14
Het was een somber gezelschap dat de volgende dag terugkeerde naar de Negende Grot. De jacht was buitengewoon geslaagd geweest, maar tegen een veel te hoge prijs. Direct na hun aankomst droeg Joharran Shevonars lichaam over aan de zelandonia om het klaar te maken voor de begrafenis. Het werd naar het verre uiteinde van de schuilplaats gebracht, naar de verbindingsbrug met Rivierafwaarts om door Zelandoni, Relona en een aantal anderen ritueel gereinigd en gekleed te worden in zijn ceremoniële kleding en sieraden. ‘Ayla,’ riep Zelandoni toen ze op weg was naar Marthona’s onderkomen. ‘We hebben weldra die rode oker nodig die je voor me zou halen.’
‘Ik doe het nu meteen,’ zei Ayla.
‘Kom maar mee. Ik zal je een speciaal mandje geven en iets om mee te graven,’ zei de vrouw. Zelandoni ging haar voor naar haar onderkomen en hield de voorhang opzij zodat Ayla naar binnen kon. Ze was nog niet eerder bij de doniër binnen geweest en ze keek nieuwsgierig om zich heen. Iets deed haar denken aan Iza’s vuurplaats, misschien de grote sortering drogende bladeren en andere plantendelen die achter in de hoofdruimte aan koordjes hingen die over de breedte van de ruimte waren gespannen. Tegen de panelen in het voorste gedeelte stonden een paar verhoogde bedden, maar ze dacht niet dat de dikke vrouw daar zelf sliep. Er waren zo te zien nog twee afgescheiden vertrekken. Toen ze door de opening van een van die ruimten keek, zag ze dat dit de kookruimte was. Ze vermoedde dat de andere een slaapvertrek was.
‘Hier is het mandje en het gereedschap om de rode oker te verzamelen,’ zei Zelandoni, terwijl ze haar een stevige mand gaf die rood was van het vele gebruik en een disselachtig graafwerktuig met een solide handgreep van gewei.
Ayla vertrok uit Zelandoni’s onderkomen met de mand en het graafwerktuig. Zelandoni ging met haar mee naar buiten en liep naar de zuidkant van de schuilplaats. Wolf had een goede plek gevonden op het stenen voorportaal, waar hij uit de weg lag maar alles kon volgen. Toen hij Ayla zag, rende hij haar onmiddellijk tegemoet. De doniër bleef staan.
‘Ik denk dat je er goed aan doet om Wolf bij het lichaam van Shevonar weg te houden,’ zei ze. ‘Voor zijn eigen veiligheid. Totdat de man veilig begraven ligt in heilige grond, zweeft zijn verwarde levensgeest vrij rond. Ik weet hoe ik mensen moet beschermen, maar niet hoe ik een wolf moet verdedigen, en ik ben bang dat Shevonars elan misschien zal proberen in dit dier binnen te dringen. Ik heb wolven dol zien worden, met schuim om de bek. Ik geloof dat ze daarmee proberen zich tegen iets te verzetten, misschien iets duivels of een verwarde geest. De beet van zo’n dier is even dodelijk als sterk vergif.’ ‘Ik zal Folara vragen om hem bij zich te houden als ik de rode oker kom brengen,’ zei Ayla.
Wolf volgde haar op de hielen toen ze het pad afliep naar de plek waar zij en Jondalar kort na hun aankomst hadden gezwommen en zich hadden gereinigd. Ze vulde het mandje en liep langs het pad weer omhoog. Ze zag Folara met haar moeder staan praten en bracht Zelandoni’s verzoek aan haar over. De jonge vrouw glimlachte breed en was maar al te graag bereid op de wolf te passen. Haar moeder had haar net gevraagd om te helpen met het klaarmaken van het lichaam. Dat was niet bepaald iets waarop ze zich verheugde en ze wist dat Marthona Ayla’s verzoek niet zou weigeren.
‘Misschien kun je hem het best binnenhouden in Marthona’s onderkomen. Ik heb een speciaal touw dat je om zijn nek kunt doen zonder dat hij stikt als hij naar buiten wil. Wolf vindt het niet echt leuk, maar hij laat het wel toe. Ik zal je laten zien hoe je het om moet doen,’ zei Ayla.
Toen liep Ayla naar het uiteinde van de richel, waar ze de rode oker aan de Eerste gaf. Ze bleef om te helpen het lichaam van Shevonar te reinigen en aan te kleden. Jondalars moeder kwam al snel om ook een handje te helpen – zij had dit vele malen eerder gedaan – en ze vertelde Ayla dat Folara een stel jonge mensen had uitgenodigd in hun onderkomen en dat Wolf het best naar zijn zin leek te hebben. Ayla keek geboeid naar de kleding die de dode jager werd aangetrokken, maar aarzelde om op dat moment al te openlijk blijk te geven van haar interesse. De uitmonstering bestond uit een losse, zachte tuniek, gemaakt van de vacht van verschillende dieren en huiden die waren gelooid en geverfd in verscheidene tinten, alles aan elkaar genaaid in ingewikkelde patronen en afgezet met kralen, schelpen en franje. De tuniek bloesde over een kleurrijke ceintuur van geweven materiaal ter hoogte van de heupen. De beenbekleding was minder ingewikkeld van samenstelling maar paste bij de tuniek, evenals de tot de kuit reikende voetbedekking, met aan de bovenkant een franje en een rand van bont. Halssnoeren van schelpen, kralen, verschillende dierentanden en uit ivoor gesneden voorwerpjes waren om zijn hals gehangen en kunstig gerangschikt.
Vervolgens werd het lichaam neergelegd op blokken kalksteen, op een grote, soepele dekenachtige mat van geweven gras met motieven ingekleurd met rode oker. Lange koorden werden door de uiteinden geregen, die, zo legde Marthona aan Ayla uit, aangetrokken konden worden, waardoor de mat het lichaam als een lijkwade zou omsluiten. De lange koorden konden er dan omheen worden gewonden en worden vastgebonden. Onder de mat lag een sterk net van vlastouw, dat als een hangmat aan een paal kon worden meegedragen naar het gat dat in heilige grond was uitgegraven en dat gebruikt zou worden om het lichaam in het gat te laten zakken.
Shevonar was speermaker geweest, en zijn werktuigen werden naast hem neergelegd, samen met een paar voltooide speren en de delen van de speren waaraan hij bezig was geweest, waaronder houten schachten, punten van ivoor en vuursteen en het bevestigingsmateriaal. Pezen en koordjes werden gebruikt om de punten aan de schachten vast te maken en om korte stukjes hout aan elkaar te binden om langere speren te maken, waarna de verbindingen met pijnhars of lijm werden versterkt.
Relona had alles meegebracht vanuit hun onderkomen en ze snikte hartverscheurend toen ze Shevonars favoriete speerrechtmaker binnen bereik van zijn rechterhand legde. Het instrument was gemaakt van het gewei van een edelhert, van het deel vlak bij het hoofd tot aan de eerste vertakking. Op het brede vlak net onder de eerste vertakking was een flink gat gemaakt. Ayla zag dat het veel weg had van de rechtmaker die Jondalar had meegebracht, die van zijn broer Thonolan was geweest.
