6

Toen Fiona bij de schuur kwam, waar Sian al stond met een vastberaden blik op haar gezicht, voelde ze zich plotseling moe.

‘Moet dit vandaag?’

‘Tja, jij zei dat je er vóór het etentje een begin aan wilde maken. Als we vanmorgen nou gewoon een klein stukje doen, dan concentreren we ons vanmiddag op het huis en het eten?’

Fiona besefte dat ze er niet onderuit kwam. ‘Goed, dan pak ik even een overal.’

‘Jij, een overal, Fiona?’

‘Die is van mijn man geweest, en hij past me goed. Hij is lekker warm en er zitten zó veel verfvlekken op, dat hij bijna waterdicht is.’

‘Trek maar gauw aan, dan!’

‘En ik pak een paar handschoenen. Daar heb ik er genoeg van.’

Algauw trokken de twee vrouwen de schuurdeuren open en staarden ze naar de stapels meubels voor hen.

‘Oké,’ zei Sian. ‘We moeten de boel sorteren. Een deel houden, verkopen, beschilderen, weggooien…’

‘Of verbranden…’

Sian moest lachen.

‘Goed zo!’ zei Fiona, in een poging zelfverzekerd te klinken, maar ze bleef staan.

Sian keek naar haar vriendin en zag dat Fiona absoluut niet wist waar ze moest beginnen. Sian pakte een tafel die bij een mimiset bleek te horen. ‘Wil je deze houden?’

Fiona schudde haar hoofd. ‘Je weet dat ik een hekel aan mimisets heb.’

‘Nou, dan kun je hem verkopen.’

‘Wie wil die dingen nou hebben? En hoe moet ik ze verkopen?’

‘Je zet alles wat je wilt verkopen in een hoek en laat een veilinghuis uit de buurt langskomen. Zij kunnen ook spullen bij je ophalen. En als er houtworm in zit, stoken we gewoon een gigantisch vreugdevuur.’

‘Hè ja, dat lijkt me leuk.’ Fiona slaakte een zucht. ‘Wat mij betreft mag het geloof ik allemaal op de brandstapel.’

‘Niet allemaal!’ Sian keek ontzet. ‘Je weet gewoon niet goed wat er staat, dát is het probleem.’ Ze zweeg even. ‘Weet je wat, als jij nou eens water opzet, dan maak ik vast een begin. Als het niet allemaal op zo’n grote hoop ligt, is het vast gemakkelijker.’

Fiona bleef langer weg dan ze bedoeld had, vanwege de brownies die de oven in moesten. Uiteindelijk kwam ze weer buiten.

Sian was flink opgeschoten. ‘Daar staan mooie stukken die je misschien wilt houden of anders wilt verkopen. Er zitten er een paar bij die ik graag zou willen beschilderen, maar in dat geval zouden ze hier moeten blijven. Wat dacht je van het groepje daar?’ Ze wees naar een toilettafel van gerookt eikenhout met twee kleine lades en een gevlekte spiegel en bijpassende hangkast.

‘Verbranden of verkopen,’ zei Fiona. ‘Foeilelijk.’

‘Oké. En deze?’

Helemaal achteraan, deels verstopt achter andere meubelstukken, stond een gigantische kast.

‘Jemig, wat een gevaarte,’ zei Fiona. ‘Dat wil niemand hebben. Ik weet niet eens wat het is.’

‘Ik vind het geweldig!’ zei Sian.

Fiona draaide zich om en keek haar geschokt aan. ‘Echt waar? Waarom?’

‘Nu ziet hij er afschuwelijk donker en somber uit,’ zei ze, ‘maar stel je voor dat hij een soort Scandinavisch grijs is, met een rode onderlaag. Achter in een grote keuken. Als dressoir.’

‘Ik weet nooit goed wat dat betekent…’

‘O, gewoon een chique keukenkast. Dan is hij prachtig! Er past een complete keuken in!’

‘Nou, neem maar mee, lieverd. Ik wil hem niet.’

