11.

 De voorjaarsinspecties verliepen dat jaar gunstig. In het hele district kwamen op de voorlopige zuiveringslijst maar twee akkers voor en die behoorden geen van beide aan mijn vader of aan moeders halfbroer Angus. De beide voorgaande jaren waren zo slecht geweest dat zij, die het eerste jaar hadden geaarzeld zich te ontdoen van levende have die de neiging toonde afwijkingen ter wereld te brengen, deze in het tweede jaar hadden afgemaakt, met het gevolg dat het normaliteitspercentage ook in dit opzicht hoog was. Het voornaamste was nog, dat de wijziging ten goede zich handhaafde. De mensen putten er nieuwe moed uit, ze werden welwillender en opgewekter. Tegen het eind van mei werden er heel wat weddenschappen afgesloten op de verwachting dat de afwijkingcijfers een laagterecord zouden bereiken. Zelfs de oude Jacob moest toegeven dat het goddelijk misnoegen tijdelijk had afgelaten. ‘Barmhartig; dat God,' zei hij, niet zonder een zweem van afkeuring. 'Geeft hun nog een laatste kans. Laten we hopen dat ze zich beteren, anders ziet het er volgend jaar slecht voor ons uit. Nog tijd in overvloed voor rampen in dit jaar, overigens.'

Maar er kwamen nu eenmaal geen tekenen van achteruitgang. De latere groenten toonden een bijna even hoge graad van normaliteit als de veldgewassen. Ook het weer leek mee te werken aan het binnenhalen van goede oogsten en de inspecteur zat zoveel uren rustig op zijn kantoor dat hij bijna een populair man werd.

Voor ons zowel als voor alle anderen leek er een kalme, zij het nijvere, zomer te zijn aangebroken en wellicht zou die zo gebleven zijn wanneer Petra er niet was geweest.

Het was op een dag in het begin van juni toen ze, blijkbaar gedreven door lust tot avontuur, twee dingen deed die haar duidelijk waren verboden. Om te beginnen reed ze, ofschoon er niemand bij haar was, op haar pony tot buiten ons eigen land en daarna stelde ze zich niet tevreden met een rit over open terrein, maar ging de bossen verkennen.

De bossen rondom Waknuk worden, zoals reeds gezegd, als tamelijk veilig beschouwd, maar men mag op die zogenaamde veiligheid niet te zeer vertrouwen. Boskatten zullen zelden aanvallen als ze niet in het nauw worden gedreven; ze gaan liever op de vlucht. Toch is het niet verstandig zich zonder een of ander wapen in de bossen te wagen, omdat ook grotere wezens, langs de uitlopers van de bossen in de Randgebieden, op sommige plaatsen vrijwel de gehele strook Woeste Gebieden kunnen oversteken om vervolgens van het ene stuk bosgrond naar het andere sluipend de beschaafde wereld te naderen.

Petra's noodkreet kwam even plotseling en onverwacht als de eerste keer. Ofschoon de sensatie de heftige en krampachtige angst van de vorige maal miste, was ze krachtig; de mate van nood en angst was groot genoeg om er als ontvanger de onaangenaamheden van te ondervinden. Bovendien miste het kind elke vorm van zelfbeheersing. Ze straalde eenvoudig een emotie uit, die al het andere met een grote en vormloze vlek wegvaagde.

Ik probeerde de anderen te bereiken met het doel hun duidelijk te maken dat ik te hulp moest komen, maar ik kon zelfs met Rosalind geen contact krijgen. Een dergelijke overstemming is moeilijk te beschrijven: het verschijnsel kan worden vergeleken met het onvermogen je verstaan te maken boven een luid geraas uit, maar het doet ook denken aan een poging dwars door de mist te zien. Tot overmaat van ramp gaf het geen beeld van of aanwijzing voor de oorzaak: het was iets - deze poging het ene gevoel door middel van het andere aan te duiden is gedoemd misverstand te wekken, maar je zou kunnen zeggen: het was iets dat deed den ken aan een protestkreet zonder woorden. Een reflex-emotie zonder meer, geen gedachte of overleg: ik vraag me zelf af of ze wel wist dat ze het deed. Het voltrok zich instinctief .. Het enige dat ik navoelde, was, dat ik met een noodsein te maken had en dat het van een zekere afstand afkomstig was . . .

Ik rende de smederij, waar ik aan het werk was, uit en haalde het geweer - er hing er altijd een dadelijk aan de binnenkantvan de huisdeur, geladen en wel, voor onvoorziene gebeurtenissen. Binnen een paar minuten was er een paard gezadeld en ik sprong erop. Het enige aan de noodkreet dat ik even duidelijk kon bepalen als het karakter, was de richting. Zodra ik me op de landweg bevond, drukte ik mijn hielen in d flanken van het paard en stoof in galop naar de westelijk bossen.

Als Petra dat allesoverheersende wanhoopspatroon dat uitzond maar een paar minuten had gestaakt - voldoende lang om de anderen van ons de gelegenheid te geven contact met elkaar op te nemen, dan zouden de gevolgen heel anders zijn geweest, dan zouden er misschien in het geheel geen gevolgen zijn geweest. Maar dat deed ze niet. Ze bleef wanhoop uitstralen, die werkte als een scherm en ik kon niets doen dan me zo vlug mogelijk naar de plek van de bron begeven.

