Als je hem te groot vindt, ben je hem niet waard
‘Kom nou in bed liggen, schat. Je hebt het bijna uit, wordt het niet eens tijd om ermee op te houden?’ Russell trok zijn T-shirt uit en draaide zich op zijn zij, met zijn gezicht naar Leigh toe en zijn hoofd met de volle bos krullen op zijn rechterhand geleund. Met zijn linkerhand wreef hij over de lakens en gaf er een klopje op, een gebaar dat uitnodigend en verleidelijk zou moeten zijn, maar dat Leigh altijd een beetje bedreigend vond.
‘Nog maar een paar bladzijden. Heb je last van het licht? Dan ga ik wel hiernaast zitten.’
Hij zuchtte en pakte zijn boek op, Krachttraining, een anatomische benadering. ‘Het gaat me niet om het licht, lieverd, dat weet je best. Het gaat erom dat we al weken niet samen in slaap gevallen zijn. Ik mis je gewoon.’
Haar eerste gedachte was dat hij klonk als een jengelend, verwend kind; dit was per slot van rekening een van de meest gewilde manuscripten van het jaar en het was van het grootste belang dat ze het las vóór de aankoopbespreking van de volgende ochtend. Het had haar acht onmogelijk lange jaren toewijding en keihard werken gekost om eindelijk – eindelijk! – zelfs maar in de buurt van de functie van senior redacteur te komen (per slot van rekening waren er daar maar zes van bij Brook Harris, en zij zou de allerjongste kunnen worden), en Russell dacht kennelijk dat hij na een jaar verkering iets te vertellen had over haar leven. Zíj had niet gevraagd of hij vannacht bleef slapen, zíj was niet voor zíjn deur opgedoken op weg naar huis na de wekelijkse pokeravond, met wapperende wimpers en een hoop ge-o, schatje, ik moest je zien.
De volgende gedachte: ze was de verschrikkelijkste, ondankbaarste, onaardige bitch op aarde, om zelfs maar zulke dingen over Russell te dénken. Zo wrokkig was ze een jaar geleden beslist niet geweest. Toen hij haar had benaderd op de boekpresentatie die Brook Harris had gegeven ter ere van Bill Parcells (die zijn memoires had geschreven over zijn jaren als trainer van de Dallas Cowboys) had ze hem meteen herkend. Niet dat ze ooit naar de sportzender keek, maar met zijn jongensachtige glimlach, kuiltjes in zijn wangen en de reputatie van een van de meest begeerde vrijgezellen van Manhattan, wist ze heus wel dat ze zich extra charmant aan hem moest voorstellen. Ze hadden die avond urenlang gepraat, eerst op het feest en daarna onder het genot van een Amstel bij Pete’s Tavern. Hij had bijna schrikbarend eerlijk verteld dat hij het datingwereldje van Manhattan meer dan zat was, dat hij het had gehad met fotomodellen en actrices en dat hij er klaar voor was om, in zijn woorden, ‘een echte vrouw’ te leren kennen, waarmee hij uiteraard impliceerde dat Leigh de ideale kandidate was. Natuurlijk was ze vereerd geweest door zijn aandacht. Welke vrouw zou niet willen dat Russell Perrin haar probeerde te versieren? Hij stond voor een aangevinkt hokje op alle punten die ze de afgelopen tien jaar op haar lijstje had opgesteld en was in alle opzichten precies de man die ze had gehoopt te vinden, al had ze nooit gedacht dat het echt zou gebeuren.
En nu had ze alweer een jaar een relatie met deze verrukkelijke man, die ook nog eens gevoelig, aardig en zorgzaam was, en stapeldol op haar, en toch voelde ze zich alleen maar verstikt. Het was voor alle anderen in haar leven overduidelijk dat ze eindelijk De Ware had gevonden; waarom was het háár dan niet duidelijk? Alsof hij het nog eens wilde benadrukken, draaide Russell haar gezicht naar het zijne, keek haar in de ogen en zei: ‘Leigh, lieverd, wat hou ik toch veel van je.’
‘Ik hou ook van jou,’ antwoordde ze automatisch, zonder ook maar een seconde te aarzelen, ook al zou een toeschouwer – zelfs een wildvreemde – misschien getwijfeld hebben aan de oprechtheid van die verklaring. Wat moest je doen als iemand die je leuk en aardig vond en voor wie je veel respect had, iemand die je graag beter wilde leren kennen, na twee maanden van niet al te serieuze dates verkondigde dat hij tot over zijn oren verliefd op je was? Dan deed je wat iedereen die grote moeite had met confrontaties zou doen, je zei onmiddellijk: ‘Ik hou ook van jou.’ Leigh had destijds gedacht dat ze vast wel aan die woorden gewend zou raken, dat ze ze met meer overtuiging zou kunnen uitspreken als ze elkaar wat beter kenden. Het was geen prettige gedachte dat ze daar een jaar later nog steeds op wachtte.
Ze dwong zichzelf om van de bladzijde op te kijken en zette een honingzoete stem op. ‘Ik weet dat het de laatste tijd heel hectisch is geweest, maar zo gaat het ieder jaar in juni, daar kun je de klok op gelijkzetten: het is altijd één grote chaos. Ik beloof je dat het niet zo blijft.’
Leigh wachtte met ingehouden adem tot hij zou uitvallen (wat tot nu toe nog nooit was gebeurd), tot Russell zou zeggen dat hij haar betuttelende toontje niet pikte en dat hij zich niet liet toespreken als een kleuter die zojuist pindakaas in de vloerbedekking had getrapt.
Maar nee, hij glimlachte. En het was geen wrokkige of berustende glimlach; hij lachte oprecht, begripvol en onmogelijk verontschuldigend. ‘Ik wil je niet onder druk zetten, schatje. Ik weet hoeveel je van je werk houdt en dat je ervan wilt genieten zolang het nog kan. Neem gerust de tijd en kom maar naar bed als je zover bent.’
‘Zolang het nog kan?’ Leigh keek met een ruk op. ‘Moet je daar nou om één uur ’s nachts over beginnen?’
‘Nee schat, ik begin nergens over. Je hebt heel duidelijk gemaakt dat San Francisco nu niet in je plannen past, maar ik zou het toch fijn vinden als je daar niet zo star in was. Het is een prachtkans.’
‘Voor jou, ja,’ zei Leigh, mokkend als een klein kind.
‘Voor ons allebei.’
‘Russell, we zijn nog geen jaar samen. Ik vind het een beetje te vroeg om nu al te overwegen samen naar de andere kant van het land te verhuizen.’ De enorme ergernis in haar stem verbaasde hen allebei.
‘Het is nooit te vroeg als je van iemand houdt, Leigh,’ zei hij, en zijn stem klonk gelijkmatig en onaangedaan. Die standvastigheid, waar ze in het begin zo dol op was geweest, maakte haar nu woest. Door zijn weigering om kwaad te worden, die volledige beheersing van zijn emoties, vroeg ze zich af of hij eigenlijk wel ooit echt naar haar luisterde.
‘Laten we het er nu niet over hebben, oké?’ vroeg ze.
Hij ging rechtop zitten en schoof naar de rand van het bed, dichter naar de hoek waar Leigh haar gemakkelijke leesstoel en leeslamp met zacht wit licht had neergezet. Het extra grote donzen dekbed – waarnaar ze drie weken had gezocht; ze had ieder merk dat op de markt was verschenen getest op zachtheid en luchtigheid – gleed op de grond en trok daarbij het bonsaiboompje van het nachtkastje. Russell leek het niet te merken. ‘Zal ik thee voor je zetten?’ vroeg hij.
Weer had Leigh het gevoel dat ze al haar wilskracht moest aanwenden om niet te gaan gillen. Ze wilde niet naar bed. Ze wilde geen thee. Ze wilde alleen maar dat hij zijn mond hield.
Ze haalde diep adem, langzaam, niet te nadrukkelijk. ‘Dank je wel, maar dat hoeft echt niet. Geef me gewoon nog een paar minuutjes, oké?’
Hij keek haar aan met een begripvol lachje, sprong toen uit bed en sloeg zijn armen om haar heen. Ze voelde haar lichaam verstarren, ze kon het niet helpen. Russell drukte haar steviger tegen zich aan en duwde zijn gezicht in de holte van haar hals, net boven haar schouder en onder haar kin. Ze voelde zijn stoppels schuren en wurmde zich los.
‘Kietelt dat?’ vroeg hij lachend. ‘Mijn vader zei altijd dat ik me later twee keer per dag zou moeten scheren, maar dat wilde ik niet geloven.’
‘Hmm.’
‘Ik ga een glas water halen. Wil jij ook?’
‘Graag,’ zei Leigh, ook al hoefde ze geen water. Ze richtte haar aandacht weer op het manuscript en had net een halve bladzijde gelezen toen Russell haar riep vanuit de keuken.
‘Waar staat de honing?’
‘De wat?’ riep ze terug.
‘De honing. Ik ben thee voor ons aan het zetten en ik wil er warme melk en honing bij doen. Heb je die?’
Ze haalde weer diep adem. ‘In het kastje boven de magnetron.’
Even later kwam hij terug met in iedere hand een mok en tussen zijn tanden een zak chocoladekoekjes geklemd. ‘Neem even pauze, schat. Ik beloof je dat ik je na deze middernachtelijke theepauze met rust zal laten.’
Middernachtelijk? dacht Leigh bij zichzelf. Het is half twee en ik moet er over vijfenhalf uur alweer uit. Bovendien heeft niet iedereen van nature het figuur van een sportieve middelbare scholier en kan niet iedereen zomaar op de gekste tijden koekjes gaan zitten eten.
Ze nam een hap en dacht aan al die jaren als twintiger waarin ze hier zo hevig naar had verlangd: de toegewijde vriend, de romantische nachtelijke picknick en het fijne appartement met alle spullen waar ze dol op was. Destijds had het bijna onmogelijk geleken, of in ieder geval erg ver weg; nu had ze het allemaal, maar het voelde totaal anders dan de fantasie.
Met de koekjes amper achter zijn kiezen en nog een halfvolle beker thee naast zich krulde Russell zich om een kussen heen en viel onmiddellijk in een diepe, rustige slaap. Wie sliep er nou zo? Leigh bleef zich erover verbazen. Hij beweerde dat hij het te danken had aan zijn chaotische jeugd, waarin hij door het rumoer van zijn ouders, twee zusjes, een inwonend kindermeisje en drie drukke beagles heen had leren slapen. Het zou kunnen. Maar Leigh dacht dat het meer te maken had met zijn zuivere geweten, zijn gezonde levensstijl en, als ze heel eerlijk was, het feit dat zijn leven nu eenmaal niet al te veel stress bevatte. Hoe moeilijk kon het zijn om te slapen als een roos als je iedere dag twee uur sportte (een uur trainen met gewichten en een uur cardio) en je geen cafeïne, suiker, conserveringsmiddelen, geraffineerde tarweproducten en verzadigde vetten tot je nam? Als je wekelijks een televisieprogramma van een half uurtje opnam over een onderwerp (sport) waar je gek op was puur omdat je nu eenmaal een man was, en waarvoor je een team schrijvers en producenten tot je beschikking had dat de onderwerpen voor je samenstelde? Als je een gezonde, productieve relatie had met je familie en vrienden, die allemaal van je hielden en je bewonderden om wie je was, zonder dat je je anders voor hoefde te doen? Een mens zou er beroerd van worden, of op z’n minst rancuneus, en als ze heel eerlijk was, moest Leigh toegeven dat ze dat ook vaak was.
Maar vannacht snakte ze alleen maar naar een sigaret. Ze was een jaar geleden gestopt met roken, meteen toen ze iets met Russell kreeg, maar er ging geen dag voorbij dat ze niet wanhopig verlangde naar een heerlijk lange haal. Rokers deden altijd zo poëtisch over het ritueel en zeiden dat een groot deel van het genot zat in het pakken van het doosje, het folie eraf trekken en zo’n aromatisch stokje tevoorschijn halen. Ze beweerden dat ze het heerlijk vonden om een sigaret op te steken, de as af te tikken en iets in hun hand te hebben. Dat was allemaal leuk en aardig, maar niets was zo lekker als het roken zelf: Leigh was vooral dol op het inhaleren. Om je lippen aan dat filter te zetten en de rook over je tong te voelen trekken, je keel in, rechtstreeks naar je longen – alsof je tijdelijk in de hemel vertoefde. Ze herinnerde zich nog goed – dagelijks – het gevoel na die eerste trek, op het moment dat de nicotine de bloedbaan bereikte. Een paar seconden van rust en tegelijkertijd alertheid, in precies gelijke hoeveelheden. Dan het langzame uitblazen – hard genoeg om de rook niet zomaar je mond uit te laten sijpelen, maar niet zo hard dat het moment erdoor werd verstoord – dat de verrukkelijke ervaring compleet maakte.
Maar Leigh was niet achterlijk; ze wist maar al te goed wat de akelige bijwerkingen van haar geliefde gewoonte waren. Emfyseem. Longkanker. Hartaandoeningen. Hoge bloeddruk. De ongevraagde aanblik van aanschouwelijke foto’s van zwarte longen in tijdschriften, en angstaanjagende tv-spotjes met mensen die akelig schor praatten na een tracheotomie. De gele tanden, de rooklucht in haar haar en de vlekken op het bovenste kootje van haar rechtermiddelvinger. Het niet-aflatende gezeur van haar moeder. De afschrikwekkende voorspellingen van haar dokter. Het gekmakende ‘mocht je het nog niet weten’-toontje van wildvreemden die haar benaderden om haar te wijzen op de vele gevaren wanneer ze buiten voor het kantoor stond te roken. En dan Russell! Meneer ‘mijn lichaam is mijn tempel’ zou nóóit een relatie beginnen met een vrouw die rookte, zo veel had hij vanaf de allereerste dag duidelijk gemaakt. Dat was genoeg om de meest verstokte roker overstag te laten gaan, en na acht jaar lang het genot van een pakje per dag te hebben gekend, had Leigh zich eindelijk gewonnen gegeven. Het had haar bovenmenselijke inspanningen gekost om wekenlang weerstand te bieden aan de kwellende behoefte, maar ze had het volgehouden. Tot nu toe was het haar nog niet gelukt de nicotine voorgoed uit haar leven te bannen – sommige mensen zouden zelfs zeggen dat ze er alleen maar in was geslaagd haar hardnekkige verslaving aan sigaretten om te zetten in een verslaving aan nicotinekauwgum – maar daar ging het niet om. Van kauwgum zou ze niet binnen afzienbare tijd doodgaan, hoopte ze, en als het wel zo was, dan moest het maar.
Ze stopte er nog een in haar mond en legde het manuscript opzij. Normaal gesproken was het niet moeilijk om helemaal op te gaan in een gewild boek waar vele uitgeverijen om vochten, maar dit voelde als een geestdodende plicht. Zou het Amerikaanse publiek echt zitten te wachten op de zoveelste historische roman van achthonderd bladzijden over een voormalig president uit de vorige eeuw? Ze had er genoeg van. Het liefst zou ze lekker wegkruipen met een fijn strandboek en zich verliezen in een verhaal dat niet zo dodelijk saai was. Ze zou er alles voor overhebben als dit een van haar maandagavonden Zonder Menselijk Contact was. Nu ook haar laatste restje energie was verdwenen en ze niet langer in de stemming was om ook maar één woord te lezen over een campagne die meer dan honderd jaar geleden had plaatsgevonden, legde Leigh het manuscript weg en nam haar MacBook op schoot.
Vaak was om twee uur ’s nachts nog wel een van haar vriendinnen op msn, maar deze keer bleef het stil. Ze klikte langs haar favoriete websites, snel en efficiënt, en scande de pagina’s op zoek naar informatie. Op cnn.com een alligatoraanval in Zuid-Florida. Op Yahoo! een demonstratiefilmpje voor het maken van een watermeloen-fruitschaal met behulp van slechts een koksmes en een niet-giftige viltstift. Op gofugyourself.com een grappig stukje over het kapsel van Tom Cruise en de Flowbee, een apparaat om je haar te knippen. Op neimanmarcus.com een mededeling over lagere verzendkosten voor alle lederen accessoires. Klik, klik, klik, klik. Ze bekeek vluchtig de meest recente bestsellerlijst van Publishers Weekly, klikte om haar steun te betuigen voor gratis mammografie op The Breast Cancer Site en bekeek haar bankgegevens. Even overwoog ze om de symptomen van een dwangneurose op te zoeken op WebMD, maar ze hield zich in. Toen ze eindelijk de vermoeidheid voelde, om niet te zeggen dat ze doodop was, reinigde ze zorgvuldig haar gezicht, met de juiste opwaartse cirkelbewegingen, en verruilde haar joggingbroek voor een kort broekje van zachte katoen. Ze keek naar Russells gezicht toen ze naast hem kroop en schoof heel langzaam zijn kant op onder het dekbed, vastbesloten om hem te laten slapen. Het lukte haar om het licht uit te doen en zich op haar zij te draaien zonder dat hij wakker werd, maar net toen haar gedachten trager werden en haar armen en benen zich begonnen te ontspannen tussen de koele lakens, voelde ze zijn lijf tegen het hare drukken. Zijn opgewonden lijf. Hij vouwde haar in zijn armen en drukte zijn bekken tegen haar onderrug.
‘Hallo,’ fluisterde hij in haar oor. Zijn adem rook nog naar koekjes.
Ze bleef slap liggen en hoopte vurig dat hij weer in slaap zou vallen, terwijl ze zichzelf tegelijkertijd vervloekte voor die hoop.
‘Leigh, schatje, ben je wakker? Ik in ieder geval wel.’ Hij duwde zich nog een keer tegen haar aan, voor het geval ze niet had begrepen wat hij bedoelde.
‘Ik ben doodop, Russ. Het is al heel laat en ik moet vroeg op voor de vergadering van morgenochtend.’ Wanneer is dat begonnen, dat ik klink als mijn moeder? vroeg ze zich af.
‘Ik beloof je dat je niets hoeft te doen.’
Hij trok haar dichter tegen zich aan en zoende haar in haar nek. Ze huiverde, wat hij opvatte als een uiting van genot, en hij liet zijn vingers over haar kippenvel glijden, wat hij ook als een goed teken beschouwde. Toen ze elkaar pas kenden, had ze gevonden dat niemand zo lekker zoende als hij. Ze herinnerde zich hun eerste zoen nog goed – die was beslist voortreffelijk geweest. Na de boekpresentatie en het café had hij haar met een taxi naar huis gebracht, en vlak voordat ze er voor haar deur stopten had hij haar naar zich toe getrokken voor een van de zachtste, heerlijkste zoenen die ze ooit had gehad. De juiste combinatie van lippen en tong, de ideale druk, precies de goede hoeveelheid hartstocht. En het was overduidelijk dat hij kon putten uit meer dan genoeg ervaring, als een van de bekendste en meest gewilde mannen die ze ooit had ontmoet. Maar de afgelopen maanden had ze langzamerhand het gevoel gekregen dat ze een vreemde kuste – en niet op een opwindende manier. In plaats van zacht en warm voelde zijn mond nu koud en nat en een beetje vies op haar huid. Zijn tong roerde te hard rond en zijn lippen leken altijd stijf of juist heel vlezig. Nu, in haar nek, voelden ze aan als papier-maché dat nog niet was uitgehard. Papperig papier-maché. Papperig papier-maché uit de koelkast.
‘Russ.’ Ze kneep met een zucht haar ogen stijf dicht.
Hij streelde haar haar en masseerde haar schouders, in een poging wat ontspanning te brengen. ‘Wat is er, schat? Is dit nou zo vreselijk?’
Ze zei maar niet dat iedere aanraking bijna voelde als een aanranding. De seks was toch ooit fantastisch geweest? Toen Russell nog een beetje ongrijpbaar en flirterig en verleidelijk was geweest, en niet zo klef en aanhankelijk, niet zo vastbesloten om zich te settelen met een vrouw die serieuzer was dan de vluchtige vriendinnen uit zijn tijd als twintiger. Het leek allemaal zo lang geleden.