‘Fiona! Stel je hem nou toch gewoon voor als hij af is.’

Maar Fiona kon het zich niet voorstellen, ze zag alleen een monsterlijk, overweldigend ding dat waarschijnlijk nog vol met spinnen zat ook! ‘Sorry, dat kan ik echt niet. Maar ik meen het, je mag hem van me hebben, je kunt ermee doen wat je wilt.’

Sian zette haar handen in haar zij en dacht hierover na. ‘Het probleem is dat ik er dan hier aan zou moeten werken. We kunnen hem zelf niet tillen, en grote stukken als deze zijn juist de reden dat ik de schuur nodig heb. Dit zou ik niet thuis kunnen doen.’

‘Dat geeft niet. We gooien gewoon zoveel mogelijk weg, en alles wat we niet kwijtraken, mag jij beschilderen.’ Nu de eerste beslissingen genomen waren, leek de klus opeens niet meer zo gigantisch.

Tegen de tijd dat ze hadden gedaan wat ze konden, waren ze allebei warm en vies. Sian had erop gestaan dat Fiona iets voor zichzelf uitzocht wat zij zou beschilderen, en Fiona had een kleine schommelstoel gevonden die heel mooi in haar badkamer zou staan.

Nadat ze hadden gegeten, richtte Fiona haar aandacht op haar huis en het ophanden zijnde etentje. Sian had zich opgefrist en bracht Rory naar Annabelle.

Een paar uur later trof James Fiona in de keuken, waar ze stond te aarzelen of ze de boontjes in bosjes zou dichtbinden met prei zodat ze ze kon stomen, of dat ze bacon zou gebruiken en ze zou bakken. De eerste optie was makkelijker – en gezonder – maar ze wist dat de bacon extra smaak aan het gerecht zou geven.

‘Kan ik iets doen?’ vroeg hij. ‘Je zuchtte.’

Ze draaide zich om. ‘Echt waar? Dat is waarschijnlijk omdat ik niet kan besluiten wat ik met die akelige boontjes zal doen, en mijn sommelier komt te laat.’

‘Je sommelier? Dat klinkt chique.’

‘Hij is niet echt een sommelier, gewoon een vriend die me gaat helpen met het uitzoeken van de wijn in de kelder.’

‘Dat lijkt me een aangename taak. Zal ik het doen? Van bonen heb ik geen verstand.’

‘Wel van wijn?’

‘Het is mijn vak niet, ik noem mezelf meer een enthousiaste amateur.’ Hij glimlachte en Fiona vond hem nog aardiger. Hij had een geruststellende uitstraling.

Ze glimlachte terug. ‘Dat is goed genoeg voor mij. Maar dan moet je wel naar mijn etentje komen. Anders kan ik je niet laten helpen.’ Ze zweeg even. ‘Is dat chantage?’

James dacht hier even over na. ‘Mogelijk, maar wel op een plezierige manier. Ik ga er graag in mee.’

‘Wat een opluchting. Ik zal je laten zien waar de wijnkelder is. Er staat van alles. Zonde om het niet op te drinken.’

‘Wil je één wijn serveren? Of verschillende?’

‘Eén soort per kleur, lijkt me. Maar niet iets wat erg zwaar is. Volgens mij staat er nog Côtes du Rhône…’

‘Ik vind wel wat. Ik heb wel een idee wat je nodig hebt.’

‘De champagne staat al in de koelkast. Ik heb besloten dat ik geen cocktails serveer. Die zijn pas leuk als ze heel erg sterk zijn en dan loop je het risico dat de avond wat asociaal eindigt,’ zei ze.

‘Heel verstandig,’ vond James. Misschien had hij in de gaten dat Fiona zich afvroeg of ze niet een berg munt moest fijnhakken voor eventuele mojito’s.

‘Is champagne te koud, denk je?’ Fiona was blij dat ze geen munt hoefde te hakken. Ze had al genoeg te doen.