Hier en daar was het terrein slecht. Ik maakte op een gegeven ogenblik een buiteling en verspeelde nog meer tijd met het vangen van het paard. Zodra ik de bossen binnen reed, werd de bodem harder, want dit pad werd onderhouden en tamelijk veel bereden, omdat het een lange omweg afsneed. Ik reed door tot ik voelde te ver te zijn gevorderd Het onderhout was te dicht om recht toe recht aan te kunne rijden en ik moest terug om een zijweg in de goede richting te zoeken. Over die richting zelf verkeerde ik niet in twijfel Petra verflauwde werkelijk geen ogenblik. Eindelijk vond ik een pad, een smal en. hinderlijk kronkelend ding onder de boomtakken, waarvoor ik me moest bukken terwijl het paard de weg zocht. Maar de richting ervan bracht me bij het doel. Tenslotte werd het bos dunner en ik kon zelf mijn weg kiezen. Een vierhonderd meter verder baande ik me een weg door het laatste kreupelhout en bereikte een open plek. Petra zelf zag ik aanvankelijk niet. Het was haar pony die mijn aandacht trok. Het dier lag aan de overzijde van de open ruimte met opengereten keel. Wat erop zat en grote repen vlees van de achterhand rukte met een zo volledige aandacht dat het me niet eens hoorde naderen, was een schepsel, dat ernstiger afweek dan ik ooit had gezien.

Het beest was rossig bruin en gespikkeld met gele en donkerder bruine vlekken. De reusachtige, op kussens lijkende, poten waren bekleed met plukken haar, die aan de voorpoten kleefden van het bloed en lange kromme nagels droegen. Ook aan de staart hing beharing, zodat die er uitzag als een gigantische pluim. De kop was rond en de ogen leken op geel glas. De oren stonden wijd uiteen en hingen neer, de neus stond vrijwel hol. Twee grote slagtanden staken ver over de onderkaak en die gebruikte het schepsel, tezamen met de klauwen, om de pony te verscheuren.

Ik hield het paard in om het geweer van de schouder te nemen. De beweging trok zijn aandacht. De kop werd omgedraaid en het schepsel sloop soepel en met starende blik in mijn richting. Het bloed glom op de benedenste helft van de kop. De staart ging omhoog en begon traag heen en weer te zwaaien. Ik spande de haan en zette het geweer juist tegen de schouder toen een pijl het monster in de keel trof. Het sprong op, wentelde zich in de lucht en kwam op zijn vier poten terecht, terwijl het nog met gloeiende blik naar me loerde. Mijn paard schrok en steigerde en het schot werd in de lucht gelost, maar voor het ondier zich op me kon storten, werd het door twee volgende pijlen getroffen. De ene raakte het in de achterhand, de andere in de kop. Het bleef een tel lang doodstil staan en rolde toen omver.

Rosalind kwam rechts van me de open plek oprijden, met de boog nog in de hand. Michael verscheen van de andere kant en had al een nieuwe pijl op de pees. Zijn blik was op het monster gericht, alsof hij niet geloofde dat het dood was. We waren nu heel dicht bij elkaar, maar we waren ook dicht bij Petra en ze overstemde ons nog.

`Waar is ze?' vroeg Rosalind in woorden.

We keken zoekend rond en ontdekten toen haar tengere gestalte vier meter hoog in een jonge boom. Ze zat in een gaffel en klemde zich met beide armen aan de stam vast. Rosalind reed tot onder de boom en vertelde haar dat ze veilig naar beneden kon komen. Maar Petra bleef zich vastklemmen. Ze leek niet in staat haar armen los te maken of een andere beweging te volvoeren. Ik steeg af, klom in de boom  en tilde haar naar beneden, tot Rosalind haar beet kreeg en op de grond zette. Rosalind zette haar schrijlings voor zich in het zadel, en probeerde haar te kalmeren, maar Petra staarde wezenloos naar haar dode pony. Haar wanhoop was, zo mogelijk, nog dieper. geworden.

`Dit moet ophouden,' zei ik tegen Rosalind. 'Ze haalt de anderen ook hierheen.’

Michael voegde zich, na te hebben gezien dat het monster werkelijk dood was, bij ons. Hij keek bezorgd naar Petra. 'Ze beseft niet eens dat ze het doet. Het gebeurt niet bewust, ze huilt van binnen, bij wijze van spreken, van angst. Het zou beter zijn als ze openlijk huilde. Laten we haar eerst ergens brengen waar ze die pony niet meer ziet.'

We reden weg, rondom een bosje struiken. Michael praatte geruststellend tegen haar en probeerde haar te bemoedigen. Ze scheen hem niet te verstaan en haar wanhoopspatroon verflauwde allerminst.

`Als we allen tegelijk eens hetzelfde denkpatroon naar haar probeerden te zenden?' stelde ik voor. 'Kalmerend, vriendelijk, rustgevend. Klaar?'

We deden, vijftien volle seconden lang, wat we konden. Het was alsof Petra's wanhoopsgevoel heel kort werd gestoord, maar daarna overviel het ons weer in alle heftigheid.

'Dat helpt niet,' zei Rosalind en hield op.

We keken haar alle drie hulpeloos aan. Het patroon was enigszins veranderd; de schrijnende angst was verminderd, maar de verwarring en de wanhoop bleven allesoverheersend. Ze begon te huilen. Rosalind sloeg een arm om haar heen en klemde haar tegen zich aan.

'Laat haar begaan, dat zal de spanning verminderen,' zei Michael.

En terwijl we wachtten tot ze tot rust zou komen, gebeurde dat, waarvoor ik bang was geweest. Rachel werd tussen het geboomte zichtbaar. Vlak daarna reed er van de andere kant een jongen op ons toe. Ik had hem nog nooit gezien, maar ik wist dat het Mark moest zijn.

We waren als groep nog nooit bijeen geweest. We hadden begrepen dat we daardoor het gevaar sterk zouden vergroten. Het leek vrijwel zeker dat ook de andere twee meisjes in de nabijheid waren, om een vergadering voltallig te maken, die we geen van allen ooit hadden willen houden. Gejaagd legden we met woorden uit wat er was gebeurd. We smeekten hen weg te gaan en elkaar zo spoedig mogelijk alleen te laten, om te voorkomen dat ze in elkaars gezelschap zouden worden gezien. Michael kon ook beter vertrekken. Rosalind en ik zouden bij Petra blijven en haar tot rust trachten te krijgen.

