James Nolan schudde afwezig zijn hoofd.
‘Je moet je haar herinneren. Je bent in de zomer vaak bij haar geweest,’ flapte Clare eruit, waar ze meteen spijt van had.
‘Ik geloof van niet.’ James bleef beleefd, maar vond het onderwerp blijkbaar pijnlijk. Clare had hem graag een stomp gegeven.
‘Het is mijn fout. Ik ben er zeker van dat zij zich jou ook niet meer herinnert.’ Haar ogen schitterden, en hij keek haar verrast aan.
‘Nee. Nou. Luister. Het is leuk jullie tegen te komen, meisjes. O ja, en zaterdag is er een feestje. Jullie zijn natuurlijk alle drie welkom. Wacht, ik schrijf het op.’ Hij krabbelde een adres en een tijdstip op een stukje papier.
‘Tien uur! In het studentenhuis waar wij wonen, moeten wij om elf uur terug zijn,’ zei Valerie teleurgesteld.
‘Een verlofpasje! Vraag een pasje om later te mogen thuiskomen. Een neef heeft jullie alle drie op zijn eenentwintigste verjaardag uitgenodigd. De nonnen hebben graag met neven van doen, vinden hen betrouwbaar, een teken van één grote hechte familie. Ze zijn enthousiast over het vieren van een eenentwintigste verjaardag. Zoiets geeft hun de indruk van een bestendige familieband.’
Ze beloofden te zullen komen en terwijl ze giechelend en gearmd door de donkere, onbekende straten liepen, zeiden ze dat ze allemaal verdwaald zouden zijn als Clare op hun allereerste avond in Dublin niet hun gids was geweest en had kunnen uitleggen waar ze zich bevonden. Ook zouden ze dan die uitnodiging voor een feestje zijn misgelopen.
Ze vormden een hecht groepje. Wanneer andere meisjes zich eenzaam en niet op hun gemak voelden, keken ze vaak jaloers naar het drietal: die lange blonde schoonheid met haar donkerbruine ogen die uit een uithoek kwam, die Amerikaanse met haar excentrieke kleren en Valerie, het enfant terrible met haar krullend haar. Valerie raakte bevriend met een metselaar die een paar karweitjes verrichtte aan de buitenmuur van het studentenhuis. Zij kwam ook op het idee dat, als hij drie heel stevige op enige afstand van elkaar uitstekende klim steunen in de muur metselde, zij 's avonds laat in hun kamer binnen konden klimmen.
De metselaar deed daar erg terughoudend over. ‘Jullie zouden ongewenste bezoekers kunnen krijgen die naar binnen klimmen om jullie te overvallen,’ was zijn bezwaar geweest. Onzin, vond Valerie en ze legde hem uit dat ze met hun drieën de kamer bewoonden en dat elke kerel die ongenodigd naar binnen klom, zijns gelijke zou vinden. Ze zag er nauwkeurig op toe dat de klimsteunen zorgvuldig en onopvallend werden aangebracht. Ze zouden een non die voorbij liep niet opvallen en doen beseffen wat ze te betekenen hadden: een trap naar de vrijheid. Valerie, die verder doordacht, vroeg of er niet een of twee extra steunen in de muur konden worden geplaatst die nergens heen leidden. Op zo'n manier zou het doel nooit ontdekt worden. En inderdaad, het werd nooit ontdekt. Ze vertelden alleen heel goede vriendinnen van het bestaan van de sluiproute en regelmatig werd de lichte tred van een meisje gehoord dat – met haar schoenen in haar hand – hun kamer binnen kroop en enkel ‘sorry’ of ‘dank je’ fluisterde maar verder geen uitleg gaf.
In werkelijkheid maakten Clare en Mary Catherine helemaal niet zo vaak van hun geheime ingang gebruik, maar alleen al de wetenschap dat die toegang er was, werkte geruststellend. Alleen voor Valerie was die vondst een uitkomst. Zij ging dansen en naar feestjes en had de klimsteunen, die ze zo knap had georganiseerd, minstens drie of vier keer per week nodig. Valerie lag gewoonlijk nog in diepe rust, waarbij haar krullen nauwelijks boven de lakens uitstaken, als Clare en Mary Catherine 's morgens naar college gingen.
De nonnen en de andere meisjes kregen altijd fijntjes het leugentje te horen dat Valerie geweldig bofte dat haar colleges zo laat begonnen. Valerie liep maar zelden college, onverschillig op welk uur van de dag die werden gegeven. Of zoals ze tegen Clare en Mary Catherine zei, haar moeder had met geen woord gerept over het afleggen van tentamens, alleen dat er veel geld aan haar universitaire studie moest worden gespendeerd.
Valerie zou met Kerstmis naar huis gaan, naar haar moeder, die – zoals altijd – onophoudelijk haar vader zou verwensen. Mary Catherine ging bij Amerikaanse vrienden logeren. Clare nam de trein naar huis. Haar moeder had Gerry Doyle gevraagd haar te willen afhalen. Hij had haar een ansichtkaart gestuurd waarop stond: ‘Liefdesbusje staat aan de donkerste kant van het parkeerterrein bij het station geparkeerd. Tot ziens. Veel liefs, Gerry.’ De andere meisjes werden nieuwsgierig. Die nieuwsgierigheid werd nog groter toen ze hoorden dat hij de don juan van Castlebay was die Clare twee keer in zijn caravan had uitgenodigd.
Clare verheugde zich erop dat ze naar huis ging. Ze had geen schuldgevoel, want elke vrijdag had ze trouw naar haar moeder geschreven en ook naar Tommy. Angela had ze minder vaak geschreven. Ze had gemeend dat ze haar vaker zou schrijven dan wie ook, maar het bleek moeilijk alles wat er in haar omging te beschrijven: de National Library, waar ze elke middag heen ging en waar een vredige sfeer hing die tot studeren aanzette. Je kreeg het gevoel dat daar alleen echte wetenschappers zaten, niet zomaar studenten die, met hun handen tegen hun oren gedrukt, voor examens blokten. Behalve de verplichte vakliteratuur had ze ook veel over de colleges zelf gelezen en over alle onderwerpen die daarin werden behandeld. Ze kon alle leden van het Murray Committee onder ogen komen, recht in de ogen kijken en naar eer en geweten zeggen dat het stipendium welbesteed was. Merkwaardig dat ze Angela dat alles niet kon schrijven.
Ze zag David Power in de trein en dook met haar hoofd in haar boek zodat hij haar niet zou opmerken als hij door het gangpad voorbijkwam. Niet dat ze per se niet met hem wilde praten, maar het deed zo vreemd aan dat ze, nadat ze drie maanden in dezelfde stad hadden gewoond, zonder elkaar ook maar één enkele keer te ontmoeten, hem nu pas op weg naar huis moest tegenkomen. Dat zou heel geforceerd lijken.
Hij zag haar pas toen ze gelijktijdig uit de trein stapten en zijn gezicht plooide zich tot een brede glimlach. David vond dat ze er heel aardig uitzag in haar marineblauwe duffelse jas, haar wit met marineblauw gebreide das en haar haar in een keurige paardestaart met een wit strikje. Nog maar kortgeleden was ze een kind geweest. Maar ja, zijn moeder zei ook altijd van hem dat het nog maar heel kortgeleden was dat hij zijn speelpakje droeg.
Hij zag hoe zijn vader aan de andere kant van de kaartjescontrole zwaaide. ‘Kunnen we je naar huis rijden?’ vroeg hij. ‘Ik ben blij dat ik je op tijd zag.’
‘Ik heb eerlijk gezegd al een lift, maar in elk geval bedankt voor je aanbod,’ antwoordde ze. Toen ze bij de controle kwamen, zag hij hoe Gerry Doyle nonchalant tegen de machine leunde die penningen maakte waarop je naam stond.
Gerry maakte geen aanstalten zich te verroeren, te zwaaien en de aandacht op zich te vestigen zoals Davids vader en trouwens iedereen deed. Gerry wist dat hij zou worden gezien als het moment daarvoor was aangebroken. Clare stak ter begroeting haar hand op.
‘Zomer of winter, het is in ons leven nooit anders geweest dan dat Gerry Doyle de tweede viool speelt,’ zei David, en hij liep door naar zijn vader.
‘Je moeder zit in de auto. Het is erg koud. Ik wilde liever niet dat ze in de tocht wachtte.’
‘Heel goed,’ zei David. Om de een of andere, voor hem zelf onverklaarbare, reden kwam het hem goed uit dat Clare de lift niet had geaccepteerd. Zijn moeder en Clare konden niet zo goed met elkaar overweg. Daar was, wat zijn moeder betrof, natuurlijk best iets voor te zeggen, maar David voelde intuïtief aan dat zijn moeder dacht dat Clares plaats in de winkel van O'Brien achter de toonbank was en niet als studente op de universiteit, laat staan als passagiere in de doktersauto.
Ze was vergeten dat het zo rustig zou zijn en dat het in deze tijd van het jaar altijd zo rustig was geweest. De etalages waren onverlicht en er stonden geen kerstbomen in. Er was geen druk verkeer in de straat. Ze was vergeten hoe weinig mensen er in Castlebay woonden en hoe de nevel in je gezicht sloeg als je je buiten de deur waagde.
Ze was ook vergeten hoe knap Gerry Doyle was. Hij droeg een leren jack en had lang, glanzend haar. Op het station had hij er als een filmster uitgezien. Hij had voor haar een plaid meegebracht die ze om haar knieën kon slaan.
‘Is er soms iets gebeurd?’ vroeg Clare als bij ingeving.
‘Je moeder is gevallen. Maar ze maakt het verder goed,’ zei hij.
‘Hoe goed?’ Haar stem klonk benepen.
‘Ze was bijna met me meegereden om je van het station te halen. Zo goed.’
‘Waarom hebben ze mij dat niet geschreven? Waarom heeft niemand me dat verteld? Waar is ze gevallen?’
‘Ze viel op het rotspad, waarbij ze haar enkel brak. Ze hoefde zelfs niet langer dan één nacht in het ziekenhuis te blijven.’
In Clares ogen welden tranen op.
‘Nee, eerlijk waar, het is niet erg met haar. Ze loopt een beetje moeilijk, dat is het enige. Je vader is heel zorgzaam voor haar en brengt haar iedere morgen thee op bed.’
‘Dan moet ze er erg aan toe zijn. Wanneer is het gebeurd?’
‘Ongeveer drie weken geleden. Luister, Clare, hou erover op. Mijn bedoeling was jou dat niet eerder te vertellen dan voor we in Castlebay zouden zijn, zodat je je daar niet al die tijd nodeloos het hoofd over zou breken. Welnu, over vijf minuten zie je haar en weet je dat het goed met haar is.’
‘Het had haar dood kunnen zijn.’
‘Dat had het niet. Doe niet zo dramatisch. Ze heeft nu het ergste achter de rug en je maakt het voor iedereen alleen maar erger als je er nu over begint waarom zij jou niet hebben gewaarschuwd.’
Schoorvoetend gaf ze toe dat hij gelijk had.
‘Prima. Vertel me de rest. Mijn moeder zie ik gauw genoeg.’
Hij vertelde haar dat er veranderingen op til waren in de fotobranche, zoals hij altijd had voorzien. Steeds meer mensen namen hun eigen, goedkope camera's mee naar het strand. Drogist Murphy werd knettergek van de klanten die hun vakantiekiekjes wilden laten ontwikkelen. De vraag naar strandfoto's liep terug.
Hij had altijd geweten dat zoiets te gebeuren stond, dus was het zaak nieuwe wegen in te slaan en de firma uit te breiden.
Gerry was nu portretfotograaf en voerde daarnaast bijzondere opdrachten uit voor eigenaren van hotels en nieuwe gebouwen, die prestigieuze foto's van hun panden wilden. Dat betekende natuurlijk wel dat hij zijn eigen pand moest opknappen.
Opdrachten om grote en belangrijke panden te fotograferen kreeg je alleen als men meende dat jijzelf ook een grote en belangrijke zaak had.
Was dat niet riskant, had Clare zich afgevraagd. Nee, dat hoorde bij het zakendoen, had Gerry haar verzekerd.
Hij vertelde haar dat Josie Dillon erin geslaagd was voor een groot aantal mensen een bridgeweekend in het hotel te organiseren en dat dat zo'n succes was gebleken, dat bridgeliefhebbers regelmatig van alle kanten toestroomden. Josies oom Dick, die had leren bridgen toen men hem te verstaan had gegeven dat hij moest ophouden met drinken, had jarenlang gezegd dat ze dit moesten doen, maar zelf had hij er nooit iets aan gedaan. Nu waren hij en Josie de koning te rijk. Josies zussen waren buiten zichzelf van kwaadheid en haar grootmoeder beweerde dat het idee in de eerste plaats van háár afkomstig was.
Clare vertelde Gerry over de grootte van de universiteit, over de mensa, waar de studenten elke morgen koffie dronken en over de vele honderden nonnen en geestelijken die daar ook studeerden, iets wat ze nooit had verwacht.
Was Fiona al thuis voor de kerstdagen, wilde ze weten. Het zou interessant zijn de aantekeningen te vergelijken die zij voor haar ingenieursopleiding maakte.
Nee, ze kwam waarschijnlijk niet naar huis. Eigenlijk was het Gerry's bedoeling haar te gaan opzoeken.
‘Niet thuiskomen met Kerstmis?’ Dat was ongehoord.
Gerry keek strak voor zich uit naar de weg.
‘Maar wat voert ze daar dan uit, dat ze niet thuiskomt?’
Hij zuchtte diep. ‘God allemachtig, Clare, je bent toch niet zo'n oude zeurkous als de rest. Waarom kijk je zo verbaasd? Ze wil daar gewoon blijven. Dat is alles. Moet ik jou daar ook haarfijn verslag van uitbrengen, uitleg over geven? Moet iedereen in Castlebay volledig tekst en uitleg krijgen van wat een ander in Castlebay voor de rest van zijn of haar leven denkt te gaan doen?’
‘Het spijt me. Je hebt helemaal gelijk,’ zei ze schuldbewust. ‘In Dublin praat ik helemaal niet zo. Het komt natuurlijk door mijn thuiskomst dat ik zo verbaasd doe.’
‘Ja. Nou, sommigen van ons zijn nooit van huis weggeweest, vergeet dat niet, maar op onze eigen manier worden wij natuurlijk ook volwassen.’
Ze wist niet zeker wat hij daarmee bedoelde, maar zijn woorden klonken als kritiek. Ze knikte verontschuldigend. Een poosje reden ze zwijgend verder.
‘Eerlijk gezegd ga ik daar morgen heen,’ zei hij. ‘Ik heb het verder niemand verteld. Ik ga gewoon.’
‘Vanzelfsprekend,’ zei ze. ‘Dat is een goed idee.’
‘Ik zou Tommy en Ned kunnen opzoeken terwijl ik in Londen ben,’ zei hij onverwacht. ‘Ik heb hen in geen jaren gezien.’
Ze veerde even op, maar dat kon hem niet zijn opgevallen.
‘Kun je me hun adres geven?’
‘Nee,’ zei ze. ‘Nee, dat kan ik niet.’
‘Zou je moeder…’
‘Dat denk ik niet.’ Clare hield haar mond hermetisch gesloten. Ook zij staarde nu recht voor zich uit.
‘Goed,’ zei hij ten slotte. ‘Zoals we al zeiden, al ben je ook in Castlebay opgegroeid, dat geeft je nog niet het recht om iedereen zomaar uit te horen.’
Ze glimlachte en beet op haar lip. Zo had ze hem nu praktisch alles verteld, nietwaar? Ze had hem evengoed alles kunnen vertellen, want op den duur zou dat gemakkelijker zijn geweest.
Chrissie had met Kerstmis de verlovingsring gekregen. Zij en Mogsy – die zij nu graag met Maurice aangesproken zag – zouden volgend jaar juni gaan trouwen. Mogsy – of Maurice – bouwde voor hen een huis, een kleine woning naast de zuivelfabriek. Slager Dwyer had gezegd dat Chrissie kon blijven werken tot zich een kleine Byrne aandiende.
Clares moeder zag er afgemat uit. ‘Moet je niet eerst halsoverkop naar je vriendin juffrouw O'Hara, voor je goed en wel thuis bent en met ons hebt gesproken?’ zei ze de eerste avond.
‘Waarom geeft u zo op me af; ik ben ternauwernood thuis.’
‘Thuis! Alsof we jou zo vaak zien. Je zit in Dublin met je neus in de boeken en hier heb je nauwelijks een woord over voor je eigen vlees en bloed.’
