22
Ik ging achter de computer zitten en voerde 'Paris Bartlett' in als zoekopdracht bij verschillende zoekmachines, maar ik vond niets. Daarna probeerde ik 'Playa del Sol' en de Engelse vertaling van zonnestrand: Sun Beach, met als resultaat links naar honderden vakantieoorden overal ter wereld. Costa del Sol. Costa del Amor. Playa Negra. Playa Blanca. Playa Azul. Sun City. Sunrise Beach. Vakantiereizen, deeltijdaanbiedingen, wit zand, blauw water, uitsluitend volwassenen, breng gerust de kinderen mee. Plus een vent die zo bezeten was van het oude liedje 'Cuando Caliente El Sol' dat hij er een hele site aan had gewijd. De geneugten van het informatietijdperk... Ik bleef er een paar uur mee bezig, tot ik vierkante ogen kreeg en rond middernacht een pauze inlaste om een boterham te eten, een biertje te drinken en even te gaan douchen voordat ik opnieuw achter het scherm ging zitten. Om twee uur 's nachts zat ik te vechten tegen de slaap, waardoor ik bijna het artikel miste in een drie jaar oud nummer van The Resort Journal dat was opgeroepen door de zoveelste poging met Playa del Sol. Dit keer had ik ingelogd bij een informatieservice waarop ik een abonnement had, een zakelijk georiënteerde databank die ik al niet meer had gebruikt sinds de afgelopen herfst toen ik had overwogen om een aantal gemeenteobligaties van de hand te doen. Ik klikte het hokje aan waarmee ik toestemming gaf om het abonnementsgeld van mijn creditcard af te boeken en ging verder.
Wat ik voorgeschoteld kreeg, was een stuk dat in het laatste gedeelte van het blad was geplaatst onder de titel: 'Op zoek naar het goede leven aan verre stranden: Amerikanen die in het buitenland op koopjes uit zijn, krijgen vaak het deksel op de neus.' Het artikel somde een aantal onroerendgoedtransacties op die op een fiasco waren uitgelopen, onder andere een bouwproject in Baja dat Playa del Sol heette: dure koopflats die aan de man werden gebracht bij gepensioneerde Amerikanen onder het mom van een luxe woning in Amerikaanse stijl tegen Mexicaanse prijzen. Tweehonderdvijftig eenheden van de geplande vierhonderd waren inmiddels gebouwd en verkocht. De eerste groep gepensioneerden had nog niet eens hun intrek genomen toen de Mexicaanse regering zich beriep op de kleine lettertjes in een of andere obscure verordening, het land in beslag nam en het verkocht aan een consortium uit Saoedie-Arabië dat de koopflats omzette in een hotel. De Playa del Sol Company, Ltd., gevestigd op de Cayman Islands, hief zichzelf op en de Amerikaanse dochtermaatschappij van het bedrijf, Playa Enterprises, vroeg surseance van betaling aan. De gepensioneerden waren hun geld kwijt. De directeur van Playa Enterprises, Michael Larner, onthield zich van commentaar.
De verwijzingen naar artikelen in obscure zakenbladen die ik bij mijn eerste speurtocht naar Larner was tegengekomen - bladen waar de researchbibliotheek niet op geabonneerd was - schoten me weer te binnen en toen ik ging zoeken of ik nog meer over de voormalige directeur van Achievement House kon vinden, stuitte ik op diverse andere transacties die hij de afgelopen vijf jaar had ondernomen. Larners specialiteit was het onderbrengen van onroerend goed in een syndicaat, dat wil zeggen dat hij een groep gefortuneerde mensen bij elkaar bracht om onvoltooide bouwprojecten die in moeilijkheden waren geraakt op te kopen. Torenflats in Atlanta, country clubs in Colorado en New Mexico die de geest hadden gegeven, een skihotel in Vermont, een golfbaan in Arizona. Zodra alles zwart op wit stond, incasseerde Larner zijn aandeel en nam de benen. Alle artikelen daarna hadden de jubelende toon van advertentiefolders. Geen woord over het Mexicaanse debacle, Playa Enterprises, of de Playa Del Sol Company, Ltd. Larners zakelijke identiteit was inmiddels de ML Group.
Ook geen letter over de gebroeders Cossack. Of over een van Larners medespeculanten, hoewel er wel gerefereerd werd aan banden met de showbizz en Wall Street. Het enige andere directielid van ML dat genoemd werd, was Larners zoon, Bradley, de onderdirecteur. Met 'ML Group' als zoekopdracht liep ik nog een keer alle zoekmachines na, wat dezelfde artikelen opleverde, plus nog één extra: een twee jaar oud slijmverhaal in een glossy flutblad dat Southwest Leisure Builder heette.
Midden tussen de tekst stond een kleurenfoto: de Larners, vader en zoon, die op een zonnige dag in Phoenix hadden geposeerd, gekleed in identieke koningsblauwe golfshirts en wit katoenen broeken, en met een identieke witte glimlach.
Michael Larner leek een jaar of vijfenzestig. Hij had een blozend vierkant gezicht en droeg een vliegeniersbril met een stalen montuur waarvan de glazen door de Arizona-zon in spiegels waren veranderd. Zijn glimlach was zelfvoldaan en toonde vol trots overdreven grote, van kronen voorziene tanden. Hij had de neus van een drinker, een grote, stevig uitziende buik en wit haar dat perfect in model zat. Hij leek bij uitstek geschikt voor de rol van Omkoopbare Zakenman.