‘Daar zou ik me maar geen zorgen om maken. Je haalt het per slot van rekening uit de koelkast en serveert het in de tuin, nietwaar?’

‘Natuurlijk. Ik wou dat ik me niet overal zo druk om maakte.’

‘Dat doe je niet. Je wilt je alleen goed voorbereiden. Zo, hoe zit het met de wijn?’

Fiona slaakte een zucht en ontspande zich een beetje. Ze had door de jaren heen genoeg etentjes gegeven, maar om de een of andere reden was ze nu ongewoon zenuwachtig. ‘De wijnkelder is die deur door en dan een trapje af. Red je het alleen of zal ik het je laten zien?’

‘Ik red me best,’ zei hij resoluut, en hij verdween in de kelder.

‘En ik zal de deur opendoen voor mensen die aan de vroege kant zijn,’ zei Sian. Ze had gedoucht, had zich verkleed en zag er in haar zomerjurk fris en beeldschoon uit. Ze begreep wel dat Fiona zenuwachtig was. Ze nam haar het schort af en duwde haar naar de deur. ‘Wegwezen, ga je verkleden!’

Om precies halfacht was Fiona beneden.

‘Je ziet er prachtig uit!’ zei Sian, en ze gaf haar een zoen. ‘Echt beeldig! Niemand zou zeggen dat je de hele dag in een hete keuken hebt gestaan en met meubels hebt lopen sjouwen.’

‘Ik ben het er helemaal mee eens,’ zei James met een glimlach. ‘Ik hoop dat je het niet erg vindt, maar Sian heeft me een badkamer gewezen waar ik me even heb kunnen opfrissen.’

‘Nee, natuurlijk vind ik dat niet erg!’ zei Fiona, die zich hartelijk en mild voelde. ‘En als je liever iets anders aantrekt, heb ik nog wel wat overhemden van mijn zoon. Sommige zijn goed te dragen.’ Ze glimlachte. ‘Sterker nog, sommige zitten nog in de verpakking. Ik koop vaak kleren voor hem. Dan zegt hij: “Dank je wel, mama, geweldig”. Maar hij draagt ze nooit. Afijn, misschien denk jij er ook zo over.’

‘Dat is heel aardig van je. Dit overhemd is zijn uiterste houdbaarheidsdatum eigenlijk wel voorbij.’

‘Ik zal ze even opzoeken…’ Fiona wilde James al voorgaan naar boven toen Sian haar resoluut tegenhield.

‘Nee Fiona, zeg jij maar waar we moeten zoeken, dan vinden we die overhemden wel. Schenk jij vast lekker een glaasje voor jezelf in en maak je klaar om je gasten te verwelkomen. Er staat al een fles champagne open. James dacht dat je dat niet wilde doen op het moment dat je je eerste gasten verwelkomt.’

Gehoorzaam en dankbaar liep Fiona naar de tuin, waar Sian alle kaarsen en lichtslingers rond het terras had gearrangeerd alsof er een uitvoering van Een Midzomernachtsdroom ging plaatsvinden. Het was misschien wat overdreven voor een etentje – zelfs al was het een groots etentje dat in de openlucht plaatsvond – maar er hing een sfeer van verwachting, alsof er inderdaad iets heel bijzonders ging gebeuren, en Fiona was verrukt.

De geur van kamperfoelie hing in de lucht en de jasmijn in de serre verspreidde een heerlijk parfum. De opmerkzame Fiona rook ook rozen. Wat boften ze toch met het weer! Tegen het einde van de zomer was de warmte drukkend en dor, maar nu deed de temperatuur heerlijk aan.

Terwijl ze een slokje champagne nam die James voor haar had ingeschonken voordat hij met Sian naar boven was gegaan, besloot ze dat ze blij was dat Robert niet vroeg had kunnen komen. Nu kon hij alles in volle glorie zien, zonder dat hij deel had hoeven uitmaken van de voorbereidingen. Maar toen bedacht ze hoe vaak hij het over het huis had gehad, en ze hoopte maar dat hij niet zou denken dat ze zich voor hem zo had uitgesloofd. De andere gasten zouden dit ook weten te waarderen.