‘Mammie, waarom zegt u dit allemaal? Ik heb nauwelijks een voet over de drempel gezet! Ik ga nu niet naar juffrouw O'Hara. Misschien dat ik haar morgen of overmorgen opzoek. Maar daar hebt u toch nooit bezwaar tegen gehad? U bent haar ook altijd dankbaar geweest.’
‘Dat weet ik. Neem me niet kwalijk. Ik ben mezelf niet.’
‘Wat scheelt eraan?’ Ze waren met hun tweetjes.
‘Van alles wat.’
‘Het gaat toch niet om het huwelijk van Chrissie? Daarover bent u hopelijk toch niet van streek?’
‘Helemaal niet. Op elk potje past een dekseltje. Ik zeg je, die twee hadden het niet beter dan met elkaar kunnen treffen.’
‘Nou, wat zit u dan dwars?’
‘Ik geloof dat ik aan het piekeren ben geslagen. Ik vraag me af hoe het met Tommy gaat.’ Clares hart sprong op. ‘De komende jaren zul je zelf wel merken dat er iets mis is met je oudste broer, maar ik weet niet wat het is. Alleen al het feit dat hij nooit schrijft, nooit thuiskomt… Zou het niet geweldig zijn als hij nu met Kerstmis opeens binnenstapte? Ik geloof dat ik daaraan zat te denken.’
‘Tommy heeft in zijn leven nooit meer dan zijn naam geschreven. Dat weet u.’
‘Ja, maar Neds brieven nemen mijn ongerustheid niet weg. Hij houdt iets verborgen. Ik ben van plan Gerry Doyle, als hij weer in de winkel komt, te vragen of hij hem wil gaan opzoeken. Morgen vertrekt hij naar Engeland.’
‘Wanneer heeft hij u dat verteld? Hij zei dat hij het niemand wilde vertellen.’
‘Ik vroeg hem of hij voor Kerstmis voor ons nog wat voorraden wilde meebrengen, maar hij zei dat hij met Kerstmis weg zou zijn. Hij vertelde mij dat een paar minuten geleden, toen jij je spullen uit zijn bestelbusje haalde en weer heel verrast was over het geluid van de zee.’
‘Gerry zal geen tijd hebben om op zoek te gaan naar Tommy en Ned.’
‘Jawel. Dat heeft hij wel. Hij is een goeie jongen, ondanks het feit dat hij hier in de buurt een slechte naam heeft gekregen. Morgen praat ik wel met hem.’
Clare liet die avond bij Gerry Doyle thuis een briefje achter. Ze zei dat ze een strandwandeling wilde maken om de rotsen te zien.
Haar moeder verklaarde haar voor gek en zei dat je net zo goed tegen een stenen muur kon praten als tegen een van haar kinderen.
De volgende morgen zat Gerry op de muur te wachten zoals ze hem had gevraagd. De lucht was donkergrijs en dreigend, maar het regende niet. Ze waren beiden goed ingepakt.
‘Er is een probleempje met Tommy,’ zei ze.
‘Aan je stem te horen dacht ik al dat het zoiets was.’ Gerry's stem klonk niet triomfantelijk en evenmin nieuwsgierig.
‘Wormwood Scrubs om precies te zijn,’ zei ze.
‘Dat is inderdaad een probleempje.’ Hij grijnsde haar bemoedigend toe. ‘En je moeder weet er niets van?’
‘Niemand weet ervan behalve Ned en ik.’
‘Dat zal voor jou niet meevallen.’
‘Nee, voor Tommy in de gevangenis is het erger en ook voor de oude man die ze bij de overval in elkaar hebben geslagen. Zij gaan er het zwaarst onder gebukt.’
‘Beslist. Nou, wat wil je dat ik doe, zeggen dat ik hem niet heb kunnen vinden?’
‘Nee, kun je Ned misschien bellen – ik heb hier zijn telefoonnummer op een briefje – en met hem praten en moeder achteraf vertellen dat Tommy het goed maakt? Zou dat niet het beste zijn?’ Ze zag er in de koude morgenlucht heel jong en bezorgd uit.
‘Dat is afgesproken. Ik zorg ervoor.’
‘Dank je, Gerry.’
Ze had hem niet gevraagd het voor zich te willen houden. Dat hoefde ze niet te doen.
‘Wat Fiona betreft…’ zei hij.
‘Dat is mijn zaak niet,’ zei ze snel.
‘Nee, dat weet ik, maar ze krijgt hoe dan ook deze week een baby. Een kerstkindje, verdomd nog aan toe.’
Clare was zo verbouwereerd dat ze bijna van het muurtje tuimelde, maar omwille van Gerry verborg ze haar schrik. ‘Een geluk voor haar dat ze jou heeft,’ zei ze.
‘We vormen een geweldig paar,’ zei Gerry, en hij sprong lichtvoetig van de muur. Daarna hielp hij Clare omlaag. ‘In elk geval een gelukkig kerstfeest,’ zei hij.
Ze keek hem dankbaar aan. Zijn magere, spitse gezicht stond grimmig in de kille dageraad. Hij had zo weinig mogelijk gezegd, alleen enig medeleven getoond op het moment dat er verder niets te zeggen viel. In ruil voor haar relaas had hij Fiona's geheim onthuld, zodat haar verdriet en schaamte als op een boekhoudkundige balans konden worden vereffend.
‘Gelukkig kerstfeest, Gerry,’ zei ze. ‘Je bent heel erg aardig.’
‘Dat heb ik je altijd al gezegd. Jij bent de enige die dat niet heeft beseft,’ grapte hij.
‘Ik bedoel niet dat soort aardigheid,’ zei Clare, maar terwijl ze dat zei vroeg ze zich af of ze dat ook echt meende. Hij was knap en vriendelijk en had een sterk verantwoordelijkheidsgevoel.
Niets kon echt misgaan als je er met Gerry over sprak. Fiona had enorm veel geluk gehad dat ze zo'n broer had. Tommy en Ned zou hij in hachelijke situaties ook te hulp zijn geschoten. Ze vond het jammer dat hij in de kerstvakantie weg zou zijn. Ze bespeurde een vreemdsoortig verlangen hem bij haar te houden, niet te laten gaan.
‘Ik kan beter naar den vreemde vertrekken,’ zei hij. Hij hield nog steeds haar handen vast sinds hij haar van de muur had geholpen.
‘Veilige reis. Ik hoop… Ik hoop dat met Fiona alles goed gaat.’
‘Ik ben er zeker van dat met haar alles in orde komt. Ze is van plan de baby voor adoptie af te staan, en ik denk dat ik haar daarna iets over fotografie zal moeten leren.’
‘Over wát?’
‘Fotografie.’ Hij liet zijn vertrouwde samenzweerderige grijns zien. ‘Heel Castlebay denkt dat ze de laatste zes maanden fotografie heeft gestudeerd.’
Angela was opgetogen toen Clare haar zag. Nee, natuurlijk kwam ze niet te vroeg. Kom binnen en schuif aan, dan ontbijten we samen net zoals vroeger.
‘Als ik eenmaal volwassen ben en mijn eigen huis heb, wil ik net zo'n ontbijt hebben als jij,’ zei Clare, terwijl ze gretig at.
‘Wat heb ik dan wel dat jij zo bijzonder vindt?’
‘Jij hebt mals witbrood en van die heerlijke dunne marmelade uit de winkel in plaats van dat grove eigengebakken bruinbrood en die vreselijke zelfgemaakte jam, zoals mensen op een liefdadigheidsbazaar kopen.’
‘Is dat alles wat je van je universitaire opleiding hebt overgehouden? Klagen en zeuren over winkelbrood. Vertel me liever hoe het in Dublin is, hoe Emer en Kevin het maken. Waarom schrijf je me niet van die geweldige, lange brieven zoals je deed toen je op de middelbare school zat?’
‘Ik weet het niet. Eerlijk waar, ik weet het echt niet.’
‘Dat is in elk geval heel eerlijk van je,’ zei Angela glimlachend en helemaal niet van haar stuk gebracht. ‘Wat de reden ook is, je zult het erg druk hebben met je studie aan de universiteit.’
‘Daar gaat het niet om.’ Clare deed zichzelf geweld aan om eerlijk te zijn. ‘Ik schrijf mijn moeder, Josie en Tommy. Ik heb er wel tijd voor.’
‘Over een poosje kost het je misschien minder moeite,’ zei Angela, die het zich blijkbaar allerminst aantrok. ‘Luister, ik wil jou iets over de school vertellen. Je zult het misschien niet kunnen geloven maar Immaculata is de afgelopen maanden stapelgek geworden. Let op mijn woorden, vóór het Pasen is stappen mannen met witte jassen uit een busje om haar op te halen.’
Mevrouw O'Hara fronste haar wenkbrauwen. ‘Doe niet zo idioot, Angela. Het is verkeerd zulke dwaze dingen te zeggen waar een kind bij is. Want met al haar goede cijfers is Clare nog maar een kind.’
‘Het is goed, mevrouw O'Hara,’ zei Clare. ‘Ik heb het allemaal gehoord. Ik zeg niks. Ik hou mijn mond dicht.’
‘Dan zou jij de enige in dit graafschap zijn die dat doet,’ mompelde Angela's moeder.
Er volgde een lang en krankzinnig verhaal over moeder Immaculata, die op school een kerstviering wilde organiseren waarop iedereen een stuk speelgoed voor een arm kind moest meebrengen. Het meegebrachte speelgoed zou bij de kerststal worden verzameld.
Toen had een kind gevraagd wie dat speelgoed zou krijgen.
‘De armen,’ had moeder Immaculata op schrille, hoge toon geroepen.
‘Maar zijn wij dan niet de armen?’ had het kind gevraagd. ‘Er is niemand die armer is dan wij.’
Clare lachte, en terwijl er nog eens thee werd ingeschonken schreef ze een briefje voor Angela. ‘Ik wil met jou over Tommy praten, maar zonder dat je moeder erbij is.’
Angela stelde Clare voor mee naar boven te gaan om enkele nieuwe boeken te bekijken die ze had gekocht, en zo kwam Clare voor de eerste keer in de slaapkamer van haar onderwijzeres. Ze was verrast hoe sober die eruitzag, met de hagelwitte beddensprei en het kruisbeeld dat aan het hoofdeinde boven het bed hing. Verder stonden er een kleine commode en een witte stoel. Op de vloer lag geen tapijt maar een mooi vloerkleed. Om de een of andere reden zag de kamer er wat somber uit. Mary Catherine zou hebben gejammerd dat er geen toilet was.
‘Ik kon de kwestie met Tommy voor Gerry Doyle niet verzwijgen,’ legde Clare uit, en ze vertelde Angela alles behalve Gerry's geheim.
‘Ik moest het hem wel vertellen,’ zei ze, toen ze Angela's bezorgde gezicht zag. ‘Wat had ik anders kunnen doen?’
‘Ik neem aan dat je het hem zelf had kunnen laten ontdekken en hopen dat hij het niet aan je moeder zou vertellen.’
‘Maar dat zou het zo ingewikkeld hebben gemaakt, zo omslachtig.’
‘Je kunt gelijk hebben. Ik ben er zeker van dat je gelijk hebt. Alleen heeft hij je nu, nadat je hem alles hebt verteld, min of meer in zijn macht.’
‘Dat is heel erg dramatisch.’ Clare probeerde te lachen.
‘Hij is een heel dramatische jongeman. Dat heb ik altijd gedacht. Veel te knap en elegant voor Castlebay, op het gevaarlijke af.’
‘Hij zal me niet in zijn macht krijgen, eerlijk waar.’ Clare keek Angela recht in de ogen. ‘Voorzover ik iets zeker weet, is het dit. Hij zal nooit de baas over mij spelen.’
David kwam de dag voor Kerstmis in de winkel van O'Brien. Bones bleef gehoorzaam buiten de deur zitten.
‘Je kunt hem mee naar binnen nemen. Iedereen brengt zijn hond mee naar binnen,’ zei Clares vader. ‘In feite heeft Mogsy Byrne een maand geleden twee koeien mee naar binnen genomen.’
‘Mag ik u eraan herinneren, vader, dat zijn naam Maurice is en dat hij die koeien niet mee naar binnen heeft genomen, maar dat die naar binnen zijn gelopen, omdat de jongeman die geacht werd ervoor te zorgen, er niet was.’
‘Gefeliciteerd, Chrissie. Ik heb gehoord dat je verloofd bent,’ zei David beleefd.
Chrissie glimlachte en liet hem de ring zien. David zei dat hij er prachtig uitzag.
‘En, is er niets wat erop wijst dat je zelf aanstalten in die richting maakt?’ zei ze. Chrissie was nu een vrouw van de wereld, die anderen die terughoudend waren, probeerde aan te moedigen.
‘O, ik denk dat ik beter kan wachten tot ik afgestudeerd ben. Het is al erg genoeg iemand te vragen de vrouw van een dokter te willen worden, maar zo iemand aan een student medicijnen koppelen zou voor haar een lot betekenen dat erger is dan de dood en we zouden niets hebben om van te leven.’
‘Heb je daarginds in Dublin soms je hart verloren?’ vroeg Chrissie.
‘Chrissie, hou op. Je bent heel brutaal,’ zei Agnes.
‘Nee. Ik heb echt te hard gewerkt om nog tijd te hebben voor een romance.’ Hij glimlachte ontspannen naar hen. ‘Is Clare thuis?’
‘Nee. Van Clare geen spoor, maar waar zou ze anders kunnen zijn dan bij juffrouw O'Hara of bij Josie Dillon in het hotel? Hier in de buurt is er geen spoor van haar te bekennen, dat kan ik je verzekeren.’ Chrissies stem klonk wrevelig. ‘Het spijt me, maar je bezoek was tevergeefs,’ zei ze wraakzuchtig.
‘Helemaal niet. Ik kwam voor sigaretten,’ zei hij bedaard. ‘En ik had ook graag een blik van die heerlijke biscuits voor Nellie en wat bloedworst.’
‘Je moeder heeft vanmorgen bloedworst gehaald,’ zei Tom O'Brien, want het kwam de klantenbinding niet ten goede iemand twee keer hetzelfde te verkopen.
‘O, ik weet zeker dat ze dat heeft gedaan, maar ik wed dat ze niet genoeg heeft gekocht. Morgenvroeg, als we uit de kerk thuiskomen, wil ik zes plakjes op mijn bord. U hebt er geen idee van hoe erg ik bloedworst mis in Dublin. Daar verkopen ze alleen maar van die armzalige schijfjes die niet eens naar bloedworst smaken.’
David wenste iedereen een gelukkig kerstfeest en de O'Briens sneden voor Bones het zwoerd van een stuk gerookte ham. Bones schrokte dat naar binnen en stak zijn poot in de lucht hoewel niemand hem had gevraagd een poot te geven.
Liggend op Josies bed vertelde Clare alles over het studentenhuis, de klimsteunen tegen de muur en de lachbuien met Mary Catherine en Valerie. Ook vertelde ze Josie alles over de colleges, over de disputen die op de zaterdagavonden werden gehouden, over excursies en over de soirees die elk studentencorps organiseerde om geld in te zamelen.
Josie was teleurgesteld dat Clare James Nolan maar bij twee gelegenheden had ontmoet. Eén keer in het café-restaurant en op een druk, ruig feest in de flat van een van de studenten. Clare onthulde dat James twee keer met Mary Catherine had gedanst, als je dat tenminste dansen kon noemen in die donkere, overvolle kamers. Maar hij had Mary Catherine niet gevraagd voor een afspraakje of zoiets. Clare vertelde Josie niet dat James Nolan haar was vergeten. Ze dacht niet dat dat enige zin had. In plaats daarvan zei ze dat ze de indruk had gekregen dat James een tikkeltje wispelturig en trouweloos was. Maar Josie zei dat alleen degenen die hem niet goed kenden, dat dachten.
Josie praatte druk en opgewonden over de manier waarop zij het hotel in het winterseizoen tot bloei bracht. Over oom Dick, die heel aardig was geworden en niet langer een knorrige en ontevreden indruk maakte zoals vroeger. Oma was intussen helemaal kierewiet geworden. Ze had tegen Josie gezegd dat haar moeder nu al jarenlang bij iedereen rattenkruit in het eten deed en zelfs een paar hotelgasten had vergiftigd, die om die reden sindsdien niet meer waren teruggekomen. Haar zussen Rose en Emily waren met de kerstdagen thuis. Zij waren allerminst ingenomen met de bridgeweekenden en hadden haar zowat in haar gezicht gezegd dat zij, Josie, zich daar niet mee te bemoeien had. Clare had er geen idee van hoe vreselijk stil het 's winters in Castlebay was. Toen zij nog klein waren, was hen dat niet zozeer opgevallen, maar het was er werkelijk ongelooflijk rustig. Ze had zichzelf en oom Dick leren bridgen en soms gingen zij beiden naar de Powers, waar zij een paar robbers speelden met mevrouw Power en meneer Harris, die veilingmeester was en halverwege de stad en Castlebay een groot huis bewoonde. Hij was een ‘begerenswaardige vrijgezel’, zei oom Dick, maar hij was ook stokoud. Nou, hijzelf was zevenendertig, achttieneneenhalf jaar ouder dan Josie, twee keer zo oud als zij.