In het werktuig waren afbeeldingen van dieren uitgesneden, waaronder een gestileerd bergschaap met grote hoorns, en verscheidene symbolen. Die verleenden de schachtrechtmaker de kracht waardoor de speren die ermee gemaakt werden recht op hun doel af zouden vliegen en een onweerstaanbare aantrekkingskracht zouden uitoefenen op het dier waarop werd geschoten, dat daardoor snel en pijnloos zou sterven. Ze zorgden bovendien voor een aangenaam, oogstrelend effect.
Terwijl Shevonars lichaam onder toezicht van Zelandoni werd klaargemaakt, gaf Joharran anderen leiding bij het bouwen van een tijdelijke schuilplaats: een dunne dakbedekking van stro ondersteund door palen. Toen het lichaam klaar was, werd het afdak eroverheen geplaatst en vervolgens ommuurd met verplaatsbare panelen. De zelandonia betraden de schuilplaats om het ritueel uit te voeren waarmee de vrij rondzwevende geest dicht bij het lichaam en binnen de schuilplaats werd gehouden.
Toen ze klaar waren, moest iedereen die de man wiens levenskracht zijn lichaam had verlaten had aangeraakt of dicht bij hem had gewerkt, zelf ritueel gereinigd worden. Daarvoor werd water gebruikt, en voor deze specifieke reiniging werd stromend water als het best beschouwd. Iedereen moest zich volledig onderdompelen in de Rivier. Of ze zich uitkleedden of volledig gekleed het water in gingen deed er niet toe. Ze volgden het pad naar de rivieroever onder de stenen richel. De zelandonia riepen de Grote Moeder aan, waarna de vrouwen een eindje stroomopwaarts en de mannen stroomafwaarts gingen. De vrouwen trokken allemaal hun kleren uit, maar onder de mannen waren er een paar die met kleren en al de rivier in sprongen. Jondalar had geholpen met de bouw van de begrafenisschuilplaats. Hij en de anderen die het afdak om het lichaam hadden geplaatst moesten zich ook in de Rivier reinigen. Na het ritueel liep hij samen met Ayla terug naar boven. Proleva had een maaltijd voor hen klaar laten zetten. Marthona ging bij Jondalar en Ayla zitten. Zelandoni voegde zich even later ook bij hen, nadat ze de treurende weduwe bij haar familie had achtergelaten. Willomar zocht Marthona en kwam eveneens bij hen zitten. In het gezelschap van de mensen bij wie ze zich op haar gemak voelde, dacht Ayla dat dit een geschikt moment zou zijn om te vragen naar de kleren waarin ze Shevonars lichaam hadden gehuld.
‘Krijgt iedereen die doodgaat zulke speciale kleren aan?’ vroeg ze. ‘Het moet een heel werk zijn geweest om Shevonars kleding te maken.’ ‘De meeste mensen willen bij speciale gelegenheden of bij een eerste ontmoeting met vreemden hun beste kleren dragen. Daarom hebben ze ceremoniële kleding. Ze willen herkend worden en een goede indruk maken. Aangezien niemand weet wat ze kunnen verwachten in de wereld na deze wereld, willen ze ook daar de juiste indruk maken en willen ze dat wie ze daar ook ontmoeten weet wie ze zijn,’ zei Marthona.
‘Ik dacht dat kleren niet meegingen naar de wereld na deze wereld,’
zei Ayla. ‘De geest gaat over. Het lichaam blijft toch hier?’
‘Het lichaam keert terug naar de schoot van de Grote Aardmoeder,’ zei Zelandoni. ‘De levenskracht, de elan, keert terug naar Haar geest in de wereld na deze wereld, maar alles heeft een geestvorm: rotsen, bomen, ons voedsel, zelfs de kleren die we dragen. Iemands levenskracht wil niet naakt of met lege handen terugkeren. Daarom werd Shevonar zijn ceremoniële kleding aangetrokken en werden hem zijn werktuigen en zijn jachtwapens meegegeven. Hij zal ook eten meekrijgen.’
Ayla knikte. Ze prikte een grot brok vlees op, pakte het ene uiteinde tussen haar tanden en sneed terwijl ze het andere uiteinde vasthield het stuk vlak bij haar mond met haar mes af. De rest legde ze terug op haar bord, dat van een schouderblad was gemaakt. Ze kauwde een poosje, in gedachten verzonken, en slikte toen. ‘Shevonars kleren waren prachtig. Al die stukjes in zo’n schitterend patroon aan elkaar genaaid,’ merkte Ayla op. ‘Dieren en symbolen, die met elkaar bijna een verhaal vertelden.’
‘In zekere zin is dat ook zo,’ zei Willomar met een glimlach. ‘Zo worden mensen herkend, van elkaar onderscheiden. Alles op zijn ceremoniële kledij heeft een betekenis. Zijn elandon moet weergegeven worden en die van zijn gezellin, en natuurlijk de abelan van de Zelandoniërs.’
Ayla keek hem onzeker aan. ‘Ik begrijp die woorden niet. Wat is een elandon? En een abelan van de Zelandoniërs?’ vroeg ze. Iedereen keek Ayla stomverbaasd aan. Voor hen waren het zulke gewone begrippen, en Ayla sprak zo goed Zelandonisch, dat ze moeilijk konden geloven dat ze die woorden niet kende. Jondalar leek zich een beetje opgelaten te voelen. ‘Die woorden zijn gewoon nooit ter sprake gekomen,’ zei hij. ‘Ayla, toen jij me vond, droeg ik Sharamudische kleren, en daaruit blijkt niet wie iemand is. De Mamutiërs hebben wel iets dergelijks, maar toch is het niet helemaal hetzelfde. Een Zelandonische abelan is een... nou ja... zoiets als de tatoeages bij de slaap van Zelandoni en Marthona,’ probeerde de man haar duidelijk te maken.
Ayla keek naar Marthona en toen naar Zelandoni. Ze wist dat de zelandonia en de leiders een ingewikkelde tatoeage droegen, samengesteld uit vierkantjes en rechthoeken van verschillende kleuren, soms verfraaid met lijnen en krullen, maar ze had nooit een woord voor het merkteken gehoord.
‘Misschien kan ik de betekenis van de woorden uitleggen,’ zei Zelandoni.
Jondalar keek haar opgelucht aan.
‘Ik denk dat we moeten beginnen met “elan”. Ken je dat woord?’
‘Ik heb het je vandaag horen zeggen,’ zei Ayla. ‘Het betekent zoiets als geest of levenskracht, heb ik begrepen.’