Bradley Larner was slanker, kleiner en bleker dan zijn vader, een soort zwakke afdruk. Hij was achter in de dertig of begin veertig en ook bril dragend, maar hij had de voorkeur gegeven aan een goud omrande bril met smalle halfronde glazen die nauwelijks zijn ogen bedekten. Zijn haar was van het slappe, blonde soort dat onvermijdelijk wit wordt, en het hing tot over zijn schouders. Zijn gezicht stond een stuk minder enthousiast. Er kon nauwelijks een glimlach af, hoewel de Larners volgens het artikel volop profiteerden van de hausse in de wereld van het onroerend goed.
Bradley Larner zag eruit als een kind dat voor de zoveelste keer moest poseren voor een vervelende familiefoto.
Op de volgende bladzijde stond een foto van Michael Larner die in een vanillekleurig pak, met een blauw overhemd en een roze das poseerde naast een witte Rolls-Royce Silver Spirit met witte accenten. Rechts van zijn vader zat Brad Larner gehuld in een zwartleren pak op een goudkleurige Harley-Davidson.
Het onderschrift luidde: Twee verschillende generaties, maar ieder op zijn manier een Snelle Jongen.
---
De link naar Playa del Sol betekende dat 'Paris Bartlett' waarschijnlijk door de Larners op Milo af was gestuurd. Als waarschuwing om niet op zoek te gaan naar Caroline Cossack.
Want de Larners en de Cossacks waren al heel lang met elkaar bevriend.
De twee families hadden nog iets anders gemeen: grote transacties die de mist in gingen. Maar ze slaagden er allemaal in om aan de top te blijven en het er goed van te nemen.
Snelle jongens.
In het geval van de Cossacks had een geërfd fortuin waarschijnlijk als een prima vangnet gefungeerd. Michael Larner, daarentegen, was van baan in baan en van bedrijfstak in bedrijfstak gerold en had daarbij een spoor van schandalen en faillissementen achtergelaten, hoewel hij er iedere keer toch in was geslaagd om weer een stapje hogerop te komen.
Die grijns, met tanden die even wit en glanzend waren als zijn Rolls-Royce. Een man die bereid was om tot het uiterste te gaan? Of met vrienden op de juiste plaatsen? Of allebei.
Destijds, toen Larner de regels had genegeerd en Caroline Cossack toegang had verleend tot Achievement House, hadden haar broers nog maar net hun puberteit achter de rug, maar ze zaten al wel in het onroerend goed. Larner had waarschijnlijk aanvankelijk gehandeld op instigatie van Garvey Cossack sr., maar na het verscheiden van senior was de relatie opgebloeid en was Larner in dienst gekomen van mannen die vijfentwintig jaar jonger waren dan hij. Daarna schoot me nog iets anders te binnen: Bradley Larner was ongeveer even oud als de gebroeders Cossack. Zou er ook in dat opzicht een verband bestaan? Iets dat niet louter zakelijk was? Toen Milo op zoek was geweest naar schoolgegevens van Caroline had hij niet veel medewerking gekregen van de plaatselijke middelbare scholen. Want iedereen was op zijn hoede geweest voor eventuele processen en aangezien ze regelmatig naar bepaalde tv-series keken, waren ze ervan overtuigd dat smerissen machteloos waren zonder een gerechtelijk bevel.
Maar het kon ook best dat Caroline vanwege haar emotionele problemen nauwelijks op school had gezeten. Misschien zou het gemakkelijker zijn om de schoolloopbaan van haar broers na te trekken.
---
De volgende ochtend zat ik opnieuw in de bibliotheek om de Who's Who door te bladeren. Bob Cossack noch Bradley Larner werd genoemd, maar Garvey Cossack was vereerd met een biografie: een enkele alinea vol opgeblazen tekst, voornamelijk over dingen die ik al van het Web had gehaald.
Maar verstopt tussen alle zakelijke snoeverij stond ook de opleiding die Garvey had genoten. Hij had twee jaar aan Cal State North gestudeerd, maar zijn studie niet afgemaakt. Misschien had hij daarom de moeite genomen om de naam van zijn middelbare school te vermelden. Plus het feit dat hij tijdens zijn laatste schooljaar penningmeester van de leerlingenvereniging was geweest.
University High.
Toen ik in de index keek, bleek dat de bibliotheek beschikte over de jaarboeken van de afgelopen drie decennia. Uni was met recht de plaatselijke middelbare school.
Het kostte me weinig moeite om het juiste boek te pakken te krijgen. Ik wist hoe oud Garvey ongeveer was en al bij de tweede poging was het raak.
Zijn eindexamenfoto toonde een door jeugdpuistjes geteisterde achttienjarige knul met een bol gezicht en lang, golvend haar in een lichte coltrui. Tussen de bovenkant van de trui en de vlezige kin van de jongen was nog net genoeg ruimte voor een halsketting van schelpen. Hij had een ondeugende grijns.
Onder zijn foto stond vermeld dat hij lid was van de Business Club, de 'leidinggevende staf' van het footballteam en iets dat de King's Men heette. Maar er stond nergens dat hij ook penningmeester was en volgens de pagina die aan de leerlingenvereniging was gewijd werd die functie vervuld door een meisje dat Sarah Buckley heette. Door ook de drie voorgaande jaarboeken door te bladeren kwam ik erachter dat Garvey Cossack nooit in het bestuur van de studentenvereniging had gezeten.