Oom Dick moest gek zijn. Clare was het daarmee eens en zei tegen Josie dat ze het idee om de begeerlijke meneer Harris aan de haak te slaan maar beter uit haar hoofd kon zetten.
Ze speculeerden over Chrissie en Mogsy en vroegen zich af wat elk van hen in de ander zag. Zouden hun kinderen net zo foeilelijk worden als zij beiden, of dubbel zo lelijk?
Vader O'Dwyer ging de avond voor Kerstmis bij de zieke parochianen op huisbezoek om hen de communie te laten ontvangen.
Zijn laatste bezoek gold het huisje van de O'Hara's. Angela had voorbereidingen getroffen voor het bezoek en voor het kerstkribje een kaars aangestoken.
Angela was boven naar haar kamer gegaan omdat de priester de oude vrouw de biecht wilde afnemen en toen hij haar daarna riep was ze naar beneden gekomen en had geknield terwijl haar moeder de communie ontving. Ze zwegen allemaal een paar minuten, maar daarna kreeg vader O'Dwyer een kop thee en een tomatensandwich waar de korsten vanaf waren gesneden.
‘Is het niet jammer dat vader Sean het niet voor elkaar heeft gekregen dat hij u dit jaar met Kerstmis kon bezoeken?’ vroeg hij om een gesprek op gang te brengen.
‘O nou ja, u weet hoe dat gaat,’ antwoordde Angela nietszeggend.
‘Weet u, in het gebied waar hij nu werkt, bestaat zelfs geen behoorlijke postverbinding,’ zei mevrouw O'Hara. ‘Daarom moeten we ook naar het moederhuis van zijn congregatie in Engeland schrijven, vanwaar de post kan worden doorgezonden of wordt meegenomen door priesters die naar de missie vertrekken.’
‘Ja, ja, natuurlijk,’ zei vader O'Dwyer sussend op de manier waarop hij naar alle oude mensen luisterde zonder echt nota te nemen van wat ze zeiden.
‘Wie weet, komt hij volgend jaar thuis,’ zei hij.
‘Als het God belieft, vader, als het God belieft. Zoals ik het nog steeds zie is het beter dat hij daar Gods werk doet voor wilden en heidenen die nooit van God hebben gehoord, dan dat hij mij hier komt opzoeken.’
Het kaarslicht en de bezieling van de communie deden haar gezicht stralen.
Angela beet hard op haar lip.
Vader O'Dwyer gaf mevrouw O'Hara een welgemeend klopje op haar hand en zei: ‘Dat is goed. Dat is goed. Dat is de geest die de werkers stuurt om in de wijngaard des Heren te arbeiden.’
Dokter Power had Nellie gevraagd of ze met Kerstmis naar huis wilde.
‘U vraagt me dat elk jaar en mijn antwoord is steevast: nee, dank u wel, meneer. Ik heb het hier in huis veel beter naar mijn zin, krijg beter te eten en heb meer rust. Ik kan heel mijn familie 's avonds gaan bezoeken.’
‘Als je zeker weet…’ begon hij.
‘In elk geval, meneer. Mevrouw zou niet graag hebben dat u zich van de afspraken niets aantrok. Ik zou haar gezicht wel eens willen zien, als ik zei dat ik op eerste kerstdag niet hier zou zijn.’
‘Hou je protesten verder maar voor je, Nellie,’ zei hij hartelijk. ‘Dit is nu een gelukkig huis. Hoor je me?’
‘In elk opzicht, meneer,’ zei Nellie goedhartig. ‘Ik ben hier nu sinds mijn zestiende, volgend jaar wordt dat dan twintig jaar, en onder dit dak is nauwelijks een onvertogen woord gezegd.’
‘Je bent hier te lang geweest, Nellie. Waarom ga je niet met iemand trouwen?’
‘Om met een boerenpummel te worden opgescheept, die van mij verlangt dat ik voor niks zijn eten kook en zijn schoenen poets? Heb ik hier geen leven als een prinses, met mijn eigen radio die ik mee naar boven kan nemen en in mijn slaapkamer kan aanzetten als ik dat wil en met een gemakkelijke stoel voor mezelf naast het fornuis? Waarom zou ik willen trouwen?’
‘Wil je morgen, samen bij ons aan tafel het kerstdiner gebruiken?’
‘God zegene u, meneer. Ook dat vraagt u me elk jaar en ook nu is mijn antwoord: nee! Mevrouw zou zich aan me ergeren en bovendien zou ik in mijn onhandigheid het eten van mijn vork laten vallen.’
‘Je bent een heel stijfkoppige vrouw.’
‘Ik heb niet gestudeerd, maar ik ben niet gek. Dat is alles.’
Clare had in Dublin vrolijke kerstversieringen gekocht. Ze vond het heerlijk samen met Mary Catherine en Valerie door Moore Street en Henry Street te lopen en te horen hoe vrouwen hun koopwaar aanprezen als het laatste artikel van dit of van dat om het publiek op te zwepen tot de wanhopige gedachte, dat de artikelen bijna uitverkocht waren. Clare had nauwelijks de zogenaamde laatste flonkerende slingers gekocht, toen ze tot haar verbazing zag dat vanonder het marktkraampje nog een groot aantal slingers werd opgediept. Ze had ook de laatste kerststerretjes gekocht. Ze leken op siervuurwerk dat vonkjes van klatergoud verspreidde. Jim en Ben waren daar dol op en ze vormden in Castlebay een traktatie, zodat ze vond dat ze een goede koop had gedaan. Ze had drie weken lang de lunch overgeslagen om de cadeautjes te kunnen kopen en had bij het ontbijt een boterham apart gehouden om overdag iets te eten te hebben.
Op kerstmorgen was het helder en koud. De familie O'Brien ging gewoontegetrouw naar de vroegmis. Het was niet nodig om thuis te zijn voor het geval er iemand bij de winkel zou aankloppen.
Niemand zou willen toegeven dat hij voor Kerstmis iets was vergeten, en de O'Briens zouden ongestoord kunnen ontbijten.
Clare had al haar cadeautjes ingepakt, en Chrissie bekeek deze stapel geschenkjes met enige argwaan.
‘Ik hoop dat je beseft dat wij, nu we verloofd zijn, al ons spaargeld voor onze toekomst opzij moeten leggen,’ zei ze tegen Clare. ‘Wij kunnen niet iedere penny aan onnozele cadeautjes verspillen.’
‘Zeker,’ had Clare gezegd, en ze had de verleiding weerstaan elke haar uit Chrissies gepermanente, sterkgekrulde hoofd te trekken.
Na hun ontbijt begonnen de eindeloze voorbereidingen voor het middagmaal. Agnes, die nog zwak was en niet in staat zich te verplaatsen, gaf instructies vanuit de stoel waarin ze zat. Haar been steunde op een krukje. Haal voorzichtig de ham uit het water, waarin die is voorgeweekt. Voorzichtig, maak niet de hele keuken nat. Dek netjes de tafel. Netjes, Chrissie, het is vandaag Kerstmis. Haal dat vieze tafelkleed weg en pak een nieuw.
En Ben, schil jij vast de aardappels, nee niet met je vinger, maar met een mes. En leg die hulst ergens anders neer, Jim, voor iemand zich daaraan prikt.
Tom O'Brien, die naast haar zat, herhaalde met groeiend ongeduld haar orders en deed zelf nog een duit in het zakje door op te merken dat kinderen blij moesten zijn dat ze hun ongelukkige moeder, die bij een val gewond was geraakt, konden helpen.
Clare verzette het meeste werk en toen het eten klaar was, voelde ze zich haast uitgeput. Ze kon niet begrijpen waarom veel van dit werk niet de vorige avond was verdeeld en gedaan, maar één woord van kritiek zou de sluizen openzetten, dus hield ze haar gedachten voor zich.
Na de plumpudding verdeelde ze haar cadeautjes. Mama vond de sjaal heel mooi, misschien wat licht voor dit soort weer maar heel geschikt voor warmer weer, als je met warm weer natuurlijk een sjaal zou dragen. Haar vader keek met belangstelling naar de plattegrond van het graafschap, die ze met zoveel moeite in een tweedehands-winkel in Dublin had gevonden en daarna had laten inlijsten. Het was heel gul van Clare, dacht hij, maar het moest wel een armzalige figuur zijn wilde iemand zijn eigen graafschap niet kennen, hoewel… misschien dat het de toeristen interesseerde. Jim en Ben waren echt blij met de puzzels en spelletjes die ze voor hen had meegebracht. Chrissie keek ongeïnteresseerd naar haar manicureset.
Clare was er zo zeker van geweest dat Chrissie graag een manicure set wilde hebben omdat, zolang als zij zich kon herinneren, Chrissie altijd bezig was geweest haar vinger- en teennagels te vijlen en te lakken. Deze manicure in een klein rood etui moest precies zijn wat ze graag wilde hebben. Maar Clare moest zich een tijd herinneren die ver in het verleden lag. Toen Chrissie het pakje met haar korte, dikke vingers openmaakte, viel het Clare op dat haar handen eeltplekken vertoonden en haar nagels waren afgebeten. Misschien, dacht ze nog hoopvol, wie weet.
Chrissie keek vluchtig naar de manicureset en zei dat die heel mooi was, vooral wanneer je studente was en de tijd had om je nagels te verzorgen. Ze schoof het setje opzij en keek er de hele dag niet meer naar om.
Clare kreeg van haar moeder een doosje snoepjes uit de winkel en van Jim en Ben een glinsterkaart. Haar vader gaf haar een bankbiljet van een pond. Ze vocht tegen de tranen die in haar ogen opwelden. Het was en bleef haar familie, ook al had die er geen behoefte aan de gepaste, uiterlijke vormen in acht te nemen. Het was dwaas van haar om van streek te raken vanwege het ontbreken van mooie cadeautjes.
Angela had haar al lang geleden gewaarschuwd voor een van de gevaren als je uit huis ging om te studeren, namelijk dat je te veel verwachtte als je thuiskwam. Daardoor bouwde je een hele muur van teleurstelling op, iets wat niet nodig was. Het was precies gegaan zoals Angela had gezegd, toen ze van de kraakheldere, door nonnen geleide kostschool thuiskwam en samen met Chrissie een kamer moest delen. En nu was het weer hetzelfde. Nadat ze eenmaal mensen had leren kennen zoals Emer en Kevin, die beleefd, welgemanierd en respectvol waren tegen elkaar en anderen met wie ze in contact kwam, leek dit een oersaaie, loodzware dag die niet om door te komen was.
Ze herinnerde zich dat Mary Catherine ergens had gelezen dat met Kerstmis meer mensen zelfmoord wilden plegen dan op enige andere dag van het jaar. Nee, dat was niets voor Clare. Ze plantte haar ellebogen op de tafel die bezaaid was met vuile borden en papier van de cadeautjes, die alleen zij had gegeven. Met een brede glimlach op haar gezicht stelde ze voor: ‘Zullen we elkaar een spookverhaal vertellen?’
‘Wie kent er een?’ vroeg haar vader.
‘We kunnen er een verzinnen. Iemand bedenkt een plot en de een na de ander voegt daar telkens een stukje aan toe. We beginnen bij jou, Chrissie.’
‘Ik kan geen spookverhalen verzinnen.’ Chrissie was niet van plan mee te doen.
‘Dat kun je wel. Je begint gewoon.’
De anderen keken enthousiast.
‘Er was eens een spook dat deze wanhopige zus had,’ begon Chrissie. ‘Geen kwaad woord over haar vier broers, maar ze had ook een echt vreselijke zus en die was onuitstaanbaar…’
Bij dokter Power had altijd een kerstboom voor het raam gestaan, aan de kant van het huis waar hij vanaf de straat kon worden gezien. Er lagen cadeautjes onder, die de Nolans in Dublin met de post hadden gestuurd en ook geschenkjes van familie en vrienden uit Castlebay. David legde daar op de vooravond van Kerstmis zijn eigen cadeautjes bij. Hij had die in rood crêpepapier verpakt en op elk daarvan een plaatje van de kerstman geplakt.
David keek naar de pakjes, waar overal een naamkaartje aan hing.
Hij wierp een vluchtige blik op de eetkamer, waar de tafel al feestelijk gedekt was met het fonkelende glasservies en het schitterend zilverbestek en versierd met hulst en christmas crackers, die kriskras door elkaar lagen. Waarom voelde hij zich zo leeg en eenzaam? Hij vond het afschuwelijk dat Nellie in de keuken zat, hoewel hij wist dat ze nooit bij hen zou komen zitten. Hij had een hekel aan het spelletje dat gespeeld zou gaan worden waarbij hij, zijn moeder en zijn vader christmas crackers moesten openmaken, de grapjes voorlezen en zich verrast tonen over de cadeautjes.
Hadden zij er maar enig idee van hoe het toeging in de gezinnen die hij in Dublin had bezocht toen hij coschappen liep, dan zouden ze dit soort spelletjes met Kerstmis een armzalig tijdverdrijf vinden. Maar zijn vader moest het toch weten.
Ze liepen op eerste kerstdag door de kou naar de kerk.
Iedereen was ondanks de wind goedgehumeurd en opgewekt. Dokter Power behandelde een jonge vrouw die was flauwgevallen en verzekerde haar dat het alleen kwam omdat ze 's morgens vroeg in de kou en op haar nuchtere maag drie mijl had gelopen.
‘Maar ik moet toch nuchter blijven om op kerstmorgen ter communie te kunnen gaan?’ zei de vrouw, die in de stem van de dokter enige kritiek bespeurde, terwijl hij haar hoofd vooroverboog.
‘Natuurlijk moet u dat. Dat is precies wat Christus op zijn geboortedag graag heeft, dat mensen zich op een haar na zelf om zeep helpen,’ foeterde dokter Power.
David had de hele dag het gevoel dat hij op de een of andere manier in de gaten werd gehouden. Ze waren allemaal eropuit om te weten wat David dacht en wat David wilde. Vond David dat ze nu moesten gaan eten? Of een sherry gaan drinken? Wilde David de pakjes graag openmaken? Stond die trui hem wel echt? Als hij niet groot genoeg was, of als David de kleur niet mooi vond, kon hij worden geruild.
Ze aten eerst soep met toast, waarna de kalkoen werd voorgesneden. Wist David wel zeker dat hij de poot wilde? Er was genoeg gebraden borst.
Ze applaudisseerden toen de met rum overgoten plumpudding geflambeerd werd opgediend en hieven hun glas op de goede afloop van het jaar en op het jaar dat voor hen lag. Molly Power vroeg zich af of de Nolans in Dublin op dit moment ook aan het kerstdiner zaten en ze brachten ook op hen een toost uit.
‘James’ moeder doet met Kerstmis erg vreemd,’ mengde David zich in het gesprek. ‘Het schijnt dat ze vorig jaar tijdens het hele kerst diner een zakdoek om haar hoofd geknoopt hield.’
Dokter Power barstte in lachen uit. ‘Heeft ze erbij gezegd waarom ze dat deed?’ vroeg hij.
‘Ja, toen Caroline haar vroeg waarom ze dat deed, zei ze dat je het met plafonds maar nooit wist, waarna zij, denk ik, niets meer hebben gevraagd.’ David grijnsde bij de gedachte aan dat verhaal.
‘Ik heb niet graag dat je zulke verhalen over Sheila vertelt, ze is anders, ongewoon. Dat is alles. Als je zo over haar praat denkt iedereen dat ze getikt is.’
‘Ze is ook een beetje getikt, denk ik,’ zei David verdedigend. ‘Ik bedoel niet dat ze gevaarlijk is of zo, maar ze heeft ze beslist niet allemaal op een rijtje.’
Dokter Power fronste zijn wenkbrauwen, en David begreep zijn wenk.
‘Sorry, ik maakte maar een grapje. Ongewoon is een beter woord ervoor.’
Molly glimlachte tevreden. Ze hoorde niet graag dat haar vriendin als krankzinnig werd afgeschilderd. Ze liet likeurbonbons rondgaan en telkens als ze de vulling van een bonbon proefde slaakte Molly verrukte kreetjes. Zou ze een bonbon met kirschwasser of een met cherry brandy proberen? Welke zou de meeste alcohol bevatten? David onderdrukte de aanvechting om op te merken dat dat hoegenaamd geen verschil maakte, omdat er in elke bonbon minder dan een half eierlepeltje alcohol zat.
