Slipje is een walgelijk woord

Toen Leighs deurbel die maandagavond om acht uur onverwacht ging, dacht ze niet: Goh, wie zou dat zijn? Ze dacht: Shit. Er zijn vast mensen die blij zouden zijn met onverwacht bezoek dat ‘zomaar even langskwam’ of ‘toevallig in de buurt was’. Kluizenaars, waarschijnlijk. Of van die appeltaart bakkende, gezonde boerentypes die Leigh van tv kende maar die ze nog nooit in het echt was tegengekomen – ja, die vonden het waarschijnlijk prima. Maar dit! Dit was een belediging. De maandagavond was heilig, streng verboden voor de rest van de wereld, haar Avond Zonder Menselijk Contact, waarop Leigh onderuitgezakt in joggingpak al haar opgenomen afleveringen van Project Catwalk kon kijken. En al had het haar heel wat moeite gekost om iedereen af te richten, ze was erin geslaagd haar vriendinnen, familie en haar vriend Russell zover te krijgen dat ze haar die avond met rust lieten. De meiden probeerden al sinds eind jaren negentig niet meer om Leigh bij hun maandagavondplannen te betrekken en Russell, die er in het begin van hun relatie openlijk moeite mee had gehad, hield zijn ergernis nu stilletjes voor zich (en genoot tijdens het footballseizoen van zijn vrijheid op maandagavond, de vaste footballavond); haar moeder worstelde zich door die ene avond per week heen zonder haar te bellen en had zich er na al die jaren eindelijk bij neergelegd dat ze niet vóór dinsdagochtend teruggebeld zou worden, hoe vaak ze het ook probeerde. Zelfs Leighs uitgever wist wel beter dan haar voor de maandagavond leeswerk mee te geven... of, erger nog, haar telefonisch te storen. En juist daarom was het zo onvoorstelbaar dat haar deurbel daarnet was gegaan; onvoorstelbaar en reden tot paniek.

Eerst ging ze ervan uit dat het de huismeester was die een filter kwam verwisselen in de airco, of een van de bezorgers van de Mexicaan om een menufoldertje af te geven, of nog waarschijnlijker iemand die bij de buren moest zijn en bij de verkeerde deur had aangebeld. Ze zette met de afstandsbediening het geluid van de tv uit en verroerde zich niet. Met scheefgehouden hoofd, als een labrador, spitste ze haar oren op tekenen dat de indringer was vertrokken, maar het enige wat ze hoorde was het doffe, aanhoudende gebonk van boven. Ze was erg ‘geluidsgevoelig’, zoals haar vorige psychiater het had genoemd (andere mensen in haar omgeving spraken van ‘knetterneurotisch’), en daarom had Leigh uiteraard voordat ze het koopcontract tekende en al haar spaargeld in het appartement stak uitgebreid navraag gedaan naar de bovenburen. Deze flat mocht dan de beste woonruimte zijn die ze in anderhalf jaar zoeken was tegengekomen, ze wilde geen enkel risico nemen.

Leigh had eerst bij Adriana geïnformeerd naar de vrouw die boven in appartement 17D woonde, maar haar vriendin had alleen maar haar volle lippen getuit en haar schouders opgehaald. Ook al woonde Adriana bijna twintig jaar (sinds de dag dat haar ouders vanuit São Paulo naar New York waren verhuisd) in het penthouse, dat een hele verdieping in beslag nam, ze had inmiddels die typisch New Yorkse houding aangenomen ten opzichte van haar buren: ik-doe-net-of-ik-jullie-niet-hoor-of-zie-als-jullie-bij-mij-hetzelfde-doen. En dus had Leigh, op een stormachtige zaterdag in december, vlak voor Kerstmis, de portier van het gebouw twintig dollar in de hand gedrukt, à la James Bond, en was ze in de lobby gaan zitten, zogenaamd lezend in een manuscript. Nadat ze drie uur lang steeds dezelfde anekdote had gelezen, had de portier luid gekucht en haar over zijn leesbril heen veelzeggend aangekeken. Toen ze opkeek, voelde Leigh onmiddellijk een enorme opluchting. Voor haar neus stond een dikke vrouw in een stippeltjespeignoir een catalogus uit haar onafgesloten brievenbus te vissen. Minstens tachtig, dacht Leigh met een zucht van opluchting; ze hoefde dus niet bang te zijn voor tikkende naaldhakken op de hardhouten vloer, nachtelijke feestjes of een eindeloze stoet luidruchtige bezoekers.

Meteen de volgende dag had ze een cheque uitgeschreven voor de aanbetaling, en twee maanden daarna was ze enthousiast in haar onberispelijke droomappartementje getrokken. Het had één slaapkamer. Een gerenoveerde keuken. En een heel groot bad. Prachtig uitzicht op de noordelijke kant van het Empire State Building. Het mocht dan een van de kleinere appartementen – oké, het allerkleinste – in het gebouw zijn, Leigh had meteen het gevoel gehad dat het voor haar bestemd was, al vanaf het moment dat Adriana had geklaagd dat de enige aantrekkelijke man in het hele gebouw ging verhuizen voordat zij de kans had gekregen hem te versieren. De aantrekkelijke man was door zijn werkgever Credit Suisse overgeplaatst naar Londen en had, popelend om zonder veel gedoe te vertrekken en gesteund door een enorme verhuisbonus, Leighs eerste, lage bod geaccepteerd. Het was een droomflat: klein maar prachtig, pure mazzel, in een appartementengebouw waarvan ze nooit had durven dromen dat ze het zou kunnen betalen, iedere schandalig dure vierkante meter betaald van haar zuurverdiende en zuinig gespaarde eigen geld.

Hoe had ze ooit kunnen voorzien dat die onschuldig ogende bovenbuurvrouw verknocht zou zijn aan houten orthopedische klompen? Leigh kon zichzelf wel voor haar kop slaan dat ze zo amateuristisch was geweest om te denken dat hoge hakken het enige potentiële geluidsrisico vormden. Voordat ze haar buurvrouw op de gewraakte klompen had zien lopen – op haar zoveelste tochtje naar de brievenbus – had Leigh uiteraard een uitgebreide verklaring verzonnen voor het niet-aflatende lawaai van boven. Ze had bedacht dat de vrouw vast en zeker uit Nederland kwam (iedereen wist dat Nederlanders klompen droegen) en dat ze waarschijnlijk aan het hoofd stond van een groot, trots Nederlands gezin en ze voortdurend bezoek kreeg van ontelbare kinderen, kleinkinderen, neefjes, nichtjes en kennissen die om goede raad kwamen vragen... vrijwel zeker ook allemaal op klompen. Nu wist ze (nadat ze in de lobby quasi-belangstellend had geïnformeerd toen haar bovenbuurvrouw een keer in het gips zat) dat het mens aan allerlei walgelijk klinkende voetaandoeningen leed, onder andere voetzoolontsteking, ingegroeide teennagels, neuromen en eksterogen. Leigh had zo begripvol mogelijk met haar tong geklakt en was toen naar boven gehold om de huisregels door te nemen. En jawel: flateigenaren waren verplicht minimaal tachtig procent van hun hardhouten vloer te bedekken met tapijt – maar ze besefte dat ze daar weinig mee opschoot, aangezien ze op de volgende bladzijde las dat haar bovenbuurvrouw voorzitter was van de vereniging van ­eigenaren.

Bijna vier maanden lang hoorde ze dat klompgekletter nu dag en nacht aan, en ze had er misschien om kunnen lachen als het iemand anders was overkomen. Haar zenuwen leken rechtstreeks aangesloten op het volume en de frequentie van het gestamp, iets waarvan ze zichzelf voortdurend voorhield dat het onzin was, en misschien zelfs een tikkeltje paranoïde, maar het was nu eenmaal niet anders. Het aanhoudende bonk-bonk-bonk ging net over in bonkebonk-bonk-bonkebonk-bonk toen Leighs hart hetzelfde ritme ging volgen. Ze deed haar best om rustig te ademen, maar de lucht kwam haperend en raspend naar buiten, met tussendoor hapgeluidjes die maakten dat ze zich net een guppy voelde. Toen ze in de spiegel tegen de kastdeur in de hal naar haar bleke gelaatskleur stond te kijken (die ze op goede dagen ‘etherisch’ en op slechte dagen ‘ziekelijk’ vond), verscheen er een dun laagje transpiratievocht op haar voorhoofd.

Dat leek de laatste tijd steeds vaker te gebeuren, die combinatie van zweten en zwaar ademen – en niet alleen wanneer ze hout-op-houtgedreun hoorde. Soms ontwaakte Leigh uit zo’n vaste slaap dat het bijna pijn deed, om tot de ontdekking te komen dat ze hartkloppingen had en haar bed doorweekt was. Vorige week had ze halverwege een shavasna die verder heerlijk ontspannend was geweest – al had de instructeur het nodig gevonden om een a-capellaversie van ‘Amazing Grace’ te draaien – bij iedere afgemeten ademteug een scherpe pijn in haar borst gevoeld. En vanmorgen nog, bij het zien van de vloedgolf aan forenzen die in de metro gepropt had gezeten – ze moest van zichzelf met de metro, ook al had ze er gruwelijk de pest aan – was Leighs keel dichtgesnoerd en haar polsslag versneld. Er leken maar twee plausibele verklaringen voor te zijn, en al kon ze soms een beetje een hypochonder zijn, zelfs Leigh geloofde niet dat de kans groot was dat ze een hartaanval zou krijgen: dit was een paniekaanval, overduidelijk.

In een weinig effectieve poging om de paniek die haar ­lichaam in haar greep had af te weren, drukte ze haar vingertoppen tegen haar slapen en rekte haar hals van links naar rechts, wat geen van beide ook maar enig effect had. Het voelde alsof haar longen op slechts tien procent van hun capaciteit werkten, en net toen ze zich afvroeg wie haar lijk zou vinden – en wanneer – hoorde ze zacht, onderdrukt gesnik en ging haar deurbel opnieuw.

Ze sloop op haar tenen naar de deur en gluurde door de deurspion, maar ze zag niets dan een lege gang. Hier trap ik niet in, dacht ze, en ze deed niet langer haar best om zich stil te houden en belde de portier. Zo werden mensen nou beroofd en verkracht in New York: door een slimme crimineel die hen met een truc zo ver kreeg dat ze hun deur opendeden. Het maakte niet uit dat dit gebouw bijna net zo zwaar beveiligd was als dat van de VN, of dat ze in die acht jaar dat ze in de stad woonde nog nooit iemand had ontmoet die slachtoffer was geworden van zelfs maar een zakkenroller, of dat de kans dat een psychopathische moordenaar uitgerekend háár appartement zou uitkiezen van de ruim tweehonderd in het gebouw wel erg klein was... Zo begon het allemaal.

Na vier keer oneindig lang rinkelen werd de telefoon van de portier opgenomen.

‘Gerard, met Leigh Eisner van 16D. Er staat iemand voor mijn deur. Ik denk dat hij probeert in te breken. Kun je meteen naar boven komen? Of moet ik het alarmnummer bellen?’ De woorden rolden naar buiten terwijl Leigh door het halletje ijsbeerde en Nicorette-kauwgumpjes in haar mond propte.

‘Mevrouw Eisner, natuurlijk stuur ik meteen iemand als u dat wilt, maar kan het niet zo zijn dat u mevrouw Solomon voor een inbreker aanziet? Ze is een paar minuten geleden gearriveerd en meteen doorgelopen naar boven... met mijn toestemming, aangezien ze op uw lijst van vaste bezoekers staat.’

‘Is Emmy hier?’ vroeg Leigh. Ze vergat haar naderende dood door een toeval of moord en trok de deur open. Emmy zat op de grond heen en weer te wiegen, met haar knieën opgetrokken tegen haar borst en haar gezicht nat van de tranen.

‘Mevrouw Eisner? Kan ik verder nog iets voor u doen? Zal ik toch maar...’

‘Bedankt voor je hulp, Gerard. Het is al goed.’ Leigh klapte haar telefoon dicht en stopte hem in de kangoeroebuidel van haar sweatshirt. Zonder erbij na te denken liet ze zich op haar knieën zakken en sloeg haar armen om Emmy heen.

‘Schat, wat is er?’ vroeg ze sussend, en ze streek Emmy’s haar, dat nat was van de tranen, uit haar gezicht en hield het bijeen in een staartje. ‘Wat is er gebeurd?’

De bezorgdheid leverde een nieuwe tranenvloed op; binnen een paar tellen snikte Emmy zo hard dat haar tengere lijfje ervan schokte. Leigh nam de mogelijke oorzaken van haar verdriet door en kwam niet verder dan drie: een sterfgeval in de familie, een naderend sterfgeval in de familie of problemen met een man.

‘Lieverd, is er iets met je ouders? Is er iets met hen gebeurd? Of met Izzie?’

Emmy schudde haar hoofd. ‘Het is uit,’ zei ze huilend, met haperende stem. ‘Het is definitief uit.’

Die mededeling had Emmy al zeker acht keer gedaan in de vijf jaar dat ze een relatie had met Duncan, maar op de een of andere manier klonk het nu anders.

‘Lieverd, ik weet zeker dat het...’

