Córdoba en Jaén 7
Córdoba la ciudad de los Omeyas; de oude hofstad van de Omajjaden wordt jaarlijks overspoeld door dagjesmensen en toeristen die een rondreis maken langs het Andalusische trio Sevilla, Granada en Córdoba. De bezoekersmagneet is zonder uitzondering La Mezquita, de Grote Moskee van de stad, die door de Unesco is gehonoreerd met een plaats op de prestigieuze Werelderfgoedlijst. Maar het hele centrum van Córdoba is bezienswaardig; het intacte historische stadsbeeld, de steegjes, pleinen en patio’s en de best bewaarde oude joodse wijk van Spanje. De ligging van de stad aan de Río Guadalquivir met aangename boulevards, oude vestingmuren en bruggen versterkt die charme.
In de provincie Córdoba wemelt het van aardige pueblos blancos (witte dorpjes) waar je op weg naar of van Córdoba een kijkje kunt nemen. Eerlijk gezegd kom je overal in Andalusië witte dorpen tegen, die moet je in deze provincie niet speciaal gezien hebben. Ze zijn leuk voor een korte stop op je route: bijvoorbeeld Almodavor del Río in de richting van Sevilla en Zuheros in de richting van Granada. Wat je beslist niet mag missen is Medina Azáhara, een Moors sprookjespaleis. Het ligt op nog geen 10 km afstand van de stad Córdoba.
Door bijvoorbeeld tijdgebrek wordt de provincie Jaén door toeristen nogal eens overgeslagen. Jaén is een olijvenprovincie, goed voor een derde van de Spaanse productie aan olijfolie. De penetrante geur die je bij diverse stadjes probeert thuis te brengen is afkomstig van olijfoliefabrieken. De meeste toeristen die de provincie Jaén opzoeken, komen niet doelbewust voor de gelijknamige provinciestad maar voor de tweelingstadjes Baeza en Úbeda. Ze zijn een vast onderdeel op de georganiseerde rondreizen vanwege de uitstekend geconserveerde monumenten uit de renaissance. Parque Natural de Cazorla, een natuurgebied bij het witte dorp Cazorla, rond de bron van de Río Guadalquivir, wordt beduidend minder bezocht. Maar wie prijs stelt op rust en natuur gaat door de knieën voor de schoonheid van dit bergachtige en tevens groene natuurgebied dat zowel via een landschappelijk interessante autoroute als over goede wandelpaden toegankelijk is.
Córdoba
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
linksboven, rechtsboven, linksonder en
rechtsonder.
In vergelijking met Sevilla en Granada, levendige en moderne steden, is Córdoba conservatief, provinciaals en compact. De eens rijkste stad van al-Andalus heeft haar voortrekkersrol al lang geleden verloren. In de zomer is ze kosmopolitisch door de duizenden bezoekers.
De naam Córdoba, afgeleid van het Fenicische woord voor goud: kord, beloofde een goede start. Feniciërs dreven hier aan de rivier handel, net als de Tartessiërs en Carthagers. Onder de Romeinen werd in 169 v.Chr. de kolonie Corduba gesticht, die uitgroeide tot hoofdstad van Baetica, de zuidelijke provincie van het Romeinse Hispania.
In 756 vestigde Abd al-Rahman I, de uit Damascus gevluchte nazaat der Omajjaden, het emiraat van al-Andalus. Hij maakte van Córdoba zijn hoofdstad. In de daaropvolgende eeuwen groeide de stad uit tot de grootste stad in Europa, die Damascus naar de kroon stak. Volgens islamitische geschiedschrijvers telde de stad 200.000 woningen, 600 moskeeën en 900 badhuizen. Dat zijn moeilijk voorstelbare getallen afgezet tegen het huidige Córdoba van ruim 300.000 inwoners op een veel groter oppervlak. Niettemin demonstreert La Mezquita, de moskee van Córdoba, nog altijd de rijkdom die de stad heeft gekend, niet alleen in materiële maar ook in culturele zin. Met het einde van het Omajjadische kalifaat, rond 1031, verloor de metropool snel terrein aan Sevilla. De stad werd in 1236 door Fernando III ingenomen, als eerste grote stad in het bekken van de Guadalquivir. De daaropvolgende eeuwen degradeerde Córdoba tot provinciestad, alleen nog van belang voor de wolhandel. In Spanjes Gouden Eeuw volgde een opleving. Veel huidige kerken en paleizen dateren uit deze periode en een nieuw Alcázar verrees op de plek van de Moorse burcht. Met het verval van de Spaanse wereldheerschappij zakte ook Córdoba weg in de anonimiteit. Het toerisme heeft daar pas weer verandering in gebracht, het vormt de grootste bron van inkomsten voor de stad. De gezellige drukte in het centrum, in de restaurants, de hotels en voor de souvenirwinkels waar het geld rolt, staat echter in schril contrast met de troosteloze nieuwbouwwijken en arme volksbuurten om het centrum.
De moskee
De Moorse bouwkunst is nauw verwant met het islamitische geloof en komt het beste tot uitdrukking in de constructie van de moskee. Bouw en grondplan van de moskee waren niet aan vaste regels gebonden. Een uitbreiding was goed mogelijk zonder het karakter van de bouwstijl aan te tasten. Dit is duidelijk te zien aan de moskee van Córdoba die driemaal uitgebreid is. De bouwwijze is niet zoals bij een kerk op één centraal punt georiënteerd, maar berust op herhaling. De reeks arcaden en zuilen die het platte dak dragen, wekt een indruk van oneindigheid.
De voorzijde van de moskee wordt altijd in de richting van de heilige stad Mekka gebouwd. Ook de gebedszaal, haram, heeft een speciale wand die richting Mekka wijst: de qibla. De qiblawand is aangelegd in de mihrab of gebedsnis met koepel en als centraal punt van de gelovigen bijzonder rijk versierd. Een ander vast onderdeel van de moskee is de minaret, de toren waar de moëddzin de gelovigen tot gebed oproept. In Andalusië werd een kwadratisch type minaret gebruikt, zoals in Noord-Afrika gangbaar was.
Voordat de gelovigen de moskee binnengaan, vinden de rituele wassingen plaats bij de sabil, de fontein. De sabil bevindt zich in principe op de sahn, het voorplein; door de christenen steevast veranderd in Patio de Naranjas, binnenhof met sinaasappelbomen.
De islam verbiedt het gebruik van figuratieve kunst om persoonsverheerlijking en afgoderij te voorkomen, zodat de bouw van moskeeën al zeer vroeg schitterende abstracte kunst stimuleerde.
Mezquita is Spaans voor moskee; dé moskee is die van Córdoba. Dit gebedshuis is in heel Spanje en buiten de grenzen bekend als een van de oudste Moorse monumenten in Europa. Het is bovendien onbeschrijfelijk mooi. De moskee is gebouwd gedurende de regeerperiode van de Omajjaden op de resten van een Visigotische basiliek en nog oudere Romeinse tempel. In de loop van de tijd zijn delen toegevoegd en verbouwd tot de grootste moskee van al-Andalus, een van de indrukwekkendste bouwwerken in de Arabische wereld, die moest wedijveren met die van Damascus en Mekka. In de 16de eeuw werd in het midden van de moskee een kathedraal gebouwd, meer dan twee keer zo hoog als de moskee. Later werden katholieken zelfs in de moskee begraven, wat de marmeren grafplaten uit de 18de eeuw demonstreren.
