorkwam en dat de Doyles net zo grillig waren als een zomers onweer. Zij waren heel anders dan ieder ander. Zij waren erg oppervlakkig, drongen nooit tot de kern van de zaak door, maar draaiden daar omheen. David begreep dat niet, want voorzover hij dat kon beoordelen hadden de Doyles innige vriendschap gesloten met de Nolans. Nee, hield Angela vol, Fiona gaat gewoon haar eigen gangetje en James loopt haar na, draagt voor haar de melkkan en de boodschappen en betaalt voor haar de ritten in de botsautootjes of wat voor attracties ook. Gerry loopt met zijn camera over het strand en Caroline dribbelt achter hem aan. Hun vader, Johnny Doyle, was vroeger precies eender. Iedereen vond hem onweerstaanbaar, hij was net een zigeuner. David zei dat hij niet dacht dat Angela het begreep. Angela zei dat ze daar best met hem om had willen wedden, maar dat het niet sportief was van minderjarigen geld aan te nemen.
Dat was de zomer waarin Tommy en Ned O'Brien niet langer geld naar huis stuurden vanuit Engeland. Natuurlijk bleef dat voor mevrouw Conway niet verborgen en ze ontdekte dat bijna nog eerder dan Agnes en Tom O'Brien.
‘Helpen is er tegenwoordig zeker niet meer bij?’ informeerde ze in een poging bezorgdheid te tonen.
‘O, we hebben de jongens gezegd dat ze het geld zelf moeten houden, zich wat beter moeten huisvesten en in de spullen steken, begrijpt u,’ zei Agnes O'Brien met een brede glimlach die de gekwelde, bezorgde trek op haar gezicht niet kon verbergen.
Het was ook de zomer waarin Angela elke week een brief van haar vriendin Emer kreeg. Emer was haast bereid Angela, die had gezegd dat zij zich met haar negenentwintigste te oud voelde om nog bruids meisje te zijn en daarmee de gevoelens van anderen had gekwetst, vergiffenis te schenken. Werd daardoor per slot van rekening immers niet gesuggereerd dat Emer, die dertig was, een tikkeltje oud was voor een bruid? Maar wat Emer Angela niet kon vergeven, of zelfs maar van haar door de vingers wilde zien, was het feit dat Angela niet op de bruiloft zou komen. Zij zouden volgend jaar met Pasen trouwen. Omdat Kevin en Emer allebei in het onderwijs zaten, was dat voor hen een heel geschikte tijd.
Het was wel een probleem dat iedereen de bruiloft voor hen scheen te willen regelen. Emers moeder had vier weken lang geen woord tegen haar gezegd, en haar beide getrouwde zussen kwamen elk moment van de dag aanlopen met adviezen waarvan niemand was gediend. Haar vader had zich meer dan eens in het bijzijn van Kevin laten ontvallen dat hij niet van plan was voor de derde keer op te draaien voor de kosten van een groots opgezette bruiloft. Hij had gemeend dat alles achter de rug te hebben en omdat Emer bepaald niet meer in haar eerste jeugd was, had hij gedacht de bruiloft eenvoudig te houden. De godsdienstijver van Kevins familie grensde aan fanatisme. Bejaarde nonnen in de familie kregen verlof om voor de huwelijksplechtigheid hun klooster te verlaten en onder de verschillende priester-neven heerste een strijd op leven en dood wie van hen het huwelijk mocht inzegenen. Emer schreef dat het deed denken aan een circus met drie pistes, waarin achter de coulissen een Grieks drama werd opgevoerd. Het was Angela's eigen schuld als ze dat spektakel miste.
Angela voelde zich door die brieven enigszins opgevrolijkt en schreef terug dat ze natúúrlijk op de bruiloft zou komen. Niets kon haar weerhouden. Ze moest zichzelf dwingen eraan te denken dat dit inderdaad allemaal echte rampen en tegenvallers voor Emer waren. Emer schreef haar brieven in een goedmoedig spottende en humoristische stijl die haar pijnlijke verdriet en vernedering maskeerde. Nou ja, misschien gold dat ook wel voor haar eigen brieven. Wrange verhalen over het leven in een afgelegen gat als Castlebay, met die draak van een Immaculata en die weerzinwekkende mevrouw Conway van het postkantoor. Ze repte er met geen woord over hoe het voelde hier je hele leven te moeten slijten, terwijl aan de horizon aldoor het schrikwekkend spookbeeld opdoemde van een onbezonnen broer. Een die het priesterschap had opgegeven, een verhouding had met een Japanse vrouw en twee kinderen bij haar had verwekt.
Dunne zou in hun laatste studiejaar klasseoudste worden. David en James waren het er met elkaar over eens geworden dat zij niet om de eer zouden strijden, omdat zij het sowieso al druk hadden met het onderhouden van hun romantische correspondentie en bovendien hard voor hun examens moesten werken. Zij vertelden dit Dunne aan het begin van het trimester, zodat hij geen kapsones zou krijgen. Dunne was echter heel autoritair geworden. Hij zei dat ze onzin uitkraamden en dat de klas er niet over zou hebben gepeinsd Nolan of Power in wat voor vertrouwenspositie ook te benoemen, omdat ze beiden onbetrouwbaar en oneerlijk waren, en iedereen wist dat ze ongeoorloofde betrekkingen met het andere geslacht onderhielden. Nolan zei dat Dunne alle tekenen vertoonde om een uitgesproken homoseksueel te worden. Mensen wier gezicht paars aanliep en die zich vreselijk opwonden over de betrekkingen van andere mensen – of die al dan niet geoorloofd waren – met het andere geslacht, waren van de verkeerde kant, dat was algemeen bekend. David zei dat hij had gehoord dat Dunne als kind Madeliefje werd genoemd en dat ze die naam misschien weer moesten gaan gebruiken. Daarop verklaarde Dunne hun de oorlog en zag erop toe dat hun doen en laten nauwlettend in het oog werd gehouden. Hun brieven werden nauwgezet gelezen en zelfs als ze snel even een sigaretje wilden opsteken, konden ze er zeker van zijn dat ze werden betrapt en gerapporteerd.
In zekere zin was dat niet zo'n ramp, want dat gaf hun de tijd om te studeren; wat viel er anders te doen? Dat had vooral een gunstige uitwerking op Nolan want het leidde zijn gedachten af van Fio na's trouweloosheid. David was geweldig ingenomen met het nieuws dat Caroline op haar school dezelfde ontbering leed. Ze had verwacht iets van Gerry Doyle te horen, maar daar scheen zich een soortgelijke communicatiestoornis voor te doen. Nolan zei dat Caroline er flink de pest in had gehad, toen ze halverwege het trimester thuis waren geweest.
Bij zijn terugkeer was Nolan inderdaad erg slecht geluimd. Hij had de Doyles in Castlebay gebeld en met Gerry gesproken. Toen hij had gevraagd of hij Fiona kon spreken, had hij te horen gekregen dat ze aan het studeren was. Waar? Boven. Kon ze niet naar beneden komen? Nee, nu niet. De lessen waren weer begonnen en ze moest werken, kreeg hij koel te horen. Ook had de smeerlap met geen woord over Caroline gerept. Toen Nolan hem vertelde dat Caroline voor een kor te vakantie thuis was, had Gerry Doyle daar slechts op geantwoord dat dat fijn voor haar was.
Enkele weken later kreeg David een brief die met Charles was ondertekend. Met die brief, waarin ze zich van een ingewikkelde code bediende, scheen ze hem duidelijk te willen maken dat het haar speet dat die zomer alles nogal chaotisch was verlopen en dat ze nu een veel beter beeld van alles had. Keer op keer herlas hij haar brief waarin ze beslist op een verzoening aanstuurde.
Hij schreef haar een kort briefje terug waarin hij zei dat hij het op het ogenblik, met de eind- en toelatingsexamens in het vooruitzicht, te druk had om met haar te corresponderen. Wel hoopte hij haar de volgende zomer weer te ontmoeten. Het was een gereserveerde brief, die hij opzettelijk met David in plaats van Deirdre ondertekende om haar op de kloosterschool in de problemen te brengen. Ze had wel een beetje straf verdiend voor alles wat ze hem had aangedaan.
De vader van Gerry en Fiona Doyle was in het ziekenhuis in de stad opgenomen, toen bekend werd dat hij ongeneeslijk ziek was.
Een tijdlang werd er druk gefluisterd dat mevrouw Doyle hem niet bezocht, zoals je toch zou hebben verwacht, tot dokter Power liet doorschemeren dat de arme vrouw aan een kwaal van voorbijgaande aard leed. Het scheen dat het iets met haar bloeddruk te maken had, waardoor het voor haar erg bezwaarlijk was om voor wat voor reden ook haar huis te verlaten. Ook wees dokter Power erop dat het voor de arme Johnny Doyle beter was dat hij niet te veel bezoek kreeg omdat het praten hem vermoeide. Gerry reed nu overal heen met de bestelwagen van zijn vader en fungeerde officieus als taxichauffeur voor iedereen die naar de stad wilde. De verpleegsters zeiden dat Gerry een bijzonder attente bezoeker was. Hij had niet alleen een kalmerende invloed op zijn vader, maar ook op de drie andere zaalpatiënten.
Er werden kamerschermen om zijn bed gezet, terwijl Johnny Doyle, met datgene wat hem nog van zijn stem restte, Gerry liet beloven dat hij de zaak niet zou uitbreiden en niet naar de praatjes zou luisteren van mensen die beweerden dat Castlebay enorm zou groeien. De zaak bood een bescheiden kostwinning, maar meer ook niet. Een fotozaak was niet zoiets als een dancing, een hotel of zelfs maar een ijssalon die je kon uitbreiden. Je had gewoon niet meer dan zus of zoveel mensen die bereid waren zo- en zoveel kiekjes te kopen. Gerry was het met hem eens, knikte en gaf zijn erewoord.
De oude man stierf vreedzaam, omdat Gerry er was om zijn zorgen te verlichten. Gerry vertelde hem dat het goed ging met de zaak, wat waar was. Dat hij, Gerry, de zaak nooit zou uitbreiden – wat hij wél van plan was – en dat het met moeder veel beter ging, wat niet zo was. Haar pleinvrees was nu zo erg, dat ze zelfs niet eens de voordeur opendeed. Gerry had haar schuldgevoel, omdat ze haar man niet bezocht, verlicht door te zeggen dat vader te moe was om te praten. Hij nam Fiona maar drie keer mee omdat het voor haar te deprimerend was.
Gerry was erbij toen zijn vader stierf. Hij huilde niet, maar vroeg de non die de ogen van de overledene dichtdrukte of mensen altijd zo vredig stierven. De non zei nee, meneer Doyle had geboft. Hij was zonder zorgen gestorven, omdat hij een zoon had op wie hij kon rekenen, zijn vrouw aan de betere hand was en zijn zaak in goede handen was. Niet iedereen stierf zo vredig.
Een van de oude mannen in de zaal vroeg Gerry Doyle hen ook na de dood van zijn vader te komen opzoeken. Gerry zei dat hij elke week een keer of zo langs zou komen, maar niet met een vaste regelmaat omdat hij niet wilde dat de mannen op hem lagen te wachten. Een van de jonge verpleegsters, die Gerry een bijzonder aantrekkelijke jongeman vond, vertelde hem dat hij volkomen gelijk had. Ze hemelde hem zelfs nog meer op toen een andere oude man wilde weten of Gerry een foto van hem wilde nemen. Gerry keek naar het uitgemergelde gezicht en de dunne hals die uit de pyjama stak en besloot het niet te doen. Hij legde uit dat het heel moeilijk was om hier binnen foto's te nemen vanwege de witte muren en dat hij wilde wachten tot het beter weer werd. Het weer werd beter, maar toen leefden er geen oude mannen meer om foto's van te nemen.
Gerry wierp zich met hart en ziel op zijn werk. Met de gezondheid van zijn moeder ging het op en neer. Fiona mocht van Gerry in het donker nooit alleen uit de bioscoop naar huis komen. Hij hielp haar met het werk in huis, vooral met het lappen van de ramen en het poetsen van de koperen deurknoppen, zodat het huis er van buiten keurig uitzag. Omdat er bijna niemand op bezoek kwam, deed het interieur er minder toe.
Niemand die Fiona Doyle zag met haar glanzende lokken en keurig gestreken japonnen, of Gerry Doyle met zijn innemende glimlach en zelfverzekerde houding, had ooit kunnen denken dat er iets mis was in dat huis. Dat hun vader aan kanker was gestorven, hun moeder de gevangene was van haar zenuwen en dat de bankdirecteur hun een grote lening had aangeboden om de zaak uit te breiden. Gerry vertelde zijn moeder dat papa hem had gezegd al zijn plannen uit te voeren. Zijn moeder ergerde zich daaraan en maakte zich er zorgen om, maar omdat ze zich over alles zorgen maakte liet het hem onverschillig.
Fiona moest hebben begrepen dat het niet de wens van zijn vader was geweest dat hij de zaak zou uitbreiden, maar ze zei daar niets van. Ze was kalm en lachte vriendelijk, maar was weinig spraakzaam. Volgens Gerry was dat de beste manier waarop een meisje zich kon gedragen. Anders ging je maar over de tong, werd er over je geroddeld en begrepen de mensen je verkeerd. Hij wilde niet dat dat Fiona zou overkomen.
De brief van Sean droeg een Italiaanse postzegel. Hij was al vijf weken in Rome, zo zei hij, en hij had zich daar eerst willen inburgeren voor hij schreef. Alles verliep naar wens, zij het erg traag. Hij had niet voorzien dat er talloze formulieren zouden moeten worden inge vuld, waarop later eindeloos moest worden gewacht. Dat een en dezelfde vraag, van de een of andere ondergeschikte, wel twintig keer moest worden beantwoord. Je moest soms veertig keer – vergeefs – proberen een hogergeplaatst persoon te spreken te krijgen. Niettemin was de zaak aan het rollen gebracht. Shuya en hij waren na zo'n lange reis nogal vermoeid in Rome aangekomen en nu was hij als privéleraar in dienst van een oud adellijk geslacht. De familie bewoonde een huis in Ostia, aan de monding van de Tiber, aan zee. Het was een immense villa en Sean gaf de zonen drie uur per dag les, zodat hij de gelegenheid had om naar het Vaticaan te gaan om te zien hoe daar de zaken verliepen. Shuya verstelde het linnengoed omdat ze een heel goede naaister was. De kinderen hadden het daar geweldig naar hun zin. Ze hadden voor zichzelf een personeelswoning om in te wonen en waren al aardig ingeburgerd.
Het was een kwelling zo dicht bij het doel te zijn en tegelijk er zo ver van af. De week daarvoor had hij een groep Ierse pelgrims gezien, die allemaal een tas van Aer Lingus droegen met daarop de naam van het reisbureau. Hij had hen vreselijk graag aangesproken, maar had woord gehouden. Als Angela meende dat het uitermate belangrijk was dat niemand het mocht weten voordat de laïcisering een voldongen feit was, dan moest ze daar haar redenen voor hebben en weerhield dat hem ervan om met zijn landgenoten te praten. Soms, als de kleine Dennis zei dat de zee zo mooi was, voelde Sean de opwelling hem in zijn armen naar het strand van Castlebay te dragen. Hij verlangde ernaar iets van haar te horen en natuurlijk zou haar brief veel sneller Italië bereiken dan Japan.
Dat was inderdaad het geval. Angela adresseerde de envelop aan meneer en mevrouw S. O'Hara en ze verdraaide haar handschrift dusdanig, dat mevrouw Conway niets zou vermoeden. Goede god, ze begon toch geen waanideeën te krijgen? De naam O'Hara zou toch zeker wel vaker voorkomen, of niet soms?
