Drie mannen maken nog geen femme fatale
Adriana kon zich letterlijk niet herinneren wanneer ze voor het laatst zo vurig had gewenst dat de telefoon zou gaan. Was dat nog voor haar puberteit geweest, toen ze net als alle andere meisjes op school bang was om niet gevraagd te worden voor het schoolfeest? Zou kunnen. Ze had ook een paar keer gretig op nieuws zitten wachten na een zwangerschapstest in de universiteitskliniek, en die keer na een incidentje op Ibiza, waar ze was betrapt met een piepklein beetje cocaïne en ze een goede advocaat had moeten laten overkomen... Toen was het wachten haar ook zwaar gevallen, maar dit was anders: ze wilde zo verschrikkelijk graag dat Marie Claire goed nieuws voor haar had, dat ze bijna aan niets anders kon denken.
Niet dat ze iets anders dan goed nieuws verwachtte, natuurlijk – als ze afging op haar bespreking met de hoofdredacteur van de vorige dag, was ze ervan overtuigd dat ze een goede indruk had gemaakt – maar tijdschriftredacteuren waren nu eenmaal onvoorspelbaar. Ze had zich niet nerveus gemaakt over haar kleding (welke vrouw met een beetje gezond verstand zou geen bewondering hebben voor het contrast tussen een soepel vallend Chloe-jurkje, Sigerson-lakschoenen met hoge hakken en een jas van opzettelijk ‘oud’ gemaakt lamsbont, een tikkeltje getailleerd?) of het verloop van de bespreking (ze hadden bij een glas Pellegrino hun meningen uitgewisseld over de beste plastisch chirurgen van de stad); ze vroeg zich alleen af waarom Elaine Tyler haar zo nodig persoonlijk had willen spreken.
Zoals beloofd had Mackenzie een paar dagen na het etentje gebeld. Ze vroeg of Adriana belangstelling had om een proefcolumn met seks- en relatieadviezen te schrijven. Die column zou Mackenzie inleveren samen met haar eigen artikel over Adriana’s aangeboren talent op mannengebied. Als alles volgens verwachting verliep, zou Elaine toestemming geven om de column te plaatsen op de website van het blad en zouden ze de reacties van de lezers afwachten. Adriana had in een middag zes stukjes geschreven (waarom zou je je tot één beperken?), met titels die uiteenliepen van Seks mag, blijven slapen niet tot ‘Het was gewoon een vriendschappelijk gebaar’ en andere idiote excuses. Ze had er alle vertrouwen in dat ze erin was geslaagd haar moeizaam veroverde wijsheid op luchtige, vermakelijke toon over te brengen, dus waarom had Elaine haar dan toch willen spreken? En wat belangrijker was: waarom had ze haar nog niet laten bellen? Adriana had stom genoeg haar nummer van thuis gegeven toen de snibbige assistente haar vroeg hoe ze contact met haar konden opnemen, en toen ze die fout wilde herstellen door alsnog haar mobiele nummer te geven, had dat mens het weggewuifd. En nu was het bijna zes uur, op vrijdag! Nog een paar uur en ze zou onder haar nertsdekentje vandaan moeten komen om zich klaar te maken voor haar afspraak met Toby. Maar ze konden toch niet van haar verwachten dat ze braaf bij de telefoon bleef zitten?
‘Saai!’ krijste Otis. ‘Oersaai!’ Hij zat op de deken op Adriana’s enkel toe te kijken hoe zij tv-keek.
‘Rustig, rustig, het is maar een reclamespotje. Kijk, nu begint het weer.’ Otis draaide zijn kop naar het toestel en keek geïnteresseerd naar The Hills.
Adriana stak haar arm uit om zijn zachte rug te strelen. Otis duwde zich tegen haar hand omhoog, genietend van de massage. Adriana glimlachte, blij met de vooruitgang die ze met de vogel boekte. Na eindeloos gekrijs, te veel slapeloze nachten en zeker vijf internationale telefoontjes naar Emmy, waarin Adriana had gedreigd Otis zwaar lichamelijk geweld aan te doen als ze niet onmiddellijk van haar taak werd ontheven, was er een band ontstaan tussen Adriana en de papegaai.
Goddank had ze een heldere ingeving gekregen – wie weet wat er anders met die arme Otis gebeurd zou zijn. Het was pas een week geleden, en het was een aangename verrassing geweest. Adriana had zich die ochtend net uitgekleed en badzout in het water gestrooid toen Otis vanaf zijn plekje naast de wc keihard ‘Dikke meid!’ riep. Adriana’s blik was meteen naar de spiegel gevlogen om zich ervan te verzekeren dat ze niet in één nacht moddervet was geworden, maar tot haar tevredenheid zag ze er nog even strak uit als altijd. Toen keek ze naar Otis. Die zat op zijn stok in de metalen kooi; hij liet zijn kop hangen en hield zijn snavel zo dat zijn blik alleen maar verdrietig genoemd kon worden. Maar wat haar het meest opviel, was dat hij in de spiegel keek, en precies op het moment dat Adriana besefte wat dat betekende, slaakte Otis een diepe, treurige zucht en kraste gelaten: ‘Vetzak.’
Op dat moment drong het tot Adriana door dat Otis zichzelf dik vond, niet haar.
Al die tijd dat hij ‘Dikke meid’ en ‘Dikzak’ had geroepen, waren dat hulpkreten geweest! Hij moest geweten hebben dat Emmy hem te veel eten gaf, in de hoop dat hij zich dan koest zou houden. Arm beestje! Je kon toch niet van hem verwachten dat hij zich beheerste terwijl er voortdurend een onbeperkte hoeveelheid goedkoop kant-en-klaarvoer uit de dierenwinkel in zijn kooi lag? Adriana had onmiddellijk op internet een paar sites opgezocht over geschikte voeding voor de grijze roodstaart, en tot haar afschuw had ze gelezen dat een dieet van uitsluitend voorverpakt commercieel vogelzaad vrijwel zeker zou leiden tot overgewicht en een voortijdige dood door nierfalen. Om maar te zwijgen van de psychologische tol die het natuurlijk eiste! Om dag in dag uit in de spiegel te kijken – je hele gekooide leven voor de spiegel te slijten! – en in te zien dat je te dik was, maar er niets tegen te kunnen doen... in Adriana’s ogen kon het niet erger.
Dat had alles veranderd. Toen ze eenmaal begreep dat de woede en de beledigingen van Otis niet tegen haar gericht waren, werd ze overmand door sympathie voor dat arme dikke beestje dat zo’n hekel had aan zijn spiegelbeeld. Nog diezelfde middag belde ze Irene Pepperberg, de levende papegaaienlegende in hoogsteigen persoon, en vroeg wat voor voer zij gebruikte voor Alex, haar wereldberoemde grijze roodstaart, die een grotere woordenschat had dan het gemiddelde Amerikaanse kind van twaalf. Gewapend met die nieuwe kennis en een haar onbekend verlangen om te helpen was Adriana onmiddellijk naar de natuurwinkel, de biologische markt op Union Square en een dure dierenboetiek getogen, en naar een dierenarts die was gespecialiseerd in tropische vogels. Het had haar bijna een week zware inspanning gekost, maar nu kon het nieuwe leven van Otis echt beginnen.