Het echtpaar Francombe en Robert waren modieus laat. Sian had de keuken opgeruimd – ondanks Fiona’s protest dat dat niet nodig was en ze haar mooie kleren niet moest verpesten – en vroeg zich net af of ze naar de anderen in de tuin moest, toen de deurbel ging.

‘O! Waar is Fiona?’ vroeg een struise, goedgeklede vrouw met een enorme sjaal om zich heen gewikkeld. ‘Ben jij de hulp?’

‘Natuurlijk is ze de hulp niet, lieverd,’ zei een aantrekkelijke maar enigszins gezette man die achter zijn vrouw aan binnenkwam. ‘Ze is een behulpzame gast.’

‘Inderdaad,’ zei Sian, die bedacht dat in het boekje over succesvolle diners was gesproken over het inhuren van de dochters van vrienden als serveersters. Dit was zeker het echtpaar Francombe. ‘Wilt u iets in de garderobe achterlaten? Of zal ik u voorgaan?’

De bel ging opnieuw en danste heen en weer op zijn veer.

‘We vinden het wel, meisje. Dank je wel,’ zei de vrouw.

Sian mocht deze vrouw wel, al was het woord ‘zelfvoldaan’ voor haar gecreëerd. Ze was zó zelfverzekerd: een vrouw die volledig tevreden was met zichzelf.

Sian deed de deur open voor een vrij lange, best aantrekkelijke man met een aardige bos haar. Dit moest Robert zijn, en ze zag meteen waarom Fiona had gezegd dat hij niet ‘de ware’ kon zijn.

‘Hallo?’ zei hij. Hij legde zijn hand in de hare en drukte hard. ‘Ik ben Robert Warren. Ben jij Fiona’s dochter?’

‘Nee, gewoon een vriendin. Kom verder. Iedereen is in de tuin.’

Robert Warren stapte over de drempel en keek om zich heen. ‘Goeie god! Dit moet een paar centen hebben gekost!’

Sian huiverde, maar bleef glimlachen. ‘Loop maar mee naar de tuin.’

‘Weet je of er een hypotheek op zit?’ vroeg hij op gedempte toon.

‘Ik heb geen idee!’ zei Sian. ‘Deze kant op.’

Sian keek trots naar Fiona, die aan het hoofd van de tafel zat. Alles ging geweldig. Er was genoeg ruimte in de serre omdat de helft van de planten was weggehaald, de tafel zag er bijzonder mooi uit en meneer en mevrouw Francombe waren niet in staat hun verbazing over de verfijndheid van de gelegenheid te verhullen.

Het eten was verrukkelijk. Sian was blij dat ze Fiona ervan had overtuigd om haar pronkboontjes niet in pakketjes te binden maar er alleen wat stukjes uitgebakken bacon aan toe te voegen om ze speciaal te maken. James en zij hadden de asperges afgeruimd, waarna James de ene lamsbout had getrancheerd – perfect rosé vanbinnen – en Fiona de andere. Tot Sians heimelijke ergernis had Robert alleen wat geringschattende opmerkingen over de kwaliteit van de wijn gemaakt. Als hij echt onbeleefd was geweest, zou ze er iets van gezegd hebben, maar hij was alleen nogal laatdunkend. Gelukkig hoorde Fiona het niet.

Sian genoot. Ze ging niet vaak naar etentjes – als haar ouders ze vroeger hielden, ging zij meestal uit met vrienden – en ondanks het feit dat ze wist dat Fiona’s etentje geen saaie aangelegenheid zou worden, was ze toch een beetje bang geweest dat ze zich misschien overweldigd zou voelen, maar dat was niet zo. En hoewel haar jurk een beetje rafelde bij de zoom, wist ze dat hij haar goed stond. Ze voelde zich niet ongemakkelijk tussen de pracht van de kleding die de anderen droegen. Ze had lang gesproken met Margaret Tomlin, die een eigen boetiek had en aan wie ze had beloofd om langs te komen met voorbeelden van haar werk. Ze was er zelfs in geslaagd met Melissa te praten zonder te huiveren.