Voordat ze goed en wel besefte wat er gebeurde, trok hij haar korte broekje op haar knieën en drukte haar nog dichter tegen zich aan. Zijn bovenarmen waren enorm; de spierballen bolden op onder haar kin en persten onbedoeld tegen haar keel. Zijn borst straalde warmte uit als een oven en het haar op zijn bovenbenen voelde als schuurpapier. En voor de allereerste keer sinds ze met Russell het bed deelde voelde ze de bekende symptomen van een hartaanval opkomen.
‘Hou op,’ bracht ze hijgend uit, harder dan de bedoeling was. ‘Ik kan dit nu niet.’
Zijn greep verslapte onmiddellijk en Leigh was blij dat het te donker was om zijn gezicht te kunnen zien.
‘Russ, het spijt me. Alleen, ik...’
‘Geeft niet, Leigh. Echt niet, ik begrijp het wel.’ Zijn stem klonk kalm maar afstandelijk. Hij rolde zich bij haar vandaan en binnen een paar minuten klonk zijn ademhaling alsof hij heel vast lag te slapen.
Even voor zes uur viel Leigh eindelijk in slaap, net toen de bovenbuurvrouw haar diverse voethulpmiddelen aantrok en de dagelijkse dreunpartij begon.
Pas tijdens de vergadering van die ochtend, waar ze moeilijk uit haar woorden kwam en ze het gevoel had dat ze met dubbele tong praatte van uitputting, herinnerde ze zich de laatste gedachte die ze had gehad voordat ze in slaap sukkelde. Ze had gedacht aan het etentje met haar vriendinnen een paar weken eerder, en aan hun voornemen om een belangrijke verandering door te voeren. Emmy zou ervaring opdoen door vele verhoudingen aan te gaan en Adriana had besloten om een poging te wagen tot monogamie. De tien dagen daarna had Leigh voor zichzelf geen enkele bijdrage kunnen bedenken. Maar nu wist ze iets. Zou het niet grappig zijn om aan te kondigen dat ze de moed ging verzamelen om haar gebrekkige relatie te beëindigen, ook al was ze als de dood om alleen te zijn en was ze ervan overtuigd dat ze nooit meer iemand zou vinden die ook maar half zo veel van haar hield als Russell? Om te vertellen dat ze al tijden wachtte totdat ze voor Russell voelde wat iedereen vond dat ze voor hem moest voelen, iets wat tot dusverre niet was gebeurd? Ha ha. Wat een giller, dacht ze bij zichzelf. Ze zouden haar geen moment geloven.
Adriana probeerde aan iets anders te denken – het weer, haar aanstaande reis, het feit dat haar ouders erover dachten weer in Amerika te gaan wonen – maar haar gedachten weigerden zich te richten op iets anders dan het schitterende contrast tussen Yani’s ruwe, touwachtige dreads en zijn zachte huid. Telkens wanneer hij zijn mooie middenrif oprekte of strekte, versnelde haar polsslag. Ze keek stiekem naar het zweetdruppeltje dat van zijn voorhoofd langs zijn hals naar beneden droop en probeerde zich voor te stellen hoe het zou smaken. Toen hij zijn enorme handen op haar heupen legde, kostte het haar grote moeite om niet te kreunen. Een ruwe dreadlock streek langs haar schouder; hij rook naar mos, overweldigend groen, maar op een aangename, mannelijke manier. Met twee vingers in haar onderrug duwde hij zachtjes haar bekken naar voren. ‘Daar, ja,’ zei hij zachtjes. ‘Goed zo.’
Zijn stem werd luider, maar niet veel. ‘Zet voorzichtig je linkerhandpalm op de grond en draai je lichaam in de uitgangspositie. Voel de energie van je handen naar de aarde stromen, van de aarde naar je handen. Vergeet niet door te ademen. Zo ja, hou dit vast.’
Adriana deed haar best om de klank van zijn stem buiten te sluiten, en toen dat niet lukte probeerde ze zijn woorden zo op te vatten dat ze iets normaler klonken. De groep bewoog zich als een gechoreografeerd dansgezelschap, een verzameling pezige ledematen en strakke torso’s die de verrichte handelingen een moeiteloze aanblik gaven. Ze was dol op yoga en keek altijd vol verlangen naar Yani, maar ze kon erg slecht tegen dat aanrakerige gedoe. Correctie: aanrakerig gedoe was prima, zolang Yani degene was die háár aanraakte. Zijn gepreek over energie, karma en levenskracht maakte hem wel een tikkeltje minder aantrekkelijk, en dat was erg jammer – maar niet onoverkomelijk. Ze draaide haar lijf in de uitgangspositie, met trillende triceps van inspanning, en keek omhoog waar Yani was gebleven. Hij stond over Leigh gebogen, met een voet aan iedere kant van haar gestrekte benen, en duwde het plekje tussen haar schouderbladen naar de vloer. Leigh ving Adriana’s blik en rolde met haar ogen.
Zoals altijd bestond de groep uitsluitend uit vrouwen. Adriana had ze bij binnenkomst allemaal geroutineerd bekeken, en na de vaststelling dat zij de fitste en knapste van alle aanwezigen was, had ze haar matje uitgespreid op de grond en een plekje vrijgehouden voor Leigh. Ze was er trots op dat ze in dit zaaltje vol mooie vrouwen – allemaal in de twintig of begin dertig, op één na stuk voor stuk op of onder hun ideale lichaamsgewicht, allemaal tot in de puntjes verzorgd, ondanks het vroege uur op zondagochtend en de fysieke aard van de les – de mooiste was. Dat besef verraste of verrukte haar niet meer in dezelfde mate als toen ze jonger was geweest; het gaf haar alleen dat extra beetje zelfvertrouwen dat haar de dag door hielp. Het feit dat Yani niet met haar naar bed wilde, was waarschijnlijk een probleem dat bij hem lag en niet bij haar, een theorie die ze tijdens het ontbijt na de yogales bevestigd wilde zien door haar vriendinnen.
‘Ik snap er niks van,’ zei Adriana, voordat ze bevallig een hap cruesli in haar mond stopte. ‘Wat zou er met hem aan de hand zijn?’
Leigh nipte van haar koffie en wenkte met een glimlach de serveerster voor het volgende kopje. De zaak op de hoek van 10th Street en University Place was niet de beste brunchtent die ze kenden – het bediend personeel was altijd chagrijnig, de eieren waren soms koud en de koffie doorliep het hele gamma van waterig tot bitter – maar het was dicht bij de yogastudio en ze konden erop rekenen dat ze hier geen bekenden zouden tegenkomen. Er waren niet veel plekken in downtown Manhattan waar je kon eten in yogabroek met je haar in een zweterig staartje zonder dat er met opgetrokken wenkbrauwen naar je werd gekeken, dus kwamen ze hier nog steeds.
‘Ik weet niet. Denk je dat hij homo is?’
‘Natuurlijk niet,’ snauwde Adriana.
‘En het kan ook niet zo zijn dat hij gewoon niet op je valt...?’
Adriana gaf een van haar bevallige snuifjes ten beste. ‘Alsjeblieft, zeg.’
‘Dan moet het een van de bekende problemen zijn. Erectiestoornis, herpesaanval of een idioot klein piemeltje. Wat blijft er anders over?’
Adriana overwoog die opties, maar ze leken geen van alle van toepassing. Yani kwam heel kalm en berustend over, volkomen zelfverzekerd, het sterke, zwijgzame type. Geen enkele man had ooit níét op haar gereageerd. En het was heus niet zo dat ze niet haar best deed – het was jaren geleden dat ze zo veel moeite had moeten doen, en dat was een jongen geweest die op het punt stond om te gaan trouwen – maar soms leek het wel alsof Yani haar niet eens zag staan. Hoe bevalliger ze met haar haren zwiepte of haar volmaakte borsten naar voren stak, hoe minder hij op haar lette.
‘Wat er overblijft? Dat is toch duidelijk? Hij plast nog in bed en is als de dood dat je daarachter komt.’ Emmy was uit het niets opgedoken, en heel even ergerde Adriana zich omdat de aandacht van haar werd afgeleid.
‘Hé! We wisten niet of je nog zou komen. Geef die spullen maar hier,’ zei Leigh met uitgestoken armen.
‘Hoezo, mag ik niet naast je zitten dan? Ik beloof je dat ik heel dichtbij zal schuiven, misschien zelfs wel schouder aan schouder. Gezellig toch?’
Leigh zuchtte.
Adriana klopte op de stoel naast haar; ze wist dat Leigh ‘de ruimte nodig had’ en probeerde daar begrip voor op te brengen, maar het was irritant om altijd degene te zijn die verdrukt werd op banken en in zitjes. ‘Wat vindt Russell er eigenlijk van dat je niemand om je heen kunt velen?’
‘Het is heus niet zo dat ik “niemand om me heen kan velen”. Ik heb gewoon graag een kleine bufferzone. Daar is toch niks mis mee?’ zei Leigh.
‘Nee, maar even serieus. Snapt hij dat wel? Accepteert hij het of vindt hij het verschrikkelijk?’
Leigh zuchtte nog een keer. ‘Hij vindt het verschrikkelijk. Daar voel ik me schuldig over. Hij komt uit een heel groot gezin van mensen die elkaar op de mond kussen! Ik ben enig kind en mijn ouders zijn net zo warm en hartelijk als porseleinen beelden. Ik doe mijn best, maar ik kan het niet helpen dat ik echt de zenuwen krijg van dat aanrakerige gedoe.’
Adriana stak een hand op om zich gewonnen te geven. ‘Oké, van mij mag je. Zolang je het zelf maar beseft.’
Leigh knikte. ‘Ik ben me ervan bewust. Voortdurend, op een neurotische, ellendige manier. En ik probeer er wat aan te doen, echt waar.’
Emmy plofte op het bankje naast Adriana; het kunstleer boog even door onder de drieënveertig kilo extra en veerde toen terug. ‘Hoe was de yogales? Nog steeds geen reactie van Mister Y?’
‘Nog niet, maar hij gaat nog wel voor de bijl.’
Leigh knikte. ‘Zoals ze allemaal doen. Voor jou, althans.’
Emmy sloeg met haar vlakke hand op tafel. ‘Dames! Zijn we dat nu al vergeten? Adriana is niet langer uit op een kortstondige verhouding. Uiteraard mag ze gerust Yani’s vaste vriendin worden, maar een onenightstand zit er niet meer in volgens de regels.’
‘Ach ja, de regels. Opgesteld na te veel cocktails en nooit bekrachtigd, althans, nóg niet. Dus volgens mij mag ik nog steeds jacht maken op Yani.’ Adriana lachte bewust lief in plaats van sexy, waarbij ze zich concentreerde op de kuiltjes in haar wangen, die dieper werden naarmate ze zich meisjesachtiger gedroeg.
Emmy wierp haar een luchtkus toe. ‘Schat, bewaar die kuiltjes maar voor je toekomstige vriend. Aan deze tafel bereik je er niks mee. Bovendien heb ik nieuws.’
‘Over Duncan?’ vroeg Leigh automatisch. Ze was even vergeten dat het al bijna drie weken uit was.
‘Nee, niet over Duncan, al ben ik laatst wel zijn zus tegengekomen, en die vertelde me dat hij met de maagdelijke cheerleader en drie andere stellen een huis in de Hamptons heeft gehuurd voor de maanden juli en augustus.’
‘Hmm, klinkt goed. Twintigduizend dollar voor een slaap-kamertje, een gezamenlijke badkamer en lange files, en dat voor een hele zomer zonder seks. Klinkt goddelijk. Moet ik jullie nog herinneren aan de zomer van 2003?’
Adriana huiverde. Alleen al de gedachte aan die zomer bracht de spanning terug. Het was haar idee geweest. Wat kon er nou verkeerd zijn aan een groot huis in de Hamptons met zwembad, tennisbaan en een hoop singles van tussen de twintig en dertig? Wekenlang had ze Emmy en Leigh lopen pushen, tot ze eindelijk instemden. Maar ze hadden alle drie zo gebaald van het lawaai, non-stop gefeest en het drinken-tot-je-moet-kotsen-thema, dat ze ieder weekend met z’n drieën op een kluitje in de verste hoek aan het zwembad hadden gezeten om niet helemaal knettergek te worden. ‘Alsjeblieft niet! Hou maar op. De herinneringen zijn nog te vers. Zelfs na al die jaren is het nog traumatisch.’
‘Nou, Duncan en zijn fitnesstrainertje mogen zich voor mijn part ophangen. Ik heb deze week een gesprek gehad met chef-kok Massey en hij wil me nog steeds naar het buitenland sturen. Hij is van plan om alleen al dit jaar twee nieuwe restaurants te openen en heeft mensen ter plaatse nodig om de voortgang te bewaken en te helpen met het aannemen van personeel en dergelijke. Ik begin maandag over een week.’
‘Gefeliciteerd!’ zei Leigh.
Adriana kneep in Leighs hand en deed haar uiterste best om verheugd te reageren. Ze was best blij voor Emmy – per slot van rekening had die de laatste tijd genoeg tegenslag gehad – maar uit puur egoïstisch standpunt viel het soms niet mee om naar de carrièresuccessen van haar vriendinnen te luisteren. Ze wist dat ze haar benijdden om haar vrije tijd en dat ze een moord zouden doen voor de middelen om een beetje meer van het leven te genieten, maar dat vond ze niet langer fijn om te horen. En natuurlijk zou ze de baan van haar vriendinnen niet willen overnemen. Emmy’s tirades over gestoorde koks met enorme ego’s en de onmogelijke restauranttypes waren huiveringwekkend genoeg om iedereen te weerhouden van een loopbaan in de horeca. En Leigh maakte krankzinnige uren. Ze klaagde steen en been over waanzinnige auteurs en schandalig veel leeswerk, en Adriana vroeg zich af of ze niet gewoon een tikkeltje jaloers was op degenen die de boeken schréven in plaats van ze te moeten redigeren. Maar als Adriana heel eerlijk was, wist ze best dat haar vriendinnen een zekere bevrediging vonden in hun werk die zij nooit uit haar dagelijkse bestaan zou halen, hoe zwaar dat ook mocht zijn: uiterlijke verzorging, lunchen, de sportschool en haar sociale contacten. Niet dat ze nooit een baan had geprobeerd – ze had het een eerlijke kans gegeven. Meteen na school had ze zich ingeschreven voor de opleiding tot inkoper bij Saks, maar daar was ze mee gestopt zodra haar duidelijk werd dat ze zou moeten beginnen bij de make-up en accessoires en dat het een jaar zou duren voordat ze bij de couture terechtkon. Daarna had ze nog even op een reclamebureau gewerkt, en dat had ze zelfs bijna leuk gevonden. Tot haar baas haar vroeg om in de sneeuw buiten de deur koffie voor hem te gaan halen. Ze had zelfs een paar weken bij een van de beroemde galerieën in Chelsea gewerkt, totdat ze besefte dat het wel erg naïef was om te denken dat ze in de kunstwereld een geschikte heteroseksuele man zou ontmoeten. Niet lang na die laatste baan had Adriana ingezien dat het weinig zin had om voor een paar duizend dollar per maand veertig uur per week te werken en alle andere aspecten van haar leven te verwaarlozen. Dus ook al wist ze uit ervaring dat ze haar vrijheid natuurlijk nooit zou verruilen voor de sleur van een baan van negen tot vijf, er waren toch wel momenten dat ze zou willen dat ze goed was in iets anders dan mannen versieren. Met de recente kwestie Yani als uitzondering.
‘... dus reis ik een of twee van elke vier weken. En hij gaat een andere bedrijfsleider zoeken voor Willow, zodat ik me nog beter op de nieuwe restaurants kan concentreren. Ik ga van alles een beetje doen: mensen werven en aannemen, menu’s bepalen, en als de restaurants eenmaal open zijn, blijf ik er een tijdje om ervoor te zorgen dat alles soepel verloopt. Is het niet geweldig?’ vroeg Emmy stralend.
Adriana had er geen woord van gehoord. ‘Wat is geweldig?’ vroeg ze.
Leigh keek haar kwaad aan. ‘Emmy zegt net dat het aanbod van Massey nog geldt. En dat ze het aanneemt.’
‘Het salaris is wel lager dan ik had gehoopt, maar ik reis straks zo veel dat ik amper kosten heb. En... zijn jullie er klaar voor? Mijn eerste reis is naar Parijs. Als “opleiding”. Is het niet fantastisch?’
Adriana deed haar best om zich niet te ergeren aan Emmy’s stralende gezicht. Het is Parijs maar, dacht ze. Daar is iedereen toch al zo vaak geweest? Ze moest al haar wilskracht aanwenden om niet geërgerd haar ogen ten hemel te slaan toen Leigh zwijmelend zei: ‘Fantástisch.’
Toen Emmy per ongeluk een slok uit Adriana’s koffiemok nam, had ze haar het liefst met een vork in haar hand gestoken. Waarom was ze nou zo van slag? Was ze echt zo jaloers en kinderachtig dat ze niet blij kon zijn met het succes van haar beste vriendin? Ze dwong zichzelf om te lachen en een felicitatie te mompelen, op de enige manier die ze kende: ‘Je weet wat dat betekent, hè querida? Het ziet ernaar uit dat je eerste affaire er een met een Fransman wordt.’
‘Ja, daar heb ik ook aan zitten denken...’
‘Krabbel je nu al terug?’ vroeg Adriana koket. Ze vouwde haar handen om haar koffiemok en drukte haar lippen tegen de rand.
Emmy schraapte haar keel en deed alsof ze met haar opgestoken middelvinger haar wenkbrauw gladstreek. ‘Terugkrabbelen? Echt niet. Ik wilde alleen de regels wat verder uitwerken.’
‘Zeg, dat jij niet meer altijd krijgt wat je wilt, hoef je niet op mij af te reageren. Ik kan er ook niks aan doen dat Yani totaal geen interesse voor je heeft,’ zei Emmy.
‘Kom op, meiden,’ zei Leigh met een zucht. Hoeveel jaren er ook verstreken en hoeveel verantwoordelijkheid ze inmiddels hadden gekregen, ze kibbelden nog altijd regelmatig als vinnige tieners. Maar in zekere zin had het voor hen allemaal iets geruststellends, want het herinnerde hen aan hun hechte band: vage kennissen hielden zich in, maar zij waren als zusjes en hielden genoeg van elkaar om geen blad voor de mond te nemen.
‘Kan ik het helpen dat ik sta te popelen? Zoals jullie me allebei zonder enige terughoudendheid duidelijk gemaakt hebben: ik loop mijlenver op jullie achter,’ zei Emmy.
Adriana bracht zichzelf in herinnering dat ze aardig moest blijven. Ze vouwde haar handen ineen en zei: ‘Oké, we doen het. Aan hoeveel mannen dacht je voor dit jaar?’
Leigh, die als de dood was dat haar vriendinnen zouden beseffen dat zij nog geen bijdrage had geleverd aan de weddenschap, zei snel: ‘Drie lijkt me redelijk, vinden jullie ook niet?’
Adriana maakte een geluid alsof ze zich in haar koffie verslikte. ‘Drie? Kom op, zeg! Dat is een goeie máánd in plaats van een goed jaar.’
‘Voor deze ene keer ben ik het met je eens,’ zei Emmy. ‘Ik ga zo veel reizen dat drie me niet realistisch lijkt.’
‘Hoezo, wil je soms in elk land waar je komt een vent neuken?’ vroeg Leigh lachend. ‘Zo van: “Hier heb je mijn paspoort en mijn kamersleutel, kom binnen”?’
‘Ik dacht eerder aan één man per continent.’
‘Echt niet!’ zeiden Leigh en Adriana in koor.