Het was moeilijk te zeggen wat het grootste effect had gehad, maar Adriana vermoedde dat dat toch Otis’ nieuwe verblijf was. Zijn gammele aluminium stinkkooi met de akelige tralies, die eruitzag – en klonk – als een martelcel uit het Midden-Oosten, had plaatsgemaakt voor een mooi vogelverblijf: een houten bekisting zo groot als een kleerkast, ontworpen door een van de beste architecten van New York, gebouwd door een aannemer van zeer goede naam die zijn visie uitstekend had uitgevoerd. Het frame was gemaakt van massief eiken, dat Adriana wengékleurig had laten beitsen zodat het bij de meubelen in haar huiskamer paste, de bodem en het plafond waren van graniet, de zijkanten van stevig, roestvrijstalen draadgaas en de gehele voorkant van onbreekbaar acryl dat eruitzag als glas. Ze had bij een wereldberoemde National Geographic-fotograaf een in hoge resolutie afgedrukte foto van een weelderige jungle besteld en die laten plastificeren en tegen de achterwand laten aanbrengen, zodat Otis zich dicht bij de natuur voelde. Een vol-spectrumlamp zorgde ervoor dat hij minder moeite had met de overgang tussen dag en nacht. Op aanraden van een papegaaiengedragsdeskundige had Adriana het verblijf gevuld met richels, schommels, voerbakjes en zitstokken, al had ze later weer enkele accessoires verwijderd uit angst dat het te vol werd. Het resultaat was de achtduizend dollar zeker waard, wat ook wel was bewezen door het feit dat Otis zijn nieuwe verblijf de eerste keer letterlijk zingend had betreden. Adriana zou zweren dat ze hem had zien glimlachen toen hij vanaf zijn bamboestok naar het junglepanorama keek.
Ze had het vermoeden dat Otis’ nieuwe eetgewoonten ook grotendeels een einde hadden gemaakt aan zijn problemen met zijn uiterlijk. Het commerciële vogelvoer was vervangen door een voedingsprogramma van uitsluitend voedzame volle granen, fruit en groente. Adriana had een grootverpakking quinoa met extra bouwstoffen ingeslagen en die aangevuld met biologische bessen, wortel en – vanwege de calcium – twee keer per week een portie Griekse yoghurt. Toen ze ontdekte dat Otis artesisch Fiji-water lekkerder vond dan Evian of Poland Spring, ververste ze zijn drinkfles driemaal daags om zich ervan te verzekeren dat hij zijn afvalstoffen kwijt kon. Een bezoekje aan de vogelwinkel voor een badje, vochtinbrengende spray en een nagelknipper had zijn verjongingskuur compleet gemaakt.
Wat kon een beetje verwennerij toch een verschil maken! Dat knoopte Adriana in haar oren voor het geval ze ooit zou vergeten dat ze ook zichzelf flink in de watten moest leggen (al was die kans erg klein). Otis was als herboren. Hij zong, hij kwetterde en bewoog met zijn kop mee op de bossanovamuziek die altijd aanstond in het appartement. In een week tijd was hij veranderd van een agressief beest dat was verbannen naar de badkamer in een opgewekt maatje dat lekker bij haar op de bank kroop. En vanochtend had hij gedemonstreerd hoeveel ze samen bereikt hadden: hij had eindelijk correct gereageerd op Adriana’s eindeloze aansporingen.
‘Toe nou, Otis, probeer je te concentreren, querido,’ had ze op overredende toon gezegd terwijl ze een handspiegel van haar nachtkastje pakte. Ze zaten samen op de vloer in haar slaapkamer, waar Otis tevreden op een wortel knabbelde terwijl Adriana hem nieuwe woordjes leerde.
‘Ik hou je de spiegel voor en dan zeg jij me wie je ziet, goed? Denk erom: je bent een slimme, mooie vogel die zich nergens voor hoeft te schamen. Ben je er klaar voor?’
Otis ging door met knagen.
Adriana schoof de spiegel voor zijn gezicht en hield haar adem in. Ze waren er dichtbij, dat voelde ze, maar tot nu toe was Otis niet verder gekomen dan uitroepen als ‘Vetzak’ zodra hij zijn eigen spiegelbeeld zag. Ze hield de spiegel doodstil en wachtte, hem in stilte aansporend de juiste woorden te uiten.
Hij was gebiologeerd door zijn spiegelbeeld – als dat geen goed teken was! – want hij zette zijn veren een beetje uit en deed zijn snavel een klein stukje open. Hij leek tevreden te zijn over de aanblik, al kon ze daar natuurlijk nooit zeker van zijn. Toe nou, dacht Adriana, je kunt het! En toen gebeurde het: Otis hield zijn kop schuin en kraste met glinsterende oogjes: ‘Mooie meid!’
Adriana viel bijna flauw van opwinding. ‘Brave jongen!’ zei ze op een enthousiast babytoontje. ‘Wat ben je toch een brave jongen! Wil deze brave jongen iets lekkers?’
Ze besloot Otis de verwarring over zijn eigen sekse maar niet te zwaar aan te rekenen – nog niet, althans. Alles op z’n tijd, en ze had zich vooral zorgen gemaakt om zijn verpletterende gebrek aan eigenwaarde. Dat hij zichzelf mooi had genoemd was al een fantastische verbetering! Daar besloot ze zich op te richten; zijn identiteitsprobleem kwam een andere keer wel.
‘Druif!’ kraaide Otis, zichtbaar verrukt. ‘Mooie meid! Druif! Mooie meid! Druif!’ Hij danste op haar kuit heen en weer terwijl hij de woorden riep.
‘Een onbespoten druif voor... voor wie? Wie krijgt er een druif? Deze mooie jongen krijgt een druif!’ Adriana zette hem op de armleuning van de bank en liep naar de keuken. Op het moment dat ze de schaal met druiven uit de koelkast pakte, ging de telefoon.
‘Hallo?’ zei Adriana, met een lichte ergernis in haar stem omdat ze werd gestoord. Ze klemde de draadloze telefoon tussen haar schouder en kin en schikte intussen een paar druiven op een schoteltje.
‘Adriana?’ klonk een ademloze vrouwenstem door de hoorn.
Hoewel ze zich altijd graag beklaagde over bellers die weigerden hun eigen naam te noemen voordat ze de hare wilden weten, dwong ze zichzelf nu om beleefd te blijven. ‘Ja, dat klopt. Met wie spreek ik?’
‘Adriana, met Mackenzie. Hallo! Moet je horen, ik heb fantastisch nieuws. Ga even zitten.’