‘Zie je Caroline vaak?’ Molly's stem klonk al te nonchalant.
‘Een enkele keer, maar ik werk hard, erg hard, al nemen mensen dat van studenten nooit aan. We zijn naar een feestje geweest, vlak voor ik thuiskwam, en ze laat u beiden de groeten doen.’
‘Ik denk dat ze hier graag komt. Ik denk dat ze diep in haar hart best in Castlebay zou willen wonen. Ze heeft een kerstkaart gestuurd waarin ze schreef dat het hier in Castlebay 's winters prachtig moet zijn.’ Mevrouw Power zat nog steeds te vissen.
‘O, ik denk dat ze hier alleen graag met vakantie komt,’ zei David.
‘Je kunt nooit weten. Heel wat mensen die dachten dat ze hier alleen voor de vakantie kwamen, zijn van gedachten veranderd en uiteindelijk hier gebleven.’ Dokter Power streelde de hand van zijn vrouw terwijl hij dit zei. David werd plotseling overvallen door een gevoel van overweldigende, beklemmende angst.
Het bleef niet bij hem in de watten leggen en vertroetelen terwijl hij hier was, nee, ze stippelden zelfs het moment uit waarop hij als afgestudeerd arts zou terugkeren om zijn vader te assisteren en nu wilden ze ook al een vrouw voor hem regelen.
‘Ik denk dat ik maar eens een wandelingetje ga maken… Al dat eten…’ stamelde hij.
Hij stond op, vol verlangen de warme kamer te kunnen verlaten, weg van de geur van pasteitjes en hun al te welwillende aandacht.
Maar dat hielp niets. Zijn ouders vonden het beiden een geweldig idee. Dokter Power ging zijn wandelstok halen, en Molly rende naar boven om haar mantel en handschoenen te pakken. David bracht het dienblad met koffiekopjes naar de keuken. Nellie zat met de radio aan naast het grote keukenfornuis te knikkebollen, en Bones was in diepe slaap, nadat hij zich had volgegeten aan de kalkoen.
Hij zette het dienblad stilletjes op de keukentafel en sloeg zijn sjaal om zijn hals.
Hij wist dat hij een egoïstische en ondankbare je-weet-wel-wat was, maar hij wilde dat hij veertien broers en zussen had, die samen met hem de verantwoordelijkheid deelden. Of dat hij helemaal geen ouders had zoals een van zijn jaargenoten, die van plan was de kerstvakantie met een groot aantal Engelsen in België door te brengen. Iedereen wist dat Engelse meisjes zich meer dan schaamteloos gedroegen en deze studiegenoot zou dan ook de tijd van zijn leven krijgen.
‘Ben je klaar, David,’ riep Molly en iedereen in huis schrok op: David uit zijn dagdroom over busreizigers met een losbandige moraal en Nellie en Bones uit hun middagslaapje.
De wandeling met heel de familie was begonnen en kort daarna zou het weer tijd zijn om met heel de familie thee te gaan drinken en morgen, tweede kerstdag, zou wéér een dag zijn die in de familiekring werd doorgebracht. David zuchtte diep en baalde van zichzelf vanwege zijn gezucht.
Clare ging op nieuwjaarsdag een strandwandeling maken om schelpen te verzamelen en goede voornemens voor het nieuwe jaar te maken.
‘Ik verwacht niet te veel van mijn familie.’
‘Ik bedenk een beter systeem om de stof te repeteren in plaats van dat ik een potloodaantekening maak: later repeteren.’
‘Ik zoek een baantje als serveerster voor één avond in de week in Dublin.’
‘Ik laat mijn haar in een interessant model knippen.’
‘Ik zoek iemand om een afspraakje mee te maken.’
‘Ik schrijf iedere week een echte brief naar Angela O'Hara.’
Clare vond een paar mooie kinkhoorntjes en deed die in de doos, die ze in haar zak droeg. Ze hoorde een schreeuw, en daar stond David.
‘Ik hoopte dat ik je hier kon vinden. Jij en ik zijn de enige mensen die buiten het seizoen de aantrekkelijke kanten van Castlebay benutten.’
‘Of tijdens het seizoen, wanneer iedereen het te druk heeft om naar het strand te gaan. Mijn vader kan zelfs niet zwemmen.’
‘In elk geval ben je nu hier.’ Hij keek haar blij verrast aan, en Clare voelde zich plotseling een beetje onzeker.
‘Waar is Bones? Jullie twee zijn altijd onafscheidelijk.’
‘Arme Bones. Hij heeft een kou gevat. Je kunt me geloven of niet, hij hoest als een oude man. Mijn vader heeft hem betere medicijnen gegeven dan hij de president zou hebben voorgeschreven, maar Bones hoest en kucht maar door. Nellie heeft een oude jumper om zijn hals geknoopt. Je hebt hem nog nooit zo uitgedost gezien.’
Clare lachte om het idee, maar zei dat ze het naar vond dat Bones niet lekker was.
‘Wil je mij een plezier doen?’ vroeg hij.
‘Natuurlijk.’
‘Ik wil overmorgen teruggaan naar…’
‘Maar de colleges beginnen niet voor…’
‘Precies. Dat is het punt. Ik zal zeggen dat de colleges weer beginnen. Wil je me daarbij helpen?’
‘Zeker, maar ik kan overmorgen niet teruggaan.’
Zijn gezicht betrok. ‘Nee, ik veronderstel dat je dat niet kunt.’
‘Nee, ik bedoel niet dat het hun iets uitmaakt of ik nu in Castlebay blijf of vertrek of wat dan ook. De kwestie is, ik kan gewoon nergens terecht. Wij kunnen niet in het studentenhuis terecht voor de eerste colleges beginnen.’
‘O, ik begrijp het.’
‘We kunnen natuurlijk zeggen dat de colleges op de medische faculteit eerder beginnen. Ik zou dat tegen iedereen kunnen zeggen, maar wat maakt het in feite uit wat ik zeg? Jouw ouders zie ik toch niet.’
‘Nee, maar ze zouden het wel weten als jij naar Dublin was teruggegaan. Iedereen hier in Castlebay is op de hoogte van het doen en laten van een ander, van alles en elke gebeurtenis.’
Zijn stem klonk geïrriteerd.
‘Het spijt me,’ zei Clare. ‘Ik weet hoe je je voelt en ik zou het zelf helemaal niet erg vinden om nu al naar Dublin terug te gaan, maar je weet…’
‘Je kunt altijd in onze flat, mijn flat logeren,’ zei hij.
‘Nee. Dat kan ik niet doen.’
‘Nee, ik bedoel niet dat er zou worden gerotzooid; je kunt je eigen kamer krijgen. Een van mijn medestudenten komt niet terug voor de colleges beginnen.’
‘We zouden om zeep worden geholpen als ik werd betrapt, en ik ben verdorie niet van plan het risico te lopen te worden betrapt wegens iets wat ik niet heb gedaan, of mezelf nodeloos in gevaar te brengen.’ Ze sprak heel overtuigd en was zich helemaal niet bewust wat voor heftige indruk ze maakte.
‘Goed. Kalm aan maar. Ik begrijp jouw gezichtspunt.’
‘Heb je een paar leuke kerstdagen gehad?’ vroeg ze plotseling.
‘Niet echt. Jij wel?’
‘Niet echt.’
‘Mis je je vriend Gerry Doyle? Ik hoor dat hij naar het sprankelende Londen is vertrokken.’
‘Nee, ik mis hem niet. Ik denk niet dat ik een moment aan hem heb gedacht. Ik moet de enige vrouw op het westelijk halfrond zijn die hem niet mist.’
‘Aha, dan zal hij des te meer achter je aan zitten,’ zei David.
‘Heb jíj soms een vriendinnetje in Dublin zodat je terug wilt om háár te ontmoeten?’ vroeg ze.
‘Ja en nee. Ja, er is een meisje, maar dat is niet het enige. Ik vind dat de aandacht in huis te sterk op mij is gericht. Ik ben alles wat ze hebben. Begrijp je wat ik bedoel? Ik vind dat ze te veel aandacht aan mij schenken.’
‘Bij mij thuis is het juist tegenovergesteld. Aan mij besteden ze onvoldoende aandacht. Ik ben op geen stukken na belangrijk genoeg.’
Hij lachte. ‘Niemand krijgt nu eenmaal ooit wat hij graag wil, nietwaar? Zie ik jou in Dublin nog eens terug? Ik kan je wel eens bellen.’
‘Geweldig,’ zei ze.
Hij belde nooit, maar dat was geen verrassing.
Clare dacht erover na en kwam tot de slotsom dat David dat ook nooit zo had bedoeld. Het was gewoon de manier waarop de Powers ‘tot ziens’ zeiden. Ze konden die woorden gewoon niet over hun lippen krijgen. Het klonk in hun oren te onherroepelijk en dus zeiden ze in plaats daarvan iets wat ze niet meenden, zoals beloven je in het studentenhuis te zullen bellen.
Misschien was het wel net zo goed, dacht ze, als ze er gewoon het beste van maakte. Er studeerden duizenden en nog eens duizenden mannen aan Ulster College in Dublin. Ze hoefde niet per se te proberen een afspraakje te maken met iemand uit Castlebay die, om het zo maar eens te zeggen, aan de andere kant van de rotsen woonde.
Valerie had, al met al, een tamelijk rustige kerst gehad. Ze was bijna slaags geraakt met haar moeder toen ze een spelletje scrabble deden: haar moeder had gezegd dat ‘Quorn’ een woord was, maar Valerie had beweerd dat het een eigennaam was en de naam die ergens voor een jachtpartij werd gebruikt. Haar moeder had de blokjes op de grond gegooid en gezegd dat ze zich niet zo uit de hoogte liet behandelen. Ze hadden een avontuurlijke tijd gehad met een kookboek, dat ze beurtelings gebruikten om een maaltijd te bereiden, de ene nog exotischer dan de andere. Valeries vader in Engeland weigerde kennelijk contant geld over te maken, maar betaalde wel de rekeningen bij de plaatselijke kruidenier, zodat ze alleen maaltijden uitkozen waarvoor zeer dure ingrediënten nodig waren.
Mary Catherine had ook een avontuurlijke kerst beleefd, want James Nolan had haar drie keer bij hem thuis uitgenodigd. Mary Catherine vond Caroline ronduit een lastpost. Caroline, die de laatste hand legde aan haar doctoraalscriptie over Spencer en Ierland. Ze dacht dat bijna iedereen ongeletterd was en dat Amerikanen zelfs nog minder geletterd waren. James Nolan toonde een heel ongezond verlangen om de komende zomer naar de Verenigde Staten te gaan. Hij zei dat hij bij die gelegenheid Mary Catherine en haar familie beslist zou komen opzoeken en, wie weet, kon hij daar blijven logeren? Ze had ermee ingestemd, maar er wel voor gezorgd dat ze hem niet het adres van haar ouders gaf. Haar vader, die bij de post werkte, had haar gezegd dat als ze met een man trouwde die eigenaar was van een kasteel, zij geen ruchtbaarheid mocht geven aan de verhoudingen binnen haar familie in Amerika, tot de zaak in kannen en kruiken was. James Nolan was niet bepaald een kasteelheer, maar hij was wel bijna afgestudeerd als advocaat en kon er als zodanig dus wel mee door. Nee, natuurlijk hield ze niet van hem. Maar ze wilde hem nu ook nog niet laten vallen. Clare dacht aan Josie die, eenmaal terug in Castlebay, typewerk verrichtte in het hotel, samen met oom Dick bridgeconcoursen organiseerde en zich te weer moest stellen tegen haar beide jaloerse zussen Rose en Emily. Ze zuchtte. Mary Catherine zou zich niet gemakkelijk door haar redenering laten overtuigen dat ze niet zo hard van stapel moest lopen. James Nolan kon zich Josie Dillon niet eens meer herinneren, noch datgene wat er in de duinen was voorgevallen.
Mary Catherine rende met twee treden tegelijk de trap op.
‘Beneden staat een charmante jongeman die naar jou vraagt, Clare. Ik heb hem gezegd dat ik zou kijken of ik je kon vinden.’
‘Wat ben jij gemeen! Waarom heb je niet gezegd dat ik in twee tellen beneden zou staan?’
‘Omdat ik jouw vriendin ben. Ik wilde dat je iets fatsoenlijks aantrok, je haar kamde en je een beetje opmaakte.’
‘O, dat kan alleen Gerry Doyle zijn. Gerry is de enige die altijd zo'n reactie krijgt.’ Desondanks gebruikte Clare wat lippenstift en pakte ze haar montycoat.
‘Hij moet wel erg zeker van zichzelf zijn dat hij jou mee uitvraagt,’ zei Mary Catherine.
‘Je moet je heel koel en afstandelijk gedragen,’ stelde Valerie voor. ‘Als jij gretig naar beneden rent denkt hij natuurlijk dat je al te gemakkelijk te versieren bent.’
‘Die man kent alleen mensen die overlopen van enthousiasme. Dat is de stijl waaraan hij gewend is. In elk geval, stel ik me voor dat we alleen samen koffie gaan drinken, verder niets.’
‘Ik denk dat we het raam maar beter niet kunnen sluiten. Zo te horen zou jij vanavond die klimsteunen wel eens nodig kunnen hebben.’ Valerie had er duidelijk plezier in.
‘Hij ziet er niet echt knap uit. Hij straalt charisma uit,’ zei Mary Catherine.
‘Jij en jouw uitstraling. Sinds je een week geleden dat woord hebt horen vallen, straalt alles “charisma” uit,’ en weg was Clare, voor ze het haar betaald konden zetten. Ze rende lichtvoetig de trap af, naar beneden. Gerry stond net zo zelfverzekerd in de hal alsof hij een dage lijkse bezoeker was.
‘Dat is een grote verrassing,’ zei Clare oprecht en met gemeende blijdschap. ‘Ik wist niet dat je in Dublin was.’
‘Dat ben ik ook niet. Ik bedoel, niet in Dublin zelf als je begrijpt wat ik bedoel. Ik ben vanuit Londen op weg naar huis en hier op doorreis. Ik zou graag met je willen praten.’
Ze stond op het punt iets grappigs te zeggen, maar zijn gezicht zag er afgemat uit. ‘Prima,’ zei ze enkel. ‘Laten we ergens anders heen gaan voor iedereen hier jou verslindt.’ Ze stak haar arm gezellig in de zijne en gearmd liepen ze de trap af, naar buiten. ‘Koffie of wat sterkers?’
‘Een drankje graag. Weet jij een pub?’
‘Er zijn er hier twee in de buurt, net om de hoek, hoewel ik niet weet hoe het er daarbinnen uitziet. Kun je nagaan wat een deugdzaam leven ik leid. Neem een kijkje in de eerste pub en zeg me wat je ervan vindt.’
Na een paar seconden stond hij weer buiten en grinnikte. ‘Zeg eens, hoeveel mensen wonen er eigenlijk in Dublin – een half miljoen misschien?’
‘Veel, veel meer, denk ik. Hoezo?’
‘Raad eens wie ik in die pub zie, niemand minder dan David Power en Caroline Nolan, die elkaar diep in de ogen kijken.’
‘Ga weg! Nou, als je graag wilt, kunnen we een reünie houden van mensen uit Castlebay.’
‘Nee, dat is wel het laatste wat ik wil. Ik wilde graag met je praten, vandaar dat ik jou kwam opzoeken.’
Ze stapten de tweede pub binnen, waar een gemêleerd gezelschap zat: studenten die corpsdassen droegen, arbeiders van een nabijgelegen bouwterrein en een paar vaste, oude stamgasten, herkenbaar aan hun rode neus.
‘Dit is de hemel op aarde,’ zei Gerry. ‘Niemand uit Castlebay. Hou je het nog steeds bij bitterlemon of ben je op iets avontuurlijkers overgestapt?’
‘Nee, nog altijd bitterlemon,’ zei ze, blij dat hij zich dat herinnerde.
Hij vertelde haar over Fiona. De baby, een jongetje, was op tweede kerstdag geboren. Ze noemde hem Stephen. De oude nonnen waren erg vriendelijk geweest. Natuurlijk hadden ze hun afkeuring laten blijken en gemeend dat Fiona een grote zondares was, maar al met al waren de nonnen toch vriendelijk voor Fiona geweest, en ze hadden het zo geregeld dat de baby zou worden geadopteerd zodra hij drie weken oud was. Fiona leed kennelijk aan een postnatale depressie. Daarom had hij haar nog een keer in Londen opgezocht om haar op te monteren en haar te verzekeren dat ze er verstandig aan had gedaan het kind af te staan. Wilde Fiona in Castlebay blijven wonen, dan had ze geen andere keus. Ze moest doen alsof ze nooit was bevallen en ze moest haar zwangerschap geheimhouden.