Clare zei, dat er in het hotel een schrijfmachine stond en dat Josie een boek had dat Leer uzelf typen heette. Het boek zag er niet al te moeilijk uit, maar het oefenen van de aanslagen met je pink was een verschrikking, waarbij je alsmaar met je pink de letters Q, A, en Z moest typen totdat je de toetsen blindelings kon aanslaan. Josie was nu een en al zelfvertrouwen. Ze was ook op dieet gegaan en had haar haar laten knippen. Ook probeerde ze haar ouders er langzaam maar zeker van te overtuigen dat het een goed idee zou zijn ook deze cursus te volgen. Angela was erin geslaagd Immaculata dusdanig te beïnvloeden en te bepraten dat de non in de waan verkeerde dat het hele idee van Josies toekomstige carrière van haarzelf afkomstig was, zodat ze op haar steun konden rekenen. Het enige wat vaststond was Clares poging een studiebeurs te bemachtigen. Daar zou ze in de paas vakantie om wedijveren. Angela zou dan in Dublin zijn, op de bruiloft van Emer, maar dat was niet zo erg. Clare kon nu haar eigen boontjes doppen. In februari had ze moeder Immaculata gevraagd of zij vond dat ze zich moest opgeven en zodra Immaculata het voorstel eenmaal als haar eigen idee was gaan beschouwen, was alles in orde. In bijna twintig jaar was er nauwelijks iets veranderd, had Angela gemerkt. De nonnen waren nog steeds enthousiast dat een van hun leerlingen misschien een studiebeurs zou kunnen winnen en gaven voor sommige vakken bijlessen, waar Clare dankbaar gebruik van maakte. Clare verraste iedereen door haar uitgebreide kennis.
Een grappig, kittig meisje, hoorde je in de recreatiezaal zeggen. Je zou niet geloven dat ze het zusje was van Chrissie O'Brien. Een opvallend gezichtje met daarin een paar grote donkere kijkers en blond haar, zag je niet vaak. De nonnen waren aardig voor Clare en gaven haar cadeautjes. Een kanten zakdoekje om mee te nemen en ontelbare heiligenprentjes die allemaal bevestigd waren op stukjes satijn, met lovertjes en versierseltjes. Een oude non gaf haar een vulpen die ze op een feestdag had gekregen, en van een andere non kreeg Clare een potlodenkoker met houtsnijwerk.
Clare straalde van geluk, en Angela keek geamuseerd toe.
‘Wat hebben ze thuis gezegd?’ vroeg Angela haar.
‘Ik heb niets verteld. U zei dat ik niets mocht zeggen.’
‘Je kunt het nu maar beter vertellen, anders denken ze dat je iets voor hen geheimhoudt.’
‘Goed,’ zei Clare, ‘ik zal het hun vanavond vertellen.’
Agnes O'Brien keek vol afkeer in de grote steelpan. ‘Allemaal leuk en aardig dat wij het vlees goedkoop krijgen omdat Chrissie bij slagerij Dwyer werkt,’ zei ze, ‘maar dit hier is niet meer dan een hoopje botten.’
‘Er valt altijd nog soep van te trekken,’ zei Tom O'Brien, met een blik in de pan.
‘Ja. Dat is ook het enige!’ zei Agnes. ‘Er zijn tegenwoordig al zo weinig extraatjes waar je dankbaar voor kunt zijn, dus daarom denk ik niet dat ik mijn neus mag ophalen voor vlees dat we bijna voor niets hebben.’
Clare haalde haar boeken uit haar schooltas en legde er meteen een papieren zak overheen. Op elk schoolboek dat je in de keuken liet rondslingeren, kon soep terechtkomen, vetspatten, stof van het grote fornuis of andere soorten vlekken.
‘Er is op school iets grappigs gebeurd,’ zei ze. Ze sprak tegenwoordig zelden over school, want niemand toonde daar veel belangstelling voor. Alleen al het feit dat ze de school ter sprake bracht trok ieders aandacht.
‘Wat dan wel?’ vroeg Agnes, die opkeek van de grote steelpan.
‘Moeder Immaculata en de andere nonnen vinden dat ik me moet opgeven voor de studiebeurs voor de middelbare school. In de paasvakantie.’
‘Middelbare school?’ Tom O'Brien stond perplex.
‘Ik weet het, papa, de kans bestaat dat ik die beurs misloop. Vergeet niet dat de gegadigden overal vandaan komen. Maar is het niet fantastisch dat de school vindt dat ik het moet proberen?’
‘Een studiebeurs. Nemen zij jou dan kosteloos aan op school, in een pensionaat met alles wat daarbij hoort?’ vroeg Agnes.
‘Ja, als ik die beurs win.’
‘Hoe win je die? Is het zoiets als een wedstrijd?’ vroeg Ben geinteresseerd.
‘Min of meer,’ zei Clare. ‘Ja, eigenlijk wel. Een heleboel meisjes doen op een zekere dag examen en de beste gaat naar de middelbare school.’
‘Voor altijd?’ wilde Jim weten.
‘Nou ja, totdat je de middelbare school hebt gevolgd, dus tot je zestiende of zeventiende jaar.’
‘Wil jij zó lang op school blijven?’ Ben zette grote ogen op van vebazing.
‘Dat zou geweldig zijn,’ zei Agnes langzaam. ‘Hoe zou jij het vinden, Tom, als Clare naar de middelbare school ging?’
‘Met de dochters van alle andere ouders,’ zei Tom gelukkig.
‘Ik heb die beurs nog niet gewonnen,’ waarschuwde Clare.
‘Jawel, maar ze zouden jou dat niet voorstellen als ze niet dachten dat jij een goede kans maakte.’ Tom O'Brien wreef voldaan in zijn handen. ‘Moeder Immaculata is een heel intelligente vrouw, zij weet waarmee ze bezig is.’
Clare glimlachte in zichzelf, want alles was bijna twee jaar voor de intelligente moeder Immaculata verborgen gehouden.
‘Ik zal de eerstkomende weken heel hard moeten studeren. Ik zeg dat niet om me aan allerlei karweitjes te onttrekken, dat weten jullie toch?’ Ze keek de een na de ander aan.
‘Natuurlijk begrijpen we dat, kind. Hebben wij niet altijd dolgraag gewild dat jij je in je boeken verdiepte?’ Clares moeder scheen werkelijk van zichzelf te geloven dat zij zich daarom had bekommerd.
‘Wacht maar tot iedereen het grote nieuws heeft gehoord,’ zei Tom O'Brien opgewekt. ‘Dan zullen er maar weinig mensen zijn die op ons neerkijken.’
‘Alleen als ik die beurs krijg.’
‘Die krijg jij vast en zeker. Agnes, jij zorgt ervoor dat dit kind geen vinger in de huishouding uitsteekt, hoor je me?’
‘Ik wilde jou net zeggen dat je haar niet alle schappen moet laten bijvullen of steeds boodschappen voor jou moet laten doen.’
Ze praatten opgewekt over dat onderwerp verder, boven de steelpan vol schaapsbeenderen, terwijl Jim en Ben toekeken.
De deur ging open, en Chrissie kwam binnen in haar bebloede schort. ‘God, het is buiten om dood te vriezen en ook in die winkel, met de deur open. Ik had bijna mijn arm afgehakt en die samen met de koteletten voor de pastoor meegegeven aan juffrouw McCormack.’
‘Clare gaat naar de middelbare school,’ schreeuwde Jim.
‘Jarenlang en alles gratis,’ zei Ben.
‘Dat is nog helemaal niet zeker,’ riep Clare uit. ‘Ik probeer alleen een studiebeurs te krijgen. Je zegt toch ook niet dat je de kruiswoordpuzzel uit de krant hebt gewonnen als je die alleen maar hebt opgelost?’
Maar dat hoorden ze niet meer.
‘Hoe vind je het dat jouw jongere zus is gekozen om te proberen een studiebeurs te bemachtigen voor de middelbare school in de stad,’ zei Agnes triomfantelijk.
‘Ja, wat vind je daarvan,’ zei Tom O'Brien.
Het was te veel voor Chrissie om na een lange dag, in een steenkoude winkel, doodmoe thuis te komen voor het eten en dan te moeten aanhoren hoe iedereen die achterbakse kleine Clare, die stiekemerd, ophemelde.
‘Ga je naar een internaat?’ vroeg Chrissie.
‘Als ik die beurs win, maar misschien maak ik geen enkele kans en kom ik niet zover.’
‘O, dat haal jij best. Jij krijgt alles in de schoot geworpen wat je hartje begeert,’ zei Chrissie verbitterd.
‘O nee, dat is mooi niet waar!’ riep Clare. ‘Ik krijg heus niet altijd wat ik wil.’
‘O néé? Is het dan niet Sint-Clare voor en Sint-Clare na. Nou, ik hoop echt dat je in dat internaat komt, dan heb ik tenminste mijn kamer voor mezelf alleen, zonder dat Sint-Clare mij bespiedt en mij het leven zuur maakt.’
‘Chrissie, hou op.’ Agnes keek naar haar dochter in haar bebloede slagersjas en haar van woede roodaangelopen gezicht. ‘Je zou blij moeten zijn dat Clare het op school zo goed doet.’
‘Bij Dwyer zullen zij heel anders tegen jou aankijken als je zus op de middelbare school zit,’ zei Tom opgewonden.
‘Hm, het zou hun zelfs een rotzorg zijn als ze in de bak zat,’ bitste Chrissie. ‘Maar ik ben best wel blij, echt waar, eindelijk een beetje rust hier in huis.’ Ze smeet de deur met een klap dicht en rende naar boven, zodat Clares hoop daar haar huiswerk te maken, in rook opging.
‘Trek je van haar niets aan,’ zei haar moeder, ‘ze meent het niet.’
Chrissie liet zich languit op haar bed vallen. Het was haar te veel, alles had haar vandaag tegengezeten. Zo ook toen Gerry om een half pond gehakt had gevraagd. Chrissie had grapjes met hem gemaakt zoals ze altijd deed en hem gekscherend gevraagd hoe het was om als man, met twee vrouwen in huis, de boodschappen te doen. Hij had niets gezegd, alleen maar geglimlacht. Toen had ze uit beleefdheid, uit vríéndelijkheid, gevraagd hoe het met zijn moeder ging, of zij nog steeds niet uit huis durfde? Gerry was tegen haar uitgevallen. Op gedempte toon, zodat de anderen het niet konden verstaan, had hij haar een kletsmajoor genoemd. Hij had het woord een paar keer herhaald. Kletsmajoor Chrissie die niemand ooit met rust kon laten, die nooit wist wanneer ze wel haar mond open moest doen en wanneer juist niet. Kletsmajoor. Stamelend had ze hem gevraagd wat ze fout had gedaan. Ze informeerde toch alleen maar naar zijn moeder? Maar er kon bij Gerry geen lachje van af. Chrissie moest haar grote mond – die geen moment stilstond – niet gebruiken om andermans zaken aan de grote klok te hangen, had hij gezegd.
Met een benepen stemmetje had ze hem gevraagd of ze hem die avond nog bij de bioscoop zou treffen. Veel mensen gingen op vrijdagavond gewoonlijk naar de bioscoop.
‘Misschien zie je me, misschien ook niet,’ had Gerry gezegd. Hij was niet langer kwaad maar deed erg koel. Ze wist dat ze, gewoon door een beleefde vraag, over zijn saaie oude moeder, die ze – nu ze daar goed over nadacht – al in geen maanden meer had gezien, van Gerry Doyle niets meer zou horen of zien.
Daar kwam nu nog bij dat er een heidense, nodeloze drukte over Clare gemaakt zou worden. Was het niet om wanhopig van te worden, zoals alles haar tegenzat? Er was al de nodige deining over Tommy en Ned, die hun kamers in Londen hadden opgezegd. Toen mama naar de hospita schreef om te horen waarom Tommy en Ned hun brieven niet beantwoordden, had de hospita een onbeschofte brief teruggeschreven, waarin zij zei dat ze de benen hadden genomen en haar nog drie weken huur verschuldigd waren. Papa was daar helemaal van overstuur geraakt en had bijna gehuild. Ze hadden de vrouw in Engeland een postwissel gestuurd, en zich verontschuldigd.
De broers O'Brien hadden hun baan opgezegd en werkten nu in een andere ploeg arbeiders. De hospita, die wat vriendelijker was gestemd nu zij de huur van drie weken – waar zij niet meer op had gerekend – onverwacht toch nog had ontvangen, vertelde dat de kerels waar hun zonen nu bij werkten, ruwe klanten waren en dat de O'Briens van hen niet gediend zouden zijn. Ook schreef ze dat iedereen op vrijdagavond in een bepaalde pub werd uitbetaald, dus als zij daarheen schreven zouden de jongens de brief ontvangen.
Daarna was er natuurlijk een brief gekomen. Het speet Ned dat ze niet hadden geschreven, maar ze maakten een moeilijke tijd door. Zij waren van baan veranderd en woonden nu ergens anders. Er viel op dat moment niet veel te sparen en hij hoopte dat mama en papa daar begrip voor hadden.
Mama en papa hoefden geen geld te krijgen, maar hou alsjeblieft contact, hadden haar ouders gesmeekt. Zodoende kwam er zo nu en dan een briefkaart. Niemand in Castlebay kreeg graag briefkaarten, want dat gaf mevrouw Conway het volste recht om op al je doen en laten commentaar te leveren. Agnes O'Brien stuurde Ned een briefje van één pond in een enveloppe, die ze aan de pub adresseerde, en vroeg hem behoorlijke enveloppen en postzegels te kopen. Ze wilde niet dat heel Castlebay alles over hen te weten kwam. En waarom gaf Tommy taal noch teken?
Heel eenvoudig, Tommy had een hekel aan schrijven zoals ze allemaal wisten, maar met hem was alles in orde en hij maakte het prima.
Tom O'Brien vroeg zich af of met de studiebeurs alle kosten konden worden voldaan, vooropgesteld dat Clare haar beurs won.
Alles, zei Clare overtuigd. Ze wist het niet, maar wilde niet dat dat allemaal nu werd besproken. Juffrouw O'Hara had gezegd dat Clare ervan uit moest gaan dat ze de beurs zou winnen en dat, als ze een beurs kreeg, ze ook werkelijk naar de middelbare school zou gaan, omdat ze anders kostbare tijd zou verspillen met piekeren over dingen waar ze toch niets aan kon veranderen.
Dokter Power zei dat hij Clare, de dag waarop om de beurs zou worden gewedijverd, naar de stad zou rijden. Hij zei dat hij iedere maand toch een keer naar de stad moest, dus kon hij net zo goed die dag gaan. Nee, natuurlijk was het niet te vroeg. Angela had hem om die gunst gevraagd, omdat het kind met de bus te laat zou komen. Hij zou Clare 's avonds afhalen, zei hij, en hij beschouwde het als een voorrecht. Hij hoopte een bescheiden aandeel te hebben in de eer die Castlebay te beurt zou vallen.
Toen hij Clares ouders vertelde dat ze de problemen bijna te boven waren, was het niet tot hen doorgedrongen dat het in feite een grote eer was. Ze hadden gedacht er nog een probleem bij te krijgen.
Nog zes weken en dan was het zover. Clare kwam tweemaal per week bij juffrouw O'Hara aan huis. Soms gaf Angela Clare alleen een opsteltitel op, terwijl ze zelf het eten voor haar moeder kookte of de boel in huis aan kant maakte. Daarna behandelde Angela het opstel, waarbij ze Clare prees en corrigeerde en het onderwerp uitvoerig besprak. Clare, die tot dusverre nooit een slecht opstel had geschreven, leerde nu hoe zij een opstel moest schrijven waarmee ze nog meer lof toegezwaaid zou krijgen. Ze moest die belangrijke dag als een auditie beschouwen, als haar enige kans. Zo'n kans zou ze niet meer krijgen.