Alle drie toonden ze volledig begrip voor de toestand. Even later lieten ze ons alleen en reden in verschillende richtingen weg.

We bleven Petra kalmeren en troosten, zonder dat het veel hielp.

Ongeveer tien minuten later drongen de twee meisjes, Sally en Katherine, door het struikgewas. Ze waren ook te paard en hadden de boog gespannen. We hadden gehoopt dat een van de anderen hen zou ontmoeten en terugsturen, maar ze waren blijkbaar langs een andere weg gekomen.

Ze naderden ons en keken vol ongeloof naar Petra. We legden alles nog eens uit, in woorden, en gaven hun de raad dadelijk weer weg te gaan. Ze wendden hun paarden al toen een forse man op een vosmerrie zich een weg door de struiken baande en op de open plek verscheen.

Hij haalde de teugels aan en bleef in het zadel naar ons zitten kijken.

Wat is hier aan de hand?' vroeg hij, met argwaan in zijn stem.

Ik kende de man in het geheel niet en zijn uiterlijk stond me niet aan. Ik vroeg hem wat men gewoonlijk vraagt aan lieden die men niet kent. Ongeduldig haalde hij zijn identiteitsplaatje te voorschijn, met het stempel van het lopende jaar erop. Ik liet het mijne zien. Daarna stond vast, dat wij beiden fatsoenlijke burgers waren.

‘Wat heeft dit te betekenen?' vroeg hij nog eens.

De verleiding, hem toe te snauwen zich met zijn eigen zaken te bemoeien, was groot, maar het leek me, gezien de omstandigheden, beter een verzoenende houding aan te nemen.

Ik legde uit dat de pony Van mijn zusje was aangevallen dat we waren gekomen, omdat ze om hulp riep. Hij leek bereid dit op mijn gezag, aan te nemen. Hij bleef me onderzoekend aankijken en richtte vervolgens zijn doordringen blik op Sally en Katherine.

'Goed, maar waarom kwam u beiden hier zo haastig naar toe draven?' vroeg hij hun..

'Omdat wij het kind om hulp hoorden roepen, natuurlijk. zei Sally.

`Ik reed vlak achter u en ik heb niets gehoord,' zei hij.

Sally en Katherine keken elkaar aan. Sally haalde de schouders op. 'Wij wel,' zei ze kortaf.

Het leek me tijd te worden in te grijpen.

`Ik had de indruk dat ze kilometers in de omtrek te horen was,' zei ik. 'Ook de pony schreeuwde, het arme beest.'

Ik bracht hem aan de andere kant van het bosje struikgewas en liet hem de verscheurde pony en het dode monster; zien. Hij trok een verbluft gezicht, alsof hij dit tastbaar wijs niet had verwacht, maar tevreden gesteld leek hij nog niet. Hij wilde de identiteitsplaatjes van Rosalind en Petra ook zien.

Wat heeft dit alles eigenlijk te betekenen?' vroeg ik op mijn beurt.

`Wist u niet, dat de spionnen uit de Randgebieden ook hier rondlopen?' zei hij.

`Beslist niet,' zei ik. 'Maar u wilt toch niet zeggen dat wij er als lieden uit de Randgebieden uit zien?'

Hij deed alsof hij de vraag niet had verstaan. 'Nou, ze zijn er in elk geval. Er is opdracht gegeven naar hen uit te kijken Er zijn moeilijkheden op komst en hoe meer u de bossen mijdt, hoe groter de kans dat u er niet mee te maken krijgt voor ieder ander.'

Nog altijd was hij niet voldaan. Hij keek over zijn schouder nog eens naar de pony en toen naar Sally.

`Het lijkt me, dat die pony het laatste half uur niet meer geschreeuwd heeft. Hoe wist u de plek zo nauwkeurig te vinden?'

Sally's ogen gingen iets verder open.

'Het geluid kwam uit deze richting immers, en zodra we dichterbij kwamen, hoorden we dat meisje huilen,' zei ze met iets vanzelfsprekends.

'En we zijn u dankbaar voor uw komst,' vulde ik aan. 'U zou haar van de dood hebben' gered als wij toevallig niet Iets eerder ter plaatse waren geweest. Het is weer achter de rug en ze is gelukkig niet gewond geraakt. Maar ze is wel heftig geschrokken en ik zal haar nu maar naar huis brengen. Ik dank u beiden voor de aangeboden hulp.

Ze begrepen me uitstekend. Ze wensten ons geluk met Petra's ontsnapping en spraken de hoop uit dat ze de schrik spoedig te boven zou komen. Daarna reden ze weg. De man treuzelde nog. Hij leek nog steeds onbevredigd en maakte de indruk meer te willen weten. Maar er was niets waarop hij vat kon krijgen. Tenslotte keek hij ons alle drie nog eens met een lange en doordringende blik aan. Ik dacht dat hij nog iets wilde zeggen, maar hij veranderde blijkbaar van gedachten. Hij herhaalde zijn raad buiten de bossen te blijven en reed weg in de richting die de beide meisjes waren ingeslagen. We zagen hem tussen de bomen verdwijnen.

'Wie was dat?' vroeg Rosalind ongerust.

Ik kon haar vertellen dat de naam op het plaatje Jerome Skinner was geweest, maar meer ook niet. De man was een vreemde voor me en onze namen hadden hem blijkbaar al evenmin veel gezegd. Ik zou Sally om inlichtingen hebben gevraagd, als Petra maar niet dat scherm tussen ons was blijven plaatsen. Het gaf me een zonderling verstikkend gevoel, dat ik daardoor van de anderen was afgesneden en ik begon me te verbazen over de wilskracht die Anne in staat had gesteld zich maanden achtereen voor ons af te sluiten. 