‘Hij heeft een ander.’

‘Wát zeg je?’ Leigh liet haar armen zakken en leunde naar achteren op haar hurken.

‘Sorry, ik moet het anders formuleren: ik heb een ander voor hem betaald.’

‘Waar heb je het in godsnaam over?’

‘Weet je nog dat ik hem voor zijn eenendertigste verjaardag het lidmaatschap van de sportschool cadeau gegeven heb omdat hij zo graag aan zijn conditie wilde werken? Maar hij ging nooit – niet één keer in twee jaar, verdomme – omdat het volgens hem “geen efficiënte tijdsbesteding” was om daar op de loopband te gaan staan. Dus in plaats van dat stomme lidmaatschap op te zeggen en het hele verhaal uit mijn hoofd te zetten, moest ik, stomkop die ik ben, zo nodig een reeks sessies met een personal trainer voor hem boeken, zodat hij geen seconde van zijn kostbare tijd hoefde te verdoen tussen het gewone volk.’

‘Ik geloof dat ik het al zie aankomen.’

‘Wat dan? Denk je dat hij haar heeft geneukt?’ Emmy lachte vreugdeloos. Soms keken mensen ervan op dat Emmy zo grof in de mond kon zijn – per slot van rekening was ze maar een meter drieënvijftig en zag ze eruit als een tiener – maar Leigh hoorde het amper. ‘Dat dacht ik ook, maar het kan nog erger.’

‘Het klinkt anders erg genoeg, schat.’ Leigh ging ervan uit dat sympathie en steun nu de beste opties waren, maar Emmy klonk niet alsof ze zich getroost voelde.

‘Nu vraag je je natuurlijk af hoe het nog erger zou kunnen, hè? Hij heeft haar niet gewoon geneukt – daar zou ik nog wel mee kunnen leven. Neeee, zo is Duncan niet. Hij is “verliefd” op haar geworden.’ Emmy vormde met haar wijs- en middelvingers aanhalingstekens in de lucht en sloeg haar bloeddoorlopen ogen ten hemel. ‘Hij “wacht” op haar – ik citeer dit letterlijk – tot ze “eraan toe is”. Ze is godverdomme nog MAAGD. Ik heb vijf jaar lang zijn overspel en leugens gepikt, en die kinky, verknipte seks van hem, en dan WORDT HIJ VERLIEFD OP EEN MAAGDELIJKE TRAINER VAN DE SPORTSCHOOL DIE IK HEB INGEHUURD EN BETAALD! Verlíéfd! Leigh, wat moet ik nou?’

Leigh, blij dat ze eindelijk iets concreets kon doen, pakte Emmy bij haar arm en hielp haar overeind. ‘Ga mee naar binnen, lieverd. Ik zet thee voor ons en dan kun je me vertellen wat er precies is gebeurd.’

Emmy snifte. ‘O god, dat was ik helemaal vergeten... het is maandag. Ik wil je niet storen. Ik red me wel...’

‘Doe niet zo idioot, ik was toch niks bijzonders aan het doen,’ loog Leigh. ‘Kom onmiddellijk binnen.’

Leigh nam haar mee naar de bank, klopte op de dikke armleuning om aan te geven waar Emmy haar hoofd moest neerleggen en dook achter het tussenwandje dat de huiskamer scheidde van de keuken. Met het gespikkelde granieten aanrechtblad en de nieuwe roestvrijstalen apparatuur was de keuken Leighs favoriete ruimte in het appartement. Al haar potten en pannen hingen aan haken onder de kastjes, op volgorde van grootte, en haar keukengerei en kruiden waren obsessief netjes geordend in bij elkaar passende glazen en roestvrijstalen potjes. Kruimels, vlekken, lege verpakkingen, vuile vaat – allemaal afwezig. De koelkast zag eruit alsof hij gestofzuigd was en het aanrecht was volkomen smetteloos. Als een vertrek de verpersoonlijking kon zijn van de neurotische aard van de eigenaar, hadden Leigh en haar keuken een eeneiige tweeling kunnen zijn.

Ze vulde de fluitketel (vorige week nog gekocht in de uitverkoop bij Bloomingdale’s, want wie zegt dat je alleen recht hebt op huishoudelijke spullen als je een huwelijksreceptie geeft?), legde kaas en volkorentoastjes op een dienblad en keek door het raam naar de huiskamer om zich ervan te verzekeren dat Emmy het zich gemakkelijk had gemaakt. Toen ze haar plat op haar rug zag liggen, met één arm over haar ogen geslagen, pakte Leigh haar mobiele telefoon en scrolde naar Adriana’s naam in het adressenboek. Ze toetste in:

SOS! Uit tussen E & D. Kom z.s.m. hierheen.

‘Heb je een Advil voor me?’ riep Emmy vanaf de bank. En toen, wat zachter: ‘Duncan had altijd Advil bij zich.’

Leigh deed haar mond al open om te zeggen dat Duncan wel meer bij zich had – een visitekaartje van zijn favoriete escort­bureau, een fotootje van hemzelf als kind en zo nu en dan een paar genitale wratten die hij ‘gewoon pukkeltjes’ noemde – maar ze hield zich in. Behalve dat Emmy het al moeilijk genoeg had, zou het ook hypocriet zijn: in tegenstelling tot wat iedereen dacht, was Leighs eigen relatie ook niet bepaald volmaakt. Maar ze zette de gedachte aan Russell uit haar hoofd.

‘Ja hoor, ik pak er zo een voor je,’ zei ze, en ze draaide het gas onder de fluitende ketel uit. ‘De thee is klaar.’

De meiden hadden net een slokje genomen toen de bel ging. Emmy keek Leigh aan, die alleen maar zei: ‘Adriana.’

‘Hij is open!’ riep ze in de richting van de deur, maar dat had Adriana al ontdekt. Ze stormde de huiskamer in en ging daar het tafereel staan bekijken.

‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg ze streng. Adriana’s licht Braziliaanse accent, dat op rustige momenten nauwelijks hoorbaar was, sexy en zangerig, maakte haar vrijwel onverstaanbaar als ze, in haar eigen woorden, ergens ‘hartstochtelijk’ haar mening over gaf. Wat bijna altijd het geval was. ‘Waar is de drank?’

Leigh gebaarde naar de keuken. ‘Het water is nog heet. In het kastje boven de magnetron staan de verschillende smaken...’

‘Geen thee!’ krijste Adriana, en ze wees naar Emmy. ‘Zie je niet hoe ongelukkig ze is? We hebben dránk nodig! Ik ga caipirinha’s maken.’

‘Ik heb geen verse munt in huis. Of limoenen. Ik weet niet eens of ik wel de juiste drank heb,’ zei Leigh.

‘Ik heb alles meegebracht.’ Adriana hield grijnzend een grote papieren zak omhoog.

Leigh vond Adriana’s rechtstreekse aanpak vaak irritant en soms een beetje overdonderend, maar vanavond was ze haar dankbaar dat ze het heft in handen nam. Ze kende Adriana’s glimlach nu al bijna twaalf jaar, maar nog steeds kon ze er zwaar van onder de indruk raken en er een beetje onrustig van worden. Hoe kan iemand zo mooi zijn? vroeg ze zich voor de honderdduizendste keer af. Welke hogere macht heeft die perfecte combinatie van genen geregeld? Wie heeft er besloten dat één vrouw zo’n gladde, zuivere huid verdient? Het was verschrikkelijk oneerlijk.

Een paar minuten later waren de drankjes gemixt en uitgedeeld en hadden ze hun plekje ingenomen; Emmy en Adriana languit op de bank, Leigh in kleermakerszit op de grond.

‘En vertel nu maar eens wat er is gebeurd,’ zei Leigh, en ze legde een hand op Emmy’s enkel. ‘Neem er de tijd voor, we willen alles weten.’

Emmy zuchtte, en voor het eerst sinds haar komst leek ze tijdelijk uitgehuild. ‘Er valt weinig over te vertellen. Ze is hartstikke knap – misselijkmakend knap. En jong. Heel, heel jong.’

‘Wat is heel, heel jong?’ vroeg Leigh.

‘Drieëntwintig.’

‘Dat valt toch wel mee?’

‘Ze heeft een MySpace-profiel,’ zei Emmy.

Leigh trok een gezicht.

‘En ze staat op Facebook.’

‘Oei,’ mompelde Adriana.

‘Ja, zeg dat wel. Haar lievelingskleur is lavendelblauw, haar lievelingsboek Het South Beach-dieet en ze is dól op koekjesdeeg, kampvuur en tekenfilms. O, en als ze geen negen uur slaap per nacht krijgt, wordt ze heel, heel chagrijnig.’

‘En verder?’ vroeg Leigh, al was het plaatje haar nu wel duidelijk.

‘Wat wil je nog meer weten?’

Adriana begon het vragenrondje. ‘Naam?’

‘Brianna Sheldon.’

‘Opleiding?’

SMU-communicatie, lid van de studentenvereniging.’ Dat laatste sprak Emmy uit in een vlekkeloze imitatie van een corpsmeisje.

‘Waarvandaan?’

‘Geboren in Richmond, opgegroeid in een buitenwijk van Charleston.’

‘Muziek?’

‘Moet je dat nog vragen? Kenny Chesney.’

‘Deed ze op school aan sport?’

‘Ja, ze was... Laten we het in koor zeggen,’ zei Emmy.

‘Cheerleader!’ vulden Adriana en Leigh samen in.

‘Juist.’ Emmy zuchtte, maar toen glimlachte ze even. ‘Ik heb foto’s gevonden op de website van de huwelijksfotograaf van haar zus. Zelfs in zeegroene tafzijde ziet ze er nog goed uit. Ik word er beroerd van.’

Ze moesten alle drie lachen; dit was een oude traditie onder de vriendinnen. Als je leven in puin lag en je vriend plotseling opdook op weddingchannel.com, bood niets zo veel troost als het afkraken van zijn nieuwe vriendin. Zo waren ze destijds vriendinnen geworden. Leigh en Emmy hadden elkaar leren kennen bij Astronomie voor beginners, een vak dat ze allebei hadden gekozen om voldoende studiepunten binnen te halen voor de gevreesde exacte vakken. Ze hadden zich beiden te laat gerealiseerd dat astronomie een agressieve combinatie was van scheikunde, kansberekening en natuurkunde – in plaats van een gelegenheid om de sterrenbeelden te bestuderen en lekker naar de sterrenhemel te kijken, zoals ze hadden gehoopt. Als de twee slechtste, laagst scorende studenten in het labgroepje hadden ze van hun docent – die voor de gelegenheid zijn best had gedaan om genoeg verstaanbare woorden aan elkaar te rijgen – te horen gekregen dat ze het examen niet zouden halen als hun resultaten niet verbeterden, wat voor Leigh en Emmy aanleiding was geweest om drie keer per week samen te komen in de studieruimte van Emmy’s studentenflat, een glazen hok met tl-verlichting tussen de keuken en de badkamer. Net toen ze zich op hun aantekeningen wilden storten voor de tussentijdse toets, hadden ze gebons gehoord, gevolgd door zeer vrouwelijk gegil. Emmy en Leigh keken elkaar aan en moesten lachen toen ze de woedende kreten verderop in de gang hoorden, waarschijnlijk de zoveelste ruzie tussen een diep beledigde bewoonster en de dronken jongen die haar de volgende dag niet had gebeld. Maar toen nam het geschreeuw een nieuwe wending, en binnen een paar tellen waren Emmy en Leigh er getuige van hoe een bloedmooie blondine met een sexy accent een scheldkanonnade ­onderging van een hysterische, aanzienlijk minder knappe blondine met een vuurrood hoofd, pal voor de deur van de studieruimte.

‘Hoe heb ik ooit op jou kunnen stemmen!’ riep het meisje met het rode gezicht. ‘Ik heb je nota bene verdedigd ten overstaan van de hele vereniging, en is dit je manier om me te bedanken? Door met mijn vriend naar bed te gaan?’

De schoonheid met het accent zuchtte. Toen ze antwoord gaf, was dat zachtjes en gelaten. ‘Annie, ik heb al gezegd dat het me spijt. Als ik had geweten dat hij jouw vriend was, zou ik het nooit gedaan hebben.’

Dat bracht de krijsende vrouw niet tot bedaren. ‘Hoezo wist je het niet? We kennen elkaar al maanden!’

‘Ik wist het niet omdat hij míj gisteravond aanklampte, met míj flirtte, míj steeds drankjes aanbood en míj meevroeg naar het gala van zijn studentenvereniging. Het spijt me dat het niet bij me opgekomen is dat hij misschien een vriendin had. Als ik het had geweten, had ik geen interesse gehad, dat verzeker ik je.’ Het meisje stak in een verzoenend, verontschuldigend gebaar haar hand uit. ‘Zand erover, oké?’

‘Zand erover?’ beet de ander haar toe, bijna grommend, met opeengeklemde kaken. ‘Je bent gewoon een domme hoer die het met ouderejaars doet omdat je denkt dat ze je leuk vinden. Blijf uit mijn buurt, en uit zijn buurt, met dat stomme slettengedrag van je. Begrepen?’ Ze was harder gaan praten; tegen de tijd dat ze vroeg of Adriana het begrepen had, stond ze weer te schreeuwen.