‘Maar je had dat woord voor vandaag nooit gehoord?’ vroeg Zelandoni terwijl ze Jondalar verbaasd aankeek. ‘Jondalar zei altijd “geest”. Is dat verkeerd?’ zei Ayla. ‘Nee, verkeerd is het niet. En ik vermoed dat we “elan” vaker gebruiken als iemand doodgaat of bij een geboorte omdat de dood de afwezigheid of het einde van elan betekent en de geboorte het begin,’ zei de doniër.
‘Als er een kind wordt geboren, als er een nieuw leven ter wereld wordt gebracht, is dat vervuld van elan, de levenskracht,’ zei de Ene Die Eerste Was. ‘Als het kind een naam krijgt, bedenkt een zelandoni een symbolisch merkteken voor die geest, die nieuwe persoon, en brengt dat aan op een voorwerp; soms wordt het erop geschilderd, soms erin uitgesneden – een steen, een stukje bot of hout. Dat merkteken heet een abelan. Elke abelan is uniek en wordt gebruikt om een specifiek individu aan te duiden. Hij kan bestaan uit lijnen of vormen of stippen, of een simplistische dierenvorm. Wat er maar opkomt in het hoofd van de zelandoni tijdens de meditatie over de zuigeling.’ ‘Dat deed Creb – de mog-ur – ook altijd: mediteren over de totem van een boreling!’ zei Ayla verwonderd.
‘Je bedoelt de man van de Stam die de... zelandoni van jullie Stam was?’ vroeg de doniër. ‘Ja!’ zei Ayla, knikkend.
‘Dat is bijzonder belangwekkend,’ zei de zwaarlijvige vrouw, die meer geschokt was dan ze wilde laten blijken. ‘Om verder te gaan: de zelandoni mediteert en beslist over het merkteken. Het voorwerp met het merkteken, het symbolische voorwerp, is de elandon. De zelandoni geeft het aan de moeder van het kind, die het bewaart tot het volwassen is. Tijdens de meerderjarigheidsceremonie geeft de moeder de elandon aan het kind.
Maar het symbolische voorwerp, de elandon, is meer dan louter een materieel voorwerp dat is beschilderd of gegraveerd met een merkteken. De elandon kan de elan bevatten, de levenskracht, de geest, het wezen van elk lid van de Grot, zoals een donii de geest van de Moeder kan bevatten. In de elandon ligt meer kracht besloten dan in enig ander persoonlijk voorwerp. Zoveel dat het als hij in verkeerde handen valt, tegen de persoon in kwestie kan worden gebruikt en rampspoed teweeg kan brengen. Om die reden bewaart een moeder de elandonen van haar kinderen op een plek die alleen zij kent, en misschien haar moeder of haar levensgezel.’ Opeens besefte Ayla dat zij verantwoordelijk zou zijn voor de elandon van het kind dat ze bij zich droeg. Zelandoni legde uit dat als de elandon aan een kind werd overgedragen dat de volwassen leeftijd had bereikt, hij of zij hem op een plek verstopte die alleen aan de kersverse volwassene bekend was – vaak behoorlijk ver weg. Maar er werd bij wijze van surrogaat een onopvallend voorwerp, bijvoorbeeld een steentje, opgeraapt vlak bij de bergplaats en dat werd aan een zelandoni gegeven, die het voorwerp in een spleet in een stenen muur op een heilige plaats klemde, bijvoorbeeld een grot, als offer aan de Grote Moeder. Hoewel het geofferde voorwerp onbeduidend leek, was de betekenis heel groot. Het geloof wilde dat Doni via het surrogaat het spoor terug kon volgen naar het oorspronkelijke symbolische voorwerp en daarvandaan naar de persoon aan wie het toebehoorde zonder dat iemand, zelfs geen zelandoni, wist waar de elandon verstopt was.
Zelandoni voegde er tactvol aan toe dat de zelandonia als groep veel aanzien genoten en als betrouwbaar en nuttig werden beschouwd. ‘En ze zijn erg machtig,’ zei ze. ‘Maar voor velen maakt een lichte terughoudendheid deel uit van het respect dat ze afdwingen, maar een zelandoni is tenslotte ook maar een mens. Van een enkeling is bekend dat die misbruik heeft gemaakt van zijn of haar kennis en vermogen, en sommige mensen vrezen dat als ze de kans kregen, iemand in de verleiding zou kunnen komen om een krachtig voorwerp als de elandon tegen iemand te gebruiken aan wie ze een hekel hebben, of om iemand een lesje te leren als ze het idee hadden dat hun onrecht was aangedaan. Ik heb het zelf nooit meegemaakt, maar mensen zijn vaak geneigd om sterke verhalen te vertellen.’
‘Als een persoonlijk symbolisch voorwerp wordt verstoord, kan de persoon aan wie dat toebehoort ziek worden of zelfs sterven. Ik zal je een van de Oude Legenden vertellen,’ zei Marthona. ‘In het verleden bewaarden sommige families, naar verluidt, al hun symbolische voorwerpen bij elkaar op een en dezelfde plek. Soms bewaarden zelfs hele Grotten alles op één plek.
Een bepaalde Grot had alle symbolische voorwerpen verstopt in een kleine grot in de flank van een heuvel vlak bij hun schuilplaats. De grot werd beschouwd als een heilige plaats en men ging ervan uit dat niemand het zou wagen er daar aan te komen. Tijdens een extreem nat voorjaar stortte er een lawine langs de helling naar beneden en werden de grot en alles daarbinnen verwoest. De mensen gaven elkaar de schuld en aan elke vorm van samenwerking kwam een eind. Zonder elkaars hulp werd het leven uiterst moeilijk. De mensen dreven uiteen en de Grot stierf uit. Daaruit werd de lering getrokken dat als de elandonen niet met rust werden gelaten, zelfs als ze door natuurlijke oorzaken zoals water, wind of aardverschuivingen van hun plek werden verdreven, de familie of Grot ernstig in de problemen zou kunnen geraken. Daarom verstopt ieder individu zijn of haar eigen symbolische voorwerp.’
‘Maar het kan geen kwaad om surrogaatstenen bij elkaar te bewaren,’ voegde Zelandoni eraan toe. ‘De Moeder waardeert die en Zij kan ze terugvolgen, maar het zijn louter onbeduidende symbolen, niet de echte elandonen.’
Ayla had genoten van de legende. Ze had mensen wel horen praten over de Oude Legenden, maar ze had niet beseft dat het verhalen waren die waren bedoeld om mensen dingen te laten begrijpen die ze moesten weten. Ze deden haar denken aan de verhalen die de oude Dorv ‘s winters aan Bruns stam had verteld.
Toen vervolgde de doniër: ‘De abelan is een symbool of teken of patroon waaraan altijd levenskracht verbonden is. Hij wordt gebruikt om iemand of een groep te identificeren of te karakteriseren. De abelan van de Zelandoniërs identificeert ons als groep en is de meest belangrijke. Het is een symbool dat is opgebouwd uit vierkantjes of rechthoekjes, vaak met variaties en verfraaiingen. Er kunnen verschillende kleuren en materialen worden gebruikt, zelfs het aantal hokjes kan variëren, maar de basisvormen moeten aanwezig zijn. Dit is voor een deel een Zelandonische abelan,’ zei ze, wijzend op de tatoeage boven haar slaap. Ayla zag drie rijen van drie vierkantjes die deel uitmaakten van de tekening.