Rosalind, die haar arm nog om Petra's schouder hield, begon stapvoets naar huis te rijden. Ik haalde zadel en tuig van de dode pony, trok de pijlen uit het monster en volgde hen.

Petra werd dadelijk naar bed gebracht toen ik met haar thuiskwam. Tijdens de late namiddag en de vroege avond verminderde de wanhoop die ze uitzond van tijd tot tijd, maar bleef knagend aanwezig tot ongeveer negen uur, toen de sensatie plotseling flauwer werd en verdween.

Wat een opluchting. Ze is eindelijk in slaap gevallen,' vernam ik van een van de anderen.

Wie was die meneer Skinner?' vroegen Rosalind en, ik tegelijk gezorgd.

Sally antwoordde: 'Die woont hier nog niet zo lang. Mijn vader kent hem. Hij bezit een boerderij aan de rand van de bossen, dicht bij de plek waar jullie waren. Pech, dat hij ons juist moest zien. Maar begrijpelijk dat hij zich afvroeg waaroom we in galop de bossen binnendraafden:

`Hij leek erg wantrouwend. Waarom was dat? vroeg Rosalind. 'Weet hij iets van denkvormen af? Ik had niet verwacht dat gewone mensen dat deden.

`Hij kan ze niet maken of zelf ontvangen - ik heb hem grondig op de proef gesteld,' deelde Sally haar mee.

Michaels duidelijk patroon kwam door met de vraag, waarover we het hadden. We legden het hem uit. Hij lichtte toe `Sommige normalen hebben werkelijk een flauw besef dat iets dergelijks mogelijk is - maar heel vaag overigens – ze denken aan overbrengen van gevoelens of geestelijke indrukken. Ze noemen dat telepathie - tenminste degenen die erin geloven. De meesten twijfelen eraan of zoiets bestaat. `Beschouwen ze het als een afwijking, ik bedoel degenen die geloven dat het wel bestaat?' vroeg ik.

'Dat is moeilijk te zeggen. Bij mijn weten is de vraag niet openlijk gesteld. Maar academisch gesproken zou je kunnen zeggen dat, daar God in staat is 's mensen gedachten te lezen, het ware beeld daartoe eveneens in staat zou moeten; zijn. Je zou kunnen verdedigen dat het een vermogen is, da de mens bij wijze van straf, en als onderdeel van de Beproeving, tijdelijk kwijtgeraakt is - maar persoonlijk zou ik mijn veiligheid niet graag van deze zienswijze afhankelijk stellen, als ik voor een rechtbank stond.'

`Die man maakte de indruk dat hij lont rook,' liet Rosalind hem weten. 'Zijn er anderen, die zich nieuwsgierig hebben getoond?'

Ze reageerden hierop allen met 'nee'.

'Gelukkig,' antwoordde ze. 'Maar we moeten ervoor zorgen dat zoiets niet meer gebeurt. David moet Petra nu in woorden de zaak uitleggen en proberen haar enige zelfbeheersing bij te brengen. Als deze nood van haar ons weer bereikt, moeten jullie doen alsof je niets merkt en er in geen geval op reageren. Laat het maar aan David en mij over. Als er dwang optreedt, zoals de eerste maal, moet degene die het' eerst bij haar is, haar, hoe dan ook, het bewustzijn ontnemen en zodra de dwang aflaat, moeten jullie teruggaan en je, zo, goed mogelijk afsluiten. We moeten ervoor zorgen, dat we nooit meer bijeen worden gehaald. We mochten eens minder geluk hebben dan vandaag. Begrijpt iedereen dit en zijn we het erover eens?'

Van allen kwam een bevestiging en al gauw trok de rest zich terug, om Rosalind en mij te laten overleggen, hoe we Petra moesten aanpakken. De volgende morgen werd ik vroeg wakker en het eerste dat tot me doordrong was Petra's verwarring, die zich opnieuw deed voelen. Maar het karakter ervan was veranderd. De angst was geheel verdwenen. Er was verdriet om de dode pony voor in de plaats gekomen. Ook was er van de kracht van de vorige dag niet veel meer te bespeuren.

Ik probeerde contact met haar te krijgen, en, ofschoon ze het niet begreep, trad er een paar tellen lang een duidelijke onderbreking op, gepaard met een vage verbijstering. Ik stond op en ging naar haar kamer. Ze was blij dat ze gezelschap kreeg; het verdrietpatroon werd veel vager terwijl ik met haar babbelde. Voor ik haar alleen liet, beloofde ik haar, dat ze 's middags met me mee mocht gaan vissen. Het is niet bepaald gemakkelijk in woorden duidelijk te maken hoe men begrijpelijke denkvormen kan maken. We hadden het allen aanvankelijk bij onszelf ontdekt; we waren met een onhandig gestumper begonnen, maar naarmate we meer ervaring kregen, hadden we elkaar gevonden en door oefening hadden we ons verder ontwikkeld. Met Petra stond het anders. Toen ze zes en een half was bezat ze al een zendend vermogen dat op een heel ander niveau stond dan het onze en ons geheel overstemde - maar zonder het zelf te beseffen en dus ook zonder de geringste zelfbeheersing. Ik deed mijn best het haar duidelijk te maken, maar al was ze inmiddels bijna acht - de noodzaak het in te kleden in woorden, die voldoende eenvoudig waren, bleef een moeilijkheid. Nadat ik een uur geprobeerd had tot haar begrip door te dringen, terwijl we aan de rivieroever naar onze dobbers zaten te turen, was ik nog geen stap verder gekomen en ze begon er zo grondig genoeg van te krijgen, dat ze zelfs geen moeite meer deed me te begrijpen. Ik meende het op een andere manier te moeten benaderen.

`We gaan een spelletje doen,' zei ik. 'Je doet de ogen dicht. En je houdt ze stijf gesloten. Dan verbeeld je je, dat je in een heel diepe put kijkt. Het is daar beneden pikdonker. Begrijp je me?'