Een kinderachtig leugentje voor een miljonair van middelbare leeftijd, maar dat maakte het alleen maar interessanter. Ik ontdekte de portretfoto van Robert 'Bobo' Cossack een klas lager. Hij had op de dag dat de foto werd gemaakt een zwart shirt met een hoge kraag aangehad en een ketting die strak om zijn hals sloot. Een paardengezicht, haar dat donkerder en zelfs nog langer was dan dat van zijn broer en nog meer puistjes. Bobo keek nors en had zijn ogen halfdicht. Slaperig of stoned... of hij had zijn uiterste best gedaan die indruk te wekken. Zijn pogingen om een baard en een snor te laten staan hadden geresulteerd in een aureool van donzige donkere haartjes om zijn kin en een paar miezerige sprietjes op zijn bovenlip.
Het enige lidmaatschap dat onder zijn foto stond, was dat van de King's Men.
In de lagere klas had ook een broodmagere Bradley Larner gezeten, compleet met een vliegeniersbril met getinte glazen, een overhemd met een kraag waarvan de punten met knoopjes vast zaten, en geblondeerd lang haar waarachter zijn halve gezicht schuilging. Wat er nog van te zien was, stond even moedeloos als dat van Bobo Cossack.
Weer een King's Man.
Ik bladerde door het jaarboek om te zien of ik iets meer te weten kon komen van die club en vond de naam wel terug in de lijst met schoolactiviteiten, maar zonder omschrijving. Ten slotte vond ik in een hijgerig verslag van de jaarlijkse reüniedag een verwijzing naar 'de pret en de reuzenkeet (en meer van die dingen) die getrapt werd door de King's Men.'
Op een begeleidend kiekje stond een groep van zes knullen op het strand, die in zwembroek en met gestreepte petjes op de malloot uithingen door scheel in de camera te grijnzen, maffe poses aan te nemen en hun maatjes met behulp van opgestoken vingers konijnenoren te bezorgen. De bierblikjes die ze in de hand hadden waren slonzig zwartgemaakt. In één geval was de merknaam nog te lezen. Het onderschrift: Surf's Up! Maar de King's Men geven de voorkeur aan ander vocht! Een feestje op Zuma met G. Cossack, L. Chapman, R. Cossack, V. Coury, B. Larner en N. Hansen. De gebroeders Cossack waren op de middelbare school echte fuifnummers geweest en het Bel Air-feestje van een paar jaar later was gewoon meer van hetzelfde. En het contact tussen hen en de Larners was op het zand van Zuma gelegd, niet in de directiekamer. Daardoor begon ik me af te vragen of het idee om het problematische zusje Caroline op te bergen wellicht van de jongens afkomstig was geweest en niet van hun vader. 'Hé, pa, de vader van Brad werkt bij zo'n school voor mafketels, misschien kan hij ons wel helpen.' Ik bladerde de schoolboeken door op zoek naar de naam en de foto van Caroline Cossack. Niets.
---
Terwijl ik langs de mooie woonhuizen in Westwood reed, dacht ik na over Pierce Schwinn en wat hij eigenlijk precies van Milo had gewild. Had de voormalige rechercheur eindelijk besloten om de geheimen prijs te geven die hij twee decennia lang had bewaard, zoals ik eerder had gesuggereerd, of was hij op een later tijdstip in zijn leven op eigen houtje op onderzoek gegaan en had hij toen nieuwe aanwijzingen gevonden?
Hoe het ook zij, Schwinn had niet zo'n vredig leventje geleid als zijn tweede vrouw wel dacht. En zo trouw was hij ook niet geweest, want hij had een andere vertrouweling gevonden die het moordboek had verstuurd.
Ik had ook al tegen Milo gezegd dat Ojai maar een kleine stad was en dat ik betwijfelde of Schwinn regelmatig bij iemand anders op bezoek kon gaan zonder dat Marge daar achter zou komen. Maar voordat hij met Marge was getrouwd, had hij in Oxnard gewoond, in een of andere goedkope vlooientent. Marge had ons niet verteld hoe dat motel heette, maar ze had ons wel de naam gegeven van de winkel waar Schwinn voor een hongerloontje had gewerkt en ze had ook gezegd dat Schwinn geen auto had. Hij had de vuilnisbakken buiten gezet bij Randall's Western Wear. Dat moest dus binnen loopafstand zijn.
---
De winkel was er nog steeds, op Oxnard Boulevard. Ik had de toeristenroute genomen, niet alleen omdat dat de snelste weg was, maar ook omdat ik geen trek had in de snelweg: via Sunset naar de PCH en vervolgens over die kustweg langs de grens tussen L.A. en Ventura, Deer Creek Road en het kampeerterrein aan Sycamore Creek. Een ruim twintig kilometer lange kuststrook, eigendom van de staat, die het laatste privéstrand in Malibu van Oxnard scheidde. Het water was saffierblauw onder een lucht die niet had misstaan in een folder van de kamer van koophandel en de lichamen die op het zand pronkten, waren bruin en volmaakt van vorm. Bij Las Posas Road meed ik de oostelijke afslag die via schitterend groene akkers als biljartlakens omhoogloopt naar de heuvels van Camarillo en bleef op de kustweg rijden.
Het natuurschoon maakte al snel plaats voor smeertroep en droefenis en vijfenzeventig minuten na mijn vertrek uit L.A. mocht ik mijn eerste blik werpen op de bezienswaardigheden van het centrum van Oxnard.
---
Oxnard is een rare plaats. De stad heeft een strand met een jachthaven en luxueuze hotels en je kunt er vistochtjes maken of een tochtje langs de Channel Islands. Maar de belangrijkste bron van inkomsten blijft toch de landbouw met de seizoenarbeiders die met hun miserabele bestaan het hele land van voedsel voorzien. De misdaad viert hoogtij en de stank van mest en verdelgingsmiddelen hangt constant in de lucht. Zodra je de afslag naar de jachthaven bent gepasseerd, wordt Oxnard Boulevard een goedkope winkelstraat met aan weerszijden trailerparks, autosloperijen, tweedehandswinkels, tacotentjes, kroegen met oorverdovende Mexicaanse muziek en meer Spaans dan Engels op de uithangborden.