‘De vierkantjes maken het iedereen duidelijk dat de Zelandoniërs mijn volk zijn. Omdat er negen zijn, identificeert het teken mij als lid van de Negende Grot. Maar deze tatoeage betekent natuurlijk nog meer,’ vervolgde ze. ‘Hij geeft ook aan dat ik lid ben van de zelandonia en dat ik door de andere zelandonia word beschouwd als Eerste Onder Hen Die de Grote Aardmoeder Dienen. Een deel ervan bestaat uit mijn persoonlijke abelan, al is die niet meer van belang. Zoals je kunt zien, verschilt Marthona’s tatoeage van de mijne, al zijn bepaalde onderdelen hetzelfde.’
Ayla draaide zich om en bekeek de tatoeage van de voormalige leidster. Marthona hield haar hoofd schuin om het haar te vergemakkelijken. ‘Ik zie de negen vierkantjes,’ zei Ayla, ‘maar het merkteken is aangebracht op de andere kant van haar voorhoofd, en er zijn nog andere lijnen, meer gebogen. Nu ik goed kijk, lijkt een van de lijnen de vorm van een paard te hebben, vanaf de hals over de rug en langs de achterbenen.’ ‘Ja,’ zei Marthona. ‘De tatoeagekunstenaar was erg goed en heeft de essentie van mijn abelan vastgelegd. Een gestileerde vorm, om in het geheel te passen, maar hij benadert sterk het merkteken op mijn elandon, een paard, zij het simplistischer.‘
‚Onze tatoeages vertellen je iets over wie we zijn,‘ zei Zelandoni. ‚Je weet dat ik de Moeder Dien omdat ik de mijne links draag. Je weet dat Marthona leidster van haar Grot is of is geweest omdat haar tatoeage aan de rechterkant van haar voorhoofd is aangebracht. Je weet dat we allebei Zelandonisch zijn door de vierkantjes, en dat we bij de Negende Grot horen.’
‘Ik geloof dat Manvelars tatoeage drie vierkantjes had, maar ik kan me niet herinneren dat ik op Bramevals voorhoofd veertien vierkantjes heb geteld,’ zei Ayla.
‘Nee, dat klopt,’ zei Zelandoni. ‘Grotten worden niet altijd aangegeven door het aantal vierkantjes, maar elke Grot heeft wel een eigen kenmerk. Bramevals tatoeage heeft veertien stippen die in een bepaald patroon zijn aangebracht.’
‘Niet iedereen heeft een tatoeage,’ zei Ayla. ‘Willomar heeft een kleine midden op zijn voorhoofd, maar Jondalar heeft er helemaal geen.’ ‘Alleen leiders hebben een tatoeage op hun voorhoofd,’ zei Jondalar. ‘Zelandoni is een spirituele leider, moeder was leidster van een Grot. Willomar is de Meester-Handelaar. Dat is een belangrijke positie, en zijn raad wordt vaak gevraagd en daarom wordt hij ook als leider beschouwd.’
‘Hoewel de meeste mensen liever door middel van hun kleren laten zien wie ze zijn, zoals Shevonar, hebben sommigen een tatoeage op een andere plek – hun wang of kin, zelfs hun handen, meestal een plek die niet door kleren wordt bedekt. Het heeft weinig zin om een kenmerk aan te brengen op een plek die door niemand wordt gezien. De andere tatoeages laten vaak iets zien waaraan iemand herkend wil worden, maar meestal gaat het om een persoonlijke prestatie en niet om een belangrijke band of relatie,’ zei Marthona. ‘Bij de Mamutiërs hebben de mamuts – vergelijkbaar met de zelandonia – een tatoeage op hun wang, maar geen vierkantjes. Zij gebruiken een visgraatmotief,’ zei Ayla. ‘Ze beginnen met een ruitvorm, een vierkant dat zo wordt gedraaid dat de punten omhoog en omlaag wijzen, of de helft van een ruit: een driehoek – ze zijn vooral dol op driehoeken waarvan de punt naar beneden wijst. Dan herhalen ze de puntige vorm, waarbij de ene punt in de andere valt. Soms verbinden ze die met elkaar, waardoor er zigzaglijnen ontstaan. Die symbolen hebben ook allemaal een betekenis. Mamut was de winter voor mijn vertrek net begonnen me die te leren.’
Zelandoni en Marthona keken elkaar aan en knikten elkaar toe. De doniër had met de voormalige leidster gesproken over Ayla’s gaven en had voorgesteld dat ze zich mettertijd bij de zelandonia zou aansluiten. Ze waren het met elkaar eens dat dit waarschijnlijk voor haarzelf en voor iedereen goed zou zijn.
‘Dan draagt Shevonars tuniek dus zijn kenmerk, zijn abelan en de abelan van de Zelandoniërs,’ merkte Ayla op alsof ze een lesje opzegde.
‘Ja. Hij zal door iedereen herkend worden, inclusief Doni. De Grote Aardmoeder zal weten dat hij een van Haar kinderen is uit het zuidwesten van dit land,’ zei Zelandoni. ‘Maar dat is maar een deel van het patroon op Shevonars ceremoniële tuniek. De hele uitmonstering, tot en met de halssnoeren, heeft een betekenis. Naast de abelan van de Zelandoniërs omvat het patroon de negen vierkantjes die zijn Grot aanduiden en andere patronen die zijn afstamming aangeven. Verder symbolen voor de vrouw met wie hij een verbintenis is aangegaan en de abelans van haar kinderen die bij zijn vuurplaats zijn geboren. Zijn ambacht – speermaker – wordt weergegeven, en natuurlijk zijn eigen symbolische merkteken. Zijn abelan is het meest persoonlijke en meest krachtige element van allemaal. Zijn ceremoniële kleding, die nu zijn begrafenisdracht is, is, zou je kunnen zeggen, een visuele weergave van zijn namen en relaties.’
‘Shevonars ceremoniële dracht is bijzonder fraai,’ zei Marthona. ‘Het ontwerp is van de oude patroonmaker, die niet meer bij ons is. Hij was erg goed.’
Ayla had de kleding van de Zelandoniërs bijzonder interessant gevonden, en sommige dingen zelfs prachtig – vooral Marthona’s spullen – maar ze had er geen idee van gehad dat zoveel zaken een eigen betekenis hadden. Sommige dingen waren naar haar smaak te protserig. Ze had geleerd om de pure vorm en functionaliteit van de dingen die ze maakte te waarderen, net als haar moeder van de Stam. Nu en dan bracht ze enige variatie aan in het patroon van een mand die ze vlocht of benadrukte ze de houtnerf in een kom of drinknap terwijl ze die uitsneed en met zand gladschuurde, maar ze voegde nooit versiering toe.