`Jawel,' zei ze, de oogleden stijf dichtgeknepen.

`Fijn. En nu denk je alleen maar, dat het daar beneden zo erg donker is en dat de bodem zo heel ver weg is. Daar denk je aan en je blijft in het donker kijken. Begrijp he dat?’

 `Jawel,' zei ze weer.

'Let nu eens op,' zei ik.

Ik dacht een konijn voor haar en dat liet ik de neus ophalen. Ze giechelde. Het was een veelbelovend begin. Het bewees althans, dat ze kon ontvangen. Ik liet het konijn verdwijnen en dacht een jong hondje, daarna wat kuikens en ten slotte een paard en een wagen. Na een paar minuten deed ze de ogen open en keek verbluft om zich heen.

`Waar zijn ze gebleven?' vroeg ze.

'Nergens. Het waren denkdingen,' legde ik haar uit. 'Dat het spelletje. Nu zal ik m'n ogen eens dichtdoen. We kijken samen in de put en denken alleen maar, dat het daar beneden zo donker is. En dan is het jouw beurt om iets moois te bedenken, daar onder in die put, zo dat ik het kan zien.'

Ik speelde de rol gewetensvol en ik stelde mijn gedachten ver mogelijk voor haar open. Dat was een vergissing. Ik nam een flits en een gloed waar en had de vage indruk dat door een bliksemslag was getroffen. Ik wankelde in geestelijke duizeligheid, zonder enig begrip voor wat ze me had laten zien. De anderen begonnen krachtig te protesteren. Ik legde uit wat er zich afspeelde.

`Pas in vredesnaam op en laat haar dat niet meer doen. had bijna een bijl in mijn voet gekregen,' liet Michael verontwaardigd weten.

'Ik heb mijn hand aan een ketel geschroeid,' meldde Katherine.

'Kalmeer haar. Breng haar in elk geval tot rust,' raadde Rosalind aan.

'Ze is niet onrustig, ze is de rust zelf. Zo gaat het blijkbaar bij haar,' deelde ik mee.

'Best mogelijk, maar zo kan het niet doorgaan,' antwoordde Michael. `Ze, moet ermee ophouden.'

‘Natuurlijk - ik doe wat ik kan. Kunnen jullie me misschien zeggen hoe ik haar moet aanpakken?' vroeg ik.

'Waarschuw ons de volgende keer in elk geval voor ze begint,' verzocht Rosalind.

Ik zette me schrap en bepaalde mijn aandacht tot Petra. ‘Je doet het te ruw,' zei ik. 'Maak nu eens een klein denk plaatje; heel klein maar, en heel ver weg, in mooie zacht kleuren. Doe het langzaam en zachtjes, net alsof je het van, spinrag maakt.'

Petra knikte en kneep haar ogen weer dicht.

`Daar komt het!' waarschuwde ik de anderen en wachtte af met de wens, dat je voor dergelijke dingen dekking kon zoeken.

Ditmaal was het weinig minder dan een kleine ontploffing. Het was verblindend, maar ik zag kans de vorm ervan op te vangen.

`Een vis !' zei ik. 'Een vis met een hangende staart.' Petra lachte verrukt.

`Onmiskenbaar een vis,' liet Michael weten. 'Dat was geslaagd. Je hebt nu niets meer te doen dan haar te dempen tot een honderdste van de kracht van daareven, om te voorkomen dat ze onze hersens verschroeit.'

`Laat jij nu weer eens iets zien,' zei Petra en de les werd voortgezet.

De volgende middag gaf ik haar weer onderricht. Het was een tamelijk inspannende en afmattende bezigheid, maar we maakten vorderingen. Petra begon enig besef van het maken van denkvormen te krijgen - op een kinderlijke manier, zoals natuurlijk te verwachten viel - maar gewoonlijk te herkennen, ondanks verminkingen. De grootste moeilijkheid bleef, haar kracht binnen de perken te houden: zodra zodra ze in opwinding raakte, was de slag haast in staat ons het bewustzijn te doen verliezen. De anderen klaagden dat ze niets konden uitvoeren, terwijl wij bezig waren: ze hadden evengoed kunnen proberen plotselinge hamerslagen op de binnenwand van hun schedel niet te bespeuren. Tegen het eind van de les zei ik tegen Petra: 'Nu zal ik Rosalind vragen een denkplaatje voor je te maken. Doe je ogen maar dicht, net als daareven.

`Waar is Rosalind dan?' vroeg ze, om zich heen kijkend. `Hier niet, maar dat hindert niet met denkplaatjes. Kom, kijk maar in het donker en denk nergens aan.'

`En jullie,' voegde ik er in gedachten aan toe, terwille van de anderen, 'trekken jullie je enigszins terug? Geef Rosalind alle ruimte en stoor niet. Ga je gang, Rosalind, krachtig en duidelijk.'

We bleven passief en ontvankelijk.

Rosalind maakte een vijver met riet langs de oever. Ze liet er verscheidene eenden in zwemmen, lieve grappige eenden met allerlei kleuren. Ze zwommen een soort ballet, behalve een dik en gedrongen eendje, dat steeds even te laat was en het telkens een beetje verkeerd deed. Petra vond het prachtig. Ze lachte van plezier. En onverwacht straalde ze haar verrukking uit; deze vaagde het hele beeld weg en verblindde ons allen weer. Het was hinderlijk voor ieder van ons, maar haar vorderingen bemoedigden ons.

In de vierde les leerde ze de kunst haar geest vrij te maken zonder de ogen te sluiten en dat was een belangrijke stap. Tegen het eind van de week konden we wezenlijke vooruitgang waarnemen. Haar denkvormen waren nog grof en onvast, maar die zouden door oefening beter worden; haar ontvangst van eenvoudige vormen was goed, ofschoon ze va onze onderlinge contacten nog weinig opving.

