BENG!

Het elektrische haardje vloog door de kamer toen de dichtgetimmerde schoorsteen openspatte en meneer Wemel, Fred, George en Ron in een regen van puin en splinters naar buiten werden geblazen. Tante Petunia krijste en viel achterover op het salontafeltje; oom Herman wist haar nog net te grijpen voor ze op de grond smakte en staarde met open mond en sprakeloos naar de Wemels, die allemaal vuurrood haar hadden, inclusief Fred en George, die als twee druppels water op elkaar leken, tot aan de laatste sproet toe.

'Zo, dat is beter,' hijgde meneer Wemel, die het stof van zijn lange groene gewaad klopte en zijn bril recht zette. 'Aha ‐ u bent vast de oom en tante van Harry!'

Meneer Wemel, die lang, mager en kalend was, stapte met uitgestoken hand op oom Herman af, maar die deinsde snel een paar stappen achteruit en trok tante Petunia met zich mee. Oom Herman leek met stomheid geslagen. Zijn beste pak zat onder de kalk, die ook in zijn haar en snor was neergedaald, zodat hij in een oogwenk dertig jaar ouder leek te zijn geworden.

'Eh ‐ ja ‐ sorry voor de rommel,' zei meneer Wemel, die zijn hand liet zakken en over zijn schouder naar de verwoeste haard keek. 'Allemaal mijn schuld. Het was gewoon niet bij me opgekomen dat we er aan deze kant niet uit zouden kunnen. Ik heb uw schoorsteen laten opnemen in het Haardrooster, snapt u ‐

gewoon voor één middag, zodat we Harry konden ophalen. Strikt genomen mogen Dreuzelschoorstenen niet worden aangesloten ‐ maar ik ken een mannetje bij de Dienst Rookkanalen en die heeft het geregeld. Maakt u zich geen zorgen, ik heb dat in een wip gerepareerd. Ik zal eerst even vuur maken om de jongens terug te sturen en dan herstel ik uw schoorsteen voor ik Verdwijnsel.'

Harry durfde te wedden dat de Duffelingen daar geen woord van begrepen hadden. Ze staarden meneer Wemel nog steeds met open mond aan. Tante Petunia kwam wankelend overeind en zocht vlug dekking achter oom Herman.

'Hallo, Harry!' zei meneer Wemel monter. 'Heb je je hutkoffer ingepakt?'

'Ja, hij staat boven,' zei Harry, die ook grijnsde.

'Wij halen hem wel,' zei Fred meteen. Met een knipoog naar Harry verlieten hij en George de kamer. Ze wisten waar Harry's slaapkamer was, omdat ze hem daar ooit in het holst van de nacht uit hadden gered. Harry vermoedde dat Fred en George hoopten dat ze een glimp zouden opvangen van Dirk; Harry had veel over hem verteld.

'Zo,' zei meneer Wemel, die een beetje met zijn armen zwaaide terwijl hij woorden zocht om de steeds pijnlijkere stilte te verbreken. 'Leuk ‐ eh ‐ leuk huis heeft u.'

Aangezien de altijd zo smetteloze woonkamer van de Duffelingen nu bedekt was met een dikke laag stof en puin, viel die opmerking niet al te goed. Oom Hermans gezicht werd weer paars en tante Petunia begon opnieuw op haar tong te kauwen. Ze schenen echter te bang te zijn om ook echt iets te zeggen. Meneer Wemel keek om zich heen. Hij was dol op alles wat met Dreuzels te maken had en Harry zag dat hij popelde om de tv en videorecorder van dichterbij te bekijken.

'Die werken zeker ook op eklektriciteit?' zei hij, met het air van een kenner. 'O ja, ik zie de stekkers. Ik verzamel namelijk stekkers,' vertrouwde hij oom Herman toe. 'En batterijen. Ik heb thuis een heel grote verzameling batterijen. M'n vrouw denkt dat ik gek ben, maar ach...'

Oom Herman dacht duidelijk ook dat meneer Wemel gek was. Hij schuifelde een klein stukje naar rechts en probeerde voor tante Petunia te gaan staan, alsof hij bang was dat meneer Wemel hen plotseling te lijf zou gaan.

Opeens kwam Dirk de kamer weer binnen. Harry hoorde het gebonk van zijn hutkoffer op de trap en besefte dat Dirk uit angst voor die geluiden uit de keuken was gevlucht. Dirk schuifelde met zijn rug tegen de muur door de kamer, staarde meneer Wemel met grote angstogen aan en probeerde zichzelf te verschuilen achter zijn vader en moeder. Weliswaar was het lichaam van oom Herman meer dan massief genoeg om zo'n knokig iemand als tante Petunia te bedekken, maar als het zaak was iemand van Dirks omvang aan het zicht te onttrekken, was het helaas volkomen ontoereikend.

'Aha, dus dat is je neefje, Harry?' zei meneer Wemel, die opnieuw een dappere poging deed om het gesprek op gang te houden.

'Klopt,' zei Harry. 'Dat is Dirk.'

Hij en Ron wisselden een blik van verstandhouding en keken toen gauw de andere kant op; de verleiding om in lachen uit te barsten was haast onweerstaanbaar. Dirk hield zijn handen nog steeds om zijn achterwerk geklemd, alsof hij bang was dat het eraf zou vallen en meneer Wemel leek zich oprecht zorgen te maken om Dirks merkwaardige gedrag. Toen meneer Wemel opnieuw iets zei, hoorde Harry aan zijn stem dat hij ervan overtuigd was dat Dirk minstens zo gek was als de Duffelingen van hem dachten, alleen voelde meneer Wemel eerder mededogen dan angst.

'En, heb je een fijne vakantie, Dirk?' vroeg hij vriendelijk.

Dirk stootte een zacht gejammer uit en Harry zag dat hij zijn handen nog steviger om zijn bolle achterwerk klemde. Fred en George kwamen de kamer binnen, met Harry's hutkoffer tussen hen in. Ze keken om zich heen en toen ze Dirk zagen, verschenen er twee identieke, duivelse grijnzen op hun gezichten.

'Ah, mooi zo,' zei meneer Wemel. 'Nou, dan gaan we maar weer eens.'

Hij stroopte de mouwen van zijn gewaad op en pakte zijn toverstaf. Harry zag de Duffelingen alledrie tegelijk achteruitdeinzen, tot ze met hun rug tegen de muur stonden.

'Incendio!' zei meneer Wemel en hij wees met zijn staf op het gat waar de haard had gestaan.

Onmiddellijk laaiden in de schoorsteen vlammen op, die vrolijk knetterden, alsof ze al urenlang brandden. Meneer Wemel haalde een klein zakje dat met een koordje gesloten was uit zijn gewaad, maakte het koordje los, haalde er een snufje poeder uit en gooide dat in de vlammen, die smaragdgroen werden en nog hoger opflakkerden.

'Vooruit, Fred, jij eerst,' zei meneer Wemel.

'Ik kom eraan,' zei Fred. 'O jee ‐ wacht even ‐'

Er was een zak met snoepgoed uit Freds zak gevallen en de inhoud rolde alle kanten op ‐ grote, dikke toffees in felgekleurde papiertjes. Fred kroop haastig op handen en knieën door de kamer, propte de toffees weer in zijn zakken, zwaaide vrolijk naar de Duffelingen, stapte naar de haard en liep regelrecht het vuur in, terwijl hij 'Het Nest!' riep. Tante Petunia snakte trillerig naar adem. Er klonk een gierend geluid en Fred was verdwenen.

'Oké, George,' zei meneer Wemel, 'nu jij en die hutkoffer.'

Harry hielp hem om de koffer naar de vlammen te dragen en hem rechtop te zetten, zodat George hem beter kon vasthouden. Hij riep ook: 'Het Nest!', er klonk opnieuw een gierend geluid en ook George was verdwenen.

'Nu jij, Ron,' zei meneer Wemel.

'Tot ziens,' zei Ron opgewekt tegen de Duffelingen. Hij grijnsde breed tegen Harry, stapte het vuur in, riep: 'Het Nest!' en was weg. Alleen Harry en meneer Wemel waren nu nog over.

'Nou, tot ziens dan maar,' zei Harry tegen de Duffelingen.

Die zeiden helemaal niets terug. Harry liep naar het vuur, maar net toen hij bij de rand van de haard was, stak meneer Wemel zijn hand uit en hield hem tegen. Hij keek de Duffelingen verbaasd aan.

'Harry zei tot ziens,' zei hij. 'Hebben jullie hem niet gehoord?'

'Maakt niet uit,' mompelde Harry tegen meneer Wemel. 'Dat kan me echt niks schelen.'

Maar meneer Wernel nam zijn hand niet van Harry's schouder.

'Jullie zien jullie neef pas volgend jaar zomer terug,' zei hij licht verontwaardigd tegen oom Herman. 'Dan is het toch niet te veel gevraagd om even afscheid te nemen?'

Er gleden allerlei woedende uitdrukkingen over het gezicht van oom Herman. Het feit dat hij een lesje in beleefdheid kreeg van een man die zojuist zijn halve woonkamer in puin had gelegd, scheen hem ongelooflijk tegen de borst te stuiten, maar meneer Wemel had zijn toverstaf nog steeds in zijn hand. De kleine oogjes van oom Herman flitsten heel even naar die staf en toen zei hij met de grootst mogelijke tegenzin: 'Nou, dag.'

'Tot ziens,' zei Harry. Hij stak een voet in de groene vlammen, die prettig aanvoelden, als een warme adem. Op dat moment hoorde hij echter een afschuwelijk, kokhalzend geluid en begon tante Petunia te gillen.

Harry draaide zich vliegensvlug om. Dirk stond niet meer achter zijn ouders. Hij knielde naast het salontafeltje en hij kokhalsde en spuugde omdat er een minstens dertig centimeter lang, slijmerig paars geval uit zijn mond stak. Eén tel lang was Harry volslagen verbijsterd, maar toen besefte hij dat dat paarse ding Dirks tong was ‐en dat er een felgekleurd snoeppapiertje naast hem op de grond lag.

Tante Petunia gooide zich naast Dirk neer, greep het uiteinde van zijn gezwollen tong en probeerde die uit zijn mond te rukken; het was dus niet verbazingwekkend dat Dirk harder begon te sputteren en gillen dan ooit en haar probeerde weg te duwen. Oom Herman brulde en zwaaide met zijn armen en meneer Wemel moest schreeuwen om zich verstaanbaar te maken.

'Geen paniek, ik maak hem zo weer de oude!' bulderde hij en hij stapte met uitgestoken toverstok op Dirk af, maar tante Petunia begon nog doordringender te krijsen en wierp zich boven op haar zoon om hem tegen meneer Wemel te beschermen.

'Nee, echt,' zei meneer Wemel wanhopig. 'Een heel simpel spreukje ‐ het komt door die toffee ‐ m'n zoon Fred ‐ altijd bezig met practical jokes ‐ gewoon een Zweibezwering ‐ dat neem ik tenminste aan ‐ heb ik zo weer gefikst ‐'

De Duffelingen lieten zich echter niet geruststellen, maar werden juist steeds banger; tante Petunia rukte hysterisch snikkend aan Dirks tong, alsof ze vastbesloten was hem uit zijn mond te scheuren; Dirk leek bijna te stikken onder de gecombineerde last van zijn moeder en zijn tong en oom Herman, die nu echt door het dolle heen was, greep een porseleinen beeldje van het dressoir en gooide dat keihard naar meneer Wemel. Die dook gauw weg, zodat het beeldje aan gruzelementen spatte in de geruïneerde haard.

'Toe nou!' zei meneer Wemel nijdig en hij zwaaide met zijn toverstaf. 'Ik probeer alleen maar te helpen!'

Brullend als een aangeschoten nijlpaard griste oom Herman nog een beeldje van het dressoir.

'Ga alvast maar, Harry! Vooruit, ga weg!' riep meneer Wemel, die zijn staf op oom Herman richtte. 'Ik los dit wel op!'

Harry wilde eigenlijk de pret niet missen, maar het tweede beeldje van oom Herman floot rakelings langs zijn linkeroor en bij nader inzien leek het hem verstandiger om de zaak aan meneer Wemel over te laten. Hij stapte het vuur in en keek nog even achterom terwijl hij: 'Het Nest!' zei; in de laatste vluchtige glimp die hij opving van de woonkamer, zag hij hoe meneer Wemel een derde beeldje uit de hand van oom Herman schoot met behulp van zijn toverstaf, hoe tante Petunia gillend boven op Dirk lag en hoe Dirks tong ais een grote, slijmerige python uit zijn mond kronkelde. Maar een oogwenk later begon Harry razendsnel rond te tollen en verdween de woonkamer van de Duffelingen uit het zicht, in een baaierd van smaragdgroene vlammen.

Hoofdstuk 5

Tovertweelings Topfopshop

Harry tolde sneller en sneller rond, met zijn ellebogen stevig tegen zijn zij gedrukt. Hij zag talloze wazige haarden langsflitsen, tot hij misselijk begon te wor‐

worden en zijn ogen dichtdeed. Toen hij merkte dat

hij vaart minderde, stak hij gauw zijn handen uit en remde nog net op tijd af om te voorkomen dat hij vanuit het haardvuur van de Wemels languit op de keukenvloer plofte.

'En, heeft hij hem opgegeten?' zei Fred opgewonden, terwijl hij zijn hand uitstak om Harry uit de haard te helpen. 'Ja,' zei Harry, die zich oprichtte. 'Wat was dat?' Ton‐Tong Toffee,' zei Fred vrolijk. 'Die hebben George en ik zelf uitgevonden en we zochten al de hele zomer iemand om hem op uit te proberen...'

Het kleine keukentje galmde van het gelach; Harry keek om zich heen en zag dat Ron en George aan de schoongeschrobde houten tafel zaten, samen met twee roodharige personen die hij nog nooit eerder had ontmoet, al besefte hij meteen wie dat moesten zijn: Bill en Charlie, de twee oudste gebroeders Wemel.

'Hallo, Harry, hoe gaat ie?' zei de dichtstbijzijnde van de twee. Hij stak grijnzend een grote hand uit, die Harry schudde, en hij voelde blaren en eeltplekken onder zijn vingers. Dat moest Charlie zijn, die in Roemenië met draken werkte. Charlie leek qua postuur veel op de tweeling en was korter en meer gedrongen dan Percy en Ron, die allebei nogal lang en slungelig waren. Hij had een breed, gemoedelijk, verweerd gezicht, dat zo overdekt was met sproeten dat het leek alsof hij diep gebruind was; op een van zijn gespierde armen zag Harry het grote, glanzende litteken van een oude brandwond. Bill stond glimlachend op en gaf Harry ook een hand. Bill kwam als een verrassing: Harry wist dat hij voor Goudgrijp werkte, de tove‐naarsbank en dat hij Hoofdmonitor was geweest op Zweinstein en daarom had hij zich een oudere versie van Percy voorgesteld; doodsbang om ook maar het kleinste regeltje te overtreden en dol op commanderen. Bill was echter ‐ er was geen ander woord voor ‐ cool. Hij was groot, droeg zijn lange haar in een paardenstaart en had een oorring in waar een grote slagtand aan bungelde. Zijn kleren zouden niet uit de toon vallen op een rockconcert, alleen zag Harry dat zijn laarzen niet van leer waren, maar van drakenhuid.

Voor iemand verder nog iets kon zeggen, klonk er een zacht plop‐pend geluidje en verscheen meneer Wemel plotseling uit het niets, achter de schouder van George. Hij was bozer dan Harry hem ooit had meegemaakt.

'Dat was niet grappig, Fred!' schreeuwde hij. 'Wat heb je die Dreu‐zeljongen in vredesnaam gegeven?'

'Ik heb hem niks gegeven,' zei Fred, met nog zo'n duivelse grijns. 'Ik heb alleen iets laten vallen ‐ wist ik veel dat hij het op zou eten? Dat is z'n eigen stomme schuld.'