Fantastisch nieuws klinkt goed, dacht Adriana tevreden. Fantastisch nieuws klonk alsof Elaine had besloten een (of misschien wel meer!) van haar stukjes te plaatsen op de website van Marie Claire. Fantastisch nieuws kon zelfs betekenen dat Elaine zo enthousiast was over Adriana dat ze van plan was haar aan te stellen als wekelijks columniste voor de site, compleet met een opvallende link op de homepage en (natuurlijk!) een smaakvol geplaatste foto van de schrijfster ervan. Schrijfster! Wie had gedacht dat zij, Adriana de Souza, ooit nog eens een carrière zou krijgen... als schrijfster! En dan nog wel met ongetwijfeld duizenden, zo niet miljoenen, lezers per dag. Vrouwen zouden haar column doorsturen naar vriendinnen met de woorden ‘dit moet je lezen’ of ‘klopt helemaal’ of ‘o, dit is zo grappig’ terwijl mannen de site stiekem zouden bezoeken om vol bewondering naar Adriana’s foto te kijken en misschien nog wat op te steken van de berichten uit het vijandelijke kamp. Het was zo fantastisch dat ze het bijna niet kon bevatten.
‘Ik zit al, ik zit al,’ zei ze, en ze probeerde niet te juichen.
‘Ik kom net terug van een bespreking met Elaine.’ Een korte stilte. ‘Ze was zwaar onder de indruk van je.’
‘Echt waar?’
‘Zwaar. Ik werk hier nu bijna negen jaar en ik geloof niet dat ze het ooit zo volmondig eens is geweest met een plaatsing.’
‘O? Betekent dat dat er een column van me op de website komt?’ Dat was wel duidelijk, maar Adriana wilde het uit Mackenzies mond horen. Ze dacht al vooruit en vroeg zich af aan wie ze het als eerste zou vertellen. Haar vriendinnen? Toby? Haar moeder?
Er viel weer een stilte, net lang genoeg om Adriana de zenuwen te bezorgen, voordat Mackenzie zei: ‘Eh, nee, dat niet.’
Dat niet? En ze was zo enthousiast! had Adriana willen roepen. Dat zei je zelf! Hoe heb ik het zo verkeerd kunnen inschatten? vroeg ze zich af toen ze weer bij Otis op de bank ging zitten, met het bordje druiven op haar knieën. Ze streelde zijn rug terwijl hij vrolijk op de vruchten aanviel. Toen kraakte ze in gedachten het stomme idee helemaal af. Amerikaanse vrouwen zouden toch nooit veranderen – ze hamerden al tientallen jaren op vrouwenemancipatie en gelijkheid – dus wat had het eigenlijk voor zin? Trouwens, wie zat er op die aandacht te wachten? Publiciteit was één ding, maar via een website, met die goedkope lay-out en allerlei foute figuren die de site bezochten... jakkes. Ze kreeg al kippenvel als ze eraan dacht. Het werd tijd om dit soort rare ideeën voorgoed uit haar hoofd te zetten.
‘Ach, niet. Wat jammer.’ De onoprechtheid droop van haar stem. ‘Nou, bedankt voor je telefoontje...’
‘Adriana! Hou even je mond en luister naar me. Elaine heeft wel belangstelling voor de artikelen op de website, maar alleen – hou je vast – omdat ze je wil benoemen tot vaste columniste! Niet te geloven, hè?’
‘Wat?’
‘Vaste columniste.’
‘Columniste?’ vroeg Adriana nog een keer. Haar hersenen weigerden het woord te verwerken.
‘Ja, in het blad zelf.’
‘Welk stukje heeft ze gekozen?’
‘Adriana, volgens mij begrijp je me niet helemaal. Ze wil ze allemaal! Ik geloof dat ze wil beginnen met Het was gewoon een vriendschappelijk gebaar, maar uiteindelijk worden ze allemaal geplaatst.’
‘Allemaal?’
‘Eén per maand. Iedere maand. Afhankelijk van de lezersreacties, die volgens Elaine en mij laaiend enthousiast zullen zijn, maken we er een vaste maandelijkse rubriek van. Die noemen we “Braziliaanse tips voor de aanpak van mannen”.’
‘O, god. O, mijn god.’ Adriana vergat haar pogingen om cool te doen, maar het kon haar niet schelen.
‘Goed, hè! Fenomenaal. Zeg, ik ben al laat voor een vergadering, maar ik laat mijn assistente je nog bellen om een afspraak te maken voor een fotosessie. Het maartnummer moet over twee weken af zijn, dus het wordt haastwerk, maar qua timing hebben we dat wel vaker aan de hand gehad. Wat denk je ervan?’
‘Het klinkt super,’ mompelde Adriana.
‘O ja, Adriana? Jack belde gisteravond om te vragen of ik dit weekend met hem uit wilde en...’
Adriana ontwaakte met een ruk uit haar dagdromen. ‘Gisteravond? Op donderdag? Wat denkt hij wel! Dat je een of andere loser bent die de hele dag op hem zit te wachten? Je kunt beslist niet...’
Mackenzie begon te lachen. ‘Kun je even je mond houden? Ik heb gezegd dat ik dit weekend helemaal vol zat, ook al heb ik niets anders dan zaterdag een lunch met mijn moeder.’ Ze zweeg even om op adem te komen. ‘En hij zei dat hij niet zou ophangen voordat ik een afspraak met hem had gemaakt voor een dag dat ik wél kan. We gaan dinsdag uit eten. Hij heeft al gereserveerd.’
‘Querida! Ik ben trots op je. Je kunt zelf wel een column schrijven!’ Adriana was oprecht blij met deze ontwikkeling. Het sprak niet alleen boekdelen over haar eigen vaardigheden en advies; daarnaast had ze de indruk dat Mackenzie – al wist ze niet zo heel veel van haar – een degelijke, liefhebbende man verdiende. Alleen maar goed nieuws dus.
Toen Mackenzie lachte, klonk ze zo blij en enthousiast dat Adriana bijna een ietsepietsie jaloers zou worden. Ze wist nog hoe het was om zo opgewonden te zijn over een nieuwe man.
‘Nee, dat laat ik nog altijd liever aan de professional over. Maar het zou een mooie introductie voor je eerste column kunnen zijn: een waargebeurd verhaaltje waarin wordt aangetoond dat jouw magische tips zelfs hebben gewerkt voor de meest verbitterde redacteur van heel Manhattan, die hardnekkig single is gebleven.’
‘Voorheen verbitterd en binnenkort niet meer single,’ bracht Adriana haar in herinnering.
‘Ook goed. Nu moet ik echt gaan. Spreek ik je nog?’
‘Klinkt goed. Heeeeel hartelijk bedankt, querida. Ciao!’
Adriana plofte weer op de bank en wenkte Otis. Hij kwetterde gehoorzaam en hopte vanaf de armleuning bij haar op schoot. Daar gaf hij een por tegen haar hand omdat hij nog een druif wilde, maar Adriana zat alweer te telefoneren.
‘Met het kantoor van Leigh Eisner,’ zei een verveeld klinkende assistente.
‘Hallo Annette, met Adriana. Mag ik Leigh even, alsjeblieft?’
‘Ze is niet beschikbaar. Zal ik haar terug laten bellen?’
Adriana was niet in de stemming voor assistentengezeur. ‘Ga haar maar halen, schat, het is een noodgeval.’