Clare was bezig met een opstel over ‘Het plattelandsleven vergeleken met het leven in de stad’. Een paar jaar geleden was dat een van de opsteltitels voor de studiebeurzen geweest, toen juffrouw O'Hara haar plotseling deed schrikken. Clare keek op en zag dat haar lerares een brief las. Ook de oude mevrouw O'Hara keek op en ze wachtten op nadere uitleg.
‘Een brief van Emer,’ riep Angela luid. ‘Zij en Kevin zijn al die koude drukte over de bruiloft meer dan beu en weten jullie wat ze gaan doen? Ze trouwen in Rome. Alles is al geregeld. Hun huwelijk wordt op Paasmaandag in een zijkapel van de St.-Pietersbasiliek ingezegend door een vriend van Kevin, die na zijn priesterwijding in Rome verder studeert…’ Angela citeerde nu letterlijk ‘“… Hij heeft gezegd dat dat geen enkel probleem is. Wij hebben alle bescheiden opgestuurd en ons huwelijk zal in de Heilige Stad worden voltrokken. Daar kan toch niemand bezwaar tegen hebben, of wel soms? Zelfs die vreselijke neven van Kevin staan sprakeloos, omdat zij ons die keuze niet kunnen verwijten. Dat zou ongeveer hetzelfde zijn als kritiek leveren op de paus of zo. Het is voor iedereen te duur om te komen en ook te ver. Ik kan dus dragen wat ik wil en niet wat mijn zusters leuk vinden, en we kunnen daar ook op huwelijksreis gaan. Ik kan niet begrijpen waarom we daar niet eerder aan hebben gedacht”.’ Angela verkneukelde zich al bij de gedachte. ‘Is dat niet geweldig?’ zei ze tegen de oude vrouw en het jonge meisje, die haar sprakeloos van verbazing aanstaarden.
‘Maar dat betekent dat jij niet kunt gaan,’ zei haar moeder.
‘Niks hoor. Ik was van plan naar Dublin te gaan, maar in plaats daarvan ga ik nu naar Rome.’ Angela plofte in een stoel en sprak tegen het plafond. ‘Nu geloof ik echt in wonderen,’ zei ze, met een glimlach omhoogkijkend.
Emer kon het nieuws niet geloven. ‘En jij wilt dus mijn bruidsmeisje zijn?’
‘Waarom niet? In Rome hebben ze gezien hoe christenen voor de leeuwen werden geworpen en verslonden, dus zullen ze ook wel al wat oudere bruidsmeisjes hebben gezien.’ Angela belde vanuit Hotel Dillon. Op die manier moest mevrouw Conway in de telefooncentrale haar gesprek in het openbaar afluisteren wilde ze daar iets van opvangen.
‘We maken er een geweldig feest van en je blijft toch zeker als we daar de wittebroodsdagen doorbrengen, of niet soms? Jij hoeft de volgende dag toch niet op stel en sprong naar huis.’
‘Nee, ik breng mijn pikantste nachtgoed mee en een frivole peignoir en duik bij jou en Kevin in bed. Het zal geweldig zijn.’
‘O, Angela, dat is het beste nieuws van de wereld, dat jij erbij zult zijn. Stel je voor, jij komt helemaal naar Rome! Jij bent een reusachtige vriendin. Ik kan jou daar nooit dankbaar genoeg voor zijn.’
‘Als ik trouw, dan is dat in Jeruzalem, dan zullen wij jou eens op de proef stellen.’
Emer lachte. ‘Ik geloof niet dat er veel kans is dat er tussen jou en de bruidsjonker een romance opbloeit, maar je weet maar nooit.’
‘O, dat kun je nooit weten, Italiaanse muziek en wijn, dat zou best enorm romantisch kunnen worden.’
‘Angela, is het niet fantastisch. Ik voel me weer een jong meisje.’
‘Ik ook, echt waar,’ zei Angela.
Iedereen scheen te weten dat ze naar Rome ging. Dick Dillon – die, omdat hij de drank had afgezworen, een vreselijk humeur had – vroeg haar op zekere dag naar het hotel te komen, waar hij haar een heel stel reisgidsen liet zien. Vanwege bedevaarten verdiende een compleet verzorgde reis naar Rome blijkbaar de voorkeur. Op die manier was Angela al van een hotel verzekerd en zou ze ook mensen om zich heen hebben als ze behoefte had aan gezelschap. Angela was hem erg dankbaar. Ze was bang geweest dat het vliegtuig te duur zou zijn, maar Dick Dillon had natuurlijk gelijk. Ook heel het gezelschap waarmee Emer reisde, bleek een soortgelijke reis te hebben geboekt.
Dick Dillon zei dat hij één keer in Rome was geweest en munten in de Trevifontein had geworpen, wat betekende dat je naar Rome zou terugkeren, maar dat was nooit gebeurd. Hij schudde mistroostig zijn hoofd.
Angela zei dat niets hem belette om elk moment naar Rome terug te keren. Dick antwoordde dat ze het niet begreep, want nu hij niet langer dronk, was het zinloos ergens heen te gaan. In Italië zijn en niet die kostelijke wijn mogen drinken? En dan de grappa, mijn god, wat een koppig spul was dat, maar o zo verrukkelijk. Nee, naar een plaats als Rome gaan om er melk te drinken was zinloos en vervelend.
Ze stapten op minder frustrerende onderwerpen over. Angela zei blij te zijn dat Josie volgend jaar naar de handelsschool zou gaan. Vond Dick haar de laatste tijd niet veel opgewekter?
Dick Dillon beaamde dat. Josie was altijd een onooglijk en zielig kind geweest, maar nu bleek ze helemaal te zijn opgefleurd.
Dat was in elk geval een geluk voor haar. Zij zou niet langer passief toekijken, terwijl haar slimme broers en zussen de bijkomstige voordeeltjes van het hotel inpikten. Zij zou zich niet zonder baan of zonder status in een hoek laten drukken om alleen haar lever door de drank naar de bliksem te helpen, zoals hij had gedaan.
‘Maar nu is met jou toch alles in orde, Dick,’ zei Angela een beetje ongeduldig. ‘Waarom kun je niet je aandeel voor jezelf heroveren, of de leiding nemen, of je in de directie indringen en voor je belangen opkomen of wat je maar wilt?’
‘Ik denk dat ik zelf niet goed weet wat ik werkelijk wil. Dat is de hele kwestie,’ zei Dick Dillon gemelijk.
‘Ga als begeleider met mij mee naar Rome,’ zei ze.
‘Ik neem aan dat ik dat zou kunnen doen, maar ik zou geen aangenaam gezelschap zijn en nergens binnen kunnen gaan waar drank wordt geserveerd,’ zei hij, haar woorden serieus nemend.
‘In dat geval kun je beter blijven waar je bent, dan stuur ik jou een ansichtkaart van de Trevifontein.’
David Power was woedend omdat Angela naar Rome ging.
‘Ik was net van plan u om te kopen om samen met mij heel de repetitiestof voor geschiedenis door te nemen. U weet dat vak zó aanschouwelijk voor te stellen, dat je haast zou denken dat het om normale mensen gaat.’
‘Dan moet ik het mis hebben, want de meesten van hen waren dat allerminst.’
David was erg met zichzelf bezig: met zijn zorgen, zijn toekomst.
‘Jij brengt het er uitstekend van af, David. Je bent een pientere jongen, je hebt er hard voor gewerkt en na al die jaren spelen nu alleen je zenuwen jou parten. Je hebt trouwens nog weken de tijd om de stof te repeteren waarvan je niet zeker bent. Nee, dan Clare O'Brien, met haar kun je werkelijk te doen hebben. Zij heeft maar één enkele kans op een behoorlijke opvoeding. Jouw vader is een sympathiek iemand, want hij heeft uit zichzelf aangeboden haar volgende week met de auto naar de stad te brengen als om de studiebeurzen wordt gewedijverd. Haalt ze het niet, dan is de zaak afgedaan. En dan te beden ken dat ze o zo leergierig is.’
‘Ik wed dat ze er een beetje de smoor in heeft dat u naar Rome gaat terwijl ze u zo nodig heeft.’ David bleef wrokkig, en het was nooit bij hem opgekomen dat de kans om les te geven wel het laatste was waarop juffrouw O'Hara zat te wachten.
‘Nee, merkwaardig genoeg vindt ze dat heel fijn voor mij, maar ja, vrouwen zijn natuurlijk veel attenter en edelmoediger dan mannen, dat is bekend.’
David glimlachte en zijn goede humeur keerde terug. ‘Ik hoop dat ze haar beurs wint.’
‘Dat hoop ik ook. Ik herinner me die keer, zeventien jaar geleden. Dat moet het jaar zijn geweest waarin jij werd geboren. Ik ging naar de stad om ook te wedijveren om de beurs en ik had geen idee hoeveel boerendochters met mij om die beurs dongen. De knapste leerlinge zijn van Castlebay was niet zo'n karwei, maar de mededingsters uit heel het omringende graafschap maakten het me stukken moeilijker.’
‘En was het niet fantastisch toen u die studiebeurs kreeg?’
‘Nee. Eigenlijk niet. Mijn vader was die dag stomdronken en sloeg liederlijke taal uit. Dat had niets met die beurs te maken. Tenminste, niet in het begin. Later wond hij zich daar enorm over op en zei dat de mensen het kind van Dinny O'Hara met hun aalmoezen overstelpten. Nee, het was niet bepaald een geslaagde dag.’ Ze fleurde op. ‘Maar daarna had ik wel een geweldige tijd… Hoe gaat het met James Nolan?’
‘Die smacht van verlangen. Naar Fiona Doyle welteverstaan en niet naar zijn repetities, vrees ik.’
‘En zijn zuster? Hunkert die ook?’
‘Zij is over haar tegenslag heen. Vrouwen zijn veel wispelturiger dan mannen.’
‘Besteedt ze weer aandacht aan jou?’ Angela deed alsof ze zijn hate-lijke opmerking niet hoorde.
‘Ze heeft wel een schuchtere poging in die richting gedaan, maar ik heb de boot afgehouden, totdat ik mijn examens achter de rug heb,’ zei hij, zo trots als een pauw. ‘Ik laat me niet al te gemakkelijk in haar netten strikken.’
‘Nou, ik ben blij dat ik niet van jouw leeftijd ben, want je zou mijn hart hebben gebroken.’
‘Wilt u in Rome voor mij bidden, juffrouw O'Hara?’
‘Natuurlijk doe ik dat, Clare. In de Sint-Pieter op Paaszondag en ook op Paasmaandag tijdens de trouwmis. En dinsdag, als het de grote dag is, ga ik speciaal voor jou ergens naar de mis.’
‘Succes verzekerd. Voor niemand zal zoveel worden gebeden als voor mij. Ik wilde dat u hier kon zijn.’
‘Nee, dat kon wel eens nadelig voor je zijn, omdat je dan misschien te gespannen raakt. Waarschijnlijk ben je beter af in je eentje.’
Clare twijfelde. ‘Ik zal er met niemand over kunnen praten.’
‘Jawel, met dokter Power als hij je met de auto komt ophalen, en met Josie, die vreselijk nieuwsgierig zal zijn. En ook met je moeder en je vader. Zorg ervoor dat je hun alles vertelt. Misschien tonen zij minder belangstelling dan je had gehoopt, maar op hun manier zijn zij daar bijzonder in geïnteresseerd.’
Angela ging in gedachten na welke mensen Clare het verder nog kon vertellen. Dat waren er niet zoveel. Ze zou er verstandig aan doen uit het klooster weg te blijven. Moeder Immaculata zou Clares hoop de bodem inslaan met de Antwoorden Die Ze Had Moeten Geven en de Dingen Die Ze Zou Hebben Moeten Zeggen.
‘Je zou er toch altijd met David Power over kunnen praten?’
‘Hem kan ik er niets over vertellen, juffrouw O'Hara, hij is een beetje snobistisch.’
‘Nee, dat is hij niet. Zijn moeder wel, maar hij niet, beslist niet. Maar kijk zelf maar wat je doet. Houd er de moed in tot ik weer terug ben. Ik kom zaterdagavond laat thuis, te laat voor jou, maar laat bij mij thuis een berichtje achter hoe je het er hebt afgebracht en kom 's morgens vroeg meteen na de mis even langs. Dan ontbijten we samen en kun jij me haarfijn vertellen hoe het was de eer van Castlebay te verdedigen.’
Op de plaats waar de weg zich in drie richtingen vertakte, te weten naar de golfclub, naar Cliff Road en naar Church Street, sloeg Clare plotseling haar armen om juffrouw O'Hara heen. Afgezien van een man op een fiets die met een hond passeerde, was er niemand die hen zag. ‘U bent zo aardig. U bent de beste hulp ter wereld die iemand zich maar kan wensen. Ik kan u daar nooit dankbaar genoeg voor zijn.’
Angela, die enigszins van haar stuk was gebracht, omhelsde op haar beurt Clare en liet haar weer los. ‘Dat zit wel goed, kind, wacht maar liever met bedanken tot de lange weken voorbij zijn voor we de uitslag weten.’
Kevin was een aantrekkelijke man, vond Angela. De avond waar op zij in Dublin aankwam, wachtte hij haar samen met Emer in Kingsbridge Station op. Hij liep haar snel tegemoet om haar koffer over te nemen en haar te verwelkomen. Hij had sproeten en rossig haar en was zo gek met Emer, alsof ze een kerstcadeau was dat hem was geschonken.
Emer was in de zeven jaar dat ze elkaar niet hadden gezien, niets veranderd. Ze droeg een bruin corduroy pakje met daaronder een witte blouse, en met haar schoudertas had ze nog steeds voor een studente kunnen doorgaan. Angela bevoelde in een soort reflexbeweging haar eigen gezicht en vroeg zich af of het leven al die jaren in een guur klimaat met veel regen, wind en zeeschuim, de zorg voor een invalide vrouw en het lesgeven aan een heel kleine school niet hun tol hadden geëist. Zij moest er veel, veel ouder uitzien dan Emer, terwijl ze in werkelijkheid meer dan een jaar jonger was. En dan haar kleren. Die waren oud en afgedragen. Hoewel ze in Castlebay al haar kleren had gestreken en keurig had opgevouwen, zou ze de koffer die Kevin droeg, terwijl ze over het perron naar de bus toe liepen, nu op slag willen verliezen. Emer en Angela liepen gearmd, en de jaren vielen weg.
‘Je weet dat ik jou hiervoor nooit genoeg kan bedanken,’ zei Emer, die Angela met een stralend gezicht aankeek. ‘Jouw komst maakt alles normaler, minder vreemd, als je begrijpt wat ik bedoel.’
Ook Kevin knikte instemmend. ‘Jij bent een reusachtig goede vriendin, Angela, ik kan je niet vertellen hoe blij Emer en ik waren. Emer danste door de kamer toen jij die dag belde. Dat telefoontje van jou was fantastisch.’
‘Ik had het geduld niet om de post af te wachten,’ zei Angela.
‘Mijn moeder is ook blij en, goede god, hoe lang is het niet geleden dat ze zich ergens over heeft verheugd. Ze herinnert zich dat jij bij ons thuis kwam en ze vindt jou betrouwbaarder dan iedere andere vriendin van mij.’
‘Waarom vindt ze mij in 's hemelsnaam betrouwbaar? Ik heb er een hekel aan dat mensen mij betrouwbaar vinden,’ zei Angela verontwaardigd.
‘Nou, jij ging toch uiteindelijk naar huis terug om voor je moeder te zorgen? Wat ik bedoel is, zou er voor een moeder iemand zijn op wie je meer kunt vertrouwen? Daarin ben jij een kampioene.’