'Je hebt het met opzet laten vallen!' tierde meneer Wemel. 'Je wist dat hij het op zou eten, je wist dat hij op dieet was ‐'

'Hoe groot is z'n tong geworden?' vroeg George gretig.

'Bijna anderhalve meter, voor ik z'n ouders eindelijk zover kreeg dat ik hem mocht laten krimpen!'

Harry en de Wemels schaterden opnieuw van het lachen.

'Dat is niet grappig!' schreeuwde meneer Wemel. 'Zulke fratsen kunnen de relatie tussen Dreuzels en tovenaars ernstig verstoren! Ik ben m'n hele leven bezig campagne te voeren tegen de mishandeling van Dreuzels en dan flikken m'n bloedeigen zoons me ‐'

'We hebben het hem niet gegeven omdat hij een Dreuzel is!' zei Fred verontwaardigd.

'Nee, we hebben het gegeven omdat hij een dikke, etterige bullebak is,' zei George. 'Ja toch, Harry?'

'Ja, dat klopt, meneer Wemel,' zei Harry serieus.

'Daar gaat het niet om!' foeterde meneer Wemel. 'Wacht maar, ais ik het aan jullie moeder vertel ‐'

'Als je wat vertelt?' zei iemand achter hem.

Mevrouw Wemel was net de keuken binnengekomen. Ze was klein en mollig, met een heel vriendelijk gezicht, hoewel haar ogen op het moment achterdochtig toegeknepen waren.

'Hallo, Harry,' zei ze toen ze hem zag zitten, en ze glimlachte. Toen flitsten haar ogen weer naar haar man. 'Als je me wat vertelt, Arthur?'

Meneer Wemel aarzelde en Harry zag dat hij niet echt van plan was geweest zijn vrouw te vertellen wat er gebeurd was, al was hij nog zo kwaad op Fred en George. Er viel een ongemakkelijke stilte, terwijl meneer Wemel nerveus naar zijn vrouw keek, maar toen verschenen er twee meisjes in de deuropening achter mevrouw Wemel. De een had een grote bos bruin haar en nogal forse voortanden en was Hermelien Griffel, de vriendin van Harry en Ron. De ander was klein, met rood haar en was Rons zusje Ginny. Ze glimlachten allebei tegen Harry, die teruggrijnsde, en Ginny werd vuurrood ‐ sinds Harry's eerste bezoek aan Het Nest had ze een groot zwak voor hem.

'Als je me wat vertelt, Arthur?' herhaalde mevrouw Wemel op onheilspellende toon.

'O, niks eigenlijk, Molly,' mompelde meneer Wemel. 'Fred en George hadden alleen ‐ maar ik heb ze al op hun donder gegeven ‐'

'Wat hebben ze nu weer uitgespookt?' zei mevrouw Wemel. 'Als het ook maar iets te maken heeft met Tovertweelings Topfopshop ‐'

'Waarom laat je Harry niet even zien waar hij slaapt, Ron?' zei Hermelien vanuit de deuropening.

'Hij weet waar hij slaapt,' zei Ron. 'Op mijn kamer. Daar heeft hij de laatste keer ook ‐'

'Dan gaan we allemaal even kijken,' zei Hermelien met nadruk.

'O,' zei Ron, die het doorkreeg. 'Oké.'

'Ja, dan gaan wij ook mee,' zei George.

'Jullie blijven hier!' snauwde mevrouw Wemel.

Harry en Ron schuifelden gauw de keuken uit, en gevolgd door Hermelien en Ginny liepen ze door de smalle gang naar de krakkemikkige trap die zigzaggend naar de bovenverdiepingen voerde.

'Wat is Tovertweelings Topfopshop?' vroeg Harry terwijl ze naar boven klommen.

Ron en Ginny lachten, maar Hermelien niet.

'Toen ma op een keer de kamer van Fred en George schoonmaakte, vond ze een grote stapel bestelformulieren,' zei Ron zacht. 'Ellenlange prijslijsten voor allerlei dingen die ze zelf hadden uitgevonden. Fopartikelen, snap je. Fopstokken en magisch snoepgoed, dat soort dingen. Echt fantastisch. Ik wist niet dat ze bezig waren zulke spullen uit te vinden...'

'We hoorden wel vaak ontploffingen op hun kamer, maar we hadden geen idee dat ze dingen aan het maken waren,' zei Ginny. 'We dachten dat ze gewoon van geknal hielden.'

'Alleen waren sommige spullen ‐ of eigenlijk alle ‐ een beetje gevaarlijk,' zei Ron. 'En ze waren van plan ze op Zweinstein te verkopen, om een centje bij te verdienen. Ma ging helemaal door het lint.

Ze zei dat ze niks meer mochten maken en ze verbrandde al die bestelformulieren... ze was sowieso woest op ze. Ze hebben lang niet zoveel S.L.IJ.M.B.A.L.len gehaald als ma verwacht had.'

Een S.L.IJ.M.B.A.L. was een Schriftelijke Loftuiting wegens IJver, Magische Bekwaamheid en Algeheel Leervermogen, de graad die studenten aan Zweinstein trachtten te behalen als ze vijftien waren.

'En toen kregen ze ook nog eens knetterende ruzie met ma omdat die wil dat ze bij het Ministerie gaan werken, net als pa, en ze tegen haar zeiden dat ze gewoon een fopwinkel wilden beginnen,' zei Ginny.

Op dat moment ging een deur op de overloop op de tweede verdieping open en werd er een hoofd om de hoek gestoken, een heel geïrriteerd hoofd dat voorzien was van een bril met hoornen montuur.

'Hoi, Percy,' zei Harry.

'O, hallo, Harry,' zei Percy. 'Ik vroeg me al af wie er zoveel lawaai maakte. Ik probeer te werken, snap je ‐ ik heb een rapport voor kantoor dat af moet ‐ en ik kan me niet concentreren als mensen constant de trap op en af denderen.'

'We denderen niet,' zei Ron geërgerd. 'We lopen gewoon. Sorry als we het ultra‐geheime werk van het Ministerie van Toverkunst verstoord hebben!'

'Waar ben je mee bezig?' vroeg Harry.

'Een rapport voor het Departement van Internationale Magische Samenwerking,' zei Percy zelfvoldaan. 'We proberen de bodemdikte van toverketels te standaardiseren. Sommige van die goedkope prullen uit het buitenland zijn net een cruciale fractie te dun ‐ het aantal lekkages neemt jaarlijks met bijna drie procent toe ‐'

'Dat wordt vast een wereldschokkend rapport,' zei Ron. 'Het zou me niks verbazen als je lekkende ketels de voorpagina van de Ochtendproleet halen.'

Percy werd een beetje rood.

'Ja, doe maar schamper, Ron,' zei hij verhit, 'maar als we niet tot internationale afspraken komen, zou de markt wel eens overspoeld kunnen worden met gammele, flinterdunne producten die ernstig gevaar kunnen opleveren voor‐'

'Ja, ja, al goed, al goed,' zei Ron en hij liep verder de trap op. Percy sloeg zijn slaapkamerdeur met een klap dicht. Terwijl Harry, Hermelien en Ginny achter Ron aan nog drie trappen verder klommen, hoorden ze beneden uit de keuken woedend geschreeuw opklinken. Zo te horen had meneer Wemel zijn vrouw over de toffees verteld.

Het kamertje helemaal boven in het huis, waar Ron sliep, was niet veel veranderd sinds Harry's laatste bezoek; dezelfde posters van Rons favoriete Zwerkbalteam, de Cambridge Cannons, zwierden en zwaaiden aan de muren en het schuine plafond, en het aquarium op de vensterbank, waar eerst kikkerdril in had gezeten, bevatte nu één reusachtige kikker. Schurfie, Rons oude rat, was er niet meer, maar nu had hij het piepkleine grijze uiltje dat Rons brief had bezorgd in de Ligusterlaan. Het uiltje hipte op en neer in een kleine kooi en kwetterde als een gek.

'Hou je snavel, Koe,' zei Ron, die tussen twee van de vier matrassen doorschuifelde die in de kamer waren gepropt. 'Fred en George slapen hier ook, omdat Bill en Charlie hun kamer hebben,' zei hij tegen Harry. 'Percy houdt z'n kamer helemaal alleen voor zichzelf, omdat hij zogenaamd moet werken.'

'Eh ‐ waarom noem je die uil eigenlijk Koe?' vroeg Harry aan Ron.

'Omdat hij stom is,' zei Ginny. 'Eigenlijk heet hij Koekeroekus.'

'Ja, en dat is helemaal geen stomme naam,' zei Ron sarcastisch. 'Ginny heeft hem zo genoemd,' legde hij uit. 'Dat vond ze lief klinken. Ik heb nog geprobeerd het te veranderen, maar het was al te laat, hij luistert nergens anders meer naar. Dus heb ik er maar Koe van gemaakt. Ik hou hem hier op m'n kamer omdat Egidius en Hermes anders gek van hem worden. Ik word trouwens ook gek van hem.'

Koekeroekus zoefde vrolijk en schril krassend door zijn kooi. Harry kende Ron al te goed om hem serieus te nemen. Hij had ook constant geklaagd over Schurfie, zijn oude rat, maar was vreselijk van streek geweest toen hij dacht dat hij was opgevreten door Knikkebeen, de kat van Hermelien.

'Waar is Knikkebeen eigenlijk?' vroeg Harry aan Hermelien.

'Buiten in de tuin, denk ik,' zei ze. 'Hij vindt het heerlijk om achter de tuinkabouters aan te zitten. Die heeft hij nog nooit eerder gezien.'

'Dus Percy heeft het naar z'n zin op z'n werk?' zei Harry, die op een van de bedden ging zitten en keek hoe de Cambridge Cannons de posters aan het plafond in en uit scheerden.

'Naar z'n zin?' zei Ron duister. 'Ik denk dat hij niet eens meer thuis zou komen als pa hem niet dwong. Het is gewoon een obsessie voor hem. Laat hem alsjeblieft niet over z'n baas beginnen. Volgens meneer

Krenck... zoals ik tegen meneer Krenck zei.... meneer Krenck is van mening... ik hoorde van meneer Krenck... Ik denk dat ze binnenkort hun verloving bekendmaken.'

'Heb je een leuke zomer gehad, Harry?' vroeg Hermelien. 'Heb je onze voedselpakketten gekregen?'

'Ja, nog heel erg bedankt,' zei Harry. 'Zonder die taarten had ik het echt niet gered.'

'En heb je nog iets gehoord van ‐ ?' begon Ron, maar na een blik van Hermelien deed hij er het zwijgen toe. Harry wist dat Ron naar Sirius had willen vragen. Ron en Hermelien waren zo nauw betrokken geweest bij de ontsnapping van Sirius uit de klauwen van het Ministerie van Toverkunst dat ze haast net zo sterk meeleefden met Harry's peetvader als hijzelf. Desondanks leek het niet verstandig om in het bijzijn van Ginny over hem te praten. Alleen zij drieën en professor Perkamentus wisten hoe Sirius ontsnapt was en geloofden in zijn onschuld.

'Volgens mij zijn ze gestopt met ruziën,' zei Hermelien om de pijnlijke stilte te overbruggen, want Ginny keek nieuwsgierig van Ron naar Harry. 'Zullen wc naar beneden gaan en je moeder helpen met het eten?'

'Ja, oké,' zei Ron. Ze verlieten zijn kamer en gingen weer naar de keuken, waar ze alleen mevrouw Wemel aantroffen. Ze leek boos en uit haar doen.

'We eten buiten, in de tuin,' zei ze toen ze binnenkwamen. 'Er is hier gewoon niet genoeg plaats voor elf mensen. Zouden jullie de borden naar buiten willen brengen, meisjes? Bill en Charlie zijn de tafels aan het opzetten. En nemen jullie twee het bestek mee,' zei ze tegen Ron en Harry. Ze wees ietsje krachtiger dan de bedoeling was geweest met haar toverstok op een berg aardappelen in de gootsteen en die spatten zo snel uit hun schil dat ze tegen de muren en het plafond heen en weer ketsten.

'O, lieve hemel'.' snauwde ze en wees met haar staf op een veger en blik, die van het aanrecht sprongen, over de vloer heen en weer begonnen te schaatsen en de aardappels opveegden. 'Die twee!' snauwde ze woedend terwijl ze potten en pannen uit een keukenkastje griste, en Harry wist dat ze Fred en George bedoelde. 'Ik weet echt niet wat er van die twee moet worden, echt niet. Geen greintje ambitie, behalve om zoveel mogelijk rotzooi te schoppen...'

Ze smeet een grote koperen steelpan op de keukentafel en begon er met haar toverstok in te zwaaien. Terwijl ze roerde, stroomde er een romige saus uit de punt van haar stok.

'Het is niet dat ze geen hersens hebben,' vervolgde ze nijdig, terwijl ze met de steelpan naar het fornuis liep en dat aanstak met nog een zwaai van haar toverstaf. 'Ze gebruiken ze alleen niet en als ze niet gauw een beetje verstandiger worden, zitten ze dadelijk echt in de nesten. Ik heb over die twee al meer uilen van Zweinstein gehad dan over de rest van m'n kinderen bij elkaar. Als ze zo doorgaan, krijgen ze nog met de Taakeenheid Ongepast Spreukgebruik te maken!'

Mevrouw Wemel porde met haar stok tegen de bestekla, die openvloog. Harry en Ron sprongen gauw opzij toen verscheidene messen uit de la sprongen, door de keuken vlogen en de aardappels in blokjes begonnen te snijden die de veger en biik net weer in de gootsteen hadden gedeponeerd.

'Ik weet niet waar we in de fout zijn gegaan,' zei mevrouw Wemel, die haar toverstok neerlegde en nog meer steelpannen tevoorschijn haalde. 'Het is al jaren hetzelfde liedje, de ene toestand na de andere en ze luisteren gewoon niet naar ‐ O, NIET WEER!'

Ze had haar toverstok van de keukentafel gepakt en die was luid piepend in een grote rubbermuis veranderd.

'Wéér zo'n fopstok!' schreeuwde ze. 'Hoe vaak heb ik die twee al niet gezegd dat ze hun rotzooi moeten opruimen?'

Ze pakte gauw haar echte toverstok en toen ze zich omkeerde, zag ze dat de saus op het fornuis aanbrandde.

'Vooruit,' zei Ron haastig tegen Harry en hij griste een handvol bestek uit de la. 'Laten we Bill en Charlie gaan helpen.'

Ze lieten mevrouw Wemel alleen en gingen door de achterdeur naar buiten.

Ze hadden nog maar een paar stappen gezet toen er een rossige kat met kromme poten de tuin uit kwam stormen, met zijn pluizige staart hoog opgestoken. Dat was Knikkebeen, de kat van Hermelien en hij had het gemunt op iets wat net een modderige aardappel op pootjes leek. Harry herkende het wezentje direct als een tuinkabouter. Het was hoogstens vijfentwintig centimeter groot en zijn eeltige voetjes roffelden razendsnel over het erf terwijl hij naar de achterdeur sprintte en vliegensvlug in een van de kaplaarzen dook die her en der verspreid lagen. Harry hoorde de kabouter opgewonden giechelen terwijl Knikkebeen zijn poot in de laars stak en hem probeerde te grijpen. Ondertussen klonken aan de andere kant van het huis keiharde, bonkende geluiden. De oorzaak van die herrie werd duidelijk toen ze de tuin inliepen en zagen dat Bill en Charlie allebei hun toverstok getrokken hadden en twee gehavende oude tafels hoog boven het grasveld lieten rondvliegen. De tafels beukten tegen elkaar en probeerden elkaar blijkbaar uit de lucht te slaan. Fred en George juichten; Ginny lachte en Hermelien stond onzeker aan de rand van het groepje, zowel geamuseerd als ongerust. Bills tafel diende die van Charlie een enorme mep toe en brak een van zijn poten af. Boven hen klonk gerammel en toen ze opkeken, zagen ze Percy's hoofd uit een raam op de tweede verdieping steken.