‘Ogenblikje,’ zei Annette afgemeten.
Even later klonk Leighs geërgerde stem door de telefoon. ‘Een noodgeval?’ zei ze. ‘Vertel me alsjeblieft niet dat je belt omdat je lievelings-body wash van Molton Brown weer overal uitverkocht is. Dat was toch het “noodgeval” van vorige week?’
‘Dit geloof je niet,’ zei Adriana op zangerige toon, zonder zich iets van Leigh aan te trekken. ‘Echt, dit geloof je niet.’
‘O, nee! De geurkaarsen zijn ook op? Wat móét je nou?’ gilde ze aanstellerig.
‘Kun je alsjeblieft tien tellen je mond houden? Ik bel je als vriendin, niet als gefrustreerde shopper. Ach, het was ook stom van me om te denken dat jij zou willen horen dat ik waarschijnlijk in het maartnummer van Marie Claire kom.’
Leigh geeuwde hoorbaar aan de andere kant van de lijn. ‘Ach, je meent het. Gefeliciteerd. Dat wordt dan de... hoeveel is het, de elfhonderdste keer dat ze een foto van je plaatsen? Is het een modellenklus of kom je in de partyrubriek? In het laatste geval is het eerder de elfduizendste keer.’
‘Wat kun jij toch een bitch zijn,’ zei Adriana. ‘Als je nou eens een halve minuut je mond hield, kon ik je vertellen dat het niet om een foto gaat. Ik word columniste.’
Leigh hield midden in een zin op met het fluisteren van instructies tegen haar assistente en was zeker twintig seconden doodstil. ‘Wát zeg je?’ vroeg ze toen.
‘Je hebt me wel gehoord. Ik word columniste. Een vaste column in het blad zelf, niet op de website. Die gaat Braziliaanse tips voor de aanpak van mannen heten: ik geef advies over de manier waarop vrouwen mannen moeten aanpakken.’
‘Mannen verleiden, bedoel je.’
‘Ja, natuurlijk bedoel ik verleiden! Wat voor advies hebben vrouwen anders nodig? Als je weet hoe je een man moet verleiden, volgen daten en trouwen vanzelf. Het zal niet makkelijk worden, maar het is belangrijk werk en persoonlijk denk ik dat ze er geen betere voor hadden kunnen kiezen.’
‘Dat denk ik ook,’ zei Leigh zacht. Het klonk niet alleen welgemeend maar ook geïmponeerd, en Adriana kon een glimlach niet onderdrukken. ‘Adriana, liefje, volgens mij ben ik niet voorbarig als ik dit zeg, en ik heb nooit van mijn leven iets zó zeker geweten: er is een ster opgestaan.’
Met een diepe zucht duwde Emmy met haar voet de kraan uit, deed haar ogen dicht en liet haar bovenlichaam en benen helemaal onder water verdwijnen. Ze lag al een half uur in het hotelbad, afwisselend te doezelen en te lezen in het ontspannende warme water, dat ze om de paar minuten liet weglopen en ververste. Het kon haar niet schelen dat haar handen rimpelig werden en het filmpje zweet dat op haar voorhoofd stond langzamerhand langs haar slapen begon te stromen, of dat ze milieutechnisch gesproken onverantwoord bezig was. Wat maakte het allemaal uit, nu ze daar languit lag op nieuwjaarsdag na een lange, heerlijke nacht drinken en vrijen, nu ze zich zo heerlijk vredig en ontspannen voelde?
Hij heette Rafi-nog-wat en hij was geweldig. Emmy was ervan geschrokken hoeveel er was veranderd in Israël in de vijftien jaar dat ze er niet was geweest, maar de mannen waren gelukkig nog altijd even fantastisch. Ze waren hooguit nóg aantrekkelijker geworden, al die jonge, potige soldaten in uniform en hun knappe oudere broers, die op hun dertigste of veertigste heel wat beter in vorm leken te zijn dan hun Amerikaanse tegenhangers. Overal waar ze kwam zag ze mooie mannen, met olijfkleurige huid, donker haar en een prachtig gespierd lijf. En in die schandalige overdaad was Rafi nog wel het allermooiste exemplaar.
Ze had hem twee dagen eerder ontmoet, donderdag, in een restaurant in Tel Aviv dat Yotvata heette. Het was een begrip in Israël, een ongedwongen, gezellige tent pal aan de boulevard, met als specialiteit gigantische, creatieve salades en verrukkelijke fruit-yoghurtsmoothies. Alle ingrediënten die er werden gebruikt waren rechtstreeks afkomstig van de kibboets waarnaar het restaurant was vernoemd, in de Arava-vallei aan de grens met Jordanië. Emmy had niet lang hoeven nadenken toen chef-kok Massey haar vroeg een lijst in te leveren van minder bekende streken en keukens die als inspiratiebron konden dienen voor de nieuwe lunchzaak in het hogere segment die hij het jaar daarop in Londen wilde openen. Het was lang geleden dat ze in Israël was geweest en bij Yotvata had gegeten – op haar dertiende ter gelegenheid van haar eigen bar mitswa en twee jaar later om die van Izzie te vieren – maar ze was zich het eten altijd blijven herinneren als het meest verse, smakelijke dat ze ooit had geproefd. Ze had Massey verteld dat het restaurant veel nadruk legde op zuivel en dat de chef-kok erop stond uitsluitend biologisch geteelde groente en fruit uit de kibboets te gebruiken. Ze was laaiend enthousiast toen Massey haar vroeg hem te vergezellen op een oriëntatiereis naar Israël, waarbij ze zich erop zouden richten zijn huidige keuze aan salades (de gebruikelijke caesar-, Griekse en groene salade met balsamicodressing) uit te breiden en de keuken van het Midden-Oosten te verkennen. Emmy vond alles prima, zolang ze op oudejaarsavond maar weg was uit New York; dat ze naar Israël gingen was alleen maar meegenomen. Waar ze niet op had gerekend, was dat Massey op het laatste moment zou afzeggen, zogenaamd omdat hij bij zijn gezin wilde zijn, terwijl iedereen wist dat hij met zijn vriendin, een Pakistaans fotomodel, naar St. Barths ging. Even was Emmy bang geweest dat de reis voor haar ook niet doorging, maar Massey had haar een lijst gegeven van restaurants, gerechten, chef-koks en publiciteitsmedewerkers die ze moest bezoeken, proeven en spreken. En wat ze ook niet had verwacht – niet had durven dromen – was dat een van die publiciteitsmedewerkers zo’n ontzettend knappe man zou zijn.
Ze was die middag op tijd voor haar afspraak van twee uur het restaurant binnengelopen en ze verwachtte een late lunch met de Israëlische versie van de gemiddelde Amerikaanse pr-dame: goed gekleed, vlotte babbel, irritant opgewekt. In plaats daarvan had ze aan haar tafeltje bij het raam gezelschap gekregen van een dubbelganger van Josh Duhamel, met groene ogen en dat sexy loopje dat voor Israëlische mannen vanzelfsprekend leek te zijn; ze zou zweren dat ze ermee geboren werden. Binnen drie seconden had ze geconstateerd dat hij geen trouwring droeg – daar lette ze altijd op, al zei het op zich niets – en nog eens vijf minuten later wist ze dat hij geen vriendin had.