De vreemde en unieke combinatie van moskee en kerk heeft de harmonie enigszins verstoord, maar de betoverende, mysterieuze
La Mezquita
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
linksboven, rechtsboven, linksonder en
rechtsonder.
sfeer niet verbroken. In schoonheid doen kathedraal en moskee, elk op hun eigen wijze, vrijwel niet voor elkaar onder. Door de, toch wat ongelukkige, combinatie van stijlen in een gebouw, gebaseerd op twee uiteenlopende godsdiensten, is de Mezquita een bijzonder historisch monument geworden. De honderden moskeeën van al-Andalus zijn tijdens en na de Reconquista afgebroken, voor de moskee van Córdoba maakten de nieuwe katholieke vorsten een uitzondering; geïmponeerd door de unieke schoonheid. Karel V zou zelfs enorm spijt hebben gehad ooit toestemming te hebben verleend voor de bouw van de kathedraal midden in de moskee. Kerken waren er immers al genoeg, maar slechts één Mezquita.
Bezichtiging
De Mezquita domineert het centrum van Córdoba. Het is een vrijstaand gebouw dat door zijn vestingachtige karakter niets verraadt van de schoonheid die je binnen staat te wachten, met uitzondering van de ‘gouden’ zijdeuren met hun bogen in hoefijzervorm. Laat je door de drukte rond de hoofdingang niet afschrikken, eenmaal binnen kun je alle kanten op. De afmetingen van de enorme moskee staan daarvoor garant: 130 bij 180 meter.
Voor je de moskee zelf betreedt, kom je in de Patio de los Naranjos. Deze dankt zijn naam aan de sinaasappelbomen die hier door de christenen werden geplant. In de Moorse tijd was hier een palmentuin. Cipressen, olijf- en laurierbomen zijn nog later toegevoegd. De klokkentoren bij de buitenmuur van de patio is gebouwd op de fundamenten van een minaret uit 951, uitgevoerd in opdracht van Abd al-Rahman III.
Een schemerbos van marmeren zuilen, dat is de eerste impressie van de moskee als je binnentreedt. Rond 800 zuilen telt de moskee, en dan is er nog een flink aantal gesneuveld tijdens de verbouwing tot kathedraal. De zuilen hebben verschillende kleuren en afmetingen doordat ze afkomstig zijn van verscheidene ruïnes van Romeinse gebouwen. Juist die kleuren en het afwisselend gebruik van marmer, zandsteen en baksteen dragen bij aan de charme van de moskee, evenals de bogen die de het dak ondersteunen, halfrond of in de vorm van een hoefijzer.
Je moet de plattegrond bij de hand houden om wegwijs te worden in de moskee, als je alleen spontaan rondloopt, krijg je geen overzicht en zie je door de ‘bomen het bos niet meer’.
Na de ingang kom je in het oudste deel, in zeven jaar gerealiseerd in de tweede helft van de 8ste eeuw in opdracht van emir Abd al-Rahman I. De tweede en middelste sector is gebouwd door zijn opvolger, Abd al-Rahman II, en dateert uit de 9de eeuw. Dit deel is gedeeltelijk opgeofferd aan de later gebouwde kathedraal. De kathedraal vertoont een vermenging van stijlen: de strengheid van de renaissance naast de uitbundige barok. Vlak bij de kathedraal staan enkele prachtige kapellen met koepelgewelven. Doorgaans hebben ze een voormalige mihrab (islamitische gebedsnis) vervangen. De mooiste zijn de Capilla de Nuestra Señora de la Concepción met het barokaltaar aan de zijkant van de moskee, de elegante Capilla de Villaviciosa achter de kathedraal met prachtige bogen en koepel en ernaast de sublieme Capilla Real (koninklijke grafkapel). De laatste was oorspronkelijk de gebedsruimte van de emir. Na de Reconquista werd haar islamitische architectuur niet wezenlijk veranderd en alleen voorzien van een crypte, een kruis en versierd met mudéjarmotieven.
De derde en achterste sector dateert uit begin 10de eeuw en is een product van de ijdelheid van kalief al-Hakam II. Deze emir liet voor zichzelf een nieuwe, nog mooiere mihrab bouwen aan de achterwand. Met zijn delicate vormen en decoraties is het een perfect voorbeeld van geavanceerde oosterse bouwkunst, ontstaan in een periode dat de rest van Europa nog in de middeleeuwen sluimerde. Vooral de ruimte voor de gebedsnis (de maksura) is schitterend: de koepels zijn ingelegd met duizenden kleine mozaïeksteentjes, een schenking van de keizer van Byzantium Florale en geometrische motieven evenals Arabische teksten zijn herkenbaar. Overigens is de mihrab om onverklaarbare redenen niet zoals gewoonlijk in de richting van Mekka gebouwd.
In de achterste ruimte vind je ook het Museo Visigoto San Vincente: een kleine tentoonstelling met vondsten uit de 1ste tot de 8ste eeuw. Het zijn resten van de basiliek van de Goten en de Romeinse tempel die tijdens opgravingen in de moskee tussen 1931 en 1936 zijn gevonden. Twee andere tentoonstellingen vind je aan de overzijde. De eerste is de schatkamer van de kathedraal in de sacristie naast de mihrab. De sacristie – met haar decoraties uit bladgoud al bezienswaardig op zich – bezit vitrines vol met religieuze kunstschatten; goud en zilver voeren de boventoon. Naast de sacristie staat het Museo de San Clemente, een verzameling architectonische details waaronder azulejos uit de 15de en 16de eeuw. Museum is overigens een groot woord voor de vitrines die in de hoeken van de moskee staan. In de hoek bij het museum San Clemente is een parochiekerk uit de 16de eeuw waar fresco’s zijn te bezichtigen. Zowel het museum als de kerk staat in de vierde sector en tevens de laatste uitbreiding van de moskee. Dit deel is eind 10de eeuw niet meer achteraan, maar aan de oostelijke kant toegevoegd in opdracht van generaal al-Mansur (zie p. 38) – een laatste vertoon van macht en rijkdom voor het verval van de Omajjaden.
MEZQUITA.
Geopend: dag. 8.30–19, alleen zondag tijdens de mis (10– 13 uur)
gesloten.
Tussen moskee en rivier staat de Puerta del Puente. Deze stadspoort werd, naar klassiek voorbeeld, ter ere van Filips II omgetoverd tot een triomfboog. De Puente Romano verbindt sinds eeuwen de beide oevers van de Guadalquivir. De van oorsprong Romeinse brug is regelmatig verwoest door de buiten haar oevers tredende rivier, maar werd steeds herbouwd. Op het midden van de brug staat een 17deeeuws beeld van Santo Rafael. Iedereen die passeert slaat een kruis, neemt zijn hoed af of laat een kaarsje achter aan de voet van de beschermheilige van de stad. ’s Zondags is de brug gesloten voor het verkeer. De halve stad is dan op de been; hele families slenteren zondags al dan niet achter de kinderwagens langs de rivier, over de brug en door het centrum.
De Torre de la Calahorra aan de overkant van de rivier, verdedigde de brug en de stad tegen aanvallers. Tegenwoordig is er een leuk, modern museum in gevestigd, waar de bezoeker voor een klein bedrag met audiovisuele middelen een culturele reis door de Moorse geschiedenis kan maken. De historische en culturele band tussen Europa en de Arabische wereld worden belicht.