Nu begon ze te begrijpen hoe de kleren en sieraden samen met gezichtstatoeages iemand kenmerkten en identificeerden. Shevonars ensemble vormde ondanks de rijke versierselen een harmonisch, aangenaam ogend geheel. Marthona’s opmerking dat het was ontworpen door een oude man wekte evenwel haar verwondering. ‘Het moet een heel werk zijn geweest om Shevonars kleren te maken.
Waarom zou een oude man zoveel tijd spenderen aan het maken van kleding?’ vroeg Ayla.
Jondalar glimlachte. ‘Omdat dat zijn vak was. Hij ontwierp ceremoniële en begrafeniskleding. Dat is wat een patroonmaker doet.’ ‘De oude man heeft Shevonars ceremoniële kleding niet gemaakt, maar wel het ontwerp,’ zei Marthona. ‘Er komen zoveel aspecten bij kijken dat er een bijzondere vaardigheid en een artistieke aanleg voor nodig zijn om er iets moois van te maken. Vervolgens liet hij de kleding dan door anderen maken. Een paar mensen hebben vele jaren nauw met hem samengewerkt en de groep stond in hoog aanzien. Nu maakt een van de leden van die groep de ontwerpen, maar zij is nog niet zo goed als hij was, nog niet.’
‘Maar waarom zou de oude man of wie dan ook dit voor Shevonar doen?’ vroeg Ayla.
‘Daarvoor heeft die hem iets in ruil gegeven,’ zei Jondalar. Ayla keek verbaasd. Het was duidelijk dat ze het niet helemaal begreep. ‘Ik dacht dat mensen ruilhandel dreven met andere Kampen of Grotten. Ik wist niet dat dit ook voorkwam tussen mensen van een en dezelfde Grot.’
‘Waarom niet?’ zei Willomar. ‘Shevonar was speermaker. Hij stond bekend om zijn knap gemaakte speren, maar hij was niet in staat om alle elementen en symbolen die hij op zijn ceremoniële kleding wilde tonen naar zijn zin te rangschikken. Dus ruilde hij twintig van zijn beste speren voor die kleding en hij koesterde die.’ ‘Het was een van de laatste ontwerpen van de hand van de oude man,’ zei Marthona. ‘Toen zijn ogen hem in de steek begonnen te laten en hij zijn vak niet meer kon uitoefenen, ruilde hij Shevonars speren een voor een voor andere dingen die hij nodig had, maar de beste hield hij zelf. Zijn beenderen liggen nu in heilige grond begraven, maar die speer heeft hij meegenomen naar de geestenwereld. Op die speer stond zowel zijn als Shevonars abelan.’
‘Soms verwerkt een speermaker, als hij bijzonder ingenomen is met zijn handwerk, niet alleen de abelan van de persoon voor wie de speer is bestemd in het geschilderde of ingekerfde patroon op de speer, maar ook zijn eigen symbolische kenmerk,’ verduidelijkte Jondalar. Ayla was er tijdens de jacht achter gekomen dat specifieke merkjes op de speren erg belangrijk waren. Ze wist dat op elke speer een merkteken van de eigenaar was aangebracht, waardoor twijfel over wie het dier had gedood uitgesloten was. Ze had niet geweten dat het merkteken een abelan heette of dat het zo belangrijk was voor de Zelandoniërs. Ze had gezien dat een geschil werd beslecht met behulp van de merktekens. Twee speren hadden hetzelfde dier getroffen, maar slechts één daarvan had een vitaal orgaan geraakt. Hoewel op elke speer het symbolische merkteken van de eigenaar stond, had ze de jagers horen praten over de speermakers. Ze leken altijd te weten wie welke speer had gemaakt, ook al was het merkteken van de speermaker er niet op aangebracht. De stijl van de speer en de verfraaiingen maakten duidelijk wie de maker was. ‘Hoe ziet jouw abelan eruit, Jondalar?’ vroeg ze. ‘Het is niets bijzonders, gewoon een merkteken. Ongeveer zo,’ zei hij. Hij streek de droge aarde glad en trok met zijn vinger een lijn, toen een tweede lijn parallel aan de eerste, met een stip aan het eind. Een dwarslijntje verbond de twee lijnen vlak bij de stip. ‘Ik heb altijd het idee gehad dat de zelandoni op de dag dat ik werd geboren niets kon bedenken,’ zei hij. Toen keek hij met een grijns naar de Eerste en zei: ‘Of misschien is het de staart van een hermelijn, wit met een zwarte punt. Ik heb die kleine hermelijnstaarten altijd mooi gevonden. Denk je dat mijn abelan een hermelijn zou kunnen voorstellen?’
‘Nou, je totem is een Holenleeuw,’ zei Ayla, ‘net als de mijne. Volgens mij kan je abelan zijn wat jij wilt. Waarom geen hermelijn? Het zijn pittige diertjes; ‘s winters zijn ze erg mooi, helemaal wit op hun zwarte oogjes en de zwarte punt van hun staart na. Hun bruine zomervacht is eigenlijk ook niet lelijk.’ Ze dacht even na en vroeg toen: ‘Wat is Shevonars abelan?’
‘Ik heb een van zijn speren bij zijn rustplaats zien liggen,’ zei Jondalar. ‘Ik pak hem wel even om je zijn abelan te laten zien.’ Hij ging snel de speer halen en liet haar Shevonars symbolische merkteken zien. Het was een gestileerde afbeelding van een moeflon, een bergschaap met grote, gekromde hoorns.
‘Die moet ik eigenlijk meenemen,’ zei Zelandoni. ‘We hebben hem nodig om een reproductie van zijn abelan te maken.’ ‘Waarom moet je een reproductie maken?’ vroeg Ayla. ‘Hetzelfde symbool dat zijn speren, kleding en andere bezittingen markeert, zal zijn graf markeren,’ zei Jondalar.
Toen ze terugliepen naar hun respectieve onderkomens, dacht Ayla terug aan het gesprek en trok ze daaruit haar eigen conclusies. Hoewel het symbolische voorwerp, de elandon, zelf verborgen bleef, was het symbolische merkteken, de abelan, dat daarop was aangebracht niet alleen bekend aan de persoon die het symboliseerde, maar aan iedereen. Er school wel degelijk kracht in, met name voor degene aan wie het toebehoorde, maar niet voor iemand die er misbruik van zou willen maken. Het was te bekend. Echte kracht school in het onbekende, het esoterische.
De volgende ochtend klopte Joharran op de post naast de ingang van Marthona’s onderkomen. Jondalar schoof de voorhang opzij en was verbaasd zijn broer te zien.
‘Ga je niet naar de bijeenkomst vanochtend?’ vroeg hij.
‘Ja, natuurlijk wel, maar ik wilde eerst even met jou en Ayla praten,’
zei Joharran.
‘Kom dan maar binnen,’ zei Jondalar.