‘Geen vriendin?’ had Emmy bijna kirrend gevraagd; ze besefte dat ze zich gedroeg als een roofdier dat op de loer lag, maar het kon haar niet schelen. ‘Maar er lopen vast genoeg jonge, knappe meisjes rond in de kibboets.’
Toen Rafi lachte, wist Emmy zonder een spoortje van twijfel dat ze met hem naar bed zou gaan.
En dat was gebeurd, nog diezelfde nacht en de volgende ochtend weer, en de avond erna. Ze hadden het de afgelopen anderhalve dag om precies te zijn zes keer met elkaar gedaan, zo vaak en zo enthousiast dat Emmy met eigen ogen Rafi’s rijbewijs had willen zien.
‘God, het is echt waar: 1978. Ik heb nog nooit een man van boven de eenentwintig ontmoet die zo veel uithoudingsvermogen had als jij,’ had ze die ochtend verzucht.
Hij lachte weer en kuste haar borsten, en kennelijk zat hij er totaal niet mee dat die volkomen plat waren als ze op haar rug lag. ‘Dat is mijn bijzondere talent,’ zei hij, met dat accent dat rechtstreeks uit een film leek te komen.
‘Dat kun je wel zeggen, ja.’ Emmy rekte zich als een jong hondje uit op het dikke donzen dekbed, heerlijk vrij en totaal niet verlegen ondanks hun naaktheid. ‘Zullen we ontbijt op bed bestellen? Ik zit hier op kosten van mijn baas.’
Hij veinsde diepe verontwaardiging en zwaaide vermanend met zijn vinger. ‘Het Dan Hotel is in heel veel opzichten uitstekend... de tapijten, kussens, een prachtig zwembad, ja? Maar het zou misdadig zijn om hier te ontbijten terwijl Yotvata slechts een paar passen verderop is.’
‘Dat weet ik wel, maar voor die paar passen moet ik me eerst douchen en aankleden en me in het openbaar vertonen.’ Emmy stak haar onderlip naar voren en zette grote ogen op in haar meest theatrale, pruilende uitdrukking. ‘Wil je echt opstaan?’
‘Nee, nee. Wacht hier maar.’ Hij sprong uit bed met de energie van iemand die dagelijks in de frisse buitenlucht werkt en verdween in de badkamer.
Emmy hoorde stromend water en was een beetje teleurgesteld dat hij haar niet had gevraagd hem te vergezellen. Ze wilde net de telefoon pakken om roomservice te bestellen, toen Rafi weer opdook.
Hij hield een dikke hotelbadjas voor Emmy open, sloeg die om haar heen, omhelsde haar even en nam haar toen mee naar de badkamer.
‘Alstublieft, madame,’ zei hij met een breed armgebaar. Het bad was tot aan de rand gevuld met dampend water en naar vanille geurend schuim, en op de marmeren rand stonden zes brandende kaarsjes.
Zonder een moment te aarzelen liet Emmy de badjas van haar schouders glijden en stapte in de badkuip. Nadat haar voeten aan het warme water gewend waren, liet ze zich langzaam zakken en ging zitten. Toen ze uiteindelijk haar hele lijf kon onderdompelen, deed ze kreunend van genot haar ogen dicht. ‘O, wat verrukkelijk. Kom lekker bij me zitten.’
‘Nee, nee.’ Hij zwaaide met zijn vinger en bukte om haar zacht op de mond te kussen. ‘Dit is voor jou alleen. Ik ben over een half uur terug met een feestmaal.’ Nog een kus en weg was hij.
Dus genoot ze van het warme water. En weer nieuw warm water. Hij bleef langer weg dan een half uur, maar Emmy vond het niet erg. Nu had ze de tijd om uit bad te komen, zich in te smeren met vanillelotion van het hotel en het mooie nachthemdje aan te trekken dat ze de vorige dag had gekocht in een boetiekje aan Sheinken. Ze kon zich niet heugen wanneer ze voor het laatst iets sexy of zelfs maar enigszins frivools had aangeschaft, maar ze had het niet kunnen laten toen ze het in de etalage zag hangen. De roze, nauwsluitende stof was heerlijk zacht en de geschulpte rand van doorzichtige groene kant langs de halslijn maakte het draagbaar, nonchalant en toch sexy. Wat zou Adriana trots op me zijn, dacht ze glimlachend. Ze had 2008 ingeluid in de armen van een knappe onbekende en had daar een verdomd lekker gevoel aan overgehouden.
Tegen de tijd dat Rafi terugkwam met een paar draagtasjes, was ze wonder boven wonder wel weer aan een nieuwe ronde toe.
‘Kom eens bij me in bed liggen,’ zei ze verleidelijk, en zodra hij de tassen had neergezet, trok ze hem naar zich toe.
‘Emmy, je moet eten,’ zei hij, maar hij zoende haar al terug.
Ze vrijden nog een keer, en ook al waren ze allebei te moe om het helemaal af te maken, het was heerlijk. Rafi stond niet toe dat ze opstond om het eten uit te pakken, dus ging ze languit achterover in de kussens liggen – het bed was veel te zacht, net een hangmat, maar wie was zij om daarover te klagen? – en keek toe hoe hij zorgvuldig salades, brood en yoghurt op hun borden schepte. Hij stalde alles uit op het bed, zette een smoothie van gemengd fruit en een kop koffie op het nachtkastje en gaf Emmy haar bestek, dat in een servet was gerold.
‘Smakelijk,’ zei hij, en hij hield zijn kop koffie naar haar op.
‘B’tayavon,’ antwoordde ze met een brede grijns.
Rafi zette grote ogen op. ‘We zijn al twee hele dagen samen en je hebt me niet verteld dat je Ivriet spreekt!’
‘Omdat dat niet zo is. Ik heb alleen op de zondagsschool gezeten, zoals alle joodse kinderen in Amerika, en de juffrouw was een ontzettend dikke vrouw die ons behalve de gebeden heel veel woorden leerde die met eten te maken hebben.’
‘Welke woorden ken je nog meer?’
‘Hmm, even denken. M’tzi-tzah.’
Rafi moest zo hard lachen dat hij bijna een hap eten uitspuugde. ‘Heb je van je juf op de joodse zondagsschool het woord “pijpen” geleerd?’
‘Nee, dat was het werk van Josh Rosenstein.’ Emmy nam een slokje van haar smoothie. ‘En waar heb jij zo goed Engels geleerd? En kom nou niet aan met dat verhaal van “Amerikanen zijn de enigen die geen vreemde talen spreken”.’
‘Maar dat is wel zo,’ protesteerde Rafi.
‘Natuurlijk, maar ik kan het niet meer horen. Dus vertel op: waar heb je Engels geleerd?’