TORRE DE LA
CALAHORRA. Geopend: mei–okt. dag. 10–14 en 16.30–20.30, okt–mei
dag. 10–18 uur. De audiovisuele show begint om het uur.
Molino de Albolafia
De Río Guadalquivir is bij Córdoba enorm breed, maar het rivierbed ligt al zo lang droog dat er verschillende eilanden vol bomen zijn ontstaan. Ontelbare vogels nestelen er, die bij zonsondergang voor een vogelconcert zorgen; het ideale moment voor een wandeling langs de rivier.
In het rivierbed zijn de ruïnes te zien van watermolens en stuwen uit de Moorse tijd. Watermolens brachten het water naar de stad en hoger gelegen akkers. Tot op grote afstand van de rivier konden zo tuinbouwgewassen geteeld worden. Na de Reconquista raakte het ingenieuze systeem in verval. Het houten waterrad dat bij de rechteroever naast de brug te zien is, is een reconstructie van de Molino de Albolafia. Vermoedelijk stond hier al een Romeinse molen, die door de Moren werd gemoderniseerd om water omhoog te halen voor het paleis van de kalief (nu het aartsbisschoppelijk paleis). Na de Reconquista werd het water naar de burcht gebracht tot koningin Isabel het gebruik van de molen verbood; het lawaai van het rad verstoorde haar nachtrust en siësta. Het waterrad is nog gebruikt tot 1942, toen het door een brand werd verwoest. Voor de reconstructie is nog wel gebruik gemaakt van originele delen uit de 12de eeuw.
Alcázar
Iets stroomafwaarts, op de rechteroever van de rivier, ligt het Alcázar de los Reyes Cristianos, de residentie van de christelijke koning Alfonso XI, gebouwd in de 14de eeuw op de plaats van een Moorse burcht. Met de schoonheid en elegantie van de Alcázar in Sevilla is dit middeleeuwse paleis niet vergelijkbaar. Hoogtepunten zijn de Mozaïeksalon met Romeinse mozaïeken en de tuinen. Deze zijn verschillende malen opnieuw aangelegd, maar het Moorse grondplan is bewaard gebleven. De waterpartij illustreert de centrale plaats die water innam in de Moorse tuinarchitectuur.
ALCÁZAR
Geopend: zomer di.–za. 10–14 en 17.30–19.30, zo. 9.30– 14.30,
winter di.–za. 10–14 en 16.30–18.30, zo. 9.30–14.30 uur.
Ten noorden en westen van de moskee ligt de Judería, de middeleeuwse joodse wijk van de stad. Het is een attractie op zich en voetgangersgebied, een heerlijke buurt om rond te slenteren door een doolhof van steegjes met witgekalkte huizen, aantrekkelijke patio’s en restaurants, langs delen van de oude stadsmuren. Tijdens je slentertocht passeer je de synagoge, een van de weinige in Spanje die de jodenvervolging na de Reconquista overleefden. Van buiten valt de synagoge nauwelijks op tussen de huizen. Typerend binnen is het oorspronkelijke pleisterwerk dat de culturele vermenging die optrad in Andalusië symboliseert: mudéjarmotieven met Hebreeuwse inscripties.
Wie eens een blik in een van de huisjes wil werpen, kan naast de synagoge terecht in Casa Andaluz, antiek ingericht in Andalusisch-Moorse stijl, met een fraaie patio en een reinigingsfontein.
SYNAGOGE,
Calle Judíos. Geopend: di–za. 9.30–14 en 15.30–17.30, zon- en
feestdagen 9.30–13.30 uur.
CASA ANDALUZ, Calle Judíos. Geopend: dag. 10.30–20 uur.
Schuin tegenover Casa Andaluz vind je de Zoco: een soort overdekte markt waar ateliers zijn gevestigd rond een patio. Je kunt de handwerkslieden en kunstenaars aan het werk zien en uiteraard hun producten kopen, variërend van zilverwerk tot keramiek.
Even voorbij de synagoge op een intiem pleintje staat een beeld
van de joodse geleerde Maimónides ( pp. 177-178). Aan het naar Maimónides
vernoemde pleintje is in een 16de-eeuws huis het Museo
Taurino (Stierengevechtmuseum) ondergebracht – voor de
liefhebber. Uiteenlopende kostuums, accessoires en attributen zijn
op professionele manier tentoongesteld.
Aan het einde van Calle Maimónides (verlengde van Calle Judíos)
kom je bij de Puerta de Almodóvar. In en rond de oude stadspoort is
een aantal restaurants met aangename terrasjes waar je even kunt
ontspannen – met blik op de oude stadsmuren en het standbeeld van
de grote geleerde van de stad, Averroes ( pp. 177-178)
ZOCO. Calle
Judíos. Geopend: dag. tijdens winkeltijden, dus tijdens de siësta
gesloten..
MUSEO TAURINO, Plaza Maimónides. Geopend: zomer di.–za. 10–14 en 18–20, zon- en feestdagen 9.30–15, winter di.–za. 10–14 en 17–19, zonen feestdagen 9.30–15 uur.
Córdoba staat bekend als de stad van de patio’s. Je komt ze in elk straatje, in bijna elk restaurant en hotel tegen. Voor de mooiste patio’s moet je naar de Barrio San Basilio, tussen de Judería en de Alcázar. In dit hoekje van het centrum komen beduidend minder toeristen, waardoor het karakter van de wijk nauwelijks is aangetast. In plaats van souvenirwinkels staan in deze buurt nog ouderwetse kruideniers. De meeste binnenplaatsen zijn van de straat af te bewonderen, eigenaars zetten hun deuren wijd open. Zelfs als je je hoofd nieuwsgierig om een hoekje steekt, kijkt niemand daar raar van op; integendeel de meeste mensen zijn trots op hun patio en waarderen oprechte belangstelling. Ze sturen je verder naar de buren en de overburen, overal moet je kijken en vergelijken.
In de Calle San Basilio op nummer 50 staat de ‘moeder van alle patio’s’ zoals de wijkbewoners zeggen. Het is een schitterend oude patio in bezit van de Vereniging van Patio’s en biedt een uitstekende gelegenheid om eens ongegeneerd rond te kijken. Zelfs staatsgasten slaan deze patio niet over; aan de ingang wordt trots het bezoek van de Spaanse minister-president en koningin Sofia gememoriseerd.
In de voormalige woonvertrekken rond het hofje zijn ateliers gevestigd; een aantal ondernemende dames houdt hier de traditie van Córdoba als handwerkstad levendig. In vergelijking met de Zoco zijn deze ateliers leuker, rustiger, de mensen ronduit hartelijk. Beschilderde waaiers, kunstwerken van leer, beschilderde tegels en flamencojurkjes zijn de specialiteiten – alles handgemaakt uiteraard.
Averroës en Maimónides, geleerden uit Córdoba
Buiten de oude stadsmuur van Córdoba, vlak bij de aangename terrasjes rond de Puerta de Almodóvar staat het standbeeld van Averroës, met zijn strakke, filosofische blik en een boek op de knieën. Averroës, in de Arabische wereld bekend onder de naam Ibn Rusd en in 1126 in Córdoba geboren, was arts, rechter en docent rechtswetenschap en theologie in zijn geboorteplaats. Maar onsterfelijk werd deze veelzijdige man als filosoof en dan met name dankzij zijn werken over de leer van Aristoteles. Zijn interpretaties van het werk van Aristoteles, later bekend geworden als het averroïsme, werden eeuwenlang beschouwd als een soort toegangscode tot de leer van de beroemde Griekse filosoof.