Ze waren aan het kaasplateautje toe, voorafgaande aan het dessert, en Sian bedacht net dat Fiona er zo mooi uitzag, toen ze een geluid hoorde. Een soort motor. Het klonk erg dichtbij, alsof er een voertuig over de oprit van grind reed, terwijl de meeste mensen achter het huis parkeerden.

Ze keek naar Fiona. Zij had het ook gehoord en wilde zo te zien op onderzoek uit. Het geluid werd harder en zorgwekkender. Sian wilde net aanbieden om te gaan kijken toen iedereen opschrok van piepende remmen en het geluid van metaal tegen steen.

Sian wilde er direct naartoe rennen, maar ze zat ingebouwd tussen twee gasten. Fiona keek bezorgd, maar haar uitdrukking veranderde toen ze de man bij de serre zag.

‘Godgloeiende tering!’ zei een mannenstem. ‘Wie zet die rottige engel daar nou neer?’

Het bleef even stil. Niemand zei wat. Iedereen keek verwachtingsvol naar de deur. Een indringer zou niet zo luid hebben gevloekt. Die zou waarschijnlijk zijn onderzoek hebben gedaan en hebben geweten waar de engel stond. Wie was dit?

Een lange, sjofele man verscheen in de deuropening. ‘O, stik. Een etentje. Hoi, mam!’

Sian had geprobeerd om haar stoel een beetje te verschuiven en had niet gezien wie dat had gezegd. Nu kon ze hem helemaal niet meer zien doordat iedereen opstond zodat Fiona erlangs kon.

Ze zag dat hij zijn armen om zijn moeder heen sloeg en zich bukte om haar te omhelzen. En toen keek hij op.

Sian dacht dat ze onderuit zou gaan. Ze dacht dat ze droomde. En toen besefte ze dat dat niet zo was en wilde ze het liefst weg.

Een slokje wijn gaf haar wat bedenktijd. Niemand had haar reactie opgemerkt, ze stonden allemaal rond de verloren zoon, maar Sian wist dat Fiona haar elk moment kon gaan voorstellen.

Gelukkig stond Melissa op. ‘Angus!’ riep ze verrukt. ‘Ken je mij nog? De laatste keer dat jij me zag, duwde je me in de brandnetels!’

Het bleef rumoerig. Melissa leunde nu tegen Angus aan, gaf iedereen de indruk dat ze elkaars jeugdliefde waren en dat jongetjes meisjes die ze leuk vonden nu eenmaal in de brandnetels duwden. Misschien was dat ook wel zo.

Behoedzaam schoof Sian haar stoel naar achteren en ze stond bijna, toen ze Fiona hoorde roepen: ‘Sian! Lieverd! Dit is Angus! Angus, dit is Sian, mijn buurvrouw en grote steun en toeverlaat. Ik weet niet hoe ik het zonder haar had moeten redden.’

Sian dwong zichzelf op te kijken. Gus, de vader van haar kind, keek haar aan.

‘Sian?’ zei hij, en hij staarde haar aan alsof ze een standbeeld was dat tot leven was gekomen of iets anders wat al net zo bizar was. ‘Sian! Wat doe jij hier in vredesnaam?’

Sian merkte dat haar mond kurkdroog was geworden. Het duizelde haar. Ze voelde een lichamelijke schok door zich heen gaan. Alle verlangen dat ze de eerste keer voor hem had gevoeld stroomde in volle hevigheid door haar lichaam. Hoe kon haar lichaam haar zo verraden? Dit was niet goed. Ze nam nog een slokje wijn in de hoop dat de woorden daarna zouden komen.