Hij haalde zijn schouders op en keek een beetje verlegen. ‘Mijn moeder is Amerikaanse. Ze heeft mijn vader leren kennen toen ze in het buitenland studeerde en is hier gebleven. In dat licht bekeken zou ik de taal nog beter moeten spreken, maar ze sprak bijna nooit Engels tegen ons, omdat mijn vader daar weinig van verstond en ze zelf Hebreeuws wilde leren.’
‘Ik vind het knap,’ zei Emmy, die zich plotseling afvroeg waarom ze thuis geen enkele tweetalige vriend of vriendin had.
‘Welnee, je zou mijn zus moeten horen. Die woont nu in Pennsylvania. Engels, Hebreeuws en een Pennsilvaans accent in één...’
Emmy trok het dekbed op terwijl Rafi haar vertelde over zijn familie, waarvan hij de enige was die nog in Israël woonde. Ze probeerde aandachtig te luisteren, maar met ieder woord dat hij sprak raakte ze er meer en meer van overtuigd dat ze hem leuk vond. Hij was natuurlijk niet geschikt als echtgenoot – daar zou ze zich niet meer mee bezighouden – maar hij leek haar echt oké. En samen met dat besef beslopen de oude onzekerheden haar weer. Vond hij haar ook leuk? Zouden ze elkaar in de States nog eens zien? Of zou hij zich straks bedenken en ineens verdwijnen, net als Paul die avond in Parijs?
‘Heel interessant,’ mompelde Emmy. ‘Het klinkt allemaal erg aannemelijk, maar hoe ben je dan de vaste pr-man van Yotvata geworden? Want ik moet zeggen dat je niet echt in het plaatje past.’
‘Ik had Engels als hoofdvak.’
‘Dat zegt genoeg.’
‘En jij?’ vroeg Rafi, terwijl hij een hap van zijn salade met geraspte geitenkaas aan zijn vork prikte.
‘Ik werk voor de overheid.’
Rafi gaf een por in haar ribben, met een gezicht alsof hij wilde zeggen: ‘Echt niet.’
‘Nee, zo interessant is het niet,’ zei Emmy, en ze meende het. Ze had er een hekel aan wanneer mensen haar vroegen haar leven samen te vatten, want veel was er niet te vertellen. ‘Geboren en getogen in New Jersey, in een fijne, nette buitenwijk met goede scholen, voetbal, alles erop en eraan. Mijn vader is gestorven toen ik vijf was, dus hem herinner ik me niet echt, en na die tijd was mijn moeder er nooit helemaal bij met haar hoofd. Ze stond altijd wel voor ons klaar, maar ze wás er niet echt, snap je? Een paar jaar geleden is ze hertrouwd en naar Arizona verhuisd, dus we zien haar niet meer zo vaak. Mijn jongere zus, die nu zwanger is van haar eerste kind, is arts in Miami. Eens kijken, wat nog meer? Ik zat op Cornwell toen ik besloot dat ik kok wilde worden, dus ben ik een culinaire opleiding gaan volgen. Daarna wilde ik toch maar geen kok worden en ben ik met school gestopt. Ontzettend boeiend, nietwaar?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘Leugenaar.’
‘Nou, ik heb wel de indruk dat je een heel leuke baan hebt,’ zei Rafi diplomatiek.
‘Dat is waar. Ik doe dit pas een half jaar, maar tot nu toe bevalt het me ontzettend goed.’
‘Ja, logisch: je reist de hele wereld over, slaapt in mooie hotels en legt het overal aan met vreemde mannen.’
‘Niet waar!’ protesteerde Emmy.
‘Nu ben je zelf een leugenaar.’
‘Niet alle hotels zijn mooi...’
Rafi lachte, een mooie, mannelijke bulderlach, en gaf weer een por in haar ribben. ‘Mij hoor je niet klagen, hoor. Het is me een eer om nummer zeshonderdtwaalf op je lijstje te zijn, of hoe ver je ook bent.’
Maak er maar zes van, dacht Emmy. En als je in aanmerking nam dat Duncan nummer drie was geweest, was zes een verdomd goeie score: sinds het begin van haar Tour de Hoer in juni had ze het aantal mannen dat haar dertig jaar had gekost om te veroveren toch maar mooi verdubbeld. Ze had er even in moeten komen, als het ware, maar George was de perfecte start geweest. En dan die Australiër van vorige week, die nu in Londen woonde en (net als Chelsey, het gehaaide vriendinnetje van prins Harry!) was opgegroeid in Zimbabwe, waar zijn ouders safari’s organiseerden. Hij was heel ruig, een sportief buitenmens, en al was hij niet blond en niet half zo knap, na een paar wodka-tonics zouden er best mensen zijn die vonden dat hij iets weg had van Leo in Blood Diamond. Emmy was slechts een lang weekend in Londen geweest en had een overvolle agenda gehad, maar welke vrouw zou in vredesnaam haar eigen Mick Dundee afslaan? En Rafi was beslist een verrukkelijke toevoeging aan haar lijst. Alle drie de mannen waren heel respectvol geweest, op het eerbiedige af zelfs, en Emmy kon zich niet herinneren zich ooit sexyer of zelfverzekerder gevoeld te hebben. Zolang ze het veilig deed, en dat zat wel goed met de pil én condooms, en ze geen onredelijke verwachtingen had over wat erop zou volgen – over het algemeen helemaal niks – viel er een heleboel te genieten. En daarom zat het haar dwars dat Leigh en Adriana opeens verontwaardigd gingen doen over haar onbezorgde pleziertjes, die ze zelf vol geestdrift hadden aangemoedigd.
Toen ze hun vertelde over de Australiër, hadden ze allebei gelachen en haar avontuurlijke verovering toegejuicht. Leigh had officieel verklaard dat ze niet langer een eendagsvlieg was. Adriana had aangedrongen op de gebruikelijke details over formaat/ standjes/voorkeuren en was ronduit jaloers geweest toen Emmy daar met smaak over vertelde. Haar Tour de Hoer was officieel in volle gang. Emmy had hetzelfde enthousiasme, of misschien nog wel meer, verwacht met betrekking tot Rafi, vooral van Adriana, die haar de vorige dag had gebeld, maar haar vriendin had nogal ingetogen gereageerd.
‘Gelukkig nieuwjaar alvast!’ zei Emmy in haar mobiele telefoon. ‘Hoe is het daar bij je ouders?’
Adriana zuchtte. ‘São Paulo is super en het is leuk om iedereen weer eens te zien, maar een volle week tussen Kerstmis en Nieuwjaar is een beetje veel van het goede.’
‘Maar je vader is vast heel blij dat je er bent, of niet?’
‘Dolblij. Dit is de enige keer per jaar dat hij al zijn kinderen bij elkaar heeft, dus ik moet wel. Het is opzitten en pootjes geven, maar zolang we dat allemaal inzien en braaf glimlachen, is het wel vol te houden.’