'Te moeilijk om alles tegelijk te zien en het gaat te vlug,' zei ze. 'Ik kan wel zeggen of jij het bent, of Rosalind het is, Michael of Sally, maar het gaat zo vlug dat het wazig wordt. De anderen zijn nog waziger, moet ik zeggen.'

‘Welke anderen - Katherine en Mark?' vroeg ik.

'0, nee, die herken ik wel. Die anderen bedoel ik. Die zo ver weg zijn,' zei ze ongeduldig.

Ik besloot bedaard te werk te gaan.

'Die ken ik, geloof ik, niet,' zei ik. 'Hoe heten ze?'

'Dat weet ik niet,' zei ze. 'Hoor jij ze dan niet? Die kant uit wonen ze, maar ver weg, heel ver weg.' Ze wees naar het zuidwesten.

Ik dacht er even over na.

'Zijn ze er nu ook?' vroeg ik.

‘Ja, een paar wel,' zei ze.

Ik spande me tot het uiterste in om iets te bespeuren, maar bleef in gebreke.

'Als je mij nu eens probeerde te laten weten wat je van hen te weten komt?' stelde ik voor.

Ze deed haar best. Er was daar wel iets en wel van een hoedanigheid die geheel verschilde van wat wij bezaten. Het was niet begrijpelijk en uitermate vaag - misschien wel, dacht ik, omdat Petra trachtte iets over te brengen dat ze zelf niet kon begrijpen. Ik kon er niets van maken en ik haalde Rosalind erbij, maar die bracht het er niet beter af. Petra vond het kennelijk vermoeiend en na een paar minuten besloten we dan ook er voorlopig een streep onder te zetten.

Ondanks Petra's hardnekkige gewoonte elk ogenblik te vervallen in wat men, als het geluid betrof, een oorverdovend loeien had kunnen noemen, voelden we allen een soort bezitterstrots, nu ze zulke goede vorderingen maakte. Het wond ons op ook - haast alsof we iemand hadden ontdekt die was voorbestemd een groot zanger te worden: dit was alleen iets veel belangrijkers . . .

Michael zei: 'Dit kan ongelooflijk boeiend worden - als ze ons tenminste niet allen te gronde richt voor ze zelfbeheersing heeft geleerd.'

Een dag of tien nadat Petra haar pony kwijtgeraakt was, vroeg oom Axel me aan de avondmaaltijd, of ik hem wilde helpen een wiel recht te zetten, voor het te donker werd. Ogenschijnlijk was het een doodgewoon verzoek, maar in zijn blik las ik iets dat me ogenblikkelijk deed toestemmen. Ik ging met hem mee naar buiten en we liepen door tot achter de hooiberg, waar niemand ons kon zien of afluisteren. Hij stak een strootje tussen zijn tanden en keek me bezorgd aan.

'Ben je onvoorzichtig geweest, Davie, m'n jongen?' vroeg hij.

Nu zijn er heel wat manieren om onvoorzichtig te zijn, maar er was er maar één, waarover hij me op die bepaalde toon zou ondervragen.

'Niet dat ik weet,' zei ik.

'Een van de anderen dan?' vroeg hij.

'Niet dat ik weet,' zei ik opnieuw.

`Zo,' zei hij narrig. 'Kun je me dan soms vertellen waarom Joe Darley inlichtingen over je ingewonnen heeft?'

Ik kon het hem niet vertellen en dat zei ik hem dan ook. Hij schudde het hoofd.

'Het staat me niet aan, jongen.'

'Over mij - of ook over de anderen?' vroeg ik. 'Over jou - en Rosalind Morton.'

'0,' zei ik, ongerust. 'Maar ja, als het alleen om Joe Darley gaat . . . Zou hij misschien over ons hebben horen kletsen en wil hij nu wat schandaal veroorzaken?'

'Dat zou kunnen,' gaf oom Axel toe, ofschoon niet van harte. 'Aan de andere kant, Joe is een man van wie de inspecteur wel eens vaker gebruik heeft gemaakt als hij onopvallend een of ander te weten wilde komen. Het staat me niet aan.' Mij stond het nog minder aan. Maar de man had zich niet rechtstreeks tot een van ons beiden gewend en het was me niet duidelijk, waar hij buiten ons om bezwarende inlichtingen zou kunnen krijgen. Er was niets, betoogde ik, waarvan hij ons kon beschuldigen, dat ons in een of andere categorie van Geregistreerde Afwijkingen zou brengen.

Oom Axel schudde het hoofd. 'Die lijsten omvatten alle af wijkingen en maken geen uitzonderingen,' zei hij. `Je kun nu eenmaal niet de miljoenen afwijkingen die zouden ku nen optreden, op een lijst zetten. Alleen de meest voorkot' mende staan erop. Als er nieuwe afwijkingen lijken op te treden komt er een proefproces. Het hoort tot de taak van de inspecteur zijn ogen goed open te houden en een onderzoek: te gelasten als de inlichtingen die hij krijgt dat lijken te rechtvaardigen.'

'We hebben de mogelijkheid al onder ogen gezien,' vertelde ik hem. 'Al zouden er vragen worden gesteld, ze zouden toch niet zeker weten, wat ze eigenlijk zoeken. Wij hebben niets anders te doen dan de verbazing te spelen die elk normaal mens zou voelen. Als Joe of iemand anders iets kan zeggen, zal het toch wel bij een verdenking blijven. Van deugdelijk bewijs kan immers geen sprake zijn.'

Hij leek niet gerustgesteld.

`Denk eens aan Rachel,' zei hij. `Ze was tamelijk overstuur na de zelfmoord van haar zuster. Zou zij niet –‘

`Nee,' zei ik overtuigd. 'Nog afgezien van het feit, dat ze, zoiets niet kan doen zonder zichzelf erbij te betrekken, zouden we het gemerkt hebben als ze iets geheim hield.'