Emmy en Leigh zagen hoe Adriana het meisje een hele tijd aankeek, kennelijk een reactie afwegend, die uiteindelijk voor zich besloot te houden, en zei: ‘Luid en duidelijk.’ De kwade blondine draaide zich onmiddellijk op één Puma om en stoof weg. Adriana stond zichzelf nu een lachje toe, waarna ze zag dat Emmy en Leigh zaten te kijken vanuit de studieruimte.

‘Hebben jullie ons gezien?’ vroeg ze, terwijl ze in de deuropening kwam staan.

Emmy kuchte en Leigh knikte blozend. ‘Ze was behoorlijk pissig.’

Adriana lachte. ‘Zoals ze zo vriendelijk duidelijk maakte, ben ik maar een domme hoer. Hoe moet ik dan weten wie het met wie doet? Vooral omdat de jongen in kwestie me de hele avond heeft lopen vertellen hoe heerlijk het was om weer single te zijn na vier maanden vaste verkering. Had ik hem soms aan een leugendetector moeten zetten?’

Leigh leunde achterover in haar stoel en nam een slok van haar cola light. ‘Misschien moet je voortaan een lijst bij je dragen van alle studentes en hun telefoonnummer. Als je dan ­iemand ontmoet, kun je ze een voor een bellen om je ervan te verzekeren dat ze hem niet kunnen claimen.’

Adriana grijnsde breed. Leigh vond haar meteen leuk, en ze begreep waarom de jongen van gisteravond in haar aanwezigheid het bestaan van zijn vriendin compleet vergeten was. ‘Ik ben Adriana,’ zei ze, en ze zwaaide eerst even naar Leigh en toen naar Emmy. ‘Ook bekend als de grootste hoer van het studiejaar 1995, kennelijk.’

Leigh stelde zich voor. ‘Hoi, ik ben Leigh. Ik was van plan om volgend semester lid te worden van de studentenvereniging, maar dankzij jouw “vriendin” heb ik me bedacht. Bedankt voor die informatieve les.’

Emmy maakte een ezelsoor in haar aantekenboek en lachte naar Adriana. ‘Ik ben Emmy, maar velen kennen me als “de laatste maagd van studiejaar 1995”, mocht je dat nog niet gehoord hebben. Leuk om je te leren kennen.’

Die avond zaten ze drie uur te kletsen, en na afloop hadden ze een plan opgesteld voor de komende weken: Adriana zou weggaan bij de studentenvereniging, waarvan ze onder druk van haar moeder lid was geworden, Leigh zou haar aanvraag om in het voorjaar lid te worden intrekken, en Emmy zou zich laten ontmaagden zodra ze een geschikte kandidaat had gevonden.

In de twaalf jaar sinds die avond hadden de meiden amper een adempauze genomen.

‘En op haar Friendster-pagina – die ik heb gelezen met gebruikmaking van Duncans wachtwoord, uiteraard – zag ik dat ze droomt van twee zoontjes en een dochtertje en dat ze vroeg kinderen wil. Schattig, nietwaar? En kennelijk heeft Duncan daar geen moeite mee.’

Leigh en Adriana wisselden een blik en keken toen allebei naar Emmy, die helemaal opging in haar poging de nagelriem van haar duim te verwijderen met de nagel van de andere duim, overduidelijk omdat ze anders in tranen zou uitbarsten.

Dat was het dus. De jeugdige leeftijd van Duncans nieuwe vriendin mocht dan bloedirritant zijn, net als het feit dat ze cheerleader was geweest en een schattige naam had, maar dat alles was niet ondraaglijk; dat ook zij dolgraag zo snel mogelijk moeder wilde worden, dat deed pas echt de deur dicht. Al zo lang ze zich konden herinneren was Emmy heel uitgesproken geweest in haar verlangen naar kinderen. Obsessief. Ze vertelde iedereen die het wilde horen dat ze een groot gezin wilde, en wel zo snel mogelijk. Vier, vijf, zes kinderen – jongens, meisjes, van elk een heel stel; het maakte Emmy niet uit, als het maar zou gebeuren... en snel. En al wist Duncan beter dan wie dan ook hoe graag Emmy moeder wilde worden, hij was erin geslaagd ieder serieus gesprek over dat onderwerp uit de weg te gaan. De eerste twee jaar van hun relatie had Emmy haar grote wens voor zich gehouden. Ze waren per slot van rekening pas vijfentwintig, en zelfs zij besefte dat er nog tijd genoeg voor was. Maar naarmate hun jaren samen voorbij leken te vliegen en Emmy meer ging aandringen, was Duncan alleen maar terughoudender geworden. Zo nu en dan deed hij uitspraken als ‘Statistisch gezien bestaat de kans dat ik op een dag kinderen zal hebben,’ en dan ­negeerde Emmy zijn gebrek aan enthousiasme en het veelzeggende ‘ik’, om zich alleen maar te richten op het magische woord ‘kinderen’. Dat toverwoord, hoe vaag de context ook mocht zijn, maakte dat Emmy alles van Duncan pikte: dat hij steevast laat thuiskwam, vaak moest ‘overwerken’ en zelfs een keer – waarom had ze dat laten gebeuren? – op onverklaarbare wijze chlamydia had opgelopen. Hij had per slot van rekening gezegd dat hij de vader van haar toekomstige kinderen zou worden.

Adriana was nu de eerste die de stilte verbrak, met datgene wat ze altijd deed als ze zich slecht op haar gemak voelde: over een ander onderwerp beginnen.

‘Leigh, querida, het is buiten bijna dertig graden. Waarom loop je erbij alsof het hartje winter is?’

Leigh keek naar haar dikke fleecebroek en bijpassend sweat­shirt en haalde haar schouders op.

‘Voel je je niet lekker? Heb je het koud?’

‘Weet ik veel, ik lag gewoon lekker op de bank. Wat maakt het uit?’

‘Ik zeg niet dat het erg is, ik vind het gewoon gek dat iemand die zo... temperatuurbewust is niet smelt in die kleren.’

Leigh wilde niet toegeven dat ze het inderdaad warm had – te warm – maar dat er verzachtende omstandigheden waren. Adriana mocht er dan zelf naar geïnformeerd hebben, ze zou beslist niet willen horen dat Leigh zich helemaal bedekte met kleding omdat ze het vreselijk vond als haar armen of benen aan de leren bank bleven plakken. Dat ze natuurlijk liever in boxershort en een topje rondliep, maar dat dat onmogelijk was vanwege het plakgevaar van huid-op-leer – om maar te zwijgen van de geluiden die dat opleverde als ze ging verzitten. Leigh wist dat ze haar voor gek zouden verklaren als ze zou uitleggen dat al haar dunne pyjama’s met lange broek (en zelfs al haar yogabroeken) in de was zaten, omdat ze die het liefst zonder ondergoed droeg en ze dus al na één keer gewassen moesten worden. Ze droeg haar fleecepak nu dus alleen maar omdat ze niets anders in de kast had liggen dat haar beschermde tegen de gevreesde leren bank, waarvan haar moeder en Emmy destijds hadden volgehouden dat het de juiste keuze was, ook al had Leigh liever een modernere stoffen bank gehad, die haar niet het gevoel gaf dat ze in een vat rubbercement zat. En wat nog erger was: binnen een paar (zes) korte maanden was het alweer winter en dan zou ze zich moeten aankleden als een eskimo, hoe bloedheet ze haar appartement ook stookte, omdat de bank ’s winters ijskoud aanvoelde op haar blote huid, in plaats van lekker warm zoals het exemplaar van alcantara dat iedereen haar had afgeraden. Nee, ze kon beter haar mond houden.

‘Hmm,’ mompelde Leigh, in de hoop op die manier het gesprek te kunnen afronden. ‘Ik denk dat er wel een nieuw rondje drank mag komen.’

De tweede caipirinha gleed gemakkelijker naar binnen dan de eerste; zelfs zo gemakkelijk dat het toegenomen gebons van de bovenbuurvrouw Leigh niet meer zo... uit haar evenwicht bracht. Het was nu tijd om haar vriendin te steunen.

‘Noem eens een top drie van Duncans vervelende kanten waar ons cheerleadertje niet zo blij mee zal zijn,’ zei Leigh, en ze drukte haar voetzolen tegen elkaar en duwde haar knieën tegen de grond tot ze haar dijen voelde branden.

‘Ja, ja, goed idee.’ Adriana knikte.

Een van Emmy’s natuurlijk bruine lokken – ze was de enige van de drie, en misschien wel de enige vrouw in heel Manhattan, die haar haar nooit had geverfd of gepermanent, nooit highlights had gehad of een steiltang had gebruikt, en zelfs nog geen drupje citroensap op haar schouderlange haar had gespoten – raakte los uit haar paardenstaart en bedekte de helft van haar pony en haar volledige linkeroog. Leigh wilde de lok achter Emmy’s oor strijken, maar ze hield zich in. In plaats daarvan stopte ze nog een Nicorette in haar mond.

Emmy keek op. ‘Hoezo?’

‘Wat voor slechte eigenschappen heeft hij? Vieze gewoontes? Afknappers?’ vroeg Leigh.

Adriana stak geërgerd haar handen op. ‘Kom op, nou, Emmy! Noem eens wat. Kuren, eigenaardigheden, obsessies, verslavingen, geheimen... dat is een lekker gevoel, hoor. Vertel ons maar eens wat er mis was met hem.’

Emmy snufte. ‘Er was niks...’

‘Waag het niet om te beweren dat er niets mis was met hem,’ viel Leigh haar in de rede. ‘Ik geef toe dat Duncan heel...’ – hier zweeg Leigh even, want ze had het liefst ‘manipulatief’ of ‘onbetrouwbaar’ of ‘overspelig’ gezegd, maar ze slikte het net op tijd in – ‘charmant was, maar er moet toch iets zijn waarover je ons nooit hebt verteld. Geheime informatie die ervoor zou kunnen zorgen dat onze kleine Brianna haar cheerleaderspulletjes meteen aan de wilgen zou hangen.’

‘Was hij bijvoorbeeld overdreven narcistisch?’ hielp Adriana haar een handje.

Leigh haakte er meteen op in. ‘Erectiestoornissen?’

‘Gokverslaving?’

‘Huilde hij meer dan jij?’

‘Werd hij vervelend als hij dronken was?’

‘Een moederskindje?’

‘Denk goed na, Emmy,’ drong Leigh aan.

‘Er is wel iets wat ik altijd een beetje vreemd heb gevonden...’ zei Emmy.

De vriendinnen keken haar gretig aan.

‘Niet dat het veel voorstelt. Hij deed het niet tijdens het vrijen of zo,’ voegde ze er snel aan toe.

‘Het wordt opeens een stuk interessanter,’ zei Adriana.

‘Voor de draad ermee, Emmy,’ drong Leigh aan.

‘Hij, eh...’ Ze kuchte en schraapte haar keel. ‘We hebben het er nooit over gehad, maar eh... soms droeg hij mijn slipjes naar zijn werk.’

Die onthulling was genoeg om twee mensen die zichzelf als beroepsprater beschouwden het zwijgen op te leggen. Ze praatten bij de psychiater, kletsten zich onder parkeerbonnen uit, regelden met hun vlotte babbel een tafel in een volgeboekt restaurant, maar nu konden ze beiden secondelang – misschien wel een hele minuut – geen enkele enigszins logische of rationele reactie op deze nieuwe informatie bedenken.

Adriana herstelde zich als eerste. ‘Slipje is een walgelijk woord,’ zei ze. Ze trok haar wenkbrauwen op en schonk het laatste beetje caipirinha uit de kan in haar glas.

Leigh staarde haar aan. ‘Ga je daar nú pedant over doen? Een van je beste vriendinnen heeft je zojuist verteld dat de man met wie ze bijna vijf jaar een relatie heeft gehad haar slipjes droeg, en jij valt alleen over het wóórd?’

‘Ik wijs er alleen op hoe vreselijk het is. Alle vrouwen haten dat woord. Moet je het eens hardop zeggen: slipje. Ik krijg er gewoon de kriebels van.’

‘Adriana! Hij droeg haar ondergoed.’

‘Dat heb ik heus wel gehoord. Ik wil alleen zeggen – gewoon even terzijde – dat we dat woord voortaan niet meer moeten gebruiken. Slipje. Gadver. Vinden jullie het niet verschrikkelijk?’

Leigh zweeg even. ‘Ja, eigenlijk wel. Maar daar gaat het hier dus niet om.’

Adriana nam een slokje en keek Leigh indringend aan. ‘Waar dan wel om?’

‘Het feit dat haar vriend’ – Leigh wees naar Emmy, die het gesprek met grote ogen en een verder uitdrukkingsloos gezicht volgde – ‘elke dag keurig in het pak naar kantoor ging, maar wel met een schattig kanten broekje eronder. Vind je dat niet een tikkeltje erger dan het gebruik van het woord “slipje”?’

Pas toen Emmy hoorbaar naar adem hapte, besefte Leigh dat ze te ver was gegaan.

‘O jee, sorry, lieverd. Dat klonk veel lulliger dan ik het...’