Córdoba was het centrum van het rijk van de Omajjaden, waar dankzij een voor de middeleeuwen buitengewone tolerantie en openheid cultuur, wetenschap en het geestelijk leven bloeiden. Aan die tolerantie kwam een einde tijdens de heerschappij van de orthodoxe Almohaden. Averroës’ kritische opvattingen vielen niet meer in goede aarde, zijn diepgaande gedachten over leven, religie en onsterfelijkheid, over goed, kwaad en eigen verantwoordelijkheid werden binnen de islam geïnterpreteerd als ketterij. Hij werd bespuugd en vernederd voor de Mezquita, gevangengenomen in Marrakech, waar hij op latere leeftijd als rechter werkte. Kort voor zijn dood (1198 in Marrokko) werd Averroës gerehabiliteerd.
Maimónides
In de Judería, Córdoba’s joodse wijk, wordt de herinnering aan een tijdgenoot en collega van Averroës levend gehouden: Mosche ben Maimon, algemeen bekend als Maimónides. Een intiem pleintje is naar hem vernoemd, waar een standbeeld voor de joodse arts en filosoof is opgericht. Evenals Averroës bestudeerde Maimónides de theorieën van Aristoteles en ontwikkelde zich als de belangrijkste joodse filosoof van de middeleeuwen. Hoewel in Córdoba geboren, in 1135, moest hij al op 14-jarige leeftijd met zijn familie vluchten voor de intolerante Almohaden. De rijpere man met baard, tulband en lange mantel zoals het standbeeld toont, was allang geen inwoner meer van Córdoba, maar van Caïro. In zijn nieuwe vaderland Egypte werd hij lijfarts van de legendarische sultan Saladin, hoofd van de joodse gemeente en schreef hij zijn filosofische werken die hem onsterfelijk maakten. Maimónides stierf in 1204 in Caïro.
Als je van de Mezquita de Calle Luis de la
Cerda volgt, kom je automatisch op de Plaza del Potro.
Vroeger was hier de veemarkt, de fontein met een beeld van een kalf
(potro) verwijst naar dit verleden. Tegenwoordig is het een
populair en sfeervol verkeersvrij pleintje omringd door een aantal
historische gebouwen in renaissancestijl. Plein en buurt zijn
verwerkt in de overbekende roman Don Quichote van Cervantes (
p. 62). De schrijver logeerde hier in de Posada del Potro, in
Cervantes’ tijd een cultureel trefpunt.
In een van de fraaie gebouwen aan de plaza is het Museo de Bellas Artes (Museum van Schone Kunsten) gevestigd dat teruggaat tot 1862. Tentoongesteld is hier een omvangrijke collectie van plaatselijke kunstenaars uit verschillende stijlperioden en werken van gerenommeerde Andalusische kunstenaars, zoals Zubarán en Murillo.
In vergelijking met de vooral religieuze thema’s in het Museo de Bellas Artes is het Museo de Julio Romero de Torres frivool. De vier museumzalen zijn gewijd aan het levenswerk van de meest gerenommeerde schilder van Córdoba, Julio Romero de Torres (1874–1930). Zijn werk dateert uit begin 20ste eeuw en valt onder het (sociaal-)realisme. Melancholisch zou je zijn werk kunnen noemen. Vrouwen zijn het hoofdthema van zijn schilderijen. Het museum is in het ouderlijk huis van de schilder ondergebracht, de antieke inrichting versterkt de sfeer.
MUSEO
DE BELLAS ARTES. Geopend: di. 14.30–20.30, wo.–za. 9–20.30 en zo.
9–14.30 uur. Toegang gratis voor EU-burgers op vertoon van
identiteitsbewijs.
MUSEO JULIO ROMERO DE TORRES. Geopend: zomer di.–za. 8.30–14.30, winter 10–14 en 17.30–19.30; zon- en feestdagen hele jaar 9.30–14.30 uur.
Museo Arqueológico
Voor een breed publiek interessant en als je voldoende tijd hebt beslist een bezoek waard is het Museo Arqueológico. Dit staat bekend als een van de beste archeologische musea van niet alleen Andalusië, maar van heel Spanje. Het renaissancepaleis waar het archeologisch museum is gevestigd, is op zich al een kijkje waard
De collectie is overzichtelijk en op moderne wijze tentoongesteld. De begane grond is gereserveerd voor prehistorische vondsten onder andere uit de Cueva de los Murcielagos bij het witte dorpje Zuheros, indrukwekkende sculpturen uit de Romeinse periode en ook de Visigoten zijn vertegenwoordigd. Het begrip archeologisch museum is heel ruim genomen: de hele eerste verdieping is gewijd aan de Moorse cultuur. Het accent ligt op Medina Azáhara (zie p. 181): kijken dus voor of na je bezoek aan dit Moorse paleis.
Het museum vind je aan de kleine Plaza Jeronimo Peaz, een paar minuten lopen van zowel de Mezquita als de Plaza del Potro.
ARCHEOLOGISCH MUSEUM. Geopend: di. 15–20,
wo.–za. 9–20, zon– en feestdagen 9–15 uur. Toegang voor EU-burgers
is gratis.
Plaza de la Corredera
Waar tijdens de middeleeuwen stierengevechten en paardenraces werden gehouden in de openlucht is een reusachtig, rechthoekig plein ontstaan omringd door arcaden. In de arcadegalerij hebben alledaagse winkeltjes en eenvoudige cafés met terrasjes een plek gevonden. Daarboven bevinden zich woningen. Die waren vervallen, maar zijn inmiddels volledig gerenoveerd. De Plaza de la Corredera ligt ten noorden van de Plaza del Potro in een levendige, oude volkswijk. Die sfeer komt goed tot zijn recht als er voorstellingen worden gegeven op het openluchtpodium midden op het plein. Informeer naar het programma bij het toeristenbureau. Om een indruk te krijgen van alledaags Córdoba kun je ook een kijkje nemen in de Mercado Municipal, de overdekte markt waar groente, fruit, vlees en vis worden verkocht.
Even ten noorden van Plaza de la Corredera staat het moderne stadhuis van Córdoba, een weinig imposant bouwwerk. Vroeger stond hier een Romeinse tempel, waarvan een indrukwekkende reeks gereconstrueerde Romeinse zuilen aan de zijkant van het gebouw is te bewonderen.
Tegenover het stadhuis staat de Iglesia de San Pablo, een van de talrijke kerken van Córdoba. Deze kerk werd gebouwd in de 13de eeuw, maar is meermaals verbouwd en gerestaureerd. De barokke voorgevel stamt uit 1706. Het gotische roosvenster werd in de nieuwe gevel opgenomen. Overigens is de gevel in Calle San Pablo interessanter, met een combinatie van Moorse en romaanse kenmerken. Het interieur heeft veel gotische kenmerken behouden.
Mooier nog is het zuiver gotische interieur van de San Lorenzo. Deze kerk ligt weliswaar op enige afstand van het centrum, maar is een omweg waard voor wie in architectuur is geïnteresseerd.