‘Ik…’ was het enige wat ze uit haar mond kreeg. Ze kon gewoon niet geloven dat hij hier was, in levenden lijve, de man die haar hart had gestolen, haar hartstocht, haar dromen. Die ermee vandoor was gegaan en haar alleen had achtergelaten met haar geliefde zoon. Kom op, hersens, smeekte ze. Verzin iets! Was hij de afgelopen vijf jaar maar wat minder aantrekkelijk geworden, maar helaas, hij was nog net zo, maar dan meer… van alles!

‘Kennen jullie elkaar?’ vroeg Fiona. ‘Wat een buitengewoon toeval. Waarom heb je nooit verteld dat je mijn zoon kende?’

‘Ik wist het niet!’ wist Sian ten slotte uit te brengen. De wijn hielp. ‘Ik had geen idee dat Gus jouw zoon was. Jij hebt het altijd over Angus.’ Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘En jouw achternaam is Matcham!’ Net op tijd weerhield ze zich ervan om eraan toe te voegen: niet Berresford. Zijn naam zou niet in haar geheugen moeten zijn geëtst en dat moest ze geheim houden.

‘Dus jullie kennen elkaar?’ vroeg Melissa een beetje bezitterig.

‘Reken maar,’ zei Gus heftig. ‘Nou en of. Al hebben we elkaar heel lang niet gezien.’

De manier waarop hij haar aankeek, gaf wel aan dat hij zich hun ontmoeting nog tot in detail kon herinneren en Sian bloosde toen zij er ook aan dacht. Ze schaamde zich dood dat ze zulke herinneringen had in een kamer vol mensen die haar allemaal aan leken te staren.

‘Hoe hebben jullie elkaar ontmoet?’ vroeg Melissa.

‘Op een feest,’ zei Gus, ‘vlak voordat ik wegging.’

Het feest. Ze hadden elkaar in de keuken ontmoet. Sian was wat water gaan halen en Gus was daar geweest. Hij had een glas voor haar gezocht en het vol laten lopen. Toen hij het haar had aangegeven, hadden hun blikken elkaar gekruist. Sian kon zich de vonk nog herinneren die tussen hen was overgesprongen; hij stond in haar geheugen gegrift. Sian had het water aangepakt, maar was niet teruggegaan naar de groep waar ze mee was. Gus had haar bij de hand genomen en in een hoekje naast de tafel getrokken. Hij was voor haar gaan staan alsof hij haar van de rest van de groep wilde afsnijden. Ze wist dat ze zich ingesloten had moeten voelen, maar had zich juist veilig en beschermd gevoeld. En ze hadden gepraat. Urenlang. Uiteindelijk had hij gevraagd: ‘Zullen we weggaan?’ En zij had geknikt. Zonder afscheid te nemen van de anderen hadden ze de flat verlaten en een taxi naar zijn huis genomen. Het was helemaal niets voor haar, en toch kon ze zichzelf niet stoppen. Ze hadden elkaar in de taxi gezoend en hadden zich nauwelijks van elkaar los kunnen maken toen ze uitstapten. Gus had de chauffeur een handvol biljetten gegeven, waarschijnlijk als excuus voor hun gedrag en omdat hij geen tijd wilde verspillen met geld tellen en betalen.

Sian kon zich herinneren dat ze over een stapel dozen was gestruikeld toen ze bij de slaapkamer waren, maar hoorde pas de volgende dag dat hij een erg lange reis ging maken. Toen was het al te laat; ze was hopeloos verliefd. Het was liefde, lust, verlangen, wat dan ook. Tegen haar zin had ze ermee ingestemd dat het verstandiger was om zonder beloftes uit elkaar te gaan, om die heerlijke nacht zonder spijt te blijven herinneren. Gus wist per slot van rekening niet wanneer hij weer terug zou zijn.

‘En sindsdien hebben jullie elkaar niet gezien?’ vroeg Fiona.

‘Nee,’ zei Sian, die haar gedachten terug sleepte naar het heden.