Clare wilde niets weten over de vader van de baby, maar Gerry stond erop het haar te vertellen. Hij was een getrouwde man. Dat had Clare niet gedacht, hè? Een van de vele toeristen die vorig jaar waren neergestreken om te golfen. Hij had Fiona wijsgemaakt dat hij ongetrouwd was. Ook had hij haar gezegd, toen ze hem schreef dat ze zwanger van hem was, dat er geen sprake van kon zijn dat hij daarbij betrokken raakte en dat, als zij problemen maakte, al zijn vrienden erin hadden toegestemd te verklaren dat óók zij met haar hadden gevrijd. Wat voor keus had Fiona gehad? Als dit in Castlebay bekend raakte zou ze voor een slet én voor idioot worden versleten. Wat een combinatie…
Hij praatte verder over de fotozaak. Het waren barre tijden en alles werd nog moeilijker. De zaken waren niet zo voorspoedig verlopen als hij had gedacht en dan al die uitgaven… Als Clare alleen al eens wist wat hij aan apparatuur moest besteden. Nieuwe moderne machines waren zo vreselijk duur, al zouden die zichzelf uiteindelijk terugbetalen, maar de kwestie was wannéér?
Zelfs het opknappen van het pand had handenvol geld gekost. Hij had een paar goede opdrachten gehad, maar niet voldoende.
‘Wat ben je van plan te gaan doen?’ vroeg ze meelevend.
‘Proberen te overleven. Zit er iets anders op? Het enige wat jij en ik altijd hebben gedaan.’
Gerry keek alsof het een hele inspanning betekende te overleven.
Hij had wallen onder zijn ogen, en zijn gezicht was spierwit.
Plotseling kreeg ze heel sterk het gevoel hem te willen beschermen en ze moest de aanvechting bedwingen haar arm om zijn schouder te leggen en hem troostend naar zich toe te trekken.
Vroeger was het een hele opluchting voor haar geweest dat ze zich nooit op een dergelijke manier tot Gerry Doyle aangetrokken had gevoeld. Het was net alsof zij het enige meisje in de stad was dat niet de mazelen had gekregen. Maar dit was heel iets anders.
Hier was geen sprake van verliefd zijn op Gerry, zoals Chrissie en al die anderen dat waren. Ze wilde zich om hem bekommeren omdat hij zo'n weerloze en kwetsbare indruk maakte, zoals hij daar achter zijn glas bier zat.
Ze stak haar hand uit en pakte zijn hand beet.
‘Daarom dacht ik dat ik er met jou over moest praten. Als er iemand is die het kan begrijpen, dan ben jij dat wel.’
Blij verrast vroeg Clare: ‘Waarom juist ik?’
‘Lieve help, het heeft jou nogal geen moeite gekost zeg, om te bereiken wat je hebt bereikt. In plaats dat ze destijds trots op jou waren en je bij je studie vooruithielpen, was er geen mens die jou verder hielp. Ik hoorde alleen Clare doe dit, of, Clare doe dat. Strijk dat overhemd, Clare. Sorteer die aardappelen, Clare.’
Hij had haar al die jaren in het oog gehouden en begreep haar situatie.
Clare probeerde tevergeefs zijn starende blik te verzachten: hij keek haar aan alsof zijn ogen haar wilden doorboren.
‘Jij bent anders, Clare. Dat heb ik je altijd gezegd. Jij en ik zijn van hetzelfde soort. Van dat soort zijn wij de enige twee die Castlebay heeft voortgebracht. Wij horen bij elkaar.’
Clare schrok van zijn woorden en wist niet hoe ze die moest opvatten. ‘Moet je dat stel daar zien,’ zei ze plotseling, en ze wees naar een lichtelijk aangeschoten studente die bij haar metgezel op schoot probeerde te klimmen. ‘Dat daar is wat je noemt voor iedereen zichtbaar bij elkaar horen. Hoe lang zal het duren voor ze eruit worden gezet?’
Ze keek hem met haar stralende glimlach aan, maar zijn blik was niet veranderd.
Hij pakte haar hand vast. ‘Hou op met praten over dingen die niet van belang zijn. Het is waar. Wij zijn hetzelfde. En ik ken elke gedachte die jij hebt, zoals jij mijn gedachten kent.’
‘Ik ken jouw gedachten niet, Gerry. Echt niet.’
‘Nou, dan zul je die leren kennen.’
‘Wanneer? Ik zit hier op de universiteit zo tot over mijn oren in het werk, dat ik er nooit tijd voor zal vinden de gedachten van andere mensen te lezen.’
‘Niet de gedachten van andere mensen. Míjn gedachten. Ik zal op je wachten.’
‘Dan zul je lang moeten wachten. Ik ben van plan een hele reeks titels voor mijn naam te krijgen, weet je.’
‘Probeer het onderwerp niet langer te vermijden. Ik zal op je wachten en het geeft niet hoe lang. In je hart weet je dat.’
Ze keek naar zijn gekwelde gezicht, dat er nooit zo knap had uitgezien als nu, en ze vroeg zich af wat hij met dit alles bedoelde. Zijn woorden maakten een heel plechtige indruk. Als een gelofte.
Clare ontmoette David Power in de loop van het trimester niet één keer en langzaam maar zeker zette ze haar ergernis van zich af, omdat hij niet belde zoals hij haar had beloofd. Eén keer ging ze in op een afspraakje in het Abbey Theatre. De serieuze student geschiedenis die haar had gevraagd, zei dat hij hoopte dat ze het niet erg vond om in de engelenbak te zitten. Aan het eind van de voorstelling waren ze bijna rijp voor een ziekenhuisbed. De student zei haar dat hij er niets voor voelde om zijn geld op een onbezonnen manier uit te geven en toen ze na afloop een kop koffie dronken en hij zei: ‘Je wilt zeker niets meer eten, hè?’ was Clare het in gedachten met hem eens dat hij er inderdaad niet de persoon naar was om zijn geld op onverantwoorde wijze uit te geven. Of, wie weet, wilde hij helemaal geen geld uitgeven. De zaterdagmiddag daarop vroeg hij haar mee naar de National Gallery. Maar Clare vond hem niet sympathiek genoeg en gaf er in elk geval de voorkeur aan daar alleen naar toe te gaan. En het getuigde eerlijk gezegd van al te grote krenterigheid iemand mee uit te willen nemen naar een gelegenheid die gratis toegankelijk was. Ze schreef dat aan Josie, waarbij ze de gebeurtenissen met opzet overdreef. Ze wilde niet dat Josie wist hoeveel plezier je in Dublin kon beleven. Ook wilde ze niet dat Josie wist dat ze James Nolan had ontmoet.
James ging altijd goedgekleed en maakte een bedachtzame indruk, alsof hij zich wilde voordoen als een uiterst elegante man bij de paardenrennen.
‘Is je aardige Amerikaanse vriendin Mary Catherine rijk?’ had James haar op een morgen in de mensa plotseling gevraagd toen ze koffie dronk en een artikel in History Today las.
‘Rijk?’ Ze deed alsof ze hem niet duidelijk had verstaan.
‘Schatrijk. Puissant rijk.’
‘Ik heb er geen idee van,’ zei Clare, terwijl ze hem met haar grote donkere ogen onschuldig aankeek. ‘Wat vreemd dat je dat mij vraagt.’
‘Nou, ik kan het háár toch moeilijk vragen,’ klaagde hij.
‘Maar waarom niet? Als je dat graag wilt weten, is zij dan niet degene aan wie je dat moet vragen?’
‘Dat lijkt zo vreemd. Vrouwen zijn, hoe dan ook, o zo geneigd de dingen verkeerd op te vatten.’
‘Ik weet er alles van,’ zei Clare meevoelend. ‘Is dat niet weerzinwekkend?’
‘Je maakt me belachelijk.’
‘Nee, helemaal niet. Ik ben geschokt door jou, als je het wilt weten.’
‘Het komt alleen omdat ik half en half met het plan rondloop deze zomer naar de States te gaan – zie je hoe veramerikaanst ik ben? Ik zeg niet “naar Amerika gaan” maar “naar de States gaan” – en als ik een poosje bij de familie van Mary Catherine kon logeren zou dat de kosten aardig drukken.’
‘Zeker, maar wat maakt het daarbij uit of ze wel of niet rijk zijn? Zou je niet bij haar familie kunnen logeren, vooropgesteld dat Mary Catherine je zou uitnodigen, als dat maar heel gewone mensen waren die niet rijk zijn? Een bed blijft uiteindelijk een bed, waar dat ook staat.’
James staarde in zijn koffiekopje. ‘Ja, maar het is mijn laatste zomervakantie voor ik een vaste baan aanneem. Ik zou graag ergens heen gaan waar iedereen stijlvol leeft. Je weet wel, met een eigen zwembad, een rancho of een groot appartement aan Fifth Avenue… Zij doet erg geheimzinnig over waar ze woont. Daarom vroeg ik het jou.’
‘Waarom kom je deze zomer niet gewoon naar Castlebay zoals vroeger? Ik denk dat de problemen met Amerika jou afmatten.’
‘Jij begrijpt er absoluut niets van, Clare. Dat is het probleem met jou.’
‘Ik weet er alles van,’ zei ze grinnikend. ‘Dat is altijd al mijn probleem geweest. Ik heb een olifantenhuid.’
Ze gingen als vrienden uit elkaar en toch voelde Clare zich schuldig. Deze drukdoenerige knaap gedroeg zich als een schoft tegenover twee van haar vriendinnen, en ze vond het niet loyaal van haarzelf dat ze samen met hem in de mensa had zitten giechelen.
Emer en Kevin zeiden dat ze het heerlijk vonden als Clare met Pasen zou komen logeren. Clare had hun een voorstel gedaan. Zij zou baby-sitten, de vaat doen en twee uur per dag in de tuin spitten. Kon ze in ruil daarvoor logies en een hapje te eten krijgen? Ze had Angela geschreven dat het haar nu niet uitkwam om naar Castlebay te komen, omdat ze vlak voor haar propedeutisch examen zat waarop ze zich moest voorbereiden. Ze zou ook David Power moeten proberen om te kopen. Ze liet op de medische faculteit een briefje voor hem achter. Die avond belde hij haar in het studentenhuis.
‘Waarom zou ik jou helpen?’ vroeg hij semiverontwaardigd. ‘Jij hebt mij met Kerstmis helemaal niet geholpen.’
‘Jouw romance heeft daar anders niet onder te lijden gehad,’ antwoordde ze gevat.
‘Schakel je soms detectives in?’ informeerde hij.
‘Toe, David, alsjeblieft, ik moet echt bergen werk verzetten. Vergeet niet dat ik een beursstudente ben, ik krijg niet de kans mijn tentamens over te doen. Thuis krijg ik al helemaal niet de gelegenheid om te studeren. Bij ons thuis is het niet zoals bij jullie.’
‘Goed. Ik help jou met jouw leugentjes.’
Ze werd kwaad. ‘Alvast heel erg bedankt, David. Ik weet zeker dat ik jou van de zomer wel weerzie,’ zei ze kortaf.
Ze hing meteen op voor ze haar irritatie op hem zou botvieren.
Verwende, zelfingenomen kwal.
‘Ze voelen zich daar níét door beledigd.’
‘Dat doen ze wel, Clare. Zonder dat ze het misschien zelf beseffen koesteren ze een wrok dat jij je hebt ontwikkeld op een manier waarop zij zich nooit zullen ontwikkelen. Jij praat beschaafder dan zij… dan jijzelf vroeger deed. Jij laat een veel betere indruk achter. Echt waar, het gaat niet alleen om jouw boekenwijsheid.’
Clare liet haar glas in haar hand ronddraaien. Angela en zij namen een drankje in de hoek van de lounge van Hotel Dillon, vanwaar ze een prachtig uitzicht hadden op het strand. Josie zou weldra de hoes over haar typemachine doen en gaan tennissen.
Sommige dingen waren in de loop der jaren niet veranderd. Maar Clare besefte dat Angela gelijk had. Ze had veel meer zelfvertrouwen. Haar eigen moeder zou er nooit over peinzen het hotel binnen te stappen en in de lounge in een beklede fauteuil te gaan zitten vanwaar je uitkeek over Castlebay. Dat past niet bij mensen van ons soort, zou ze zeggen. Haar vader zou het evenmin in zijn hoofd halen om in de bar van het hotel een biertje te gaan drinken. Dat deed je óf in Craig's Bar óf nergens. Jim en Ben zouden met de mond vol tanden staan en elkaar zenuwachtig verdringen. En dan Chrissie! Zij en Mogsy bedankten er feestelijk voor om zich in zo'n saaie tent stierlijk te vervelen, had ze bij meer dan één gelegenheid gezegd. Clare zuchtte. Hemeltjelief, iedereen wist dat Hotel Dillon in de ogen van een beetje verwend publiek nauwelijks meer voorstelde dan een dorpshotel, maar het was toch te gek om los te lopen dat zij het enige lid van haar familie was dat zich daar met een glas shandy op haar gemak voelde.
‘Ik zal op de trouwdag heel vriendelijk zijn. De hele dag,’ zei ze glimlachend tegen Angela.
‘Goed, ik wil geen preek over naastenliefde afsteken, maar als jij eens wist hoeveel jij op Chrissie vóór hebt en altijd vóór zult hebben… Probeer in elk geval de dag voor haar zo plezierig mogelijk te laten verlopen.’
‘De enige dank die ik voor mijn moeite krijg, is dat Chrissie de hele dag op me afgeeft en als ik vriendelijk doe, zal dat voor haar een reden temeer zijn om te klagen.’
‘Je hebt het beloofd.’
‘Ja. Hoe was het toen jouw broer priester werd gewijd? Was dat een moeilijke dag?’
‘Nee.’ Angela's stem klonk afstandelijk. Ze tuurde naar de zee. ‘Mijn vader heeft die dag geen druppel gedronken. Dokter Power gaf hem wat tabletten en zei dat die riskant waren als je erbij dronk. Ik weet niet of dat wel zo was. En mijn arme moeder droeg een hoed met een voile. Ik zal dat nooit vergeten, en zelfs handschoenen. Nee, op die dag waren er helemaal geen problemen.’
‘Tegenwoordig praat je niet veel over je broer.’
‘Ik zal je over een tijdje meer over hem vertellen.’
‘Natuurlijk. Neem me niet kwalijk.’
‘Kijk, daar heb je Josie en Dick.’ Angela keek opgewekt op. ‘Je ziet er heel goed uit, Josie. Geweldig.’
‘Dank je. Ik ben weer eens op dieet geweest. Aan het eind van de week arriveren de zomergasten. Ik probeer een van hen aan de haak te slaan.’
‘Iemand in het bijzonder of gewoon zomaar een gast?’
‘Nou, ik heb een bepaalde persoon op het oog. Hij is alleen wat moeilijk te verschalken.’
Clare slaagde er niet in Angela's aandacht te trekken. Ze had haar verteld over Josie en over James Nolan, die deze zomer naar de States zou gaan. Ze had er met Angela uitvoerig over gesproken of ze Josie dit wel of niet moest vertellen.
Angela had haar gezegd dat ze dat al eeuwen geleden in een verloren moment terloops had moeten zeggen. Clare had geantwoord dat het heel moeilijk was zulke dingen in een verloren moment terloops op te merken, zeker niet als Josie met haar armen om haar knieën geslagen op haar bed zat en plannen voor de zomer smeedde.
‘Dit wordt dan de laatste nacht dat we in één en dezelfde kamer slapen,’ zei Clare tegen Chrissie.
‘Ik weet zeker dat wij dat geen van beiden erg zullen vinden,’ reageerde Chrissie smalend. Ze bestudeerde haar gezicht in de spiegel en was blijkbaar niet tevreden over het resultaat. Haar kin vertoonde duidelijk een puistje.
‘Nou, daarmee sluit je een deel van je leven af. Dat moet toch opwindend zijn,’ hield Clare aan.
‘Nou, ik ben eenentwintig en dus wordt het tijd dat ik eens trouw,’ verdedigde Chrissie zich.
‘Het wordt een fantastische dag.’
‘Ja, dat wordt het. Maar dat wordt het ook wel zonder die aanmoedigende woordjes van jou.’
‘Ik geef geen aanmoedigende woordjes. Ik probeer alleen maar te zeggen dat ik blij ben. Dat het fantastisch is. Dat dit het eerste huwelijk binnen dit gezin wordt. Dat is alles.’
Clares gezicht stond boos. Chrissie bond wat in.