Emmy lachte in zichzelf om Adriana’s idee van ‘wel vol te houden’: tropisch warm weer, een enorm, omheind ouderlijk huis met bewaking en meer personeel dan het gemiddelde hotel, en een volle week alleen maar eten, drinken en oude vrienden bezoeken. Ze besloot om over iets anders te beginnen, voordat ze er iets onaardigs uitflapte. ‘Zal ik je eens wat vertellen? Ik heb gisteravond een erg lekkere Israëliër leren kennen – in de bijbelse zin van het woord. We vieren vanavond samen oud en nieuw.’
Adriana floot. ‘Wauw, querida, dat doe je snel. Razendsnel.’
‘Zeg, kom op, alsof jij niet met een soldaat in bed zou duiken!’
‘Natuurlijk wel. Maar Crocodile Dundee was toch pas vorig weekend? Of ben ik nou in de war? Mijn god, Emmy, ik had nooit gedacht dat ik er nog eens moeite mee zou hebben om jouw mannen uit elkaar te houden.’
Hoorde Emmy nou irritatie in Adriana’s stem? Afkeuring? Mocht ze zelfs geloven dat het jaloezie was?
‘Rafi is knap en slim en een schatje. Het was hartstikke leuk.’
‘En joods, niet te vergeten,’ zei Adriana. Emmy kon haar bijna afkeurend met haar wijsvinger zien zwaaien. ‘We weten wat dat betekent... een potentiële echtgenoot.’
Emmy zuchtte theatraal. ‘Leigh en jij riepen een half jaar geleden nog dat ik moest stoppen met de zoektocht naar een echtgenoot en dat ik beslist mijn seksuele repertoire moest uitbreiden. En als ik dat dan doe, begin je zelf over trouwen!’
‘Rustig maar, querida, rustig maar. Natuurlijk gun ik jou je pleziertjes. Maar laten we het nu over iets anders hebben – over mij bijvoorbeeld.’
Emmy lachte en zapte intussen langs de kanalen van de hoteltelevisie, die geluidloos aanstond. ‘Goed. Hoe is het met meneer Baron? Nog altijd even ideaal?’
‘Prima. Hij is aan het filmen in Toronto. Maar ik heb nieuws.’
‘Je gaat me toch niet vertellen...’
‘Nee, we zijn niet verloofd. Maar...’ Ze zweeg even om het effect te vergroten, en Emmy kon haar wel wat doen. ‘Mijn columns worden gepubliceerd in Marie Claire!’
‘Je columns?’ Emmy besefte dat het niet erg positief klonk, maar dit was de eerste keer dat ze iets over columns hoorde.
‘Ja, ongelooflijk, hè? Ik heb een redacteur van Marie Claire ontmoet tijdens een etentje in november waar Toby me mee naartoe had gesleurd, en ik heb haar geleerd hoe je een man aan de haak slaat. Dat werkte prima, mag ik wel zeggen, zo goed dat ze nog steeds iets heeft met degene die ze die avond heeft ontmoet. En nu wil ze mijn adviezen publiceren!’
Emmy kon haar shock nauwelijks verbergen. Adriana columniste? Adriana die betaald kreeg voor verrichte arbeid? Het was bijna niet te bevatten. ‘Adi, gefeliciteerd! Nu kun je je wijsheid overbrengen op een heel nieuwe generatie jonge vrouwen. Wat goed!’
‘En ze hebben het hard nodig. Amerikaanse vrouwen... pfff... maar ik doe mijn best. Zeg, ik moet me gaan omkleden voor het avondeten. Mijn vader heeft de hele buurt uitgenodigd voor oud en nieuw. Wat ga jij straks doen met je Israëliër?’
‘Naar een restaurant in Tel Aviv en daarna, als het aan mij ligt, rechtstreeks terug naar mijn hotelkamer.’
Adriana zuchtte. ‘Het is alsof ik een heel nieuwe Emmy spreek. Hartverwarmend, querida, echt waar. Maar denk erom, pas goed op jezelf. Je hoeft niet meteen met iedere man die je tegenkomt het bed in te duiken.’
‘Hoor ik dat nou goed? Waar slaat dat op? Ik hoef je er toch niet aan te herinneren...’
Adriana onderbrak haar met een zangerig lachje. ‘Ik moet opschieten, querida. Veel plezier vanavond en gelukkig nieuwjaar! Ik spreek je in 2008!’
Emmy hield een raar gevoel aan het gesprek over, een beetje ongemakkelijk, zoals ze vroeger op school had gehad wanneer ze haar vriendinnen lippenstift zag stelen in de supermarkt: niet echt een schuldgevoel, maar nerveus en een beetje beschaamd. Ze deed toch precies wat ze haar hadden opgedragen? Ze probeerde niet om een man te strikken die met haar wilde trouwen – ze had al maanden zelfs geen bruiloftsdroom gehad! – en toch was hun afkeuring voelbaar. Het was niet eerlijk. Zelfs de brave Leigh had vijftien tot achttien mannen gehad voordat ze Russell leerde kennen en daar viel niemand over. En dan Adriana! Goeie god. Die had het zelfs gedaan met de mannen (ja, meervoud) die ze had ontmoet in de taxi op weg naar huis na een feest, mannen die ze nooit eerder had gezien, en dan had ze het lef om geschokt te reageren als Emmy via haar werk een leuke man leerde kennen en ze volkomen nuchter de volwassen beslissing nam om het met hem aan te leggen. Neem het me vooral niet kwalijk, Adi, dacht ze met een geërgerde blik op haar gezicht, dat ik één keer een affaire heb. Seks met drie beschaafde, knappe mannen maakt me nog geen femme fatale.
Maar ze nam zich voor om de herinnering aan de nieuwe preutsheid van haar vriendin uit haar hoofd te zetten, en ze schoof haar bord opzij en kroop dicht tegen Rafi’s gespierde lijf aan.
‘Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan?’ vroeg ze, voordat ze zijn onderarm overlaadde met kusjes. ‘Of kijken we gewoon op de kamer een film?’
Rafi streelde haar haar en bukte om een kus op haar voorhoofd te drukken. ‘Hoe graag ik het ook zou willen, liefje, ik moet gaan.’ Hij wierp een blik op de klok op het nachtkastje. ‘Sterker nog, ik mag wel opschieten.’
‘Ga je weg? Nu?’ Emmy schoot met een ruk overeind en ramde bijna zijn kaak met haar schouder. Zouden ze dan niet de hele middag bij elkaar blijven om te vrijen, samen in bad te gaan en yoghurtsmoothies te drinken? Ze was ervan uitgegaan dat ze nog minstens tot die avond op de hotelkamer zouden blijven, tot ze lukraak wat rondslingerende kleding zouden aantrekken om zich naar een of ander onooglijk tentje te slepen, waar het eten heerlijk was en waar alleen de plaatselijke bevolking kwam. Ze zouden biefstuk met frites eten en goedkope rode wijn drinken, en daarna onvast teruglopen naar het hotel, lachend, hand in hand, en de hele terugweg in elkaars armen vallen. Dan zouden ze moe en voldaan onder de koele lakens kruipen en tien uur aan één stuk slapen en na het ontwaken nog een keer vrijen, waarna hij haar naar het vliegveld zou brengen, haar tranen zou wegkussen en haar plechtig zou beloven haar binnenkort te komen opzoeken in New York. Dan zou ze ook zijn ouders ontmoeten, eigenlijk veel te snel, maar aangezien hij helemaal uit Israël was gekomen en Philadelphia vlakbij was, zou het onzin zijn om niet een avondje bij hen te gaan eten, of misschien samen lunchen ergens op de...