'Kan het misschien ietsje zachter!' bulderde hij. 'Sorry. Percy,' zei Bill grijnzend 'Hoe gaat het met je ketelbo‐dems?'

'Slecht!' zei Percy knorrig en hij sloeg het raam weer dicht. Grinnikend lieten Bill en Charlie de tafels op het gras zakken, met de smalle kanten tegen elkaar en met een kleine tik van zijn toverstok maakte Bill de afgebroken poot weer vast en toverde tafelkleden uit het niets. Tegen zevenen bogen de twee tafels haast door onder de schotels en schalen met het resultaat van mevrouw Wemels uitstekende kookkunst en namen de negen Wemels en Harry en Hermelien plaats om te gaan eten, onder een heldere, donkerblauwe hemel. Voor iemand die het de hele zomer met hompen oudbakken taart had moeten stellen was dat verrukkelijk, en eerst luisterde Harry meer dan dat hij praatte, terwijl hij gekookte aardappels, salade en pastei met kip en ham opschepte.

Aan de andere kant van de tafel vertelde Percy zijn vader uitgebreid over zijn ketelbodemrapport.

'Ik heb meneer Krenck verzekerd dat het rapport aanstaande dinsdag af zal zijn,' zei Percy pompeus Dat is ietsje eerder dan hij verwacht had, maar ik werk graag snel en efficiënt. Ik denk dat hij blij zal zijn dat ik het zo gauw inlever. We hebben het op het moment razend druk op onze afdeling, met alle zaken die geregeld moeten worden voor het WK. We krijgen gewoon niet voldoende ondersteuning van het Departement van Magische Sport en Recreatie. Ludo Bazuyn ‐'

'Ik mag Ludo graag,' zei meneer Wemel mild. 'Hij heeft die goede kaartjes voor ons versierd. Ik heb hem ooit uit de brand geholpen toen z'n broer Otto in de problemen zat ‐ het ging om een grasmaaier met bovennatuurlijke krachten ‐ en toen heb ik de boel weer gladgestreken.'

'O, Bazuyn is heel aardig,' zei Percy nogal laatdunkend, 'maar hoe ze die ooit tot Afdelingshoofd hebben kunnen benoemen... als ik hem met meneer Krenck vergelijk! Ik kan me niet voorstellen dat, als meneer Krenck een lid van onze afdeling kwijt was, hij zelfs geen poging zou doen om erachter te komen wat er met hem of haar gebeurd was. Weet u dat Berta Kriel nu al meer dan een maand vermist wordt? Ze zou op vakantie gaan naar Albanië en sindsdien heeft niemand meer iets van haar gehoord.'

'Ja, daar heb ik Ludo ook naar gevraagd,' zei meneer Wemel fronsend. 'Hij beweert dat Berta wel vaker een tijdje zoek is geweest ‐hoewel ik moet toegeven dat ik me zorgen zou maken als het om iemand van mijn afdeling ging...'

'O, Berta is inderdaad een hopeloos geval,' zei Percy. 'Ik heb gehoord dat ze al jarenlang constant van de ene afdeling naar de andere wordt overgeplaatst. Niemand wil haar eigenlijk hebben... maar toch zou Bazuyn een poging moeten doen om haar op te sporen. Meneer Krenck voelt zich persoonlijk

betrokken bij de zaak ‐ ze heeft ook een tijdje op ons departement gewerkt, weet u, en ik denk dat meneer Krenck echt op haar gesteld was ‐ maar Bazuyn lacht alleen maar en zegt dat ze waarschijnlijk verkeerd op de kaart heeft gekeken en nu in Australië zit in plaats van Albanië. Maar goed...' Percy slaakte een indrukwekkende zucht en nam een grote slok vlier‐bloesemwijn, ... we hebben al meer dan genoeg aan ons hoofd op het Departement voor Internationale Magische Samenwerking zonder ook nog eens pogingen te moeten ondernemen om medewer‐kers van andere departementen te vinden. Zoals u weet, moet vlak na het WK nóg een groot evenement georganiseerd worden.'

Hij schraapte veelbetekenend zijn keel en keek naar het uiteinde van de tafel waar Harry, Ron en Hermelien zaten 'U weet wat ik bedoel, vader.' Op ietsje luidere toon vervolgde hij: 'Dat ultra geheime evenement.'

Ron sloeg zijn ogen ten hemel en mompelde tegen Harry en Hermelien: 'Vanaf het moment dat hij op dat departement begonnen is, probeert hij ons zover te krijgen dat we hem vragen wat dat evenement is. Waarschijnlijk een expositie van ketels met extra dikke bodems.'

In het midden van de tafel had mevrouw Wemel woorden met Bill over zijn oorringetje, dat hij blijkbaar pas sinds kort droeg.

'... en dan met zo'n afschuwelijke grote slagtand. Nee echt. Bill! Wat zeggen ze daar niet van op de bank?'

'Ma, op de bank kan het niemand een lor schelen hoe ik erbij loop, zolang ik maar lekker veel goud en kostbaarheden binnenbreng,' zei Bill geduldig.

'En je haar is echt geen gezicht,' zei mevrouw Wemel, die gretig over haar toverstok streek. 'Ik wou dat ik het even mocht knippen...'

'Ik vind het leuk,' zei Ginny, die naast Bill zat. 'U bent zo ouderwets, ma. En het is trouwens op geen stukken na zo lang als het haar van professor Perkamentus...'

Fred, George en Charlie, die naast mevrouw Wemel zaten, praatten geanimeerd over het WK.

'Ik zet m'n geld op leriand,' zei Charlie moeizaam, met zijn mond vol aardappel. 'Die hebben in de halve finale geen spaan heel gelaten van Peru.'

'Maar Bulgarije heeft Viktor Kruml,' zei Fred.

'Kruml is één goede speler, maar Ierland heeft er zeven,' zei Charlie kortaf. 'Het is anders wel doodzonde dat Engeland niet verder is gekomen. Dat was echt gênant.'

'Wat is er dan gebeurd?' vroeg Harry gretig. Hij had er nu meer spijt van dan ooit dat hij zo afgezonderd was van de tovenaarswereld als hij verbannen was naar de Ligusterlaan. Harry was helemaal gek van Zwerkbal. Sinds zijn eerste jaar op Zweinstein had hij constant als Zoeker voor het afdelingsteam van Griffoendor gespeeld en hij was de trotse eigenaar van een echte Vuurflits, een van de beste racebezemstelen ter wereld.

'Met driehonderdnegentig tegen tien klop gekregen van Transsyl‐vanië,' zei Charlie somber. 'Ze bakten er echt niks van. En Wales heeft verloren van Oeganda en Schotland is afgeslacht door Luxemburg.'

Meneer Wemel toverde kaarsen tevoorschijn om de steeds donkerder wordende tuin te verlichten voor ze aan hun toetje begonnen (zelfgemaakt aardbeienijs) en tegen de tijd dat ze klaar waren met eten, fladderden er motjes over de tafel en rook de zoele lucht naar gras en kamperfoelie. Harry voelde zich heerlijk vol en vredig en keek hoe een stel tuinkabouters tussen de rozenstruiken doorsprint‐te, hard lachend en op de voet gevolgd door Knikkebeen.

Ron keek naar de andere kant van de tafel, om er zeker van te zijn dat de rest van het gezin druk zat te praten en zei toen zachtjes tegen Harry: 'En ‐ heb je de laatste tijd nog iets van Sirius gehoord?'

Hermelien keek om en luisterde aandachtig.

'Ja,' zei Harry net zo zacht. 'Twee keer. Zo te horen gaat het goed met hem. Ik heb hem eergisteren nog teruggeschreven. Misschien krijg ik hier wel een brief van hem.'

Plotseling herinnerde hij zich de reden waarom hij Sirius had geschreven en even stond hij op het punt Ron en Hermelien te vertellen over de pijn in zijn litteken en de droom waardoor hij wakker was geschrokken... maar eigenlijk wilde hij ze niet ongerust maken op een moment dat hij zich zelf zo gelukkig en vredig voelde.

'Moet je zien hoe laat het is!' zei mevrouw Wemel plotseling, terwijl ze op haar horloge keek. 'Jullie horen al lang al in bed te liggen. Morgen moeten jullie er voor dag en dauw uit, om op tijd te zijn voor het WK. Harry, als jij je lijst van school klaarlegt, haal ik morgen je spullen wel in de Wegisweg. Dat doe ik voor de anderen ook. Na het WK is er misschien geen tijd meer, want de laatste keer duurde de finale vijf dagen.'

'Wauw ‐ ik hoop deze keer ook!' zei Harry enthousiast.

'Nou, ik niet,' zei Percy schijnheilig. 'Ik moet er niet aan denken hoe m'n postbakje eruit zou zien als ik vijf dagen wegbleef van m'n werk.'

'Ja, wie weet zou iemand er dan weer drakenstront in doen, hè Percy?' zei Fred.

'Dat was een mestmonster uit Noorwegen!' zei Percy, die vuurrood werd. 'Het had helemaal niets persoonlijks!'

'Jawel.' fluisterde Fred tegen Harry, terwijl ze opstonden van tafel. 'Het kwam van ons.'

Hoofdstuk 6

De Viavia

Harry had het gevoel alsof hij zich nog maar nauwelijks

had uitgestrekt op zijn matras in Rons kamer toen hij alweer wakker werd geschud door mevrouw Wemel. 'Tijd om op te staan, Harry,' fluisterde ze en liep naar het bed van Ron om die ook te wekken.

Harry tastte naar zijn bril, zette die op en ging overeind zitten. Het was nog donker buiten. Ron mompelde iets onverstaanbaars toen zijn moeder hem wakker maakte. Aan het voeteneinde van Harry's matras richtten twee grote, verfomfaaide silhouetten zich langzaam op uit een wirwar van dekens.

"Staltijd?' zei Fred slaapdronken.

Ze kleedden zich zwijgend aan, te slaperig om te praten en liepen toen geeuwend en zich uitrekkend de trap af naar de keuken. Mevrouw Wemel roerde in een grote pan op het fornuis, terwijl meneer Wemel aan tafel zat en een stapeltje perkamenten kaartjes controleerde. Hij keek op toen de jongens binnenkwamen en spreidde zijn armen uit, zodat ze zijn kleren beter konden zien. Hij droeg iets wat op een golftrui leek en een heel oude spijkerbroek, die hem te groot was en die werd opgehouden met behulp van een dikke leren riem.

'Wat vind je?' vroeg hij bezorgd. 'We moeten incognito reizen ‐ lijk ik zo op een Dreuzel, Harry?'

'Ja,' zei Harry glimlachend. 'Sprekend.'

'Waar zijn Bill en Charlie en Per‐Per‐Percy?' zei George, die er niet in slaagde om een gigantische geeuw te onderdrukken.

'Die zijn van plan om te Verschijnselen,' zei mevrouw Wemel, die de grote pan naar tafel sjouwde en pap begon op te scheppen. 'Zodat ze wat langer kunnen uitslapen.'

Harry wist dat Verschijnselen heel erg moeilijk was; dat betekende dat je op het ene punt verdween en vrijwel onmiddellijk op een ander punt weer opdook.

'Dus die liggen nog op bed?' zei Fred knorrig en hij trok een bord pap naar zich toe. 'Waarom kunnen wij ook niet Verschijnselen?'

'Omdat jullie te jong zijn en nog geen examen hebben gedaan.' beet mevrouw Wemel hem toe. 'En waar blijven die meiden?'

Ze ging haastig de keuken uit en ze hoorden haar de trap oplopen.

'Moet je examen doen om te kunnen Verschijnselen?' vroeg Harry.

'jazeker,' zei meneer Wemel, die de kaartjes veilig wegstopte in de achterzak van zijn spijkerbroek. 'Laatst heeft het Departement voor Magisch Transport nog een paar mensen een boete gegeven wegens Verschijnselen zonder vergunning. Verschijnselen is niet eenvoudig en als je het niet goed doet, kan dat tot allerlei vervelende complicaties leiden. Die twee over wie ik het heb, hadden zichzelf versprokkeld.'

Iedereen aan tafel trok een pijnlijk gezicht, behalve Harry.

'Eh ‐ versprokkeld?' zei Harry.

'Ze lieten de helft van zichzelf achter,' zei meneer Wemel, die grote lepels stroop over zijn pap goot. 'En dus kwamen ze natuurlijk muurvast te zitten. Ze konden geen kant meer uit en moesten wachten tot het Traumateam bij Toverongevallen ze uit de nesten had geholpen. Dat brengt altijd een hele papierwinkel met zich mee, dat kan ik je wel vertellen. Als je nagaat hoeveel Dreuzels die achtergebleven lichaamsdelen zagen liggen...'

Harry had plotseling een visioen van twee benen en een oogbol, die eenzaam op het trottoir lagen in de Ligusterlaan.

'Kwam het weer goed met ze?' vroeg hij geschrokken.

'Jazeker,' zei meneer Wemel nuchter. 'Maar ze kregen een hoge boete en ik denk niet dat ze gauw weer zoiets zullen uithalen. Je moet geen risico's nemen met Verschijnselen. Een heleboel volwassen tovenaars doen het nooit. Die nemen liever de bezem ‐ langzamer, maar ook een stuk veiliger.'

'Maar Bill en Charlie en Percy kunnen het allemaal?'

'Charlie moest twee keer examen doen,' zei Fred grijnzend. 'De eerste keer zakte hij. Toen Verschijnselde hij acht kilometer verder naar het zuiden dan de bedoeling was, boven op een of ander oud vrouwtje dat net boodschappen ging doen, weten jullie nog wel?'

'Ja, nou, de tweede keer is hij geslaagd,' zei mevrouw Wemel, die onder luid gegrinnik de keuken kwam binnenmarcheren.

'Percy is pas twee weken geleden geslaagd,' zei George. 'Hij Verschijnselt nu elke ochtend in de keuken, gewoon om te bewijzen dat hij het kan.'

Er klonken voetstappen op de gang en Hermelien en Ginny kwamen binnen. Ze zagen er allebei bleek en slaperig uit.

'Waarom moeten we zo vroeg op?' zei Ginny, die in haar ogen wreef en aan tafel ging zitten.

'Omdat we eerst een eindje moeten lopen,' zei meneer Wemel.

'Lopen?' zei Harry. 'Moeten we helemaal naar het WK lopen?'

'Nee, nee, dat is kilometers hiervandaan,' zei meneer Wemel glimlachend. 'Wij hoeven maar een klein stukje. Het probleem is dat het heel moeilijk is om zoveel tovenaars op één punt te verzamelen zonder de aandacht te trekken van Dreuzels. We moeten altijd al voorzichtig zijn hoe we reizen en tijdens zo'n groot evenement als het WK Zwerkbal ‐'

'George!' zei mevrouw Wemel op scherpe toon, en iedereen schrok.

'Wat?' zei George, op een gemaakt‐onschuldige toon waar niemand intrapte.

'Wat heb je in je zak?'

'Niks!'

'Lieg niet!'

Mevrouw Wemel richtte haar toverstok op de broekzak van George en zei: 'Acrio!'

Allerlei kleine, felgekleurde voorwerpen schoten uit de zak van George; hij probeerde ze nog te pakken, maar greep mis en ze vlogen regelrecht in de uitgestoken hand van mevrouw Wemel.

'We zeiden toch dat je die weg moest gooien!' zei mevrouw Wemel woedend en ze zwaaide met wat onmiskenbaar Ton‐Tong Toffees waren. 'We zeiden dat jullie die hele zooi weg moesten doen. Vooruit, maak je zakken leeg. allebei!'

Er volgde een onaangename scène; de tweeling was duidelijk van plan geweest om zoveel mogelijk toffees het huis uit te smokkelen en alleen door haar Sommeerspreuk te gebruiken, wist mevrouw Wemel ze allemaal tevoorschijn te toveren.