‘Hoezo? Is dat nou zooo moeilijk voor te stellen?’
‘Ja,’ zei Leigh.
‘Waanzin,’ bevestigde Adriana.
‘Nou, mijn besluit staat vast. Een man voor elk continent waar ik kom. Buitenlandse, sexy mannen. Hoe minder Amerikaans ze zijn, hoe beter. En geen verplichtingen. Geen relaties, geen emotionele verwikkelingen – pure, zuivere seks.’
Adriana floot. ‘Querida! Ik zou ervan gaan blozen.’
‘En wat doe je met Antarctica?’ vroeg Leigh. ‘Ik wil de pret niet bederven, maar hoe pak je dat aan?’
‘Daar heb ik ook aan gedacht. Antarctica lijkt me nogal onrealistisch, en daarom vind ik dat Alaska ervoor in de plaats mag komen.’ Emmy haalde een verfrommeld velletje papier uit haar koerierstas en streek het glad op tafel.
‘Is dat een grafiek? Zeg alsjeblieft dat je geen grafiek hebt getekend,’ zei Adriana lachend.
‘Jawel, ik heb een grafiek getekend.’
Leigh keek naar het plafond. ‘Ze heeft een grafiek getekend.’
‘Ik heb het allemaal uitgezocht. Noord-Amerika heb ik natuurlijk al binnen, dus dan blijven er zes over. En strikt genomen is Mark – het baasje van Otis – geboren in Moskou, zodat ik hem onder Europa mag rekenen.’
‘Gelul!’ protesteerde Leigh. ‘Het moet dít jaar gebeuren.’ De serveerster die hun rekening kwam brengen trok vragend haar wenkbrauwen op.
‘Mee eens,’ zei Adriana. ‘Amerika krijg je cadeau – alleen Nóórd-Amerika – maar Mark telt niet. Waarom zou je hem trouwens als Europa willen rekenen? Over een paar weken zit je in Parijs!’
Emmy knikte. ‘Dat is waar. Dus er staan nog zes van de zeven werelddelen open.’
‘Hoe zit het als je een Japanner ontmoet in Griekenland, of een Australiër in Thailand?’ vroeg Adriana, met een gezicht alsof ze het allemaal maar ingewikkeld vond. ‘Tellen die dan als Azië en Australië of moet de seks daadwerkelijk op het betreffende continent plaatsvinden?’
Emmy fronste haar wenkbrauwen. ‘Dat weet ik eigenlijk niet. Daar had ik nog niet aan gedacht.’
‘Laten we het haar niet te moeilijk maken,’ zei Leigh met een blik op Adriana. ‘Ik vind dat de nationaliteit óf de locatie beslissend mag zijn. Jezus, het is al heel wat dat ze het gaat probéren!’
‘Mij best,’ zei Adriana instemmend. ‘En om mijn goede wil te tonen, stel ik voor dat ze ook nog een joker mag inzetten.’
‘En dat houdt in...?’
‘Dat ze één continent mag overslaan. Anders is het vragen om een mislukking.’
‘Welk continent mag ik overslaan?’ vroeg Emmy, zo te zien tamelijk opgelucht.
‘Zullen we zeggen dat Zwitserse mannen als joker gelden?’ vroeg Leigh. ‘Zwitserland is neutraal. Als je met een Zwitser naar bed gaat, mag je hem voor ieder continent inzetten.’
Ze hadden de grootste lol en lachten zoals ze na hun studietijd veel te weinig hadden gelachen.
Adriana pakte een blauw blikje uit het voorvakje van haar yogatas en smeerde doorzichtige zalf op haar lippen, zich ervan bewust dat allebei haar vriendinnen en zo’n beetje iedere klant aan de belendende tafeltjes gebiologeerd naar het ritueeltje zaten te kijken. Ze voelde zich al wat beter. Het kostte haar moeite om de gedachten uit haar hoofd te zetten die haar de laatste tijd plaagden, namelijk dat haar schoonheid niet eeuwig zou duren. Dat had ze in haar achterhoofd natuurlijk altijd wel geweten – zoals een tiener weet dat de dood onvermijdelijk is – maar ze had het nooit kunnen bevatten. Nu naderde ze de dertig en het mocht duidelijk zijn dat ze niet al te veel jaren meer mocht verwachten waarin ze overal waar ze kwam alle aanwezigen voor zich zou winnen. Haar moeder wees haar daar al op sinds de dag dat Adriana op haar veertiende twee afspraakjes op één avond had gehad. Toen haar nog altijd mooie moeder haar vroeg voor welke van de twee jongens ze zou kiezen, had Adriana haar niet-begrijpend aangekeken.
‘Waarom zou ik een van beiden afzeggen, mama?’ had ze gevraagd. ‘Ik heb tijd genoeg voor allebei.’
Haar moeder had glimlachend Adriana’s gezicht in haar koele handen genomen en gezegd: ‘Geniet er maar van, querida. Eens gaat het voorbij.’
Natuurlijk had ze daar gelijk in gehad, maar Adriana had er niet op gerekend dat ‘eens’ al zo gauw zou aanbreken. Het werd tijd om haar schoonheid aan te wenden voor belangrijker zaken dan het aantrekken van een gestage stroom minnaars. Haar voornemen om een vaste vriend te zoeken was een stap in de goede richting, maar het ging niet ver genoeg.
Met veel omhaal stak Adriana haar linkerhand op en zuchtte theatraal. ‘Zien jullie deze hand?’ Ze knikten allebei. ‘Volgend jaar om deze tijd zit er een diamanten ring om mijn vinger. Een buitengewoon grote diamanten ring. Hierbij verklaar ik dat ik binnen twaalf maanden verloofd zal zijn met de perfecte kandidaat.’
‘Adriana!’ riep Emmy uit. ‘Dat doe je alleen maar om mij te overtreffen!’
Leigh verslikte zich in een stuk meloen. ‘Verloofd? Met wie dan? Heb je een vriend?’
‘Nee, op het moment niet. Maar Emmy’s belofte om te veranderen heeft me geïnspireerd. Bovendien wordt het tijd om de feiten onder ogen te zien, meiden. We worden er niet jonger op, en ik denk dat we allemaal wel beseffen dat er maar een beperkt aantal rijke, knappe, succesvolle mannen van tussen de dertig en de veertig rondloopt. Als we die van ons nu niet claimen’ – ze pakte met twee handen haar stevige borsten beet en duwde ze omhoog – ‘dan kunnen we het wel vergeten.’
‘Hartelijk bedankt voor dat inzicht,’ zei Emmy geamuseerd. ‘Ik kies gewoon een van de tientallen – nee, honderden – succesvolle, nog beschikbare knappe mannen die ik ken uit en sla hem aan de haak. Ja, dat is een goed idee.’
Adriana glimlachte en klopte minzaam op Emmy’s hand. ‘Je vergeet rijk, querida. Maar ik zeg niet dat we dat allemáál moeten doen. Het is duidelijk dat jij eerst een tijdje moet genieten, en ik denk dat je komende uitstapje naar de promiscuïteit daar de ideale remedie voor is. Maar aangezien ik al een aardig... uitstapje achter de rug heb...’
‘Dat kun je gerust een wereldreis noemen,’ zei Leigh.
‘Ja, lach maar,’ zei Adriana, enigszins geïrriteerd omdat ze zoals gewoonlijk niet serieus genomen werd. ‘Maar wacht maar tot je straks mijn minimaal vijfkaraats diamant van Harry Winston ziet. Dan lach je niet meer.’
‘Nee, maar nu nog wel,’ zei Emmy, en ook Leigh barstte in lachen uit. ‘Adriana verloofd? Dat kan ik me onmogelijk voorstellen.’
‘Het is niet onmogelijker dan mevrouw Vaste Verkering die het aanlegt met iedere vreemde kerel die op haar pad komt,’ kaatste Adriana terug.
Emmy bleef lachen, maar ze knikte. ‘Die zit.’
Leigh veegde een traan weg, voorzichtig om de tere huid onder haar oog niet op te rekken, al was die waarschijnlijk toch al verloren gegaan door alle jaren dat ze had gerookt. Ze wist niet of het kwam door de endorfinen van de zware yogales of door het niet al te rooskleurige vooruitzicht van een etentje met de ouders van Russell die avond, maar voordat ze zichzelf ervan kon weerhouden – bijna voordat ze het zelf besefte – begon Leigh te praten, volkomen onvoorbereid.
‘Ter ere van jullie dappere daad,’ zei ze, met een gevoel alsof de woorden een geheel eigen leven leidden, ‘wil ik ook graag een doelstelling opgeven. Ik zal vóór het einde van dit jaar...’ Haar stem ebde weg. Ze praatte nu zonder te weten wat ze zou zeggen, in de hoop dat er vanzelf wel iets zou komen, maar ze had niets te bieden. Haar werk vond ze uitermate bevredigend, al was het soms een tikkeltje saai, en ze was meer dan tevreden met het aantal mannen met wie ze het bed had gedeeld en ze had al een man gevonden die voldeed aan alle criteria van Adriana – en niet zomaar een man, een beroemdheid, een man met wie het halve land en zo’n beetje de gehele vrouwelijke bevolking van Manhattan dolgraag een date wilde – en ze had eindelijk genoeg spaargeld gehad om een eigen appartement te kunnen kopen. Ze leefde precies zoals anderen van haar verwachtten. Wat moest ze daar nog aan veranderen?
‘Zwanger raken?’ zei Emmy behulpzaam.
‘Onder het mes bij de plastisch chirurg?’ opperde Adriana.
‘Je eerste miljoen binnenhalen?’
‘Een triootje proberen?’
‘Aan de drank of drugs raken?’
‘Voor je plezier met de metro reizen?’ vroeg Adriana met een vals lachje.
Leigh huiverde. ‘God, nee, dat niet,’ zei ze met een grijns.
Emmy gaf een klopje op haar hand. ‘Natuurlijk niet, schat. Het vuil, het lawaai, de onvoorspelbare vertrektijden...’
‘Al die mensen!’ voegde Adriana eraan toe. Na twaalf jaar vriendschap had ze het gevoel dat ze Leigh beter kende dan zichzelf. Als er één ding was waar dat arme kind gek van werd – nog erger dan van rommel, zich alsmaar herhalende harde geluiden, of verrassingen – was het wel mensenmenigten. Dat kind was tegenwoordig een zenuwinzinking nabij, iets waar Adriana en Emmy het samen over hadden zodra ze de kans kregen, maar wat Leigh zelf niet leek te beseffen.
Emmy verbrak de korte stilte. ‘Beschouw het maar als een goed teken dat geen enkel onderdeel van je leven grondig aangepakt hoeft te worden. Ik bedoel, hoeveel mensen kunnen dat nou zeggen?’
Adriana knabbelde op een stukje overgebleven toast. ‘Serieus, querida, jij hoeft alleen maar je volmaakte leven op waarde te schatten.’ Ze hield haar koffiemok omhoog. ‘Op de veranderingen.’
Emmy pakte haar bijna lege glas grapefruitsap en wendde zich tot Leigh. ‘En op het waarderen van perfectie als je die hebt bereikt.’
Leigh rolde met haar ogen en lachte geforceerd. ‘Op knappe buitenlanders en diamanten zo groot als een zwerfkei,’ zei ze.
Twee glazen tikten tegen het hare met een heerlijk tinkelend geluid. ‘Proost,’ zeiden ze alle drie tegelijk. ‘Daar drinken we op.’
Als haar irritant breedsprakige collega’s niet allemaal binnen zeven minuten hun kop hielden, zou Leigh onmogelijk voor één uur de afstand van Midtown naar de Upper West Side kunnen afleggen. Kregen die lui dan nooit genoeg van hun eigen stem? En kregen ze geen trék? Haar maag rommelde hoorbaar, alsof hij de aanwezigen eraan wilde herinneren dat het lunchtijd was, maar niemand leek het te horen. Ze bespraken de aankomende publicatie van Leven en leiderschap van paus Johannes Paulus de tweede met een bevlogenheid alsof het een presidentieel debat was.
‘De zomer is een lastige tijd voor een religieuze biografie, dat wisten we toen we eraan begonnen,’ merkte een van haar collega-redacteuren met enige schroom op, niet gewend om tijdens vergaderingen het woord te nemen.
Iemand van het verkoopteam, een vrouw met een lief gezicht die er een stuk jonger uitzag dan haar dertigplus en van wie Leigh nooit de naam kon onthouden, richtte zich tot de aanwezigen. ‘Natuurlijk is de zomer niet ideaal voor iets anders dan luchtige strandlectuur, maar je kunt de tegenvallende verkoop niet alleen aan het seizoen wijten. De bestellingen zijn van alle kanten beduidend lager dan voorspeld was. Maar als het boek nou eens landelijk het gesprek van de dag zou worden, misschien dat...’
‘Het gesprek van de dag?’ sneerde Patrick, de valse nicht die de afdeling publiciteit leidde. ‘Hoe zie je dat voor je, een boek over de páús tot gesprek van de dag maken? Als je ons ook maar een énigszins aantrekkelijke titel geeft, kunnen we er misschien wat mee, maar over dit boek wordt nog niet gepraat al zou Britney Spears de volledige inhoud ervan op haar tieten laten tatoeëren.’
Josh, de enige andere redacteur die net zo snel promotie had gemaakt als Leigh en wiens aanwezigheid bij Brook Harris voorkwam dat ze niet knettergek werd, keek zuchtend op zijn horloge. Leigh ving zijn blik en knikte. Ze kon niet langer wachten.
‘Mag ik even?’ onderbrak Leigh haar collega. ‘Ik heb een lunchafspraak die ik niet mag missen. Zakelijk, uiteraard,’ voegde ze er snel aan toe, al interesseerde dat natuurlijk geen mens. Snel veegde ze haar papieren bij elkaar, stopte alles in de leren aktetas met monogram die ze altijd bij zich had en sloop de vergaderruimte uit.
Ze had net in haar kantoor haar handtas gepakt en wilde al weglopen toen haar telefoon ging. Op de nummermelder zag ze dat het haar uitgever was en ze besloot niet op te nemen, maar haar assistente riep: ‘Henry op lijn één. Het is dringend, zegt hij.’
‘Dat zegt hij altijd,’ mompelde Leigh in zichzelf. Ze haalde een keer diep adem om wat rustiger te worden en pakte de telefoon.
‘Henry! Jij belt natuurlijk om je te verontschuldigen voor je afwezigheid tijdens de verkoopvergadering?’ grapte ze. ‘Ik zal het deze keer door de vingers zien, maar laat het niet nog eens gebeuren.’
‘Ha ha, in gedachten kom ik niet meer bij, echt waar,’ zei hij. ‘Ik hoop dat ik je plannen voor de manicure of een uurtje shoppen bij Barneys niet verstoor?’
Leigh lachte geforceerd. Het was gewoon eng, zo goed als hij haar kende. Ze had een föhnafspraak bij de kapper in plaats van de manicure waar hij op gokte, maar het shoppen bij Barneys klopte wel. Eigenlijk kon ze nu geen van beide betalen, maar doordat ze vandaag haar haar én haar cadeauverplichting had verwaarloosd, was ze op deze uitspattingen aangewezen. ‘Natuurlijk niet. Wat kan ik voor je doen?’
‘Er is hier bij me op kantoor iemand die ik graag aan je wil voorstellen. Kun je even langskomen?’
Verdomme! Die man had de gave om precies aan te voelen wanneer het haar het allerslechtst uitkwam. Voor de zoveelste keer vroeg ze zich af of hij soms afluisterapparatuur in haar kantoor had laten aanbrengen.
Ze haalde nog een keer diep adem en keek op de klok. Haar afspraak bij de kapper was over een kwartier en de salon was tien minuten lopen. ‘Ik kom eraan,’ zei ze, met genoeg enthousiasme in haar stem om een boom mee te vellen.
Ze liep in snelwandeltempo de kantoortuin en gangen door naar Henry’s kamer. Hij wilde natuurlijk een aankomend auteur of iemand die ze pas hadden binnengehaald aan haar voorstellen, aangezien hij altijd erg graag liet zien dat Brook Harris één grote familie was. Hij stond erop álle senior redacteuren voor te stellen aan álle nieuwe auteurs. Het was een van de dingen waarvan ze zwaar onder de indruk was geweest toen ze hier pas werkte – en een van de redenen waarom zo veel auteurs in zee gingen met Brook Harris en ze de uitgeverij hun hele carrière trouw bleven – maar vandaag was het verdomd irritant. Voor minder dan Tom Wolfe had ze nu geen enkele belangstelling. Al rekenend liep ze de hoek om en de liften voorbij. Haar gefeliciteerd-welkom-bij-de-club-we-zijn-blij-met-je of een soortgelijk het-zou-ons-een-grote-eer-zijn-toespraakje hoefde maar een paar minuten te duren. Dan nog een minuut of twee geveinsde belangstelling voor het werk van de potentiële aanwinst, plus een minuut extra om hem te feliciteren met het succes van zijn vorige boek – er bestond een kansje dat ze binnen vijf minuten buiten zou staan. Duimen maar.
De vorige avond had ze het heel laat gemaakt met haar aantekeningen over het laatste hoofdstuk van een nieuwe biografie, waardoor ze vanmorgen door de wekker heen was geslapen en zonder te douchen de deur uit was gevlogen om op tijd te komen voor de vergadering. Pas toen Leigh op haar bureau een enorme lila orchidee met een briefje erbij (‘Ik hou van je, ik kan bijna niet wachten tot vanavond. Gefeliciteerd met ons eerste jaar samen!’) had aangetroffen, herinnerde ze zich dat Russell een tafel had gereserveerd bij Daniel omdat ze die dag een jaar bij elkaar waren. Dat had zij weer: de enige dag in haar hele loopbaan – misschien wel haar hele leven – dat ze zich had verslapen en ze erbij liep als een zwerfster, was een dag dat het heel belangrijk was hoe ze eruitzag. Gelukkig had Gilles nog een gaatje vrij gehad om haar haar te föhnen (‘Als Adriana het niet erg vindt, kun je haar afspraak overnemen,’ had hij aangeboden. ‘Ze vindt het niet erg!’ riep Leigh onmiddellijk in de hoorn. ‘Op mijn verantwoordelijkheid.’) en ze wilde op de terugweg naar kantoor gauw bij Barneys binnenwippen voor een fles aftershave, een stropdas of een luxe toilettas met inhoud – wat het dichtst bij de kassa lag en het mooist verpakt was. Ze had geen seconde te verliezen.
‘Loop maar door,’ zei Henry’s jonge, nieuwe assistente lijzig. Haar piekerige kapsel met roze highlights paste niet bij haar zuidelijke accent – of bij de conservatieve bedrijfscultuur – maar kennelijk kon ze spellen en ze kwam niet al te vijandig over, dus werd het door de vingers gezien.
Leigh knikte een bedankje en beende door de openstaande deur naar binnen. ‘Hallo!’ riep ze opgewekt naar Henry. Ze schatte de man die met zijn rug naar haar toe tegenover hem zat begin veertig. Ondanks het vroege zomerweer droeg hij een lichtblauw overhemd en een olijfkleurige corduroy blazer met leren stukken op de ellebogen. Zijn vaalblonde haar – of eigenlijk lichtbruin, nu ze wat beter keek – zat precies op de juiste manier in de war en viel net tot op zijn kraag, gedeeltelijk over zijn oren. Nog voordat hij zich naar haar had omgedraaid wist ze, voelde ze, dat hij knap was. Misschien zelfs wel ontzettend knap. Dat was een van de redenen waarom ze zo van haar stuk gebracht werd toen zijn ogen eindelijk de hare troffen.