Randall's Western Wear was een rode keet ergens in het midden van de winkelstraat, ingeklemd tussen Bernardo's Accu's en een kroeg zonder ramen die El Guapo heette. Aan de achterkant kon ik de auto gemakkelijk kwijt, want er stonden alleen twee pick-ups en een oude Chrysler 300 op het parkeerterrein.
Binnen, waar het naar leer, zaagsel en zweet rook, stonden rekken die tot aan het plafond vol lagen met denim en flanel, stetsons die als wafels op elkaar gestapeld waren en cowboylaarzen en -riemen voor uitverkoopprijsjes. Eén hoek was ingeruimd voor zakken met voer, in een andere lagen een paar zadels en hoofdstellen. Uit krakende luidsprekers sijpelde de zoetgevooisde bariton van Travis Tritt, die zijn best deed om een of andere dame te overtuigen van zijn goede bedoelingen.
Niet bepaald een topdag voor de handel in cowboykloffies. Geen klant te bekennen, alleen de twee verkopers van dienst, allebei blanke mannen van in de dertig. Een droeg een grijs joggingpak, de ander een spijkerbroek en een zwart Harley-Davidson-x-shirt. Ze zaten allebei achter de toonbank te roken en keken niet op toen ik binnenkwam.
Ik snuffelde rond, vond een bewerkte riem van koeienhuid die me wel beviel, ging ermee naar de toonbank en betaalde. Harley-D sloeg het bedrag aan zonder me aan te kijken of iets tegen me te zeggen. Toen hij me mijn creditcard teruggaf, hield ik mijn portefeuille open en toonde hem mijn legitimatie als adviseur van het LAPD. Het is zo'n geplastificeerd geval met een klemmetje, voorzien van het insigne van de politie. Het is niet veel soeps en als je goed kijkt, staat er ook op dat ik geen smeris ben. Maar er zijn niet veel mensen die verder kijken dan het insigne en Harley vormde geen uitzondering.
'Politie?' zei hij terwijl ik de portefeuille dichtsloeg. Hij had slonzig geknipt haar, een walrussnor die tot op zijn kin hing en een stem die klonk alsof hij verkouden was. Pezige armen en een verzameling verbleekte tatoeages.
'Ik had het idee dat jullie me misschien ergens mee zouden kunnen helpen,' zei ik.
'Waarmee?'
Joggingpak keek op. Hij was een paar jaar jonger dan Harley, met grijsblond stekeltjeshaar en een forse vierkante kin als sluitpost van een blozend gezicht. Een tikje gezet, rustige ogen. Ik gokte op ex-militair.
'Een paar vragen over een man die hier een tijdje geleden heeft gewerkt. Pierce Schwinn.'
'Die?' zei Harley. 'Die hebben we hier al niet meer gezien sinds... een paar jaar geleden?'
Hij keek achterom naar Joggingpak. 'Een paar jaar,' beaamde Joggingpak.
Harley keek naar de riem. 'Zeg eens, heb je die alleen maar gekocht om vriendelijk over te komen?'
'Ik heb hem gekocht omdat het een leuke riem is,' zei ik. 'Maar ik vind het geen probleem om vriendelijk te zijn. Wat kunnen jullie je van Schwinn herinneren?'
Harley fronste. 'Toen hij hier werkte, was hij een schooier. Wat is er met hem aan de hand?'
'Hebben jullie hem nog gezien sinds hij hier weg is?'
'Hooguit één keer,' zei hij. 'Of niet. Als hij hier is geweest, dan was dat samen met zijn vrouw... dat klopt toch?' Hij keek weer hulpzoekend naar Joggingpak. 'Ik denk het wel.'
'Hoezo?' vroeg Harley. 'Wat heeft hij gedaan?'
'Niets. Het is gewoon een routineonderzoek.'
Ik voelde me meteen belachelijk toen ik dat zei, om niet te zeggen misdadig. Maar als Milo genoeg lef had om de wet te overtreden, dan kon ik dat ook. 'Dus het is al een paar jaar geleden dat meneer Schwinn hier heeft gewerkt?'
'Dat klopt.' Harveys grijns was spottend. 'Als je dat tenminste werken wilt noemen.'
'Was het dat dan niet?'
'Man,' zei hij terwijl hij over de toonbank kwam hangen, 'ik zal je eens iets vertellen: het was een gunst. Van de kant van mijn moeder. Deze zaak is van haar. Hij woonde een stukje verderop, in de Happy Night. Mam had medelijden met hem en betaalde hem een paar grijpstuivers voor het schoonmaken van de zaak.'
'Het Happy Night Motel?' vroeg ik. 'Verderop, aan dezelfde weg.'
'Dus het was puur uit medelijden,' zei ik. 'Van de kant van je moeder.'
'Ze heeft een klein hartje,' zei Harley. 'Hè, Roger?' Joggingpak knikte, trok aan zijn sigaret en zette Travis Tritt iets harder. De stem van de zanger klonk klaaglijk en warm, hij zou mij meteen overtuigd hebben.
'Had Schwinn vrienden?' vroeg ik.
'Nee.'
'Hoe zit het dan met Marge... de vrouw die met hem is getrouwd?'
'Die komt hier voer halen als ze door haar voorraad heen is,' zei Harley. 'Ja, ze is met hem getrouwd, maar daardoor is ze alleen zijn vrouw geworden en niet per se zijn vriendin.' Was je soms van plan om advocaat te worden, Pietje Precies?