Emmy stak een hand op, met gespreide vingers. ‘Hou op, alsjeblieft.’

‘Dat was heel bot van me. Ik zweer dat ik het niet...’

‘Ik wil alleen maar zeggen dat jullie het verkeerd begrepen hebben. Duncan had totaal geen belangstelling voor mijn kanten broekjes. Of voor mijn hipsters of boxershorts.’ Emmy lachte vals. ‘Maar hij was wel dol op mijn strings...’

‘Hé hoer, je bent aan de beurt.’ Gilles stompte Adriana in het voorbijgaan op haar bovenarm, waardoor de telefoon die ze tussen haar kin en haar linkerschouder geklemd had bijna op de grond viel. ‘En schiet een beetje op. Ik heb wel wat beters te doen dan de hele dag naar jouw telefoonseks te luisteren.’

Een paar oudere dames keken op van hun Vogue en Town & Country, met grote ogen van afkeuring om dit ongepaste gedrag, dit complete gebrek aan fatsoen. Op het moment dat ze opkeken, konden ze nog net zien hoe Adriana haar kopje terugzette op het porseleinen schoteltje, de vrijgekomen hand boven haar hoofd hield en haar middelvinger opstak. Dat alles zonder zelfs maar op te kijken, nog helemaal in beslag genomen door het telefoongesprek.

‘Ja, querido, ja, ja, ja. Het wordt perfect. Perfect! Tot dan.’ Ze dempte haar stem, een klein beetje maar. ‘Ik kan bijna niet wachten. Klinkt verrukkelijk. Hmm, kusje.’ Toen tikte ze met een roodgelakte nagel op het schermpje van haar Treo en stopte hem weg in haar grote buideltas van Bottega Veneta.

‘Wie is het gelukkige slachtoffer deze week?’ vroeg Gilles toen Adriana naar hem toe kwam. Hij draaide de stoel naar haar om en Adriana, die zich ervan bewust was dat de hele salon naar haar keek, boog een tikkeltje naar voren zodat haar zijden blouse een paar centimeter meer borst liet zien en haar achterste – niet al te klein, maar rond en strak zoals mannen het graag zien – heel even in de lucht bleef hangen voordat ze plaatsnam op het puntje van de leren kappersstoel.

‘Ach, kom op, alsof jou dat wat interesseert. Hij is saai in bed, en al helemaal om over te praten.’

‘Goh, wat hebben we goeie zin vandaag.’ Gilles kwam achter haar staan en haalde een grove kam door haar golvende haar terwijl hij via de spiegel tegen haar praatte. ‘Het gebruikelijke, neem ik aan?’

‘Misschien een beetje lichter rond mijn gezicht?’ Ze dronk haar laatste slok koffie op en legde toen haar hoofd in haar nek. Ze zuchtte. ‘Het wordt zo’n sleur, Gilles. Ik ben het beu, al die mannen, alle namen en gezichten die ik uit elkaar moet houden. Om maar te zwijgen van hun spullen! Mijn badkamer lijkt wel een drogisterij. Al die verschillende bussen scheerschuim en stukken zeep; ik zou een winkeltje kunnen beginnen.’

‘Adi, schatje’ – hij wist dat ze een hekel had aan die afkorting, dus gebuikte hij die vol leedvermaak zo vaak hij kon – ‘dat klinkt ondankbaar. Weet je wel hoeveel vrouwen er ter plekke met je zouden willen ruilen? Hoeveel vrouwen dolgraag één nacht dat figuur van jou zouden willen hebben? Mens, vanmorgen nog had ik hier twee nét-niet-societydames in de salon die zaten te kakelen hoe fantástisch jouw leven wel niet is.’

‘Echt waar?’ Ze trok een pruilmondje in de spiegel, maar hij zag dat ze het stiekem best leuk vond.

Het was inderdaad zo dat haar naam regelmatig opdook in alle roddelrubrieken die ook maar iets te betekenen hadden – kon zij het helpen dat de societyfotografen door haar aangetrokken werden als katten door kattenkruid? – en natuurlijk stond ze op de gastenlijst voor ieder feest en elke productlancering, winkelopening en belangrijke liefdadigheidsavond. En ja, als ze heel eerlijk was, moest ze toegeven dat ze in haar tijd met heel wat indrukwekkend rijke, knappe, beroemde mannen op stap was geweest, maar ze werd er gek van dat iedereen er klakkeloos van uitging dat al die uiterlijke schijn genoeg was om gelukkig te worden. Niet dat het niet heerlijk was – of dat ze er ook maar een seconde van zou willen missen – maar met haar gevorderde leeftijd (ze naderde de dertig) begon Adriana te vermoeden dat er méér was.

‘Echt waar. Dus kijk eens wat vrolijker, meid. Je mag dan op die liefdadigheidstoestanden ronddartelen als een engeltje, diep in je hart ben je gewoon een vuile slet, en dat vind ik zo heerlijk aan je. Trouwens, we hebben het de vorige keer al de hele tijd over jou gehad. Nu ben ik aan de beurt.’ Hij boog zijn heup opzij, hield ongeduldig een hand op en wachtte tot zijn assistente, een slungelig meisje met bruin haar en angstige Bambi-ogen, er haastig een stuk folie in legde.

Adriana zuchtte en gebaarde naar de assistente dat ze nog een cappuccino wilde. ‘Vooruit dan maar. Hoe gaat het met je?’

‘Wat lief dat je dat vraagt!’ Gilles bukte en gaf haar een zoen op haar wang. ‘Eens even kijken. Ik heb besloten mijn zoektocht naar een echtgenoot alleen nog te richten op mannen die al een vaste relatie hebben. Het is nog wat vroeg voor een eindoordeel, maar de resultaten zijn positief.’

Adriana zuchtte. ‘Zijn er niet genoeg vrije mannen dan? Moet je nou echt een relatie ontwrichten?’

‘Je weet wat ze zeggen, schat: als je zelf geen gelukkig gezinnetje hebt, verscheur dan dat van een ander.’

‘Wie zegt dat?’

‘Ik natuurlijk. Je weet pas hoeveel vreugde een blowjob kan brengen als de ontvanger het tien jaar zonder heeft moeten doen.’

Adriana lachte en wendde toen meteen haar blik af. Ook al reageerde ze altijd zo nonchalant en onverstoorbaar mogelijk op Gilles’ uitgebreide, expliciete verwijzingen naar homoseks, in werkelijkheid voelde ze zich er een beetje ongemakkelijk onder, iets wat ze zelf vreselijk irritant vond. Die ouderwetse reactie weet ze aan haar ouders, die wel gul waren als het op geld aankwam en het zelf ook kwistig uitgaven, maar op sociaal gebied niet bepaald pioniers te noemen waren. Niet dat Adriana zelf zo conservatief was als het om haar liefdesleven ging – ze was op haar dertiende ontmaagd en had sindsdien het bed gedeeld met tientallen mannen.

‘Volgens mij heb ik een goede kandidaat op het oog. Serieus,’ zei Gilles terwijl hij kunstig de stukken folie aanbracht in een halo rond haar gezicht, met zijn hoofd een beetje scheef en een geconcentreerde frons op zijn voorhoofd.

Adriana was gewend aan zijn telkens veranderende ‘levenskeuzes’ en vond het altijd leuk om de meiden erover te vertellen. Vorige kapperbezoeken hadden al juweeltjes opgeleverd als: ‘Bij twijfel altijd waxen’, ‘echte mannen láten hun huis inrichten’ en ‘neem nooit een man zonder wasbordje’; allemaal regels waaraan hij zich met verrassende toewijding hield. Er was maar één voornemen – gemaakt op zijn veertigste verjaardag – waar hij moeite mee had: voorgoed stoppen met prostitués en escorts. (‘Betaalde seks is voor de jeugd. Van nu af aan alleen nog gewone burgers.’) Maar dankzij het daaropvolgende voornemen om niet meer naar Las Vegas te gaan, had hij het volgehouden.

Adriana’s telefoon ging. Gilles gluurde over haar schouder en zag als eerste dat het Leigh was.

‘Zeg maar dat als ze die adonis van haar niet snel zo ver krijgt dat hij een verlovingsring om haar vinger schuift, ik hem eigenhandig ontvoer en inwijd in de wondere wereld van de homo’s.’

‘Ooo, wat zal ze huiveren.’ En in de telefoon zei ze: ‘Hoor je dat, Leigh? Je moet onmiddellijk met Russell trouwen, anders gaat Gilles hem verleiden.’

Gilles smeerde met een soepele polsbeweging de haarverf op een van haar lokken, bracht de punten naar haar hoofdhuid en vouwde met een gedecideerd tikje van zijn kam het stuk folie over de smurrie. ‘Wat zegt ze?’

‘Dat je hem mag hebben.’ Gilles wilde reageren, maar Adriana schudde haar hoofd en stak een hand op om hem het zwijgen op te leggen. ‘Super! Ik doe mee. Natuurlijk had ik plannen voor volgend weekend, maar ik zocht al de hele tijd een smoesje om af te zeggen. Trouwens, als Emmy op stap wil, wie zijn wij dan om haar ook maar een strobreed in de weg te leggen? Hoe laat? Perfect, querida, ik zie je om negen uur in de lobby. Kusje!’

‘Wat is er met Emmy?’ vroeg Gilles.

‘Duncan heeft een vriendin van drieëntwintig die dolgraag kinderen van hem wil.’

‘Ach, natuurlijk. En hoe is Emmy eronder?’

‘Volgens mij is ze niet echt radeloos,’ zei Adriana, en ze likte een vlokje melkschuim van haar bovenlip. ‘Ze denkt gewoon dat ze dat hoort te zijn. Een heleboel gejammer van “ik vind nooit meer iemand”, maar dat wil niet zeggen dat ze Duncan zélf nou zo mist. Ze redt het wel.’

Gilles zuchtte. ‘Ik droom ervan om dat haar een keer onder handen te nemen. Besef je wel hoe zeldzaam maagdelijk haar tegenwoordig is? Dat is de Heilige Graal voor kleurspecialisten.’

‘Ik zal het doorgeven. Heb je zin om zaterdag mee te gaan? We gaan iets drinken en dan misschien naar een club. Niks bijzonders, gewoon meiden onder elkaar.’

‘Je weet hoe dol ik op vriendinnenavondjes ben, maar ik heb een date met de gastheer van dat restaurant van vorige week. Hopelijk leidt hij me meteen naar een rustig tafeltje in zijn slaapkamer.’

‘Ik zal voor je duimen.’ Adriana keek afwezig naar de lange man met brede schouders in een blauwgeruit overhemd en keurig geperste broek die naar de receptiebalie was komen lopen.

Gilles volgde haar blik naar de deur terwijl hij de laatste lok in folie vouwde en met zijn handen een ‘voilà!’-gebaar maakte. ‘Ik ben klaar, schat.’ De assistente met de Bambi-ogen pakte Adriana bij de arm en nam haar mee naar een droogkap. Gilles riep vanaf zijn kappersstoel, zo hard dat iedereen – en vooral de nieuwkomer – het kon horen: ‘Ga maar lekker zitten en probeer je benen bij elkaar te houden, schatje. Ik weet dat het niet zal meevallen, maar een kwartiertje is alles wat ik van je vraag.’

Adriana sloeg theatraal haar ogen ten hemel en stak nog een keer haar middelvinger op, deze keer zo hoog dat de hele salon het kon zien. Ze genoot van de geschokte blikken van de societydames, die stuk voor stuk sprekend op haar moeder leken. Ze zag vanuit haar ooghoek dat de man Gilles en haar in de gaten had gehouden en nu met een geamuseerd lachje toekeek. Ik ben hier te oud voor, dacht ze, met een steelse blik op de knappe vreemdeling. Te oud om me af te zetten tegen mijn ouders, om met iedere man te flirten en te proberen wildvreemden te choqueren. Terwijl ze dat dacht, liep de man langs en lachte naar haar. Met evenveel berekening als instinct keek ze met grote ogen naar hem op, ogen die vroegen: ‘Wie, ik?’, waarbij ze het uiterste puntje van haar tong in het midden van haar bovenlip plaatste. Ze moest hier echt mee ophouden, dat was duidelijk, maar intussen vond ze het veel te leuk.