'Accio! Accio! Accio!' riep ze en er schoten toffees uit de meest onverwachte plaatsen, zoals de zoom van Georges jas en de omslagen van Freds spijkerbroek.

'We zijn zes maanden bezig geweest om ze te ontwikkelen!' schreeuwde Fred tegen zijn moeder terwijl ze de toffees weggooide.

'O, een mooie manier om zes maanden te verspillen!' krijste ze. 'Geen wonderdat jullie zo weinig S.L.IJ.M.B.A.L.Ien hebben gehaald!'

Al met al heerste er geen erg vriendelijke sfeer toen ze afscheid namen. Mevrouw Wemel keek nog steeds woest terwijl ze haar man een zoen op zijn wang gaf, maar lang niet zo woest als de tweeling, die hun rugzak op hun schouders hesen en zonder een woord tegen haar te zeggen naar buiten gingen.

'Nou, veel plezier,' zei mevrouw Wemel, 'en gedraag je!' riep ze de nijdige ruggen van de tweeling na, maar die keken niet om en gaven geen antwoord. 'Ik stuur Bill, Charlie en Percy rond de middag achter jullie aan,' zei mevrouw Wemel tegen haar man toen hij, Harry, Ron, Hermelien en Ginny het donkere erf overstaken, achter Fred en George aan.

Het was fris en de maan was nog op. Alleen uit een doffe, groenachtige gloed aan de horizon rechts bleek dat het niet lang zou duren voor de zon opkwam. Harry, die had nagedacht over die duizenden tovenaars die toestroomden voor het WK Zwerkbal, ging wat sneller lopen, zodat hij met meneer Wemel kon praten.

'Hoe komt iedereen hier zonder dat de Dreuzels het merken?' vroeg hij.

'Dat is een gigantisch organisatorisch probleem,' verzuchtte meneer Wemel. 'De moeilijkheid is dat zo'n honderdduizend tovenaars het WK willen volgen en uiteraard hebben we geen enkele magische plek die groot genoeg is om al die mensen te herbergen. Er zijn wel plaatsen waar geen Dreuzels kunnen komen, maar stel je voor dat je honderdduizend tovenaars moet samenpakken op de Wegisweg of perron negendriekwart. Daarom waren we gedwongen een mooi, verlaten heideveld te zoeken en daar zoveel mogelijk anti‐Dreuzel‐maatregelen te installeren. Het hele Ministerie is er maandenlang mee bezig geweest. Ten eerste moeten we er natuurlijk voor zorgen dat niet iedereen tegelijk arriveert. Mensen met goedkopere kaartjes moeten er twee weken van tevoren zijn. Een beperkt aantal maakt gebruik van Dreuzelvervoer, maar we willen niet dat hun bussen en treinen uitpuilen van de tovenaars ‐ en die komen van over de hele wereld, stel je voor. Sommigen Verschijnselen uiteraard, maar dan moeten er veilige punten zijn om te verschijnen, een eind uit de buurt van eventuele Dreuzels. Ik geloof dat er een geschikt bos is bij het stadion dat ze als Verschijnselpunt gebruiken. Voor mensen die niet kunnen of willen Verschijnselen, hebben we Viavia's. Dat zijn voorwerpen die tovenaars op een van tevoren vastgesteld tijdstip van de ene plek naar de andere verplaatsen. Zonodig kunnen er grote groepen tegelijk gebruik van maken. Op strategische plaatsen door het hele land zijn tweehonderd Viavia's opgesteld en in ons geval is de dichtstbijzijnde die op de top van de Druilerige Berg. Daar gaan we nu naartoe.'

Meneer Wemel wees op een grote zwarte massa, die voorbij het dorpje Greenwitch oprees.

'Wat zijn dat voor dingen, Viavia's?' vroeg Harry nieuwsgierig.

'Nou, het kan van alles zijn,' zei meneer Wemel. 'Onopvallende dingen, uiteraard, zodat Dreuzels ze niet oppakken en ermee gaan spelen... meestal voorwerpen die zij als afval beschouwen...'

Ze sjokten het duistere, vochtige weggetje af naar het dorp en de stilte werd alleen verbroken door hun voetstappen. Toen ze door het dorp liepen werd de hemel heel langzaam lichter en maakte de inktzwarte duisternis plaats voor het diepst denkbare blauw. Harry's handen en voeten waren net ijsklompen en meneer Wemel keek steeds op zijn horloge.

Ze kwamen adem te kort om te praten toen ze de Druilerige Berg beklommen. Af en toe struikelden ze in verborgen konijnenholen of gleden ze uit over dikke zwarte pollen gras. Toen elke ademhaling door Harry's borst sneed en zijn benen begonnen te verkrampen, merkte hij dat ze eindelijk weer op vlakker terrein waren.

'Poe poe,' hijgde meneer Wemel, die zijn bril afveegde aan zijn trui. 'Nou, we zijn ruim op tijd ‐ we hebben nog tien minuten...'

Hermelien bereikte als laatste de top en had last van steken in haar zij, want ze drukte haar hand tegen haar middel.

'Nu alleen de Viavia nog,' zei meneer Wemel, die zijn bril weer opzette en naar de grond tuurde. 'Hij zal niet groot zijn... vooruit...'

Ze verspreidden zich en begonnen te zoeken. Ze waren nog maar een paar minuten bezig toen de stilte plotseling verstoord werd door een kreet. Hierzo, Arthur! Hierzo, jongen! We hebben hem!'

Twee lange gedaantes stonden afgetekend tegen de sterrenhemel aan de andere kant van de heuveltop.

'Barend!' zei meneer Wemel glimlachend en hij liep naar de man die geroepen had. De anderen volgden hem. Meneer Wemel schudde de hand van een tovenaar met een rood gezicht en een nogal dun bruin baardje, die een beschimmelde oude kaplaars in zijn andere hand hield.

'Dit is Barend Kannewasser, jongens.' zei meneer Wemel. 'Hij werkt voor het Departement van Toezicht op Magische Wezens. En ik geloof dat jullie zijn zoon Carlo al kennen?'

Carlo Kannewasser was een buitengewoon knappe jongen van een jaar of zeventien. Hij was aanvoerder en Zoeker van het Zwerkbalteam van Huffelpuf.

'Hoi,' zei Carlo, die de anderen aankeek.

Ze zeiden allemaal: 'Hoi' terug, behalve Fred en George, die alleen maar knikten. Ze hadden Carlo nooit echt vergeven dat zijn team Griffoendor had

verslagen in de eerste Zwerkbalwedstrijd van het vorige schooljaar.

'Moesten jullie ver lopen, Arthur?' vroeg Carlo's vader.

'Viel wel mee,' zei meneer Wemel. 'We wonen net buiten het dorp. En jullie?'

'Wij moesten er om twee uur al uit, hè Carlo? Ik zal blij zijn als hij z'n diploma Verschijnselen heeft, dat kan ik je wel vertellen. Maar goed... ik mag niet klagen... ik zou het WK Zwerkbal voor geen zak Galjoenen willen missen ‐ en dat kostten de kaartjes ook zo ongeveer. Al ben ik er zo te zien nog goedkoop van afgekomen...' Barend Kannewasser keek vriendelijk naar de drie gebroeders Wemel, Harry, Hermelien en Ginny. 'Zijn die allemaal van jou, Arthur?'

'Nee, nee, alleen die met rood haar,' zei meneer Wemel, die zijn kinderen aanwees. 'Dat is Hermelien, een vriendin van Ron ‐ en Harry, een van z'n beste vrienden ‐'

'Bij Merlijns baard!' zei Barend Kannewasser met grote ogen. 'Harry? Harry Potter?'

'Eh ‐ ja,' zei Harry.

Harry was er inmiddels aan gewend dat mensen hem nieuwsgierig aanstaarden als ze hem voor het eerst ontmoetten en dat hun blik gelijk naar het bliksemvormige litteken op zijn voorhoofd gleed, maar toch voelde hij zich nog steeds slecht op zijn gemak als dat gebeurde.

'Carl heeft natuurlijk over je verteld,' zei Barend Kannewasser. 'In geuren en kleuren Over die wedstrijd die hij vorig jaar tegen jullie heeft gespeeld. . ik zei nog tegen hem, ik zei ‐ Carl, dat is iets om later aan je kleinkinderen te vertellen... dat jij Harry Potter hebt verslagen'.'

Harry kon geen zinnig antwoord bedenken en zei daarom maar niets. Fred en George fronsten nijdig hun voorhoofd en Carlo zelf leek een beetje opgelaten.

'Harry viel van z'n bezem, pa,' mompelde hij. 'Dat heb ik toch gezegd... het was een ongeluk...'

'Ja, maar jij bent niet van je bezem gevallen, hè?' bulderde Barend gemoedelijk en hij sloeg zijn zoon op zijn rug. 'Altijd even bescheiden, onze Carlo, altijd een echte heer... maar de beste heeft gewonnen. Ik weet zeker dat Harry dat als eerste zou beamen, nietwaar Harry? De een valt van z'n bezem en de ander niet. Nou. dan hoef je geen genie te zijn om te weten wie beter kan vliegen!'

'Ik denk dat het bijna tijd is,' zei meneer Wemel vlug en hij haalde zijn horloge weer tevoorschijn. 'Weet jij of we op nog meer mensen moeten wachten, Barend?'

'Nee, de Berkemeiertjes zijn al een week op het terrein en de Teutels konden niet aan kaartjes komen,' zei meneer Kannewasser. 'Verder wonen hier geen tovenaarsfamilies in de buurt, of wel?'

'Niet dat ik weet, zei meneer Wemel. 'Ja, nog één minuut... laten we maar vast klaar gaan staan...'

Hij keek naar Harry en Hermelien. Je hoeft de Viavia alleen maar aan te raken, meer niet. Eén vinger is voldoende ‐'

Met de nodige moeite, vanwege de grote rugzakken die ze droegen, dromden ze allemaal samen rond de oude kaplaars die Barend Kannewasser uitstak. Ze wachtten in een klein kringetje, terwijl een kille wind over de heuveltop streek. Niemand zei iets. Harry bedacht plotseling hoe merkwaardig dit eruit zou zien als er toevallig een Dreuzel voorbijkwam... negen mensen, onder wie twee volwassen mannen, die in het schemerduister een gore oude kaplaars vasthielden... wachtend.

'Drie...' mompelde meneer Wemel, met zijn blik op zijn horloge gericht, 'twee... een...'

Het gebeurde in een flits: Harry had het gevoel alsof er een onweerstaanbare ruk werd gegeven aan een haak die net achter zijn navel zat; zijn voeten kwamen van de grond; hij voelde de schouders van Ron en Hermelien tegen de zijne stoten; ze werden meegesleurd in een draaikolk van kleuren en gierende wind; zijn wijsvinger leek wel vastgeplakt aan de laars, alsof die hem als een magneet meetrok en toen ‐

Zijn voeten kwamen met een smak op de grond; Ron botste tegen hem aan en hij viel; de Viavia plofte met een doffe dreun naast zijn hoofd neer. Harry keek op. Meneer Wemel, meneer Kannewasser en Carlo hadden op de been weten te blijven, al zagen ze er heel verwaaid uit; verder lag iedereen op de grond.

'De 5.07 vanaf de Druilerige Berg,' zei een stem.

Hoofdstuk 7

Bazuyn En Krenck

Harry gooide Ron van zich af en krabbelde overeind. Ze waren zo te zien geland op een verlaten, nevelig stuk heide. Voor hen stonden twee vermoeid en knorrig ogende tovenaars, van wie de één een groot

gouden horloge in zijn hand had en de ander een dikke rol perkament en een ganzenveer. Ze waren allebei gekleed als Dreuzels, maar nogal onbeholpen; de man met het horloge droeg een tweed‐pak met rubber lieslaarzen en zijn collega een kilt en een poncho.

'Goeiemorgen, Arnout,' zei meneer Wemel. Hij raapte de laars op en gaf hem aan de tovenaar met de kilt, die hem in een grote doos met gebruikte Viavia's gooide; Harry zag een oude krant, een leeg limonadeblikje en een lekke voetbal.

'Hallo, Arthur.' zei Arnout vermoeid. 'Dus jij hebt geen dienst? Sommige mensen hebben ook altijd geluk... wij staan hier al de hele nacht... ik zou maar vlug verdergaan als ik jullie was, want om kwart over vijf arriveert er een groot gezelschap uit het Zwarte Woud. Wacht even, dan zoek ik jullie kampeerplaats... Wemel... Wemel... ' Hij keek op zijn perkamenten lijst. 'Zo'n vierhonderd meter verderop, het eerste veld waar jullie langskomen. De beheerder heet Rolvink. Kannewasser... tweede veld... vraag naar meneer Paans.'

'Bedankt, Arnout,' zei meneer Wemel en hij gebaarde dat de anderen hem moesten volgen.

Ze gingen op weg over de verlaten heide, maar konden door de mist weinig zien. Na zo'n twintig minuten doemden er een hek en een klein stenen huisje op uit de nevel en daarachter kon Harry net de schimmige omtrekken onderscheiden van honderden en nog eens honderden tenten, die zich over een zacht omhoogglooiend veld uitstrekten naar het donkere bos aan de horizon. Ze namen afscheid van de Kannewassers en liepen naar het huisje. Er stond een man in de deuropening, die over de tenten uitkeek en Harry zag in één oogopslag dat hij de enige echte Dreuzel in de wijde omtrek was. Toen hij hun voetstappen hoorde, keek hij om.

'Morgen!' zei meneer Wemel opgewekt.

'Morgen,' zei de Dreuzel.

'Bent u meneer Rolvink?'

'Klopt,' zei meneer Rolvink. 'En wie bent u?'

'Wemel ‐ twee tenten, een paar dagen geleden geboekt?'

'Ja,' zei meneer Rolvink en hij keek op een lijst die op de deur geprikt was. 'Jullie hebben een plekje aan de bosrand. Voor één nacht?'

'Inderdaad,' zei meneer Wemel.

'Dan wilt u zeker direct betalen?'

'Eh ‐ ja ‐ natuurlijk ‐' zei meneer Wemel. Hij deed een paar stappen achteruit en wenkte Harry. 'Help me, Harry,' mompelde hij, terwijl hij een rolletje Dreuzelgeld uit zijn zak haalde en bankbiljetten begon af te pellen.'Dit is een briefje van ‐ van ‐ van tien? O ja, nu zie ik die kleine cijfertjes... dan is dit er zeker eentje van vijf?'

'Van twintig,' corrigeerde Harry zachtjes, in het onbehaaglijke besef dat meneer Rolvink elk woord van hun gesprek probeerde op te vangen.

'O ja, dat klopt... het is ook zo moeilijk, al die stukjes papier...'

'Komen jullie uit het buitenland?' zei meneer Rolvink, toen meneer Wemel terugkeerde met de juiste bankbiljetten.

'Uit het buitenland?' vroeg meneer Wemel verbaasd.

'U bent niet de enige die moeite had met geld,' zei meneer Rolvink, die meneer Wemel scherp aankeek. 'Nog geen tien minuten geleden probeerden twee lui te betalen met enorme gouden munten, zo groot als wieldoppen.'

'Echt waar?' zei meneer Wemel nerveus.

Meneer Rolvink rommelde in een blikje naar wisselgeld.

"t Is hier nog nooit zo druk geweest,' zei hij plotseling en hij staarde weer naar het nevelige veld. 'Honderden mensen hebben vooraf geboekt. Normaal gesproken komen de meesten gewoon op de bon‐nefooi...'

'U meent het?' zei meneer Wemel. Hij stak zijn hand uit voor zijn wisselgeld, maar dat gaf meneer Rolvink niet.

. 'Ja,' zei hij bedachtzaam. 'Mensen uit het hele land. Hordes buitenlanders. En niet alleen buitenlanders, maar echte vreemde snuiters. Er loopt iemand met een kilt en een poncho rond.'

'Mag dat dan niet?' vroeg meneer Wemel ongerust.