Palacio de los Marqueses de Viana
Een andere bezienswaardigheid buiten de route is Palacio de los Marqueses de Viana, in de buurt van Plaza de Colón. Dit paleis bestaat in feite uit verschillende huizen, daardoor telt het maar liefst dertien patio’s. In de volksmond is het paleis daarom ook wel bekend als het museum van de patio’s. De verschillende tuinen en binnenplaatsen, de verzameling antieke meubels, schilderijen, porselein en gobelins en de grote bibliotheek maken een bezoek beslist de moeite waard. Dat vinden althans tal van beroemdheden, getuige de ter ere van bekende bezoekers in de muur gemetselde tegels.
Een paar passen van het paleis van Viana staat een standbeeld van Manolete, de grootste stierenvechter van Córdoba die in 1947 door een stier op de hoorns werd genomen en aan zijn verwondingen overleed. Zijn fotoportret hangt nog altijd in cafés in de stad.
PALACIO
DE LOS MARQUESES DE VIANA. Geopend: zomer ma.–di. en do.–za. 9–14,
zon- en feestdagen 10–14, winter ma.–di. en do.–za. 10–13 en 16–18,
zon- en feestdagen 10–14 uur. De patio’s kunnen apart worden
bezocht.
In de heuvels ten noordwesten van Córdoba bouwde kalief Abd al-Rahman III de wereldlijke tegenhanger van de Mezquita: het paleis Medina Azáhara, ook aangeduid als of Medinat al-Zahra. Dit Moorse sprookjespaleis, of liever gezegd de indrukwekkende restanten ervan, liggen op 8 km afstand van de stad nabij de snelweg richting Palma del Río. Bordjes wijzen de weg. Het complex ligt onder het 16de-eeuwse klooster San Jerónimo, een enorm, langgerekt gebouw in de heuvels dat van verre zichtbaar is.
Medina Azáhara werd gebouwd enkele jaren nadat Abd al-Rahman III zichzelf in 929 tot kalief had uitgeroepen. Bij die titel hoorde een representatief paleis en conform het gebruik in het Midden-Oosten moest de residentie van de kalief uitgebreid worden met een complete nieuwe stad die de glorie en macht van de kalief uitstraalde. Als locatie koos hij een schitterende plek op de hellingen van de Sierra Morena met uitzicht over het dal van de Guadalquivir.
Medinat al-Zahra betekent ‘Stad van Zahra’, genoemd naar de mooiste en favoriete vrouw uit de harem van de kalief. De paleisstad
Medina Azáhara
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
linksboven, rechtsboven, linksonder en
rechtsonder.
werd gebouwd tussen 936 en 976. In die 40 jaar ontstond een complex van paleizen, tuinen, woningen, keukens en bastions dat onderdak bood aan naar schatting 20.000 bewoners, het grootste deel militair en hofpersoneel met hun families. Medina Azáhara groeide uit tot een complete stad, die redelijk onafhankelijk was van Córdoba. In 941 werd zelfs de Munt van Córdoba hierheen verplaatst. Medina Azáhara werd gebouwd op het hoogtepunt van de macht van de Omajjadendynastie. Met de ineenstorting van het kalifaat, niet lang na de dood van Abd al-Rahman III, verloor Medina Azáhara haar bestaansrecht. De stad ging onder met de dynastie van de Omajjaden. De ruïnes werden eeuwenlang aangeduid als Córdoba la Vieja (het oude Córdoba) tot archeologen in 1911 met opgravingen begonnen. Ongeveer een tiende van de ommuurde stad van de kalief is nu blootgelegd en deels gereconstrueerd – gewerkt wordt er nog steeds.
Gebruikmakend van het heuvellandschap is de Medina Azáhara op drie terrassen aangelegd. Het paleiscomplex of Alcázar lag op de hoogste terrassen. Hier lagen naast de residentie van de kalief ook de paleizen van de adel. Een terras lager lag de moskee en op het onderste – nog niet opgegraven – niveau bevonden zich waarschijnlijk de woon- en werkvertrekken van de duizenden bewoners van de paleisstad en de marktbuurt (souk). Op alle terrassen namen tuinen en patio’s een voorname plaats in: ze besloegen ongeveer een derde van het totale oppervlak.
Het bovenste deel van het paleiscomplex inclusief de stadsmuren is opgegraven en toegankelijk voor het publiek. Paden brengen je automatisch langs de ruïnes, gedeeltelijke reconstructies van paleisgebouwen en enkele opnieuw aangelegde tuinen. Hoogtepunten zijn: de Dar al-Wuzura (Huis van de Vizier), de Pórtico aan de grote paradeplaats en de onvergetelijke Salón Ríco (Troonzaal van Abd al-Rahman III). De Spaanse naam van de troonzaal verwijst naar de rijke decoraties van de troonzaal. Gasten werden hier ontvangen; ze moeten met open mond de schoonheid hebben bewonderd, zoals bijna 1000 jaar later de bezoekers nog steeds doen. De hoefijzerbogen, de zuilenrijen, de ornamentiek, de warme kleuren zijn karakteristiek voor de verfijnde Moorse architectuur in Andalusië.
MEDINA
AZÁHARA. Geopend: di.–za. 10–20.30, zon- en feestdagen. 10–14, ’s
winters di.–za. 10–18.30 uur.
De tocht van Córdoba in oostelijke richting voert door het dal van de Guadalquivir: een glooiend landschap met olijfgaarden op rode bodems, slechts hier en daar afgewisseld met graanbouw. In het dal liggen twee plaatsen die speciale aandacht verdienen: Úbeda en Baeza. Deze zustersteden, die nog geen 10 km van elkaar af liggen, waren de eerste die na de ‘Slag van Las Navas de Tolosa’ in christelijke handen vielen. Ze werden door de Castilianen uit het noorden bevolkt, die de steden tijdens de renaissance tot bloei brachten. In Baeza en Úbeda volg je dus niet de Moorse geschiedenis van Andalusië. De wit gekalkte huizen staan in deze stad van de renaissance in de schaduw van representatieve zandstenen paleizen, regeringsgebouwen, kerken en fonteinen. Het stadsbeeld doet denken aan die van de bezienswaardigste steden in Italië, de invloed van de Italiaanse renaissance is evident.
Baeza
Baeza was de eerste stad in al-Andalus die heroverd werd door de christenen. Ferdinand de Heilige gaf opdracht tot de bouw van de kathedraal, wat het begin was van de bouwdrift die lang zou voortduren. De stad bereikte haar grootste bloei in de 16de eeuw. Ze heeft met ongeveer 18.000 inwoners een aangename grootte en flair.
Plaza del Generalismo en Plaza del Pópulo
Plaza del Generalismo is het centrale plein van Baeza. Het wordt geflankeerd door arcades met winkels, restaurants en cafés. Vroeger was dit het marktplein. De Alhóndiga, de oude graanbeurs, is het opvallendste gebouw aan het plein en herkenbaar aan de drie rijen zuilen. De bovenste etage is later bijgebouwd. De achterkant staat in verbinding met de Pósito, in de straat erachter. Het centrale plein van Baeza grenst in het zuiden aan de Plaza del Pópulo, het mooiste plein van de stad, ingesloten door imponerende gebouwen uit de renaissance. De naam verwijst naar de Virgen del Pópulo, de eeuwenoude beschermheilige van de stad. Een van de blikvangers op het plein is het Antigua de Carnecería, het voormalige slachthuis. Het is herkenbaar aan de galerij op de eerste etage met het enorme wapen van Karel V. Voor het gebouw staat de leeuwenfontein, de Fuente de los Leones. Leeuwen en beeld zijn afkomstig van Romeinse ruïnes van Cástulo (bij Linares). Het beeld stelt Imilce voor, de vrouw van de Carthaagse veldheer Hannibal. Een andere blikvanger op het plein is de Casa del Pópulo, vroeger het administratieve en justitiële centrum van de stad, tegenwoordig het toeristenbureau. De twee poorten naast het toeristenbureau maken deel uit van de stadsmuur die begin 16de eeuw werd aangelegd: de Puerta de Jaén en de Arco de Villalar.