De verbazing kwam van twee kanten. Haar eerste gedachte was dat hij er lang niet zo goed uitzag als ze had verwacht. Zijn ogen waren niet felblauw of groen, maar onopvallend grijsbruin, en zijn neus slaagde erin tegelijkertijd plat en toch groot te zijn. Maar hij had kaarsrechte tanden, spierwit en prachtig, een gebit dat geschikt was voor een tandpastareclame, en daarmee had hij meteen haar aandacht. Pas toen hij breeduit lachte en daarmee zijn diepe, maar aantrekkelijke lachrimpels toonde, drong het tot haar door dat ze wist wie hij was. Daar voor haar neus, met een nonchalante lach en een hartelijke gezichtsuitdrukking, zat Jesse Chapman, een man wiens talent was vergeleken met dat van Updike, Roth en Bellow; McInerny, Ford en Franzen. Zijn eerste roman Disenchantment, die was verschenen toen hij drieëntwintig was, was een van die onmogelijk zeldzame combinaties van een commercieel én literair succes, en Jesses reputatie als rebels genie was alleen maar groter geworden met ieder feest dat hij bezocht, elk fotomodel met wie hij op stap ging en ieder volgend boek dat hij schreef. Negen of tien jaar geleden was hij verdwenen, na geruchten over een verblijf in een afkickkliniek en een reeks genadeloze recensies, maar niemand verwachtte dat hij voorgoed zou wegblijven. Het feit dat hij hier nu zat, bij hen op kantoor, kon maar één ding betekenen.
‘Leigh, mag ik je voorstellen aan Jesse Chapman? Je kent zijn werk uiteraard. Jesse, dit is Leigh Eisner, mijn meest veelbelovende redacteur – en meest geliefde, als ik zou moeten kiezen.’
Jesse ging voor Leigh staan, en al bleven zijn ogen strak op de hare gericht, ze voelde dat hij haar keurend opnam. Zou hij op vrouwen vallen met een slierterige paardenstaart en geen spoortje make-up? Ze hoopte vurig van wel.
‘Dat zegt hij van iedereen, hoor,’ zei Leigh beleefd, en ze stak haar hand naar Jesse uit.
‘Natuurlijk,’ antwoordde Jesse meteen, en hij nam haar rechterhand tussen zijn beide handen. ‘Daarom zijn we zo dol op hem. Kom je bij ons zitten?’ Hij gebaarde naar de lege plek naast hem op het krappe tweepersoonsbankje en keek haar weer aan.
‘O, ik wilde eigenlijk net...’
‘Ze komt graag even bij ons zitten,’ zei Henry.
Leigh onderdrukte de neiging om hem vernietigend aan te kijken en ging op het aftandse oude bankje zitten. Dag, kapper, dacht ze. Dag, Barneys. Het zou een wonder zijn als Russell nog met haar wilde praten na het fiasco dat hun avondje uit ongetwijfeld zou worden.
Henry schraapte zijn keel. ‘Jesse en ik hadden het over zijn nieuwe roman. Ik vertelde hem dat wij – de hele uitgeverswereld – die aanval van de Times onvergeeflijk vonden. Gênant zelfs, omdat de reden ervan overduidelijk was. Geen mens heeft die recensie serieus genomen. Het was een volslagen...’
Jesse wendde zich tot Leigh, weer glimlachend, deze keer een tikkeltje geamuseerd. ‘En wat vond jij ervan? Vond je hun recensie terecht?’
Het schokte Leigh dat hij er klakkeloos van uitging dat ze niet alleen zijn boek maar ook de gewraakte recensie had gelezen, en zich die ook nog eens herinnerde. Wat irritant genoeg inderdaad het geval was. Beide hadden zes jaar geleden op het omslag van de zondagse boekenbijlage gestaan, en de hatelijke toon galmde nog na in haar oren. Ze wist nog goed dat ze zich had afgevraagd hoe het voor de auteur moest zijn om zulke woorden te lezen over zijn werk, en waar Jesse Chapman was geweest toen hij die tien wrede alinea’s voor het eerst onder ogen kreeg. Ze zou het boek toch wel gelezen hebben – Jesses eerdere romans hadden ze op school uitgebreid bestudeerd en besproken – maar door het puur kwaadaardige karakter van de recensie had ze nog diezelfde week de hardcover-uitgave gekocht en in één ruk uitgelezen.
Zoals ze wel vaker deed, gaf Leigh antwoord zonder er eerst over na te denken. Die gewoonte was in tegenspraak met haar verder zo voorzichtige aard en kieskeurige aanpak, maar ze kon er niets aan doen. Hoe smetteloos haar appartement en agenda er ook uitzagen en hoe zorgvuldig ze haar dagindeling ook plande, het concept dat niet iedere gedachte geschikt was om hardop uitgesproken te worden leek ze maar niet onder de knie te krijgen. Haar vriendinnen en Russell beweerden dat ‘charmant’ te vinden, maar soms kon ze wel door de grond gaan. Tijdens een auteursgesprek waar je baas bij zat, bijvoorbeeld. Iets in Jesses blik – geïnteresseerd en toch afstandelijk – maakte dat ze vergat dat ze bij Henry op kantoor zat te praten met een van de grootste literaire talenten van de eenentwintigste eeuw. ‘Die recensie was inderdaad kleinzielig. Wraakzuchtig en onprofessioneel, overduidelijk bedoeld om schade aan te richten. Maar, dat gezegd hebbende: ik vond Rancor wel je zwakste boek. Ze hadden het niet zo mogen afkraken, maar het kon niet tippen aan The Moon’s Defeat of natuurlijk Disenchantment.’
Henry hapte naar lucht en sloeg instinctief zijn hand voor zijn mond.
Leigh voelde zich slap worden; haar hart ging op topsnelheid tekeer en ze voelde haar handpalmen en voeten klam worden.
Jesse grinnikte. ‘Recht voor z’n raap. Geen gelul. Dat kom je tegenwoordig niet vaak meer tegen, hè?’
Leigh wist niet of het wel als vraag bedoeld was en ze staarde naar haar handen, die ze akelig hard in elkaar zat te wringen.
‘Wat een charmeoffensief, hè?’ zei Henry lachend. Zijn stem klonk hol en meer dan een tikkeltje nerveus. ‘Bedankt dat je je mening met meneer Chapman wilde delen, Leigh. Je persóónlijke mening, uiteraard.’ Hij glimlachte zwakjes naar Jesse.
Leigh vatte dat op als een teken om op te stappen en gehoorzaamde maar al te graag. ‘Ik, eh... het sp... Het was niet vervelend bedoeld, natuurlijk. Ik ben echt een groot fan van je en... Maar ik...’
‘Verontschuldig je alsjeblieft niet. Het was me een genoegen kennis met je te maken.’
Met de grootste moeite slikte Leigh haar volgende verontschuldiging in, en ze slaagde erin zich van het bankje te hijsen en langs Jesse heen Henry’s kantoor uit te lopen zonder verdere vernederingen, maar één blik op het gezicht van Henry’s assistente was genoeg om te zien dat ze in de nesten zat.
‘Was het echt zo erg?’ vroeg ze, en ze klampte zich aan het bureau van het meisje vast.
‘Zo, wat een lef!’
‘Lef? Dat was helemaal niet mijn bedoeling. Normaal gesproken doe ik op z’n minst een poging om diplomatiek te zijn, maar nu flapte het er gewoon uit. Dat was geen kwestie van lef, het was pure stommiteit! Wat ben ik toch een idioot. Denk je dat hij me nu ontslaat? O, hoe kon ik dat nou zeggen? Godver, acht jaar hard werken naar z’n mallemoer omdat ik mijn grote mond niet kan houden. Was het echt zo erg?’ vroeg Leigh nogmaals.
Het was even stil. De assistente opende haar mond alsof ze iets wilde zeggen, maar deed hem toen weer dicht. ‘Nou, erg gunstig was het niet.’
Na een blik op haar horloge gaf Leigh met tegenzin voor zichzelf toe dat ze onmogelijk nog naar de kapper kon als ze op tijd terug wilde zijn voor de telefoongesprekken met de diverse literair agenten die ze had gepland voor die middag. Terug in haar kantoor pakte ze meteen de telefoon. De eerste die ze belde was Gilles, om de afspraak af te zeggen. Het tweede telefoontje was naar Barneys. Een vriendelijk klinkende verkoper op de herenafdeling beloofde haar voor zes uur per koerier een cadeau te laten bezorgen. Toen hij vroeg wat ze in gedachten had, zat Leigh met haar mond vol tanden; ze kon nu niet helder denken. Omdat het haar weinig uitmaakte, gaf ze de verkoper opdracht iets uit te kiezen van rond de tweehonderd dollar en het op haar American Express-rekening te zetten.
Toen tegen half zes de in cadeaupapier verpakte doos werd bezorgd, was Leigh nog net niet in tranen. Ze had niets meer gehoord van Henry, die meestal geen uur voorbij liet gaan zonder te bellen of haar kantoor binnen te lopen. Ze had nog wel kans gezien om even bij de sportschool binnen te wippen – niet om te trainen, maar voor een snelle douche – maar pas toen ze onder het heerlijk warme water stond, had ze beseft dat ze haar sporttas met make-up, schoon ondergoed en het allerbelangrijkste, haar föhn, op kantoor had laten staan. Al had ze het niet voor mogelijk gehouden, door het minuscule haardrogertje in de kleedkamer – met een snoer dat hooguit vijf centimeter lang leek – zat haar haar na het föhnen nog beroerder dan daarvoor. Russell en haar moeder belden op haar mobiel toen ze terugliep naar kantoor, maar ze drukte hen allebei weg.
Wat ben ik toch een akelig rotmens, dacht Leigh terwijl ze zichzelf kritisch bekeek op het toilet het dichtste bij haar kantoor. Het was bijna zeven uur en ze had zojuist haar laatste telefoongesprek beëindigd, met een van haar minst favoriete agenten. Haar haar hing slap en pluizig langs haar gezicht, wat nog eens werd geaccentueerd door de donkere wallen onder haar ogen en de felrode pukkel op haar voorhoofd die ze met make-up noch met haar haar had weten te verdoezelen. Ze was vergeten dat Russell ooit voor de grap had gezegd dat ze eruitzag als ‘een chique lesbienne’ in het jasje dat ze vandaag aanhad, en hoewel ze zelf altijd dol was geweest op de strakke pasvorm, de dikke gouden kettinkjes en het feit dat het van Chanel was – het enige haute-couturestuk dat ze bezat – zag ze nu pas voor het eerst dat het haar zo breed maakte als een rugbyspeler. ‘Geeft niks,’ mompelde ze, zich er niet van bewust dat ze in zichzelf stond te praten, ‘Russell is sportcommentator. Zijn hele leven is gewijd aan sport. Russell is dol op rugbyspelers!’ Met het schitterend verpakte cadeau van Barneys stevig in haar hand geklemd deed ze haar uiterste best om niet in paniek te raken bij de gedachte dat ze geen flauw idee had wat er in de doos zat, en ze haastte zich de gang op en naar beneden om een taxi aan te houden, slonzig en wel.
Russell stond al voor het restaurant op haar te wachten. Hij zag er ontspannen, sportief en tevreden uit. Alsof hij net terug was van een maand in het Caribisch gebied, waar hij niets anders had gedaan dan zijn lichaam behandelen als een tempel. Zijn antracietgrijze pak accentueerde zijn gespierde lijf. Zijn huid had de gezonde glans van iemand die tien kilometer per dag hardloopt en hij was fris gewassen en geschoren. Zelfs zijn schoenen – zwart met veters, gekocht tijdens hun laatste reis naar Milaan – glommen letterlijk. Hij was tot in de puntjes verzorgd, en Leigh kon het niet uitstaan. Wie kreeg het verdomme voor elkaar om de hele dag te werken en toch zijn stropdas zo schoon te houden, en zijn overhemd zo kreukvrij? Hoe kreeg hij het voor elkaar alles altijd weer zo onberispelijk op elkaar af te stemmen, met bijpassende manchetknopen, sokken, schoenen en aktetas?
‘Hallo schatje, ik begon me al ongerust te maken.’
Ze gaf hem een vluchtig kusje op zijn mond en trok zich terug voordat hij zijn lippen van elkaar kon doen. ‘Ongerust? Hoezo? Ik ben precies op tijd.’
‘Jawel, maar ik heb de hele dag nog niks van je gehoord. Je hebt mijn orchidee toch wel gekregen? Ik weet dat lila orchideeën je lievelingsbloemen zijn.’
‘Jawel, hij was prachtig. Dank je wel.’ Haar stem klonk vreemd in haar eigen oren; het was de hoge, beleefde toon die ze gebruikte voor de portier en de man van de stomerij.
Russell legde zijn hand op haar onderrug en leidde haar naar binnen. Ze werden onmiddellijk begroet door een man van middelbare leeftijd in smoking. Hij leek Russell te kennen. Ze overlegden even fluisterend, waarbij de gastheer zich dicht naar Russell toe boog, en de mannen sloegen elkaar joviaal op de schouders. Meteen daarna wenkte hij een jong meisje in een strak maar conservatief broekpak dat hen naar hun tafeltje moest brengen.
‘Footballfan?’ vroeg Leigh, meer om belangstelling te tonen dan omdat ze het daadwerkelijk wilde weten.
‘Wat? O, de gastheer. Ja, ik denk dat hij me kent van mijn tv-programma. Waarom zouden we anders zo’n goede tafel krijgen?’
Toen pas drong het tot Leigh door dat ze veruit de beste tafel van het hele restaurant hadden gekregen. Vanaf hun plek onder een van de theatrale boogplafonds konden ze het hele restaurant overzien. De verlichting was zo subtiel en perfect dat Leigh dacht dat ze er hier misschien zelfs goed uitzag, en het zware brokaat en de vele kilometers dik, rood fluweel waren een verademing na haar rampzalige dag. De tafels stonden ver genoeg uit elkaar, zodat ze niet pal op hun buren zaten, de achtergrondmuziek was niet te opdringerig en zo op het eerste oog zat er niet één gast mobiel te bellen. Voor haar gespannen zenuwen was dit de hemel op aarde, en dat kwam vanavond heel goed uit, want als ze ook nog moeilijk had moeten doen over hun tafel, zou Russell daar niet blij mee zijn geweest.
Ze ontspande zich nog meer na een glas pinot grigio en een portie verrukkelijke gekaramelliseerde coquilles, maar ze kon nog niet helemaal overschakelen van haar werk naar een romantisch etentje à deux. Knikkend sloeg ze zich door Russells verhaal heen over een memo die hij aan het hele bedrijf wilde sturen, en zijn voorstel om die zomer een keer naar het huis van een oude schoolvriend van hem in Martha’s Vineyard te gaan, en tot slot zijn versie van de mop die een van de visagisten van het tv-programma hem die ochtend had verteld. Pas toen de ober verscheen met twee glazen champagne en iets wat hij ‘kokos-dacquoise’ noemde, kwam Leigh bij haar positieven. Daar, naast het bord met gepocheerde ananas omringd door rode vruchten, lag een zwartfluwelen doosje. Het verbaasde en verontrustte haar enigszins dat haar eerste reactie bij het zien van de juweliersverpakking er een van opluchting was: de lange, rechthoekige vorm gaf aan dat het – godzijdank – geen ring was. Natuurlijk zou ze op een dag vast wel met Russell willen trouwen – geen enkele vriendin of familielid die hem ooit had ontmoet had nagelaten haar erop te wijzen dat hij de ideale echtgenoot zou zijn: aardig, aantrekkelijk, succesvol, charmant en charismatisch, en hij was overduidelijk gek op Leigh – maar daar was ze nu beslist nog niet aan toe. Het kon in haar ogen geen kwaad om nog een jaartje te wachten – of misschien twee. Trouwen was meteen zo... trouwen, en ze wilde heel zeker van haar zaak zijn.
‘Wat is dit nou?’ vroeg ze oprecht enthousiast, want in gedachten zag ze al een halsketting met initiaalhanger voor zich, of misschien een mooie gouden armband.
‘Maak maar open,’ zei hij zacht.
Leigh streelde het zachte fluweel en grijnsde. ‘Dat had je toch niet hoeven doen!’
‘Maak nou open.’
‘Ik weet nu al dat ik het mooi zal vinden.’
‘Leigh, maak open. Je zou nog wel eens verbaasd kunnen opkijken.’
De blik in zijn ogen deed haar aarzelen, net als de krampachtige manier waarop hij zijn champagneglas omklemde. Ze klapte het doosje open en ademde hoorbaar in, precies zoals ze vrouwen in goedkope jankfilms zo vaak had zien doen. Daar, precies in het midden van het langwerpige doosje, lag een ring. Een verlovingsring. Een heel grote, heel mooie verlovingsring.
‘Leigh?’ zijn stem beefde. Hij nam voorzichtig het doosje van haar over en haalde de ring eruit. Met één snelle beweging pakte hij haar linkerhand en schoof de ring aan de juiste vinger. Hij paste precies. ‘Leigh, schatje? Ik hou al van je sinds de allereerste keer dat ik je zag, vandaag precies een jaar geleden. Wil je met me trouwen?’
Emmy’s eerste bespreking, met een plaatselijk uitzendbureau voor horecapersoneel, was pas de volgende dag om twee uur – een van de vele voordelen van het restaurantwezen – maar ze begon de jetlag nu flink te voelen. Nadat ze die ochtend om tien uur in het hotel was aangekomen, had ze op haar kamer een licht ontbijt besteld van koffie, een croissant, aardbeien en frambozen (na een snelle omrekensom van euro’s naar dollars was ze tot de conclusie gekomen dat het 31 dollar kostte, exclusief fooi) en daarna had ze een bad genomen met het flesje badschuim van 100 milliliter dat ze in de minibar had aangetroffen (50 dollar). Gevolgd door een kort dutje en een paar telefoontjes om haar afspraken voor de volgende dag te bevestigen, en ’s middags had ze op het tuinterras van het restaurant een salade niçoise en een cola genuttigd (38 dollar). Maar dat alles was nog niets in vergelijking met het avondeten, een eenvoudige biefstuk met frites die ze in haar eentje had gegeten in het restaurant in de lobby. Biefstuk, frites en één glas wijn. (‘Huiswijn? Wat bedoelt u met “huiswijn”?’ had de ober met nauwelijks verholen sarcasme gevraagd. ‘O,’ vervolgde hij na even heel diep nagedacht te hebben. ‘U bedoelt natuurlijk “goedkope wijn”. Ja? Komt eraan, madame.’) De rekening had maar liefst zesennegentig dollar bedragen, terwijl de wijn haar aan goedkoop druivensap deed denken. En de ober had haar niet eens mademoiselle genoemd!
Hotel Costes, gesitueerd op een peperduur perceeltje aan de chique Rue du Faubourg in het eerste arrondissement – slechts enkele passen van het Ritz en Hermès verwijderd – was legendarisch vanwege het hoge celebritygehalte en de ultrachique loungebezoekers tot diep in de nacht. Toen de reisafdeling op haar werk had gevraagd of ze voorkeur had voor een bepaald hotel, had ze niet over Costes durven beginnen. Pas toen de reisagente haar de keuze bood tussen Costes en een schitterend hotel aan de Rive Gauche, had ze bijna een vreugdekreet geslaakt. Waar kon ze haar Tour de Hoer ’08 nou beter beginnen dan daar?
