Ik had mijn beste vriend al een tijdje niet meer gesproken en dat kwam me goed uit.

Nadat ik bij de officier van justitie een verklaring had afgelegd in verband met de moord op Lauren Teague had ik mijn buik vol van justitie en ik was van plan me er niet meer mee te bemoeien tot het proces plaats zou vinden. En met een rijke beklaagde plus een peloton betaalde huichelaars zou dat eerder een kwestie van jaren worden dan van maanden. Milo moest de details nog afwikkelen, dus ik had een goed excuus om uit de buurt te blijven. De vent zat tot aan zijn nek in het werk, ik kon hem beter met rust laten.

In feite had ik helemaal geen zin gehad om met hem of met iemand anders te praten. Ik had jarenlang gepredikt dat een mens uiting moest geven aan zijn gevoelens, maar voor mijzelf was afzondering al sinds mijn jeugd het beste medicijn. Dat was al heel vroeg begonnen, door al die nachten dat ik met bonzend hart en de handen over mijn oren in een hoekje in de kelder had gezeten, hardop 'Yankee Doodle' neuriënd om de herrie die mijn woedende vader boven mijn hoofd maakte niet te horen.

Als de zaak uit de hand liep, kroop ik als een schelpdier weg in de grauwe cocon van eenzame opsluiting.

Nu lagen er drieënveertig opnamen van dode mensen op mijn eettafel. De dood was de grondstof waarmee Milo werkte. Ik belde de rechercheafdeling van West L.A.

---

'Met Sturgis.'

'Met Delaware.'

'Alex. Wat is er aan de hand?'

'Ik heb iets gekregen waar jij volgens mij maar beter even naar kunt kijken. Een fotoalbum vol opnamen van lijken op de plaats van het misdrijf.'

'Foto's of fotokopieën?'

'Foto's.'

'Hoeveel?'

'Drieënveertig.'

'Dus je hebt ze geteld,' zei hij. 'Drieënveertig van dezelfde zaak?' 'Drieënveertig verschillende zaken. Ze lijken in chronologische volgorde te zitten.'

'En die heb je "gekregen"? Hoe dan?'

'Met dank aan de posterijen. Als brief gefrankeerd en in het centrum gepost.'

'En je hebt geen flauw idee aan wie je dat te danken hebt.' 'Ik zal wel een geheime bewonderaar hebben.' 'Foto's die op de plaats van een misdrijf zijn gemaakt,' zei hij. 'Of iemand heeft een voorkeur voor enge vakanties en daarvan een plakboek bijgehouden.' Ik hoorde het signaal dat er een wisselgesprek wachtte. Meestal negeer ik dat hinderlijke geluid, maar misschien was het Robin die vanuit Portland belde. 'Blijf even hangen.' Klik.

'Hallo, meneer,' zei een opgewekte vrouwenstem. 'Bent u degene op wiens naam de telefoon staat?'

'Nee, ik ben de stoeipoes hier,' zei ik en schakelde terug naar Milo. De kiestoon. Er zou wel een spoedtelefoontje tussendoor zijn gekomen. Ik toetste zijn doorkiesnummer in, werd verbonden met de telefoniste van West L.A. en nam niet de moeite om een boodschap achter te laten.

---

Twintig minuten later ging de deurbel. Ik had mijn sportkleren nog niet uitgetrokken, geen koffie gezet en ook niet gecontroleerd of er genoeg in de ijskast zat, want daar loopt Milo altijd rechtstreeks naar toe. Het zien van foto's van slachtoffers van een gewelddadige dood beneemt de meeste mensen de eetlust, maar hij doet dat werk al zo lang dat een hapje tussendoor een heel ander aspect krijgt. Ik deed de deur open en zei: 'Dat heb je snel gedaan.' 'Het was toch tijd om te gaan lunchen.' Hij liep langs me heen naar de plek waar de blauwe map open en bloot op tafel lag, maar hij maakte geen aanstalten om het boek op te pakken. In plaats daarvan bleef hij staan, met de duimen in de lussen van zijn broek gehaakt en een dikke pens die nog nahijgde van de snelheid waarmee hij de trap naar het terras was opgelopen. Groene ogen gleden van het boek naar mij. 'Ben je ziek of zo?' Ik schudde mijn hoofd.

'Wat heeft dat dan te betekenen? Verandering van stijl?' Een worstachtige vinger wees naar de stoppels op mijn gezicht, ik heb het scheren maar even laten zitten,' zei ik. Hij snoof en keek de kamer rond. 'Er staat niemand aan mijn broekspijpen te knagen. Is El Blaffo achter bij Robin?' 'Nee.'