Emmy liep door haar appartement, zachtjes om Otis niet wakker te maken, en ze besefte algauw dat er weinig viel op te ruimen. Het was maar een kleine studio, zelfs voor Manhattan, en de badkamer was nogal groezelig en er was amper licht – vooral op zaterdagmiddag, als je gewend was het weekend bij je vriend door te brengen – maar hoe kon ze anders in het beste huizenblok van de West Village mét bomen wonen voor minder dan 2500 dollar per maand? Ze had het flatje destijds zo zorgvuldig ingericht als haar studentenbudget toeliet, en dat stelde niet veel voor, maar de muren waren in ieder geval lichtgeel en ze had een ruimtebesparend opklapbed gekocht en lekkere kussens neergelegd rondom het hoogpolige vloerkleed dat ze in de uitverkoop had gevonden. Het was niet groot, maar wel knus, en zolang Emmy niet dacht aan de keuken in Izzies appartement in Miami, Leighs nieuwe eenkamerflat of het paleis van een penthouse waar Adriana woonde – vooral dat laatste – dan was ze er misschien zelfs blij mee. Het kwam haar alleen erg wreed voor dat iemand die zo dol op eten was als zij en die het liefst iedere vrije minuut doorbracht op de biologische markt of achter het fornuis, geen keuken had. Waren er nog andere plekken op aarde waar je voor 23.000 dollar per jaar niet eens een oven kreeg? Hier moest ze genoegen nemen met een aanrecht, een magnetron en een koelkastje dat niet zou misstaan op een studentenkamer, en de huisbaas had na belachelijk lang smeken zowaar een nieuw kookplaatje voor Emmy gekocht. De eerste paar jaar had ze enorm haar best gedaan om met die beperkte middelen toch te koken, maar het was zo vermoeiend geweest om meer te doen dan alleen iets opwarmen, dat ze, ondanks haar koksopleiding, tegenwoordig net als de meeste New Yorkers alleen maar eten afhaalde of buiten de deur at.

Ze staakte haar schoonmaakpoging, liet zich op het onopgemaakte bed vallen en bladerde wat in het fotoboek dat ze had samengesteld op kodakgallery.com, als aandenken aan de eerste drie jaar met Duncan. Urenlang had ze de beste foto’s uitgezocht, het formaat aangepast en de rode ogen weggewerkt. Klik, klik, klik – ze klikte met de muis tot haar vingers ervan tintelden en haar hand zeer deed, vastbesloten er een perfect album van te maken. Sommige bladzijden bevatten een collage; op andere stond maar één dramatisch kiekje. De foto die ze had gekozen voor in het passe-partout op de kaft was haar absolute favoriet: zwart-wit, genomen tijdens het etentje bij Le Cirque ter ere van de vijfentachtigste verjaardag van Duncans opa: Emmy herinnerde zich van die avond vooral de voortreffelijke kabeljauw met sesamkorstje. Het viel haar nu, jaren later, pas op hoe bezitterig ze haar arm om Duncans schouder had geslagen, en hoe ze naar hem grijnsde terwijl hij met dat afgemeten lachje van hem de andere kant op keek. De lichaamstaalexperts van US Weekly zouden zich op deze foto kunnen uitleven! Om maar te zwijgen van het feit dat het album, dat ze hem had gegeven tijdens een dineetje op de dag dat ze elkaar drie jaar kenden, hem een reactie had ontlokt die je eerder zou verwachten van iemand die een sjaal of een paar handschoenen krijgt (toevallig was dat zijn cadeau voor haar geweest, een bijpassend setje, in de winkel van cadeauverpakking voorzien). Duncan had het papier en lint – dat ze heel zorgvuldig had uitgezocht omdat het een mannelijke uitstraling moest hebben – eraf gescheurd en opzijgeworpen zonder het kaartje dat ze op de achterkant had geplakt van het papier te halen, laat staan het te lezen. Hij had haar bedankt met een kusje op haar wang en het album doorgebladerd met dat zuinige lachje van hem, waarna hij van tafel was opgestaan om een telefoontje van zijn baas te beantwoorden. Later had hij haar gevraagd het album die avond mee naar huis te nemen, zodat hij het niet mee naar kantoor hoefde te zeulen, en het had twee jaar bij haar in de huiskamer gelegen, alleen zo nu en dan opengeslagen door een enkele bezoeker, die dan steevast opmerkte dat Duncan en Emmy zo’n mooi stel waren samen.

Otis zat te krijsen in zijn kooi in een hoek van haar L-vormige studio. Hij haakte zijn snavel om een van de metalen tralies, rukte er vastberaden aan en kraste: ‘Otis wil eruit. Otis wil eruit.’

Otis was al ruim elf jaar en nog zo gezond als een vis. Ze had ergens gelezen dat de grijze roodstaart wel zestig kon worden, maar ze hoopte elke dag dat dat een drukfout was geweest. Ze was al niet dol op Otis geweest toen hij nog van Mark was, de eerste van Emmy’s drie vriendjes, maar ze zag het beest nog minder zitten nu ze een appartementje van amper vijfendertig vierkante meter met hem moest delen en hij (zonder enige hulp en beslist zonder aanmoediging) een vervelend grote woordenschat had geleerd die bijna geheel bestond uit eisen, kritiek en hele verhalen over hemzelf in de derde persoon. Toen Mark in juli na zijn afstuderen naar Guatemala was vertrokken om zijn Spaans op te vijzelen, had ze eerst geweigerd om drie weken op Otis te passen. Maar ze was gezwicht voor Marks smeekbeden en ze had weinig keuze gehad. Drie weken was een maand geworden, de maand werd drie maanden, en drie maanden werd een studiebeurs voor onderzoek naar de gevolgen van de burgeroorlog op een generatie kinderen in Guatemala. Mark was inmiddels allang getrouwd met een in Nicaragua geboren en in Amerika opgegroeide vrijwilligster van het Peace Corps en woonde nu in Nicaragua, maar Otis was gebleven.

Emmy maakte de kooi open en wachtte tot Otis het klapdeurtje openduwde. Hij hopte lomp op haar uitgestoken arm en staarde haar recht in de ogen. ‘Druif!’ krijste hij. Zuchtend plukte ze er een van de tros op de fruitschaal, die op haar donzen dekbed stond. Over het algemeen gaf Emmy de voorkeur aan fruit dat ze kon snijden of schillen, maar Otis was gefixeerd op druiven. Het beest griste hem uit haar vingers, slikte hem heel door en eiste er onmiddellijk nog een.

Wat was haar leven toch een cliché! Gedumpt door haar schofterige vriend, ingeruild voor een jongere vrouw, bereid om het ideaalplaatje op te geven om toch maar vooral een ‘relatie’ in stand te houden, en nu zat ze met een ondankbare papegaai als enige gezelschap. Het zou grappig zijn, ware het niet dat dit haar eigen treurige leventje was. Sterker nog, het wás grappig in het geval van Renée Zellweger die een lief, mollig meisje speelde dat zwolg in door alcohol gevoed zelfmedelijden, maar op de een of andere manier was het een stuk minder lollig als je zelf dat lieve, mollige meisje was – goed dan, dun, maar niet móói dun – en je eigen leven zojuist was veranderd in een vrouwenfilm.

Vijf jaar weggegooid. Van haar vijfentwintigste tot haar dertigste was het alleen maar Duncan geweest wat de klok sloeg, en wat had ze eraan overgehouden? Niet de baan die chef-kok Massey haar een jaar geleden had aangeboden, waarbij ze de kans zou hebben gekregen om de hele wereld over te reizen op zoek naar locaties voor nieuwe restaurants en om de opening daarvan te begeleiden. Duncan had haar gesmeekt om haar baan als bedrijfsleider in New York te houden, zodat ze elkaar vaker konden zien. Maar een verlovingsring, ho maar. Nee, die had hij natuurlijk gereserveerd voor dat amper meerderjarige, maagdelijke cheerleadertje dat nooit nachtmerries zou hebben over verschrompelde eierstokken.

Emmy moest het doen met het zilveren Tiffany-hartje dat ze voor haar dertigste verjaardag van Duncan had gekregen, exact hetzelfde – zo had ze later ontdekt – als de exemplaren die hij zijn zus en zijn oma voor hun verjaardag had gegeven. Natuurlijk, als Emmy echt masochistisch was geweest, zou ze wel ontdekt hebben dat alle drie de hangertjes uitgezocht en aangeschaft waren door Duncans moeder, om haar drukbezette zoon de tijd en moeite te besparen die het kopen van een dergelijk cadeau met zich meebracht.

Wanneer was ze toch zo verbitterd geworden? Hoe had het allemaal zo kunnen lopen? Dat was puur haar eigen schuld, daar was ze van overtuigd. Natuurlijk, Duncan was anders geweest toen ze elkaar pas kenden – jongensachtig, charmant en misschien niet bepaald attent, maar toch wat meer aanwezig – maar dat gold voor Emmy zelf ook. Ze was toen net gestopt met haar baantje als serveerster in Los Angeles om naar de horecavakschool te gaan, waar ze al vanaf haar vroege jeugd van droomde. Voor het eerst sinds hun studietijd was ze herenigd met Leigh en Adriana, ze was laaiend enthousiast geweest over Manhattan en trots op zichzelf omdat ze zo’n grote stap had gezet. Oké, de opleiding was een beetje tegengevallen: de lessen waren veelal streng en langdradig en haar klasgenoten streden schokkend fel om stageplekken en andere posities binnen de restaurantwereld. Aangezien velen van hen slechts tijdelijk in New York woonden en ze buiten hun medestudenten niemand kenden, kreeg het sociale leven al snel iets incestueus. O ja, en dan was er nog dat incidentje met de gastkok-met-Miche­lin­sterren dat als een lopend vuurtje rondgegaan was, sneller dan de tijd die nodig was om een croque-monsieur te maken. Emmy was nog steeds gek op koken, maar haar opleiding was een desillusie gebleken toen ze haar stageplaats kreeg bij Willow, het nieuwe restaurant van chef-kok Massey in New York. Ze had Duncan leren kennen in die periode, een rare tijd met heel weinig slaap waarin ze had ingezien dat ze liever in de bediening werkte dan in de keuken, en waarin ze dag en nacht keihard had gewerkt om te ontdekken waar ze het beste op haar plek was binnen het restaurantwezen – als ze er al thuishoorde. Ze had een hekel aan de enorme ego’s van de koks en hun gebrek aan creativiteit, dat bleek uit het feit dat ze niet meer deden dan zorgvuldig voorgeschreven recepten namaken. Ze vond het vreselijk dat ze geen contact had met de mensen die uiteindelijk de gerechten aten die zij had helpen bereiden. Ze vond het verschrikkelijk om acht tot tien uur opgesloten te zitten in een dampend hete keuken zonder ramen, waar alleen het geroep van de leveranciers en het gerammel van potten en pannen haar eraan herinnerde dat ze niet in de hel was beland. Niets van dat alles speelde een rol in het romantische beeld dat ze had gehad van het leven als wereldberoemde kok. Wat haar nog meer verbaasde, was hoe heerlijk ze het vond om aan tafel te bedienen en achter de bar te staan, zodat ze een praatje kon maken met de gasten en de obers, en later, toen ze assistent-bedrijfsleider werd, om ervoor te zorgen dat alles op rolletjes liep. Het was een heftige tijd voor Emmy: opnieuw ontdekken wat ze nu eigenlijk wilde met haar loopbaan en haar leven. Achteraf zag ze wel in dat ze een makkelijke prooi was geweest voor iemand zoals Duncan. Het was bijna – bijna – begrijpelijk dat ze onmiddellijk voor hem was gevallen, op de afterparty van de liefdadigheidsavond die was georganiseerd door de Jonge Vrienden van de Huppeldepup, een van de tientallen goede-doelen-bijeenkomsten waar Adriana haar dat jaar mee naartoe had gesleept.

Emmy had hem al uren op het oog gehad toen hij naar haar toe kwam, al zou ze nog steeds niet kunnen zeggen waarom. Misschien kwam het door zijn gekreukte pak en loshangende das, allebei smaakvol conservatief en vakkundig op elkaar afgestemd, heel anders dan de flodderige polyester koksuniformen waar ze inmiddels aan gewend was. Of misschien kwam het doordat hij iedereen leek te kennen en links en rechts mensen op de rug mepte of op de wang kuste en zo nu en dan een galante buiging maakte naar vrienden en toekomstige vrienden. Wie was er nou zo zelfverzekerd als hij? Wie bewoog zich zo gemakkelijk tussen al die mensen zonder ook maar een tikje onzeker over te komen? Emmy zocht hem steeds weer met haar blik, eerst subtiel en later zo gretig dat ze het zelf niet begreep. Pas toen het grootste deel van het jonge, werkende publiek vertrokken was naar late etentjes of een avond vroeg onder de wol, en Adriana ervandoor was gegaan met haar vriendje-van-de-week, was Duncan naast haar opgedoken.

‘Hoi, ik ben Duncan.’ Hij schoof zijdelings tussen haar kruk en de lege kruk naast haar en leunde met zijn rechterarm op de bar.

‘O, sorry. Hier, ik wilde net gaan.’ Emmy liet zich van haar kruk glijden en zette die tussen hen in.

Hij zei met een grijns: ‘Ik hoef jouw kruk niet.’

‘Eh... o, sorry.’

‘Ik wilde je iets te drinken aanbieden.’

‘Dank je, maar eh... ik...’

‘Je wilde net weggaan. Ja, dat zei je al. Maar ik hoop dat ik je kan overhalen om nog even te blijven.’

De barkeeper dook op met twee martiniglazen, minuscuul van formaat in vergelijking met de viskommen die ze in de meeste tenten gebruikten. Heldere vloeistof in het ene glas, troebele in het andere, allebei voorzien van een prikker met groene reuzenolijven.

Duncan pakte met zijn linkerhand een van de glazen en schoof het naar haar toe; hij hield het helemaal onderaan bij de voet vast. ‘Allebei met wodka. Dit is een gewone en deze...’ – ze zag hoe schoon en wit zijn nagels waren, met zachte, verzorgde nagelriemen – ‘is extra lekker. Hou je van gewoon of van extra lekker?’