Emmy had de hele week naar haar verblijf in Costes uitgekeken. Een uur na aankomst was ze onder de indruk geweest van de coole omgeving, twee uur later was haar bewondering overgegaan in intimidatie en nog drie uur later had ze het liefst uitgecheckt. Dit mocht dan de beste plek zijn om gezien te worden, ze kon zich niet voorstellen dat hier daadwerkelijk mensen verbléven. Of ze was echt heel, heel oud geworden of Hotel Costes had enorme kapsones. Op de gangen was het zo donker dat ze de muren moest aftasten om er niet tegenaan te botsen. De muziek uit de lounge dreunde door de kamers. Het luidruchtige geroezemoes van de fotomodellen die aan hun koffie verkeerd met extra magere melk nipten en hun bewonderaars van diverse nationaliteiten die op de centrale binnenplaats bordeaux slurpten, weergalmde tegen alle ramen. Rondom het charmante bad op pootjes op Emmy’s kamer hing geen douchegordijn, zodat de vloer drijfnat werd als ze de handdouche gebruikte. Omdat er geen stopcontact was in de badkamer (waarschijnlijk omdat iedereen hier zijn eigen stylist bij zich had) had ze haar haar sans spiegel aan het bureautje moeten drogen. Tot nu toe was ze neerbuigend behandeld, genegeerd en belachelijk gemaakt door het hotelpersoneel. En toch had ze irritant genoeg nog steeds het gevoel dat ze het als een eer moest beschouwen om hier te mogen logeren.
Dus ging ze zo onopvallend mogelijk in de lobby zitten, waar ze op haar laptop haar mail bekeek met een espresso erbij (die perfect was, moest ze tandenknarsend toegeven). Haar zus schreef dat Kevin en zij van plan waren om begin juli naar New York te komen, en ze vroeg of Emmy dan thuis was. Ze had net teruggemaild dat ze haar flat mochten gebruiken en dat zij wel bij Adriana zou gaan logeren, toen haar nieuwe telefoon-van-de-zaak ging.
‘Emmy Solomon,’ zei ze zo professioneel mogelijk.
‘Emmy, ben jij dat?’
‘Leigh? Hoe kom je aan dit nummer?’
‘Ik heb je kantoor gebeld en gezegd dat het een noodgeval was. Dat vind je toch niet erg?’
‘Lieverd, is er iets gebeurd?’
‘Nee, alles is oké, maar ik wilde het je zelf vertellen voordat het nieuws je via de mail bereikt. Ik ben verloofd!’
Emmy zou niet verbaasder zijn geweest als Leigh had verkondigd lesbisch te zijn, mormoon te zijn geworden of had besloten haar carrière bij de uitgeverij te verruilen voor een baan als hondentrimmer. Niet dat het nou ondenkbaar was dat Leigh met Russell ging trouwen – integendeel, eigenlijk, want hij leek haar de ideale man – maar haar vriendin had geen enkele aanwijzing gegeven dat er een aanzoek onderweg was.
‘Verloofd? Dat meen je niet! Leigh, gefeliciteerd! Ik had geen idee dat jullie het zelfs maar overwogen. Wat spannend! Vertel op.’ Emmy zag een man in uniform kwaad naar haar kijken, maar ze keek net zo kwaad terug.
‘Nou, ik had het eigenlijk ook niet verwacht,’ zei Leigh. ‘Het kwam nogal uit de lucht vallen.’
‘Hoe heeft hij je gevraagd?’
Leigh beschreef het etentje dat officieel bedoeld was om hun eenjarig samenzijn te vieren en vertelde afgetobd ze erbij had gelopen (en zich had gevoeld) en wat ze beiden hadden gegeten – tot in de kleinste details. Tegen de tijd dat ze bij het dessert en het aanzoek was gekomen, viel Emmy haar in de rede omdat ze de smeuïge details wilde horen.
‘Het kan me niet schelen hoe jíj eruitzag. Hoe ziet de ring eruit? En denk erom: dit is geen moment voor bescheidenheid.’
‘Hij is gigantisch.’
‘Hoe gigantisch?’
‘Heel gigantisch.’
‘Leigh!’
‘Bijna vier.’
‘Bijna vier! Karaat? Vier karáát?’
‘Ik ben bang dat hij te groot is. Hoe kan ik zoiets nou dragen op mijn werk? Ik werk bij een uitgeverij!’ verzuchtte Leigh.
Emmy kon wel gillen. ‘Ik doe gewoon alsof ik dat niet heb gehoord, zo’n goede vriendin ben ik nou. Ik ga er niet eens op in. Heb je tegen Adriana ook gezegd dat je bang bent dat hij... Ik krijg het mijn strot niet uit.’
‘Ja. Ze zei dat ik hem moet teruggeven, want als ik hem te groot vind, ben ik hem niet waard.’
‘Mee eens. Doe niet zo idioot en vertel verder. Hebben jullie al een datum? Wanneer trek je bij hem in, denk je?’
De stilte op de lijn was zo intens dat Emmy dacht dat de verbinding verbroken was. ‘Leigh? Hoor je me?’
‘Ja, sorry. We hebben nog lang geen datum geprikt. Weet ik veel, ergens in de zomer of zo? Of de zomer daarna?’
‘Leigh! Je bent dertig en je wordt er niet jonger op. Denk je nou echt dat we jouw verloving twéé jaar laten duren? Als ik jou was, sleurde ik die man binnen vijf maanden voor het altaar. Waar wacht je nog op?’
‘Ik wacht helemaal nergens op,’ zei Leigh geërgerd. ‘Ik snap alleen niet waar al die haast goed voor is. We kennen elkaar verdorie net.’
‘Jullie kennen elkaar een jaar, Leigh, en zoals je zelf vele malen hebt gezegd: hij voldoet aan alle eisen die je aan een man stelt. En nog meer. Je zou wel gek zijn als je hem niet zo snel mogelijk aan je zou binden. En je moet op z’n minst bij hem intrekken. Laat zien dat hij van jou is.’
‘Emmy, wat een nonsens, “laat zien dat hij van jou is”. Dat kun je niet menen. Trouwens, je weet hoe ik over ongehuwd samenwonen denk.’
Emmy slaakte een kreetje, en toen ze zich herinnerde waar ze zat sloeg ze een hand voor haar mond. ‘Je gaat me toch niet vertellen dat je nu aan die absurde regel blijft vasthouden? Mijn god, Leigh, je lijkt wel een of andere godsdienstfanaat!’
‘Ach Emmy, hou toch op. Je weet best dat het niks met godsdienst of morele bezwaren te maken heeft. Zo wil ik het gewoon. Het mag dan een beetje ouderwets zijn, maar wat geeft dat?’
‘Weet Russell dat ook?’
‘In grote lijnen wel, ja.’
‘Maar hij weet niet dat je niet bij hem wilt intrekken ook al zijn jullie nu verloofd?’
‘Daar hebben we het nog niet over gehad, maar ik weet zeker dat hij er begrip voor zal hebben.’
‘Goeie god, Leigh, je beseft toch wel dat je ooit met hem in één huis zult moeten wonen, hè? Ook al is hij een man en zijn mannen viespeuken in de badkamer en zal hij soms tv willen kijken als jij dat niet wilt? Daar heb je toch wel over nagedacht, hè?’
Leigh zei met een zucht: ‘Ja. In theorie klinkt het allemaal prima, maar in de praktijk... Ik ben er gewoon aan gewend om alleen te wonen. Ik vind het fíjn om alleen te wonen. Dat lawaai, overal troep om je heen en altijd moeten praten als je gewoon zwijgend op de bank wilt hangen... daar krijg ik de zenuwen van.’
Enigszins opgelucht dat Leigh op z’n minst toegaf dat ze bang was om met Russell onder één dak te wonen, werd Emmy wat minder fel. ‘Ik weet het, lieverd, dat is voor iedereen eng. Duncan en ik hebben vijf jaar iets met elkaar gehad en bij ons is het verdorie nog niet eens tot een verloving gekomen. Maar als je van hem houdt en hij houdt van jou, dan komen jullie er samen wel uit. En als je wilt wachten tot je getrouwd bent, wie ben ik dan om...’
‘Ik ben niet verliefd op hem, Emmy.’ Leighs stem klonk rotsvast en de verbinding was glashelder, maar Emmy was ervan overtuigd dat ze het verkeerd verstaan had.
‘Wat zeg je? Ik kan hier verdomme ook amper iets horen.’
Leigh zweeg.
‘Leigh? Ben je er nog? Wat zei je nou net?’
‘Laat me het niet nog een keer zeggen,’ fluisterde Leigh met dichtgeknepen keel, waardoor het laatste woord er moeizaam uitkwam.
‘Lieverd, wat bedoel je nou? Jullie lijken zo gelukkig samen! Je hebt nog nooit één negatief ding over Russell gezegd, je vertelt ons keer op keer hoe lief en aardig en attent hij is,’ zei Emmy sussend.
‘Dat verandert niets aan het feit dat ik me soms dood verveel als ik bij hem ben. Ik weet dat het niet zo zou moeten zijn, maar het is niet anders. We hebben niets gemeen! Hij houdt van sport, ik van lezen. Hij wil op stap, netwerken en mensen leren kennen, en ik zit het liefst lekker thuis. Hij heeft geen enkele belangstelling voor actualiteiten of kunst – alleen voor football, fitness, voedingssupplementen en sportuitslagen. Voor zijn oude blessure. Ik kan niet ontkennen dat het een lieve, leuke man is, maar eh... ik weet niet of hij wel de ware voor me is.’
Goh. Emmy beschouwde zichzelf als een tamelijk intuïtief iemand, maar dit had ze geen seconde zien aankomen. Het zijn de zenuwen, dacht ze. Leigh had er gewoon moeite mee om te aanvaarden dat ze een geweldige man verdiende en dat ze die nog had gevonden ook. Iedereen wist dat hevige hartstocht of onstuimige liefdes bekoelden na de eerste maanden, of hooguit een jaar. Waar het om ging was dat je iemand moest vinden die op de lange termijn een geschikte partner zou blijken te zijn. Iemand die bij je bleef, een goede echtgenoot en vader. En als Russell die man niet was, wist ze niet wie het wél kon zijn. Dat begon ze Leigh omstandig uit te leggen, toen ze werd onderbroken door een boze hotelmedewerker, die haar ruw op de schouder tikte. ‘Madame? Haalt u alstublieft uw schoenen van de stoel.’
‘Wie is dat?’ vroeg Leigh.
‘Pardon?’ Emmy tuurde naar de man, heel even geïntimideerd, maar algauw ging dat gevoel over in ergernis.
‘Ik vraag u vriendelijk uw schoenen van de stoel te verwijderen. Zo zitten wij hier niet.’ De man bleef doodstil staan en keek Emmy strak aan.
‘Emmy, wat is er? Wie is dat?’
Emmy, die confrontaties meestal uit de weg ging, voelde een enorme woede door zich heen trekken. Ze vergat Leigh helemaal en keek de man vernietigend aan. ‘Zo zitten wij hier niet? Heb ik dat nou goed verstaan?’
Leigh lachte. ‘Wrijf het hem maar eens goed in.’
Emmy praatte extra hard in de telefoon. ‘Ik zit in de lobby omdat het op mijn eigen kamer godverdomme te donker is om te lezen. Ik zit hier gewoon, met mijn benen onder me opgetrokken. En weet je met wat voor schoenen ik het lef heb om de stoel aan te raken? Balletschoentjes. Geen ballerina’s met een harde zoon, maar echte balletschoenen met zachte onderkant. Ik ben gást in dit hotel, en dan durft hij me op de vingers te tikken en me als een klein kind een standje te geven?’ Ze keek woest op naar de man. Die schudde zijn hoofd alsof hij wilde zeggen ‘Domme Amerikanen’ en draaide zich toen om – eigenlijk was het meer een pirouette – en liep weg.
‘Zo gastvrij, de Fransen,’ zei Leigh. ‘Ik mag dus aannemen dat je nog geen Fransman hebt gescoord?’
‘Leuk geprobeerd, maar we gaan niet zomaar over op een ander onderwerp.’
‘Em, ik vind het fijn dat je naar me wilde luisteren, maar ik wil het er niet meer over hebben, oké? Het komt vast wel goed.’
Zo mag ik het horen! dacht Emmy. Leigh had gewoon de tijd nodig om haar gedachten op een rijtje te zetten, om in te zien wat echt belangrijk was. Als ze alles goed had overdacht, zou ze vanzelf inzien hoe dwaas ze was geweest. ‘Oké, nog even over de verlovingsring. Vertel.’
‘Hij is heel mooi,’ zei Leigh zachtjes. ‘Klassiek. Ik snap niet hoe Russell wist dat ik dat mooi vind – ik wist het zelf amper. We zijn nooit samen ringen gaan kijken of zo, we hebben het er zelfs nooit over gehad.’
‘Typisch Russell. Wat voor vorm heeft de ring?’
‘Een grote steen in het midden met twee kleinere aan iedere kant, op een heel smal platina ringetje. Cartier.’
Emmy floot bewonderend. ‘Klinkt prachtig. Had je echt geen enkel vermoeden?’
Het bleef lang stil. Even dacht Emmy weer dat de verbinding verbroken was, maar toen hoorde ze Leigh zwaar ademen.
‘Gaat het wel? Leigh?’
Weer gehijg, deze keer in korte, oppervlakkige stootjes.
‘Ja, ja. Mijn hart slaat gewoon even op hol. Het zal wel door de opwinding komen.’
Emmy drukte haar mobiel hard tegen haar oor en wachtte op het geringste teken van het giechelige, meisjesachtige enthousiasme van een vrouw die pas ten huwelijk was gevraagd, maar ze wist wel beter. Leigh was niet het giechelige, meisjesachtige type. Ze was grappig, gevoelig, loyaal en neurotisch, giechelen was niets voor haar. Misschien voelde Leigh zich ook wel een beetje ongemakkelijk bij het beschrijven van haar ring omdat iedereen had verwacht dat Emmy de eerste zou zijn die ging trouwen. Ze dacht terug aan hun etentje een paar maanden eerder, toen ze Leigh en Adriana enthousiast had verteld dat Duncan naar haar ringmaat had gevraagd. Niet echt een romantisch gebaar, had ze nog gedacht, maar het moest toch een goed teken zijn. Ze voelde haar gezicht weer gloeien bij de herinnering aan haar opwinding en besloot Leigh nu te verlossen van eventueel medelijden.
‘En wat heb jij hém gegeven voor jullie eenjarig jubileum?’ vroeg ze extra opgewekt – misschien een beetje overdreven opgewekt.
Weer een lange stilte. Zo te horen probeerde Leigh haar ademhaling te beheersen door oppervlakkig in en uit te ademen.
‘Leigh?’
‘Sorry, eh, het gaat al. Gewoon een beetje... Eh, ik had een laptoptas voor hem. Oranje.’ Ze haalde nog een keer diep adem en kuchte. ‘Van Barneys.’
Emmy probeerde haar verbazing niet te laten blijken. ‘Dus Russell heeft eindelijk een laptop gekocht? Goh, wie had dat nou gedacht. Hoe heb je hem over weten te halen?’
‘Hij heeft nog steeds geen laptop,’ verzuchtte Leigh. ‘O Emmy, ik ben een vreselijk mens!’
‘Schat, wat is er nou? Ik snap er niks van. Ben je van plan een laptop voor hem te kopen? Wat lief! Jij kon toch niet weten dat hij je ten huwelijk zou vragen? Maak je nou niet zo druk, Russell is wel de laatste die zoiets erg zal vinden.’
Er viel weer een lange stilte, en toen Leigh eindelijk weer begon te praten, kon Emmy horen dat ze huilde. ‘Ik heb hem een oranje laptoptas gegeven omdat ik te lui was om iets persoonlijks te gaan kopen,’ zei ze, haar stem vervuld van woede en spijt. ‘Ik heb Barneys gebeld en mijn creditcardnummer doorgegeven om een cadeau te laten bezorgen. Dat werd dus een laptoptas! Voor iemand die geen laptop heeft. Oranje, nota bene.’ Ze snufte. ‘Russell heeft een hekel aan felle kleuren.’
‘Leigh, lieverd, wees nou niet zo hard voor jezelf. Russell houdt zo veel van je dat hij de rest van zijn leven met je wil doorbrengen. Laat het nou niet bederven door een stom cadeau. Hij vond het vast niet erg, of wel?’
‘Hij lachte erom, maar ik kon merken dat hij gekwetst was.’
‘Russell is een grote jongen, Leigh. Hij kan er best tegen als er een keer per ongeluk twee cadeaus verwisseld zijn.’ Ze wisten allebei dat dat niet het geval was, maar ze lieten het zo. ‘Hoe reageerde de rest? Was iedereen blij voor je?’
Leigh beschreef plichtsgetrouw de reactie van haar moeder, van Adriana en Russells familie en doorspekte haar verhaal op de juiste momenten met grapjes en amusante observaties. Pas toen ze ophingen en elkaar beloofden de volgende dag uitgebreid verder te praten, stond Emmy zichzelf een lichte bezorgdheid toe. Kon het zijn dat er echt problemen waren tussen Leigh en Russell? Was het mogelijk dat Leigh inderdaad haar twijfels had? Echt niet, besloot Emmy. Het komt gewoon door de zenuwen. De opwinding en de schrik, meer niet. Ze had vertrouwen in haar eigen analyse van de situatie en was ervan overtuigd dat alles op zijn pootjes terecht zou komen zodra de spanning een beetje was weggeëbd. Emmy boog zich weer over haar computer en zette zich schrap om nog een koffie te bestellen bij de vijandige ober.
‘Pardon?’ De mannenstem kwam ergens achter haar rechterschouder vandaan, maar Emmy reageerde er niet op, ervan overtuigd dat het weer een hotelmedewerker was die haar kwam lastigvallen.
‘Mag ik even?’ hield de spreker aan. ‘Sorry dat ik je stoor.’
Emmy keek op en bedacht nog net op tijd dat ze verveeld moest reageren, geërgerd omdat ze werd aangesproken, maar zodra ze op haar allergeïrriteerdste toon ‘Ja?’ had gezegd, had ze daar spijt van. De man die op haar neerkeek was het klassieke knappe type: een donkere, volle bos haar, lachrimpels rond zijn ogen en een brede, stralende lach die hem bijna universeel aantrekkelijk maakte. Hij was niet bloedmooi of van het type sexy filmster, maar zijn aangename verschijning in combinatie met zijn toegankelijke zelfvertrouwen maakte dat Emmy zich niet kon voorstellen dat ook maar één vrouw op aarde hem onaantrekkelijk zou vinden.
‘Hallo,’ mompelde ze. En ze dacht: bingo, Tour de Hoerdeelnemer nummer één.
Hij glimlachte nog een keer en gebaarde vragend naar de stoel naast haar. Emmy knikte alleen maar en staarde hem aan toen hij ging zitten. Hij was jonger dan ze aanvankelijk had gedacht, misschien zelfs onder de dertig. Haar razendsnelle inschatting – in de loop der jaren zo aangescherpt dat het nu bijna instinctief ging – leverde alleen maar pluspunten op. Een perfect zittende en toch nonchalante katoenen trui over een wit overhemd. Goede jeans, godzijdank zonder bewust aangebrachte scheuren, vale plekken, logo’s, klinknagels, borduursels of flappen op de zakken. Eenvoudige maar dure bruine suède laarzen. Normaal postuur, een tamelijk goed figuur zonder dat het overdreven werd, verzorgd maar toch mannelijk. Als ze een minpuntje moest noemen, zou ze misschien zeggen dat zijn broek een tikkeltje aan de strakke kant zat. Maar ja, als je Europese mannen wilde versieren, zou je genoegen moeten nemen met strakke spijkerbroeken.
Met nieuwe moed door zijn toenadering en in haar achterhoofd de gedachte dat de enige mannen die ze tot nu toe in Frankrijk had gesproken de medewerkers van Hotel Costes waren, zei Emmy met een glimlach: ‘Ik ben Emmy.’
Hij gaf haar grijnzend een hand. Geen ringen, geen afgekloven nagels, geen doorzichtige lak – allemaal goede tekenen. ‘Paul Wyckoff. Ik hoorde toevallig wat die eikel tegen je zei...’
Verdomme. Ze kon er niet omheen: ondanks de strakke spijkerbroek en zijn goede manieren, ondanks haar vurige wens dat het niet zo was, sprak Paul Engels met een Amerikaans accent. Hij was onmiskenbaar geboren en getogen in de Verenigde Staten, of misschien – in het meest exotische geval – Canada. Ze was bitter teleurgesteld.