‘Ja, natuurlijk. Neem me niet kwalijk. Ik denk dat ik wat gespannen ben en zo.’
‘Je zult er geweldig uitzien. Je jurk is ongelooflijk mooi.’
De bruidsjapon hing aan de buitenkant van hun klerenkast met een oud laken eroverheen ter bescherming.
Chrissie keek een beetje verdrietig naar haar japon.
‘En ook je haar zit prachtig. Ik heb het nog nooit zo mooi gezien.’
‘Ja, nou. Peg komt morgenvroeg langs om het op te kammen. Je begrijpt wel, zodat mijn sluier in model valt.’
‘Maurice zal opgetogen over je zijn.’
‘Ik weet het niet. Kijk die pukkel eens. Je zult zien dat die er morgen uit zal zien om wanhopig van te worden.’
‘Luister. Ik zal je zeggen wat je moet doen. Ik bet dat puistje met een beetje Dettol. Verder moet je er afblijven, versta je me? Dettol werkt alleen als je er verder niet aankomt. Mocht je puistje morgen nog niet verdwenen zijn, dan gebruiken we wat extra make-up. Maar het plekje zal in elk geval wat minder geworden zijn als je hem niet meer aanraakt.’
‘Waarom heb je daar nooit eerder belangstelling voor gehad?’ vroeg Chrissie wantrouwend.
‘Belangstelling voor wát?’
‘Belangstelling voor pukkels en al dat soort dingen.’
‘Daar heb ik altijd belangstelling voor gehad, maar jij zei vroeger altijd dat ik gek was. Weet je dat nog?’
Fiona Doyle zei dat ze graag voor hen op de winkel zou letten terwijl zij naar de bruiloft gingen. Ze vroeg hoe dik ze de bacon moest snijden en of er klanten waren aan wie ze wel of juist geen krediet mocht geven. Tom zei dat ze voor winkeljuffrouw in de wieg gelegd was en dat, mocht het fotobedrijf ooit op de fles gaan, er tien minuten later bij de O'Briens voor haar een baan zou zijn. Agnes zei dat Fiona een fidele meid was op wie je je kon verlaten. Omdat Fiona zo vroeg was gekomen hadden zij ruimschoots de gelegenheid zich klaar te maken, zonder dat ze zich iedere keer als de bel ging naar de winkel hoefden te haasten.
Tommy had een roze kaart gestuurd met ‘Alle goede wensen voor jullie trouwdag’ en van Ned was een mooi verpakt tafelkleed gekomen, waaraan een kaartje hing waarop te lezen stond dat hij het paar alle geluk toewenste en dat hij het bijzonder jammer vond dat hij niet op de bruiloft kon komen. Clare proefde in beide gebaren de subtiele hand van vader Flynn.
Chrissie was daar erg blij mee geweest. Ze had het in de verste verte niet vreemd gevonden dat geen van haar broers voor deze, voor haar toch zo gewichtige, dag zou thuiskomen. Ook Agnes was daarmee ingenomen. Ze had zich min of meer met de gedachte verzoend dat de jongens niet meer thuis zouden komen. Gerry Doyle had haar verzekerd dat de jongens het daarginds in Engeland uitstekend maakten en hij had bovendien het argument aangevoerd dat in deze moeilijke tijden, waarin half Ierland de mailboot naar Engeland nam om daar op zoek te gaan naar een baan, Agnes zich wellicht gelukkig mocht prijzen dat haar beide zonen al eerder op dat idee waren gekomen en inmiddels waren ingeburgerd.
In feite voelde Agnes O'Brien zich opgewekter dan ze lange tijd was geweest. Haar enkel was intussen genezen en iedereen zei dat haar ongeluk voor het Castlebay Committee uiteindelijk aanleiding was geweest een nieuwe trap en leuning te laten plaatsen, waardoor ze min of meer als een heldin werd beschouwd.
Agnes poederde onwennig haar neus en wierp een liefdevolle blik naar Tom, die zich in het nieuwe kostuum worstelde dat hij had gekocht. Hij moest sowieso een nieuw kostuum hebben en dit was er de ideale gelegenheid voor. Hij worstelde met het gloednieuwe pak, dat nog stug was en door de nieuwigheid nauwelijks meegaf.
‘Ik voel me zo opgelucht,’ zei Agnes. ‘Ik ben blij dat ze trouwt en een geregeld leven gaat leiden.’
‘Mogsy Byrne is, denk ik, de kwaadste nog niet,’ zei Tom O'Brien schoorvoetend. ‘Ze had het slechter kunnen treffen.’
‘Ja, zeker als je bedenkt op wat voor manier Chrissie uit huis had kúnnen gaan.’ Ze hadden daar nooit eerder over gesproken, maar het was voor hen beiden een bron van zorgen geweest. Had Chrissie niet de naam dat ze een vrijgevochten meisje was? Ging ze niet met meisjes om die erom bekendstonden dat ze nergens voor deugden en alleen op de camping rondhingen? Ze boften dat die stakker van een Mogsy – niet de meest uitgeslapen man in Castlebay, maar wel de broer van Bumper Byrne, een heel gewiekste knaap – Chrissie als vrouw wilde.
Er was een tijd geweest dat Chrissie erop had aangedrongen de bruiloft in Hotel Dillon te vieren, maar na één blik op de menukaarten, de prijzen en de hele entourage luisterde ze zorgvuldiger naar de raad van haar toekomstige zwager. Bumper en zijn vrouw Bid hadden Chrissie aangeraden geen geld over de balk te gooien met als enig doel de Dillons rijk te maken. Waarom zo met geld smijten, om de jonge mevrouw Dillon een nieuwe bontjas te laten kopen? Chrissie had gewild dat het een dag zou worden om nooit te vergeten, maar zij en Mogsy luisterden gedwee en hoorden dat het ook een onvergetelijke dag kon worden zonder daar een fortuin aan te spenderen. Als ze het eenvoudig hielden konden ze meer gasten uitnodigen, wat altijd goed was voor de zaak. Bovendien zou dat geen scheve ogen geven en geen bittere gevoelens oproepen.
Chrissie en haar Mogsy waren in feite tot de overtuiging gekomen dat Hotel Dillon een heel saaie gelegenheid zou zijn om daar een bruiloft te vieren.
Daarom besloten ze hun bruiloft in het grote vertrek achter het huis van vader O'Dwyer te houden. Dat was ooit een opslagruimte geweest, maar dokter Power en juffrouw O'Hara hadden, op de een of andere manier, juffrouw McCormack ervan weten te overtuigen dat het vertrek voor de parochie in gebruik moest worden genomen. Vader O'Dwyer deed gedwee wat zij zei en nu werden er bazaars en fancy-fairs in het vertrek gehouden. Ook werden er Ierse danswedstrijden georganiseerd en sinds kort werden er bruiloften en doopfeesten gevierd. Er stonden lange schragentafels die met tafellakens waren bedekt en men beschikte over een grote ketel om thee te zetten. Er zou een lunch worden georganiseerd waarbij sandwiches, puntbroodjes en worstebroodjes zouden worden gegeten en er zou ook gelatinepudding met slagroom zijn en uiteraard een bruidstaart. De huwelijksreportage zou door Gerry Doyle worden verzorgd en neven en nichten zouden uit drie verschillende steden op het feest komen.
Chrissie en Mogsy hadden gezegd dat ze het aantal bruiloftsgasten beperkt wilden houden, maar al met al betekende dat nog steeds vijfenveertig mensen. Precies het juiste aantal gasten, dacht Agnes, die blij was dat het waarschijnlijk een respectabele bruiloft zou worden. Er was geen sprake van dat het trouwen tussen neus en lippen door moest gebeuren. Er werd een echt feest gegeven en niemand zou kunnen zeggen dat er stiekem of in het geheim werd getrouwd.
Clare was erg goed in het treffen van allerlei voorbereidingen, merkte Agnes tot haar verrassing op. En vanmorgen hield ze Chrissie kalm. Ze had zelfs wat badolie gekocht bij drogisterij Murphy en gezegd dat Chrissie de badkamer een halfuur helemaal voor zich alleen moest hebben en dat iedereen zich daarom vlug moest wassen of anders aan de gootsteen in de keuken. Agnes had niet verwacht dat Clare zo hulpvaardig zou zijn. Gewoonlijk vlogen zij en Chrissie elkaar onophoudelijk in de haren.
Het prille bruidspaar zou een week op huwelijksreis gaan naar Bray. Een badplaats ver van Castlebay vandaan, en dat was het voornaamste. Daarna zouden ze als een getrouwd stel terugkeren en in hun nieuwe huis gaan wonen. Mogsy zou weer zorgen voor het transport van de melkkannen en Chrissie zou teruggaan naar de slagerij, waar men haar nu met andere ogen zou zien. Ze zou voortaan twee ringen dragen, met ‘mevrouw Byrne’ worden aangesproken en ze kon over ‘mijn man’ praten. Agnes voelde plotseling een diepe genegenheid voor haar grote, brutale en twistzieke dochter.
Vanuit de badkamer hoorde ze lachende stemmen. Clare boende de rug van de bruid.
‘Jij zult de volgende zijn, Fiona,’ zei ze tegen het knappe, donkerharige meisje dat rustig in de winkel stond.
‘O, dat weet ik niet, mevrouw O'Brien. Wie zou mij willen hebben?’
‘Kom, kom, kind. Ben jij niet het mooiste meisje van Castlebay?’
‘Ik heb desondanks niet veel levenslust in me. Jongens houden meer van meisjes die opgewekt zijn, graag van het leven genieten. Ik voel me net als in die advertentie daar bovenaan tegen de muur: Wordt u moe wakker? Ik lijk altijd moe wakker te worden.’
Agnes O'Brien had Fiona in haar hele leven nog nooit zo'n lange zin horen zeggen. Ze wist niet goed wat ze moest doen. Ze wilde dat Fiona een beter tijdstip had gekozen om haar in vertrouwen te nemen.
‘Als ik jou was, ging ik eens met dokter Power praten. Misschien heb je staalpillen nodig. Dokter Power kan je ook bloedwijn voorschrijven waardoor je je sterker voelt. Misschien heb je gebrek aan ijzer.’
Het smalle, vriendelijke, voor de gelegenheid gepoederde gezicht van Agnes O'Brien staarde haar bezorgd aan vanonder de hoed, die ze speciaal ter gelegenheid van de bruiloft droeg. Fiona vermande zich.
‘Dat zal ik zeker doen, mevrouw O'Brien. Ik ga bij de eerstvolgende gelegenheid naar zijn spreekuur. Het zou heel goed kunnen dat ik gebrek aan ijzer heb.’
Agnes’ gezicht straalde en ze besloot dat het tijd werd zich naar de bruid en haar zus te haasten.
Peggy was intussen aangekomen. Ze was gekleed als bruidsmeisje en had een haarborstel en een flacon haarlak bij zich. Met veel kabaal liep ze de trap op.
‘Je kamer ziet er heel anders uit,’ zei Peggy om zich heen kijkend. Clare zei niets. Ze vertelde niet dat ze alle kleren van Chrissie die ze niet op haar huwelijksreis meenam, in de was had gedaan. Clare zou die persoonlijk naar het nieuwe huis brengen.
Chrissie had de verontrustende gewoonte om te zeggen: ‘Laat dit nu hier’ of ‘Laat dat voorlopig nog maar hier’. Het scheen nog niet werkelijk tot haar door te dringen dat ze toch echt ging verhuizen. Clare had al haar oude schoenen in een doos gepakt en daarop geschreven ‘schoenen van Chrissie’. Voor het eerst sinds jaren was er echt ruimte om je te bewegen.
Peggy begon handig en met veel zorg Chrissies haar te touperen.
‘Voel je je echt niet gepasseerd omdat ik niet jou maar Peggy heb gevraagd bruidsmeisje te willen zijn?’ vroeg Chrissie voor de twintigste keer.
‘Nee, en ik heb je toch gezegd dat je daar heel verstandig aan hebt gedaan,’ zei Clare.
Chrissie onderzocht haar wonderbaarlijk genezen puistje. ‘Dat kwam alleen omdat we niet wisten of je nu wel of niet zou komen. Begrijp je?’
Clare verbeet haar ergernis. Er was absoluut nooit sprake van geweest dat ze níét zou komen. ‘Dat weet ik,’ zei ze toegeeflijk. ‘Ik zal proberen niet al te jaloers op Peg te zijn,’ voegde ze er vrolijk aan toe, en Chrissie lachte.
Peggy haalde haar schouders op. Chrissie had een hekel aan Clare! Waarom zaten ze dan in vredesnaam als oude vriendinnen te lachen? Nou ja, uiteindelijk was het haar trouwdag. Ze mocht lachen als ze dat wilde. Niet dat het feit dat ze met Mogsy Byrne trouwde om te lachen was, dacht Peggy zuur. Zij bleef met haar tweeëntwintig jaar liever een ongetrouwde juffrouw, dan dat ze met Mogsy trouwde.
Vader O'Dwyer stond bij de ingang van de kerk te wachten toen de bruidsstoet aankwam. De voltallige familie Byrne was aanwezig. De O'Briens arriveerden gezamenlijk. Het was maar vijf minuten lopen vanaf hun winkel aan Church Street en hun wandeling werd een ware triomftocht. Chrissie liep aan de arm van haar vader. Ze droeg een witte japon, die volgens de kleermaker veel meer weg had van een baljapon. Chrissie had gegiecheld en gezegd: Waarom niet? Op zekere dag wordt hij toch als baljurk gebruikt.
Verder droeg ze een korte sluier, die door haar haar, dat met kunstbloemen was doorvlochten, op zijn plaats werd gehouden.
Het was een zonnige zaterdagochtend in juni. Het zomerseizoen was nog niet echt begonnen, want de stroom toeristen zou pas de eerstkomende dagen op gang komen. Maar de hele stad zag hoe Chrissie O'Brien naar de kerk ging om te trouwen. Iedereen zwaaide en riep vanuit winkels en huizen. Josie Dillon wuifde vanuit het hotel, juffrouw O'Flaherty vanuit haar kantoorboekhandel.
De Murphy's stonden op straat voor hun drogisterij. Bij slagerij Dwyer hing een groot stuk papier waarop geschreven stond: Gefelíciteerd, Chrissie. Ze raakte heel opgewonden toen ze dit zag en vestigde voortdurend de aandacht van andere mensen erop.
Achter Tom O'Brien en zijn dochter liep Peggy in een erg lichte gele jurk, die haar niet stond.
Clare en haar moeder kwamen daarna, samen met Jim en Ben. Clare vroeg zich af of ze ooit op dezelfde manier met haar vader zou lopen, zoals ze zoveel andere meisjes naar de kerk had zien lopen. Dat kwam goed uit omdat iedereen zo de gelegenheid had de bruidsstoet te zien zonder onuitgenodigd naar de kerk te hoeven gaan om te kijken. Maar Clare kon zich dat niet voorstellen. Ze kon zich niet voorstellen dat ze zelf omwille van andere mensen een dergelijke parade zou willen ondergaan. Het moest wel een heel bijzonder iemand zijn die daarginds in de kerk op haar wachtte, wilde ze omwille van hem deze voorstelling kunnen doorstaan.
Juist toen ze zich afvroeg wat voor soort persoon dat zou kunnen zijn, kwam Gerry Doyle naast haar lopen.
‘Hou op met over mij te dagdromen en luister,’ zei hij.
‘Jij, arrogante kerel!’ reageerde ze lachend.
‘Ik loop nu snel naar voren. Zorg ervoor dat Chrissie lang genoeg haar kwebbel dichthoudt om een goede foto te nemen terwijl jullie allemaal de kerk binnenkomen. Hoor je me?’
‘Alleen van haar en papa? Of van ons allemaal?’
‘Ik wil beide, maar op dit moment is ze zo opgewonden, dat ze de halve stad op de foto wil hebben. Ik vertrouw erop dat jij haar kalmeert.’
Clare glimlachte hartelijk naar hem. Gerry Doyle begreep hoe het fotoalbum van deze dag als een kostbare schat zou worden bewaard en gekoesterd in al die jaren waarin Chrissie en Mogsy maar weinig feestelijke gebeurtenissen te vieren zouden hebben.
Ja, ze zou Chrissie voor hem tot bedaren brengen. Daarvoor wilde ze zo nodig zelfs weer de bazige, verwaande Clare zijn.
Chrissie werd in de kerk heel stil en ingetogen en je kon haar antwoorden nauwelijks verstaan. Maurice Byrne, die er in zijn blauwe kostuum schitterend uitzag, was bijna even sprakeloos.
Alleen de krachtige, onveranderlijke stem van vader O'Dwyer kon goed worden gehoord. Toen de plechtigheid voorbij was, ging het gezelschap naar het vertrek dat te klein was om een zaal te worden genoemd.