‘Emmy? Liefje, ik heb gisteren al gezegd dat ik vandaag weg moet. Dat weet je toch nog wel?’ Het klonk bezorgd, maar Emmy wist zeker dat ze ook een lichte irritatie in zijn stem bespeurde.
Natuurlijk wist ze nog dat hij had verteld dat hij weg moest, maar daar had ze niets van geloofd.
Ze begroef haar gezicht in zijn hals. ‘Jawel, Rafi, maar dat was... dat was gisteren. Moet je nog steeds weg?’ Ze vond het zelf verschrikkelijk klinken, smekend en een beetje zielig. Ze beweerde voortdurend dat ze niets anders wilde dan ongedwongen plezier, zonder verplichtingen, en nu klampte ze zich vast aan deze bijna-wildvreemde alsof haar leven ervan afhing. Ga er alsjeblieft niet vandoor zoals Paul! smeekte ze in stilte. Alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft.
Hij nam een beetje afstand en wierp haar een vreemde blik toe. ‘Ja, ik moet nog steeds weg,’ waren de woorden die hij gebruikte, maar wat Emmy erin hoorde leek meer op: ‘De afgelopen vierentwintig uur waren leuk, maar ook weer niet zo leuk dat ik mijn plannen ga wijzigen om bij jou te kunnen blijven.’
Een beetje beledigd trok ze het dekbed hoog op en draaide zich van hem af, waarbij ze zich zo veel mogelijk bedekte. Ze voelde zich naakt en kwetsbaar, maar er speelde meer mee: het was heel plotseling gekomen, maar opeens drong het tot haar door dat ze Rafi waarschijnlijk nooit meer zou zien. Wat gaf het als zijn vertrek alleen maar bevestigde dat ze niet méér hadden gehad dan een paar leuke uurtjes samen? Meer wilde ze toch ook niet? Rafi was lief en knap, maar ze kende hem amper en als ze heel eerlijk was, zag ze zichzelf ook niet de rest van haar leven met hem doorbrengen. Waarom maakte ze zich dan zo druk om zijn vertrek terwijl hij dat van tevoren had aangekondigd? Het was heel simpel, zo simpel dat Emmy het vermoeden had dat iedere vrouw op aarde het begreep, ook al snapten de mannen er niks van: hij hoefde niet te blijven, als hij maar wílde blijven. Was dat nou te veel gevraagd? En al zou ze nooit met hem meegaan – eerlijk gezegd kon ze wel wat tijd voor zichzelf gebruiken en ze moest beslist nog een hoop werk inhalen – hij kon toch wel het fatsoen opbrengen om het haar te vrágen? Een eenvoudige uitnodiging om hem te vergezellen, nadat ze zich helemaal aan hem had gegeven? Was dat nou zo onredelijk?
Emmy bezon zich al op een strategie om Rafi een uitnodiging te ontlokken – die ze uiteraard zou afslaan – toen hij uit bed stapte en naar de badkamer liep.
‘Ik ga even douchen!’ riep hij, en hij trok meteen de deur dicht. ‘Je snapt natuurlijk wel dat je van harte welkom bent om me te vergezellen.’
Waarbij vergezellen? Zijn reis naar het zuiden, of de rest van zijn leven, als zijn geliefde wederhelft?
Dit was verschrikkelijk vermoeiend. Als ze zo veel in iemand investeerde, moest hij toch op z’n minst echt haar vriend zijn. Maar dit alles voor een vluchtige verhouding? Ze maakte zichzelf gek. De twijfels schoten door haar hoofd. (Geef nou maar toe dat dit niks voor jou is. Jij bent van nature monogaam. Gedraag je niet als een onvolwassen feestbeest, et cetera.)
Stel je niet zo aan, hield Emmy zichzelf voor, en ze trok resoluut een degelijke katoenen slip en een hooggesloten beha met voorgevormde cups aan, een remedie tegen seks. Daaroverheen een donkerblauw broekpak en een witte overhemdblouse, en toen ze de douche uit hoorde gaan, trok ze haar klassieke loafers aan in plaats van de hoge pumps die ze de afgelopen weken had gedragen. Tegen de tijd dat Rafi terugkwam, in een schone spijkerbroek met een blauw overhemd, zat Emmy kaarsrecht op het bed in haar agenda te bladeren, zo afstandelijk en afwezig als ze maar kon.
Rafi boog zich over haar heen, pakte haar haar bijeen in een paardenstaart en kuste haar in haar nek. Het was een intiem gebaar, iets voor mensen die al heel lang samen zijn, en even was Emmy er blij mee. Totdat Rafi haar haar losliet en na een tamelijk vaderlijk kusje op haar voorhoofd zijn horloge, portefeuille en canvas tas pakte. Binnen een minuutje had hij zijn spullen bij elkaar gepakt, en hij leek er niet mee te zitten dat Emmy heel stil was en helemaal leek op te gaan in haar planning.
‘Ik weet dat je het druk hebt, lieverd, dus maken we er geen dramatisch afscheid van.’ Hij pakte zijn zonnebril van het nachtkastje en zette die in zijn haar.
‘Hmm,’ wist Emmy uit te brengen. Zou hij nou echt zomaar vertrekken?
‘Kom eens hier.’ Hij gaf een kneepje in haar arm om aan te geven dat ze moest opstaan; toen ze dat deed, kwam ze terecht in een omhelzing die zo lauw en passieloos aanvoelde dat het was alsof ze afscheid nam van een opa met wie ze weinig contact had, of met een goed bevriende kapper.
‘Hm-hm,’ mompelde ze nog een keer. Hij hoorde het niet of het interesseerde hem niet.
‘Ik mag je toch wel bellen als ik in Amerika ben?’ Hij lachte brutaal. ‘Als je nee zegt, ga ik je stalken tot je iets met me wilt afspreken. Je bent gewaarschuwd: zo gemakkelijk kom je niet van me af.’
Dat liet hij volgen door een tweede vaderlijke kus en de verplichte omhelzing, waarna hij naar de deur liep. ‘Goede reis morgen. Ik zal aan je denken.’
‘Ja, hetzelfde,’ zei ze automatisch, zonder er iets bij te voelen, en het ontlokte hem een opgeluchte glimlach die alleen maar leek te zeggen: godzijdank ga je dit niet onnodig ingewikkeld maken.
Even later was hij verdwenen. Het kostte Emmy nog een minuut of wat om te beseffen dat hij niet eens haar e-mailadres of telefoonnummer had gevraagd, een gedachte die werd gevolgd door een logische, maar toch zeer pijnlijke conclusie: ze zou hem nooit meer zien... en dat kon hem duidelijk niets schelen.