Plaza Santa Maria
Een trapje links naast het toeristenbureau leidt naar het hoger gelegen deel van Baeza, waar de Plaza Santa María het centrum is. De kathedraal op dit plein liet Ferdinand in de 13de eeuw bouwen. De moskee moest ervoor worden afgebroken. De kathedraal is later nog enkele keren verbouwd, wat de harmonie enigszins heeft verstoord. De Puerta de la Luna in de westgevel is gebouwd in mudéjarstijl en is de oudste ingang. De Puerta de Perdon is gotisch. Het interieur is spannender dan de buitenkant. Bijzonder bezienswaardig zijn de Gouden Kapel (Capilla Dorada), de Jacobskapel (Capilla santiago) en vooral het sanctuarium (Capilla del Sagrario).
Tegenover de kathedraal staat het Seminario Conciliar de San Felipe Neri. Het in 1660 gebouwde seminarie met getraliede ramen heeft de strengheid van een gevangenis. Op de muur staan de met stierenbloed geschreven namen van de afgestudeerde priesters.
Naast het seminarie, ten slotte, staat het architectonische hoogtepunt van Baeza: het Palacio de los Marqueses de Jabalquinto. Dit laat-15de-eeuwse paleis heeft een bijzondere gevel met halfronde zuilen en ornamenten die beïnvloed zijn door de Moorse kunst. Het is een bijzondere, laatgotische stijl met mudéjarelementen die de Spaanse kunstgeschiedenis is ingegaan als estilo Isabel, genoemd naar de katholieke koningin Isabella (1451–1504).
Indien je de kathedraal voorbij loopt, heb je de gelegenheid om van een fraai uitzicht te genieten. Uiteindelijk leidt iedere straat naar de Paseo de las Muralles of de Antonio Machado, de rand van de stad.
KATHEDRAAL. Geopend: dag. 10–13 en 16–18,
zomer dag. 10.30–13 en 17–19 uur.
PALACIO DEL JABALQUINTO. Geopend: ma.–vr. 9–14 uur.
Museo de la Cultura del Olivo
Zo’n 8 km ten zuidoosten van Baeza, richting
Jaén, ligt een aardig museum dat alles toont over de productie van
olijfolie ( p. 190). Het museum
is ondergebracht in een fraaie Spaanse boerderij, de hacienda La
Laguna, vlak bij het dorpje Puente del Obispo.
MUSEO
DE LA CULTURA DEL OLIVO. Geopend: dag. 10.30–13.30 en 16.30–19,
jul. en aug. 17.30–20 uur.
Úbeda
Úbeda is dubbel zo groot als Baeza en minder intiem, maar de bouwwerken zijn monumentaler. Uitgerekend op de naamdag van zijn patroon, San Miguel, werd Úbeda in 1234 heroverd op de Moren onder aanvoering van Fernando III. Met de vorst streken verscheidene adellijke families in Úbeda neer, die er hun paleizen bouwden. De leeuwen in het stadswapen, dat te zien is op de Iglesia de San Salvador, stellen twaalf van die families voor. Net als zusterstad Baeza werd Úbeda een renaissancestad. De rijke adellijke heren Francisco de los Cobos en zijn opvolger Juan Vázquez de Molina, beiden werkzaam voor het hof, waren de belangrijkste opdrachtgevers. De architect van de meeste gebouwen was Andrés de Vandelvira (1509–1575). Ondanks de nieuwe aankleding van de stad bleef het Moorse stratenpatroon behouden. Ook de Moorse kunst bleef populair. Nog steeds vertoont de lokale kunstnijverheid Moorse trekken: groen geglazuurd keramiek, smeedijzer en vlechtwerk.
Het is handig om een plattegrond van de stad te halen bij het toeristenbureau, gevestigd in het gemeentehuis. Veel pleinen hebben nieuwe namen gekregen, wat zonder plattegrond voor verwarring kan zorgen. Je komt automatisch langs het gemeentehuis, want het is gevestigd in het hart van de stad, aan de schitterende Plaza de Vázquez de Molina in het oude Palacio de las Cadenas.
Plaza de Vázquez de Molina
Het Palacio de las Cadenas (Paleis van de Kettingen) werd in de 16de eeuw gebouwd in opdracht van de familie Vázquez de Molina en dankt zijn bijnaam aan de kettingen waarmee het hof voor het paleis vroeger werd afgesloten. De façade is streng, maar harmonieus, een klassiek voorbeeld van de renaissance met Korinthische en Ionische zuilen.
Tegenover het gemeentehuis staat de Iglesia de Santa María de los Reales Alcázares. De kerk is in de 13de eeuw op de plaats van een moskee gebouwd en verenigt, dankzij latere verbouwingen, veel verschillende stijlen. De voormalige Moorse patio is in de 16de eeuw veranderd in een kruisgang. De kapellen in de kerk behoren toe aan rijke families. De Capilla de Yedra en de Capilla de Becerra (met het familiegraf van de familie Becerra) zijn de moeite waard. De overige, statige, 16de-eeuwse gebouwen op het plein zijn: de Cárcel del Obispo, de voormalige bisschoppelijke gevangenis, de Antiguo Pósito, het voormalige graanpakhuis en het Palacio del Marqués de Mancera, herkenbaar aan zijn toren.
Aan het oostelijke uiteinde van het plein staat de bekendste kerk van Úbeda en een van de hoogtepunten uit de renaissance in Zuid-Spanje, de Sacra Capilla del Salvador. De kerk maakte vroeger deel uit van het Palacio van Francisco de los Cobos, de vermogende staatssecretaris van Karel V. Het paleis is echter door brand verwoest. Alleen de gevel is nog zichtbaar in de Calle Francisco de los Cobos. Siloé, een naam die je misschien al in Granada bent tegengekomen, maakte in 1536 het ontwerp voor de kerk, Vandelvira voerde het tussen 1540 en 1556 uit. Het interieur is een kijkje waard, kleurrijk en rijk gedecoreerd. Hoogtepunt is de sacristie in renaissancestijl.
SACRA
CAPILLA DEL SALVADOR. Geopend: ma.–za. 10–14 en 17–19.30 (winter
16–18.30), zo. 10.45–14 (winter vanaf 11.15 uur) en 16.30–19.30
uur.
Plaza del Primero de Mayo
Vanaf de Plaza Vázquez Molina loopt de Calle Horno Contado naar het oude marktplein: de Plaza del Primero de Mayo. Het is een aardig pleintje, minder monumentaal dan de Plaza Vázquez Molina en wordt gedomineerd door de Iglesia de San Pablo, waar romaanse, gotische en renaissancearchitectuur samenkomen. In de Calle Cervantes, links van de San Pablo staat het gerestaureerde Casa Mudéjar, dat het archeologisch museum huisvest. Het is een klein museum met een collectie archeologische vondsten uit de omgeving van de stad.
IGLESIA SAN
PABLO. Geopend: ’s ochtends: ma.–wo. 11–12, do.–za. 11–13, zo.