‘Het is toch niet te geloven?’ zei hij. ‘Ik blijf me erover verbazen hoeveel de mensen bereid zijn te betalen om zo schandalig behandeld te worden.’
‘Het ligt dus niet aan mij?’ vroeg Emmy, stiekem opgelucht dat het hotel niet alleen bot tegen háár deed.
‘Beslist niet,’ stelde Paul haar gerust. ‘Ze beledigen hier al hun gasten. Dat is het enige waarin ze consequent zijn.’
‘Goh, bedankt. Ik zou er bijna een complex van krijgen.’
‘Geen dank. De eerste keer dat ik hier logeerde, werd ik er gewoon paranoïde van. Mijn ouders sleepten me vroeger de hele wereld over – ik ben praktisch opgegroeid in hotels – maar hier voelde ik me binnen een dag een onhandige idioot.’
Emmy moest lachen en vergat nu al dat Paul niet binnen de juiste categorie viel. Dat gold natuurlijk alleen voor de weddenschap, want ze had tijdens hun praatje binnen vier minuten besloten dat hij de ideale echtgenoot zou zijn. Maar nee! Nee, verdomme, ze zou niet weer in die val lopen. Ze had net een mislukte relatie achter de rug – een lange, pijnlijk weggekwijnde mislukte relatie – en had zichzelf en haar vriendinnen plechtig beloofd dat ze voorlopig niks serieus zou aangaan. Seks prima, maar geen vastigheid. Die woorden herhaalde ze in gedachten terwijl ze al visioenen kreeg van haar droombruidsjurk van Monique Lhuillier (mouwloos maar niet strapless, met een licht-roze sjerp om de taille) en het ideale feestmenu (tomatensalade met citrusdressing vooraf, gevolgd door gegrilde ahi-tonijn of biefstuk van de haas van het Matsuzake-rund).
‘Ik ben blij dat ik niet de enige ben.’ Emmy dronk haar laatste slokje koffie op en likte het lepeltje schoon. ‘Waarom reisden je ouders zo veel?’
‘Nu zou ik eigenlijk moeten zeggen dat ik zo’n verwend leger- of diplomatenzoontje ben, maar dat is niet zo. Het komt er eigenlijk op neer dat ze maar niet kunnen besluiten waar ze willen wonen. Ik ben enig kind – en waarschijnlijk een ongelukje, al zullen ze dat nooit toegeven – en ze zijn allebei schrijver. We waren altijd onderweg. Ik ben geboren in Argentinië.’
Emmy had maar een fractie van een seconde nodig om tot zich door te laten dringen wat dat voor haar betekende. ‘Dus je bent officieel Argentijn?’
Paul lachte. ‘Onder andere.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ik ben Argentijn omdat ik geboren ben in Argentinië, waar mijn ouders allebei aan een boek werkten. We hebben daar met tussenpozen een jaar gewoond voordat we naar Bali vertrokken. Mijn vader is Engelsman, dus heb ik automatisch het Britse staatsburgerschap gekregen, en mijn moeder is Française, maar de Franse wetten zijn nogal lastig en ik heb maar niet geprobeerd een Frans paspoort te krijgen. Het klinkt misschien interessant, maar ik kan je verzekeren dat het een heel gedoe is.’
‘Maar je klinkt zo... Amerikaans.’
‘Ja, ik weet het. Ik heb mijn hele leven op Amerikaanse scholen gezeten, letterlijk sinds de kleuterschool, in elk land waar we woonden. En ik heb in Chicago de universiteit gedaan. Mijn vader vindt het verschrikkelijk dat ik klink als een geboren Amerikaan.’
Emmy knikte en probeerde het allemaal te verwerken. Of eigenlijk wilde ze het tot in de details onthouden, zodat de triomfantelijke mail die ze haar vriendinnen nog diezelfde nacht zou sturen waterdicht zou zijn.
‘Ben je toe aan iets sterkers?’ vroeg Paul. ‘Vast wel, nadat je al die verhalen over mij hebt moeten aanhoren.’
‘Wat had je in gedachten?’ vroeg ze, verwoed met haar wimpers knipperend, ver voorovergebogen. Seks prima, maar geen vastigheid.
Hij lachte. ‘Niks geks, hoor. Misschien kunnen we van koffie overgaan op wijn?’
Ze dronken samen een fles volle, fluweelzachte rode wijn, die zo veel tannine bevatte dat Emmy’s mond ervan samentrok. Bordeaux, zou ze zeggen, al waagde ze zich niet meer aan een uitspraak over het jaartal, zoals jaren geleden toen ze zes maanden door Frankrijk had gereisd en in verschillende restaurants had gewerkt om de wijngaarden te bezoeken. Bordeaux was nooit haar favoriet geweest, maar vanavond vond ze het heerlijk. Ze praatten zich moeiteloos door een tweede fles heen, waarbij Emmy maar één keer fantasieën had over hun aanstaande huwelijksreis (een villa aan zee in Bora Bora, met openluchtslaapkamer en een klein privézwembad, of misschien een luxe safari in Afrika, waar ze de liefde zouden bedrijven onder hun klamboe voordat ze ’s morgens door een chauffeur in een imposante zwarte Range Rover langs olifanten en leeuwen werden gereden). Het ging er behoorlijk flirterig aan toe, totdat ze Paul vroeg – langs haar neus weg, dacht ze zelf – hoe hij over kinderen dacht.
Hij keek met een ruk op. ‘Kinderen? Wat is daarmee?’
Was ze minder subtiel geweest dan ze dacht? De wijn had waarschijnlijk haar beoordelingsvermogen aangetast. De vraag of hij neefjes of nichtjes had, had haar een volkomen natuurlijke inleiding geleken op de vraag of hij op een dag zelf kinderen wilde, maar misschien was die opzet toch doorzichtiger geweest dan ze zelf had ingeschat.
‘O, ik vraag het zomaar,’ zei Emmy. ‘Omdat ze zo schattig zijn, vind je niet? Al lijkt het wel of tegenwoordig steeds minder mensen kinderen willen, valt jou dat ook niet op? Ik kan me daar niets bij voorstellen. Ik hoef natuurlijk nog niet meteen moeder te worden, maar ik weet wel zeker dat ik op een dag kinderen wil, snap je?’
Iets in die vaststelling leek Paul eraan te herinneren dat hij al laat was voor plannen waar hij tot dat moment met geen woord over had gerept.
‘Eh, ja... Emmy, moet je horen, ik ben nogal laat voor een afspraak met vrienden.’ Hij keek op zijn horloge.
‘O? Nu nog?’ Het was bijna twaalf uur, maar voor haar gevoel had het vier uur ’s nachts kunnen zijn. Ze was lekker aangeschoten en relaxed en was vastbesloten Paul te versieren, nu ze een seksueel onafhankelijke, ruimdenkende vrouw was. Ook al wilde ze eigenlijk het liefst hun gesprek boven voortzetten, diep weggedoken onder een zacht dekbed waar ze lekker lui zouden praten en zoenen tot zonsopkomst. Ze zou haar hoofd op zijn borst leggen en hij zou met haar haar spelen, zo nu en dan haar kin beetpakken met zijn sterke hand en haar lippen naar de zijne brengen. Ze zouden lachen om elkaars flauwe woordspelingen, geheimpjes uitwisselen en vertellen over hun favoriete vakantiebestemmingen, in de nog onuitgesproken hoop – het was tenslotte pas hun eerste nacht samen – dat ze die ooit samen zouden bezoeken. Ze zouden laat in de ochtend weer wakker worden en dan zou Paul tegen Emmy zeggen dat ze er schattig uitzag, zo slaperig en met haar haar in de war, en ze zouden ontbijt op bed bestellen (luchtige croissants, vers sinaasappelsap, koffie met volle melk en een grote schaal sappige frambozen) en hun plannen bespreken om...
‘Emmy?’ Paul legde zachtjes zijn vingers op haar hand. ‘Hoor je me wel?’
‘Sorry, wat zei je?’
‘Dat ik moet gaan. Ik had om tien uur met mijn vrienden afgesproken, maar eh... er was iets tussen gekomen.’ Haar hart maakte een sprongetje bij de aanblik van zijn schaapachtige grijns. ‘Normaal gesproken zou ik je vragen om mee te gaan – ik zou er zelfs op staan – maar het is eh... de verjaardag van mijn ex en ik weet niet of ze het nou zo leuk zou vinden als ik aankwam met... iemand anders. Snap je?’
De projector in Emmy’s hoofd kwam abrupt tot stilstand; de beelden waarop zij tweeën lachend haar minibar plunderden op zoek naar nog meer wijn werden vervangen door een filmpje waarop ze in haar eentje naar de eindeloze herhalingen van CNN International lag te kijken in haar grijze T-shirt vol gaten, de enorme Franse framboises met handenvol tegelijk in haar mond proppend.
Ze wist een glimlach tevoorschijn te toveren. ‘Welnee, geeft niks! Ik begrijp het helemaal. Het zou raar en onattent zijn om nu met een andere vrouw aan te komen. Bovendien begin ik de jetlag goed te voelen – poeh, die slaat keihard toe. En ik heb morgen al heel vroeg een bespreking, dus ik zou toch niet mee kunnen.’ Hou je mond! hield ze zichzelf voor. Nog even en je vertelt hem over die walgelijke ingegroeide haartjes in je bikinilijn waar je vanmiddag tot bloedens toe aan hebt zitten pulken, zodat het geheel er nu uitziet alsof je herpes hebt. Of dat je maag een beetje raar reageert op al die koffie gevolgd door de wijn, en ook al ben je gigantisch teleurgesteld dat hij je dumpt, je bent ook een tikkeltje opgelucht dat je nog even de tijd voor jezelf hebt om dat alles op te lossen. Hou alleen in godsnaam je mond!
Paul gebaarde naar de ober voor de rekening.
‘Nee joh, laat mij maar,’ zei ze, en ze stak nogal bruusk haar arm uit over het piepkleine tafeltje. Uit de boxen achter hen dreunde een remix van een Shirley Bassey-nummer en tot Emmy’s verbazing bleek de lobby getransformeerd te zijn tot een donkere, fluwelige laag prachtige mensen.
‘Het spijt me echt dat ik zomaar opstap, maar het zijn mijn beste vrienden en ik heb ze al heel lang niet gezien...’
‘Ja, natuurlijk! Geeft echt niks.’ Ze was inmiddels opgelucht dat ze alleen naar boven zou gaan. Het idee om met Paul in bed te duiken als onderdeel van een belofte aan haar vriendinnen kwam haar nu belachelijk voor. Wie probeerde ze nou eigenlijk voor de gek te houden? Zo was ze gewoon niet. Dat was leuk voor anderen – fantastisch zelfs, voor vrouwen zoals Adriana – maar Emmy zat zo niet in elkaar. Ze wilde iemand eerst leren kennen, kennen in alle betekenissen van het woord, en seks was iets wat op natuurlijke wijze op dat proces volgde, niet zomaar een heftige daad die ervoor in de plaats kwam. Bovendien was ze hier nog de hele week. Misschien konden ze de volgende dag samen ergens gaan eten... O, wacht, morgenavond had ze een afspraak. Nou ja, misschien daarna samen iets drinken. Beginnen in het hotel, bijvoorbeeld, omdat dat het gemakkelijkst was, en dan door de charmante straatjes met kinderkopjes slenteren voordat ze het perfecte Parijse bistrootje in doken om een late maaltijd van pommes frites en cola light te bestellen. Intussen zouden ze vele uren samen hebben doorgebracht, misschien zelfs hebben gezoend onder die romantische smeedijzeren straatlantaarns – heel luchtig, natuurlijk, zachte, vluchtige kusjes zonder tong en zonder de verplichting om verder te gaan. Ja, dat zou ideaal zijn.
Hij liep met haar mee naar de piepkleine lift in een van de pikdonkere hoeken van de lobby en deed een stapje opzij voor het buitengewoon knappe stel dat er uitstapte.
‘Het was leuk vanavond, Em. Emmy. Hoe word je meestal genoemd?’
‘Allebei. Maar mijn beste vrienden zeggen Em, dus dat hoor ik graag.’ Ze lachte zo innemend als ze kon opbrengen.
‘Eh... ik vertrek morgen, dus dit wordt ons afscheid.’
‘O. Goh. Waar woon je eigenlijk?’ Ze besefte nu pas dat ze dat niet wist.
‘Nou, nog niet terug naar huis, ik ga twee dagen naar Genève en daarna misschien nog naar Zürich.’
‘Een drukke week.’
‘Ja, soms moet ik ontzettend veel reizen. Maar eh... ik vond het heel leuk vanavond.’ Hij zweeg even en grinnikte. ‘Dat had ik al gezegd, hè?’
Emmy hield zichzelf voor dat haar dichtgesnoerde keel een gevolg was van haar aankomende menstruatie in combinatie met de jetlag en te veel wijn; het had helemaal niets met Paul te maken. Toch was ze bang dat ze in tranen zou uitbarsten als ze nu iets zou zeggen, dus knikte ze alleen maar.
‘Ga lekker slapen, oké? En laat je niet commanderen door het personeel hier. Beloof je dat?’
Ze knikte weer.
Hij duwde haar kin een beetje omhoog en even was ze er tamelijk zeker van dat hij haar ging zoenen. Maar hij keek haar alleen in de ogen en glimlachte nog een keer. Toen gaf hij een kus op haar wang en wendde zijn blik af.
‘Welterusten, Emmy. Pas goed op jezelf.’
‘Fijne avond, Paul. Jij ook.’
Ze stapte de lift in, en voordat de deuren dichtgingen was hij al verdwenen.
‘Vetzak! Vetzat! Vetzak!’ krijste die rotvogel. Hij was die ochtend als een klein kind om kwart voor zes wakker geworden – op zaterdag! – en had geweigerd om weer te gaan slapen. Adriana had alles geprobeerd: neuriën, hem eten geven, hem vasthouden en met hem spelen, en uiteindelijk had ze hem in de badkamer opgesloten met het licht uit, maar het gevederde monster had zijn verbale spervuur gewoon voortgezet.
‘Dikke meid! Dikke meid! Dikke meid!’ krijste hij nu, en hij ging met zijn kop op en neer als een decoratief hoedenplankhondje.
‘Nou moet je eens goed naar me luisteren, rotbeest,’ beet Adriana de papegaai toe, met haar lippen bijna tegen de metalen tralies van de kooi. ‘Je kunt veel van me zeggen – ook dat ik een waardeloos mens ben – maar ik ben níét dik. Begrepen?’
De papegaai hield zijn kop schuin alsof hij over haar vraag nadacht. Adriana meende hem zelfs te zien knikken, en ze draaide zich tevreden om om weer naar bed te gaan. Maar ze was de badkamer nog niet uit of het beest begon weer – zachter deze keer, zou ze gezworen hebben – ‘Dikke meid!’ te kakelen.
‘Ellendeling!’ riep ze, en bijna had ze zich op de kooi gestort. Het kostte haar al haar zelfbeheersing om het ding niet van zesentwintig hoog uit het raam te gooien. De papegaai keek haar alleen maar nieuwsgierig aan. ‘O, mijn god,’ mompelde ze in zichzelf. ‘Ik sta tegen een papegaai te praten.’
Adriana had altijd gedacht dat Emmy overdreef als ze het over Otis had; nu pas – nu het gebrek aan slaap zijn tol begon te eisen en haar gevoel van eigenwaarde aan een zijden draadje hing – begreep ze hoe schadelijk het moest zijn om fulltime met die vogel onder één dak te wonen.
Ze zocht in de linnenkast naar een grote handdoek, maar pakte gretig het eerste het beste wat ze kon gebruiken: een peperduur hoeslaken. Ze gooide het over de kooi en stopte de elastieken boord aan de onderkant in. Even was ze bang dat het beest zou stikken, maar ze besloot dat ze daar ook nog wel mee zou kunnen leven en ze trok de luxaflex van de badkamer dicht en deed het licht uit. Pas toen ze weer onder de dekens lag, met een komkommermasker op haar ogen, haalde ze opgelucht adem. Goddank.
Net toen ze wegdoezelde, ging de telefoon. Ze was zo moe dat ze zowaar opnam.
‘Adi? Slaap je nog?’ De stem van Gilles, onverwacht zwaar voor iemand die zo tenger was gebouwd als hij, baste door de telefoon.
‘We hebben om één uur afgesproken en het is pas tien uur. Waar bel je voor?’
‘Goh, wat hebben we een lekker ochtendhumeurtje!’ zei hij opgewekt.
‘Gilles...’
‘Sorry. Zeg luister, ik moet onze lunch helaas afzeggen. Ik weet dat ik een waardeloze vriend ben, maar ik heb een beter aanbod gekregen.’
‘Een beter aanbod? Eerst noemt die rotvogel me een vetzak en nu heb jij een beter aanbod gekregen?’
‘Vogel? Welke vogel?’
‘Laat maar. Leg me maar eens uit wat er nou een beter aanbod kan zijn dan een grote salade, een paar bloody mary’s en een manicure?’
‘Ach, eens even denken. Misschien... de kans van mijn leven? Ben je er klaar voor?’
‘Kom maar op,’ zei Adriana zo ongeïnteresseerd als ze maar kon.
‘Mijn opdrachtgever belde net dat Ricardo het vliegtuig heeft gemist na een fotoshoot op Ibiza en dat hij de boeking van vandaag niet kan halen.’
‘Hmm.’ Adriana herinnerde zich vaag dat Gilles en Ricardo gezworen concurrenten waren, al kreeg ze de indruk dat hun verbeten strijd eerder uitging van Gilles dan van Ricardo, die tot Gilles’ ergernis bijna alle prestigieuze opdrachten voor het bureau toegewezen kreeg. Hij was de kapper van bijna alle grote namen in Hollywood en zijn agenda was altijd een jaar van tevoren al volgeboekt met de grote award-uitreikingen. De twee mannen hadden samen hun visagistenopleiding gevolgd en samen in alle kapsalons op Madison Avenue als assistent gewerkt, maar daarna, toen ze precies tegelijk echt aan de slag mochten als kapper, was Ricardo op de een of andere manier uitgegroeid tot superster.
‘Heb je enig idee wat voor boeking ik vandaag heb?’ Gilles klonk alsof hij het niet langer voor zich kon houden.
‘Eens even denken, wat zou dat kunnen zijn? Een fotosessie!’ antwoordde ze met snobistisch gespeeld enthousiasme.
Hij deed alsof hij het niet hoorde. ‘Ach, het stelt niks voor. Je wilt vast niet weten hoe het is om Angelina’s haar te doen op de set van The City Dweller, wat overigens haar meest sexy film tot nu toe wordt genoemd. Jammer, want ik had je willen vragen om mee te gaan en je aan iedereen willen voorstellen, maar daar geef jij natuurlijk niks om...’
‘Angelina?’
‘De enige echte.’
‘Haar meest sexy film tot nu toe?’
‘Ze zeggen dat die Mr. And Mrs. Smith reduceert tot een soort The Sound of Music.’
Adriana ademde uit. ‘Denk je dat Brad ook komt?’
‘Wie weet. Alles kan. Ik heb gehoord dat de kans groot is dat ze Maddox meebrengt.’
Maddox. Een interessante ontwikkeling. Adriana had een hekel aan kinderen – vooral als ze jankten of een snotneus hadden – maar ze was helemaal weg van het kroost van Brangelina. Natuurlijk zag je hun gekrijs en hun snotneuzen nooit in de bladen, maar Adriana was ervan overtuigd dat deze kinderen anders waren: beheerst, waardig, misschien zelfs wereldwijs. En onmiskenbaar stijlvol. Ze zou dat prachtige Cambodjaanse adoptiekindje dolgraag met eigen ogen willen zien. Pax was ook de moeite waard, maar geen van de anderen – Zahara en zelfs Shiloh niet – zou zo interessant zijn om in het echt te aanschouwen als Maddox. Ze vloog haar bed uit en zocht met haar blik verwoed de open kast af. Wat droeg je zoal op een filmset?