Goeie god! Je zou toch denken dat dat genoeg moest zijn om de griezelmeter flink te laten doorslaan, maar nee hoor, niet bij Emmy. Ze vond Duncan buitengewoon interessant, en toen hij haar kort daarna vroeg om met hem mee naar huis te gaan, had ze probleemloos ingestemd. Natuurlijk was Emmy die nacht niet met Duncan naar bed gegaan, en na hun daaropvolgende dates ook niet. Ze had per slot van rekening met nog maar twee mannen geslapen (de Michelin-kok telde niet mee; ze was wel van plan geweest met hem te vrijen, totdat ze zijn superstrakke witte onderbroek naar beneden had getrokken en had ontdekt wat Adriana precies bedoelde met ‘dat snap je vanzelf als het zover is’, met betrekking tot onbesneden mannen) en in beide gevallen had ze vaste verkering met de man in kwestie gehad. Ze was nerveus. Haar preutsheid was iets geheel nieuws voor Duncan en had zijn vastberadenheid versterkt, en Emmy had zich onbewust nog begeerlijker gemaakt door zich niet zomaar te laten ompraten. Hoe langer ze weigerde, hoe harder hij zijn best deed, en op die manier ontstond er vanzelf een soort relatie. Ze hadden romantische etentjes buiten de deur, dineetjes bij kaarslicht bij een van hen thuis en op zondag uitgebreide feestelijke brunches in een trendy bistro. Hij belde soms zomaar even op, stuurde haar op school gummibeertjes en chocola en vroeg haar dagen van tevoren al mee uit, om zich ervan te verzekeren dat ze geen andere plannen zou maken. Wie had ooit kunnen voorspellen dat al dat geluk vijf jaar later met gierende banden tot een halt zou komen, dat ze zo cynisch zou worden, dat Duncan de helft minder haar zou hebben en hun relatie, de langstdurende binnen hun vriendenkring, zou instorten als een zandkasteel bij het eerste het beste tropische briesje?

Die vraag stelde Emmy aan haar zus zodra ze de telefoon opnam. Izzie belde twee keer zo vaak sinds Duncan Emmy had gedumpt; dit was al de vierde keer in vierentwintig uur.

‘Vergelijk je nou echt je relatie met een zandkasteel en de cheerleader met een tropisch briesje?’ vroeg Izzie.

‘Kom op, Izzie, even serieus. Had jij dit nou óóit zien aankomen?’

Het was even stil terwijl Izzie haar woorden zorgvuldig afwoog. ‘Ik weet niet of je het zo moet zien.’

‘Hoe?’

‘Nu draaien we in een kringetje rond, Em.’

‘Zeg dan gewoon waar het op staat.’

‘Ik bedoel alleen maar dat het niet compleet uit de lucht is komen vallen.’

‘Ik snap niet wat je bedoelt.’

‘Jij zegt dat het zandkasteel is ingestort bij het eerste... eh, meisje, maar dat betwijfel ik. Niet dat dat er verder wat toe doet. Hij is sowieso niet goed wijs, en daarbij is hij je absoluut niet waard.’

‘Goed, dit was misschien niet het allereerste briesje. Maar ­iedereen verdient toch een tweede kans?’

‘Dat is waar. Maar ook een zesde of zevende?’

‘Goh, hou je vooral niet in, Izzie. Zeg me gerust eerlijk hoe je erover denkt.’

‘Ik weet dat het bot klinkt, Em, maar het is wel waar. Moet ik je nog herinneren aan Duncans enorme beheersing van de ­Engelse taal? Die man was een wandelend woordenboek.’

Het viel niet te ontkennen dat Duncan een ware woordkunstenaar kon zijn als het aankwam op het verklaren van zijn slippertjes. Izzie had Emmy samen met Leigh en Adriana door meer ‘vergissingen’, ‘verkeerde inschattingen’, ‘foutjes’, ‘samenlopen van omstandigheden’, ‘misverstanden’ en (de grote favoriet) ­‘terugvallen’ geloodst dan ze zich wensten te herinneren. Emmy wist dat haar zus en haar vriendinnen Duncan wel konden schieten omdat hij haar zo veel ellende had bezorgd; hun afkeuring was tastbaar, en na het eerste jaar ook luid en duidelijk hoorbaar geweest. Maar wat ze niet begreep, met geen mogelijkheid, was het gevoel dat ze kreeg wanneer zijn ogen haar vonden op een drukbezocht feest. Of wanneer hij haar vroeg zich bij hem te voegen onder de douche en hij haar scrubde met komkommerzeezout, of wanneer hij als eerste in de taxi stapte zodat zij niet de hele achterbank over hoefde te schuiven, en ze vond het heerlijk dat hij wist dat ze haar tonijnsushi het liefst mét hete saus maar zonder krokant korstje had. Dergelijke kleine dingen waren natuurlijk bepalend voor iedere relatie, maar Izzie en haar vriendinnen konden eenvoudig niet weten wat voor gevoel het gaf als Duncan zijn doorgaans moeilijk vast te houden aandacht helemaal op haar richtte, al was het dan nooit voor lang. Dan leek ieder drama slechts onbelangrijk achtergrondgeluid, en dat was precies wat Duncan haar altijd voorhield: het was onschuldig geflirt, meer niet.

Wat een gelul!

Ze werd nu weer woest bij de gedachte alleen. Hoe had ze zijn verklaring kunnen pikken dat het begrijpelijk was – en zelfs volkomen redelijk – dat hij bij een of andere griet thuis op de bank in slaap was gevallen; heel normaal voor iemand die zo veel whisky dronk als hij. Hoe had ze het in haar hoofd gehaald om hem bij haar in bed te laten kruipen zonder een aanvaardbare verklaring te eisen voor de nogal verontrustende woorden die ze per ongeluk had opgevangen op zijn voicemail, van ‘een oude familievriendin’? Om maar te zwijgen van die hele toestand die ervoor had gezorgd dat ze halsoverkop naar de gynaecoloog had gemoeten, waar gelukkig was gebleken dat er niets aan de hand was, al was haar arts wel van mening dat Duncans ‘onschuldige pukkeltje’ hoogstwaarschijnlijk van recente datum was en niet een kwaaltje uit zijn studententijd dat opspeelde, zoals hij zelf beweerde.

Izzies stem onderbrak haar gedachtestroom.

‘En dat zeg ik niet alleen omdat ik je zus ben – wat ik dus wel ben – of omdat het mijn plicht is – en dat is het beslist – maar uit oprechte overtuiging: Duncan zal nóóit veranderen en jullie zouden nooit, zullen nooit – nu niet en nooit niet – gelukkig worden samen.’

Het was eigenlijk zo eenvoudig dat ze even geen lucht meer kreeg: Izzie, twintig maanden jonger dan Emmy en uiterlijk bijna een kloon van haar, bewees weer eens dat ze oneindig veel rustiger, verstandiger en volwassener was dan zij. Hoe lang had ze deze mening al? En waarom had ze, in al die eindeloze gesprekken over Izzies vriend-en-inmiddels-echtgenoot Kevin of hun ouders of Duncan, nooit eerder dit basisgegeven zo duidelijk verwoord?

‘Dat jij het nooit hebt gehoord, wil niet zeggen dat ik het niet heb gezegd. Emmy, we hebben het allemáál gezegd. Vaak genoeg. Het lijkt wel of je vijf jaar lang ontoerekeningsvatbaar bent geweest.’

‘Wat ben je toch een schat. Ik durf te wedden dat iedereen jou wel als zusje zou willen.’

‘Kom op nou. Je weet net zo goed als ik dat je niet zonder vaste vriend kunt en dat je zonder relatie niet eens meer weet wie je zelf bent. En komt dat patroon je niet bekend voor? Want als je het mij vraagt, lijk je daarin verdomd veel op ma.’

‘Hartelijk dank voor dat fantastische inzicht, afkomstig van een van de beste stuurlui die er aan wal te vinden zijn. Misschien kun je me ook verklaren wat voor effect dit alles heeft op Otis? Het einde van een relatie kan voor een papegaai ook vreselijk zijn, hoor. Nu ik erover nadenk: misschien moet ik hem in therapie doen. God, wat ben ik egoïstisch geweest. Dat beest heeft het moeilijk!’ Izzie liep haar coschap verloskunde/gynaecologie in het academisch ziekenhuis van Miami, maar ze had ook een tijdje psychiatrie gestudeerd en deed niets liever dan alles wat op haar pad kwam – planten, mensen en dieren – analyseren.

‘Lach maar, Em. Jij hebt altijd alles weggelachen, en ik zeg niet dat dat een slechte aanpak is. Ik zou je alleen dringend willen aanraden om een tijdje alleen te blijven. Richt je helemaal op jezelf en doe waar je zin in hebt, wanneer je maar wilt, zonder rekening te hoeven houden met wat een ander wil.’

‘Als je nu gaat zeggen dat één en één niet altijd twee is, ga ik kotsen.’

‘Je weet best dat ik gelijk heb. Neem even de tijd voor jezelf. Creëer een nieuw zelfbeeld. Herontdek wie je in je diepste wezen bent.’

‘Met andere woorden: blijf single.’ Zij heeft makkelijk praten, in de armen van haar liefhebbende echtgenoot, dacht Emmy.

‘Klinkt dat nou echt zo vreselijk? Je hebt sinds je achttiende non-stop vaste relaties gehad.’ Wat ze er niet bij zei, was ook zonder woorden wel duidelijk: en dat is telkens op niets uitgelopen.

Emmy keek zuchtend op de klok. ‘Ja, ja. Bedankt voor het advies, Izzie, echt waar, maar ik moet nu ophangen. Leigh en Adriana geven vanavond een je-bent-beter-af-zonder-hem-etentje voor me en ik moet me nog omkleden. Ik spreek je morgen wel weer, oké?’

‘Ik bel je straks op je mobiel vanuit het ziekenhuis, na twaalf uur, als het allemaal een beetje gezakt is. Neem lekker wat te drinken, ga op stap, zoen met een onbekende. Als je in godsnaam maar niet je nieuwe liefde tegen het lijf loopt.’

‘Ik zal mijn best doen,’ beloofde Emmy. Precies op dat moment krijste Otis vier keer achter elkaar hetzelfde woord.

‘Wat zegt hij?’ vroeg Izzie.

‘Slipje. Hij roept telkens “slipje”.’

‘Wil ik het weten?’

‘Nee, vraag maar niks meer.’

Voor het eerst sinds Leigh bij haar in het appartementengebouw woonde, was Adriana eerder in de lobby dan Leigh. Dat was uit pure noodzaak: na een heerlijk ontspannend middagje bij de kapper – met een date met de knappe man voor het weekend daarop op zak – had ze bij thuiskomst haar ouders aangetroffen, die het appartement zo’n beetje hadden overgenomen. Strikt genomen was het penthouse wel van hen, maar aangezien ze er slechts een paar weken per jaar woonden, vond Adriana het gerechtvaardigd dat ze het als haar eigendom beschouwde, met haar ouders als gasten. Lastige, gevreesde gasten. Dat ze de ­authentieke zebravellen die zij had uitgekozen in plaats van hun suffe oosterse tapijten niet mooi vonden, of dat ze er niet blij mee waren dat alle lampen, rolgordijnen en elektronische apparatuur nu op afstandsbediening werkten, was niet haar probleem. En niemand zou toch serieus kunnen beweren, zelfs haar ouders niet, dat hij hun douche en bad van met de hand uitgehouwen, speciaal uit Italië geïmporteerd marmer verkoos boven de ultramoderne regendouche, de sauna en de stoomcabine die Adriana in de grootste badkamer had laten plaatsen. Geen zinnig mens, in ieder geval. Maar dat was dus de reden dat ze zich zo snel had omgekleed en had gemaakt dat ze wegkwam: in vier luttele uurtjes tijd was haar strak ingerichte onderkomen veranderd in een hel van onenigheid en ruzie.

Niet dat ze niet van haar ouders hield, hoor. Haar vader werd een dagje ouder en was in deze fase van zijn leven veel milder dan hij in Adriana’s jeugd was geweest. Hij leek het prima te vinden dat zijn vrouw de touwtjes in handen had en hij had weinig wensen, behalve zijn Cubaanse sigaar iedere avond en de traditie dat al zijn kinderen – drie van zijn eerste vrouw, drie van de tweede en Adriana samen met zijn huidige en hopelijk laatste echtgenote – de weken voor en na Kerstmis bij elkaar kwamen in hun omheinde, bewaakte woning in Rio de Janeiro. Voor haar moeder gold het omgekeerde. Mevrouw De Souza was vroeger heel makkelijk geweest en had Adriana’s tienerjaren, compleet met experimenten met seks en drugs, rustig aanvaard, maar die ruimdenkende instelling gold niet voor ongetrouwde dochters van negenentwintig – vooral niet wanneer de voorliefde voor seks en drugs niet langer ‘experimenteel’ te noemen was. Het was niet zo dat ze het goede leven niet begreep; per slot van rekening was ze Braziliaanse. Eten (vetarm, weinig calorieën), drinken (dure witte wijn, fles na fles) en vrijen (als je niet wéér hoofdpijn kon voorwenden) waren de basisbehoeften in het leven. Maar die dienden uiteraard wel gebezigd te worden onder de juiste omstandigheden: als zorgeloos jong meisje, en niet meer nadat je een geschikte echtgenoot gevonden en aan de haak geslagen had. Zelf had Adriana’s moeder in haar tiener­jaren veel gereisd, modellenwerk gedaan en gefeest – ze werd nog steeds de Gisele Bündchen van haar generatie genoemd. Maar Camilla de Souza had Adriana er altijd op gewezen dat mannen (iets) minder vergankelijk waren dan schoonheid. Op haar drieëntwintigste had ze zich verzekerd van een (fabelachtig) rijke oudere man en had ze al een prachtig dochtertje gebaard. Zo hoorde het.