Ze lachten alsof ze nooit van elkaar gescheiden waren geweest en Kevin altijd al hadden gekend. Terwijl ze via het instapplatform van de bus naar het bovendek klommen, waar mocht worden gerookt, voelde Angela voor het eerst iets van afgunst, vanwege Emer. Was het niet geweldig als je op het punt stond je verdere leven samen met deze gelukkige, ongecompliceerde man door te brengen? In de bus praatten zij over het huis dat ze hadden gekocht, hoeveel daaraan gedaan moest worden, maar dat het uiteindelijk fantastisch zou worden. Ze namen haar mee naar een soort restaurant dat er nog niet was geweest toen zij in Dublin woonde. Waar kaarsen in wijnflessen stonden en je door een buitenlander werd bediend, zodat je je al in het buitenland waande.
Mevrouw Kelly stond hen bij de deur op te wachten.
‘Ben je daar dan eindelijk, Angela,’ zei ze snibbig.
‘Wat heeft ze uitgespookt dat ze jullie zo lang heeft opgehouden? Waarom zijn jullie in 's hemelsnaam niet regelrecht van het station hierheen gekomen? Ik had sandwiches en alles klaarstaan.’
‘Is het geen geweldig nieuws, van dat huwelijk! Stel je voor: in Rome trouwen! Wie had dat ooit kunnen geloven?’ Hoewel Angela er een expert in was van onderwerp te veranderen en oudere vrouwen over vrolijker dingen te laten praten, ging dat niet altijd even gemakkelijk.
‘Ja, dat is natuurlijk wel zo, maar het is en blijft erg ver weg, en dan de familie… en zelf ben ik er ook helemaal niet zo zeker van of…’
Angela klapte in haar handen als een opgewekt schoolmeisje. ‘Ik vind jullie allemaal schatten hoor, mevrouw Kelly, maar ik had precies hetzelfde gedaan als het mijn dochter was geweest en er een kans bestond dat zij de Heilige Vader te zien kreeg en alle plechtigheden voor het Paasfeest in Rome kon vieren. Iedereen kan in Dublin trouwen, maar als ik kon kiezen dan zou ik veel liever zien dat mijn kind dit alles zou kunnen meemaken, compleet met foto's en alles wat daar verder bij hoort.’
Angela had geen beter argument kunnen aanvoeren. Omdat dit aspect tot dusverre door niemand was aangeroerd, was Angela iedereen een slag voor. Mevrouw Kelly, die niets liever had willen horen, straalde en bood iedereen als slaapmutsje een glas sherry aan.
Emer stond op het punt het drankje af te slaan toen Angela haar toefluisterde: ‘Je laatste avond hier in huis.’
Iedereen ging dus zitten en even later spraken ze erover hoezeer de mensen onder de indruk zouden zijn als ze de foto's te zien kregen. Mevrouw Kelly vroeg Angela wat voor hoed zij zou dragen.
Angela, die nog nooit in haar leven een hoed had gedragen, was even sprakeloos.
‘Morgen gaan we voor jou een hoed uitkiezen,’ zei Emer.
Halverwege de trap zei Emer dat het hun een goed excuus gaf om het huis een paar uurtjes te ontvluchten voor de familie hen kwam lastigvallen met afscheid nemen.
In Emers kamer stond een bedbank die altijd als canapé was gebruikt maar waar een logeerbed van kon worden gemaakt. Het was de bedoeling dat Angela daarin zou slapen, maar ze gingen beiden op de bank zitten en praatten nog twee uur lang aan één stuk door. Uiteindelijk bedachten ze dat ze elkaar in Rome nog dagenlang zouden zien, en ze spraken af dat Angela voortaan ieder jaar naar Dublin zou komen om bij Kevin en Emer te logeren. In een huis waar niemand je zou uithoren zodra je een voet over de drempel had gezet.
‘Ik heb met jou nog nooit over geld gesproken,’ zei Emer toen ze in bed stapte. ‘Kevin vroeg me jou te zeggen dat de bruidegom het bruidsmeisje een cadeau geeft en hij wilde dat ik tactvol zou informeren of jij in plaats van een cadeau liever een geldelijke bijdrage in de reiskosten hebt. Hij zei dat ik dat niet zo plompverloren mocht zeggen, maar ik weet niet hoe ik het anders moet zeggen.’
‘Is dat niet geweldig aardig van hem? Jij boft enorm, Emer.’
‘Dat weet ik.’ Als een schoolmeisje trok ze haar knieën onder de dekens op. ‘Ik kan nauwelijks geloven dat ik zo gelukkig ben. Tja, wat zal ik hem vertellen?’
‘Zeg hem dat ik tot in het diepst van mijn hart geroerd ben, maar dat ik liever een cadeau krijg. In Castlebay geef ik niet veel geld uit, dat weet je. Ik woon thuis, bij mijn moeder, en ga zelden of nooit uit. Iedere week zet ik een geldbedrag op de postspaarbank en spaar hetzelfde bedrag ook nog thuis, als een dwaas oud moedertje, in een doos onder mijn bed.’
‘Waarom zet je in 's hemelsnaam niet al je spaargeld op de bank?’ Emer vond het amusant.
‘Omdat ik mevrouw Conway, die ouwe heks, niet aan haar neus wil hangen hoeveel ik in de loop der jaren werkelijk opzij heb kunnen leggen. Nee, eerlijk waar, Emer, heus ik heb het geld. Ik ben jou en Kevin erg dankbaar, maar ik geef nauwelijks geld uit aan kleren dus financieel kom ik niets te kort. Alleen had ik altijd gehoopt nog eens een kans te krijgen als deze.’
Emer pinkte een traan weg. Angela zag er zo verdrietig uit zoals ze daar, steunend op haar elleboog, in het logeerbed lag. Haar lange bruine haar, door een haarband losjes bij elkaar gehouden en naar achter gekamd en een bezorgde trek op haar bleke gezicht. Emer voelde zich schuldig dat haar vriendin zo'n ongelukkig leven leidde en nu haar spaargeld aansprak om naar Rome te reizen. Toch scheen Angela heel vastberaden daar niets van te willen missen. Het leek haast alsof ze een excuus zocht om te kunnen gaan en dat dit zo'n excuus was. Het was geweldig dat tenminste iemand zo enthousiast was in plaats van, zoals de rest van de familie, te kniezen en te mopperen. Emer doezelde weg in een gelukzalige slaap en wist niet dat Angela vijf sigaretten rookte in de hoop dat de slaap zou komen en dat ze, toen ze de slaap niet kon vatten, een halve slaaptablet met een slok water innam.
Omdat zij de bruidsjonker in Rome zouden ontmoeten, bestond het groepje dat in het vliegtuig stapte, uit Kevins nicht Marie, die voor Aer Lingus werkte en met korting reisde, en Emers oom David, een artistiek aangelegde man, die elk jaar naar het Europese vasteland toog om daar te gaan schilderen. Na veel beraadslagingen was het uiteindelijk zo geregeld dat van weerskanten één familielid zou meegaan. De wederzijdse ouders, priesters en nonnen uit beide families en al de broers en zussen echter uitgezonderd. Emer zorgde voor een bruidsmeisje en de bruidsjonker, die met de trein naar Rome reisde, was een vriend van Kevin en onderwijzer aan dezelfde school.
Er was een hele dag over gediscussieerd of de ouders nu wel of niet moesten meegaan en ofschoon Kevin en Emer een zeker enthousiasme hadden geveinsd, hadden zij alle mogelijke argumenten tegen het maken van zo'n reis door de ouders aangevoerd. Dat had gewerkt. Nu waren zij de controle gepasseerd van Colinstown Airport in Dublin met Angela, oom David, en Kevins nicht Marie.
De bruiloft was begonnen.
Hij wachtte buiten haar hotel. Ze had hem bevolen niet zelf binnen te komen, maar een berichtje voor haar achter te laten waar ze elkaar zouden ontmoeten. Het was een hotel waar Ierse pelgrims verbleven.
De taxi die vader Flynn voor oom David, nicht Marie en Angela had besteld, stopte buiten voor de deur. Sean sprong op van vreugde, maar Angela gaf hem met een boos gebaar te kennen dat hij opzij moest gaan. Ze kreeg haar eerste schok toen ze zag dat hij een blauw kostuum droeg met een lichtblauw hemd dat aan de hals openstond. Ze had er geen moment aan gedacht dat hij niet langer als priester gekleed ging.
Het duurde eeuwen voor David en Marie ervan overtuigd waren dat alles in orde was met haar, dat ze haar paspoort dat ze nodig zou hebben ook werkelijk bij zich had en dat de receptie van haar komst op de hoogte was. Daarna praatten ze allemaal druk door elkaar en spraken af waar ze elkaar de volgende dag voor de lunch zouden ontmoeten. Aan de voet van de Spaanse Trappen, op de onderste trede, zo kon niemand elkaar mislopen.
Angela verstijfde toen ze merkte dat Sean met aandacht luisterde naar wat zij bespraken. Ze wilde hem niet in hun plan betrekken en hun beider leven gescheiden houden. Ze haatte hem zoals hij daar stond, sprakeloos en vol verlangen zich in hun plan te mengen.
Ook had ze een hekel aan zichzelf omdat ze hem met een handgebaar zo op een afstand hield. Na wat een eeuwigheid scheen te duren stapte iedereen uiteindelijk in de taxi die naar het hotel reed, waar vader Flynn en het gelukkig paar hun intrek hadden genomen en waar ook de bruidsjonker die avond zou arriveren, als alles goed ging. Emer had zich eraan geërgerd dat Angela niet van hotelkamer kon ruilen om ook in hun hotel te logeren en dat ze daar zelfs niet eens de moeite voor nam. Angela had erop gestaan dat haar boeking ongewijzigd bleef. Ze zouden elkaar vaak genoeg zien; de hotels lagen maar tien minuten lopen van elkaar vandaan.
Ze kreeg haar kamersleutel en wees naar een gammel uitziende lift. Sean kwam naar haar toe.
‘Zijn ze vertrokken?’ vroeg hij aarzelend.
‘Ja.’
‘O, Angela. Bedankt voor je komst, het is fantastisch dat je bent gekomen, geweldig, ik bedank je uit het diepst van mijn hart. Shuya zegt dat ik jou vóór alles namens haar moet bedanken, ze wil dat je daar goed van doordrongen bent.’ Hij legde zijn handen op haar schou ders en op zijn gezicht verscheen een gekwelde trek.
‘Niet doen, Sean…’ begon ze.
‘Als jij enig idee had wat dit voor mij betekent.’ Verdrietig schudde hij zijn hoofd. Er glinsterden inderdaad tranen in zijn ogen, ze vergiste zich niet.
‘Alsjeblieft… Ik ga zo meteen naar boven en…’ Ze wilde hem de gelegenheid geven zich te vermannen, zodat hij ophield met dit gelamenteer en huilerige, aanstellerige gedoe. Zoiets paste helemaal niet bij haar anders o zo zelfverzekerde priester-broer, die altijd zo vormelijk en correct was, wist wat mensen moesten doen en laten, wist wat plichtsbesef inhield en wat het wilde zeggen je hele leven de zorg voor je moeder in Castlebay op je te nemen.
‘Ik ga met je mee.’ Hij tilde haar koffer op.
‘Nee, dat kan niet. Wat zou het hotelpersoneel daar niet van denken?’ siste ze hem woedend toe.
In vlot Italiaans gaf hij de kleine, gezette man achter de balie uitleg. De man knikte, sí sí. Vader Sean wist de mensen nog altijd voor zich in te nemen, dacht Angela verbitterd.
Er was nauwelijks ruimte om te ademen in de krakkemikkige lift.
Angela hield haar adem in toen de lift kreunend omhoog ging. Sean opende de deur van het kamertje. Daarin stonden een eenpersoonsbed, een kaptafel en een stoel. Aan de muur zaten vijf haken waaraan kleerhangers hingen. Eenpersoonskamers waren niet luxueus ingericht met kleerkasten of wastafels. In de gang waren ze langs deuren gelopen met opschriften als IL BAGNO en IL GABINETO. Angela keek om zich heen. Ze had zich de ontmoeting met haar broer heel anders voorgesteld. Ze had naar haar kamer willen gaan om eerst een poosje op bed te gaan liggen en haar gedachten te ordenen. Daarna had ze een bad willen nemen, zich willen omkleden en haar mooie bruiloftskleren willen uithangen en haar nieuwe hoed, die ze diezelfde morgen nog bij Clery had gekocht. Hadden zij nog deze morgen gewinkeld in de drukke O'Connell Street? Ze had gewild dat Sean voor haar een briefje had achtergelaten waarin hij voorstelde haar in een naburig café te ontmoeten. Ze had daar in de avondkoelte heen kunnen wandelen zodat zij aan een rustig tafeltje samen hadden kunnen praten.
Desnoods urenlang. Ze had een grondige afkeer van deze hartstochtelijke, emotionele, pijnlijke ontmoeting.
Hij had haar koffer op de grond neergezet en zette de grote doos met haar hoed zorgvuldig naast de grote kamersleutel op de kaptafel. Terwijl ze besluiteloos afwachtte wat er verder ging gebeuren, zich wanhopig voelde omdat dit haar eerste verblijf in een hotel was, haar eerste buitenlandse reis en ook haar eerste ontmoeting met haar enige broer sinds hij zijn priesterlijk ambt had neergelegd, sloeg Sean zijn armen om haar heen en huilde als een baby met zijn hoofd op haar schouders. Ze stond daar, onbewogen, zonder een traan te laten en vroeg zich af hoe zoiets vreselijks had kunnen gebeuren. Hij stamelde niet hoezeer het hem speet dat dit alles was gebeurd en hij repte er met geen woord over dat hij ieders leven danig had verknoeid. In plaats daarvan vertelde hij met horten en stoten over de laïcisering, hoeveel tijd dat niet kostte en dat hij zo blij was Angela te zien. Hij was zo bang geworden van haar brieven waarin ze schreef dat ze niet wilde dat hij ooit nog naar Castlebay terugkeerde.
Iedereen vond moeiteloos de Spaanse Trappen. Marie, het meisje dat bij Aer Lingus werkte, was verschillende keren in Rome geweest en ook David, de artiest van middelbare leeftijd, was daar jaren geleden al geweest. Emer en Kevin liepen over van energie en opwinding en zouden zelfs de planeet Mars hebben gevonden als die het ontmoetingspunt zou zijn geweest. Ook vader Flynn was erg opgewonden, want dit was zijn grootse spektakel, zijn stad nu, en hij genoot van elke minuut van zijn rol als organisator. Angela arriveerde een paar minuten na hen, als laatste. Na enige aarzeling had ze besloten een donkere zonnebril te kopen en ze had gemerkt dat ze steeds juist die winkels binnenstapte waar zonnebrillen een vermogen kostten. Uiteindelijk betaalde ze een fortuin en de vrouw in de winkel bewonderde haar bril en zei dat ze nu een bella figura had.
De anderen lachten toen ze Angela met haar nieuwe aanwinst zagen. Ze zeiden dat het haar weinig tijd had gekost om zich aan de plaatselijke gewoonten aan te passen, en iedereen maakte er grapjes over dat zij de vorige avond te veel wijn hadden gedronken. Terwijl ze bespraken waar ze zouden gaan eten, vroeg Emer enigszins bezorgd aan Angela wat zij de avond tevoren had gedaan.
‘Een beetje rondgezworven,’ zei Angela. ‘Je kent mij wel, terwijl ik ronddwaal dringt het maar half tot mij door waar ik ben en waar ik loop. Het is hier erg mooi, vind je niet?’ Emer was tevreden. Toen Angela jaren geleden nog in Dublin woonde, had ze al de gewoonte urenlang langs het kanaal te zwerven of door de heuvels rond Dublin te dwalen, waarbij ze kilometers ver liep. Het lag voor de hand dat ze in Rome hetzelfde zou doen. Emer bracht opnieuw ter sprake waar ze wilden gaan lunchen. Het idee om de lunch te gebruiken in de in Engelse stijl gebouwde Babbington Tea Rooms vond geen bijval. Ze waren nog geen volle dag in Rome en dat was te kort voor hen om nu al naar een ouderwetse Engelse theemaaltijd, compleet met cake, te hunkeren.