'Ze is er toch wel?' vroeg hij. 'Haar truck staat voor het huis.' 'Je bent vast bij de politie,' zei ik. 'Helaas kloppen de aanwijzingen niet. Ze is niet thuis.' Ik wees naar het boek. 'Kijk dat maar even door, dan ga ik ondertussen in de voorraadkast snuffelen. Als ik iets vind dat nog niet uitgedroogd is, maak ik wel een sandwich voor je...'

'Nee, dank je wel.' 'Wil je iets drinken?' 'Nee.' Hij bleef stokstijf staan. 'Wat is er mis?' vroeg ik.

'Hoe zal ik dat nu eens subtiel onder woorden brengen,' zei hij. 'Goed dan. Je ziet er belazerd uit, de hele tent stinkt als een tehuis voor ouden van dagen, Robins truck staat voor de deur, maar zij is er niet en als ik over haar begin, sla je je ogen neer alsof je iets op je kerfstok hebt. Wat is er verdomme aan de hand, Alex?' 'Zie ik er belazerd uit?' 'Dat is nog zwak uitgedrukt.' 'Nou ja,' zei ik. 'Dan kan ik maar beter die fotosessie met In Style afzeggen. En over foto's gesproken...' Ik hield hem het boek voor. 'Je ontwijkt de vraag,' zei hij terwijl hij van zijn hoogte van bijna een meter achtentachtig met samengeknepen ogen op me neerkeek. 'Hoe wordt dat bij de studie psychologie ook alweer genoemd?' 'Het ontwijken van de vraag.'

Hij schudde zijn hoofd, bleef me vriendelijk aankijken en sloeg zijn armen over elkaar. Als je de gespannen trekken rond zijn ogen en mond negeerde, zag hij eruit alsof hij zich op zijn gemak voelde. Het bleke, pokdalige gezicht was iets smaller dan gewoonlijk en de bierbuik was het tegendeel van plat, maar absoluut minder bol. Was hij aan het lijnen? Voor de zoveelste keer? Voor de verandering droeg hij kleren die qua kleur redelijk bij elkaar pasten: een goedkope maar schone donkerblauwe blazer, een katoenen, kakikleurige broek, een wit overhemd met een nauwelijks gerafeld boord, een donkerblauwe das en gloednieuwe, beige laarzen met roze spekzolen die piepten toen hij zijn gewicht op zijn andere voet verplaatste en me strak aan bleef kijken. En hij was ook net naar de kapper geweest. Het gewone model: van opzij en van achteren kortgeknipt tot een wollig tapijtje, het haar bovenop lang en ruig, met rondom zijn kruin eigenwijze rechtopstaande pieken. Een zwarte lok viel als een komma over zijn pokdalige voorhoofd. Het haar vanaf zijn slapen tot onderaan de veel te lange bakkebaarden was in de loop der jaren sneeuwwit geworden. Het stak op een onwezenlijke manier af tegen het zwarte haar erboven: Mr. Skunk noemde hij zichzelf tegenwoordig.

'Tot in de puntjes gekleed en vers van de kapper,' zei ik. 'Ben je met een schone lei begonnen? Moet ik je geen eten opdringen? Maakt niet uit, pak dat verdomde boek nou maar aan.' 'Robin...'

'Nu niet.' Ik stak hem het blauwe album toe. Hij bleef met de armen over elkaar staan. 'Leg het maar weer op tafel.' Nadat hij een paar rubber handschoenen uit de verpakking had gehaald wurmde hij zijn handen erin, bleef even naar het blauwe leren kaft kijken, sloeg het boek open, las het opschrift en bladerde door naar de eerste foto.

'Oud,' mompelde hij. 'Als je afgaat op de kleur en de kleren. Iemand heeft kennelijk zijn griezelverzameling van zolder gehaald.' 'Zijn het politiefoto's?' 'Waarschijnlijk wel.'

'Een privéverzameling, bij elkaar gejat uit officieel bewijsmateriaal?' 'Zaken verdwijnen in het archief en als iemand lange vingers heeft, zal het geen hond opvallen dat er per dossier één foto is gesnaaid.' 'Een smeris?'

'Een smeris of lugubere burgeremployé. Er zijn een hoop mensen die toegang hebben tot het archief, Alex. Een deel daarvan vindt hun werk leuk omdat ze graag bloed zien.'

'"Het Moordboek,'" zei ik. 'Dat klinkt als een officieel dossier.' 'Het heeft ook dezelfde kleur. Degene die je dit heeft gestuurd kent de officiële gang van zaken op zijn duimpje.'

'Als dit de officiële gang van zaken is... waarom is het dan naar mij gestuurd?'

Hij gaf geen antwoord.