'Het is net een soort... ik weet niet... een soort bijeenkomst,' zei meneer Rolvink. 'Alsof iedereen elkaar kent. Eén groot feest.'

Op dat moment verscheen vlak naast de voordeur uit het niets een tovenaar met een kniebroek.

'Amnesia!' zei hij op scherpe toon en hij richtte zijn toverstaf op meneer Rolvink.

Diens ogen werden onmiddellijk wazig, zijn gefronste voorhoofd ontspande zich en er verscheen een dromerige, serene uitdrukking op zijn gezicht. Harry herkende de symptomen van iemand wiens geheugen gemodificeerd was.

'Hier heeft u een kaart van het kampeerterrein,' zei meneer Rolvink kalmpjes tegen meneer Wemel. 'En uw wisselgeld.'

'Dank u,' zei meneer Wemel.

De tovenaar met de kniebroek liep met hen mee naar het hek dat naar het kampeerterrein leidde. Hij maakte een afgematte indruk; zijn kin zag blauw van de baardstoppels en hij had grote paarse kringen onder zijn ogen. Zodra meneer Rolvink hen niet meer kon horen mompelde hij tegen meneer Wemel: 'Ik heb een hoop last van die man. Je moet wel tien keer per dag een Vergetelheidsspreuk uitspreken om hem gelukkig te houden. En Ludo Bazuyn helpt ook niet echt. Hij praat gewoon keihard over Beukers en Slurken, zonder zich ook maar iets aan te trekken van de Dreuzelbeveiliging. Allemachtig, ik zal blij zijn als het erop zit. Nou, tot straks, Arthur.'

Hij Verdwijnselde.

'Ik dacht dat meneer Bazuyn Hoofd was van Magische Sport en Recreatie?' zei Ginny verbaasd. 'Dan moet hij toch weten dat hij niet over Beukers hoort te praten waar Dreuzels bij zijn?'

'Eigenlijk wel,' zei meneer Wemel met een glimlach, terwijl hij hen voorging naar het kampeerterrein. 'Ludo is altijd een tikje... laks geweest als het om beveiliging gaat. Maar je zou je geen enthousiaster hoofd van de afdeling Sport kunnen wensen. Hij heeft zelf nog Zwerkbal gespeeld voor Engeland, weet je. En hij was de beste Drijver die de Winterpayne Wasps ooit hebben gehad.'

Ze sjokten over het mistige veld naar het bos, tussen lange rijen tenten door. De meeste zagen er bijna gewoon uit; de eigenaars hadden duidelijk hun best gedaan om ze zo Dreuzelachtig mogelijk te maken, maar waren in de fout gegaan door er schoorstenen of trekbellen of windwijzers aan toe te voegen. Hier en daar stonden echter tenten die zo overduidelijk magisch waren dat het Harry niets verbaasde dat meneer Rolvink achterdochtig begon te worden. Halverwege het veld zagen ze een extravagante creatie van ge‐streepte zijde die veel weghad van een miniatuurpaleisje, met levende aangelijnde pauwen bij de ingang. Ietsje verder passeerden ze een tent met drie verdiepingen en een paar uitkijktorentjes en weer een eindje verderop een tent met een uitrolbare voortuin, compleet met vogelbadje, zonnewijzer en fontein.

'Het is ook altijd hetzelfde liedje,' zei meneer Wemel glimlachend. 'Als we onder ons zijn, kunnen we niet nalaten elkaar de loef af te steken. Ah, we zijn er. Kijk, hier staan we.'

Ze waren bij een lege plek aan de rand van het bos, helemaal boven aan het veld. Er was een klein bordje in de grond geslagen, met het opschrift 'Wevel'.

'We hadden geen betere plaats kunnen hebben!' zei meneer Wemel enthousiast. 'Het stadion is aan de andere kant van het bos, dus we zitten vlakbij.' Hij liet zijn rugzak van zijn schouders zakken. 'Oké,' zei hij. 'We mogen niet toveren, nu we ons met zoveel mensen op Dreuzelterrein bevinden en daarom gaan we deze tenten met de hand opzetten! Dat is vast niet moeilijk... Dreuzels doen het zo vaak... Hé Harry, hoe moeten we beginnen?'

Harry had nog nooit van zijn leven gekampeerd; de Duffelingen hadden hem niet één keer meegenomen op vakantie en hadden hem altijd gedumpt bij mevrouw Vaals, een oude buurvrouw. Samen met Hermelien wist hij echter uit te knobbelen waar de meeste stokken en haringen moesten komen, en hoewel meneer Wemel eerder in de weg liep dan behulpzaam was, omdat hij veel te opgewonden werd toen ze de haringen moesten inslaan met een houten hamer, slaagden ze er uiteindelijk toch in om twee nogal versleten tweepersoonstentjes op te zetten. Ze deden een stapje achteruit om hun prestatie te bewonderen. Iemand die die tenten zag, zou nooit vermoeden dat ze van tovenaars waren, dacht Harry, maar zodra Bill, Charlie en Percy arriveerden, zouden ze met zijn tienen zijn. Hermelien had dat probleem blijkbaar ook onderkend; ze keek Harry vragend aan toen meneer Wemel zich op handen en knieën liet zakken en de eerste tent binnenkroop.

'Het wordt een beetje krapjes, maar ik denk wel dat we er allemaal in kunnen,' riep hij. 'Kom maar kijken.'

Harry bukte zich, dook onder de tentflap door en voelde zijn mond openvallen. Hij was een ruimte binnengestapt die aan een ouderwetse driekamerflat deed denken, compleet met badkamer en keuken. Merkwaardig genoeg was de tent in exact dezelfde stijl gemeubileerd als het huis van mevrouw Vaals, met gehaakte kleedjes op de niet bij elkaar passende stoelen. Het stonk er zelfs ook naar katten.

'Nou, het is maar voor tijdelijk,' zei meneer Wemel, die zijn kale kruin afveegde met zijn zakdoek en om de deur van de slaapkamer naar de vier stapelbedden keek. 'Ik heb deze geleend van Peeters op kantoor. Hij gaat niet vaak meer kamperen, arme stakker. Hij heeft jicht.'

Hij pakte de stoffige fluitketel en keek erin. 'We hebben water nodig...'

'Er staat een kraan op de kaart die die Dreuzel ons heeft gegeven,' zei Ron, die Harry naar binnen was gevolgd en totaal niet onder de indruk leek van de bizarre binnenafmetingen van de tent. 'Aan de andere kant van het veld.'

'Nou, gaan jij en Harry en Hermelien dan water halen ‐' meneer Wemel gaf ze de ketel en een paar steelpannetjes, ‐ dan sprokkelen wij hout voor het kampvuur.'

'Maar er is een oven,' zei Ron. 'Waarom kunnen we niet gewoon ‐'

'Dreuzelbeveiliging, Ron!' zei meneer Wemel. Zijn gezicht straalde van verwachting. 'Als echte Dreuzels kamperen, koken ze altijd buiten op een vuurtje. Ik heb het ze zelf zien doen!'

Na een korte rondleiding door de meisjestent, die ietsje kleiner was dan die van de jongens, maar niet naar katten rook, gingen Harry, Ron en Hermelien op weg naar de kraan met hun ketel en steelpannetjes.

Nu de zon boven de horizon stond en de mist optrok, konden ze de canvas stad zien die zich in alle richtingen uitstrekte. Langzaam liepen ze langs de rijen tenten en keken gretig om zich heen. Pas nu besefte Harry hoeveel heksen en tovenaars er op de wereld waren; hij had nooit echt nagedacht over de magische bevolking van andere landen.

Hun medekampeerders begonnen net wakker te worden. Gezinnen met kleine kinderen waren het vroegst uit de veren; Harry had nog nooit zulke jonge heksen en tovenaars gezien. Een piepklein ventje van hoogstens twee zat gehurkt naast een grote, piramidevormige tent, met een toverstok in zijn hand waarmee hij vrolijk tegen een slak porde in het gras, die langzaam opzwol tot het formaat van een salami. Toen ze op gelijke hoogte waren met het ventje, kwam zijn moeder haastig de tent uit.

'Hoe vaak moet ik dat nou nog zeggen, Kevin? Blijf‐ van ‐ papa's ‐toverstok ‐af‐ getver!'

Ze was op de opgezwollen slak gaan staan, die openbarstte. Haar gemopper bleef nog een hele tijd hoorbaar in de windstille ochtendlucht, samen met het gegil van het ventje ‐ 'Jij slak trap! Jij slak trap!'

Ietsje verder zagen ze twee kleine heksjes, die nauwelijks ouder waren dan Kevin, rondzoeven op speelgoedbezemsteeltjes die zo laag bleven dat de tenen van de meisjes over de toppen van het bedauwde gras streken. Een tovenaar van het Ministerie had de meisjes al gezien; terwijl hij Harry, Ron en Hermelien haastig passeerde mompelde hij geagiteerd: 'Op klaarlichte dag! Hun ouders slapen zeker uit ‐'

Hier en daar kropen volwassen heksen en tovenaars uit hun tenten en begonnen aan hun ontbijt. Sommigen keken schichtig om zich heen en toverden gauw een vuurtje tevoorschijn met hun toverstok; anderen streken lucifers af, met nogal zuinige gezichten, alsof ze ervan overtuigd waren dat zoiets nooit kon werken. Drie Afrikaanse tovenaars in lange witte gewaden hielden een ernstig gesprek, terwijl ze een konijn roosterden boven een vuurtje van paarse

vlammen en een groepje Amerikaanse heksen van middelbare leeftijd zat lekker te roddelen onder een Amerikaanse vlag die tussen hun tenten was gespannen en die voorzien was van het opschrift: Heksenkring van Salem. Harry hoorde flarden van gesprekken in vreemde talen opklinken uit de tenten die ze passeerden en hoewel hij er geen woord van begreep, klonken de stemmen allemaal even opgewonden.

'Eh ‐ ligt het aan mijn ogen, of is alles plotseling groen?' zei Ron.

Het lag niet aan zijn ogen. Ze kwamen langs een groep tenten die zo dichtbegroeid waren met Ierse klavertjes dat het leek alsof er kleine, vreemdgevormde heuveltjes oprezen uit de grond. In de tenten waarvan de flappen open waren, zagen ze grijnzende gezichten. Plotseling hoorden ze iemand hun namen roepen.

'Harry! Ron! Hermelien!'

Het was Simon Filister, hun medeleerling van Griffoendor, die ook in het vierde jaar zat. Hij zat voor zijn eigen, met klaver begroeide tent, samen met een vrouw met rossig haar die zijn moeder moest zijn en zijn beste vriend Daan Tomas, ook van Griffoendor.

'Hoe vind je de versieringen?' zei Simon grijnzend toen Harry, Ron en Hermelien gedag kwamen zeggen. 'Het Ministerie is er niet echt blij mee.'

'Ach, waarom zouden we de kleuren van ons land niet mogen laten zien?' zei mevrouw Filister. 'Moet je kijken wat de Bulgaren allemaal aan hun tenten hebben hangen, jullie zijn natuurlijk voor Ierland?' voegde ze eraan toe, met een doordringende blik op Harry, Ron en Hermelien. Toen die haar ervan verzekerd hadden dat ze inderdaad supporters van Ierland waren, liepen ze verder. 'Alsof we iets anders zouden zeggen met al die lui om ons heen,' zei Ron.

'Ik ben benieuwd wat de Bulgaren dan allemaal aan hun tenten hebben hangen,' zei Hermelien.

'Laten we even gaan kijken,' zei Harry en hij wees op een grote groep tenten, een eindje verderop, waar de Bulgaarse vlag, rood, groen en wit, wapperde in de wind.

De Bulgaarse tenten waren niet versierd met planten, maar op elke tent hing dezelfde poster, van een extreem nors gezicht met dikke zwarte wenkbrauwen. De foto kon uiteraard bewegen, maar knipperde alleen met zijn ogen en fronste dreigend zijn voorhoofd.

'Kruml,' zei Ron zacht.

'Wat?' zei Hermelien.

'Kruml!' zei Ron. 'Viktor Kruml, de Bulgaarse Zoeker!'

'Hij lijkt me echt een stuk chagrijn!' zei Hermelien, met een blik op de vele fronsende en knipperende Krumls om hen heen.

'Een stuk chagrijn?' Ron sloeg zijn ogen ten hemel. 'Alsof het iets uitmaakt hoe hij er uitziet! Hij is gewoon ongelooflijk goed. En nog heel jong, achttien of zo. Hij is een genie, dat zul je vanavond wel zien.'

Er stond al een kleine rij bij de kraan in een van de hoeken van het veld. Harry, Ron en Hermelien sloten netjes aan achter twee mannen die een verhitte discussie voerden. Eentje was een stokoude tovenaar in een lang, gebloemd nachthemd en de ander duidelijk een tovenaar van het Ministerie; hij zwaaide met een krijtstreepbroek en huilde haast van frustratie.

'Doe nou toch aan, Evert, alsjeblieft. Je kunt niet zo blijven rondlopen, die Dreuzel bij de uitgang begint al achterdochtig te worden ‐'

'Ik heb dit ding notabene in een Dreuzelwinkel gekocht!' zei de oude tovenaar koppig. 'Dit is wat Dreuzels dragen.'

'Wat Dreuzelvrouwen dragen, Evert, niet de mannen. Die dragen dit soort dingen,' zei de tovenaar van het Ministerie en hij hield de krijtstreepbroek omhoog.

'Dat trek ik toch mooi niet aan,' zei Evert verontwaardigd. 'Ik hou van een frisse bries in mijn kruis, als je het niet erg vindt.'

Hermelien kreeg na die uitspraak zo'n giechelbui dat ze snel de rij moest verlaten en pas terugkwam toen Evert zijn water had getapt en op de terugweg was naar zijn tent.

Ze liepen een stuk langzamer terug over het kampeerterrein, vanwege het gewicht van het water. Hier en daar zagen ze nog meer bekenden. Olivier Plank, de oude aanvoerder van Harry's Zwerkbalteam, die dit jaar was afgestudeerd, sleepte Harry mee naar zijn tent om hem aan zijn ouders voor te stellen en vertelde hem opgewonden dat hij net een contract had getekend bij het tweede van Pullover United. Daarna werden ze begroet door Ernst Marsman, een vierdejaars van Huffelpuf en ietsje verderop zagen ze Cho Chang, een heel knap meisje dat Zoeker was van het team van Ravenklauw. Ze zwaaide en glimlachte naar Harry, die een heleboel water over zijn kleren morste toen hij terugzwaaide. Vooral vanwege Rons veelbetekenende grijns, wees Harry haastig op een grote groep jongelui die hij nog nooit eerder had gezien.

'Wie zouden dat zijn?' vroeg hij. 'Die zitten toch niet op Zwein‐stein?'

'Waarschijnlijk lui van een of andere buitenlandse school,' zei Ron. 'Ik weet dat die er zijn, maar ik heb nog nooit iemand van zo'n school ontmoet. Bill had een correspondentievriend op een school in Brazilië... dat was jaren en jaren geleden... en hij wilde graag een uitwisselingsreis maken, maar dat konden pa en ma niet betalen. Die correspondentievriend was zwaar beledigd toen Bill schreef dat hij niet kon komen en stuurde hem een vervloekte hoed. Toen hij hem opzette, verschrompelden zijn oren.'

Harry lachte, maar zei niets over de verbazing die hij had gevoeld toen hij hoorde dat er nog meer toverscholen waren. Nu hij mensen van zoveel verschillende nationaliteiten op het kampeerterrein zag, besefte hij dat het stom van hem was geweest om er nooit bij stil te staan dat Zweinstein onmogelijk de enige school kon zijn. Hij keek vlug naar Hermelien, die absoluut niet verrast leek door dat nieuwtje. Ongetwijfeld had ze al lang in een of ander boek gelezen dat er nog meer toverscholen bestonden.

'Nou nou, kon het nog langzamer?' zei George toen ze eindelijk terug waren bij hun tent.