‘Ik vertrok de volgende dag,’ zei Angus. ‘Ik bedoel, de dag nadat we elkaar hadden ontmoet.’ Hij keek haar even net zo aan als toen. Toen ze die zondagochtend afscheid hadden genomen, had hij met zo’n trieste blik naar haar gekeken. Hij had zijn hand tegen haar wang gelegd en hem daar gehouden. Ze wist toen dat ze nooit spijt zou hebben van die nacht, die hemelse seks, en ze had ook nooit spijt gehad, zelfs niet toen ze had beseft dat ze zwanger was. Ze schraapte haar keel, probeerde te bedenken wat ze kon zeggen, zodat hij haar niet meer zo aan zou kijken, alsof hij haar mee naar boven wilde nemen, en zijn moeders etentje en de vijf jaar dat ze elkaar niet gezien hadden wilde vergeten.

Maar ten slotte nam haar gezonde verstand de regie over. Ze was sindsdien een stuk volwassener geworden en ze had verantwoordelijkheden gekregen. Haar lichaam wilde wel, maar haar verstand zei dat ze zich niet kon gedragen als het onbesuisde meisje van toen. Ze had te veel te verliezen. Haar gezonde verstand om te beginnen. Haar gevoelens lagen overhoop en ze wilde dat ze kon wegrennen, maar ze was het Fiona verschuldigd om te doen alsof er niets aan de hand was, alsof ze niet net een man had ontmoet die ze niet gedacht had ooit nog te zien; een man die nog altijd even onstuimig en onbekommerd leek als toen. Ze kon het zich niet veroorloven toe te geven – zelfs niet aan zichzelf – hoe sterk die aantrekkingskracht nog steeds was.

Tot Sians grote opluchting nam Fiona haar moederrol op zich. ‘Heb je al gegeten, lieverd?’ vroeg ze.

Gus wendde zich tot zijn moeder. ‘Eh, nee. Ik heb honger als een paard.’ Daarna gleed zijn blik weer naar Sian. Zij wendde haar blik snel af en frunnikte aan haar servet. Zijn blik was te doordringend.

‘Laten we een stoel erbij pakken,’ zei Melissa. ‘Hier, naast mij is wel plek.’ Ze klopte verleidelijk op de stoel naast haar.

‘Laat die jongen lekker naast zijn moeder zitten,’ zei Margaret Tomlin resoluut.

Iemand haalde een stoel, er werd ruimte gemaakt en Gus ging zitten.

‘Nou, lieverd,’ zei Fiona. ‘Waarom ben je zo lang niet thuis geweest?’ Direct daarna legde ze bezorgd een hand op zijn arm. ‘Tenzij dat privé is?’

‘Ja,’ zei Melissa, ‘vertel. Heb je soms een vrouw en zes kinderen ergens in Buiten-Mongolië?’

‘Voorzover ik weet niet,’ zei Gus met een grijns. Hij draaide zijn gezicht naar Melissa, en hoewel Sian zijn gezicht niet kon zien, merkte ze dat hij aan het flirten was.

Sian deed haar uiterste best om haar gevoelens onder controle te houden en onderdrukte een zucht. Hij was nog steeds één brok charme, besefte ze jaloers, en ze bestrafte zichzelf voor die gedachte. Hij kon doen wat hij wilde. Hij was niet de hare, was het nooit geweest ook. En wat moest ze in vredesnaam met Rory aan? Gus was de beste minnaar die ze ooit had gehad, ooit nog zou hebben, daar was ze van overtuigd, maar was hij een goede vader? Daar ging het om. Uit wat Fiona over haar zoon had verteld – al hield ze zielsveel van hem – en uit wat Sian zelf te weten was gekomen, had ze opgemaakt dat hij graag risico’s nam, flirtte met gevaar en er niet van hield om ingeperkt te zijn en afgehouden te worden van waar hij het meeste van hield: op stel en sprong vertrekken naar ontdekte en onontdekte gebieden. Ze zou zeker willen weten dat hij niet weer weg zou gaan voordat ze hem überhaupt zou vertellen dat hij een zoon had. Ze kon het Rory niet aandoen, ze kon het zichzelf niet aandoen.