'Het is niet compleet antiek,' zei ik. 'Ga maar verder.' Hij bestudeerde nog een paar foto's, bladerde terug naar de eerste opname en ging vervolgens weer verder op de plek waar hij was gebleven. Terwijl hij de opnamen bekeek, begon hij de bladzijden steeds sneller om te slaan en wierp ten slotte alleen nog maar een vluchtige blik op de gruwelijke beelden, precies zoals ik had gedaan. Toen stopte hij en staarde met grote ogen naar een foto ergens achter in het boek. De handschoenen spanden zich strak over knobbelige knokkels toen hij het album vastpakte. 'Wanneer heb je dit precies gekregen.' 'Het zat vandaag bij de post.'

Hij pakte het pakpapier op, keek naar het adres en controleerde het poststempel. Daarna richtte hij zijn aandacht weer op het album. 'Wat is er aan de hand?'

Hij legde het boek op tafel, opengeslagen bij de bladzijde waar hij gestopt was, en bleef er met zijn handen aan weerszijden van het album plat op tafel strak naar kijken. Tandenknarsend. En vervolgens met een lach, die een verlammende uitwerking zou hebben gehad op elke prooi.

Foto nummer veertig.

Een lichaam in een greppel met onderin een plasje modderwater. Roestkleurig bloed op beige zand. Helemaal rechts op de foto stekelig onkruid. Witte inktpijlen wezen naar het onderwerp, maar dat onderwerp was duidelijk genoeg.

Een jonge vrouw, misschien nog maar een tiener. Heel mager... met een ingevallen buik, een ribbenkast als een wasbord, broze schouders, dunne armen en benen. Het onderlichaam en de hals bedekt met een rasterwerk van snij- en steekwonden. Er zaten ook vreemde zwarte stippen tussen. De beide borsten ontbraken en hadden plaatsgemaakt voor purperkleurige schijven in de vorm van ruiten in een kaartspel. Haar hoekige gezicht was en profil neergelegd zodat het naar rechts keek. Boven haar voorhoofd, waar het haar had moeten zitten, hing een bloedrode wolk.

Rond haar polsen en enkels zaten de paarse striemen van boeien. Ook beide benen waren bezaaid met zwarte stippen - leestekens omringd door lichtroze aureooltjes, alsof ze ontstoken waren. Brandplekken van een sigaret.

Lange witte benen opgetrokken in een parodie van seksuele overgave.

Ik had deze foto over het hoofd gezien.

Central, Beaudry Ave., lichaam achtergelaten boven de oprit naar snelweg 101. Seksuele moord, gescalpeerd, gewurgd, messteken en brandwonden. NO.

'NO,' zei ik. 'Niet opgelost?'

'Je hebt niets anders gekregen dan het boek en de verpakking?' vroeg Milo. 'Er zat geen briefje bij?' 'Nee. Dit was alles.'

Hij controleerde het blauwe verpakkingsmateriaal nog een keer, net als het roze vloeipapier, en richtte zijn aandacht daarna weer op het mishandelde meisje. Hij zat een hele tijd naar haar te kijken tot hij ten slotte met een van zijn handen over zijn gezicht wreef alsof hij het zonder water waste. Dat was een nerveuze tic die hij al jaren had. Soms kan ik eruit opmaken hoe hij zich voelt, andere keren valt het me nauwelijks op.

Hij herhaalde het gebaar en kneep in de brug van zijn neus. Weer dat wrijven. Zijn mond vertrok en ontspande niet toen hij weer een tijdje op de foto zat neer te kijken. 'Sjongejonge,' zei hij.

En een paar seconden later: 'Ja, dat lijkt mij ook. Niet opgelost.' 'Maar bij geen van de andere foto's stond "NO",' zei ik. Geen antwoord.

'Zou dat betekenen dat dit het geval is dat we nader moeten bekijken?' vroeg ik. Geen antwoord. 'Wie was ze?'

Zijn lippen vertrokken en toen hij naar me opkeek, kon ik zijn tanden zien. Niet dat hij glimlachte, verre van dat. De uitdrukking op zijn gezicht leek op die van een beer die een gratis maaltje in het oog krijgt.

Hij pakte de blauwe map op. Die trilde. Zijn handen beefden. Dat had ik nog nooit gezien. Met weer zo'n verschrikkelijk lachje legde hij het boek terug op de tafel. Hij schoof het zorgvuldig recht. Daarna stond hij op en liep naar de woonkamer. Met zijn gezicht naar de open haard pakte hij een pook op en tikte daarmee zacht op het graniet.

Ik keek nog eens goed naar het verminkte meisje.

Hij schudde heftig met zijn hoofd. 'Waarom zou je dat in je hoofd willen prenten?'

'En jij dan?' vroeg ik.

'Mijn hoofd zit al vol troep.'

Het mijne ook. 'Wie was ze, Milo?'

Hij legde de pook weer neer. En begon te ijsberen.

'Wie ze was?' herhaalde hij. 'Iemand die tot niets is gedegradeerd.'