Het hele gezelschap wandelde naar een trattoria die vader Flynn kende. ‘Ik heb hier niet alleen aan bidden en studeren mijn tijd verdaan,’ zei hij opgewekt, ‘maar ook ontdekt waar je goed kunt eten en drinken.’
Een man in een roomkleurig jacquet en een vreselijk opzichtig pochet in zijn borstzak probeerde in het restaurant Angela's aandacht te trekken. Hij veerde op van zijn tafeltje om ervoor te zorgen dat ze een asbak kreeg en beproefde zijn zielige paar woordjes Engels op haar.
‘Ik geloof dat deze bril me goed staat, misschien blijf ik hem wel altijd dragen,’ zei Angela toen de man al buigend, glimlachend en lonkend, achteruitlopend het restaurant had verlaten. Zoveel aandacht had ze in geen jaren meegemaakt.
Daarna lieten zij Angela aan zichzelf over. Zodra ze eenmaal een grapje had gemaakt dachten zij dat alles prima met haar was. Ze kon zich een poosje terugtrekken en al de gebeurtenissen van de vorige avond als in een film de revue laten passeren.
Uiteindelijk had ze Sean uit haar kamer gekregen en had hij de naam van een café opgeschreven. Ze zei dat ze maar een uur nodig had om haar bagage uit te pakken en tot bedaren te komen. Maar achteraf lukte het een noch het ander. Haar kleren bleven in haar koffer en haar bezorgdheid nam zelfs nog toe. Ze bleef naar het reiswekkertje staren en vroeg zich onophoudelijk af waarom ze haar broer met betraande ogen had weggestuurd. Ze was sowieso van plan met hem te gaan praten. Waarom had ze die benauwde slaapkamer dan niet samen met hem verlaten om naar een van die pitto reske pleinen toe te lopen?
Ze wandelden inderdaad naar een plein, de Piazza Navona. Rondom dat plein waren overal restaurants en midden op het plein waren een heleboel mensen die spullen verkochten en kunstjes verrichtten alsof het carnaval was. Niemand behalve de O'Hara's scheen zorgen te hebben, dacht ze. Ze gingen zitten en bestelden een espresso.
Hij had zich weer helemaal vermand. ‘Laat ik jou alles over mijn gezin vertellen,’ begon hij. Ze luisterde. Hij vertelde haar over Shuya en hoe hij haar bijna onmiddellijk nadat zij uit China waren verdreven en zich in Japan hadden gehergroepeerd, had leren kennen. Ze hoorde dat Dennis drie jaar was en het pienterste kind dat ooit had bestaan. En over Laki, hun baby van achttien maanden, die zo schattig was dat je ontroerd werd als je haar zag. Ook vertelde hij haar wat voor leven ze in Japan hadden geleid in het huis van Shuya's broer en hoe ze hier in die vreemde villa in Ostia leefden. Het was hun bedoeling hier in Rome te trouwen zodra de laïcisatie een feit was. Hij praatte druk en als een bezetene op haar in. Hij was altijd al een vlotte prater geweest, maar dat kwam omdat hij thuis de enige was die daarvoor de mogelijkheid had. Hij had eerst op het seminarie gezeten en was vervolgens naar de missie gegaan. Hij was een priester Gods die meer recht had dingen bij hun ware naam te noemen en een willig gehoor te vinden, iemand die meer recht van spreken had. Ze luisterde. Op de inhoud na was er weinig aan zijn verteltrant veranderd. Hij was ervan overtuigd dat zij aandachtig luisterde en dat zij blij was details te vernemen over Laki's geboorte, waarbij zich complicaties hadden voorgedaan. Hij dacht dat zij evenzeer als hij geïnteresseerd was in de bijzonderheden van de laïcisatieprocedure en zijn zakelijke betrekkingen met de congregatie voor de geestelijkheid.
Toen Angela hem een of twee keer probeerde te onderbreken lichtte hij zijn hand even op met het typerende gebaar van een geestelijke, dat niet meer inhield dan een oppervlakkig, beleefd verzoek om verder te mogen spreken. Hij gaf daarmee te kennen dat hij zich beslist niet het zwijgen liet opleggen.
Hij zou die avond niet naar huis terugkeren. De afstand was te ver en het zou te laat worden. Hij overnachtte in Rome. Shuya had erop aangedrongen. Ze had gezegd dat het minder vermoeiend zou zijn omdat hij de volgende morgen ongetwijfeld weer met zijn zus zou willen praten. Terwijl de monoloog zo verder ging, stemde het Angela dankbaar dat hij in Rome bleef. Omdat het duidelijk was dat ze abso luut niet aan het woord zou komen, zou ze de volgende ochtend nodig hebben om te proberen hem aan het verstand te brengen dat bepaalde zaken zijn zonnige kijk op de toekomst in de weg zouden staan. Maar waar moest hij overnachten? Zij hadden hoofdzakelijk over hun beider geldzorgen gesproken en dat zelfs over een buskaartje werd gewikt en gewogen. Maar een bed stond hem altijd ter beschikking. Een vriend van hem, een Engelse priester die aan het English College doceerde, had gezegd dat er voor Sean altijd een bed klaarstond. Het was vlakbij.
Hij praatte over priesters en ex-priesters die hij had ontmoet en over de geest van vernieuwing en kritiek die door de kerk voer. Hij was bereid daar onophoudelijk over door te blijven praten. Angela knikte en maakte instemmende geluiden terwijl hij sprak, maar al die tijd waren haar gedachten elders. Het was precies zoals met de brieven die ze van hem kreeg. Ook daarin ging hij ieder onderwerp dat ze in haar eigen brieven had aangeroerd, uit de weg en hij had haar teruggeschreven alsof ze totaal geen gedachten, smeekbeden of woorden tot hem had gericht. Ze had hem een brief geschreven waarin ze liet weten dat ze naar Rome kwam om hem daar onder vier ogen te ontmoeten en aan het verstand te brengen dat het absoluut uitgesloten was dat hij – gelaïciseerd of niet – met een Japanse of onverschillig wat voor vrouw en twee kinderen naar Castlebay kon terugkeren. Het scheen dat hij het belangrijkste deel van haar brief had genegeerd en alleen oog had gehad voor de eerste zin, dat ze naar Rome kwam om hem te ontmoeten.
Omdat ze hoopte dat een andere ontmoetingsplaats het gesprek in andere banen zou leiden, stelde ze hem voor ergens samen te gaan eten. Sean aarzelde. Pas nadat Angela hem had verzekerd dat zij zou betalen stemde hij toe. Dat kwam, zo zei hij, omdat het hem een schuldgevoel gaf als hij geld aan zichzelf besteedde en niet voor Shuya en de kinderen uitgaf. Maar in zijn hart was hij niets veranderd. In perfect Italiaans bestelde hij voor hen beiden flesjes mineraalwater en wijn en vertelde haar dat hij nu op vierendertig verschillende manieren spaghetti kon bereiden en iedere avond thuis een salade klaarmaakte, vaak met bladgroente uit de tuin. Je kon eigen lijk allerlei soorten dingen eten, waaronder bloembladen. Wist Angela dat?
Nee, dat wist ze niet, maar tegen het einde van de avond wist ze veel van zulke dingen. Ze had in Dublin zo naar Radio Eireann kunnen stappen en men had haar kunnen vragen panellid te worden van de radioquizz Information Please, na alles wat ze op de Piazza Navona had opgestoken terwijl de lichten aangingen, de muzikanten speelden en andere mensen van de heerlijke avonden in Rome genoten. Uit haar tas haalde ze een velletje papier waarop ze vier woorden schreef en dat aan Sean gaf.
‘Wat stelt dit voor?’ vroeg hij verbaasd en zelfs een tikkeltje geamuseerd.
‘Dat is onze agenda voor morgenvroeg als we elkaar weer ontmoeten. Ik wil dan de onderwerpen bespreken die daarop staan en verder niets,’ zei Angela met een vriendelijke glimlach. Ze haalde een bundeltje enorm grote Italiaanse bankbiljetten in hoge coupures te voorschijn en wuifde om de rekening.
Sean las hardop. ‘Schijnheiligheid en Verraad. Gezin en Congregatie. Wat is dit, Angela? Het lijkt veel op de titel van een of andere preek of van een traktaat van de Catholic Truth Society.’
Ze liet zich niet van de wijs brengen en zei kalm: ‘Laten we het daar morgen over hebben, goed? We hebben een fijne avond gehad en het is te laat om nu nog zulke zaken te bespreken.’
Sean was werkelijk ontdaan en zijn verbouwereerdheid was niet geveinsd. Hij probeerde haar tot bedaren te brengen. ‘Goed, natuurlijk, zoals je wilt. En we spreken ook af wanneer je naar Ostia komt.’
Zijn woorden deden haar huiveren. Bij de gedachte dat ze deze Japanse vrouw zou ontmoeten, die het bed deelde met haar broer – een priester – voelde Angela langzaam hoe zich zweet vormde op haar schouders en rug. Het vooruitzicht de beide kinderen te zullen ontmoeten vervulde haar met afschuw.
‘Pas na Emers bruiloft, niet vóór dinsdag.’
Zij was vastberaden, hij voelde zich teleurgesteld.
‘Maar wij hadden erop gerekend dat je met Pasen zou komen.’
‘Ik ben van plan morgen en het hele weekend met vrienden de vieringen ter gelegenheid van de Goede Week bij te wonen. Als de paasvieringen zijn afgelopen kom ik naar Ostia.’ Als dat een te zware opgave blijkt, dacht ze, kan ik altijd nog voorwenden dat ik ziek ben. Dat ik koorts heb of zoiets.
Sean was terneergeslagen. ‘Ik had gedacht dat…’
‘Dat is allemaal al zo geregeld.’
‘Nee, wat ik bedoel is dat je ons misschien op de bruiloft zou hebben uitgenodigd. Op Emers bruiloft.’
Ze keek hem verbijsterd aan.
‘Ik heb Emer eerder ontmoet, weet je nog. Ik heb met haar kennisgemaakt toen jij in Dublin was, en ze is ook op vaders begrafenis geweest.’
‘Ja, en ze weet niet beter of jij bent priester.’
‘Maar je hebt het haar toch zeker wel verteld?’ Hij stond perplex.
Ze voelde een stekende hoofdpijn opkomen, dwars boven haar ogen. ‘Doe niet zo belachelijk, Sean, natuurlijk heb ik het haar niet verteld, ik heb het aan niemand verteld.’
‘In dat geval is alles veel gecompliceerder dan ik had gedacht,’ zei Sean hoofdschuddend. ‘Ik dacht dat je het alleen voor moeder verborgen hield, tot de tijd rijp was om het ook haar te vertellen. Ik wist niet dat jij zulke ouderwetse ideeën en starre opvattingen had. Goede God, ik ben nog steeds katholiek, ik heb mijn geloof niet verzaakt of afgezworen. Ik ga nog altijd naar de mis en ter communie.’
Het was veel te laat om daar nu nog uitvoerig op in te gaan. De rekening was betaald, en ze wandelden als vrienden naar haar hotel terug. Hij wees haar de hele tijd op bezienswaardigheden alsof zij een doorsneetoeriste en hij gewoon haar broer was. Sean kuste haar op beide wangen en liep weg, de donkere nacht in, op weg naar zijn vriend, die nog priester was en niet de hele nacht wakker zou liggen, piekerend over wat vader Sean was overkomen en welke koers zijn leven nu zou nemen.
Angela stelde zich de volgende morgen zakelijk op. Ze gaf hem kort en bondig te verstaan dat hij zijn mond moest houden en alleen antwoord moest geven als ze hem zijn mening vroeg. Zo niet dan had haar bezoek geen enkele zin. Sean schrok ervan, maar stemde toe. Ze ging opnieuw de mogelijkheid na hem naar Castlebay te laten terugkeren, voor één keer maar, waarbij hij de schijn zou ophouden dat hij nog steeds priester was. Hij was zo geschokt, dat hij van tafel opsprong. Maar ze liet zich niet vermurwen.
Wat waren, uit technisch oogpunt bezien, de zwakke punten in haar plan? Had hij nog een priestergewaad? Kon hij dat ongemerkt dragen of zou het moederhuis ervan horen? Nee, vraag niet waarom dat op dit ogenblik nodig was, de vraag was gewoon of dat kon?
Volgens Sean was hij, zelfs al zou hij aan zulk een krankzinnig plan willen meewerken, daar niet toe in staat. Hij zou binnen enkele dagen door de mand vallen en omdat hij niet de mis zou willen lezen in de kerk van vader O'Dwyer, zouden er meteen verdenkingen tegen hem rijzen.
Kon hij zeggen dat, sinds de congregatie uit China was weggegaan, de Regel van de orde was veranderd. Dat geestelijken als priestersarbeiders werkten en in het onderwijs waren gegaan, en dat zij dichter bij de samenleving stonden? Kon hij laten doorschemeren dat alle priesters uit hun waardigheid waren ontzet, niet alleen vader Sean? Nee, ook dat was bespottelijk.
Je hoefde de krant maar open te slaan om te weten dat dat niet waar was, die leugen zou geen vijf minuten standhouden.
Konden zij de schijn wekken dat hij was gestorven, gekidnapped?
Sean keek Angela aan alsof ze voor hem niet bestond. Waarom, in 's hemelsnaam, moest iemand zo'n netwerk van schijnheilige leugens en verdichtsels opzetten?
Angela's ogen schoten vuur. Zij zou hem de reden vertellen. Omdat, als hij hun moeder de waarheid vertelde, dat haar kapot zou maken, haar letterlijk kapot zou maken. De enige waardevolle verrichting voor haar was dat zij voor God een priester had voortgebracht. Dat was voor haar ziel de hoop en het enige doel en ook het enige wat haar aanzien gaf in de samenleving. Dat bedoelde Angela met Verraad. Die oude vrouw met haar opgezwollen gewrichten en kreupele ledematen vertellen dat háár priester geen priester was – dát zou het grootst mogelijke Verraad zijn.
Angela was naar Rome gekomen om haar broer te smeken dat niet te doen.
Hij begon haar geduldig uit te leggen dat, zodra het proces waardoor hij terugkeerde tot de lekenstand eenmaal was beëindigd, hij voor God evenveel recht had om in het huwelijk te treden als ieder ander. Hij was weliswaar op de uitspraak vooruitgelopen, maar zijn beslissing zou dan, post hoc, in overeenstemming worden gebracht met de voorschriften. Angela legde hem met één woord het zwijgen op. Gisteravond was hij aldoor aan het woord geweest, nu was het haar beurt. Hij moest kiezen tussen schijnheiligheid en verraad. Ze wilde niet langer dubbelzinnige orakeltaal aanhoren over frisse winden die door de stoffige gangen van het Vaticaan woeien en over het nieuwe denken binnen de congregatie voor de geestelijkheid. Door vader O'Dwyers kerk in Castlebay woei geen frisse wind, de wind die door de openstaande ramen binnenkwam op dagen dat de wind uit het oosten kwam, daargelaten. Er vond geen radicaal nieuw denken plaats in de cottage van de O'Hara's en er heerste geen geest van broederliefde en begrip bij mensen zoals sergeant McCormack. Sean moest kiezen tussen schijnheiligheid en verraad. Hij moest zijn keuze laten vallen op het aloude principe van het grootste geluk voor het grootste aantal. Op die manier zouden minder mensen worden gekwetst.
Maar, protesteerde Sean, daar kon geen sprake van zijn. De waarheid was de waarheid, die was onbetwistbaar. Daar kon niet mee worden geknoeid en gespeeld, alsof het om een besluit ging wie wát moest geloven.