`Dan blijft alleen kleine Petra over,' zei hij.

Ik keek hem verschrikt aan.

'Hoe weet u dat?' vroeg ik. 'Ik heb nooit met u over Petra gesproken.'

Hij knikte min of meer voldaan. 'Het is dus waar. Ik dacht het al.'

`Hoe bent u erachter gekomen?' vroeg ik angstig, me afvragend wie er misschien verder nog op die gedachte gekomen konden zijn. 'Heeft ze het u verteld?'

`0, nee. Ik kwam het tamelijk toevallig te weten.' Hij wacht even en voegde eraan toe: 'Indirect weet ik het van Anne. Ik zei je toch, dat het verkeerd was haar met die kerel te laten trouwen. Er bestaat een soort vrouwen, dat haar zin niet heeft voor ze zich tot de slaaf en voetveeg van een man heeft gemaakt - en zich volkomen aan zijn genade heeft overgeleverd. Dat soort vrouw was Anne.'

‘U- u bedoelt toch niet dat ze Alan over zichzelf heeft ingelicht?' vroeg ik ongelovig.

'Dat heeft ze wèl gedaan,' knikte hij. 'En zelfs meer dan dat. Zij heeft hem alle anderen ook  genoemd.'

Verbijsterd staarde ik hem aan.

'Maar dat kunt u niet weten, oom Axel!'

'En toch weet ik 't, Davie. Misschien was ze het niet van plan. Misschien heeft ze hem alleen verteld wat er met haarzelf aan de hand was. Ze was nu eenmaal zo'n vrouw die in bed haar mond niet kan houden. Wie weet heeft hij de andere namen er daarna niet uitgeranseld. Hij kende ze in elk geval. Hij kende ze allemaal.'

'Best mogelijk, maar hoe weet u dan, dat hij ze kende?' vroeg ik, steeds angstiger wordend.

Hij begon te vertellen: 'Vroeger was er in Rigo, vlak bij het water, een havenkroeg. De baas was een zekere Grouth en , hij verdiende er een massa duiten. Hij had drie meisjes en twee mannen in dienst en die deden wat hij zei - precies wat hij zei. Als hij zin had gehad zijn mond open te doen, zou een van die mannen zijn opgehangen wegens muiterij in volle zee en twee van de meisjes zouden de strop gekregen hebben wegens moord. Wat de anderen hadden gedaan weet ik niet, maar hij had ze allemaal in zijn greep, Het was de mooiste kans voor chantage die ik me kan voorstellen. Wat de mannen hoorden, hoorde hij. Hij keek erop toe dat de meisjes, lief waren voor de matrozen die in de tent kwamen en wat ze van de zeelui loskregen, was ook voor hem. Ik heb vaak gezien hoe hij hen behandelde. Ik heb de uitdrukking op zijn gezicht gezien als hij naar hen keek. Een soort wrede wellust, omdat hij hen in zijn macht had en ze wisten dat hij dat wist. Hij hoefde maar kwaad te kijken en ze vlogen voor hem.' Oom Axel hield op en leek na te denken.

'Ik had niet kunnen denken, dat ik diezelfde uitdrukking nog eens op iemands gezicht zou zien en dan nog wel in de kerk van Waknuk,' zei hij opeens. 'Ik kreeg een raar gevoel, toen het gebeurde. Maar ik zag het duidelijk. Die uitdrukking vertoonde zijn gezicht, toen hij eerst lange tijd naar Rosalind keek, daarna naar Rachel, toen naar jou en tenslotte naar kleine Petra. Hij had voor niemand anders belangstelling. Alleen voor jullie vier.'

'U kunt zich vergist hebben - wat zegt de uitdrukking op een gezicht .. ' zei ik.

'Deze uitdrukking zei alles. Nee, nee, ik weet wat ik zeg.

Het was niet toevallig dat ik opeens weer aan die kroeg in Rigo moest denken. En bovendien, als ik me vergist heb, hoe kan ik dan weten dat Petra erbij hoort?'

'Wat hebt u gedaan?'

'Ik ben naar huis gegaan en ik heb nog eens gedacht over Grouth, die er zo goed van kon leven. Ik heb ook over andere dingen gedacht. En toen heb ik een nieuwe pees op boog gezet.'

'Dus u hebt het gedaan!' riep ik,

'Er zat niets anders op, Davie. Ik begreep natuurlijk, Anne een van jullie voor de dader zou houden. Maar ze jullie niet aangeven zonder zichzelf te verraden en haar ter ook. Er was risico aan verbonden, maar dat moest ik nemen.'

'Risico was er zeker aan verbonden - en het was bijna voor niets geweest,' zei ik. Ik vertelde hem van de brief die Anne voor de inspecteur had achtergelaten.

Hij, schudde het hoofd. 'Daartoe had ik het arme kind niet in staat geacht,' zei hij. 'Hoe dan ook, het moest gebeuren en wel vlug. Alan was geen domme jongen. Hij zou zich gedekt hebben. Voor hij jullie was gaan chanteren zou hij beslist een geschreven verklaring in bewaring hebben gegeven die geopend moest worden als hem iets overkwam. En hij zou ervoor gezorgd hebben dat jullie van die verklaring op de hoogte kwamen. Nee, jullie zouden in een tamelijk onaangename positie zijn geraakt.'

Hoe langer ik erover nadacht hoe beter het tot me doordrong hoe onaangenaam onze positie geworden zou zijn.

'U hebt, ter wille van ons, zelf heel wat risico genomen, oom Axel,' zei ik tegen hem.

Hij haalde zijn schouders op.

`Een klein beetje risico voor mij tegen heel wat gevaar voor jullie,' zei hij.

Daarna kwamen we op ons uitgangspunt terug.