‘Ik kom écht wel!’ gilde ze, zonder een spoor van haar gebruikelijke gereserveerdheid. ‘Waar en hoe laat?’
Gilles was zo aardig om niet te lachen. ‘Ik dacht wel dat je interesse zou hebben,’ zei hij bewust koeltjes. ‘Over een uur op de hoek van Prince en Mercer. Ik weet niet precies waar de haar-en-make-uptrailers zullen staan, maar als je me sms’t zodra je er bent, kom ik je halen.’
Adriana klapte haar telefoon dicht en schoot de douche in. Omdat ze niet de indruk wilde wekken dat ze veel moeite had gedaan om er goed uit te zien, strooide ze een beetje babypoeder met citroengeur op haar hoofdhuid in plaats van haar haar te wassen, met als resultaat een bos sexy krullen. Ze koos voor getinte dagcrème in plaats van de gebruikelijke foundation die alle oneffenheden verdoezelde en wreef een beetje lipgloss over haar wangen voordat ze haar lippen ermee insmeerde. Snel een beetje wit glinsterpoeder in haar ooghoeken – een truc uit de modellentijd van haar moeder – en een dun laagje bruinzwarte mascara maakte het geheel compleet. Haar vergrotende spiegel aan de muur bevestigde dat er geen spoortje make-up te zien was, maar het resultaat was een fris, stralend, prachtig gezicht.
De kledingkeuze kostte wat meer tijd. Ze keurde twee zomerjurkjes, een tuniek met riem en een strakke witte broek af voordat ze de winnende outfit had gevonden: een perfect ingedragen Levi’s die haar billen accentueerde met daarop twee flinterdunne, strakke haltertruitjes die ze over elkaar aantrok, en eronder de nieuwste Chloe-flatjes met gesp. Haar huid, altijd bruin dankzij haar genen en de vele maanden op het strand van Rio, stak sterk af tegen de witte katoenen topjes en haar haar viel los over haar schouders. Ze schoof nog een hele rits verschillende gouden armbandjes om haar gebruinde pols en koos voor een paar kleine, bescheiden oorknopjes om het af te maken. Drie kwartier na het telefoontje van Gilles sloop Adriana langs de deur van de gastenbadkamer waar Otis zat, als de dood om de slapende vogel wakker te maken.
‘Arghwahhhhhhh!’
Ze hoorde geklapwiek en nog een kreet – onverstaanbaar maar vreemd treurig – gevolgd door nog meer verwoed vleugelgeklapper. Shit, dacht ze toen ze de deur opendeed. Het klinkt alsof hij doodgaat.
‘Je kunt er nu niet tussenuit knijpen,’ zei ze tegen de kooi met het hoeslaken erover. ‘Heb dan in ieder geval het fatsoen om te wachten tot ik Maddox heb gezien. Of liever nog: wacht tot Emmy terug is. Ik heb geen idee wat ik met een dode vogel aan zou moeten.’
Stilte. Gevolgd door een duidelijk treurige kreet. Zoiets had ze nog nooit gehoord; het klonk zo geheimzinnig dat ze huiverde van angst.
Adriana dook op de kooi af en rukte het hoeslaken weg, in een verwoede poging het gekwelde beest tot bedaren te brengen. ‘Wat is er, Otis?’ kirde ze door de tralies. ‘Ben je ziek?’
Pas toen Otis op die typische manier zijn kop schuin hield en haar – kerngezond – aankeek, wist Adriana dat ze voor de gek gehouden was. Ze was alweer halverwege de gang toen ze Otis keihard drie keer ‘Vetzak!’ hoorde roepen, slechts onderbroken door gekakel.
‘Ga gerust dood, gevleugeld stuk ongedierte. Ik hoop dat het einde traag en pijnlijk zal zijn. Ik dans op je ellendige vogelgraf.’ De hele situatie was om hels van te worden! Dat Emmy uit schuldgevoel dat rotbeest niet wilde verkopen of vermoorden hoefde nog niet te betekenen dat anderen zijn beledigingen moesten pikken. Maar ja, wat zei je als een van je beste vriendinnen de avond voor haar reis naar Europa in paniek opbelde omdat de dierenarts niet langer vogels toeliet in zijn pension? Ieder weldenkend mens zou reageren zoals Adriana had gereageerd – met de mededeling dat ze niets in huis nam wat ze niet kon aantrekken of opeten – maar uiteindelijk was ze gezwicht voor Emmy’s pure paniek. Emmy had haar gezworen dat ze relatief weinig werk aan Otis zou hebben en dat ze, op een paar humeurige buien van het beest na, niet eens zou merken dat hij er was.
Emmy kon haar nog meer vertellen. Waarom stond ze zich nu dan in de lift af te vragen of haar heupen toch niet wat breder leken dan anders? Waarom stond ze op het punt om de twintig straten naar de filmset te gaan lopen in plaats van een taxi te nemen, omdat ze vond dat ze de lichaamsbeweging duidelijk goed kon gebruiken? Dat kwam allemaal door die uit de kluiten gewassen klotekanarie.
Tegen de tijd dat ze aankwam was haar hartslag flink verhoogd door de combinatie van lichamelijke inspanning en opwinding, en ze was een beetje klam van het zweet. Maar zoals dat alleen bij de mooiste vrouwen het geval is, gaf het zweempje transpiratie Adriana juist net een beetje extra. Ze zag er nog frisser en gezonder, en zo mogelijk stralender, uit dan anders. Diverse passerende mannen vroegen zich af of ze net uit bed kwam na een hele ochtend vrijen, anderen bedachten verlangend hoe het zou zijn om naast haar te liggen.
Gilles verscheen vrijwel meteen nadat ze hem had ge-sms’t. Toen hij een groepje assistenten voor een van de trailers naar hen zag kijken, pakte hij Adriana bij haar heupen, drukte zijn kruis tegen haar aan en kuste haar vol op de mond. ‘Meid, wat zie je er goed uit,’ zei hij. ‘Ik zou bijna wensen dat ik hetero was.’
‘Anders ik wel, querido. Ik zou onmiddellijk met je trouwen. Nu je het zegt: als ik binnen een jaar geen man heb gevonden, wil jij dan mijn echtgenoot worden?’
‘Verleidelijk, maar ik moet het aanbod afslaan. De rest van mijn leven met dezelfde persoon doorbrengen, en dan ook nog een vrouw? Dan laat ik me net zo lief meteen castreren.’
‘Wacht nou even, ik zie er wel wat in. We zouden natuurlijk een volledig vrije relatie hebben – je mag naar bed gaan met wie je maar wilt – maar we gaan wel samen naar feestjes en familieaangelegenheden en zo. Verder leidt ieder zijn eigen leven, net als in Will and Grace. Dat lijkt me fantastisch.’
‘Jawel, mijn lieve Adi, maar wat zijn de voordelen voor mij? Vergeet niet dat ik al die dingen al doe zonder getrouwd te zijn...’
‘De voordelen voor jou? Hmm.’ Adriana drukte haar wijsvinger tegen haar lippen alsof ze diep nadacht. ‘Eens even kijken. Ach, ik weet niet... onbeperkte toegang tot mijn oneindig vette toelage misschien? Is dat wat?’
Gilles liet zich op één in jeans gestoken knie zakken en bracht haar hand naar zijn lippen. ‘Adriana de Souza, wil je met me trouwen?’
Lachend trok ze hem omhoog. ‘Over een jaar, querido. Ik heb een jaar de tijd om een heuse echtgenoot te vinden – en dan bedoel ik een man die ook seks met me wil – en als dat niet lukt, gaan wij samen naar het gemeentehuis. Goed?’
‘Ik heb nu al een stijve, ik zweer het je. Zeg dat nog eens, van die vette toelage?’
Ze waren al halverwege Prince Street toen hij haar vertelde dat ze die dag niet aan Angelina voorgesteld zou worden.
‘Dat meen je niet! Ik stond verdorie om tien uur al onder de douche. Zeg me dan tenminste dat Maddox hier is met een nanny.’
‘Helaas, schat. Maar over twintig minuten heb ik Paul Rudd in mijn stoel en als je wilt, mag je erbij komen zitten.’
Adriana snoof. ‘Hmm, die is wel leuk.’
‘En als je lief bent, mag je misschien zelfs blijven voor de avondopnamen.’
‘Fijn, maar dat hoeft niet. Ik ga uit met die financieel adviseur.’
‘Ach, de financieel adviseur. Oké. Nou, hoe reuzegezellig dat ook klinkt, ze gaan vanavond een scène opnemen met Tyra... een lingeriescène... en er wordt gefluisterd dat Naomi ook komt...’
‘Schei uit.’
‘Nee, echt.’
‘Hoe laat?’
‘De opname staat om zeven uur gepland bij Sky Studios. Na afloop zal er wel een borrel zijn.’
Adriana ademde langzaam uit en keek Gilles aan. ‘Ik ben erbij.’
‘Afgesproken.’ Hij trok de deur van een trailer open en liet Adriana als eerste naar binnen gaan. Een tienermeisje dat ze niet kende zat geduldig in een van de vier kappersstoelen, met haar rug naar de verlichte spiegel, terwijl een kleine, mollige styliste een ronde borstel door haar dikke krullen werkte. De andere stoelen waren zo te zien niet lang geleden nog bezet geweest, want overal lagen Mason Pearson-haarborstels, ionische T3-haardrogers en alle Kérastase-producten die er in Noord-Amerika te koop waren.
‘Gilles, het opnameschema is een half uur vervroegd omdat Tobias op tijd weg moet,’ riep de styliste boven het lawaai van de föhn uit. ‘Ik regel het hier wel. Als jij nou op locatie de make-up bijwerkt...’
‘Prima,’ zei Gilles opgewekt. Hij hing een enorme leren buideltas boordevol make-upspullen over zijn schouder en gebaarde Adriana om mee te komen. ‘Op naar de set.’
De scène stond er al half op toen ze op de zolderetage aankwamen, waar hun toegangspassen door maar liefst drie assistenten aan een nauwgezet onderzoek werden onderworpen.
‘Je komt hier nog minder makkelijk binnen dan bij de familie Cruise thuis,’ fluisterde Adriana toen ze eindelijk binnen waren.
Gilles glimlachte, maar bleef alert; hij liep zorgvuldig om de wirwar van draden en verlengsnoeren heen. ‘Vlak voordat je hier aankwam, lieten ze de postbode weten dat hij de post niet mocht bezorgen voordat de opname er voor vandaag op zit.’
De gigantische, klassieke zolderetage in SoHo had plafonds van bijna vijf meter hoog en kale bakstenen muren en er stonden de meest uiteenlopende, zeer intimiderende moderne beeldhouwwerken. De filmploeg had in de woonkamer voor de open haard een enorm metalen bed neergezet met hoge palen op de hoeken – een soort hemelbed zonder hemel. Met het chique bruin-met-limoengroene dekbedovertrek en de bijpassende eenvoudige nachtkastjes leek het geheel wel een foto uit de catalogus van een interieurzaak. Maar een stuk interessanter was de vrijwel naakte actrice die languit op het bed lag.
‘Stilte op de set!’ baste een zware mannenstem ergens boven hun hoofden.
Gilles stak een hand op en pakte Adriana bij haar pols. Ze bleven allebei doodstil staan.
‘Camera loopt!’ klonk een andere mannenstem. Aan alle kanten klonk de echo van zijn aankondiging.
‘Loopt!’
‘Loopt!’
‘Camera loopt!’
‘En... actie!’ Adriana draaide zich om en zag dat die laatste woorden afkomstig waren van een man die een beetje achteraf zat. Hij had een enorme koptelefoon op en zat geconcentreerd voorovergebogen in zijn stoel. Naast hem maakte een jong meisje ijverig aantekeningen op een klembord. Adriana nam aan dat deze man de regisseur was, de godheid zelve, en tot haar genoegen werd dat vermoeden bevestigd toen ze een stapje naar links deed en ze de rugleuning van zijn stoel kon lezen. De naam TOBIAS BARON was met hoofdletters op de zwarte stof geborduurd. Wat ze niet had verwacht, was dat hij zo jong was: afgaande op zijn cv zou je iemand van in de vijftig of zestig verwachten, maar deze man zag er geen dag ouder uit dan veertig.
Gilles en Adriana keken naar de opname van een clipje van twintig seconden waarin de actrice op het bed een boek lag te lezen, slechts gekleed in een openhangend overhemd en een wit katoenen slipje, dat tien keer sexyer was dan de meeste strings. Toen ze nonchalant haar hand over haar buik liet glijden en een bladzijde omsloeg, drong het tot Adriana door dat dit de stand-in van Angelina was.
‘Cut!’ riep Tobias. Binnen een halve seconde was Gilles bij de actrice om met zijn vingers haar haar door de war te doen. Het leek hem niet op te vallen dat ze achterovergeleund op haar ellebogen lag, met haar hoofd in haar nek alsof ze volledig in extase was.
Een paar minuten later, toen de set weer in exact dezelfde staat was teruggebracht, klonk er weer een rondje ‘Camera loopt!’-geroep, gevolgd door ‘Actie!’. Alleen ging er deze keer, net op het moment dat de gebeeldhouwde mannelijke acteur zich op het meisje liet zakken, een mobiele telefoon. Adriana’s telefoon. Veertig hoofden draaiden haar kant op terwijl ze volkomen onaangedaan in haar tas rommelde, het toestel eruit haalde en het uitschakelde – nadat ze op het display had gekeken wie de beller was.
‘Cut!’ brulde Tobias, zichtbaar geërgerd. ‘Wat is dit, mensen? Het amateuruurtje? Weg met die telefoons. Opnieuw, vanaf Fernando’s binnenkomst. Meteen beginnen... en actie!’
Deze keer rondden de acteurs de scène af naar tevredenheid van de regisseur en kondigde Tobias met tegenzin een pauze aan. Gilles kneep zo hard in Adriana’s hand dat zijn nagels in haar handpalm stonden. Ze wist dat hij op het punt stond te flippen – hij kon behoorlijk schreeuwen – maar voordat hij de kans kreeg haar mee te sleuren en haar de huid vol te schelden, kwam Tobias naar hen toe gelopen. Zijn koptelefoon hing los om zijn hals; hij fronste zijn voorhoofd en schudde kwaad zijn hoofd. De rest van de filmploeg hield genoeg afstand om oogcontact te kunnen mijden, maar ook weer niet zo veel dat ze niet konden volgen wat er werd gezegd.
‘Wie ben jij?’ vroeg Tobias streng, waarbij hij Adriana strak aankeek.
Gilles begon meteen te ratelen. ‘Het spijt me, meneer Baron, ik verzeker u dat het nooit meer zal...’
Tobias onderbrak Gilles met een geërgerd handgebaar, maar hield zijn blik strak op Adriana gericht. ‘Wie ben jíj?’
Hij staarde haar aan en Adriana staarde terug, in een krachtmeting die bijna dertig seconden duurde zonder dat er een woord werd gezegd. Adriana had bewondering voor zijn standvastigheid; de meeste mannen werden nerveus als ze uitdagend bleef zwijgen. En hij was stevig gebouwd; niet overdreven lang, waarschijnlijk een meter tachtig, maar door het strakke T-shirt waarin zijn bovenlijf goed uitkwam leek hij groter en breder. Voor zover ze het kon inschatten was zowel zijn zongebruinde kleur als zijn dikke, donkere haar puur natuur. Hij stond nu zo dichtbij dat ze hem kon ruiken, en ook zijn geur beviel haar: de juiste combinatie van wasverzachter en een subtiele, mannelijke eau de toilette.
Ze deed haar best om hem onaangedaan en niet verontschuldigend in de ogen te kijken toen ze zei: ‘Mijn naam is Adriana de Souza.’
‘Aha, dat verklaart alles.’
‘Pardon?’ Toen drong het tot haar door dat deze man haar moeder waarschijnlijk kende en hij daardoor niet opkeek van Adriana’s divagedrag. Het zou niet de eerste keer zijn dat iemand in de filmwereld Adriana’s beroemde achternaam en haar bloedmooie uiterlijk bij elkaar optelde.
‘Dat verklaart waarom een jonge vrouw zoals jij een nummer van João Gilberto als ringtoon heeft. Kom je uit Rio?’
‘Nee, São Paulo,’ kirde Adriana. ‘Maar jij lijkt me toch geen Braziliaan.’
‘Niet? Wat heeft me verraden, mijn naam of mijn neus?’ Eindelijk glimlachte hij. ‘Je hoeft geen Braziliaan te zijn om een groot bossa-novaliefhebber te zijn.’
‘Sorry, ik heb je naam niet gehoord. Jij bent...?’ vroeg Adriana met grote ogen. Ze wist door vele jaren ervaring dat als je mannen die te veel zelfvertrouwen hadden behandelde als oud vuil, je ze voorgoed om je pink kon winden.
Zijn glimlach verflauwde even, maar verbreedde zich toen tot een grote grijns, een grijns die uitstraalde: hé, iemand die tegengas geeft, daar hou ik van. En al vroeg hij niet ter plekke haar telefoonnummer, Adriana was er honderd procent zeker van dat ze nog van Tobias Baron zou horen.
‘Wat ben je stil,’ zei Russell in de vrijwel stilstaande file, die extra lang was omdat Russell halsstarrig had geweigerd het spitsuur te mijden: ze waren niet alleen op de drukste tijd van de dag de stad uit gereden, maar ook nog eens op vrijdag – een zomerse vrijdag.
Leigh zuchtte. Nog maar drie dagen tot haar geliefde Maandagavond Zonder Menselijk Contact. ‘O, gewoon de gebruikelijke tegenzin.’
‘Ze vallen best mee, schat. Ik moet zeggen dat ik niet helemaal begrijp dat je zo veel moeite met je ouders hebt.’
‘Dat komt waarschijnlijk doordat jij ze pas vijf keer hebt ontmoet, en als ze ergens goed in zijn, is het wel in eerste indrukken. Het echte ondermijnende gedrag vertonen ze pas als je hen door en door kent en vertrouwt. En dan... pas maar op.’ Geërgerd omdat hij haar ouders verdedigde scrolde ze door haar iPod en zette het volume helemaal open. ‘Waiting on the World to Change’ van John Mayer schalde door de speakers.
Ze zaten in de nieuwe Range Rover van Russell, waar ze een bloedhekel aan had. Toen Russell een paar maanden daarvoor had gevraagd van wat voor auto’s ze hield, had ze slechts haar schouders opgehaald.
‘Het mooie van New York is dat je er geen auto nodig hebt. Waarom zou je er dan toch een kopen?’
‘Omdat ik romantische uitstapjes met je wil maken in het weekend, schatje. De vrijheid die een auto je biedt is heerlijk. Bovendien betaalt ESPN een garage in de stad voor me. Dus heb je nog een voorkeur?’
‘Niet echt.’
‘Leigh, kom op nou. We zullen hem vaak samen gebruiken. Je weet toch wel wat je mooi vindt?’
‘Weet ik veel... doe maar een blauwe dan.’ Ze wist dat dat een irritant antwoord was, maar het interesseerde haar echt niet. Russell maakte zich veel te druk om zijn auto, of zij haar voorkeur nu zou uitspreken of niet, dus wilde ze er liever buiten blijven.
‘“Een blauwe”? Wat kun je toch een bitch zijn.’
Opgelucht dat hij eindelijk tegengas gaf – wat veel te weinig gebeurde – was ze een beetje bijgetrokken. ‘Henry heeft een blauwe Prius waarover hij heel tevreden is. Superzuinig, zegt hij. Ik heb ook gehoord dat de hybride Escape erg goed is; eindelijk een SUV die er niet uitziet als een tank.’