'We kwamen een paar bekenden tegen,' zei Ron, die het water neerzette. 'Brandt dat vuurtje van jullie nog steeds niet?'

'Pa heeft problemen met de lucifers,' zei Fred.

Meneer Wemel was er nog in de verste verte niet in geslaagd om het vuur aan te steken, maar niet omdat hij het niet geprobeerd had. De grond was bezaaid met versplinterde lucifers, maar desondanks amuseerde hij zich zo te zien kostelijk.

'Oeps!' zei hij toen hij er eindelijk in slaagde een lucifer af te strijken en die in zijn verbazing direct weer liet vallen.

'Laat mij maar even, meneer Wemel.' zei Hermeiien vriendelijk. Ze nam het doosje van hem over en liet hem zien hoe je het moest doen. Eindelijk wisten ze een vuurtje aan de gang te krijgen, hoewel het nog minstens een uur zou duren voor het heet genoeg was om erop te kunnen koken. Gelukkig waren er genoeg dingen om naar te kijken terwijl ze wachtten. Hun tent bleek precies aan de voornaamste route naar het Zwerkbalveld te staan en er kwamen constant leden van het Ministerie langs, die meneer Wemel in het voorbijgaan hartelijk groetten. Meneer Wemel gaf commentaar, vooral ten behoeve van Harry en Hermeiien; zijn eigen kinderen wisten al te veel van het Ministerie om nog echt geïnteresseerd te zijn.

'Dat was Horus Windgoud, Hoofd van de Kobold‐Contactgroep... en daar heb je Max Knelbreuk, van het Comité Experimentele Bezweringen ‐ hij heeft die hoorntjes nu al een tijdje... o, hallo, Henk... Hendrik Vendelier, die is Revalideur ‐ lid van het Traumateam bij Toverongevallen... en daar komen Pais en Vreedeling... twee Verbloemisten...'

'Twee wat?'

'Van het Departement van Mystificatie. Allemaal strikt geheim. Ik heb geen idee wat ze uitvoeren...'

Eindelijk was het vuur klaar en ze waren net bezig om eieren en worstjes te bakken toen Bill, Charlie en Percy uit het bos kwamen wandelen.

'We zijn net Verschijnseld, pa,' zei Percy luid. 'Ha, lekker! Eten.'

Ze hadden hun borden met worstjes en eieren half op toen meneer Wemel overeind sprong en wuifde en grijnsde naar een man die met grote passen in hun richting liep. 'Aha!' zei hij. 'Net de man die ik zocht! Ludo!'

Ludo Bazuyn was verreweg de opvallendste figuur die Harry tot dusver gezien had en dan rekende hij Evert in zijn gebloemde nachthemd mee. Bazuyn droeg een lang Zwerkbalgewaad met brede, horizontale strepen in felgeel en zwart. Dwars over zijn borst was een enorme wesp afgebeeld en hij zag eruit als een atletische man die zijn lichaam een beetje had verwaarloosd; zijn gewaad spande strak om een dikke buik die hij vast nog niet had gehad toen hij Zwerkbal speelde voor Engeland. Zijn neus was platgeslagen (waarschijnlijk gebroken door een rondvliegende Beuker, dacht Harry), maar met zijn ronde blauwe ogen, korte blonde haar en gezonde, blozende gezicht leek hij nog steeds een heel erg uit de kluiten gewassen schooljongen.

'Hallo allemaal!' riep Bazuyn vrolijk. Hij liep alsof hij springveren onder zijn voetzolen had en hij was duidelijk door het dolle heen van opwinding.

'Arthur, ouwe jongen!' hijgde hij toen hij bij hun kampvuurtje was. 'Wat een dag, hè? Wat een dag! Je zou je geen beter weer kunnen wensen! Vanavond is er ook geen wolkje aan de hemel... en de hele organisatie verloopt bijna vlekkeloos... ik heb eigenlijk niet veel te doen!'

Achter hem kwam een groepje opgejaagde tovenaars van het Ministerie voorbijhollen, druk wijzend op een magisch vuurtje in de verte, waaruit grote lila vonken wel zes meter de lucht in schoten.

Percy stapte gauw met uitgestoken hand op Ludo Bazuyn af. Blijkbaar was zijn afkeuring over de manier waarop die zijn departement leidde ook weer niet zo groot dat hij niet graag een goede indruk op hem wilde maken.

'O ja,' zei meneer Wemel grijnzend, 'dit is m'n zoon Percy ‐ die is net begonnen op het Ministerie ‐ en dit is Fred ‐ nee, George, sorry, dit is Fred ‐ Bill, Charlie, Ron ‐ m'n dochter Ginny en Rons vrienden, Hermelien Griffel en Harry Potter.'

Bazuyn knipperde heel even met zijn ogen toen hij Harry's naam hoorde en zijn blik flitste op de bekende manier naar het litteken op Harry's voorhoofd.

'Jongens,' zei meneer Wemel, 'dit is Ludo Bazuyn. Jullie weten wel wie dat is, dankzij hem hebben we zulke goede kaartjes te pakken gekregen ‐'

Bazuyn glimlachte breed en maakte een bescheiden gebaar, alsof hij zijn hulp wilde wegwuiven.

'En, zet je ook wat in op de wedstrijd, Arthur?' vroeg hij gretig en hij rammelde met een zo te horen grote hoeveelheid goud in de zakken van zijn zwart met gele gewaad. 'Rudy Putters heeft al gewed dat Bulgarije als eerste zal scoren ‐ als hij wint verdient hij goed, want de aanval van Ierland is de sterkste die ik in jaren heb gezien ‐ en die kleine Agaat Tintel heeft haar halve palingkwekerij op een wedstrijd van een week gezet.'

'O... nou, vooruit,' zei meneer Wemel. 'Eens kijken... een Galjoen dat Ierland wint?'

'Eén Galjoen?' Ludo Bazuyn leek enigszins teleurgesteld, maar herstelde zich snel. 'Goed, goed... nog meer liefhebbers?'

'De kinderen zijn nog een beetje te jong om te gokken,' zei meneer Wemel. 'Ik denk niet dat Molly het leuk zou vinden als ‐'

'We verwedden er zevenendertig Galjoenen, vijftien Sikkels en drie Knoeten om dat Ierland wint ‐ maar dat Viktor Kruml de Snaai bemachtigt,' zei Fred, terwijl hij en George gauw al hun geld bij elkaar legden. 'O ja, en we doen er ook nog een fopstok bij.'

'Meneer Bazuyn is absoluut niet geïnteresseerd in jullie rotzooi ‐' siste Percy, maar Bazuyn vond de toverstok blijkbaar helemaal geen rotzooi; integendeel, zijn jongensachtige gezicht glom van opwinding terwijl hij de stok aanpakte van Fred en toen de toverstaf luid tokkend in een rubberkip veranderde, schaterde Bazuyn het uit.

'Geweldig! Ik heb in geen jaren zo'n levensecht exemplaar gezien! Daar zou ik grif vijf Galjoenen voor neertellen!'

Percy verstijfde, vol verbijsterde afkeuring.

'Jongens,' zei meneer Wemel zachtjes, 'ik wil niet dat jullie gokken... dat is al jullie spaargeld... jullie moeder ‐'

'Doe niet zo kinderachtig, Arthur!' riep Ludo Bazuyn joviaal en hij rammelde opgewonden met het geld in zijn zakken. 'Ze zijn oud en wijs genoeg om te weten wat ze willen! Dus jullie denken dat Ierland wint, maar dat Kruml de Snaai bemachtigt? Geen schijn van kans, jongens, geen schijn van kans... als jullie winnen, strijken jullie een mooie winst op... en laten we er vijf Galjoenen bijtellen voor die fopstok...'

Meneer Wemel keek hulpeloos toe terwijl Ludo Bazuyn een zakboekje en een ganzenveer tevoorschijn haalde en de namen van de tweeling noteerde. Bedankt,' zei George, die het stukje perkament van Bazuyn aannam en het in zijn borstzak stopte. Bazuyn wendde zich opgewekt tot meneer Wemel. 'Heb je soms een kopje thee voor me? Ik zit op Barto Krenck te wachten. M'n Bulgaarse tegenhanger doet moeilijk en ik begrijp geen woord van wat hij zegt. Barto kan het vast wel oplossen. Hij spreekt zo'n honderdvijftig talen.'

'Meneer Krenck?' zei Percy, die zijn ijzige en afkeurende houding liet varen en haast op en neer danste van opwinding. 'Die spreekt er meer dan tweehonderd! Meermans en Koetervlaams en Trols...'

'Iedereen kan Trols spreken,' zei Fred geringschattend. 'Je hoeft alleen maar te wijzen en te grommen.'

Percy wierp Fred een uiterst onaangename blik toe en pookte het vuur op, om de ketel weer aan de kook te brengen.

'Heb je al iets van Berta Kriel gehoord, Ludo?' vroeg meneer Wemel, toen Bazuyn naast hen op het gras ging zitten.

'Nog helemaal nada,' zei Bazuyn op zijn gemak. 'Maar ze komt heus wel weer boven water. Arme ouwe Berta... een geheugen als een lekke ketel en geen greintje richtingsgevoel. Ze is gewoon verdwaald, geloof mij nou maar. Die komt zo rond oktober het kantoor weer binnenstappen, in de overtuiging dat het nog steeds juli is.'

'Lijkt het je geen tijd worden om. iemand naar haar te laten zoeken?' opperde meneer Wemel aarzelend, terwijl Percy Bazuyn zijn thee gaf.

'Dat zegt Barto Krenck ook steeds,' zei Bazuyn, die zijn ronde ogen onschuldig opensperde, 'maar we kunnen op het moment gewoon niemand missen. O ‐

als je over de duivel spreekt! Barto!'

Er was een tovenaar Verschijnseld naast hun kampvuur die moeilijk een nóg groter contrast had kunnen vormen met Ludo Bazuyn, die languit op het gras lag in zijn oude gewaad van de Wasps. Barto Krenck was een stijve, kaarsrechte heer op leeftijd, met een onberispelijk, keurig geperst pak en een stropdas. De scheiding in zijn korte grijze haar was haast onnatuurlijk recht en zijn smalle snorretje leek bijgeknipt langs een liniaal. Zijn schoenen blonken oogverblindend en Harry zag meteen waarom hij Percy's idool was. Percy was een groot voorstander van het koste wat het kost blind vasthouden aan de regels en meneer Krenck had de regel die Dreuzelkledij voorschreef zo grondig opgevolgd dat hij voor een bankdirecteur had kunnen doorgaan. Harry betwijfelde of zelfs oom Herman hem herkend had voor wat hij werkelijk was.

'Schuif een pol gras bij, Barto,' zei Ludo opgewekt en hij klopte op de grond.

'Nee, dank je, Ludo,' zei Krenck en er klonk het nodige ongeduld door in zijn stem. 'Ik was al een tijd naar je op zoek. De Bulgaren staan erop dat we twaalf extra stoelen plaatsen in de Topbox.'

'O, zaten ze daarover te zeuren?' zei Bazuyn. 'Ik dacht dat die kerel een neusharenknippertje wilde lenen. Hij had nogal een sterk accent.'

'Meneer Krenck!' zei Percy ademloos en met een soort permanente halve buiging, waardoor het leek alsof hij een bochel had. 'Wilt u soms een kopje thee?'

'O,' zei meneer Krenck, die Percy verbaasd aankeek. 'Ja ‐ dank je, Wezel.'

Fred en George stikten haast in hun eigen thee en Percy ging met vuurrode oren met de ketel aan de slag.

'Ik wilde jou trouwens ook nog even spreken, Arthur,' zei meneer Krenck, toen zijn scherpe blik op meneer Wemel viel. 'Ali Bobo is op het oorlogspad. Hij wil een hartig woordje met je spreken over je verbod op vliegende tapijten.'

Meneer Wemel slaakte een diepe zucht. 'Daar heb ik hem vorige week nog een uil over gestuurd. Ik geloof dat ik het wel honderd keer tegen hem gezegd heb: tapijten worden in het Register van Verboden Betoverbare Objecten als Dreuzelvoorwerpen gedefinieerd, maar hij wil gewoon niet luisteren.'

'Dat verbaast me niets,' zei meneer Krenck, die een kop thee aannam van Percy. 'Hij wil dolgraag naar dit land exporteren.'

'Het lijkt me sterk dat ze hier ooit de bezem zullen verdringen,' zei Bazuyn.

'Ali ziet een gat in de markt voor een gezinsvervoermiddel,' zei meneer Krenck. 'Ik weet nog dat mijn grootvader een Berber had voor twaalf personen ‐

uiteraard voordat tapijten verboden werden.'

Hij zei het op een toon alsof hij er geen enkele twijfel over wilde laten bestaan dat zijn voorouders zich altijd strikt aan de wet hadden gehouden.

'En, heb je het druk gehad, Barto?' zei Bazuyn monter.

'Behoorlijk druk, ja,' zei meneer Krenck droogjes. 'Viavia's opzetten op vijf continenten gaat je niet in de kouwe kleren zitten, Ludo.'

'Dus je zult wel blij zijn als het allemaal achter de rug is?' zei meneer Wemel.

Ludo Bazuyn leek geschokt. 'Blij! Ik kan me niet herinneren dat ik ooit zoveel lol heb gehad... maar goed, het is niet zo dat we hierna niets meer hebben om ons op te verheugen, hè Barto? Er valt nog een hoop te organiseren, hè?'

Meneer Krenck keek Bazuyn met opgetrokken wenkbrauwen aan. 'We hadden afgesproken dat we met de aankondiging zouden wachten tot alle details ‐'

'O, details!' zei Bazuyn, die het woord wegwuifde alsof het een lastige mug was. 'Ze hebben toch getekend, of niet soms? Ze kunnen er toch niet meer onderuit? Ik durf te wedden dat deze kinderen het sowieso binnen de kortste keren te horen krijgen. Ik bedoel, het gebeurt op Zweinstein ‐'

Ludo, we moeten nu echt met die Bulgaren gaan praten,' zei meneer Krenck op scherpe toon en hij kapte de opmerkingen van Bazuyn af. 'Bedankt voor de thee, Wezel.'

Hij gaf zijn onaangeroerde thee terug aan Percy en wachtte tot Ludo opstond: die krabbelde moeizaam overeind en goot gauw de rest van zijn thee naar binnen, terwijl het goud in zijn zakken vrolijk rinkelde.

'Tot later!' zei hij. ')ullie zitten samen met mij in de Topbox ‐ ik doe het commentaar!' Hij zwaaide, Barto Krenck knikte afgemeten en ze Verdwijnselden allebei.

'Wat gaat er gebeuren op Zweinstein, pa?' vroeg Fred onmiddellijk. 'Waar hadden ze het over?'

'Daar kom je gauw genoeg achter,' zei meneer Wemel glimlachend.

'Dat is geheime informatie, tot op het moment dat het Ministerie besluit tot vrijgave,' zei Percy stijfjes. 'Meneer Krenck had groot gelijk dat hij het niet wilde verklappen.'

'O, hou je kop toch, Wezel,' zei Fred.

Naarmate de middag verstreek, begon op het kampeerterrein een steeds grotere opwinding te heersen, tot het een haast tastbare wolk leek. Tegen de schemering was het of de windstille zomerlucht trilde van verwachting en toen de duisternis zich als een zwart laken uitspreidde over de duizenden wachtende tovenaars, verdwenen ook de laatste restjes geheimhouding: het Ministerie had zich blijkbaar bij het onvermijdelijke neergelegd en trad niet meer op tegen de flagrante tekenen van toverkunst die nu overal opdoken.