'Maar die vragen, die gesteld zijn, kunnen niets met Alan te maken hebben,' betoogde ik. 'Dat is al weken geleden.’ 'Bovendien zou Alan dergelijke inlichtingen nooit heb verstrekt als hij er geld aan wilde verdienen,' gaf oom toe. 'Een ding is zeker,' ging hij verder, 'ze kunnen niet veel weten - anders zouden ze al een onderzoek hebben gelast. En ze mogen wel tamelijk zeker van hun zaak zijn voor ze tot een onderzoek over zullen gaan. De inspecteur zal zijn gezag  niet graag in de waagschaal stellen, vooral niet tegenover jouw vader of Angus Morton, wat dat betreft. Maar al met al weten we nog niet waar het gerucht vindaan komt.' 

Ik kon me niet aan de indruk onttrekken, dat het voorval met Petra's pony er iets mee te maken moest hebben. Oom Axel wist natuurlijk dat de pony was verscheurd, maar verder was hij niet op de hoogte. Dan had ik hem ook over Petra zelf moeten inlichten en we waren stilzwijgend overeengekomen dat, hoe minder hij van ons afwist, hoe minder hij zou hebben te verbergen als er ooit moeilijkheden kwamen. Nu hij, wat Petra betreft, toch al op de hoogte bleek, beschreef ik hem het gebeurde nauwkeuriger. Het leek ons niet waarschijnlijk dat dit de bron zou zijn, maar bij gebrek, aan elk ander spoor onthield hij de naam van de man toch. 'Jerome Skinner,' herhaalde hij, zonder veel verwachting. 'Goed, ik zal proberen meer over de man te weten te komen.' We pleegden diezelfde avond overleg met elkaar, zonder tot resultaten te komen. Michael liet weten: 'Als jij en. Rosalind volkomen zeker zijn, dat er in jullie district niets is voorgevallen dat argwaan kan hebben gewekt, zie ik niet in, dat wij dit aan iemand anders dan aan de man in het bos kunnen toeschrijven.' Hij nam niet de moeite “Jerome Skinner” in lettervormen te spellen, maar bediende zich gemakshalve van een denkvorm. 'En als hij de bron is moet hij zijn argwaan aan de inspecteur uit dit district hebben voorgelegd en die zal het gebruikelijk rapport aan de inspecteur bij jullie hebben gezonden. Dat zou dus betekenen dat al heel wat mensen zich met de zaak bezig houden en dat er over Sally en Katherine bij ons eveneens al geruchten lopen. Voor ons is het een ramp dat iedereen veel wantrouwender is dan gewoonlijk, omdat men verwacht dat er aanvallen op grote schaal uit de Randgebieden zullen komen. Ik zal morgen trachten meer te weten te komen en jullie op de hoogte houden.'

Wat kunnen we nu het best doen?' kwam de vraag van Rosalind.

'Voorlopig niets,' raadde Michael aan. 'Als we ons niet in de bron vergissen, zitten jullie in twee kampen; Sally en Katherine in het ene, jij, David en Petra in het andere; de overige drie van ons zijn er in het geheel niet bij betrokken. Zorg ervoor geen ongewone dingen te doen, om hun geen aanleiding te geven op grond van verdenking iets tegen jullie te ondernemen. Als het tot een onderzoek komt zullen we ons er waarschijnlijk wel uitredden door ons verbaasd te tonen, zoals we afgesproken hebben. Maar Petra is de zwakke plek; ze is te jong om het te begrijpen. Als ze haar gaan verhoren en op de bekende manier in de val laten lopen, zou dat voor ons allemaal sterilisatie en de Randgebieden kunnen betekenen ...'

'Daardoor wordt zij de spil. Haar mogen ze in geen geval in handen krijgen. Mogelijk zal er op haar geen verdenking vallen - maar ze was erbij en naar alle waarschijnlijk zal ze dus wel worden verdacht. Als er maar iets mocht blijken belangstelling voor haar is het beter ons in het onvermijdelijke te schikken en haar weg te brengen. Als ze haar onder handen nemen, krijgen ze het er in elk geval uit. 'Waarschijnlijk gaat het wel weer goed, maar mocht het gevaarlijk worden dan is David aansprakelijk. Jouw taak het zijn, David, ervoor te zorgen dat ze niet aan een verhoor wordt blootgesteld - ten koste van alles. Als je iemand moet doden om het te voorkomen - doe dat dan. Ze zouden zich niet ontzien ons te doden als ze daarvoor reden meenden hebben. Denk eraan, dat al wat ze ondernemen op onze ondergang gericht is - volgens de langzame methode, als het de snelle niet wordt.

'Mocht het allerergste gebeuren en je kunt Petra niet redden, dan zou het barmhartiger zijn haar te doden dan haar aan sterilisatie en verbanning naar de Randgebieden bloot stellen - zeker voor een kind heel wat barmhartiger. Heb me begrepen? Zijn de anderen het hiermee eens?'

Ze gaven allen hun toestemming.

En toen ik aan Petra dacht, verminkt en naakt in de Randgebieden gesmeten, waar ze kon sterven of in leven blijven al naar het toeval wilde, stemde ik ook toe.

'Goed dan,' kwam Michael terug. 'Om op alles voorbereid te zijn is het beter dat jullie vier en Petra schikkingen treffen om er ogenblikkelijk vandoor te kunnen gaan als dat nodig blijkt.'

Hij begon zijn bedoeling uitvoeriger toe te lichten.

Ik kan onmogelijk inzien dat we nog iets anders hadden kunnen doen. Wanneer een van ons van het toneel was verdwenen, zou dat de anderen ogenblikkelijk in moeilijkheden hebben gebracht. De ramp was, dat we pas die dag hoorde dat er inlichtingen over ons waren ingewonnen, en niet twee of drie dagen eerder . . .