11–13.30; ’s middags: ma.–za. 17–20 uur.
ARCHEOLOGISCH MUSEUM. Geopend di.–za. 10–14 en 16–19, zo. 10–14 uur.
Klooster Santa Clara en overige bezienswaardigheden
Aan de Calle Santa Clara is het Real Monasterio de Santa Clara gevestigd. Hier logeerde Isabel la Católica op haar reis naar Granada. De architectuur van het klooster kent een veelheid aan stijlen. De poort in de renaissancefaçade leidt naar een van de patio’s. In het midden van de patio staat een klein mudéjarkerkje. Het Santa Claraklooster is in heel Andalusië bekend om zijn koekjes: zoet en zacht en stuk voor stuk in mooie papiertjes verpakt. Je kunt ze op de markten kopen, soms zelfs bij de brood- en gebakafdeling in supermarkten, maar het leukst is om ze direct bij de nonnen van Santa Clara in Úbeda te halen.
Wie nog tijd over heeft, kan door de Calle Real slenteren, een winkelstraat met elegante, historische panden, of een kijkje nemen in de zuidoosthoek van de stad. Hier staan twee monumenten die de moeite waard zijn. Het Casa de Toros, het Huis met de torens in de Calle Gomez, is in de 16de eeuw gebouwd. De gevel is versierd met heraldische afbeeldingen. Via de poort kom je in de ruime patio, omgeven met arcaden en daarboven bevindt zich een galerij. Je kunt de patio bezichtigen tijdens college-uren van de kunstacademie, die hier nu is gevestigd. Iets zuidelijker ligt de kleine Plaza San Lorenzo, genoemd naar de kerk. Als u hier links afslaat loopt u langs de resten van de oude stadsmuren en de oude stadspoort: de Puerta de Granada.
Een veel bezocht monument van Úbeda ligt buiten de route, ten westen van het centrum, in de Calle Obispo Mesone: het Hospital de Santiago. Het is een van de best geslaagde renaissancemonumenten van architect Andrés Vandelvira, gebouwd in opdracht van de bisschop. Het hospitaal was bedoeld voor pelgrims op een van de Jacobsroutes naar Santiago de Compostela in Noord-Spanje. Jacob is afgebeeld boven het portaal. Het hospitaal heeft een nieuwe bestemming gevonden als cultureel centrum.
Parque Natural de Cazorla y Segura
Op bijna 200 km afstand van Córdoba ligt het plaatsje Cazorla en het gelijknamige natuurgebied. De ligging van het plaatsje op 900 m hoogte tussen de grillige Peña de Halcones (Rotsen van de Valken) is indrukwekkend. Met zijn witte huisjes en hellende straatjes is Cazorla een aangename uitvalsbasis voor een bezoek aan het natuurgebied. Bezienswaardig in Cazorla zelf is onder meer het Moorse Castillo de la Yedra, in het hoogste en oudste gedeelte van het stadje. Het uitzicht vanaf de burcht is adembenemend. De smalle en steile straatjes naar de burcht leiden langs de Plaza Santa María, het centrum van Cazorla.
Direct achter Cazorla begint het Parque Natural de Cazorla y Segura, waar de Guadalquivir ontspringt, de rivier die je in ieder geval in Córdoba en Sevilla tegenkomt. Het natuurgebied is een paradijs voor de actieve vakantieganger. Uitvoerige informatie over wandelingen, trektochten, fiets- of paardrijtochten, watersportmogelijkheden en excursies met de 4x4 zijn in Cazorla verkrijgbaar bij zowel het toeristenbureau als het administratiecentrum van het natuurgebied (zie pp. 191 en 267) en bij het bezoekerscentrum (Centro de Interpretación) Torre del Vinagre in het natuurgebied.
Parque Natural de Cazorla y Segura wordt gekarakteriseerd door bergen tot boven de 2000 m hoogte, riviertjes die in de bergen ontspringen, klaterende watervallen, dalen met naaldbossen, kloven en moerassen - kortom prachtige natuur. Het beschermde gebied strekt zich uit van Cazorla tot de oostgrens van de provincie Jaén; een oppervlakte van ruim 2000 km2. Het gebied was jachtgebied tot het in 1960 een beschermde status kreeg. Sinds 1983 is Parque Natural de Cazorla y Segura door de Unesco erkend als biosfeerreservaat. Vier bergruggen domineren het natuurgebied: de Sierra de Cazorla, de Sierra de Pozo, de Sierra de la Cabrilla, met de hoogste berg de Empenada (2107 m), en de Sierra de Segura. Rivierdalen en schitterende kloven scheiden de bergen.
Spaanse steenbokken, wilde zwijnen, herten, zeldzame keizersarenden én beren, zijn een aantal van de dieren die in het gebied leven. De dieren vertonen zich slechts zelden en leven in de afgelegen gebieden van het natuurgebied, maar er is een soort wildpark (Parque Cinegético de Collado de Almendral) aangelegd, waar toeristen dieren vanaf uitkijkposten kunnen bekijken. Bij zonsop- en ondergang maak je de meeste kans dat er wat beweegt, anders moet je genoegen nemen met het mooie landschap.
Wie meer wil weten over de flora van het gebied, kan terecht in de botanische tuin bij het bezoekerscentrum waar alle in het park voorkomende planten zijn verzameld. Je vindt er ook een wat stoffig jachtmuseum.
BEZOEKERSCENTRUM TORRE DEL VINAGRE. Geopend:
di.–vr. 11–14 en 16–19 uur.
Olijven en olijfolie
Spanje kent meer dan 200 soorten olijven, het gros komt uit de olijvenprovincie bij uitstek, Jaén. De oorsprong van de olijf ligt in het Midden-Oosten, vanwaar de vrucht ongeveer 5000 jaar geleden Griekenland bereikte. De Romeinen droegen bij aan de verdere verspreiding van de olea europea in het Middellandse Zeegebied. Eeuwenlang werden de vruchten geraapt, gewoonweg gewacht tot ze rijp van de bomen vielen. In de 19de eeuw ging men over op een methode om de vruchten met stokken van de takken te slaan en op te vangen in een onder de olijfboom uitgespreid net. De laatste ontwikkeling is een machine met een grijper die rond de stam wordt geklemd. De olijfboom wordt vervolgens machinaal wild door elkaar geschud, zodat hij zijn vruchten verliest. Vruchten die deze ‘aardbeving’ overleven, krijgen dan alsnog een paar flinke stokslagen. Met de oogst wordt begonnen in november of december, in ieder geval pas na de eerste regenbuien. Alleen vruchten van bomen die vier à vijf jaar en ouder zijn – olijfbomen kunnen een leeftijd van honderden jaren bereiken – zijn geschikt voor consumptie.
De oogst in de provincie Jaen verdwijnt grotendeels naar de fabrieken en coöperaties, waar na een proces van wassen, sorteren, malen en persen aceite de oliva extra verge in de flessen verdwijnt. Extra verge staat voor koud geperste olijfolie van de hoogste kwaliteit, afkomstig van de eerste persing. De pulp die overblijft wordt opnieuw gebruikt voor een tweede en derde persing. De olijfolie uit dat proces krijgt het predikaat verge. Olijfolie zonder de toevoeging extra verge of verge is van zeer matige kwaliteit en bestaat uit een mix van koudgeperste en geraffineerde olie – zeker niet geschikt en smaakvol voor een salade.