Hun koffiekopjes werden alsmaar bijgeschonken. Angela sloeg met haar vuist op tafel om hem het zwijgen op te leggen en te laten luisteren naar haar relaas over het alledaagse leven in Castlebay. Ze bedoelde het allerminst humoristisch, maar soms zei ze dingen die hem deden glimlachen. Door daar zelf ook om te lachen gaf ze toe dat ze in sommige opzichten overdreef. Maar niet wat de algemene situatie betrof.
Ze bezwoer hem dat dat alles voor haar niet zo bijster veel te betekenen had. Dat ze, eerlijk gezegd, de rest van haar leven als onderwijzeres liever niet zo'n medelijdende en paternalistische houding zou willen aannemen, zoals Immaculata dat deed. Dat ze liever niet zou willen weten dat, telkens als zij verscheen, de gesprekken over dat onderwerp verstomden. Maar ze kon ermee leven. Per slot van rekening had ze ook met de reputatie van haar vader kunnen leven. Zij, Angela, zou het wel overleven, maar ze zou er zich tot haar laatste ademtocht tegen verzetten dat haar moeder het zou moeten proberen te overleven.
‘Als mama sterft, Sean, dan zal ik met jou in Castlebay door Church Street lopen. Kom niet naar haar begrafenis. Zes maanden later kun je terugkomen en dan zal ik jou terzijde staan.’
‘Dat is niet de manier om de zaken aan te pakken,’ zei Sean. ‘Wachten tot iemand sterft voor je je kinderen thuis kunt laten komen. Hoe vertel je je zoon en dochter dat zij moeten wachten tot hun grootmoeder is begraven, voordat zij thuis kunnen komen, naar de plaats waar ze thuishoren?’
Angela's hart ging opnieuw plotseling hevig tekeer. Hij meende waarachtig werkelijk dat deze half-Japanse kinderen en hun moeder in Castlebay thuishoorden. Ze keek op haar horloge en stond op om af te rekenen. Het werd tijd om met de bruiloftsgasten te gaan lunchen.
Sean keek verward en onzeker. ‘Je komt toch, je komt ons toch zeker nog opzoeken?’
‘Natuurlijk,’ beloofde ze hem.
‘Op dinsdag en dan blijf je een paar dagen.’
‘Nee, ik blijf niet overnachten. Misschien kom ik nog een keer, overdag. In elk geval bedankt.’
‘Maar waarom niet? Er staat een bed voor jou klaar.’
‘In het hotel ook. Ik kom liever een keer terug.’
‘Shuya zal willen weten of je haar de groeten doet.’
‘Ja, ja natuurlijk.’
‘Wat kan ik haar zeggen?’
‘Zeg haar dat ik haar graag wil ontmoeten.’
‘Dat klinkt niet erg enthousiast,’ gromde Sean.
‘Toch meen ik dat uit de grond van mijn hart. En jij denkt na over wat ik je heb gezegd, want we zullen er een oplossing voor moeten zien te vinden. Ga je het met Shuya bespreken?’
‘Ja, ik neem aan van wel, hoewel dat niet mee zal vallen. Haar familie was zo meelevend, zo gastvrij, en ik wil niet dat ze denkt dat mijn familie door en door harteloos is.’
‘Nee, dat begrijp ik.’
‘In elk geval bedankt, Angela, jij doet je best,’ zei hij.
Die woorden waren meer dan ze kon verdragen en ze barstte in tranen uit. Snikkend wierp ze wat geld op het tafeltje en strompelde naar buiten. Hoe durfde hij te zeggen dat zij ‘haar best deed’! O god, sloofde zij zich niet uit! Ze kon zijn ondankbaarheid en onbegrip niet langer verdragen. Door tranen verblind rende ze weg. Ze hoorde hem naroepen dat hij haar dinsdag in het hotel zou afhalen en knikte, niet in staat achterom te kijken. Ze bleef rennen tot ze een heel eind uit de buurt was en vroeg toen de weg. De bezorgde blikken die de mensen haar toewierpen, deden haar beseffen dat ze een donkere zonnebril, zo niet een sluier, nodig had om haar roodgevlekte gezicht te verbergen.
Vader Flynn was een juweel van een man; er was letterlijk niets waarvoor hij geen oplossing wist. Hij zei dat het leven in Dublin na zijn terugkeer oersaai zou zijn na alles wat hij hier had gezien en beleefd, en dat Rome een fantastische stad was, vergeleken met een sombere en grauwe stad zoals Dublin. Kevins oom David, die door de rest van Kevins uiterst conservatieve familie een beetje als een zonderling werd beschouwd, had het gewoonlijk niet zo op priesters begrepen. Hij zei dat ze hem meestal buikpijn bezorgden. Maar deze kleine druïde vormde een uitzondering. Hij droeg een soutane die helemaal niet paste bij zijn kleine ronde gestalte. Toen ze een keer langs een lingeriezaak liepen, waar frivole korsetten werden verkocht die voor een ingesnoerde taille zorgden, vroeg hij Emer en Angela of hij zoiets niet voor zichzelf moest aanschaffen om er op de trouwfoto's goed uit te zien. Vader Flynn zat vol verhalen over alles en iedereen. Dreef overal de spot mee maar was nooit kwetsend. En om zichzelf lachte hij nog het meest. Overal waar zij kwamen scheen men hem te kennen. Italiaanse winkeliers die hun kazen uitstalden, schreeuwden luidkeels hun groeten naar Fazzer Fleen.
Maar hij had ook zijn serieuze kant en vertelde hun dat het een eer was om in de Sint-Pieter te trouwen en dat zij zich die gebeurtenis hun hele leven zouden herinneren. Niemand kon zó vergeetachtig zijn, dat hij zich niet zou herinneren waar hij was getrouwd, maar dit was iets bijzonders. Op Witte Donderdag, toen in de reusachtige basiliek voorbereidingen werden getroffen voor de vieringen tijdens de goede week, nam hij hen 's middags mee naar de ondergrondse kapel die ze vol ontzag bezichtigden. Emer en Kevin zouden daarin trouwen. Het was bijna te veel om te bevatten.
Vader Flynn scheen ook alles van bruidskleren af te weten. Hij werd geboeid door wat ze op de bruiloft zouden dragen en meende dat ze er werkelijk fantastisch zouden uitzien, afgezien van hun schoenen. Ierse schoenen hadden iets waardoor ze in Rome schenen te misstaan. Op donderdag slenterde het vreemde groepje 's avonds laat nog over de Via Condotti. Angela en Emer pasten allerlei schoenen en paradeerden daarmee voor vader Flynn, Kevin, Marie en David. Marie liet zich zo door hun enthousiasme meeslepen, dat ze zelf ook schoenen begon te passen en vader Flynn zei dat, als dat paar grijze suède schoenen niet door zijn soutane zou zijn verborgen, hij haast in de verleiding zou zijn gekomen dat paar te kopen. Iedereen in de winkel was bijna dol van enthousiasme. Toen de keuze van hen drieën eindelijk was gevallen op de heel chique modellen begon vader Flynn verwoed op de prijs af te dingen.
Hij liet hen halt houden bij een bloemenstalletje waar hij ook goed bekend was. Met weidse gebaren legde hij uit wat voor kleuren de jurken hadden die zij zouden dragen. Emer zou een witte bruidsjurk met blauwe zoom en een bijpassende blauwe hoed met een wit lint dragen. Angela's jurk was beige en haar hoed was wit met beige en versierd met bloemen. De familie die het bloemenstalletje dreef, raakte in vuur en vlam over de bruiloft en redetwistte onderling hoe de boeketten moesten worden samengesteld. Al gauw schreeuwden ze elkaar toe, terwijl het groepje Ieren er verbaasd bij stond. Eerst werden Emer bloemen voorgehouden en daarna Angela. Er werd met hoofden geschud en met armen gezwaaid, tot uiteindelijk een bevredigende keuze werd gemaakt, men het over de prijs eens werd en werd afgesproken wanneer de bloemen in het hotel zouden worden bezorgd. Als toegift gaf de familie iedereen een corsage. Er werden handen gekust en goede wensen uitgewisseld, en de Italiaanse familie leek net zo voldaan alsof het eigen familieleden gold.
‘Kun jij je voorstellen dat mijn moeder zich zo zou verheugen op de bruiloft van een willekeurig iemand?’ vroeg Emer weemoedig. ‘Geen wonder dat mensen zo graag hierheen komen om te trouwen, als volkomen vreemde mensen over ons opgetogen zijn terwijl er thuis alleen maar nodeloos gekrakeel is.’
‘Mijn familie zou ondertussen al de helft van de bejaarde priesters en nonnen uit de familie in rep en roer hebben gebracht en iedereen zou wat te klagen hebben,’ zei Kevin.
‘Ho, ho, kan dat niet wat milder,’ vroeg vader Flynn. ‘Ook ik zal ooit een bejaarde priester zijn en als jullie kinderen over zo'n dertig, vijfendertig jaar gaan trouwen wil ik graag dat iemand zich om mij in mijn rolstoel bekommert en mij naar het feest brengt.’
De gedachte dat hij zo aardig was deed Angela bijna blozen.
Ondanks zijn grappige manier van doen was hij een van de aardigste mensen die ze ooit had ontmoet. Wat een gevoelig kereltje was hij. Zou het niet ideaal zijn hem als parochiepriester te hebben in plaats van die saaie oude vader O'Dwyer. In plaats van mensen die zelfs meenden hun priesterambt te mogen neerleggen? Stop. Ze zou niet eerder dan dinsdag aan Sean denken, dat pleziertje gunde zij zichzelf. Ze hoopte dat ze de daad bij het woord kon voegen en zich zou amuseren.
De bruidsjonker had enigszins voor een probleem gezorgd: hij was niet komen opdagen. Maar vader Flynn had ook daar een oplossing voor. Als de bruidsjonker verstek liet gaan, kon David dan niet invallen? David aarzelde, eigenlijk was hij niet in Staat van Genade, zei hij, en hij was bovendien, om het zo maar eens uit te drukken, niet echt vroom genoeg om zelf actief deel te nemen aan de plechtigheid. Voor vader Flynn scheen de openlijke aankondiging van iemand dat hij in Staat van Zonde verkeerde, de meest normale zaak van de wereld te zijn.
‘Van een actieve rol is geen sprake,’ zo zei hij. ‘Je bent slechts getuige, al had je ook doodzonden, gereserveerde zonden enzovoort bedreven, aan de plechtigheid doet dat niets af. Maar mocht je, nu je toch hier in Rome bent, op zoek zijn naar iemand die een stevige boetepreek tegen jou wil houden, dan ken ik uiteraard genoeg priesters die jou dat genoegen willen doen.’
‘Ja, maar, ik denk niet…’
‘Niet dat zoiets moet hoor, ik wilde je gewoon zeggen dat de mogelijkheid bestaat als je het wilt. Ik ken een priester die haast stokdoof is en bij wie altijd een lange rij mensen voor de biechtstoel staat. Door schaamteloos gebruik te maken van invloed en protectie zou ik je vooraan in die rij kunnen schuiven.’
Bij vader Flynn wist je nooit zeker of hij een grapje maakte of niet. De bruidsjonker bleek toch nog gearriveerd toen ze in het hotel terugkwamen, nadat ze door het mooie, warme Rome een middagwandeling hadden gemaakt. Hij heette Martin Walsh, was ongeveer 1.85 m groot en veertig jaar oud. Hij was pijnlijk verlegen en had de verkeerde trein genomen. Martin zag eruit alsof hij op het punt stond in tranen uit te barsten, maar vader Flynn wist hem binnen een paar minuten op zijn gemak te stellen.
Martin had geen beter moment kunnen kiezen om te komen, zei de kleine priester, omdat ieder nu toch zijn eigen bezigheden had en het gezelschap elkaar pas om negen uur weer zou ontmoeten. Het zou uren duren voor Martin over de schok heen was en in die tijd kon hij een bad nemen, een paar koele biertjes drinken en een praatje maken met Kevin. Iedereen kon best zijn of haar eigen boontjes doppen. Hij zei dat omdat Martin zich bleef uitputten in verontschuldigingen omdat hij, toen de kwestie met de bloemen en de bruidsmeisjes moest worden geregeld, verstek had laten gaan.
Hij had een handboek gekocht waarin de taken van een bruidsjonker werden omschreven en het scheen dat hij daarin te kort was geschoten.
Vader Flynn zei hem dat hij het boek over de rol van de bruidsjonker aan de kant moest gooien. In Rome ging alles veel eenvoudiger. Het grote droeve gezicht van Martin fleurde wat op.
Tot dusverre had hij er wat stilletjes bijgezeten.
Het groepje bruiloftsgasten liep aarzelend de reusachtig grote basiliek binnen, die ze sinds hun aankomst in Rome elke dag hadden bezocht. Vandaag was alles anders en ging het zowel vormelijk als informeel toe. Mensen wensten hen in vele talen geluk en een groepje Duitsers maakte een foto van hen. De kerkruimte leek onmetelijk groot, maar eindelijk waren ze op de plaats vanwaar de marmeren trappen afdaalden naar de kleine ondergrondse kapellen.
Vader Flynn verdween om het liturgisch gewaad aan te trekken en de rest knielde neer, boog het hoofd en bad.
Angela bad intens. Ze dwong zichzelf in gedachten woorden te formuleren die ze geluidloos met haar lippen vormde. Ze vroeg God goed te willen zijn voor Emer en Kevin en hun een gelukkig leven te schenken. Ze legde God uit dat Emer altijd een ingetogen leven had geleid en dat het een goed idee zou zijn haar daarvoor te belonen. Emer verdiende het dat ze gelukkig werd. Haar in een handschoen gestoken hand gaf een zacht kneepje in de witgehandschoende hand naast haar, en Emer glimlachte dankbaar.
Vader Flynn straalde in zijn wit met gouden kazuifel. Hij glimlachte hen allen toe. Zijn woorden weerklonken, en Angela voelde haar ogen vochtig worden toen ze de onzekere stemmen van Kevin en Emer hoorde. Toen was het voorbij en waren ze man en vrouw. Ze kusten elkaar zedig en gingen het grote huwelijksregister tekenen. De fotograaf wilde graag buiten een groepsfoto maken. Eerst van het hele gezelschap op de trap en daarna midden op het plein naast de hoge zuil, met de Sint-Pieter als achtergrond.
Sean was in de foyer toen ze beneden kwam.
‘Zeg hun voor alle zekerheid dat je vanavond misschien niet terugkomt, omdat zij zich anders wellicht bezorgd over je maken.’
‘Ik kom vanavond hier terug,’ zei ze.
‘Het is zo duur om met de trein heen en weer te reizen,’ smeekte hij.
‘Zullen we nu gaan?’
Hij haalde gemelijk zijn schouders op, maar algauw was hij weer in een opperbeste stemming. Kleine Dennis wist dat tante Angela kwam. Angela huiverde en hoopte dat hij niets had gemerkt van de afkeer die door haar heen ging. Ze vroeg welke taal hij sprak.
Blijkbaar sprak hij Japans en Engels en omdat ze nu in Italië waren gebruikten ze veel Italiaanse woorden. ‘Mia zia,’ zei Sean gelukkig.
‘Wat?’
‘“Zia” is tante in het Italiaans. “Zio” betekent oom. “Mia zia”, mijn tante.’
Angela vroeg zich verbaasd af of dit alles echt kon gebeuren.
Kreeg ze nu werkelijk taalles onder het wandelen? Het leek in elk opzicht een droom waarin niet de juiste mensen op onjuiste plaatsen idiote dingen zeiden. Maar dit had al te lang geduurd om een droom te kunnen zijn. Ze zou daar niet uit ontwaken en ontdekken dat ze nog steeds postzegels en zilverpapier inzamelde voor vader Sean in het Verre Oosten. Dat was nu al lang verleden tijd.