Joharran stapte door de opening en liet de zware voorhang weer op zijn plaats vallen. Marthona en Willomar kwamen hun slaapvertrek uit en begroetten hem hartelijk. Ayla deed net de restjes van het ontbijt in de houten kom die ze voor Wolf in gebruik had genomen. Ze keek glimlachend op.
‘Joharran wil even met ons praten,’ zei Jondalar tegen Ayla. ‘Veel tijd heb ik niet nodig, maar ik heb nagedacht over die speerwerpende wapens van jullie. Als meer van ons in staat waren geweest een speer van een even grote afstand te gooien als jij deed, Jondalar, hadden we misschien die bizon kunnen doden voordat hij Shevonar had vertrapt. Hij zal er niets meer aan hebben, maar ik wil dat de andere jagers hun voordeel kunnen doen met die veiligheidsmarge. Zouden jullie bereid zijn om iedereen te laten zien hoe zo’n ding gemaakt wordt en hoe het wordt gebruikt?’
Jondalar glimlachte. ‘Natuurlijk zijn we daartoe bereid. Daar heb ik steeds op gehoopt. Ik popel om te laten zien hoe ze werken en iedereen de voordelen duidelijk te maken.’
Alle bewoners van Marthona’s onderkomen, op Folara na, liepen met Joharran naar de vergaderruimte bij het zuidelijke uiteinde van de enorme schuilplaats. Toen ze daar aankwamen, had zich al een hele menigte verzameld. Boodschappers waren naar de zelandonia gestuurd van de Grotten die hadden deelgenomen aan de jacht om samen de begrafenisceremonie te bespreken. Behalve de spiritueel leider van de Negende Grot waren ook de zelandonia van de Veertiende Grot, de Elfde, de Derde, de Tweede en de Zevende Grot aanwezig. De meeste mensen die als leider werden beschouwd waren ook komen opdagen, evenals verscheidene anderen die zich betrokken voelden.
‘De Geest van de Bizon heeft een van de onzen opgeëist in ruil voor haar soort,’ zei de zwaarlijvige doniër. ‘Dit is een offer dat wij niet kunnen weigeren als ze het eist.’ Ze keek naar de mensen, die instemmend knikten. Haar indrukwekkende verschijning was zelden duidelijker dan in aanwezigheid van andere zelandonia. Bij die gelegenheden was het zonneklaar dat zij de Eerste Was Onder Hen Die de Moeder Dienen.
In de loop van de bijeenkomst ontstond een verschil van mening tussen enkelen van de zelandonia over een onbeduidende kwestie, en de Eerste liet de woordenstrijd op zijn beloop. Joharrans gedachten dwaalden af van de discussie over Shevonars begrafenis naar een eventueel geschikte plek om de oefendoelen te plaatsen. Na zijn gesprek met Ayla en Jondalar had Joharran besloten om zijn jagers ertoe aan te zetten nog voor hun vertrek naar de Zomerbijeenkomst speerwerpers te maken en daarmee te oefenen. Hij wilde dat ze zo snel mogelijk Jondalars nieuwe wapen leerden hanteren. Maar vandaag nog niet. Hij wist dat er vandaag geen wapens zouden worden opgepakt. Dit was de dag waarop Shevonars geest, zijn elan, naar de wereld na deze wereld zou worden geleid.
Zelandoni was met haar gedachten ook niet volledig bij de discussie, al was dat niet aan haar te merken. De gedachte aan Jondalars jongere broer had haar vanaf het moment dat ze de opaalachtige steen van zijn graf zo ver in het oosten in handen had gekregen niet meer losgelaten, maar ze had gewacht op een gepast moment. Ze wist dat zowel Jondalar als Ayla erbij betrokken zou moeten worden, en in contact treden met de wereld na deze wereld was onder alle omstandigheden een hachelijke zaak, vooral voor diegenen die er niet voor opgeleid waren, en het kon zelfs gevaar opleveren voor hen die dat wel waren. Het was altijd veiliger als er veel mensen bij de ceremonie aanwezig waren, om degenen die het contact legden te helpen en te steunen.
Aangezien hij de dood had gevonden tijdens een jacht waaraan de meeste naburige Grotten deelnamen, zou Shevonars begrafenis een grootse ceremonie moeten worden, waarbij de hele gemeenschap betrokken zou worden, en waarvoor dus ook een beroep kon worden gedaan op de bescherming van de hele gemeenschap. Dit zou wellicht een goede gelegenheid zijn om een poging te wagen dieper de geestenwereld binnen te dringen om op zoek te gaan naar Thonolans levenskracht, dacht Zelandoni. Ze wierp een vluchtige blik op Ayla en vroeg zich af hoe de vreemdelinge zou reageren. Ayla deed de doniër telkens weer versteld staan met haar kennis, haar kundigheid en zelfs haar prijzenswaardige instelling.
De oude doniër had zich gevleid gevoeld toen de jonge vrouw haar had benaderd met de vraag of zij vond dat ze meer had kunnen doen voor Shevonar, vooral met het oog op de kundigheid waarvan ze blijk had gegeven. Het was verbazingwekkend attent geweest van de jonge vrouw om Jondalar voor te stellen een steen van zijn broers graf mee te nemen, in aanmerking genomen dat ze niet vertrouwd was met hun gebruiken, dacht Zelandoni. De steen die voor zijn voeten was gevallen, was beslist uniek. Het leek een doodgewone steen, een ruwe, donkergrijze steen met scherpe randen, totdat hij werd omgedraaid en het blauwe, opaalachtige laagje waarin vuurrode puntjes schitterden zichtbaar werd.
Dat opaalblauw is ongetwijfeld een aspect van zuiverheid, dacht ze, en rood is de kleur van het leven, de belangrijkste van de vijf heilige kleuren van de Moeder. Dat steentje is duidelijk een voorwerp van kracht. Er zal iets mee gedaan moeten worden als we ermee klaar zijn. Ze luisterde slechts met een half oor naar het twistgesprek toen het haar daagde dat de unieke steen van Thonolans graf een soort surrogaatsteen was. Daarmee zou de Moeder Thonolans elan kunnen opsporen. De veiligste plek voor de steen zou zijn in een spleet in de heilige grot bij de surrogaatstenen van zijn familie. Ze wist waar bijna alle surrogaatstenen van de Negende Grot zich bevonden, en ook een groot aantal stenen van andere Grotten. Ze kende zelfs de geheime bergplaatsen van enkele echte elandonen buiten de hare. Ze was een paar keer in de situatie geweest dat ze noodgedwongen de plichten van een ouder had moeten overnemen en de verantwoordelijkheid voor de elandonen van een aantal kinderen op zich had moeten nemen, en ze had de symbolische voorwerpen voor een paar mensen moeten verstoppen, mensen die daartoe zelf geestelijk dan wel lichamelijk niet in staat waren. Ze sprak daar nooit over en zou ook nooit, om welke reden ook, misbruik maken van haar kennis. Ze was zich zeer wel bewust van de gevaren, voor zichzelf en ook voor de persoon die de elandon vertegenwoordigde.