‘Een hybríde?’
‘Ja, weet ik veel. Het hóéft niet. Ik vind die Nissan met die ronde vormen ook mooi. Hoe heet dat ding... Mural?’
‘Murano. Dat meen je toch niet?’
‘Ik heb je al gezegd dat het me geen bal interesseert, maar jij wilt dit gesprek zo nodig voeren. Koop maar wat je wilt.’
Daarop was een lange alleenspraak gevolgd waarin Russell de vele voordelen van de Range Rover opsomde. Hij bejubelde het interieur, de buitenkant, het vermogen en het exclusieve, stijlvolle voorkomen en hij benadrukte hoe praktisch de auto was bij slecht weer (het benzineverbruik en de onderhoudsproblemen liet hij voor het gemak maar weg, maar Leigh besloot hem daar niet op te wijzen). Russell nam instinctief zijn televisierol aan en ratelde maar door: zijn baritonstem geanimeerd maar beheerst, strakke blik, precies de juiste lichaamshouding. Dat was precies wat hem op tv zo charismatisch en onderhoudend maakte, en wat zo bloedirritant aan hem kon zijn als ze alleen waren. Ze vroeg zich af wat de vele meisjes die naar zijn website schreven en die verleidelijke foto’s van zichzelf opstuurden zouden denken als ze Russell in het echt zagen: hij bleef ontzettend knap, dat moest ze toegeven, maar hij was ook zelfvoldaan en een tikkeltje saai.
Russell had net zijn verhaal over basketbalspeler Thurl Bailey en zijn toewijding voor de Amerikaanse troeper afgerond toen ze de oprijlaan op reden. Haar ouders hadden in de jaren tachtig met tegenzin de stad verruild voor Greenwich, na de dood van Leighs oma, die haar enige zoon het ouderlijk huis had nagelaten. Leighs vader was toen beginnend redacteur geweest en haar moeder liep haar coschappen, dus de kans om huur- en hypotheekvrij te wonen – al was dat dan helaas niet in Manhattan – hadden ze niet kunnen laten schieten. Leigh had sinds de kleuterschool in het mooie oude huis gewoond, tikkertje gespeeld in de bossen, verjaardagsfeestjes gegeven aan het zwembad en was in het koele, donkere souterrain ontmaagd door een jongen wiens naam ze nog wel wist, maar zijn gezicht was sindsdien vervaagd. Toch voelde het huis met de vijf slaapkamers al jaren niet meer als haar thuis.
Ze tikte de code van de garagedeur in (1-2-3-4, uiteraard) en gebaarde Russell om haar te volgen. Ergens was ze teleurgesteld dat haar moeder niet naar buiten gerend kwam om Leighs hand te pakken, de verlovingsring te bewonderen en de tranen uit haar ogen te vegen terwijl ze haar enige dochter en toekomstige schoonzoon kuste, maar Leigh kende zichzelf ook weer goed genoeg om toe te geven dat ze het irritant en gênant zou hebben gevonden als haar moeder het wél had gedaan. Mevrouw Eisner was niet het dweperige type dat gemakkelijk huilde; in dat opzicht leken moeder en dochter wel op elkaar.
‘Mam? Pap? We zijn er!’ Ze liep met Russell de hal door, die er tegenwoordig elegant en moddervrij bij lag, en de keuken in. ‘Waar zijn jullie nou?’
‘Ik kom eraan!’ hoorde ze haar moeder vanuit de huiskamer roepen. Even later stond ze voor hen, elegant-casual gekleed in een van haar ontelbare poloshirts, een kakikleurige capribroek en Tod’s mocassins.
‘Leigh! Russell! Gefeliciteerd. O, ik ben zo blij voor jullie.’ Ze omhelsde haar dochter en ging op haar tenen staan om Russell op zijn wang te kussen. ‘Kom gauw zitten, dan kan ik die joekel van een diamant bewonderen. Het is toch niet te geloven dat ik daar twaalf dagen op heb moeten wachten!’
Passief-agressieve opmerking nummer één, dacht Leigh. De kop is eraf.
‘Het spijt me dat ik niet heb gewacht tot meneer Eisner en u terug waren, maar ik wilde Leigh heel graag vragen op de dag dat we precies een jaar samen waren,’ legde Russell snel uit.
Haar ouders waren laat de vorige avond teruggekeerd van hun jaarlijkse, drie weken durende pelgrimstocht naar Europa, en ze hadden erop gestaan dat het gelukkige paar vandaag bij hen kwam eten om de verloving te vieren.
‘Geeft niks.’ Haar moeder wuifde het weg. ‘Dat begrijpen we wel. Trouwens, voor dit soort zaken heeft de jeugd zijn ouders tegenwoordig niet meer nodig, hè?’
Nummer twee. En in recordtempo.
Russell schraapte zijn keel en keek zo opgelaten dat Leigh even met hem te doen had. Ze besloot hem te hulp te schieten. ‘Mam, ik zou wel een glaasje wijn lusten. Staat er iets in de koelkast?’
Mevrouw Eisner wees naar de mahoniehouten bar in de hoek van de zitkamer. ‘Als het goed is, liggen er een paar flessen chardonnay in de koeling. Je vader vindt hem lekker, maar voor mij is hij een tikje aan de droge kant. Als je liever rood hebt, zul je naar de kelder moeten.’
‘Ik denk dat we liever rood hebben,’ zei Leigh, voornamelijk voor Russell. Ze wist dat hij een hekel had aan witte wijn – vooral chardonnay – maar dat zou hij nooit laten blijken waar haar ouders bij waren.
‘Blijven jullie maar lekker zitten,’ zei Russell met een glimlach die een onderscheiding waard was (een Emmy, om precies te zijn; die had hij een jaar geleden gekregen in de categorie ‘studioprogramma – wekelijks’). ‘Ik ga de wijn wel halen.’
Mevrouw Eisner pakte Leighs linkerhand en trok hem onder de hanglamp die boven de tafel hing. ‘Tjonge, hij heeft zijn huiswerk wel gedaan, hè? En jij natuurlijk ook. Russell wordt ongetwijfeld een fantastische echtgenoot. Wat zul je blij zijn.’
Leigh wachtte even af, omdat haar niet helemaal duidelijk was wat haar moeder bedoelde. Ze leek te impliceren dat Leigh zich haar hele leven op dit moment had voorbereid, dat de ring duidde op succes op een niveau dat niet te evenaren was door haar afscheidsrede op de middelbare school, haar diploma van Princeton of het feit dat ze waarschijnlijk de jongste senior redacteur zou worden die Brook Harris ooit had gekend. Ze hield van Russell – echt waar – maar het stak haar dat haar eigen moeder hem beschouwde als Leighs allergrootste prestatie.
‘Ja, het is allemaal heel spannend,’ zei Leigh met een brede glimlach.
Haar moeder zuchtte. ‘Dat mag ik hopen! Het is heel fijn om jou een keer gelukkig te zien. Je hebt al die tijd keihard gewerkt... Ik mag wel zeggen dat dit geen moment te vroeg is gekomen.’
‘Mam, besef je wel dat je zojuist...’ Voordat ze kon zeggen dat haar moeder erin was geslaagd te impliceren dat ze altijd negatief was, en bovendien zo’n gevorderde leeftijd had dat haar moeder bang was geweest dat ze nooit meer een man zou kunnen strikken, kwam Russell terug, op de voet gevolgd door meneer Eisner.
‘Leigh,’ zei haar vader, zo zacht dat hij bijna fluisterde. ‘Leigh, Leigh, Leigh.’ Zijn haar was tegenwoordig volledig grijs, maar zoals bij zo veel mannen maakte hem dat eerder gedistingeerder dan ouder. Hetzelfde gold voor de diepe rimpels in zijn voorhoofd en bij zijn mond en ogen: die gaven hem een verstandige, ervaren uitstraling in plaats van een probleem te vormen dat zo snel mogelijk aangepakt moest worden door een plastisch chirurg. Zelfs zijn vest – drie decennia oud, donkerblauw met leren stukken op de ellebogen en houtje-touwtjesluiting – leek op de een of andere manier intelligenter dan de kleding die de meeste mannen tegenwoordig droegen.
Hij stond in de deuropening bij de piano naar haar te kijken met die blik die haar altijd het gevoel gaf dat hij haar kritisch opnam, alsof hij overwoog of hij haar nieuwe kapsel of kleding wel mooi vond. In haar jeugd was haar moeder degene geweest die de directe regels met betrekking tot hun dochter bepaalde – of eyeliner was toegestaan en wat geschikte kleding was voor het schoolfeest, hoe laat ze mocht thuiskomen op doordeweekse dagen – maar alleen haar vader kon haar met één terloopse blik of opmerking het gevoel geven dat ze briljant of juist oerdom was, prachtig of afzichtelijk lelijk, verrukt of verdrietig. Maar al leek zijn commentaar terloops, dat was het natuurlijk nooit. Ieder woord dat hij gebruikte was weloverwogen, afgemeten en zeer bewust gekozen, en o wee als zijn dochter haar woorden eens wat minder zorgvuldig koos. Ook al kon Leigh zich geen enkele gelegenheid voor de geest halen waarbij haar vader met stemverheffing had gesproken, ze herinnerde zich wel talloze keren dat hij haar argumenten of mening stilzwijgend onderuit had gehaald, met een meedogenloosheid die haar nog altijd intimideerde.
‘Hij is tekstredacteur,’ zei haar moeder vroeger sussend wanneer Leigh daardoor van streek raakte. ‘Woorden zijn zijn leven. Hij weegt ze zorgvuldig. Hij is dol op tekst, op taal. Vat het niet persoonlijk op, lieverd.’ Dan knikte Leigh, en ze begreep het en deed nog harder haar best om op haar woorden te letten en tegelijkertijd zijn opmerkingen vooral niet persoonlijk op te vatten.
‘Dag, pa,’ zei ze bijna verlegen. Zowel Emmy als Adriana noemde hun vader ‘papa’, maar ze kon zich onmogelijk voorstellen dat ze haar eigen vader zo zou aanspreken. Ook al was hij zes jaar geleden met pensioen gegaan, Charles Eisner zou tot aan zijn dood een ontzagwekkend hoofdredacteur blijven. Hij had met harde hand geregeerd gedurende zijn twaalf jaar als hoofd van Paramour Publishing – niet de ‘handje vasthouden en doodknuffelen-aanpak’, in zijn woorden, van de huidige grote uitgeverijen – en was thuis altijd zo gereserveerd en terughoudend mogelijk gebleven. De drukste periodes, productieschema’s, redactieassistenten, de pressie van de directie en zelfs de auteurs zelf waren na de eerste paar jaar volkomen voorspelbaar gebleken, en Leigh had altijd het idee gehad dat haar vader er knettergek van werd dat dat voor kinderen niet gold. Tot op de dag van vandaag deed ze haar uiterste best om in haar vaders nabijheid zo evenwichtig en bestendig mogelijk te zijn en waakte ze ervoor er zomaar uit te flappen wat haar voor de mond kwam.
‘Ik heb mijn toekomstige schoonzoon al gefeliciteerd,’ zei haar vader nu, terwijl hij door de kamer heen naar Leigh toe liep. ‘Kom eens hier, lieverd. Sta me dit genoegen toe.’
Na een korte omhelzing en een kus op haar voorhoofd, geen van beide erg hartelijk of liefhebbend, ging meneer Eisner het gezelschap voor naar de eetkamer, waar hij op zachte toon instructies begon uit te delen.
‘Russell, wil jij de wijn decanteren? Neem de glazen zonder voet uit de bar maar. Carol, de vinaigrette moet nog over de salade. Verder is alles klaar, maar ik wilde niet dat de sla slap zou worden tijdens het wachten. Leigh, lieverd, ga jij maar lekker zitten. Per slot van rekening is dit jouw avond.’
Ze hield zichzelf voor dat het paranoïde en neurotisch zou zijn om dat op te vatten als iets anders dan als compliment, maar ze kon het gevoel dat ze werd aangevallen niet van zich afzetten. ‘Goed,’ zei ze, ‘ik doe met officiële toestemming helemaal niks.’
Bij de salade van rucola met geitenkaas bespraken ze de reis van haar ouders en tijdens de filet mignon met asperges en rozemarijnaardappels passeerde hun verloving de revue. Russell vermaakte het gezelschap met anekdotes over de aanschaf van de ring en zijn voorbereiding voor het aanzoek, en Leighs ouders lachten vaker dan ze van hen beiden gewend was. Het geheel verliep beschaafd en zelfs aangenaam, totdat halverwege het dessert haar telefoon ging.
Ze pakte haar tas onder de tafel vandaan en haalde haar mobiel eruit.
‘Leigh!’ zei haar moeder berispend. ‘We zitten te éten!’
‘Ja mam, dat weet ik, maar het is voor mijn werk. Ogenblikje.’ Ze liep met de telefoon naar de zitkamer, maar zodra ze besefte dat iedereen haar daar kon horen, maakte ze zich uit de voeten naar de veranda achter het huis. Voordat ze de deur achter zich dichttrok, hoorde ze haar vader nog zeggen: ‘Geen enkele uitgever met wie ik ooit heb samengewerkt zou op vrijdagavond om negen uur een van zijn redacteuren bellen, tenzij er iets vreselijk misgegaan was.’
‘Hallo?’ zei ze in de telefoon, ervan overtuigd dat haar vader gelijk had en dat Henry belde om haar te ontslaan. Het hele debacle rond Jesse Chapman was nu tien dagen geleden, en hoewel Leigh vele malen haar excuses had aangeboden, vond ze Henry nog altijd afstandelijk en afwezig.
‘Leigh? Met Henry. Sorry dat ik je zo laat bel, maar dit kan niet tot morgen wachten.’
Daar komt het, dacht ze, en ze zette zich schrap. Het was al erg genoeg om je ontslag te krijgen bij de uitgeverij waar je als jongste medewerker ooit tot senior redacteur was benoemd, maar het zou pas echt ondraaglijk worden als Leigh dadelijk naar binnen moest om het haar vader te vertellen.
‘Geeft niet. Ik ben bij mijn ouders en we waren net uitgegeten, dus je timing is perfect. Is er iets?’
Henry zuchtte. Shit, dit kon nog wel eens erger zijn dan ze dacht. ‘Dus je bent bij Charles?’ zei hij. ‘Heel goed, hij zal dit fantastisch vinden.’
Leigh haalde diep adem en dwong zichzelf tot een reactie. ‘Ja?’ Het kwam eruit als gepiep in plaats van een woord.
‘Ga maar even zitten, je gelooft niet wat ik nu ga zeggen. Ik kan het zelf amper geloven.’
‘Henry,’ zei ze zacht, ‘alsjeblieft.’
‘Ik had zojuist Jesse Chapman aan de lijn...’
O, gelukkig, dacht Leigh, en haar handen ontspanden zich eindelijk. Hij belt gewoon om door te geven dat Jesse een uitgever heeft gekozen. Ze wist dat ze het belangrijk zou moeten vinden of hij al dan niet met Brook Harris in zee wilde gaan, maar daarvoor was haar opluchting te groot.
‘... en hij heeft besloten dat hij zijn nieuwe roman door ons wil laten uitbrengen.’
‘Henry, wat goed! Daar ben ik ontzettend blij om. En natuurlijk zal ik nog eens persoonlijk mijn excuses aanbieden als hij...’
Henry viel haar in de rede. ‘Ik ben nog niet uitgepraat, Leigh. Hij wil door ons gepubliceerd worden, maar op één voorwaarde: dat jij zijn redacteur wordt.’
Leigh wilde net ‘dat meen je niet’ zeggen toen Henry verderging: ‘Ik meen het.’
Ze probeerde te slikken, maar het was alsof ze een prop watten in haar mond had. De combinatie van opwinding, opluchting en angst werd haar te veel. ‘Henry, alsjeblieft.’
‘Wat nou? Luister je wel? De grootste auteur van The New York Times-bestsellerlijsten, winnaar van de Booker Prize, wereldwijd vijf miljoen exemplaren verkocht, godbetert genomineerd voor de Nobelprijs en tot dit moment spoorloos verdwenen, heeft verzocht, nee, pardon, geëist dat jij, Leigh Eisner, zijn redacteur wordt.’
‘Nee.’
‘Leigh, hou je even in. Ik weet niet hoe ik het anders moet zeggen: hij wil jou en niemand anders. Hij zegt dat tegenwoordig geen mens meer ronduit zegt waar het op staat, niet meer sinds hij het heeft gemaakt. Iedereen pakt hem met fluwelen handschoentjes aan en roept dat hij geweldig is, maar niemand – geen redacteur, uitgever of literair agent – durft zich tegen hem uit te spreken. En hij vond het kennelijk prachtig dat jij dat wel deed. Ik geloof dat hij het als volgt formuleerde: “Die meid tolereert geen bullshit, net als ik. Ik wil met haar samenwerken.”’
‘“Geen bullshit”? Henry, het is mijn werk om auteurs naar de mond te praten. Sterker nog, dat is mijn léven. Soms flap ik er per ongeluk iets uit, maar...’
‘Soms? Per ongeluk?’
‘Oké, dat is een understatement. Ik kan wel eens iets zeggen zonder er eerst over na te denken, ja. Maar ik geloof niet dat ik op commando eerlijk kan zijn. Het gebeurt altijd als ik het niet verwacht.’
‘Daar weet ik alles van, maar onze vriend Jesse niet. En dat zal hij ook nooit te weten komen.’ Hij zweeg even. ‘Leigh, ik moet zeggen dat ik net zo geschokt was als jij, misschien nog wel erger, maar je moet even goed naar me luisteren. Je hebt het in je. Ik zou hier niet mee ingestemd hebben als ik niet zeker wist dat je het aankon. Je kúnt het niet alleen, je bent ook in staat dit tot een succes te maken. Ik hoef je niet te vertellen hoe belangrijk deze stap voor je carrière is. Neem vanavond de tijd om erover na te denken en kom morgenvroeg meteen bij me op kantoor, oké? Ik sta achter je, Leigh. Dit wordt fantastisch.’
Haar ouders en Russell zaten de voordelen van een verlovingsfeest door te nemen toen ze weer aan tafel ging zitten en voorzichtig aankondigde dat ze de nieuwe roman van Jesse Chapman zou gaan redigeren.
‘Ach, heeft die een nieuw boek geschreven?’ vroeg haar moeder terwijl ze nog een kop koffie voor zichzelf inschonk. ‘Wat leuk. Dat is een tijd geleden, hè?’
Russell was iets beter op de hoogte, maar niet veel. Natuurlijk steunde hij Leigh en leek hij altijd trots op haar te zijn wanneer hij vrienden en collega’s over haar werk vertelde, en bovendien wist hij dat ze Jesse Chapman hoogstwaarschijnlijk had beledigd die dag bij Henry op kantoor, maar schrijvers zoals Chapman stonden nu eenmaal niet bovenaan op zijn persoonlijke leeslijst.
Maar dat deed er niet toe. De enige die het belang van de situatie inzag, had haar luid en duidelijk gehoord: haar vader keek alsof iemand zijn maag als boksbal had gebruikt. ‘Jesse Chapman? Dé Jesse Chapman?’
Leigh knikte, bang dat ze enorm zou gaan zitten pochen als ze nu haar mond opendeed.
Hij herstelde zich snel en hief zijn wijnglas om te proosten, maar Leigh zag de twijfel en het ongeloof in zijn ogen. Ze wist dat hij dacht dat er sprake moest zijn van een misverstand; hoe kon zijn dochter, die zo onervaren was in het licht van zijn eigen loopbaan, een auteur begeleiden die groter was dan alle schrijvers met wie hij ooit had gewerkt? Leigh kreeg bijna medelijden met hem – bijna – toen ze zag dat haar vader, de woordensmeder, de grote goeroe, de man die altijd zijn mening paraat had, voor het eerst in haar leven sprakeloos was.