Ze probeerde hem over de bruiloft te vertellen, want alles liever dan dat ze met hem over zijn gewone alledaagse leven moest praten. Ze wilde niet horen dat dit het perron was waar hij normaliter op de goedkopere trein wachtte. Ze wilde niet betrokken raken bij zijn belachelijke manier van leven om vanuit zijn nieuwe woonplaats naar Rome heen en weer te reizen om bij de congregatie voor de geestelijkheid proberen gehoor te vinden, een onderhoud te krijgen en zijn documenten verder te laten afhandelen. Ze wilde dat daar een eind aan kwam. Ze keek naar het station, naar het monument voor Mussolini, die als eerste en enige persoon in de geschiedenis van Italië erin was geslaagd de treinen op tijd te laten lopen. Tegen de tijd dat ze hier vanavond terugkeerde, zou ze hen hebben ontmoet. Seans gezin. Ze wist dat die ontmoeting aan haar gevoelens niets zou veranderen.
‘Wat zou je nu het liefste zien gebeuren?’ vroeg hij haar plotseling toen ze in de trein tegenover elkaar zaten.
‘Ik weet het niet.’
‘Wat zou, volgens jou, het beste zijn dat er kon gebeuren? Het beste voor iedereen.’
Ze keek door het raam naar de huizen waar overal wasgoed aan stokken en staken uit de vensters hing. ‘Ik weet het niet, Sean, echt niet. Ik denk dat ik zou willen dat jij alles nog eens overwoog en dat ik jou zou vragen je opnieuw bij je congregatie aan te sluiten. Dat Shuya zou inzien dat dat jouw roeping was en dat zij met de kinderen naar Japan zou terugkeren. Ik wéét dat dat niet mogelijk is en ook niet zal gebeuren, maar je vroeg mij nou eenmaal wat ik graag zou willen.’
‘Shuya moet gedachten kunnen lezen,’ zei hij opgewekt. ‘Zij zei dat dat jouw wens was.’
‘Dat ik hen kom opzoeken is voor mij al een hele opgave, maak het voor mij dus niet moeilijker dan het al is!’
‘Dat weet ik en ik ben o zo blij dat je hen weldra zult leren kennen. Dat er voor ons allemaal een normaal leven aanbreekt.’
Hij gedroeg zich als een kind dat voor zijn verjaardag een fiets krijgt. Angela sloot haar ogen en hield ze gesloten om verdere conver satie te vermijden.
Ze hadden midden in een lange rij lawaaierige mensen op de bus staan wachten en vonden geen zitplaats. Sean glimlachte, knipperde met zijn ogen tegen het zonlicht en boog zich voorover om naar buiten te kijken en Angela op markante punten te attenderen.
Na de busrit volgde nog een wandeling van tien minuten. Rondom de villa stonden hoge, zware hekken, net zoals thuis in Ierland om de ruïnes van Castlebay House. Maar de villa zelf had nauwelijks méér kunnen verschillen. Ze was geelkleurig, had witte luiken en er groeiden overal bloemen tegen de muren. Sean keek trots door de hekken. Was het niet schitterend? Italianen wisten hoe ze stijlvol moesten bouwen. Natuurlijk brachten de signor en signora hier niet het grootste deel van hun tijd door, maar toch was aan alles te zien dat de villa uitstekend werd onderhouden.
Angela vroeg zich af waarom ze niet naar binnen gingen. Misschien speelden op het laatste moment zijn zenuwen hem parten en begon hij aan het nut van deze dwaze onderneming te twijfelen. Hoewel het pas elf uur in de ochtend was, had Angela het gevoel alsof ze al een hele dag achter de rug had.
Tot haar verrassing liepen ze verder, en haar verbazing moest op haar gezicht te lezen zijn geweest.
‘Onze ingang is daarginds,’ zei Sean bedaard. Ze gingen door een veel nauwer hek, een paar honderd meter verderop in de muur.
Onnodig te zeggen dat dit de ‘ingang voor het personeel’ was, dat was zonneklaar. De bloemperken hier werden overwoekerd door onkruid en de verf van de muren van de bijgebouwen was door de zon afgeschilferd. Er groeiden ook bloemen. Terwijl Angela naast Sean voortliep, zag ze door de openstaande deuren een paar kleine Italiaanse kinderen met donkere ogen. Ze konden zowel binnen- als buitenshuis spelen. In sommige opzichten was dit voor kinderen een ideale plaats om op te groeien. De plek lag weliswaar enigszins in de schaduw van de grote villa, maar het was een veilige, vriendelijke plaats waar genoeg andere kinderen waren om mee te spelen. Ze liep nu behoedzaam verder en ze moest zien dat ze haar gedachten erbij hield.
‘Daar zijn ze… we zijn thuis… Shuya! Shuya, Angela is hier! Dennis, kom eens hier!’
Het jongetje hield verlegen zijn handje voor zijn gezicht. Hij wilde niet als eerste komen en hield zich aarzelend op de achtergrond. Achter het jongetje vandaan kwam een mollig peutertje naar voren gewaggeld. Het kind had een gebreid broekje aan en uit de broekspijpen hing een deel van de luier, die het kind daaronder droeg. Shuya leunde tegen de deur. Niet in Japanse kledij, zoals Angela had gemeend haar te zullen aantreffen, en zonder de gebruikelijke haarknot waar twee stokjes doorheen staken. Ze droeg evenmin een brede ceintuur waarin een roos stak en ze had ook geen kleine puntige voetjes.
Shuya zag eruit als een heel oude vrouw. Ze had een oosters gezicht, als van een arme Chinese of Filippijnse vrouw die een bedelkommetje ophield, het soort gezicht dat je op missiekalenders zag afgebeeld. Haar huid had een dofgrijze teint en haar sluike haar was net als dat van Angela van achteren samengebonden. Ze droeg een vorme loze jurk en daaroverheen een lang en verkleurd gebreid vest. Dat kon Shuya niet zijn. Shuya moest binnenshuis zijn, op het punt staan naar buiten te komen.
Dit hier was iemand anders die voor Shuya op de kinderen paste, een oudere vriendin. De magere vermoeide figuur glimlachte hen beiden toe. ‘Welkom, An-zjee-la… wees welkom. Wat aardig van jou om helemaal hierheen te komen om je familie te ontmoeten.’
Shuya's glimlach ging van broer naar zus, terwijl ze vanuit de schaduw in het zonlicht stapte. De brede glimlach die om haar mond speelde, maakte dat haar oude, vermagerde gezicht er minder verweerd, minder gelaten uitzag. Sean staarde opgetogen naar haar. Angela meende in een flits alles te begrijpen. Hij was eenzaam. Die arme, domme dwaas was daarginds, doodeenzaam geweest en zij was vriendelijk voor hem. Zij was de eerste persoon die vriendelijk en hartelijk voor hem was geweest. Dat was het! Niet dat dat veel aan de zaak afdeed, maar het verklaarde alles.
‘Hallo, Shuya,’ zei ze. Elk woord dat ze met moeite over haar lippen kreeg, leek geladen. ‘Ik ben erg blij je te ontmoeten. Wil je mij aan de kinderen voorstellen?’
Er viel een stilte. Ze moest iets vriendelijkers zeggen, want Sean had haar waarschijnlijk hemelhoog geprezen, haar geïdealiseerd en beschreven als een knappe, edelmoedige en briljante vrouw, net zoals hij in zijn gesprekken met haar een ideaalbeeld had geschapen van dit mismoedig schepsel.
‘Dit is Laki,’ zei Shuya. De dreumes maaide met beide mollige armpjes als een molen om zich heen om overeind te blijven.
‘Hallo, Laki O'Hara.’
Toen hij de aandacht niet langer op zich gericht wist, oordeelde Dennis het veilig ook naderbij te komen. ‘Ik heet Dennis,’ zei hij.
‘Ik wist dat jij Dennis was. Dat wist ik vanaf het eerste moment dat ik jou zag.’
Het was uitgesloten dat dit gezin kon worden teruggestuurd. Ze kon maar beter de illusie uit haar hoofd zetten dat vader Sean zijn roeping opnieuw zou ontdekken en zijn kant-en-klare gezin ergens in het verre Japan in vergetelheid zou laten raken. Ze waren hier voorgoed.
Elke dag reisde ze met de trein heen en weer. Sean had gelijk gehad dat alles veel eenvoudiger geweest zou zijn als ze daar had overnacht, maar ze moest trouw blijven aan wat ze eerder had gezegd en niet de indruk wekken dat haar eerste bezoek een inspectie was geweest en dat ze zou blijven als ze de proef doorstonden. Ze bracht speelgoed voor de kinderen mee en kocht belachelijk luxe dozen bonbons. Laki zat bij haar op schoot en Dennis wilde weten waarom ze geen Japans of zelfs niet eens Italiaans sprak. Shuya zei maar weinig.
Sean zou op donderdag een ontmoeting hebben met twee priesters die betere wegen wisten te bewandelen dan die hij had gevolgd.
Hij had goede hoop dat ze hem in de juiste richting konden leiden. Angela zei dat ze toch, zoals gewoonlijk, naar Ostia zou komen. In feite was dit pas haar derde bezoek, maar haar komst leek al vanzelfsprekend. Angela was in werkelijkheid blij dat Sean niet thuis zou zijn. Misschien dat Shuya wat meer los kwam en over onderwerpen zou praten waarvan Sean zei dat Shuya die had aangeroerd. Die vrouw was van nature zo naar binnen gericht, dat Angela nauwelijks kon aannemen dat al die wijsgerige uitspraken waar Sean het altijd over had, van haar afkomstig waren. Shuya zei in aanwezigheid van Angela weinig of niets. Ze diende de eenvoudige salades en pasta's op alsof ze een dienstmeisje was en zat apart van de rest terwijl ze aten. Maar als Sean er niet was zou ze toch moeten praten.
In het begin liet Shuya de jonge Dennis met zijn tante praten, maar Angela maakte daar algauw een einde aan. Ze stuurde Dennis de tuin in en vroeg hem tien verschillende bladeren te zoeken, van elke soort een, en die allemaal op een stuk papier te leggen.
Daarna zouden ze proberen de desbetreffende namen erbij te schrijven. Dennis liep blij naar buiten en Laki speelde met een molli ge Italiaanse peuter van haar eigen leeftijd. De vrouwen waren alleen. Ook Shuya scheen dat te beseffen en met haar handen over elkaar gevouwen zat ze te wachten tot Angela van wal zou steken.
Dat viel niet mee, want Angela moest een hele tijd de rol van onder vraagster vervullen. Shuya beantwoordde al haar vragen plichtsgetrouw. Ze had drie broers en twee zusters. Haar moeder was gestorven en haar vader was hertrouwd. Ja, ze hielden van zijn tweede vrouw, maar omdat hij nu bij de familie van die vrouw woonde, zagen ze hem niet vaak. Haar familie mocht Sean graag.
Nee, ze hadden geen enkele moeite met het feit dat hij priester was geweest. Of nog steeds priester was, zoals Angela het stelde.
Nee, zie je, voor hen was het gewoon een baan. Toen hij priester was, had hij lesgegeven en hij gaf nog steeds les. Hij was niet eerder getrouwd geweest en nu was hij dan met Shuya getrouwd. Zo simpel was dat.
Nadat ze daar verder op door had gevraagd, bleek Shuya toch enige moeilijkheden te voorzien. Ze zei dat het iets heel belangrijks was. Door het priesterschap was het net alsof je met de kerk was getrouwd en de kerk zou je van die verplichting ontslaan als je een hoger geluk vond. Maar daarvoor moesten veel formaliteiten worden vervuld. Daarvoor waren ze hier en daarom ook was Sean vandaag naar het Vaticaan gegaan, zoals op zoveel andere dagen.
Nee, natuurlijk kon het háár niets schelen, niet in het minst zelfs, of deze laïcisering al dan niet zou plaatsvinden. Maar omdat dat voor Sean zoveel betekende, was dat ook voor haar heel belangrijk geworden. Ze wilde dat de laïcisering er door kwam om hem een plezier te doen. Daarna konden ze hun leven verder uitstippelen.
Angela wist dat dit een delicaat onderwerp was, dat ze voorzichtig moest aansnijden. Waar, had Shuya gedacht, zouden zij hun verdere leven slijten? Shuya wist het werkelijk niet. Natuurlijk hielden ze van Italië en iedereen met kinderen wilde hier dolgraag wonen, want de mensen waren verzot op kinderen. Maar later? Sean zou – indien mogelijk – les willen geven aan een school. Hij was intelligent genoeg en voor onderwijzer in de wieg gelegd. Het liefst wilde hij lesgeven aan een school waar hij vlakbij woonde. Dennis kon dan dezelfde school bezoeken en ook voor Laki zou er een school in de buurt zijn.
En waar zou die school staan? In Italië, of Japan, of waar?
Shuya wist niet precies waar, maar het zou ergens in Ierland zijn. Ze was er niet zeker van of Sean zichzelf goed kende, maar het zou natuurlijk in Ierland zijn.
Ze begon Shuya over Ierland uit te leggen en over Castlebay. Ze werd nooit onderbroken zoals bij Sean. Shuya viel haar niet in de rede met galmende ontkenningen en verzekeringen dat alles nu veranderd was. Ze luisterde alsof haar een sprookje uit een ver land werd verteld. Ze luisterde alsof Angela wist hoe het daar toeging omdat het haar land betrof. Ze luisterde gelaten, terwijl Angela vertelde over de strijd om het geld voor Seans wijding bij elkaar te schrapen. Het eervolle ogenblik van zijn eerste mis en daarna zijn eerste mis in Castlebay. En zelfs over zijn terugkeer zeven jaar geleden voor de begrafenis van zijn vader.
Ze luisterde zo lijdzaam, dat Angela zich afvroeg of ze er wel iets van begreep. Angela probeerde haar uit te leggen dat, ondanks alle mooie verhalen van de hele geestelijkheid die in Rome de ronde deden, het in Ierland niet het minste verschil maakte of een priester al dan niet was gelaïciseerd. Zelfs al was zijn huwelijk in de ogen van kerk en staat volkomen aanvaardbaar, dan nog zou dat in de ogen van de gemeenschap nooit genade kunnen vinden.
Ze verzocht Shuya dóór te vragen op datgene wat zij, Angela, had beweerd. Shuya zei dat er geen enkele reden voor bestond om op wat dan ook dieper in te gaan. Angela sprak blijkbaar de waarheid. Maar betekende dat dan dat Sean nooit naar Ierland zou terugkeren? Probeerde Angela haar dát aan het verstand te brengen?
Ja. Daar kwam het op neer. Dat had ze Sean in haar brieven proberen duidelijk te maken en ook toen ze hem in Rome had ontmoet. Had hij haar dat niet verteld? O, hij had haar dat zeker verteld, maar toen Angela eenmaal had toegestemd de familie op dinsdag te komen bezoeken en op woensdag en vandaag weer terug te komen, dacht hij dat men hem had vergeven en dat alles in orde zou komen. Hij had gehoopt dat dat zou gebeuren en nu was dat een feit.
Dennis kwam terug met zijn bladeren en wilde die uitspreiden om erover te praten en daar een naam aan te geven. Angela streek met een vermoeid gebaar over haar voorhoofd. Ze was nu meer bij de zaak betrokken dan ooit. Haar bezoek was voor Sean het groene licht geweest waarop hij had gewacht. Zou ze zich ooit uit dit moeras van onbegrip kunnen losmaken of zou ze iedereen daar steeds dieper in leiden?
Voor het eerst leek het erop dat Shuya persoonlijk het heft in handen nam. Ze stelde voor dat Dennis en Laki in het huis aan de andere kant van de tuin zouden gaan lunchen en daar hun middagslaapje zouden doen. Dennis voelde zich danig tekortgedaan.