Ook Ayla’s gedachten dwaalden af. Ze was niet vertrouwd met de Zelandonische begrafenisgebruiken en ze was er bijzonder in geïnteresseerd, maar de discussie, waaraan maar geen einde kwam, ging haar begrip te boven. Ze kende niet eens alle esoterische woorden die werden gebezigd. Allerlei gedachten aan dingen die ze recentelijk had geleerd gingen haar door het hoofd.
Mensen werden meestal begraven in gewijde aarde, hoewel naar andere begraafplaatsen werd overgestapt als er een bepaald aantal graven was bereikt. Te veel dolende geesten op één plek zouden samen te veel kracht kunnen vergaren. Mensen die tegelijkertijd stierven, werden vaak bij elkaar begraven, en ook mensen die elkaar bijzonder na stonden, maar er was meer dan één begraafplaats. Teraardebestellingen vonden plaats op her en der over het landschap verspreide terreintjes.
Ter afbakening werden rondom de begraafplaatsen op korte afstand van elkaar palen in de grond gezet. Voor elk graf werd ook een paal geplaatst. Op de palen werden de abelans van de daar begraven personen geschilderd of ingekerfd, symbolen die aangaven dat het gevaarlijk was het terrein te betreden. Eventueel ronddolende geesten van de doden die niet langer een lichaam hadden, was het onmogelijk zich door de palissade heen te dringen. De zelandonia spraken een bezwering uit over de omheining, waardoor het de geesten die hun weg naar de geestenwereld niet konden vinden onmogelijk was de begrenzing te passeren en het lichaam te stelen van iemand die nog in deze wereld liep.
Degenen die het omheinde gebied betraden, begaven zich, zonder krachtige bescherming, op gevaarlijk terrein. Geesten begonnen zich te verzamelen nog voordat een lijk ter ruste was gelegd, en er waren gevallen bekend waarbij ze hadden geprobeerd het lichaam van een levende in bezit te nemen en de strijd aan te binden met de geest van die persoon. Dat werd duidelijk door de drastische verandering die zich in die persoon voltrok, die opeens dingen begon te doen die volkomen tegen zijn aard indruisten, of dingen zag die door anderen niet gezien werden, of zonder reden begon te schreeuwen of gewelddadig werd, of de wereld om zich heen niet meer leek te bevatten en zich in zichzelf terugtrok.
Na vele jaren, als de palen waren ingestort en weggerot en nieuw plantenleven de graven had overwoekerd en verfrist, werd de grond niet langer als gewijd beschouwd, en niet langer als gevaarlijk; de geesten waren verdwenen. Dan werd gezegd dat de Grote Aardmoeder Haar Geestenkinderen tot Zich had genomen en de plek had teruggegeven aan haar Aardkinderen.
Ayla en de anderen die in hun eigen gedachten verzonken waren geweest, werden naar de werkelijkheid van de discussie teruggehaald toen ze de stem van de Eerste hoorden. Aangezien de zelandonia het maar niet eens leken te kunnen worden, had de machtige doniër besloten dat het tijd was om zich ermee te bemoeien. Ze hakte de knoop door en droeg een oplossing aan waarin aspecten van alle verschillende meningen waren opgenomen en bracht die zo dat het de enig mogelijke oplossing leek te zijn. Vervolgens gingen ze over tot het bespreken van de benodigde veiligheidsmaatregelen voor degenen die Shevonars lichaam naar de gewijde begraafplaats zouden dragen, om hen te beschermen tegen de dwalende zielen.
Er zou een feestmaal worden bereid om iedereen te versterken en de geest van de levenden de kracht te schenken om de verloren zielen van zich af te houden, en natuurlijk werd er van Proleva verwacht dat zij dat zou verzorgen. Ook werd er gesproken over het eten dat in het graf zou worden geplaatst, samen met wapens en werktuigen. Het grafvoedsel zou niet worden opgegeten, maar de geest van het voedsel zou de in vrijheid zwevende geest voeden en die de kracht geven om zijn weg te vinden. Al het mogelijke werd gedaan om te voorkomen dat de vertrekkende ziel een reden zou hebben om terug te komen of te lang te blijven ronddwalen.
Later die ochtend ging Ayla uit rijden met de paarden. Ze bereed Whinney, en Renner en Wolf volgden haar. Toen roskamde ze de dieren en onderzocht ze hen om zich ervan te vergewissen dat alles in orde was. Ze was eraan gewend om de hele dag met de paarden door te brengen, maar sinds hun aankomst had ze de meeste tijd met Jondalars volk doorgebracht, en ze had de dieren gemist. Uit de manier waarop ze haar begroetten, met zoveel enthousiasme en genegenheid, maakte ze op dat de dieren haar en Jondalar waarschijnlijk ook misten.
Op de terugweg ging ze even aan bij Joharrans onderkomen om Proleva te vragen of zij wist waar Jondalar was.
‘Hij is met Joharran, Rushemar en Solaban meegegaan om een kuil te graven voor Shevonar,’ zei de vrouw. Proleva had veel te doen, maar op dat moment had ze even tijd omdat ze op anderen moest wachten. Ze wilde graag deze begenadigde vrouw, die weldra een Verbintenis zou aangaan met de broer van haar levensgezel, beter leren kennen en vroeg: ‘Wil je een kom kamillethee?’
Aarzelend zei Ayla: ‘Ik denk dat ik nu beter terug kan gaan naar Marthona’s onderkomen, maar een andere keer graag.’ Wolf, die even veel van het uitje had genoten als de paarden, was Ayla naar binnen gevolgd. Toen Jaradal het dier zag, kwam hij aangerend. De wolf duwde zijn neus tegen het kind aan en wilde geaaid worden. Opgetogen streelde Jaradal over Wolfs kop.
‘Ik moet je zeggen, Ayla,’ zei Proleva, ‘dat ik er in het begin niet gerust op was toen Jaradal zei dat hij de wolf had aangeraakt. Het is moeilijk te geloven dat een vleesetend roofdier zo lief kan zijn voor kinderen. Toen Folara hem hier naar binnen bracht en ik Marsola over hem heen zag kruipen, kon ik mijn ogen niet geloven. Ze trok aan zijn vacht, prikte met haar vingertjes naar zijn ogen, greep zelfs zijn kaak en keek in zijn bek, en Wolf bleef gewoon liggen, alsof hij ervan genoot. Ik stond werkelijk perplex. Zelfs Salova moest erom lachen, terwijl zij doodsbang was toen ze haar kleine de eerste keer met die wolf zag.’
‘Wolf is dol op kinderen,’ legde Ayla uit. ‘Hij is met kinderen opgegroeid in de ondergrondse hut van het Leeuwenkamp. Ze speelden met elkaar en sliepen bij elkaar. De kinderen waren zijn nestmaatjes, en volwassen wolven zijn altijd beschermend en toegeeflijk voor de jongen van hun roedel. Hij lijkt elk jong kind als lid van zijn roedel te beschouwen.’