‘Zeg, als het geen duister geheim is, wat heb je dan al die tijd gedaan?’ drong Melissa aan. ‘We hebben je gemist!’

Gus wendde zich met een triomfantelijke blik tot zijn moeder. ‘Ik heb een boek geschreven. Nou ja, ik ben ermee begonnen. Ik weet dat je me niet geloofde, maar het is echt zo en ik heb een agent. Hij gaat het komende herfst naar een aantal uitgevers sturen… als ik het dan tenminste af heb, natuurlijk!’

‘O, lieverd! Ik ben zo trots op je!’ Fiona glunderde. ‘Ik weet dat je dat wilde, maar ik was bang dat je met je dyslexie…’ Ze zweeg, wenste waarschijnlijk dat ze haar mond had gehouden over dat wat zijn schooltijd zo moeilijk had gemaakt.

‘Veel creatieve mensen zijn dyslectisch,’ zei Margaret. ‘Een vriend van me noemt het een geschenk, geen handicap.’

‘Maar waarom kon je het boek niet hier schrijven?’ vroeg Melissa op een drammerig toontje, alsof ze het recht had te verwachten dat hij bij haar in de buurt was. ‘Schrijven kun je toch overal.’

‘Waarschijnlijk is het gemakkelijker om te schrijven over een plek als je er ook daadwerkelijk bent,’ zei Fiona, een beetje kortaf. ‘Maar Angus, lieverd, ik ben toch zo nieuwsgierig. Hoe kennen jij en Sian elkaar? Wist je dat ze een schat van een…’

‘Ach, verveel hem daar maar niet mee,’ zei Sian. ‘Ik heb een zoontje,’ zei ze met een snelle glimlach. ‘Maar verhalen over kinderen van anderen zijn altijd zo saai, vind je niet?’

‘Niet per se,’ zei Gus, en hij wierp Sian een blik toe die zij interpreteerde als grimmig – maar misschien was dat haar kwade geweten, besefte ze.

‘Rory is niet saai, hij is een schatje!’ zei Fiona, ‘maar misschien…’

‘Ik heb hem gezien,’ zei Melissa. ‘Een engeltje, maar misschien niet zo interessant nu we Angus hier hebben die ons kan vertellen over zijn avonturen.’

Sian wilde helemaal niet over Rory praten en ze had Melissa dankbaar moeten zijn, maar op de een of andere manier was ze dat niet.

‘Vertel ons eens over je avonturen,’ drong Melissa aan. ‘Volgens mij willen we er allemaal dolgraag meer over horen.’

Sian dwong zichzelf kalm te blijven, ook al ging ze nu het liefst naar huis om zich daar te verschuilen tot ze genoeg tijd had gehad om tot zich te laten doordringen dat hij hier was. Maar ze kon nu niet met goed fatsoen weg. Ze moest nog even wachten. Na de koffie, beloofde ze zichzelf. Dat zou niet raar zijn. En dan kon ze Fiona helpen met klaarzetten. Dan ging het sneller en kon ze eerder weg.

Ze moest toegeven dat Gus een onderhoudende verteller was, en als hij schreef zoals hij vertelde, zou zijn boek fantastisch worden. Terwijl hij aan het woord was, wierp hij haar steeds betekenisvolle blikken toe. Sian kon ze niet beantwoorden. Ze wilde niet dat er nog meer tegenstrijdige gevoelens opgerakeld werden. Eén keer keek ze hem per ongeluk recht aan, en zag ze dat hij verward keek. Hij begreep kennelijk niet waarom ze hem niet had begroet alsof ze net die ochtend afscheid hadden genomen en ze zonder meer bereid was verder te gaan waar ze waren gebleven, samen in bed. Als Rory er niet geweest was, en tot op zekere hoogte ook Richard en nog een heleboel andere dingen, zou ze dat misschien nog wel hebben willen doen ook. Maar het was een leven geleden, en ze was toen een andere Sian.

Ze was blij toen ze van tafel kon en Fiona kon helpen met afruimen.