De gedachte dat ze nog twee weken naar de woordenvloed van haar moeder zou moeten luisteren bezorgde Adriana duizelingen. Ze ging languit op de enigszins doorgezakte bank in de lobby zitten en overdacht haar strategie. Overdag bezig blijven, laat of helemaal niet thuiskomen en hen er zo vaak mogelijk van overtuigen dat ze al haar energie – en niet te vergeten haar forse maandelijkse toelage – in de zoektocht naar een geschikte echtgenoot stak. Als ze het voorzichtig aanpakte, zouden haar ­ouders nooit iets te weten komen over de Britse grungerocker die in een flatje zonder lift in de East Village woonde, of de sexy chirurg met een praktijk in Manhattan en vrouw en kinderen in Greenwich. Als ze heel zorgvuldig te werk ging, zouden ze zelfs nooit lucht krijgen van de verrukkelijke Israëliër die beweerde een kantoorbaan te hebben op de Israëlische ambassade, maar van wie Adriana zeker wist dat hij voor de Mossad werkte.

De hese stem van Leigh – een van haar weinige aangeboren sexy eigenschappen, zei Adriana altijd, maar daar luisterde ze niet naar – onderbrak haar gedachten. ‘Wauw,’ zei Leigh ademloos, en ze keek met grote ogen naar Adriana, ‘wat zie jij er goed uit, zelfs voor jouw doen.’

‘Dank je, querida. Mijn ouders zijn in de stad, dus ik heb ze moeten wijsmaken dat ik een date heb met een Argentijnse zakenman. Mijn moeder was daar zo blij mee dat ik een Valen­tino-jurkje van haar mocht lenen.’ Adriana liet haar handen over het korte, zwarte jurkje gaan en draaide een rondje. ‘Prachtig, hè?’

Het jurkje was inderdaad mooi – het leek wel of de zijde precies wist welke rondingen benadrukt en welke juist elegant bedekt moesten worden – maar Adriana zou er in een roodgeblokt tafelkleed nog schitterend uitgezien hebben. Als mannen achteraf over haar vertelden aan hun vrienden, gebruikten ze clichés die haar geen eer aandeden. Ze verhaalden van haar lange benen, strakke kontje, ronde heupen, stevige borsten, golvend haar en zachte huid, maar het was moeilijker uit te leggen wat haar nu precies zo door en door sexy maakte. Er was geen man die ooit had geïllustreerd hoe het voelde om het puntje van haar tong naar haar bovenlip te zien gaan, of hoe erotisch het was om dat blonde haar langs haar huid te zien strijken die zo goudbruin was dat het altijd leek alsof ze net uit de zon kwam. Ze konden niet beschrijven hoe haar onderrug en bovenbenen in elkaar over leken te gaan, of wat voor gevoel ze kregen als dat zachte, sensuele, uitermate vrouwelijke wezen hen met halfgeloken oogleden aankeek, kwetsbaar en tegelijk fel als een roofdier.

Wat niet wilde zeggen dat Adriana zich niet bewust was van de uitwerking die ze op anderen had. Ze voelde haar macht tot in haar botten, dat vermogen om niet alleen mannen te beïnvloeden, maar iedereen die onder de indruk was van haar enorme schoonheid, zoals je al voelt dat het ijskoud is voordat je één stap buiten de deur hebt gezet. Zo beschreven niet alleen anderen haar, zo omschreef ze ook zichzelf: Adriana was bloedmooi, wat voor eventuele fouten, talenten of vaardigheden ze verder ook mocht hebben. Wat niemand leek te begrijpen, was waarom haar niet-aflatende vertrouwen in haar eigen verschijning kennelijk niet de magische sleutel tot het grote geluk opleverde, en pas in haar studententijd kreeg ze vriendinnen die – al was dat ook pas na een tijdje – verder keken dan haar vlijmscherpe jukbeenderen en zagen dat ook zij werd geplaagd door onzekerheden. Haar platte buik mocht dan aanvankelijk mannen trekken, het bleek geen wondermiddel om ze geïnteresseerd te houden. Leeftijdgenoten en docenten vielen als een blok voor haar verschijning, maar die was geen garantie voor hechte vriendschappen, goede cijfers of al het andere waarvoor een hechte band en inspanningen nodig zijn. En je hoefde geen psychologie gestudeerd te hebben om in te zien dat Adriana’s knappe uiterlijk weinig had gedaan om haar ouders ertoe te bewegen zich oprecht voor haar leven te interesseren, behalve als het ging om de vraag met wie ze zou moeten trouwen.

‘Prachtig,’ zei Leigh.

‘Kom, we moeten hier weg, voordat ze nog naar beneden komen en zien dat ik met jullie ben in plaats van met een of andere Zuid-Amerikaanse polospeler.’

‘Ik dacht dat je ze had wijsgemaakt dat hij zakenman was?’

‘Ach, weet ik veel.’

De taxi kroop traag als een gletsjer over Thirteenth Street, vastgelopen in de zaterdagavondspits die maakte dat het ritje van een paar straten even lang leek als de forenzenuittocht naar New Jersey. De vriendinnen hadden in tien minuten van hun appartementcomplex aan Lower Fifth naar de West Village kunnen lopen, maar dat was niet eens bij hen opgekomen. Vooral Adriana zat erbij alsof ze zware verwondingen en misschien zelfs een verlamming riskeerde wanneer ze zelfs maar zou overwegen om meer dan een paar meter te voet af te leggen.

Tegen de tijd dat ze voor de Waverly Inn stopten, had Emmy hun beiden al zeker vijf sms’jes gestuurd.

‘Waar bleven jullie nou?’ fluisterde ze fel toen de vriendinnen zich door de piepkleine voordeur wurmden. Ze stond tegen het ontvangsttafeltje van de gastvrouw geleund en wenkte hen dichterbij. ‘Zonder jullie mag ik hier niet eens aan de bar zitten.’

‘Mario, stouterd!’ kirde Adriana, en ze kuste een knappe man van onbestemde etnische afkomst op beide wangen. ‘Emmy is een vriendin van me, en vanavond is ze mijn gast aan tafel. ­Emmy, dit is Mario, de man achter de legende.’

Er werden namen en zoenen – in de lucht, op de wang en op de rug van de hand – uitgewisseld voordat de vriendinnen naar een driepersoonstafel in het achterste gedeelte werden gebracht. Het restaurant zat niet zo bomvol als anders, aangezien veel van de vaste gasten naar de Hamptons waren vanwege het lange Memorial Day-weekend, maar er was nog genoeg gelegenheid voor een heerlijk avondje mensen kijken.

‘“De man achter de legende”?’ vroeg Emmy, en ze rolde met haar ogen. ‘Dat meen je niet.’

‘Je moet mannen strelen, querida. Hoe vaak heb ik niet geprobeerd jullie dat te leren? Soms hebben ze een zachte hand nodig. Als je weet wanneer je mannen stevig moet aanpakken en in welke situatie je juist fluwelen handschoentjes nodig hebt, heb je ze voorgoed voor je gewonnen.’

Leigh stopte nog een Nicorette in haar mond. ‘Ik heb geen idee waar je het over hebt.’ En aan Emmy vroeg ze: ‘Spreekt ze überhaupt Engels?’

Emmy haalde haar schouders op. Ze was het wel gewend dat Adriana hen jaar in jaar uit in haar geheimen wilde laten delen. Het was net als met sprookjes: leuk om te horen, maar in het ware leven leek je er weinig mee op te schieten.

Adriana bestelde een rondje wodka-gin met limoen voor hen, door met twee handen de hand van de ober beet te pakken en te zeggen: ‘Drie keer mijn lievelingsdrankje, Nicholas.’ Toen leunde ze achterover om de andere gasten te bekijken. Het was aan de vroege kant – de echte drukte begon niet voor middernacht, als alle nieuwkomers en celebrityspotters weg waren en de vaste gasten pas echt gingen drinken en feesten – maar de clientèle van voornamelijk dertigers uit de media- en entertainmentwereld zag er vrolijk en aantrekkelijk uit. Niet zo aantrekkelijk als zij natuurlijk, maar het leek een aardig gezelschap.

‘Oké meiden, zullen we het maar meteen even afhandelen? Dan kunnen we dadelijk van ons eten genieten,’ zei Emmy zodra Nicholas hun drankjes had gebracht.

Adriana richtte haar aandacht weer op haar tafelgenoten. ‘Wat wil je afhandelen?’

Emmy hief haar glas. ‘De toost die een van jullie onvermijdelijk gaat uitbrengen om mij erop te wijzen dat ik veel beter af ben zonder Duncan. Iets over het fantastische leven als single. Of dat ik jong en mooi ben en dat de mannen mijn deur plat zullen lopen. Kom maar op, dan hebben we dat gehad.’

‘Zo geweldig is het anders niet om single te zijn,’ zei Leigh.

‘En al ben je inderdaad heel mooi, querida, ik zou een vrouw van bijna dertig niet bepaald jong willen noemen,’ vulde Adriana glimlachend aan.

‘Ik weet zeker dat je op een dag een heel fijne man zult vinden, maar de deur platlopen is er tegenwoordig niet meer bij,’ voegde Leigh er nog aan toe.

‘Althans niet bij de ongetrouwde mannen,’ zei Adriana.

‘Zijn die er dan nog?’ vroeg Leigh.

‘Ja, de homo’s.’

‘Die zijn binnenkort ook allemaal getrouwd. En dan blijft er echt niemand meer over.’

Emmy zuchtte. ‘Jullie worden bedankt. Jullie weten me altijd op te beuren. Die niet-aflatende steun betekent heel veel voor me.’

Leigh brak een flink stuk brood af en doopte het in de olijfolie. ‘Wat vindt Izzie eigenlijk van het hele verhaal?’

‘Ze doet haar best om het niet te laten merken, maar ik weet zeker dat ze dolblij is. Duncan en zij waren niet bepaald gek op elkaar. Bovendien is ze bezeten van het idee dat ik – ik citeer – “zonder relatie niet meer weet wie ik zelf ben”. Met andere woorden: het gebruikelijke psychologische gelul van de koude grond.’

Adriana en Leigh wisselden een veelbetekenende blik.

‘Wat nou?’ vroeg Emmy.

Leigh staarde naar haar bord en Adriana trok haar volmaakt geëpileerde wenkbrauwen op, maar ze zeiden geen van beiden iets.

‘Kom op nou! Je gaat me toch niet vertellen dat jullie het met Izzie eens zijn, hè? Ze heeft geen idee waar ze over praat.’

Leigh gaf Emmy over de tafel heen een klopje op haar hand. ‘Jawel, lieverd, natuurlijk wel. Ze heeft een man die haar verafgoodt, een hoop hobby’s buiten de deur en een goede opleiding. Vergeet ik nou nog iets? O ja, haar eerste coschap was meteen raak en ze staat op de nominatie om eerste assistent van haar begeleidend arts te worden. Een jaar eerder dan verwacht. Ja hoor, je hebt gelijk... dit is iemand die absoluut ongeschikt is om haar zus goede raad te geven.’

‘We dwalen af,’ kwam Adriana tussenbeide. ‘Niet dat ik nou tactvol wil gaan doen, maar volgens mij bedoelde Leigh gewoon dat Izzie misschien wel gelijk heeft.’

‘Hoezo?’

‘Nou,’ zei Adriana, ‘het is inderdaad erg lang geleden dat je geen relatie had.’

‘Is dat wel eens voorgekomen dan?’ zei Leigh sarcastisch. ‘Niet dat het erg is, maar het is wel waar.’

‘Goh, zijn er nog meer dingen die jullie dringend aan me kwijt willen?’ Emmy drukte de menukaart tegen haar borst. ‘Hou je vooral niet in, hoor.’

‘Nou...’ Adriana keek even naar Leigh.

‘Zeg het maar.’ Leigh knikte.

‘Dat was niet serieus bedoeld.’ Emmy zette grote ogen op. ‘Is er echt iets dan?’

‘Emmy, querida, we kunnen er nu eenmaal niet omheen. Je bent bijna dertig...’

‘Fijn dat je me er nog een keer op wijst.’

‘... en je hebt pas drie mannen gehad. Drie! Het is niet te geloven, en toch is het waar.’