Er werden foto's genomen van het aansnijden van de bruidstaart en later ook van het vertrek van het bruidspaar, op het moment dat Chrissie met één voet op het trottoir stond en met de andere in de auto stapte. Een grote Ford Cortina waarmee ze in opdracht van haar zwager naar het station werden gereden. Er werd ook confetti gestrooid, en van de familie werd verwacht dat die voor het vallen van de avond werd opgeruimd. Daarna vertrokken meneer en mevrouw Maurice Byrne.
Niemand van de tweedejaars studenten letteren werkte hard. Het was in zeker zin een jaar waarin kalm aan werd gedaan, omdat er aan het eind daarvan geen belangrijk examen volgde.
Valerie had een veelbewogen zomer achter de rug. Haar vader was in Engeland in een ziekenhuis opgenomen en had vanaf zijn ziekbed een lang relaas van zijn leven geschreven waarin hij om vergiffenis vroeg. Wat haar moeder had gedaan? In plaats dat ze in een hysterische lachbui was uitgebarsten en nog maar een fles had opengetrokken om hem in nog bloemrijker bewoordingen te verwensen, reisde ze naar Engeland heen en weer! Haar vader, met wie het nu wat beter ging, had beloofd een einde te zullen maken aan de relatie met zijn minnares en naar huis terug te komen.
Maar niet meteen. Zulke dingen hadden hun tijd nodig, had hij gezegd. Valeries moeder was echter een heel ander mens geworden.
Geen cocktails meer 's morgens in alle vroegte! Eerlijk gezegd had ze de cocktails helemaal afgezworen. Ook was het niet langer de bedoeling dat er zoveel mogelijk geld werd verkwist en dat die kerel voor alles moest opdraaien. De situatie was nu veranderd. Valerie moest ijverig studeren aan University College in Dublin en het collegegeld en de royale toelagen die haar vader voor haar had betaald, nuttig besteden. Ze moest eraan denken dat het geld niet aan de bomen groeide en het ergst van alles was dat ze de hele zomer had moeten besteden aan het schoonmaken en op orde brengen van het huis in afwachting van de terugkeer van de Verloren Vader. Aangezien Valerie het eerste jaar aan de letterenfaculteit met de hakken over de sloot had gehaald, zou het een moeilijk jaar worden. Ze was erg somber gestemd.
Mary Catherine was niet te genieten geweest toen James haar had gevraagd of hij kon komen logeren. Ze had gezegd dat haar familie tijdens de zomervakantie lange tijd rondreisde. Bovendien was het eerlijk gezegd geen goed idee, omdat haar familie ongetwijfeld met vrienden op vakantie zou zijn als hij aankwam. James had geprobeerd haar zijn bedoelingen op te dringen door het noemen van exacte data, maar ze had zich niet laten vermurwen. James was dit jaar blijkbaar veel meer in haar geïnteresseerd, want hij had haar uitgenodigd voor een galabal. Mary Catherine had de hele zomer in een milkshake-bar gewerkt, waar ze roomijs met vruchtesap had verkocht. Het was erg vermoeiend om de mensen iets over Ierland te vertellen, want ze dachten dat je daar alleen cottages en dwergen had. Haar moeder werkte in de kledingindustrie en haar beide jongere broers hadden de hele zomer kranten bezorgd. Ze kreeg nauwelijks iemand van hen te zien vóór de eerste maandag in september, toen de parochieraad ter gelegenheid van Labour Day een grote picknick organiseerde. Mary Catherine zei dat het bijna even moeilijk was Amerika aan Ieren uit te leggen als omgekeerd het geval was. Ze zei dat het denkbeeld ambassadrice te zullen worden haar tot wanhoop bracht en uitgerekend dat had haar vader met haar voor, na haar studie.
Waarom zou ze een wetenschappelijke opleiding volgen als ze niet van plan was een belangrijke baan te krijgen? Kennelijk was hij tot de slotsom gekomen dat ze niet van plan was met een Ierse kasteelheer te trouwen, als ze al in het eerste jaar niet zo iemand aan de haak had geslagen. Hij had in plaats daarvan er nu al zijn hoop op gevestigd dat ze carrière zou maken.
Clare zei dat ze een hekel had aan terughoudende en zwijgzame mensen, maar dat ze erg weinig te vertellen had. Het was in Castlebay een zomer geweest als elke andere. Chrissies bruiloft had leven in de brouwerij gebracht en het was goed weer geweest, wat van groot belang was omdat dan de zaken goed liepen en iedereen opgewekt was. Ja, ze had Gerry Doyle vluchtig gezien, maar hij werd op dat moment onophoudelijk achternagelopen door een heel aantrekkelijke griet, die van plan was geweest drie weken te blijven. Haar naam was Sandra. Toen de drie weken voorbij waren besloot Sandra dat er voor haar in Castlebay genoeg te beleven viel, en dus was ze de hele zomer gebleven. Gerry Doyle had voor haar een caravan gevonden die niet werd gebruikt. Ze vormden in Castlebay het gesprek van de dag, maar Gerry trok zich daar geen zier van aan. Het bleek dat Sandra aan Queen's University in Belfast studeerde. Ze had een rood badpak dat ze de hele zomer droeg, met daaroverheen wijdopenstaande blouses in het roze, paars en oranje, kortom geen enkele kleur die bij rood paste. Ze had lang haar dat ze gewoonlijk met shampoo waste, waarbij ze gebruikmaakte van de nieuwe douche die het Castlebay Committee op initiatief van dokter Power onder aan de trap naar het strand had laten aanleggen. Valerie en Mary Catherine vonden het maar wat jammer dat de hele zomer zo over die knappe Gerry was gepraat.
‘Heb je op een dansavond of bij een andere gelegenheid geen enkel avontuurtje of romance beleefd?’ vroeg Valerie vol belangstelling.
‘Nee. Ik heb nauwelijks een dansavond bezocht. Ik ben natuurlijk wel naar de dansavond van het Castlebay Committee geweest omdat ik daar, net als iedereen, wel heen moest, maar ik heb geen romances meegemaakt. Ik heb steeds van de vroege morgen tot de late avond in de winkel gewerkt, zodat ik 's avonds bekaf was. Weet je, ik merk dat ik mezelf tegenover Josie verontschuldig omdat ik in Dublin geen romances heb beleefd en tegenover jullie omdat ik in Castlebay geen romances had.’
Het was voor David geen gemakkelijk jaar. Dit jaar zou hij zijn doctoraal halen. Hij had tegen James gezegd dat hij van plan was zich volledig aan zijn studie te wijden en dat hij op gezellige feestjes en bijeenkomsten verstek zou laten gaan. James voelde zich daardoor gekrenkt. Ook híj zat voor zijn laatste jaar, hield hij vol, en een rechtenstudie was in ieder opzicht even heilig als de studie medicijnen. Wilde David niet naar deze dansavond komen en van de partij zijn? Hij had de Amerikaanse erfgename uitgenodigd die, met het oog op de zomervakantie, zoveel moeite had moeten doen om hem af te wimpelen.
David was vastberaden. Hij was van plan aan het werk te blijven.
Hij vond dat Caroline tegenwoordig weinig begrip voor hem had. In Castlebay was ze erg humeurig geweest en had om het minste of geringste met haar moeder gekibbeld. Ze was idolaat van een nogal slordig uitziend meisje, Sandra genaamd, dat uit Noord-Ierland afkomstig was en waarop Gerry Doyle kennelijk zijn oog had laten vallen om mee door de stad te flaneren.
Caroline was zelfs zo ver gegaan dat ze ook een blouse over haar badpak had aangetrokken, en toen mevrouw Nolan met goedmoedige spot had geklaagd dat ze blijkbaar haar rok was vergeten, had ze haar moeder wel een dreun kunnen verkopen.
‘Vind je Gerry nog steeds aantrekkelijk?’ had David haar geërgerd gevraagd. ‘Ik dacht dat je daar als kind al helemaal overheen was.’
‘O, doe niet zo neerbuigend,’ had ze hem toegesnauwd. ‘Niemand kan Gerry Doyle vergeten. Hij brengt in Castlebay altijd iedereen het hoofd op hol. Waar of niet?’ Ze zei het alsof zoiets heel vanzelfsprekend was. David voelde zich bijzonder geïrriteerd.
Of misschien was hij gewoon vergeten hoe hij met meisjes moest omgaan. Dat zou het zijn. Hij had Bones vaak meegenomen voor een lange wandeling langs Far Cliff Road. Bones was aardig en ongecompliceerd. Hij wilde niets liever dan wandelen en vond het fijn als mensen voorwerpen weggooiden die hij kon apporteren.
Bones verbeeldde zich dat het konijnen waren en zette opgewekt een nutteloze achtervolging in. Het zou gemakkelijker zijn geweest als hij ook een hond was. Bones voelde zich niet schuldig, niet onzeker. Als hij niet kreeg wat hij wilde, ging hij zitten hijgen met zijn tong uit zijn bek en vroeg of laat nam iemand hem mee voor een wandeling, gooide een stok weg om hem die te laten terugbrengen of hij kreeg een bot. Bones zat 's avonds niet in zijn hondenhok te roken en zich af te vragen wat hij moest doen, zoals David deed. Goed, hij rookte op zijn slaapkamer, maar het principe was hetzelfde.
Voor de eerste keer in zijn leven had hij niet genoten van de zomer in Castlebay. Hij was zo van Caroline vervreemd, dat hij het nauwelijks plezierig vond bij haar te zijn. Hem scheen ze een uitslover te vinden en toch wist ze ook zelf niet echt wat ze wél wilde. Ze was rusteloos en ongeduldig, wilde niet over haar carrière en haar toekomst praten. Het was toch al te gek, zo zei ze, dat zij, omdat zij als afgestudeerd letterkundige geen vooruitzicht had op een baan, stenografie en typen moest leren net zoals die neerbuigende halvegare Josie Dillon, die daar in dat hotel bleef hangen en haar om de een of andere reden van advies meende te moeten dienen. ‘Een praktijkcursus handelswetenschappen’, nou zeg dat wel! Ze had Josies accent nagebauwd. David had Josie altijd graag gemogen, en ze was veel sympathieker dan haar beide oudere zussen. En dan te bedenken dat ze zo'n lelijk eendje was geweest toen ze jong was, maar Caroline kon daar niets van afweten. Hoe het ook zij, David wist dat Josie Caroline voor zich probeerde in te nemen vanwege het grote zwak dat ze voor haar broer had. Dat lag er duimendik bovenop, maar had geen enkele zin.
Maar dat was die zomer niet het voornaamste probleem geweest: het voornaamste probleem had zich thuis voorgedaan.
Zijn moeder had opgetogen gesproken over zijn terugkeer naar Castlebay om zijn vader in de praktijk te helpen. De manier waarop ze dat zei, deed hem denken aan de keren dat hij Nellie meehielp koekjes maken van zandtaartdeeg, of samen met de oude Martin in de tuin werkte. Ze begreep niet dat hij een bijna volledig bevoegd arts was. Als afgestudeerd arts ging je niet mee om een dokter te assis teren, maar had je je eigen dokterspraktijk.
Maar eerst moest hij een jaar als co-assistent in een ziekenhuis werken, voordat het hem zelfs maar was toegestaan praktijk uit te oefenen. Zijn bedoeling was daarna een jaar kindergeneeskunde en vervolgens een jaar verloskunde te doen en dan… Zijn moeder had op uitermate irriterende toon gezegd dat al dat extra werk echt niet nodig was en dat de praktijk de beste leermeester was. Zijn vader kon alle hulp goed gebruiken. Hij had zelfs een jonge dokter als waarnemer in dienst genomen met wie hij in het zomerseizoen samen het spreekuur deed. Er gebeurde altijd van alles met die toeristen. Alsof hij het in zijn praktijk met de bevolking van Castlebay al niet druk genoeg had…
David wist van Nellie alles over de miskramen en de twee doodgeboren kinderen die zijn moeder had gekregen voordat hijzelf werd geboren. Zonder dat hij ernaar had gevraagd, wist hij uit vertrouwelijkheden van mensen als mevrouw Conway of juffrouw McCormack, dat hij als kind met overmatige zorgzaamheid werd omringd. ‘Een normaal voldragen zwangerschap, een geboorte zonder complicaties, gezond zijn, recht van lijf en leden opgroeien. Bijna als dokter zijn afgestudeerd. Dat was een wensdroom die in vervulling ging,’ zeiden de mensen. In zijn humeurige ogenblikken had David zich afgevraagd hoe je aan de dromen van iemand anders kon ontkomen en zelf je eigen wensen gaan dromen.
Het tweede jaar verliep voor Clare helemaal naar wens. Ze stelde voor zichzelf een uiterst gedisciplineerd studieplan op, waar ze zich strikt aan hield. Aangezien verder niemand zich blijkbaar serieus op de studie toelegde, trok Clare met haar inspanningen de aandacht van de mentoren en die had ze ook nodig. Het lag in haar bedoeling een historische doctoraalscriptie te schrijven en daarvoor zou ze de bezielende steun van diverse leden van de historische faculteit nodig hebben. Ook zou ze hun advies nodig hebben hoe ze aan het benodigde geld kon komen om van te leven.
De Murray Prize was een stipendium, bestemd voor een kandidaatsstudie. Zodra ze eenmaal haar kandidaats had behaald, zou ze op zichzelf zijn aangewezen.
Maar ze was vastbesloten ook een sociaal leven te leiden. Elke vrijdag mochten ze 's avonds laat thuiskomen, en Clare maakte daar meestal gebruik van.
Omdat ze zo kleinbehuisd waren zonder enig comfort – ze deelden met hun drieën een slaapkamer die eigenlijk voor één persoon was bestemd – werden Mary Catherine en Valerie onvermijdelijk ook betrokken bij alles wat ze deed. Ze hadden alle drie zowat dezelfde maat; wat zowel voor- als nadelen had. Een voordeel was dat in geval van uiterste nood één goede blouse door elk van hen kon worden ge-dragen. En ze hadden zelfs met hun drieën voor gezamenlijk gebruik een zwarte coltrui gekocht, op voorwaarde dat ieder die hem droeg deodorant moest gebruiken en dat de trui nadat die drie keer was ge-dragen moest worden gewassen.
Een nadeel was het als ze vergeefs op zoek waren naar een favoriet kledingstuk om tot de ontdekking te komen dat een van de beide andere meisjes dat al droeg. Ze leerden – ieder op haar eigen bed gezeten – zich te kleden voor hun dansavonden, fuiven en uitstapjes: als ieder tegelijk ging staan, kon je je in de kamer niet wenden of keren.
De toilettafel vormde een omstreden domein. Valerie kocht geen make-up. Ze beweerde weliswaar dat ze niet van make-up hield, maar wel gebruikte ze vaak zwarte eyeliner (van Mary Catherine); pleegde een flinke aanslag op de Sari Peach-lippenstift (van Clare) en deed luidkeels haar beklag over gemorst gezichtspoeder. Ze wekte ieders verdenking omdat haar eigen neus niet glom, dus moest ze die toch tamelijk regelmatig poederen. Mary Catherine had de onhebbelijke gewoonte overal in de kamer wattenbolletjes te laten rondslingeren. Watten die ze had gebruikt om oogschaduw of lippenstift weg te vegen of de gekleurde make up-basis te verwijderen, die ze soms op gezicht, hals en schouders aanbracht.
Clare werd ervan beschuldigd dat ze kammen vol met haar in de kamer liet liggen. Het feit dat ze lang haar had, zo zeiden ze, was nog geen reden om het meeste daarvan door de kamer verspreid te laten liggen.
Maar afgezien daarvan deden zich nooit kibbelpartijtjes voor die langer dan een paar minuten duurden, uitgezonderd die ene keer toen Mary Catherine ontdekte dat Clare was uitgegaan en haar enige paar fatsoenlijke schoenen had aangetrokken en dat Valerie niet alleen haar potje met mascara had gebroken, maar dat wat ervan over was als een vieze grijze drab in het water dreef. Die ruzie duurde lang, en Mary Catherine dreigde tot drie keer toe dat ze terug zou gaan naar de Verenigde Staten, waar je tenminste normale mensen had.
Ze zouden naar Bective gaan, of naar Palmerston, of naar Belvedere of naar Landsdowne. Dat waren de namen van rugbyclubs die elk weekend dansavonden hielden. Het was vreemd naar een rugbyclub te gaan. Niemand in Castlebay kende iemand die rugby speelde. Misschien dat het op de vroegere school van David Power werd gespeeld, maar zelfs op de school die de jongens Dillon hadden bezocht, werd onvervalst voetbal en Iers hockey gespeeld.