'Marge heeft hem hier ontmoet,' zei ik.
'Ja, dat geloof ik wel.' Harvey fronste zijn voorhoofd. 'Ik heb haar ook al een tijd niet meer gezien.'
'Ze zal tegenwoordig wel via internet bestellen, net als alle andere mensen,' zei Roger. 'Daar zullen wij ook aan moeten.'
'Ja,' zei Harvey lusteloos. 'Maar vertel nou eens, man, waarom wil je al die dingen van hem weten? Heeft iemand hem om zeep geholpen of zo?'
'Nee,' zei ik. 'Maar hij is inderdaad dood. Een paar maanden geleden is hij van een paard gevallen.'
'Echt waar? Nou, dat heeft ze nooit verteld. Marge, bedoel ik.'
'Wanneer heb je haar voor het laatst gezien?'
Harvey keek Roger opnieuw aan. 'Wanneer heb ik haar voor het laatst gezien?'
Roger haalde zijn schouders op. 'Een maand of vier, vijf geleden, denk ik.'
'Vrijwel iedereen bestelt grote voorraden rechtstreeks bij de leverancier,' zei Harley. 'En van het internet. Daar moeten wij ook op.'
'Dus Marge is na de dood van Schwinn nog wel hier geweest, maar ze heeft nooit verteld dat hij is overleden.'
Roger haalde opnieuw zijn in sweatshirt gehulde schouders op. 'Marge zegt nooit veel, punt uit.'
Travis Tritt nam afscheid en Pam Tillis maakte haar opwachting met 'The Queen of Denial'.
'Heeft dit iets met drugs te maken, of zo?'
'Waarom vraag je dat?'
Harvey schuifelde zenuwachtig heen en weer. Zijn broer zei: 'Wat Vance bedoelt, is dat de Happy Night... dat weet iedereen toch. Mensen lopen constant in en uit. Wil je ons een genoegen doen? Laat die tent hier weghalen. Dit was vroeger een mooie buurt.'
---
Ik liet mijn auto op het parkeerterrein van Randall's staan en liep verder de straat in naar het motel. Het gebouw bestond uit twaalf units die van grijs pleisterwerk waren voorzien. Ze lagen in de vorm van een C rond een centrale binnenplaats, met de opening aan de straat. De binnenplaats was geplaveid met afbrokkelende klinkers en leek niet van oorsprong bedoeld te zijn als parkeerterrein, maar er stonden toch vier smerige kleine personenauto's en een al even smerige, tot kampeerwagen omgebouwde pick-up. De receptie bevond zich aan de rechterkant: een vierkant hokje waar een zweetlucht hing die onwillekeurig aan een fitnessruimte deed denken en dat bemand werd door een jonge skinhead van Latijns-Amerikaanse afkomst in een aquakleurig cowboyoverhemd, afgezet met knalrode biesjes. Het juk was zelfs bezaaid met lovertjes, maar de vieze vlekken onder de oksels en de spettertjes van ketchup die overal op de borst zaten, maakten het kledingstuk er niet charmanter op. Op de sluiting hing een zwaar ijzeren kruis aan een roestvrij stalen ketting. Bij mijn binnenkomst begon een bel boven de deur te rinkelen en toen de receptionist mij in het oog kreeg, wierp hij meteen een blik onder de balie. Automatisch. Waarschijnlijk om te controleren of het vereiste pistool er lag. Of gewoon om mij te laten weten dat hij gewapend was. Op een bordje achter hem stond UITSLUITEND CONTANT. Eronder hing dezelfde mededeling in het Spaans. Hij bewoog niet, maar zijn ogen schoten heen en weer en zijn linkerooglid trilde. Hij was hooguit twee- of drieëntwintig en hij zou de adrenalinestoten en de plotselinge pieken in zijn bloeddruk nog wel een paar jaar kunnen verdragen.
Ik liet hem de legitimatie zien en hij schudde zijn hoofd. Op de balie lag een novella - zwart-witfoto's van personages die hun teksten via onderschriften uitspraken, een verhaal dat de vorm van een stripboek had gekregen. Ondersteboven kon ik een paar woorden lezen: sexualismo en con pasión.
Hij zei: 'Kweet nieks.' Met een zwaar accent.
'Ik heb nog niets gevraagd.'
'Kweet nieks.'
'Fijn voor je,' zei ik. 'Onwetendheid kan zalig zijn.'
Hij keek me dof aan.
'Pierce Schwinn,' zei ik. 'Hij had hier een kamer.' Geen antwoord. Ik herhaalde de naam.
'Kweet nieks.'
'Een oude man, Anglo, met wit haar en een witte baard?' Niets.
'Hij werkte destijds bij Randall's.' Een blik vol onbegrip.
'Randall's Western Wear... verderop in de straat?'
'Kweet nieks.'
'Hoe heet je?'
'Kweet ni...' Er ging een lichtje op in de bruine ogen.
'Gustavo.'
'Gustavo hoe?'
'Gustavo Martinez Reyes.'
'Spreekt u Engels, meneer Martinez Reyes?'
Hij schudde zijn hoofd.
'Werkt hier iemand die wel Engels spreekt?'
'Kweet nie...'
Met het speurwerk was ik geen moer opgeschoten. Maar nu ik toch die hele reis had gemaakt, kon ik het ook nog wel ergens anders in Ojai proberen... bij een winkel waarvan ik wist dat Marge Schwinn er klant was. De zaak waar ze de blauwe albums had gekocht... O'Neill & Chapin... vlak bij het Celestial Café... uit Engeland... niet meer in de handel... ik heb de laatste drie gekocht. Misschien klopte dat laatste niet. Of misschien had Schwinn daar zelf boodschappen gedaan.