De vriendinnen hielden even hun mond toen Nicholas de voorgerechten op tafel zette die ze met z’n drieën zouden delen: een portie tonijntartaar met avocado en een enorme schaal oesters. Hij stond klaar om hun bestelling voor het hoofdgerecht op te nemen, maar Emmy hield haar handen stevig op de menukaart gedrukt en keek hem kwaad aan. Verslagen schuifelde hij weg.

‘Jullie zijn verschrikkelijk. Twintig minuten lang krijg ik te horen dat ik single moet blijven en dan gaan jullie over op een andere tactiek – zonder enige waarschuwing – en krijg ik ingewreven dat ik vaker zou moeten daten. Horen jullie jezelf eigenlijk wel?’

Leigh kneep een schijf citroen uit over de oesters en schoof er elegant een uit zijn schelp. ‘Niet vaker daten, vaker met een man naar bed gaan.’

‘Ja, dag! Wat is het verschil?’

Adriana hapte naar lucht. ‘Dat, lieve vriendin van me, is nou net het probleem. “Wat is het verschil?” Het verschil tussen een date en een onenightstand? Tjonge, hier is nog werk aan de winkel.’

Emmy zocht met haar blik hulp bij Leigh, maar die knikte instemmend. ‘Ik had nooit gedacht dat ik dit nog eens zou zeggen, maar ik ben het met Adriana eens. Jij bent veel te monogaam, met als gevolg dat je pas drie mannen op je naam kunt schrijven. Ik denk dat Adi wil zeggen’ – hier lukte het haar om een keer ongestraft de gehate afkorting te gebruiken, omdat Adriana op meerdere fronten was afgeleid: door het eten, de drank en het gesprek over seks – ‘dat je een tijdje single zou moeten blijven. En dat betekent met verschillende mannen op stap gaan, uitzoeken wie en wat voor jou het beste werkt en, het aller­belangrijkste, gewoon lekker doen waar je zin in hebt.’

‘Dus wat je eigenlijk bedoelt – laten we er geen doekjes om winden – is dat ik wat hoeriger zou mogen worden.’

Leigh glimlachte als een trotse ouder. ‘Juist.’

‘Vind jij dat ook?’ vroeg Emmy aan Adriana, die haar handen verstrengelde en zich naar haar toe boog.

‘Ik ben het er helemaal mee eens.’

Emmy leunde zuchtend achterover in haar stoel. ‘Ik zelf ook.’

Precies tegelijk, en op bijna dezelfde ongelovige toon, vroegen Leigh en Adriana: ‘Echt waar?’

‘Natuurlijk. Ik heb de tijd gehad voor een beetje zelfonderzoek en ik ben tot dezelfde conclusie gekomen. Er is maar één logische aanpak: ik ga met willekeurige mannen naar bed. Ik ga de meest uiteenlopende vormen van seks onderzoeken.’ Ze zweeg even en keek Adriana aan. ‘Je zult trots zijn op het hoerige gedrag dat ik van plan ben te gaan vertonen.’

Adriana staarde terug en vroeg zich af of ze haar vriendin wel goed verstaan had. Ze concludeerde dat dat wel degelijk het geval was, maar dat ze ergens in Emmy’s relaas het sarcasme moest hebben gemist, want deze mededeling was ondenkbaar. Dus zei ze wat ze altijd zei als ze niet wist wat ze moest zeggen: ‘Heel goed, querida, uitstekend. Een uitstekend idee.’

Leigh schoof met haar mes een stukje tonijn en een schijfje komkommer op de punt van haar vork en bracht het geheel elegant naar haar mond. Zacht gekraak, een paar keer kauwen en ze slikte het door. ‘Emmy, lieverd, we maakten maar een grapje. Ik vind het heel mooi dat je maar zo weinig mannen hebt gehad. Als iemand jou vraagt met hoeveel mannen je naar bed bent geweest, hoef je het aantal niet eens door drie te delen! Is dat niet fijn? Dat je niet hoeft te liegen?’

‘Dit is echt geen geintje,’ zei Emmy. Ze maakte oogcontact met de ober die langs hun tafeltje liep en bestelde drie glazen champagne. ‘Het is de start van mijn nieuwe leven, en dat wordt hoog tijd. Om te beginnen bel ik maandag chef-kok Massey om hem te vertellen dat ik de baan aanneem. Nu zullen jullie misschien zeggen: welke baan? Nou, ze willen me bakken met geld betalen en al mijn onkosten vergoeden om de hele wereld over te reizen, in de mooiste hotels te verblijven en in de beste restaurants te eten, om inspiratie op te doen. Inspiratie! Voor menu-ideeën. Heb je ooit zoiets belachelijks gehoord? En welke fucking idioot roept nu al twee maanden dat ze dat niet wil, omdat ze haar arme, eenzame vriendje niet alleen achter wil laten? Ondergetekende. Ik wilde niet dat die arme Duncan zich verlaten en ongeliefd zou voelen terwijl ik op een of andere fantastische plek zat. Dus jawel, ik ga Massey bellen en die baan aannemen, en vervolgens neuk ik iedere beschikbare man die ik tegenkom. Buitenlandse, sexy, mooie mannen. En als ik zeg iedere beschikbare man, bedoel ik ook iedere beschikbare man. Wat zeggen jullie daarvan, meiden? Is dat acceptabel?’ De ober kwam terug met hun champagne. ‘Laten we daar dan op drinken.’

Adriana stootte een geluid uit dat van iedere minder mooie vrouw ‘minachtend gesnuif’ zou worden genoemd, maar uit haar mond klonk het exotisch en vrouwelijk. Toen de andere twee vriendinnen haar aankeken, voelde ze zich opeens ongemakkelijk. Ze wist niet of het kwam doordat Emmy zojuist haar plannen voor een grote verandering had aangekondigd terwijl ze zelf al jarenlang klakkeloos dezelfde weg volgde, of dat ze zich misschien ongemakkelijk voelde omdat haar rol als de jetsetter en feestganger van het groepje hierdoor in gevaar kwam. Of misschien kwam het gewoon door de drank. Maar iets in ­Emmy’s aankondiging bracht haar uit haar evenwicht. En als er iets was waar Adriana niet aan gewend was, was het om uit haar evenwicht gebracht te worden. Ze hief haar glas en forceerde een glimlach.

Emmy glimlachte terug en stak haar hand op in een ‘stop’-gebaar. ‘Ik heb maar één voorwaarde: ik wil een medestander.’

‘Een medestander?’ vroeg Leigh. Ze beet op haar onderlip en trok een velletje tussen haar tanden. Ze zag er nerveus uit. Adriana vroeg zich af waarom dat kind tegenwoordig altijd zenuwachtig overkwam, vooral omdat alles voor haar zo vlekkeloos verliep.

‘Ja, een medestander. Ik ben bereid me gigantisch sletterig te gedragen als jíj’ – Emmy wees Adriana aan – ‘belooft een vaste, monogame relatie aan te gaan. Met een man naar keuze, uiteraard.’

Adriana haalde diep adem. Ze maakte een van haar lievelingsgebaartjes, wat inhield dat ze afwezig een vingertopje op haar lip legde, het daar even liet liggen en het vervolgens naar een plekje vlak onder haar linkeroor liet dwalen. Zoals ze van tevoren had geweten, had het als resultaat dat vier mannen aan een aangrenzende tafel haar aanstaarden en dat Nicholas aangesneld kwam. Ze voelde die vertrouwde kick, dat steekje van opwinding dat ze altijd kreeg als ze bekeken werd.

Ze bestelden hun hoofdgerecht en nog een rondje drank, en alvast een portie macaroni met kaassaus en truffel om te delen.

‘Nou? Wat zeg je ervan?’ vroeg Emmy.

‘Heeft mijn moeder je dit ingefluisterd?’

‘Ja, schat. Het was je moeders idee dat ik een jaar lang de koffer in duik met iedere man die ik tegenkom, alleen maar om jou zo ver te krijgen dat je één kerel trouw blijft. Sluwe vrouw, die moeder van jou.’

‘Kom op, meiden, even serieus,’ zei Leigh met een zucht. ‘Jullie zetten dit geen van beiden door, dus kunnen we het ergens anders over hebben? Emmy, je hebt je punt gemaakt. Als je je weer in een relatie van vijf jaar wilt storten, moet je dat helemaal zelf weten. En Adriana, de kans dat jij astronaut wordt is groter dan de kans dat je het bij één man houdt. Volgende onderwerp.’

‘Doe nou niet alsof ik haar heb uitgedaagd iets écht drastisch te doen, zoals een baan zoeken...’ zei Emmy grijnzend.

Adriana forceerde een glimlach, ook al had ze er moeite mee om om zichzelf te lachen, zeker wanneer de grap haar werkloze status betrof. Of het nu kwam door de drank, door de irritante stem van haar moeder die door haar hoofd galmde of door de tientallen jaren losbandigheid die hun tol eisten; Adriana voelde zich uitgeput. ‘Goh, gaan we het zo spelen? Nou, dan zal ik je eens wat zeggen: ik ga je uitdaging aan.’

Ze genoot van de geschokte gezichten van haar vriendinnen.

‘Wát zeg je?’ Emmy draaide verwoed een lok om haar vinger.

Leighs glas bleef halverwege haar mond in de lucht hangen. ‘Dus je doet het?’

Hun ongeloof verhoogde Adriana’s plezier alleen maar; ze was er nu zeker van dat ze de juiste beslissing had genomen. ‘Dat zeg ik toch. Wanneer beginnen we?’

Emmy beet een aspergepunt af, kauwde er bevallig op en slikte hem door. ‘Ik stel voor dat we twee weken de tijd nemen om over de voorwaarden na te denken. Eind volgende week stellen we een plan op. Mee eens?’

Adriana knikte. ‘Afgesproken. En dan heb jij’ – ze zwaaide met haar champagneglas in Leighs richting – ‘de tijd om voor jezelf ook een voornemen te bedenken.’

‘Ik?’ Leigh fronste haar pas geëpileerde wenkbrauwen. ‘Een voornemen? Waarom? Het is niet eens Nieuwjaar. Dat jullie gek zijn, wil niet zeggen dat ik het ook ben.’

Emmy sloeg haar ogen ten hemel. ‘Leigh? Kom op, wat moet zij nou veranderen? Ideale baan, ideale vriend, ideaal appartement, het ideale gezinnetje...’ Emmy’s stem klonk nu nasaal en overdreven zangerig. ‘Marcia, Marcia, Marcia,’ zong ze. Zelf vond ze het ontzettend grappig en tegelijk een groot compliment om Leigh te vergelijken met de oudste dochter van The Brady Bunch, en ze deed de beledigde blik van Leigh af als een gevolg van een kortstondige chagrijnige bui.

‘Dat zal best,’ zei Adriana met een blik op Leigh, ‘maar ze zal toch iets moeten verzinnen. Dat lukt je toch wel, Leigh? Je kunt toch wel één puntje in je leven bedenken dat je zou willen veranderen? Iets waaraan je wilt werken?’

‘Ja, natuurlijk,’ zei Leigh, kattiger dan haar bedoeling was geweest. ‘Er zijn genoeg dingen die ik wil veranderen.’

Adriana en Emmy wisselden een blik en ze wisten allebei wat de ander dacht: Leigh mocht dan haar schaapjes op het droge hebben, het zou geen kwaad kunnen als ze eens wat meer ging genieten.

‘Nou, je hebt twee weken de tijd om er een uit te kiezen, querida,’ zei Adriana met omfloerste stem, op de gezaghebbende toon die ze meestal reserveerde voor mannen. ‘Laten we nu maar vast proosten.’

Emmy hief haar glas alsof het een loden presse-papier was. ‘Op ons,’ zei ze. ‘Volgend jaar zomer heb ik mezelf geprostitueerd aan half Manhattan en zal Adriana de geneugten der monogamie ontdekt hebben. En Leigh heeft tegen die tijd... ook iets gedaan.’

‘Proost!’ riep Adriana uit, waarmee ze de aandacht van het halve restaurant trok. ‘Op ons.’

Leigh tikte halfslachtig haar glas tegen dat van haar vriendinnen. ‘Op ons.’

‘We zijn totaal, compleet, gigantisch de lul,’ zei Emmy op harde fluistertoon, waarbij ze zich naar hen toe boog.

Adriana wierp haar hoofd in haar nek, half van verrukking en half uit gewoonte, voor het effect. De champagne had het vreemde gevoel weer verdreven. ‘Honderd procent de lul,’ zei ze lachend. ‘Met de nadruk op lul.’

‘Kunnen we hier alsjeblieft weggaan voordat we in een ongekende neerwaartse spiraal van uitermate beschamend gedrag terechtkomen? Alsjeblieft?’ zei Leigh smekend. Ze kreeg hoofdpijn van de rode wijn die Nicholas hun had aangeboden van het huis en wist dat het slechts een kwestie van tijd was – misschien zelfs maar een paar minuten – voordat de vriendinnen de grens tussen charmant aangeschoten en luidruchtig dronken zouden overschrijden.

Adriana en Emmy wisselden weer een blik en begonnen te giechelen.

‘Doe niet zo flauw, Marcia,’ zei Adriana, terwijl ze onvast opstond en Leigh aan haar onderarm omhoogtrok. ‘We zullen jou eens leren wat plezier maken is.’