Iemand uit Castlebay die naar Dublin kwam om een wedstrijd te zien, zou naar de All-Ireland-finale in Croke Park gaan, maar niemand zou het in zijn hoofd halen om naar een internationale rugbywedstrijd aan Landsdowne Road te gaan kijken.
Clare ging op een koude middag naar een rugbywedstrijd om UCD aan te moedigen. Die wedstrijd, de Colours Match genaamd, werd elk jaar tussen Trinity College en University College gespeeld.
De studenten van Trinity waren afkomstig uit de allerhoogste kringen en om het standsverschil nog meer te benadrukken scandeerden alle supporters van UCD in plat dialect: ‘Hup, COLLIDGE, C-O-L-L-I-DG-E, college.’ Dat veroorzaakte een bulderend gelach, hoe vaak ze dat ook herhaalden.
Clare had een afspraakje voor de wedstrijd met een student in de rechten, die Ian heette. Ze had hem op een van haar vrijdagse uitstap jes leren kennen, en hij was met haar twee keer naar de bioscoop geweest en had haar één keer mee uitgenomen naar een onvervalste pub, drie mijl buiten Dublin. Vaste stamgasten van die pub konden daar ook 's avonds laat nog iets gaan drinken.
Clare mocht Ian niet echt. Hij maakte een beetje een gewichtige en hooghartige indruk. Hij praatte niet over alledaagse dingen en sprak over niets anders dan ‘indruk maken’ en ‘hoe dingen klonken’ of ‘hoe ze eruitzagen’. Clare had er met haar kamergenoten over gesproken. Zowel Valerie als Mary Catherine zeiden eensgezind tegen haar dat ze het zelfs de duivel nog naar de zin zou maken en dat je van studenten in de rechten kon verwachten dat ze pretenties en kapsones hadden. Waar zouden ze in hemelsnaam anders voor studeren als ze zich de rest van hun leven in de rechtszaal daar niet mee bezighielden?
Ian had de auto van zijn ouders geleend, en na afloop van de Colours Match reden ze naar een pub. Daarna nam hij haar mee voor een eenvoudige maaltijd in het restaurant van een van de grote bioscopen, en ze keken naar de film. Tijdens de film hadden ze elkaar omhelsd en gestreeld, maar Clare hield daarbij haar hoofd zo ver mogelijk van Ian vandaan, wat hem mateloos ergerde.
‘Later dan?’ vroeg hij.
‘Later,’ zei ze, terwijl ze naar het scherm staarde.
Via een ongebruikelijke route, die langs veel achterafgelegen steegjes en straatjes liep, reden ze terug naar het studentenhuis.
Daarbij passeerden ze een braakliggend stuk grond waar overdag auto's werden geparkeerd, en Ian zette de auto aan de kant.
Het was allemaal erg verwarrend. Achteraf, in haar slaapkamer, huilde Clare, terwijl Valerie wat vermout tevoorschijn haalde om hen alle drie te kalmeren. Het leek in de verste verte niet op wat in de film gebeurde, waar mensen zonder beledigend te zijn ‘nee’ konden zeggen. Het was vreselijk. Het leek op het onderuithalen waar ze tijdens de rugbywedstrijd naar hadden gekeken. Maar het ergst van alles was, dat het allemaal háár schuld was. Volgens Ian had ze ‘later’ gezegd. Hij maakte haar uit voor alles en nog wat. Hij had gezegd dat ze een kwelgeest was en dat het – fysiek gezien – slecht was voor een man als hij in zo'n opgewonden staat werd gebracht zonder zich te kunnen afreageren. Daar had ze ook over ingezeten. Het was allemaal haar eigen stomme schuld. Daarom zei iedereen ook dat je niet moest toegeven aan vrijpartijtjes en dat je je niet mocht laten betasten en zo. Zoiets moedigde jongens alleen maar aan en maakte hen van streek als de vrijage halverwege moest worden afgebroken.
Valerie zei dat het belachelijk was dat je geen ‘ja’ of ‘nee’ kon zeggen, naar gelang je dat wilde, net zoals wanneer je wel of geen suiker in je thee wilde. Maar Mary Catherine zei dat het om iets veel gewichtigers ging dan suiker in je thee en dat het zo gecompliceerd was omdat er zekere grenzen aan waren. Je kon tot zover gaan en dan was het allemaal heerlijk en fijn en was jij een hartelijk, innemend en ontvankelijk meisje, maar o wee als je in de liefde verder durfde te gaan, een bepaalde grens overschreed en uiteindelijk niet toegaf, dan kwamen jongens vreselijk in de problemen en raakten van streek.
Hoewel ze diep op de technische aspecten ingingen, konden ze het er vanuit hun beperkte persoonlijke ervaring niet over eens worden waar die grens lag en hoe je die overschreed. Het was voor hen alle drie verschillend geweest. Misschien dat het voor iedereen anders lag en dat er juist daarom over de hele zaak altijd zo'n enorme ophef werd gemaakt.
Clare zei dat het voor haar een les was geweest. Ze was een beurs-studente, en het Murray Committee verwachtte van haar dat ze studeerde in plaats van dat ze rondtoerde in auto's van ouders van studenten door wie zij zich liet betasten. Die zij op haar beurt ook betastte om zich daarna, door woede overmand en overstelpt met beschuldigingen, naar huis te laten rijden. Van nu af aan zou ze haar handen van mannen afhouden.
Ze had haar plannen tot in details uitgestippeld. In de herfst van 1960 wilde ze haar kandidaatsexamen doen. Daarna zou ze twee jaar uittrekken voor haar doctoraalexamen, dat ze in 1962 wilde afleggen. Dat was prima geregeld. Dan zou ze naar Oxford of Cambridge gaan om te promoveren. In die tussentijd zou ze natuurlijk doceren. Daarna – het was dan inmiddels 1964 – zou ze naar Amerika gaan om drie jaar lang gastcolleges te geven aan Vassar of Bryn Mawr. In 1967 ten slotte zou ze naar Ierland terugkeren en een professoraat in de nieuwe geschiedenis aanvaarden aan Trinity College of aan University College in Dublin – om het even waar haar het eerst een leerstoel zou worden aangeboden. Om zich te onderscheiden zou ze zeven jaar lang haar hoogleraarschap bekleden en in die tussentijd zou ze natuurlijk aldoor publiceren. Daarna – ze was dan inmiddels vierendertig – zou ze gaan trouwen. Dat was voor haar net op tijd om nog twee kinderen te krijgen en verder geen. Ze wilde met een wetenschappelijk medewerker in een andere discipline trouwen, en ze zouden in een klein, eenvoudig huis gaan wonen dat met klimop was begroeid en vol stond met boeken. Niet ver van hun huis moest een restaurant zijn. Ze zouden de meeste avonden buitenshuis gaan eten, allemaal, de baby's inbegrepen, zodra die oud genoeg waren om zelfstandig te eten.
Valerie en Mary Catherine lagen dubbel van het lachen over deze verre toekomstplannen die zo gedetailleerd waren. Compleet met de namen van de meest gerenommeerde universiteiten ter wereld, de data waarop alles moest gebeuren en de noodzaak van een restaurant in de buurt waar je frites kon krijgen.
‘Het is geen grap,’ zei Clare met een vastberaden blik in haar bruine ogen. ‘Ik wil niet lesgeven aan schoolkinderen. Omdat al deze mogelijkheden voor me openstaan, wil ik me uiteindelijk niet tevreden stellen met lesgeven aan zwakbegaafde, domme kinderen die niet willen leren. En ik wil evenmin trouwen voor ik zover ben. Als ik graag getrouwd had willen zijn, had ik alleen thuis in Castlebay hoeven te blijven zitten en net als Chrissie uit mijn neus zitten te eten.’
‘Ze is erg vastberaden.’ Valerie praatte alsof Clare niet in de kamer aanwezig was.
‘Ik zeg je dit, zodra ze een goede baan heeft gekregen en met een aardige jongeman is verloofd, zal ze zich dit herinneren en er hartelijk om lachen,’ zei Mary Catherine.
‘Jullie zijn allebei haast net zo stom als jongens,’ zei Clare, en ze schonk voor zichzelf nog wat vermout in.
Clare werd de volgende morgen door dokter Power gebeld. Ze greep van schrik naar haar keel, maar hij kwam vlug ter zake.
‘Mevrouw O'Hara is gestorven – God hebbe haar ziel – en omdat jij en Angela zo goed bevriend zijn, dacht ik dat jij het graag wilde weten.’
‘Wanneer is de begrafenis, dokter?’
‘Zondag. Maar bewaar liever je geld in plaats van dat je het uitgeeft om nu naar Castlebay te komen. Ik belde alleen maar voor het geval je een condoléancebrief wilt sturen.’
Ze belde Emer, die zei dat ze meteen een telegram zou sturen.
Daarna ging Clare naar University Church.
De priester noteerde de naam van mevrouw O'Hara in zijn aantekenboekje, zodat zij in de mis bij de gebeden tot zekere intentie zou worden genoemd. Clare had twee half-crowns in haar hand. De priester schudde zijn hoofd.
‘Is het niet vijf shilling, vader? Ik dacht dat dat bedrag voor studenten was?’
‘Het is niets, kind. Ik zal graag een mis opdragen voor de zielerust van die vrouw. Was ze een vriendin van je? Een familielid?’
‘Nee, ze was geen echte vriendin. Ze was de moeder van mijn onderwijzeres. Ze zat er gewoonlijk bij als deze onderwijzeres mij bijles gaf. Het was een hele troost voor haar dat ze een zoon had die priester is, al was ze zelf min of meer gehandicapt.’
De priester was blij dat te horen. ‘Nou, haar zoon zal heel wat missen opdragen voor haar zielerust, maar maak je geen zorgen, ik zal ook een mis voor haar lezen.’ Hij pakte een intentiekaart, schreef zijn naam op de stippellijn naast het woord ‘celebrant’, en Clare bedankte hem voor zijn gulheid. Ze zou het niet erg hebben gevonden vijf shilling af te staan voor een mis voor Angela's moeder, maar het maakte de zaken er heel wat gemakkelijker op nu ze dat geld niet hoefde te missen. Met een schuldig gevoel kocht ze een postzegel en schreef op het postkantoor een condoléancebrief. Ze vroeg zich af wat Angela nu van plan was te gaan doen.
Hoewel Angela zich daar elke avond systematisch mee bezighield, duurde het toch een hele tijd voor alle condoléancebrieven waren beantwoord en ze dankbetuigingen had verstuurd voor alle overige blijken van deelneming en bloemen. Daarna zette ze de meubels in de cottage op een andere plaats en bracht de stoel van haar moeder naar boven, zodat ze daar niet voortdurend tegenaan hoefde te kijken.
De mensen waren erg meelevend geweest en zelfs Immaculata had zich van haar menselijke kant laten zien. Ze had haar meer vrije dagen aangeboden dan waarop ze recht had. Angela had haar daar vriendelijk voor bedankt en gezegd dat, als het haar niets uitmaakte, ze graag aan het eind van het jaar een paar dagen vrij wilde nemen. Immaculata had dat liever niet. Angela begreep immers wel… de kerstdrukte en het concert en alles wat daarbij kwam… Dat was juist de reden van haar verzoek, had Angela gezegd. Het zou haar dit jaar erg veel moeite hebben gekost om zich met hart en ziel voor het kerstconcert in te zetten, vandaar dat Immaculata daar dus wel mee akkoord moest gaan.
Geraldine en Maire waren de dagen voor en na de begrafenis behulpzamer geweest dan Angela had durven hopen. Ze bezorgden de gasten afleiding met hun zwarte mantels, hun Engelse accent en hun onschuldige en duidelijk oprechte bezorgdheid om vader Sean, die voor de begrafenis van zijn moeder niet naar huis had kunnen komen. Met een schuldig gevoel bekenden ze elkaar dat ze hem niet vaak hadden geschreven en dat ze met Kerstmis nooit meer dan een kerstkaart van hem hadden gekregen. Geraldine ging zelfs zover dat ze zich begon af te vragen of hij nu als priester werkelijk gelukkig was. In zijn jeugd had hij zulke ideale voorstellingen van het priesterschap gehad.
Omdat Angela nooit een rechtstreeks antwoord wilde geven op een onomwonden vraag over Sean, mompelde ze slechts dat het haar speet dat hij er niet kon zijn om de mis te celebreren.
Er was zoveel dat moest worden geregeld. De begrafenisgangers moesten te eten krijgen, voor Geraldine en Maire moest een slaapplaats worden gezocht en de bezittingen van haar moeder moesten worden verdeeld, zodat haar zussen een herinnering aan haar kregen. Zelfs de cottage moest ter sprake worden gebracht.
Het had Angela veel moeite gekost om bij haar beide zussen te gaan zitten, die voor haar bijna vreemden waren geworden met al hun verhalen over winkels, steden en badplaatsen in Engeland waar ze nog nooit van had gehoord. Maar dat moest gebeuren, ze hadden recht op een aandeel uit de kleine nalatenschap van hun moeder.
Ze liet hun het spaarbankboekje van hun moeder zien, waar iets meer dan honderd pond op stond. Ze had ook een overlijdensverzekering afgesloten waaruit haar begrafenis kon worden betaald. Angela stelde voor de honderd pond met hun vieren te delen. Maire vroeg zich af of ze niet het hele bedrag naar Sean moesten sturen voor de missie, want daar was de belangstelling van hun moeder altijd het meest naar uitgegaan.
Angela kwam heel even in de verleiding haar zussen op de hoogte te brengen. Het was al laat: er zouden geen bezoekers meer komen die hen konden storen. De last zou wat minder zwaar te dragen zijn als ze die samen met hen kon delen. God nog aan toe, zij woonden in Engeland en zij konden hem gaan opzoeken en voor zichzelf uitmaken in wat voor positie hij verkeerde en een eigen standpunt innemen. Maar Sean en Shuya schenen in zekere zin te kwetsbaar om aan Maire en Geraldine en hun vreemde, besloten wereld te worden blootgesteld. Ze besloot hen nog niet op de hoogte te brengen.
Had ze in de geest van haar moeder gehandeld door Sean niet op de hoogte te brengen van haar overlijden? Al was het tenslotte voor zijn eigen bestwil, had ze daar wel goed aan gedaan? Ze was heel erg bang dat een heleboel van haar bedenkingen tegen Sean hypocriet waren geweest. Waarom liet ze hem nu niet thuiskomen en hem zijn ware aard tonen? Zijn moeder leefde niet meer en zou geen schaamte en verdriet voelen. Kon het zijn dat Angela een vastgeroeste onderwijzeres werd die voor zichzelf geen problemen wenste?
Angela vroeg zich af waarom ze Clare nooit over Sean had verteld. In bepaalde opzichten had ze zich sterker tot Clare aangetrokken gevoeld dan tot wie ook. Clare had haar eigen geheim en verdriet om Tommy die in Londen in de gevangenis zat. Er had zich nooit een gunstige gelegenheid voorgedaan en nu was het bijna te laat.
Angela bekeek Clares condoléancebrief en de intentiekaart die door een priester van University Church was ondertekend. Ze was Clare dankbaar dat ze zo vlug had geschreven en van het weinige geld dat ze te besteden had een mis had laten lezen. Angela wist dat het een hele opoffering voor haar moest zijn geweest. Clare had geschreven dat het voor Angela een troost moest zijn te beseffen dat ze er altijd was geweest om haar moeder een veilige en gelukkige omgeving te bieden waarin ze kon leven en dat ze dat niet met tegenzin maar met humor en blijdschap had gedaan.
Dat het een fantastisch cadeau was om aan een ouder te geven. Clare voegde daaraan toe, dat ze zelf nooit tot zoiets positiefs in staat zou zijn. Haar brief was wellicht de enige waarin niet stond welk een grote troost het moest zijn dat vader Sean nu voor haar bad en hoe triest het was dat hij niet voor de begrafenis naar Castlebay had kunnen komen.
Angela ging de laatste week voor Kerstmis naar Engeland. Ze vertelde de kinderen dat ze dit jaar geen kerstkaarten verwachtte en dat ze de kerstdagen misschien bij haar zussen of bij vrienden in Dublin doorbracht. Iedereen dacht blijkbaar dat dit heel verstandig van haar was. Het had geen zin om te proberen in een leeg huis Kerstmis te vieren, hoewel er heel wat mensen zouden zijn die haar met de kerst wilden uitnodigen.
Het was koud en klam op de mailboot, en de reis naar Londen in een benauwde trein veroorzaakte veel ongemak. Angela had op gezette ogen door gebrek aan slaap, toen ze overstapte in een andere trein die haar naar de school van Sean bracht.