---
Ik reed verder naar de volgende oprit van de snelweg en was binnen een paar minuten weer op Highway 33. De lucht was koud en helder, alle kleuren draaiden op volle toeren en ik rook de geur van rijpend fruit die uit de aangrenzende boomgaarden opsteeg. O'Neill & Chapin bevond zich op een van die gezellige winkelterreintjes die overal langs de weg opdoken, op een stuk grond met ruim voldoende schaduw, net voorbij het centrum van Ojai maar nog een paar kilometer voor de afslag naar de ranch van Marge Schwinn. De winkel was een piepklein huisje van overnaadse planken met een houten dak dat in het niet viel bij de omringende hoge eiken. De planken waren bosgroen geverfd en het pad dat van de aangestampte aarde van het trottoir naar de in een warme mint tint geschilderde, uit twee delen bestaande deur leidde, was geplaveid met kinderkopjes. Op de etalageruit aan de voorkant stond in gouden letters:
O'NEILL & CHAPIN
LEVERANCIERS VAN KWALITEITSPAPIER EN VERFSTOFFEN SINDS 1986
De etalageruit was van binnenuit afgesloten met donkere, eiken luiken. Op een bordje dat tegen de houten planken leunde stond:
AWEZIG WEGENS INKOPEN IN EUROPA. BINNENKORT TERUG.
Ik nam poolshoogte bij de winkels ernaast. Rechts bevond zich een kaarsenmakerij, die eveneens gesloten was. Dan Marta, Geestelijk Raadgeefster, en het Humanos Theosofische Instituut. Links stond een kantoorgebouw van twee verdiepingen met een gevel van riviersteen: de praktijk van een chiropracticus, een notaris-annex-ver-zekeringsadviseur en een reisbureau dat specialiseerde in 'natuurvriendelijke uitstapjes'. Daarnaast, op een zonniger plekje, bevond zich een uit lemen baksteen opgetrokken kubus met een houten naambordje boven de deur.
CELESTIAL CAFÉ.
Gouden sterretjes dartelden langs de randen van het bord. Achter de blauwgeruite katoenen gordijntjes twinkelden lichtjes. Het was bijna drie uur in de middag en ik had mijn geest noch mijn lichaam gelaafd. Ik nam aan dat op een moment als dit organische muffins en kruidenthee een weldadige uitwerking zouden hebben. Maar volgens het schoolbord dat boven de open keuken hing, was het café gespecialiseerd in de Franse boerenkeuken: flensjes, hartige taarten, soufflés, chocolade desserts. En echte koffie, lieve god nog aan toe.
De twee luidsprekers die in het lage, met houten balken opgesierde plafond waren aangebracht produceerden een of andere new age-soundtrack: tinkelende belletjes, fluit en harp. Nog meer blauwgeruite katoentjes bedekten de zes tafeltjes. Een vrouw met ingewikkeld gevlochten grijs haar in een hertenleren jack met daaronder een roze jurk van kreukelstof zat zich tegoed te doen aan iets dat op ratatouille leek. Er was geen kelner of serveerster te zien, maar in de keuken stond een zwaargebouwde vrouw met een papperig gezicht, een wit schort en een blauw doekje op haar hoofd groente te hakken. Naast haar stond een Wolfe-fornuis met zes branders waarvan er slechts één aan was, onder een zware, gietijzeren koekenpan. Er was net vers beslag in de pan gedaan en de kokkin hield even op met hakken om met een handdoek de steel vast te pakken. Door de pan iets schuin te houden ontstond er een keurig rond schijfje dat ze op een bord liet glijden om het vervolgens te bedekken met spinazie a la crème. Een snuifje nootmuskaat en het flensje werd opgerold en op de toonbank gezet. Meteen daarna werd het hakken weer voortgezet.
De grijsharige vrouw stond op en pakte het flensje. 'Geweldig, Aimee.'
De kokkin knikte. Ze leek een jaar of veertig, met een samengeknepen gezicht en neergeslagen ogen. Het haar dat onder het hoofddoekje uitpiepte, was lichtbruin met zilver.
Ik glimlachte tegen haar. Haar gezicht bleef uitdrukkingsloos en ze ging gewoon door met hakken. Ik keek naar het schoolbord. 'Zou ik een flensje met gemengde kaassoorten en een kopje koffie van u kunnen krijgen?'
Ze draaide zich om en liep door een zijdeur de keuken uit. Ik bleef staan en luisterde naar de belletjes, de fluit en de harp. Achter me zei de vrouw met het gevlochten grijze haar: 'Wees maar niet ongerust, ze komt zo terug.'
'Ik vroeg me al af of ik iets verkeerds had gezegd.'
Ze lachte. 'Nee, ze is gewoon verlegen. Maar wel een fantastische kokkin.'
Aimee kwam terug met een rond wit kaasje. 'Gaat u maar zitten,' zei ze met een zachte stem. 'Ik kom het u wel brengen.'
'Dank u wel.' Ik probeerde het nog een keer met een glimlach en gedurende een onderdeel van een seconde kropen haar mondhoeken omhoog, daarna begon ze de koekenpan schoon te vegen. De grijsharige vrouw had net haar eten op toen Aimee met mijn bord, een mok koffie en in een zwaar linnen servet gewikkeld bestek naar mij toe kwam. Ze liep weer terug naar haar groente toen de vrouw met het grijze gevlochten haar zei: 'Kijk eens, lieverd,' en haar contant betaalde. Geen wisselgeld. En nergens in het café bordjes met namen van hier geldige creditcards.