Om de paar meter Verschijnselden venters, die dienbladen droegen of karretjes duwden die waren afgeladen met de meest vreemde supportersartikelen. Je had lichtgevende rozetten ‐ groen voor Ierland en rood voor Bulgarije ‐ die met pieperige stemmetjes de namen van de spelers" schreeuwden, groene punthoeden die versierd waren met dansende Ierse klavertjes, Bulgaarse sjaals die waren voorzien van leeuwen die echt konden brullen, vlaggen van beide landen die de respectievelijke volksliederen speelden als je ermee zwaaide, piepkleine, vliegende modelletjes van Vuurflitsen en voor de echte verzamelaars poppetjes van befaamde spelers, die arrogant over je handpalm struinden.

Hiervoor heb ik de hele zomer m'n zakgeld opgespaard,' zei Ron tegen Harry, terwijl ze samen met Hermelien langs de stalletjes liepen en souvenirs kochten. Ron schafte zich weliswaar een hoed met dansende klavertjes en een grote groene rozet aan, maar ook een model van Viktor Kruml, de Bulgaarse

zoeker. Die mini‐Kruml liep over Rons hand heen en weer en schudde met zijn vuist naar de groene rozet boven hem.

'Wauw, moet je dat zien!' zei Harry, die haastig naar een kar liep die was afgeladen met dingen die op koperen verrekijkers leken, alleen voorzien van allerlei merkwaardige knoppen en wijzers.

'Omniscopen,' zei de tovenaar bij de kar gretig. 'Je kunt acties herhalen... alles vertragen... en zonodig laten ze je zelfs een worp‐voor‐worpanalyse van het spel zien. Echt een koopje ‐ tien Galjoenen per stuk.'

'Hè, had ik deze nou maar niet gekocht,' zei Ron, met een gebaar naar zijn dansende klaverhoed. Hij staarde verlekkerd naar de Omniscopen.

'Drie stuks,' zei Harry gedecideerd tegen de tovenaar.

'Nee ‐ dat hoeft echt niet,' zei Ron, die rood werd. Het feit dat Harry een klein fortuin had geërfd van zijn ouders en veel meer geld had dan hij, lag nogal gevoelig bij hem.

'Dan krijgen jullie gewoon niks voor kerst,' zei Harry, terwijl hij een Omniscoop in de hand van Ron en van Hermelien drukte. Zon tien jaar lang, bedoel ik.'

'Nou. oké dan,' zei Ron grijnzend.

'Oooo, bedankt, Harry,' zei Hermelien. 'Dan koop ik de programmaboeken, kijk ‐'

Hun geldbuidels waren aanzienlijk lichter toen ze terugkeerden naar hun tent. Bill, Charlie en Ginny waren ook allemaal voorzien van groene rozetten en meneer Wemel droeg een Ierse vlag. Fred en George hadden als enigen geen souvenirs, omdat ze al hun geld aan Bazuyn hadden gegeven. En toen klonk ergens achter het bos een diepe, galmende gongslag en begonnen er onmiddellijk groene en rode lantaarns te branden tussen de bomen, die de weg naar het veld verlichtten.

'Het is zover!' zei meneer Wemel. die even opgewonden leek als de kinderen. 'Vooruit, laten we gaan!'

Hoofdstuk 8

Het Wk Zwerkbal

Met hun aankopen stevig in de hand en meneer Wemel voorop, haastten ze zich door het bos, over het door lantaarns verlichte pad. Om zich heen hoorden ze duizenden andere mensen lopen, roepen en

lachen en vingen ze flarden van liedjes op. Die sfeer van koortsachtige opwinding was heel aanstekelijk; Harry had constant een onbedwingbare grijns op zijn gezicht. Na zo'n twintig minuten lopen, luid pratend en grappen makend, waren ze eindelijk aan de andere kant van het bos en stonden ze plotseling in de schaduw van een gigantisch stadion. Harry kon slechts een fractie van de immense gouden muren zien die het veld omringden, maar hij besefte wel dat er gemakkelijk tien kathedralen in zouden passen.

'Plaats voor honderdduizend toeschouwers,' zei meneer Wemel, bij het zien van Harry's blik van ontzag. 'Een speciale eenheid van het Ministerie, vijfhonderd man sterk, is er het hele jaar mee bezig geweest. Elke vierkante centimeter wordt beschermd door Dreuzel‐afstotende spreuken. Als dit jaar Dreuzels ook maar in de buurt van deze plek kwamen, herinnerden ze zich plotseling dat ze een dringende afspraak hadden en snel weer weg moesten... de goedsullen,' voegde hij er vol genegenheid aan toe en hij ging de anderen voor naar de dichtstbijzijnde ingang, waar zich al een grote drom luidruchtige heksen en tovenaars bevond.

'Prima plaatsen!' zei de heks van het Ministerie bij de ingang toen die hun kaartjes afscheurde. 'De Topbox! De trap op, Arthur, zo hoog als je maar kunt.'

De trappen in het stadion waren met hoogpolig, purperen tapijt bekleed. Ze klommen samen met de rest van de menigte naar boven, maar de andere mensen verdwenen geleidelijk door zijdeuren naar de tribunes links en rechts. Meneer Wemels gezelschap stapte stug door tot ze helemaal boven aan de trap waren, in een kleine box op het hoogste punt van het stadion, precies midden tussen de gouden doelpalen aan weerszijden van het veld. Er stonden twee rijen met purperen pluche beklede stoelen, zo'n twintig in totaal en toen Harry samen met de Wemels naar de voorste rij liep en naar beneden keek, zag hij een tafereel dat hij nooit voor mogelijk had gehouden.

Honderdduizend heksen en tovenaars schuifelden naar hun zitplaatsen, die in rijen boven elkaar oprezen rond het lange, ovalen veld. Alles was doortrokken van een mysterieus gouden licht, dat uit het stadion zelf scheen te komen. Vanuit hun verheven positie leek het veld zo glad als groen fluweel. Aan weerszijden van het veld stonden de drie palen met de doelringen, die ruim vijftien meter hoog waren en recht tegenover hen, bijna op ooghoogte, zag Harry een reusachtig zwart bord. Er gleden steeds gouden letters over, alsof een onzichtbare reuzenhand teksten neerkrabbelde en weer uitwiste; toen Harry wat beter keek, zag hij dat het bord reclameboodschappen door het stadion flitste.

De Hommel: een Bezem voor hel Hele Gezin ‐ Veilig, Betrouwbaar en met ingebouwde Anti‐Diefstal Zoemer... Madame Reina's Magische Multi‐

vlekkenverwijderaar. In een Wip Schoon Schip... Voddeleurs Couture, Voor de Modebewuste Magiër ‐ Londen, Parijs, Zweinsveld... Harry scheurde zijn ogen los van het bord en keek achterom, om te zien wie er verder in de box zat. Die was nog leeg, afgezien van een piepklein wezentje op de een na laatste stoel van de rij achter hen. Het wezentje had zulke korte beentjes dat ze niet verder dan de rand van de stoelzitting kwamen, droeg een theedoek die als een soort toga was omgeslagen en had zijn handen voor zijn gezicht, maar toch kwamen die lange, vleermuisachtige oren Harry merkwaardig bekend voor...

'Dobby?' zei Harry ongelovig.

Het wezentje keek op en spreidde zijn vingers, zodat er twee reusachtige bruine ogen zichtbaar werden en een neus die qua vorm en grootte op een forse tomaat leek. Het was Dobby niet ‐ maar wel onmiskenbaar een huis‐elf, net zoals Harry's vriend Dobby was geweest. Harry had Dobby bevrijd uit de klauwen van zijn eigenaars, de familie Malfidus.

'Noemde meneer me Dobby?' piepte de elf nieuwsgierig tussen zijn vingers door. De stem van deze elf was nog hoger dan die van Dobby. een heel zacht, trillerig piepstemmetje en Harry vermoedde hoewel dat moeilijk te zien was bij huis‐elfen ‐ dat dit een vrouwelijk exemplaar was. Ron en Hermelien draaiden zich gauw om en keken ook. Harry had hun veel over Dobby verteld, maar ze hadden hem nooit ontmoet. Zelfs meneer Wemel keek nieuwsgierig om.

'Sorry,' zei Harry tegen de elf. 'Ik dacht dat je iemand was die ik kende.'

'Maar ik kent Dobby ook, meneer!' piepte de elf. Ze hield nog steeds haar handen voor haar gezicht, alsof ze verblind werd, hoewel de Topbox niet fel verlicht was. 'Ik heet Winky, meneer ‐ en u ‐' haar donkerbruine ogen werden zo groot als ontbijtbordjes toen ze even op Harry's litteken bleven rusten '‐ u is vast en zekers Harry Potter!'

'Ja, dat klopt,' zei Harry.

'Dobby heeft het heel vaaks over u, meneer!' zei ze. Ze liet haar handen een stukje zakken en leek diep onder de indruk. Hoe gaaf hel met hem?' vroeg Harry. 'Geniet hij een beetje van zijn vrijheid?'

'Ah, meneer,' zei Winky hoofdschuddend, 'ah, meneer, ik wilt niet onbeleefd zijn, maar ik is niet zeker of u goed eraan heeft gedaan door Dobby te bevrijden, meneer.'

'Hoezo?' vroeg Harry onthutst. 'Wat is er dan met hem?'

'Vrijheid is naar Dobby's hoofd gestegen, meneer,' zei Winky treurig. 'Hij krijgt ideeën boven z'n stand. Kan geen werk meer vinden, meneer.'

'Waarom niet?' vroeg Harry.

Winky liet haar stem een halve octaaf zakken en fluisterde: 'Hij wilt betaald worden, meneer.'

'Betaald?' zei Harry niet‐begrijpend. 'Nou ‐ waarom zou hij niet betaald krijgen?'

Winky was blijkbaar diep geschokt door dat idee en sloot haar vingers een beetje, zodat haar gezicht weer bijna verborgen was.

'Huis‐elfen wordt niet betaald, meneer!' zei ze met gedempte piepstem. 'Nee, nee, nee! Ik zegt tegen Dobby, ik zegt, zoek toch een leuke familie en zorgt dat je het naar je zin krijgt! Dobby haalt allerlei rare fratsen uit, meneer, die niet passend zijn voor een huiself. Als je je zo blijft aanstellen, Dobby, zegt ik, word je dadelijk nog op het matje geroepen door het Departement van Toezicht op Magische Wezens, als een ordinaire kobold.'

'Nou, het werd hoog tijd dat hij eens een beetje lol had,' zei Harry.

'Huis‐elfen hoort geen lol te hebben, Harry Potter,' zei Winky streng van achter haar handen. 'Huis‐elfen doet wat hun gezegd wordt. Ik heb hele erge hoogtevrees ‐' ze keek naar de rand van de box en slikte moeizaam, '‐ maar als mijn meester me stuurt naar Topbox dan gaat ik.'

'Waarom heeft hij je hier naartoe gestuurd als hij weet dat je hoogtevrees hebt?' zei Harry fronsend.

'Meester ‐ meester wilt dat ik plekje voor hem bezet houd, Harry Potter. Hij heeft het heel druk.' Winky gebaarde met haar hoofd naar de lege plek naast haar. 'Winky wou dat ze terug is in de veilige tent van meester, Harry Potter, maar Winky doet wat haar gezegd wordt. Winky is brave huis‐elf.'

Ze wierp opnieuw een angstige blik op de rand van de box en bedekte haar ogen weer snel. Harry draaide zich om.

'Dus dat was een huis‐elf?' mompelde Ron. 'Rare wezentjes, hè?'

'Dobby was nog tien keer zo raar,' zei Harry vol overtuiging.

Ron pakte zijn Omniscoop om hem uit te proberen en staarde naar de menigte aan de andere kant van het stadion.

'Fantastisch!' zei hij, terwijl hij aan de Herhalingsknop aan de zijkant draaide. 'Ik kan die ouwe man daar nog een keer in z'n neus laten peuteren... en nog een keer... en nog een keer...'

Ondertussen bladerde Hermelien gretig haar in fluweel gebonden en met gouden kwastjes versierde programmaboek door.

'"De wedstrijd wordt voorafgegaan door een optreden van de teammascottes",' las ze voor.

'O, dat is altijd het bekijken waard,' zei meneer Wemel. 'Nationale teams nemen wezens uit hun land mee, weet je, om een kleine show te geven.'

Gedurende het daaropvolgende halfuur stroomde de box geleidelijk vol. Meneer Wemel moest steeds een hand geven aan mensen die duidelijk belangrijke tovenaars waren en Percy sprong zo vaak haastig overeind dat het leek of hij op een egel zat. Toen Cornelis Droebel arriveerde, de Minister van Toverkunst, boog Percy zo diep dat zijn bril van zijn neus gleed en kapot viel. Met een rood hoofd van gêne repareerde Percy hem gauw met zijn toverstok en bleef daarna maar zitten, maar wierp wel afgunstige blikken op Harry, die door Cornelis Droebel begroet werd als een oude vriend. Ze hadden elkaar al vaker ontmoet en Droebel gaf Harry een vaderlijke hand, vroeg hoe het met hem ging en stelde hem voor aan de tovenaars die naast hem zaten.

'Harry Potter, begrijpt u?' zei hij luid tegen de Bulgaarse Minister, die een schitterend gewaad van zwart fluweel droeg, afgezet met goud en die blijkbaar uitsluitend Bulgaars sprak. 'Harry Potter... kom, kom, u weet vast wel wie dat is... de jongen die Jeweetwel overleefd heeft... u weet vast wel wie dat is ‐'

De Bulgaarse tovenaar zag plotseling Harry's litteken en begon luid te brabbelen en opgewonden te wijzen.

'Ik wist wel dat we eruit zouden komen,' zei Droebel vermoeid tegen Harry. 'Ik heb niet echt een talenknobbel. Voor dit soort dingen heb ik eigenlijk Barto Krenck nodig. Ik zie dat z'n huis‐elf een stoel voor hem vrijhoudt... en maar goed ook, want die Bulgaarse gladjakkers proberen de beste plaatsjes in te pikken... aha, en daar hebben we Lucius!'

Harry, Ron en Hermelien draaiden zich snel om. Op de tweede rij, achter meneer Wemel, schuifelden de vroegere eigenaars van Dobby de huis‐elf naar drie nog onbezette plaatsen ‐ Draco Malfidus, zijn vader Lucius en een vrouw die waarschijnlijk zijn moeder was. Harry en Draco Malfidus waren vanaf hun allereerste treinreis naar Zweinstein gezworen vijanden geweest. Draco, een bleke jongen met een spits gezicht en witblond haar, leek veel op zijn vader. Zijn moeder was ook blond en bovendien lang en slank; ze zou er leuk hebben uitgezien als ze niet constant een gezicht had getrokken alsof ze iets smerigs rook.

'Ah, Droebel,' zei meneer Malfidus toen hij bij de Minister van Toverkunst was, en hij stak zijn hand uit. 'Hoe gaat het? Ik geloof niet dat u Narcissa ontmoet heeft, mijn vrouw? Of onze zoon Draco?'

'Aangenaam, aangenaam,' zei Droebel glimlachend en buigend naar mevrouw Malfidus. 'Mag ik u voorstellen aan meneer Oblansk ‐Obalonsk ‐ meneer ‐

nou ja, de Bulgaarse Minister van Toverkunst. Hij verstaat toch geen woord van wat ik zeg, dus laat die naam maar zitten. Eens kijken ‐ Arthur Wemel ken je waarschijnlijk al?'

Het was een heel gespannen moment. Meneer Wemel en meneer Malfidus keken elkaar aan en Harry herinnerde zich levendig wat er was gebeurd toen ze elkaar de laatste keer ontmoet hadden. Dat was in de boekhandel van Klieder & Vlek geweest en toen hadden ze slaande ruzie gekregen. De kille grijze ogen van meneer Malfidus gleden eerst even over meneer Wemel en toen over de rij stoelen.

'Lieve hemel, Arthur,' zei hij zacht. 'Wat heb je allemaal moeten verkopen om plaatsen in de Topbox te kunnen betalen? Ik had nooit gedacht dat je huis zoveel zou opbrengen.'