Panoramische route
Wie met de auto onderweg is en weinig tijd heeft, kan de panoramische hoofdroute (A319) volgen; in een dag krijg je zo een aardige indruk van het natuurgebied en kom je door een aantal bergdorpjes. De rit loopt vanaf Cazorla naar het dorpje La Iruela, een kilometer verderop, dat gedomineerd wordt door een kasteel. Net na Iruela rijd je Parque Natural de Cazorla y Segura binnen en slingert de weg met prachtige vergezichten omhoog. Over de Puerto de las Palomas (de Duivenpas) rijd je het dal van de Guadalquivir binnen; het uitzicht is opnieuw schitterend. Het bezoekerscentrum met de botanische tuin en 15 km verder het wildpark zijn ‘verplichte’ stops langs de route.
In het centrum van het park ligt het grote stuwmeer Embalse del Tranco de Beas, waar watersport beoefend wordt. Het is een druk bezocht recreatiegebied. Het stuwmeer wordt gevoed door de rivier de Guadalquivir die slechts enkele kilometers stroomopwaarts, bij Cañada de las Fuentes, ontspringt. Twee bezienswaardige plaatsjes ten noorden van het stuwmeer zijn Hornos en Segura de la Sierra: mooie witte bergdorpjes met prachtige panorama’s over het natuurgebied.
Met de auto kun je een rondrit maken door Parque Natural de Cazorla y Segura. Je kunt dus dezelfde route terug naar Cazorla nemen: gezien het mooie landschap een aanbevelenswaardige optie. Andere mogelijkheden zijn via Beas de Segura (A317) of via La Puerta de Segura (C 321) naar de snelweg (N322) richting Úbeda.
Wandelroutes
Wie echt van Parque Natural de Cazorla y Segura wil genieten, trekt de wandelschoenen aan. Er zijn diverse wandelroutes (senderos); stijgingen en dalingen zijn gezien het berglandschap onontkoombaar. Niet alle wandelroutes zijn goed gemarkeerd en onderhouden. Dat geldt niet voor de middelzware, aardige wandeling die in het dorp La Iruela begint en eindigt bij parador ‘El Adelantano’(14 km heen en terug). Goed te volgen is ook de populairste wandelroute: de ‘Cerrada de Elias’, die vertrekt bij de forellenkwekerij (3 km van het bezoekerscentrum in Torre del Vinagre) en loopt door de kloof van de rivier de Borosa. De tocht (heen en retour) is 22 km lang en middelzwaar. Voor de tochten in de rest van het gebied is een goede wandelkaart noodzakelijk. Dan is verderop, op 3 km afstand van de kruising Hornos–Segura de la Sierra, de wandeling naar de rivier de Tus een optie. De route loopt langs de voet van de 1600 m hoge Calajeros en is middelzwaar (20 km heen en terug). Helemaal in het noorden van het park, 6 km voorbij het dorpje Siles bij een kampeerplaats, begint de 14 km lange wandeling ‘La Canilla de las Fuentes’ naar het begin van de Guadalquivir, maar er zijn legio wandelroutes. Informeer dus voor je op pad gaat bij de toeristenbureaus en het bezoekerscentrum.
De stad Jaén krijgt van de toeristen weinig aandacht. Met het trio Sevilla, Granada en Córdoba kan de stad ook eerlijk gezegd niet concurreren. Jaén heeft het karakter van een provinciestadje, een beetje gezapig. En het mist highlights. De provinciehoofdstad ligt ook enigszins buiten de toeristische route, in een zacht golvend gebied van olijfboomgaarden. De omweg wordt hoofdzakelijk gemaakt door toeristen op weg naar Baeza en Úbeda of natuurgebied Cazorla, in het oosten van de provincie. Als Jaén op je route ligt, bezoek de stad dan. Het stadsbeeld wordt gedomineerd door het middeleeuwse castillo en de kathedraal uit de renaissance, een van de bekendste van Andalusië en het visitekaartje van de stad. De kathedraal staat op elke foto, in elke brochure over Jaén.
Kathedraal
Jaén wordt overspoeld door auto’s. Alle toegangswegen leiden uiteindelijk naar Plaza de la Constitución. Hier staan enkele historische panden, maar het rondrazende verkeer bederft veel. Het pronkstuk van de stad, de kathedraal, bevindt zich op een steenworp afstand (via de Calle Soriano loop je recht op de achterkant aan). Te midden van de smalle, middeleeuws aandoende straatjes van het centrum is de kathedraal door haar enorme dimensie een buitenbeentje. Aan de voorkant ligt een plein, vanwaar je ternauwernood de gevel in het geheel kunt overzien. De kathedraal moest die van Sevilla naar de kroon steken en is naar haar voorbeeld gebouwd door architect Vandelvira, een naam die je ook in Úbeda tegenkomt. De bouw werd gestart in 1512 en beëindigd in 1746. Het resultaat is een schitterende hallenkerk, een perfect voorbeeld van de renaissancestijl, met dubbele kerktorens die tijdens de barok aan het ontwerp zijn toegevoegd.
KATHEDRAAL.
Geopend: ma.–za. 9–13 en 16–19, zo. 8.30–13 uur.
Oude wijk
De oude wijk ligt ten noordoosten van de kathedraal, aan de voet van de Castillo de Santa Catalina. Veel van de straatjes in de oude wijk bestaan uit traptreden die steil omhoog lopen. Er heerst een haast landelijke rust, die in sterk contrast staat met de drukke stad. Aan Plaza Santa Luiza de Marillac staat het Palacio de Villardompardo uit de renaissance. Het is een cultureel centrum, dat onderdak biedt aan het museum voor naïeve kunst en het volkskundemuseum, waar tradities en bijna verloren alledaagse gebruiken uit de provincie aan bod komen. De hoofdattractie zijn de prachtig gerestaureerde Arabische baden, die onder begeleiding van een gids bezocht kunnen worden. De baden dateren uit de 11de eeuw en lagen lange tijd onder het paleis. Door de restauratie, die meer dan tien jaar in beslag heeft genomen, zijn zowel paleis als baden behouden. De Arabische baden van Jaén gelden nu als de mooiste van Andalusië.
In het nieuwere deel van de stad, aan de Paseo de la Estación, staat het Museo de Jaén, dat in 2008 geheel is gemoderniseerd. Het bezit een archeologische collectie waarvan vooral die met betrekking tot de Iberische cultuur bezienswaardig is. Verder is er lokale schilderkunst uit de afgelopen twee eeuwen tentoongesteld.
PALEIS EN BADEN. Geopend: di.–vr. 9–20, za.–zo.
9.30–14.30 uur.
MUSEO DE JAEN. Geopend: di. 14.30–20.30, wo.–za. 9–20.30 en zo.
9–14.30 uur. Toegang gratis voor EU-burgers op vertoon van
identiteitsbewijs.
Castillo de Santa Catalina
Op de heuvel boven de stad staat het Castillo de Santa Catalina. Het kasteel is omgetoverd tot parador, na een uitvoerige restauratie die van het oorspronkelijke fort weinig heeft overgelaten. Het fantastische zicht vanaf een uitzichtpunt even voorbij het kasteel vergoedt echter veel: in één oogopslag zie je de smalle straatjes in het centrum, de onwerkelijk grote kathedraal en, buiten de stad, zover het oog reikt olijfbomen, olijfbomen, en olijfbomen.