Ik vouwde het servet open en keek naar mijn bord. Twee flensjes. Met haar rug naar me toe zei Aimee: 'U hoeft er maar een te betalen. Ik had erg veel kaas.'
'Dank u wel,' zei ik. 'Ze zien er heerlijk uit.'
Hak hak hak.
Ik sneed een stuk van het eerste flensje, stopte het in mijn mond en het was alsof er een engeltje over mijn tong pieste. De koffie was de lekkerste die ik in jaren had geproefd en dat vertelde ik haar ook.
Hak hak hak.
Ik was net aan het tweede flensje begonnen toen de voordeur openging. Er kwam een man binnen die rechtstreeks naar de toonbank liep. Een kleine, gezette, witharige man in een paarsachtig rood jumpsuit met een rits aan de voorkant en brede, flodderige revers. Knalrode klompen en witte sokken aan voeten die meer weg hadden van stompjes. Zijn vingers waren ook veel te kort, de duimen waren nauwelijks meer dan gebogen knobbeltjes. Zijn verweerde gezicht met de kinderlijke en vredige uitdrukking leek op dat van een berustende elf. Een leren veterdasje werd op de plaats gehouden door een grote, vormeloze paarse steen. Aan zijn linkerhand blonk een grote gouden pinkring met een violetkleurige halfedelsteen. Hij leek ergens midden in de zestig, maar ik wist dat hij zevenenzeventig was, omdat ik hem kende. Ik wist ook waarom hij maar één kleur droeg: het was de enige tint die hij kon onderscheiden in een wereld die verder uitsluitend zwart-wit was. Een zeldzame vorm van kleurenblindheid was slechts een van de vele lichamelijke afwijkingen waarmee hij was geboren. Sommige daarvan, zoals de te korte vingers, waren zichtbaar. Voor andere, had hij me verzekerd, gold dat niet.
Dr. Wilbert Harrison, psychiater, antropoloog, filosoof en eeuwige student. Een lieve, fatsoenlijke man, iets wat zelfs onderkend was door een moordlustige psychopaat die op wraak uit was, maar Harrison had gespaard bij de slachting die hij had aangericht onder de artsen die hem, volgens zijn idee, hadden gekweld. Mij had hij niet gespaard en ik had Bert Harrison jaren geleden leren kennen toen ik erachter probeerde te komen wat er precies aan de hand was. Sindsdien spraken we elkaar nog weleens... zo nu en dan.
'Bert,' zei ik.
Hij draaide zich om en lachte. 'Alex!' Bij wijze van groet stak hij zijn vinger op tegen Aimee. Zonder hem aan te kijken schonk ze een kop thee voor hem in en pakte een amandelgebakje uit de glazen vitrine onder het schoolbord. Een vaste klant.
'Dank je wel, schat,' zei hij, kwam aan mijn tafeltje zitten, zette zijn kop en zijn bord neer en pakte met zijn beide handen de mijne.
'Alex. Wat fijn om je weer te zien.'
'Ik vind het ook leuk om jou weer te zien, Bert.'
'Wat heb je de laatste tijd uitgespookt?'
'De gewone dingen. En jij?'
Zachtgrijze ogen twinkelden. 'Ik heb me op een nieuwe hobby gestort. Etnische muziekinstrumenten, hoe vreemder hoe beter. Ik heb eBay ontdekt... geweldig gewoon, wereldeconomie op z'n best. Ik zoek naar koopjes, wacht als een kind op kerstavond tot de pakjes komen en dan ga ik proberen uit te vissen hoe ze bespeeld moeten worden. Mijn project van deze week is een eigenaardig geval met één snaar uit Cambodja, waarvan ik nog niet eens weet hoe het heet. De verkoper omschreef het als een "rare dingsigheid uit Zuidoost-Azië". Tot nog toe klinkt het afschuwelijk... als een kat met buikpijn, maar ik heb toch eigenlijk geen buren.'
Harrisons huis was een paars landhuisje, hoog op een heuvel boven Ojai en omringd door boomgaarden vol olijfbomen en kale velden. Het ging bijna schuil achter een rij valse, puntige agaves. Berts oude Chevy stationcar stond altijd keurig in de was op de ongeplaveide oprit. Iedere keer als ik bij hem op bezoek was geweest, had de voordeur van het huis niet op slot gezeten.
'Dat lijkt me leuk,' zei ik.
'Het is ontzettend leuk.' Hij nam een hap uit het gebakje waardoor de room eruit liep, likte zijn lippen af en wreef zijn kin schoon. 'Heerlijk. En waar heb jij je de laatste tijd mee geamuseerd, Alex?'
Kennelijk stond op mijn gezicht te lezen dat ik niet goed wist wat ik met die vraag aan moest, want Harrison legde zijn hand over de mijne en keek me aan met de blik van een bezorgde vader.
'Is het zo erg, jongen?'
'Ligt het er zo dik bovenop?'
'O ja, Alex. O ja, beslist.'
Ik vertelde hem alles over Robin. Hij zat even na te denken en zei toen: 'Het lijkt erop alsof er bergen zijn gemaakt van molshopen.'
'Zo onbelangrijk is het niet, Bert. Ze heeft er echt genoeg van dat ik mezelf steeds opnieuw in gevaar breng.'
'Ik had het over jóuw gevoelens. Omdat je zo over Robin inzit.'
'Ik weet dat ik me als een idioot gedraag, maar ik moet telkens terugdenken aan de vorige keer dat ze bij me weg is gegaan.'