‘Tante Angela is nog hier als jullie terugkomen,’ zei Shuya, terwijl ze de kinderen als troost een paar snoepjes van Angela gaf. Ze liep met hen over het met keien geplaveide pad naar het huis, dat toebehoorde aan een tuinman en diens vrouw, die ook in de linnenkamer meehielp met verstelwerk. Wanneer de tuinman naar de markt ging haalde zijn vrouw een jonge minnaar in huis en bracht bij die gelegenheden háár kinderen naar Shuya. In dit geval was de ene dienst de andere waard. Angela verbaasde zich over het jachtige leven in de personeelsverblijven en over de gemakkelijke manier waarop Shuya dat had aanvaard. Maar haar inschikkelijkheid werkte in haar voordeel, en Angela was niet van plan daar kritiek op te leveren.
Shuya leek jonger, zelfverzekerder toen ze terugkwam en ging zitten. Het leek alsof ze aandachtiger luisterde. Ze werd een probleem gewaar waar ze dat eerst niet had vermoed en ze wilde bijzonderheden horen en bekijken wat eraan kon worden gedaan.
Deze keer reageerde ze en stelde vragen, die voor het merendeel niet te beantwoorden waren, zoals: waarom hechtten deze mensen, als ze uiterst godsdienstig waren, geen erkenning en geloof aan een door de paus ondertekend document, waarin werd verklaard dat Sean van zijn geloften was ontslagen? Waarom gaven mensen die beweerden een regel te volgen die gebaseerd is op liefde voor elkaar, van die liefde geen blijk? Angela stond hulpeloos. Maar, omdat Shuya niet tekeerging, niet van zich afbeet of zich verontschuldigde, werd het gesprek nooit hatelijk. Ten slotte vroeg Angela haar over Japan: bestond daar niet zoiets als een erecode die zij ook hadden, iets wat op een buiten staander wellicht vreemd overkwam?
Shuya zweeg even. Zij kenden ko, dat een soort respect voor de ouders was, maar dat niet hetzelfde soort respect was dat hier werd geëist. Ko verplichtte je je ouders te gehoorzamen, en een vrouw dien de met name gehoorzaam te zijn aan haar schoonmoeder.
Maar in Japan was er niets wat iemand gebood de waarheid te verheimelijken en er bestond niet de theorie dat niet voor de waarheid uitkomen op zichzelf ooit goed kon zijn.
De zon scheen door de latten van de jaloezie, en Angela voelde zich diep terneergeslagen en erg moe.
In Rome boog Sean zich met nog meer geestelijken over nog meer documenten. In Castlebay zouden de buren na de lunch de tafel voor haar moeder hebben afgeruimd. Het zou nog steeds koud en winderig zijn. In het klooster zou moeder Immaculata bezig zijn met het vaststellen van het lesrooster voor het zomertrimester. In Amalfi hielden Kevin en Emer waarschijnlijk na de lunch elkaars hand vast in een restaurant bij de haven, of ze zaten wellicht op de boot naar Capri.
In de winkel van de O'Briens zou Clare hen wel hebben verteld over het examen voor de beurs en dat ze haast niet kon wachten op de terugkomst van juffrouw O'Hara om alle details te vernemen. En zij zat hier met deze vrouw en discussieerde over eerlijkheid, waarheid en schijnheiligheid. Ze had het gevoel wel in elkaar te willen kruipen en een maand lang te gaan slapen om pas wakker te worden als al het andere was uitgezocht. Angela dacht daar met zo veel verlangen aan, dat ze Shuya's woorden bijna miste.
‘Ik veronderstel dat we er op dit moment verstandig aan doen niet naar Ierland te gaan en dat Sean een deel van zijn droomwensen maar beter kan laten varen?’
‘Wat?’
‘Dat hij voor dit moment zijn hoop om naar Ierland te gaan moet opgeven.’
‘Denk je dat hij dat zal doen? Hij is er zo stellig van overtuigd dat alles in orde komt. Ik heb mezelf uitgesloofd om hem daarvan te overtuigen, maar hij gaf geen duimbreed toe, totaal niets.’
‘Dan zal ik het hem wel duidelijk maken.’
‘Shuya, hoe kun jij hem dat aan zijn verstand brengen? Hij zal alleen denken dat ik jou probeerde te overdonderen, of achter zijn rug om iets probeerde te bekokstoven of iets dergelijks.’
‘Maar dat is niet zo.’
‘Ik wéét dat dat niet zo is. Ik zou hem ieder woord letterlijk in zijn gezicht hebben gezegd, maar hij zou mij duizend maal in de rede zijn gevallen met “ik begrijp dit niet” en “ik heb dat andere niet begrepen” en mij met zijn moraalfilosofie en canoniek recht om de oren hebben geslagen.’
‘Ik weet het.’
Angela had de hoop al opgegeven dat deze vreemde lelijke vrouw, met haar doorgroefde gezicht en haar kleren als van een bedelares, in staat zou zijn haar grote knappe broer van wat dan ook te overtuigen. ‘Zou jij in staat zijn… Ik denk dat het iedereen gelukkiger zou maken. Niet alleen mijn moeder, Seans moeder. Maar ook andere mensen. Die zouden gelukkiger zijn als ze daar niet mee werden geconfronteerd. Ik vind het pijnlijk om te zeggen, vooral sinds ik jou en de kinderen ken. Ik denk niet dat het eerlijk of correct is, maar ik geloof dat de zaken er nu eenmaal zo voor staan.’
Shuya knikte. ‘Dat denk ik ook,’ zei ze.
Er viel een stilte.
Kon dat waar zijn?
Angela gooide een balletje op. ‘Wat zou je doen als jullie niet naar Ierland zouden komen?’
‘Hier blijven, veronderstel ik, totdat de laïcisering een feit is en daar na…’ Ze haalde haar schouders op. ‘Ik heb het idee dat dat sowieso lang gaat duren, zo het ooit gebeurt.’
‘Ik neem aan dat Sean het zal blijven proberen.’
‘Hij zegt dat het lijkt op een officieel contract met zijn God, dat volgens de regels werd gesloten en ook volgens de regels moet worden beëindigd. Net als bij een zakelijke transactie. Zijn God zou niet proberen onder dat contract uit te komen en hij mag dat evenmin.’
‘Maar in zekere zin wist God er wel onderuit te komen, doordat Hij Sean zijn roeping ontnam.’ Angela probeerde wanhopig eerlijk te zijn.
‘Het moeilijkste van alles zullen de brieven van je moeder zijn.’
‘Ik weet het. Ik weet het. Wat kan ik doen? Moet ik die brieven niet posten, niet schrijven? Zal ik in plaats daarvan alleen maar een paar regeltjes over haar schrijven?’
‘Het is moeilijk,’ zei Shuya. ‘En voor jou is het moeilijker dan voor wie ook.’
Angela keek op, verrast en geraakt door deze blijk van sympathie. De stem van haar broer had nooit zo zacht en begripvol geklonken. ‘Ik red me wel,’ zei ze met een vage glimlach.
‘Ja, maar jij redt je in je eentje, zonder de hulp van je zussen in Engeland. Niemand heeft ooit over hen gesproken, omdat ze blijkbaar geen hulp kunnen of willen bieden. Jij weet je te redden zonder de hulp van wie dan ook bij jou in de stad, zonder jouw priester of zonder jouw vrienden. En jij klaagt niet. Jij geeft jouw geld uit om ons te komen opzoeken, ook al vind je dat we hier niet zouden moeten zijn en dat Sean nog steeds priester zou moeten zijn.’
Angela, die geen woorden kon vinden, stamelde: ‘Het is evenmin… voor jou is het ook niet gemakkelijk, jij hebt evenmin iets.’
Op Shuya's vollemaansgezicht verscheen een glimlach, een glimlach van ongeloof. ‘Maar ik heb alles, alles wat ik me maar kan wensen,’ zei ze. En juist op dat moment kwamen twee figuren door de tuin aangewaggeld. Dennis, die nog meer bladeren met zich meesleepte, en Laki, met om haar mondje een rode kring van tomatensaus, waarvan ze had genoten bij het eten van haar spaghetti.
Op vrijdags kwam ze weer. Sean koesterde nog steeds goede hoop, want de beide priesters die hij gisteren had ontmoet, waren echt behulpzaam geweest. Ze hadden hem laten zien hoe alles kon worden vereenvoudigd. Ga regelrecht op je doel af, hadden ze gezegd.
Laat je niet misleiden, sla geen zijpaden in. De moed zakte Angela in de schoenen toen ze naar hem luisterde. Het was dwaas van haar geweest tegen beter weten in te blijven hopen dat Shuya Sean van besluit kon doen veranderen. Toen sprak Sean: ‘Shuya en ik hebben gisteravond samen gepraat. Daarbij heeft ze iets heel interessants gezegd. Shuya ziet alles altijd zo duidelijk voor zich, begrijp je.’
Shuya was boven in de linnenkamer van de signora druk bezig met datgene wat ze op dát moment duidelijk voor zich zag, namelijk een hele stapel gerafelde kussenslopen die moesten worden omgezoomd en witte zijden lakens die onzichtbaar moesten worden gestopt.
‘Wat zei ze?’
‘Het ging over het verschil tussen de stad en het platteland. In Japan is het niet anders en ook hier is het precies eender. Op het platteland zijn de mensen trager van inzicht in wat er in de wereld voorvalt en zij verzetten zich tegen veranderingen. Het duurt zoveel langer om mensen op het platteland ergens van te overtuigen. Niet dat dat hun schuld is, hoor.’
Ze luisterde met hernieuwd geduld. Wie weet, zag ze er nu wel zelfs net als Shuya uit, met gevouwen handen wachtend tot hij tot de kern van de zaak doordrong.
‘Natuurlijk zullen ook daar de zaken veranderen, maar dat zal de nodige tijd kosten. Je kunt mensen niet opjagen en verwachten dat zij jouw tempo volgen. In absolute zin zou je er wellicht verstandig aan doen geen actie te ondernemen vóór er voldoende bereidheid bestaat vernieuwingen te aanvaarden… vóór de vloedgolf van opinie zo sterk is geworden, dat er niet langer twijfel en verwarring bestaat. Op die manier wordt de pijn verzacht, wordt het conflict minder scherp en zouden de mensen hun standpunt eerder laten bepalen door de aanpak van de liefde dan door de letter van de wet…’
Angela sloot opgelucht haar ogen. Hij maakte haar op zijn kenmerkende, gecompliceerde manier duidelijk dat hij niet naar Castlebay zou terugkeren.
Het speet iedereen dat zij 's zaterdags uit Rome zouden vertrekken en net zoals hij hen tien dagen daarvoor had verwelkomd, was vader Flynn ook nu op het vliegveld om hen uit te zwaaien.
‘Is alles in orde gekomen?’ vroeg hij aan Angela op een moment dat er verder niemand in de buurt was. De anderen hielden zich allemaal druk met hun bagage bezig.
‘Pardon?’
‘Datgene wat je moest doen, moest regelen?’
Ze keek hem koel aan. Nog zo'n Ierse priester in Rome. Sean die, overal waar hij kwam, iedereen daarover de oren van het hoofd kletste. Het was maar al te goed mogelijk dat vader Flynn ervan afwist en daar vanaf het begin van op de hoogte was geweest. Maar ze was niet van plan iets toe te geven.
‘O, ik heb een paar fantastische dagen gehad om met mezelf in het reine te komen. Ik vind Italië werkelijk geweldig. Ik vind het net zo spijtig als de rest dat wij moeten vertrekken.’
‘Misschien kom je nog eens terug?’
‘Dat zou me een kapitaal kosten.’
‘Ik weet zeker dat het erg zou worden gewaardeerd,’ zei hij, en hij liet dat onderwerp verder rusten. Hij lachte en glimlachte en vroeg zich af wat hij de volgende dinsdag zou doen, wanneer hij geen belangrijke huwelijksmis moest celebreren.
De reis naar huis was iets wat ze vergat. Ze moest met mensen hebben gesproken, van deze en gene afscheid hebben genomen en naar het station zijn gegaan om de trein naar huis te halen. Ze nam de bus naar Castlebay, waar Clare haar bij de halte opwachtte. Op honderd meter afstand wist Angela dat Clare de beurs had gewonnen, en ze begon te huilen.
Huilend stapte ze de bus uit, maar Clare legde een vinger op haar lippen.
‘Niets zeggen, juffrouw O'Hara, niets zeggen, alleen u en ik weten het. Moeder Immaculata weet het nog niet en mama en papa evenmin. Ik wilde het u eerst vertellen.’
‘Ik kan je niet zeggen hoe gelukkig ik ben, hoe blij.’
Clare greep de koffer van de onderwijzeres. ‘Ik loop met u mee naar huis. Als er geen mensen naar ons kijken, kunnen we samen praten.’
Clare had gelijk. Het zou geen halfuur duren voor overal bekend zou zijn dat ze beiden huilden en elkaar omhelsden.
Ze sloegen de weg in naar de golfbaan, Clare enthousiast pratend over de erg aardige non uit het klooster in de stad, die haar had gevraagd haar de dag voor de uitslag officieel bekend werd, te willen bellen, alleen voor het geval dat er nieuws was. En Clare had haar die morgen gebeld en jawel, de non had haar gezegd dat het absoluut zeker was, dat haar moederoverste morgen moeder Immaculata zou bellen. De uitslag stond echt vast.
Ze waren inmiddels aangekomen bij het huis van de O'Hara's, en Angela ontsloot de deur.
‘Wil je even… alleen zijn?’ vroeg Clare beschroomd.
‘Natuurlijk niet. Moeder! Moeder, ik ben thuis.’
Het gezicht van de oude vrouw, die in haar stoel zat, lichtte op.
‘Ik hoopte dat je de bus zou halen. Was het niet vreselijk eng in het vliegtuig? Had je wijwater meegenomen?’
‘Ik ben ermee afgeladen. Moeder, ik heb fantastisch nieuws voor u. Beter nieuws kan niet.’ Terwijl ze sprak had ze beide handen op de schouders van haar moeder gelegd. Plotseling besefte ze dat voor haar moeder de naderende terugkeer van vader Sean uit de missie misschien het beste nieuws zou zijn. Haastig vervolgde ze: ‘Clare heeft het klaargespeeld, moeder, ze heeft haar beurs gewonnen. Is dat niet fantastisch!’
Angela zeeg neer aan tafel en snikte alsof haar hart zou breken.
In Rome had ze nooit een traan gelaten, maar nu huilde ze met grote uithalen. Haar schouders schokten.
Clare en mevrouw O'Hara keken elkaar ontsteld aan. Er was niets te horen, behalve het hartverscheurend gesnik aan tafel. Mevrouw O'Hara strekte haar handen naar Angela uit, maar ze zat te ver weg om haar te kunnen troosten. Clare wist niet of ze naar haar onderwijzeres toe moest gaan of niet. Aarzelend en onhandig begon ze Angela's arm te strelen.
‘Niet huilen,’ zei ze. ‘Toe, alstublieft.’
Angela's moeder kwam Clare vanuit haar stoel te hulp. ‘Toe, Angela, houd alsjeblieft op met huilen, we zouden blij moeten zijn om Clare. Toen jíj je beurs kreeg werd er hier in huis niet gehuild.’
Angela hief haar hoofd op en keek in twee bezorgde gezichten.
Haar eigen gezicht was rood en gevlekt van het huilen. Maar ze vermande zich en werd weer de goedlachse, goedgehumeurde Angela, zoals Clare en haar moeder haar kenden.
‘Het komt door de reis, de schok van het weerzien, alle emoties, mijn blijdschap om Clare… Fantastisch, Clare, geweldig van je. Ik hoop dat dit voor jou de eerste van vele overwinningen zal zijn.’ Haar glimlach straalde door haar tranen heen en plotseling kreeg Clare het gevoel dat ze ook moest huilen. Maar dat zou dwaas zijn. In plaats daarvan deed ze iets veel dwazers. Ze wierp zich in de armen van juffrouw O'Hara en opgewonden schreeuwend dansten ze samen door de kamer. Mevrouw O'Hara klapte in haar handen en ze lachten schaterend, als mensen die al lang waren vergeten waarom ze eigenlijk moesten lachen.