Terwijl Ayla en Wolf naar Marthona’s onderkomen liepen, kon ze de gedachte aan Proleva niet uit haar hoofd zetten. Er was iets met haar, iets met haar houding, de manier waarop ze zich bewoog, hoe haar ruime tuniek om haar lichaam zat. Opeens wist ze het, en ze glimlachte. Proleva was zwanger! Ze wist het zeker.
Toen Ayla Marthona’s onderkomen binnenliep, trof ze daar niemand aan. Ze had er spijt van dat ze niet op Proleva’s uitnodiging was ingegaan om thee te drinken, maar ze vroeg zich toch af waar Jondalars moeder was. Ze was niet bij Proleva; misschien is ze naar Zelandoni, dacht Ayla. Ze leken een hechte band te hebben en elkaar wederzijds te respecteren. Ze spraken veel met elkaar en wisselden vaak veelbetekenende blikken. Als ze ging kijken of Marthona daar was, zou ze een reden hebben om bij de doniër langs te gaan, die ze beslist beter wilde leren kennen.
Ik heb Marthona natuurlijk niet echt nodig, en Zelandoni heeft het nu erg druk. Misschien kan ik haar beter niet lastigvallen, dacht Ayla, maar ze verveelde zich en wilde graag iets nuttigs doen. Misschien kan ik ergens mee helpen. Op z’n minst kan ik mijn hulp aanbieden. Ayla ging naar het onderkomen van Zelandoni en tikte zachtjes op het paneel naast de voorhang voor de ingang. De vrouw moest vlakbij hebben gestaan, want in mum van tijd werd de voorhang opzijgeschoven.
‘Ayla,’ zei ze, met een verbaasde blik op de jonge vrouw en de wolf. ‘Wat kan ik voor je doen?’
‘Ik ben op zoek naar Marthona. Ze is niet thuis en ze was ook niet bij Proleva. Ik vroeg me af of ze misschien hier was,’ zei Ayla. ‘Nee, hier is ze niet.’
‘Nou, neem me niet kwalijk dat ik je heb gestoord. Ik weet hoe druk je het hebt. Ik wilde je niet lastigvallen,’ zei Ayla.
‘Dat geeft helemaal niets,’ zei de doniër, die zag dat de jonge vrouw gespannen leek te zijn, maar tegelijkertijd ongeduldig en in zekere zin hoopvol. ‘Heb je Marthona voor iets bijzonders nodig?’
‘Nee, ik zocht haar omdat ik dacht dat ze misschien mijn hulp kon gebruiken.’
‘Als je iets te doen wilt hebben, kun je mij misschien helpen,’ zei Zelandoni, die de voorhang openhield en een stap achteruit deed. Ayla’s brede, vergenoegde glimlach deed de oudere vrouw beseffen dat dit de werkelijke reden was voor haar komst.
‘Mag Wolf ook binnenkomen?’ zei Ayla. ‘Hij zal nergens aankomen.’ ‘Dat weet ik. Ik zei toch al dat we elkaar begrijpen?’ zei de doniër terwijl ze de voorhang openhield totdat het dier achter Ayla aan naar binnen was gelopen. ‘De rode oker die je voor me hebt gehaald moet tot poeder vermalen worden. De vijzel staat daar,’ zei Zelandoni, wijzend op een roodgevlekte steen met een schoteldiepe uitholling die was ontstaan door jarenlang gebruik, ‘en hier is de maalsteen. Jonokol kan elk moment hier zijn, en hij moet me helpen een paal met Shevonars abelan te maken,’ zei Zelandoni. ‘Hij is mijn acoliet.’ ‘Ik heb op het welkomstfeest kennisgemaakt met een man die Jonokol heet, maar hij zei dat hij kunstenaar was,’ zei Ayla. ‘Jonokol is ook kunstenaar. Maar hij is tevens mijn acoliet, al heeft hij meer van een kunstenaar in zich dan van een acoliet. Hij heeft geen interesse in de heelkunst, of zelfs maar het vinden van zijn weg naar de geestenwereld. Hij lijkt er tevreden mee te zijn om acoliet te blijven, maar hij is nog jong. De tijd zal het leren. Misschien wordt zijn roeping hem nog duidelijk. In de tussentijd is hij een uitstekend kunstenaar en een voortreffelijk assistent,’ zei Zelandoni. ‘De meeste kunstenaars zijn ook zelandoni. Jonokol is het al vanaf zijn prille jeugd, toen zijn talent zich openbaarde.’
Ayla was blij met het verzoek om de rode aarde vermengd met ijzeroxide tot poeder te vermalen. Het was een klus waarvoor geen speciale kennis was vereist en de monotone handeling gaf haar de gelegenheid om haar gedachten de vrije loop te laten. Ze was nieuwsgierig naar de zelandonia en vroeg zich af waarom kunstenaars zoals Jonokol op zo jonge leeftijd in de groep werden opgenomen – te jong om te weten wat het eigenlijk inhield. Waarom zouden kunstenaars bij de zelandonia worden ingelijfd?
Terwijl ze aan het werk was, kwam Jonokol binnen. Met enige verbazing keek hij naar Ayla en toen naar de wolf. Wolf tilde zijn kop op en keek naar Ayla, klaar om overeind te springen als zij hem daartoe een teken gaf. Ze gaf hem met een gebaar te kennen dat de man welkom was. De wolf ontspande zich, maar bleef op zijn hoede.
‘Ayla is gekomen om ons te helpen, Jonokol,’ zei Zelandoni. ‘Ik heb begrepen dat jullie al kennis hebben gemaakt.’
‘Ja, de eerste avond dat ze er was. Gegroet, Ayla,’ zei Jonokol.
Toen ze klaar was met het vermalen van de rode klompen aarde, gaf ze de vijzel, de maalsteen en het rode poeder aan Zelandoni, in de hoop dat de vrouw nog iets voor haar te doen had, maar het werd al snel duidelijk dat ze nu verwachtten dat ze zou vertrekken. ‘Kan ik nog iets voor je doen?’ vroeg ze.
‘Op het moment niet,’ zei de doniër.
Ayla knikte, gaf Wolf een teken en vertrok.
Marthona was nog niet terug toen ze bij het onderkomen aankwam en nu Jondalar er ook niet was, wist ze niet wat ze moest doen. Ik had bij Proleva moeten blijven om thee te drinken, dacht ze, maar waarom zou ik niet terug kunnen gaan? Ayla wilde de talentvolle, door iedereen bewonderde vrouw graag beter leren kennen. Ze zouden tenslotte familie van elkaar worden; ze was de gezellin van Jondalars broer. Ik zou zelfs een lekkere thee kunnen meenemen, dacht Ayla, iets met gedroogde lindebloesem, geurig en zoet. Zou er ergens in de buurt een lindeboom groeien?