'Toen heeft ze een fout gemaakt,' zei hij. 'Maar daar heeft ze zelf het hardst onder geleden en misschien moet jij eens proberen om je los te maken van haar verdriet.'
'Haar verdriet,' zei ik. 'Denk je dan dat het haar na al die jaren nog steeds dwarszit?'
'Als ze zichzelf toestaat om erover na te denken, dan vermoed ik eerlijk gezegd dat ze het nog veel erger vindt dan jij.' Hij had Robin maar één keer ontmoet, maar toch vond ik hem helemaal niet aanmatigend. Een paar maanden nadat ons huis was afgebrand waren we naar Santa Barbara gereden om er even uit te zijn en toen waren we Bert toevallig tegenkomen bij een winkel in antieke boeken op State Street. Hij had staan snuffelen tussen wetenschappelijke verhandelingen uit de achttiende eeuw. In het Latijn. ('Mijn laatste hobby, jongens.') De voorkant van zijn jumpsuit had onder het stof gezeten.
'Ze houdt ontzettend veel van je,' zei hij. 'Dat was tenminste het geval toen ik haar ontmoette en ik betwijfel of dat soort intense gevoelens zomaar kan verdwijnen.' Hij nam nog een hap van zijn gebakje, pakte de amandelschilfers van zijn bord en stopte ze in zijn mond. 'De lichaamstaal... de taal van de geest, alles klopte helemaal. Ik weet nog dat ik dacht: Dit is het juiste meisje voor Alex.'
'Dat dacht ik ook altijd.'
'Wees zuinig op wat je hebt. Mijn tweede vrouw was precies zo, ze accepteerde me zoals ik was, met al mijn hebbelijkheden.'
'Jij denkt dus dat Robin mij ook accepteert, ondanks alles.'
'Als dat niet het geval was, zou ze al lang geleden bij je weg zijn gegaan.'
'Maar tegenover haar zou het wreed zijn als ik mijn leven in de waagschaal blijf stellen.'
Hij kneep even in mijn hand. 'Het leven is een soort bushalte, Alex.'
We stippelen onze route uit, maar het oponthoud tussen onze avonturen is slechts kort. Jij bent de enige die kan bepalen welke weg je volgt... in de hoop dat God zich daarbij neerlegt. Hoe kom je eigenlijk in Ojai verzeild?'
'Genietend van het uitzicht.'
'Ga dan maar mee naar mijn huis, dan kan ik je mijn aanwinsten laten zien.'
We aten onze borden leeg en hij wilde per se betalen. De oude stationcar stond voor het café en ik reed achter hem aan de stad in tot we bij Signal Street waren, waar we omhoogreden naar de top van de weg langs een met stenen verharde greppel waar hier en daar bruggetjes over lagen.
De voordeur van het paarse huis stond open en de entree was alleen afgesloten met een behoorlijk verroeste hordeur. Bert liep kwiek de trap op en nam me mee naar de woonkamer. Het vertrek zag er nog precies zo uit als ik me herinnerde: klein, donker, een planken vloer, boordevol oude meubels, sjaals, losse kussens, een piano en een erker met een rijtje stoffige flessen. Maar nu was er nergens plaats om te zitten. Een gigantische gong van gehamerd brons leunde tegen de piano en op iedere bank en stoel lagen trommels, klokken, lieren, citers, panfluiten, harpen en voorwerpen die ik niet thuis kon brengen. De vloer achter de pianokruk werd in beslag genomen door een apparaat in de vorm van een draak. Het was een meter tachtig lang en bedekt met een houten golfplaat. Harrison liet een stok langs de randen glijden waardoor hij een percussieve maar melodieuze toonladder ten gehore bracht.
'Bali,' zei hij. 'Ik heb er "Old MacDonald" op leren spelen.' Diepe zucht. 'Ooit moet dat Mozart worden.'
Hij pakte de instrumenten van een ingezakte bank en zei: 'Maak het jezelf gemakkelijk.'
Toen ik ging zitten viel mijn oog op iets metaalachtigs achter de bank. Een dichtgeklapte rolstoel.
'Die sla ik hier op voor een vriend,' zei Bert terwijl hij zijn kleine gestalte op een stoel met een rechte rug liet zakken. De vingers van zijn rechterhand streken langs een pedaalharp, maar niet hard genoeg om er geluid uit te krijgen. 'Ondanks de spanning zie je er goed uit.'
'Net als jij.'
'Afkloppen.' Hij tikte tegen de rand van de harp en dit keer klonk er wel een toon. 'G majeur... dus je was alleen maar op doorreis? De volgende keer moet je even bellen, dan kunnen we samen lunchen. Tenzij je behoefte hebt aan eenzaamheid natuurlijk.'
'Nee, ik zou het leuk vinden om een afspraak te maken.'
'Uiteraard hebben we allemaal behoefte aan eenzaamheid,' zei hij.
'De kunst is om het juiste evenwicht te vinden.'
'Jij woont alleen, Bert.'
'Ik heb vrienden.'
'Ik ook.'
'Milo.'
'Milo en anderen.'
'Nou, dat is fijn... Alex, kan ik iets voor je doen?'
'Nee,' zei ik. 'Wat zou je kunnen doen?'
'Zeg het maar, Alex.'
'Als jij goed bent in het oplossen van zaken die al lang in de koelkast zijn gezet, zou me dat prima uitkomen.' 'In de koelkast,' zei hij. 'Een moord.' Ik knikte.
'Het lichaam mag dan koud zijn,' zei hij, 'maar ik vraag me af of de herinnering ooit echt bekoelt. Zou je me willen vertellen waar het precies om gaat?'
Nee, eigenlijk niet. Ja, toch wel.