Droebel, die niet luisterde, zei: 'Lucius heeft pas een zeer royale schenking gedaan aan St. Holisto's Hospitaal voor Magische Ziektes en Zwaktes, Arthur. Hij is hier als mijn gast.'

'Nou, dat is heel ‐ aardig,' zei meneer Wemel, met een erg geforceerde glimlach.

De blik van meneer Malfidus rustte nu op Hermelien, die een beetje rood werd, maar vastberaden terugkeek. Harry wist precies waarom meneer Malfidus zo schamper keek. De familie Malfidus ging prat op zijn zuivere tovenaarsbloed; met andere woorden, ze beschouwden iemand zoals Hermelien, die van Dreuzels afstamde, als uitschot. Onder het toeziend oog van de Minister van Toverkunst durfde meneer Malfidus echter niets te zeggen. Hij knikte hatelijk naar meneer Wemel en liep verder. Draco wierp Harry, Ron en Hermelien één verachtelijke blik toe en ging toen tussen zijn vader en moeder zitten.

'Stelletje gluiperige etterbakken!' mompelde Ron terwijl hij, Harry en Hermelien hun aandacht weer op het veld richtten. Een tel later kwam Ludo Bazuyn de box binnenstormen.

'Is iedereen zover?' zei hij en zijn ronde gezicht glom als een grote, opgewonden Edammer kaas. 'Bent u er klaar voor, minister?'

'Als jij dat ook bent, Ludo,' zei Droebel kalm.

Ludo griste zijn toverstok uit zijn zak, wees daarmee op zijn eigen keel en zei: 'Sonorus!' Toen hij het woord nam, klonk zijn stem boven al het rumoer en geroezemoes op de eivolle tribunes uit en drong galmend door tot in de kleinste uithoeken van het stadion. 'Dames en heren.... welkom! Welkom bij de finale van het vierhonderd‐tweeëntwintigste Wereldkampioenschap Zwerkbal!'

De toeschouwers juichten en klapten. Duizenden vlaggen zwaaiden heen en weer en voegden hun door elkaar tetterende volksliederen toe aan de herrie. Op het enorme scherm verdween de laatste reclameboodschap (Smekkies in Alle Smaken ‐ Je Weet Niet Wat Je Proeft) en verscheen de tekst BULGARIJE: NUL ‐ IERLAND: NUL.

'En nu presenteer ik, zonder verdere omhaal... de mascottes van de Bulgaarse ploeg!'

Op de tribunes rechts, die één zee van rood waren, klonk goedkeurend gejuich en gejoel.

'Ik ben benieuwd wat ze meegebracht hebben,' zei meneer Wemel, die zich vooroverboog. 'Aaah!' Hij zette zijn bril af en poetste die haastig op met de zoom van zijn gewaad. 'Glamorgana's!'

'Wat zijn Glamor ‐'

Maar wel honderd Glamorgana's betraden het veld en daarmee was Harry's vraag beantwoord. Glamorgana's waren vrouwen... de mooiste vrouwen die Harry ooit gezien had... alleen waren ze niet ‐konden ze niet ‐ menselijk zijn. Dat verbaasde Harry even en hij vroeg zich af wat ze dan wel waren; wat maakte dat hun huid zo helder glansde als de maan, of dat hun wit‐gouden haar achter hen aan golfde zonder een zuchtje wind... maar toen begon de muziek en maakte Harry zich geen zorgen meer over het feit dat ze niet menselijk waren ‐ hij maakte zich trouwens nergens meer zorgen over. De Glamorgana's waren gaan dansen en het werd helemaal zalig leeg in Harry's hoofd. Het enige dat er nog toe deed, was dat hij naar de Glamorgana's bleef kijken, want als ze ophielden met dansen zouden er vreselijke dingen gebeuren...

De Glamorgana's begonnen sneller en sneller te dansen en er maalden wilde, vage gedachten door Harry's versufte geest. Hij wilde graag iets heel erg stoers doen. Vanuit de box naar beneden springen op het veld leek een goed idee... maar zou dat stoer genoeg zijn?

'Harry, waar ben je in vredesnaam mee bezig?' zei de stem van Hermelien, die van heel ver leek te komen. De muziek hield op en Harry knipperde met zijn ogen. Hij was opgestaan en zijn ene been rustte op de rand van de box. Naast hem was Ron verstijfd in een houding alsof hij op het punt stond om van een hoge duikplank te springen.

Woedend geschreeuw galmde door het stadion. De toeschouwers wilden niet dat de Glamorgana's stopten. Daar was Harry het mee eens; uiteraard stond hij vierkant achter Bulgarije en hij vroeg zich vaag af waarom hij in 's hemelsnaam die grote groene rozet op zijn borst had gespeld. Ron zat ondertussen verstrooid de klavertjes van zijn hoed te plukken. Met een flauwe glimlach boog meneer Wemel zich naar hem toe en trok de hoed uit zijn handen.

'Die heb je dadelijk nodig,' zei hij, 'zodra Ierland aan de beurt is.'

'Hè?' zei Ron en hij staarde met open mond naar de Glamorgana's, die nu een lange rij hadden gevormd langs één kant van het veld. Hermelien klakte luid met haar tong, stak haar hand uit en trok Harry weer terug op zijn stoel. 'Nou ja!' zei ze.

'En nu,' bulderde de stem van Ludo Bazuyn, 'graag een hartelijke zwaai van uw toverstokken voor... de mascottes van het Ierse team!'

Even later kwam iets wat op een grote, groen met gouden komeet leek het stadion binnenscheren. Het maakte een rondje langs de tribunes en splitste zich toen in twee kleinere kometen, die naar de doelpalen aan weerszijden van het veld raasden. Plotseling verscheen er een regenboog boven het veld, die de twee bollen van licht met elkaar verbond. De toeschouwers riepen luid 'ooooo' en 'aaaaah', alsof ze naar een groot vuurwerk keken. De regenboog vervaagde weer, de twee lichtbollen vlogen naar elkaar toe en versmolten en vormden een enorme, glitterende Ierse klaver, die hoog in de lucht oprees en rond begon te zweven boven de tribunes. Het was alsof er een gouden regen uit neerdaalde ‐

'Geweldig!' zei Ron, toen de klaver over hun hoofden vloog en er zware gouden munten uit regenden, die op hun hoofden en stoelen ketsten. Harry staarde met halftoegeknepen ogen naar de klaver en zag dat hij in werkelijkheid uit duizenden piepkleine, bebaarde mannetjes met rode vestjes bestond, die allemaal een minuscuul gouden of groen lantaarntje meedroegen.

'Ierse kabouters!' riep meneer Wemel, boven het daverende applaus van het publiek uit. Veel toeschouwers vochten nog met elkaar om het goud, of kropen onder hun stoelen om de munten op te rapen.

'Alsjeblieft!' schreeuwde Ron blij en hij drukte een vuistvol goudstukken in Harry's hand. 'Voor die Omniscoop! Nu moet je lekker toch een kerstcadeau voor me kopen!'

De enorme klaverfiguur loste op, de kabouters zweefden omlaag en gingen aan de andere kant van het veld, recht tegenover de Glamorgana's, in kleermakerszit op het gras zitten om naar de wedstrijd te kijken.

'En nu, dames en heren, graag een hartelijk applaus voor ‐ het Zwerkbalteam van Bulgarije! Met als eerste ‐ Dimitrov!'

Een gedaante in vuurrood gewaad, die zo snel vloog dat hij net een rode streep leek, schoot vanuit de laaggelegen spelerstunnel het veld op, onder stormachtige toejuichingen van de Bulgaarse supporters.

'Ivanova!'

Een tweede speler in vuurrood gewaad spoot het veld op.

'Zograv! Levski! Vulkanov! Volkov! Ennnnn ‐ Kruml!'

'Dat is hem, dat is hem!' schreeuwde Ron, die Kruml volgde met zijn Omniscoop; Harry stelde die van hem ook gauw scherp. Viktor Kruml was mager en donker, met een tanige huid, een grote haviksneus en dikke zwarte wenkbrauwen. Hij had veel weg van een grote roofvogel en het was moeilijk te geloven dat hij pas achttien was.

'En nu graag uw applaus voor ‐ het Zwerkbalteam van Ierland!' brulde Bazuyn. 'In volgorde ‐ Connolly! Ryan! Troy! Mullet! Moran! Quigley! Ennnnn ‐ Lynch!'

Zeven groene strepen flitsten het veld op; Harry draaide aan het kleine wieltje aan de zijkant van zijn Omniscoop en vertraagde het beeld voldoende om het woord 'Vuurflits' te kunnen lezen op hun bezems en te zien dat hun namen in zilverdraad op de rug van hun gewaden geborduurd waren.

'En als laatste, helemaal vanuit Egypte, de veelgeprezen voorzitter van de Internationale Zwerkbalfederatie en scheidsrechter bij deze wedstrijd: Hassan Moestafa!'

Een kleine, magere tovenaar, volkomen kaal, maar met een snor die kon wedijveren met die van oom Herman en gekleed in een gewaad van zuiver goud, dat paste bij de kleur van het stadion, kwam met grote passen het veld op. Een zilveren fluitje stak onder zijn snor uit en onder zijn ene arm had hij een houten kist en onder de andere zijn bezemsteel. Harry zette de Versnelknop van zijn Omniscoop weer op normaal en keek hoe Moestafa op zijn bezem stapte en de kist openschopte. Er vlogen vier ballen uit: de vuurrode Slurk, de twee zwarte Beukers en (Harry ving er heel even een glimp van op, voor hij bliksemsnel uit het zicht verdween) de minuscule, gevleugelde Gouden Snaai. Moestafa's fluitje snerpte en ook hij schoot de lucht in, achter de ballen aan.

'Ennnnn ze zijn WEG!' schreeuwde Bazuyn. 'Mullet in balbezit! Troy! Moran! Dimitrov! Terug naar Mullet! Troy! Levski! Moran!'

Het was Zwerkbal zoals Harry het nog nooit eerder had zien spelen. Hij drukte zijn Omniscoop zo hard tegen zijn ogen dat zijn bril in zijn neus sneed. De

snelheid van de spelers was ongelooflijk ‐ de lagers gooiden elkaar de bal zó vlug toe dat Bazuyn alleen tijd had om hun namen te roepen. Harry draaide opnieuw aan het Vertraag‐wieltje aan de rechterkant van zijn Omniscoop en drukte op de Speluitlegknop die bovenop zat. Onmiddellijk zag hij de wedstrijd in vertraging en flitsten er glitterende paarse letters over de lenzen, terwijl het geschreeuw van het publiek zijn trommelvliezen teisterde.

'Havikskop Aanvalslinie,' las hij terwijl de drie Ierse lagers op de Bulgaren afstormden, dicht opeen, maar met Troy in het midden en iets voor Mullet en Moran uit. 'Witlov Manoeuvre.' flitste er over de lenzen toen Troy deed alsof hij omhoogschoot met de Slurk om de Bulgaarse lager Ivanova mee te lokken en de Slurk snel overgooide naar Moran. Volkov. een van de Bulgaarse Drijvers, haalde met zijn kleine knuppel uit naar een passerende Beuker en sloeg die in het pad van Moran; die moest snel bukken om de Beuker te ontwijken en liet de Slurk vallen; Levski, die net onder hem doorschoot, ving hem op ‐

TROY SCOORT!' bulderde Bazuyn en het hele stadion schudde op zijn grondvesten door het applaus en gejuich. 'Tien‐nul voor Ierland!'

'Wat?' schreeuwde Harry, die wild om zich heen keek met zijn Omniscoop. 'Maar Levski is in Slurkbezit!'

'Harry, als je niet op normale snelheid kijkt, zul je een hoop dingen missen!' riep Hermelien, die op en neer danste en met haar armen in de lucht zwaaide terwijl Troy een vreugderondje maakte rond het veld. Harry liet zijn Omniscoop snel zakken en zag dat de Ierse kabouters die vanaf de zijlijn hadden toegekeken weer waren opgestegen en opnieuw die glitterende grote klaver hadden gevormd. Aan de andere kant van het veld keken de Glamorgana's chagrijnig toe.

Harry, die woest op zichzelf was, zette de Versnelknop vlug op normaal toen het spel hervat werd. Harry had voldoende verstand van Zwerkbal om te zien dat de Ierse lagers van grote klasse waren. Ze werkten naadloos samen, als een hecht team, en als je zag hoe ze positie kozen, leek het of ze el‐kaars gedachten konden lezen. De groene rozet op Harry's borst piepte steeds opgewonden hun namen: 'Troy

‐ Mullet ‐ Moran!' Binnen de tien minuten scoorde Ierland nog twee keer, zodat ze op een dertig‐nul voorsprong kwamen, en de in het groen gestoken fans deden het stadion trillen van het gejuich en applaus.

De wedstrijd werd nog sneller, maar ook agressiever. Volkov en Vulkanov, de Bulgaarse Drijvers, mepten de Beukers zo hard mogelijk op de Ierse lagers af en maakten het hun onmogelijk om hun beste manoeuvres uit te voeren; twee keer waren ze gedwongen om hun formatie te verbreken en uiteindelijk wist Ivanova door de Ierse verdediging te zigzaggen, de Wachter, Ryan, te ontwijken en het eerste Bulgaarse doelpunt te scoren.

'Vingers in je oren!' brulde meneer Wemel toen de Glamorgana's begonnen te dansen om de goal te vieren. Harry kneep ook zijn ogen dicht; hij wilde met zijn gedachten bij de wedstrijd blijven. Na een paar tellen waagde hij het erop en keek gauw even naar het veld. De Glamorgana's waren gestopt met dansen en Bulgarije was weer in Slurkbezit.

'Dimitrov! Levski! Dimitrov! Ivanova ‐ o, hemel!' schreeuwde Bazuyn

Honderdduizend heksen en tovenaars snakten naar adem toen de twee Zoekers, Kruml en Lynch, loodrecht tussen de lagers door om‐laagschoten, zo snel dat het leek alsof ze zonder parachute uit een vliegtuig waren gesprongen Harry volgde hun vrije val met zijn Omniscoop en probeerde tegelijkertijd te ontdekken waar de Snaai was ‐

'Ze vallen te pletter!' gilde Hermelien naast Harry.

Ze had half gelijk ‐ op het allerlaatste moment brak Viktor Kruml zijn duikvlucht af en vloog in een spiraal omhoog, maar Lynch smakte tegen de grond, met een doffe dreun die door het hele stadion te horen was. Vanaf de Ierse tribunes steeg een oorverdovend gekreun op.

'Stomme idioot!' steunde meneer Wemel. 'Dat was een schijnbeweging van Kruml!'

'En een time‐out!' donderde de stem van Bazuyn, 'terwijl getrainde toverzorgers haastig het veld opkomen om Aidan Lynch op te lappen!'

'Het komt wel weer goed met hem, hij is alleen maar geplet!' zei Charlie geruststellend tegen Ginny, die met een blik vol afschuw over de rand van de box leunde. 'Dat was natuurlijk precies wat Kruml wilde...'

Harry drukte haastig op de Herhalings‐ en Speluitlegknoppen van zijn Omniscoop, draaide aan de Versnelknop en hield hem weer voor zijn ogen. Hij keek hoe Kruml en Lynch opnieuw hun duik maakten, maar nu vertraagd. 'Spalski‐schijnbeweging ‐ gevaarlijke Zoekersmanoeuvre,' vermeldden de glanzende paarse letters die voor de lenzen langsgleden. Hij zag het van concentratie vertrokken gezicht van Kruml. die op het allerlaatste moment zijn duikvlucht afbrak terwijl Lynch een krater sloeg in het veld en hij begreep het ‐ Kruml had de Snaai helemaal niet gezien, hij had Lynch alleen meegelokt in de hoop dat die hem zou volgen.

Harry had nog nooit iemand zo zien vliegen; Kruml scheen nauwelijks een bezemsteel te gebruiken. Hij gleed zo soepel door de lucht dat het was alsof hij vrij en gewichtloos rondvloog. Harry zette zijn Omniscoop weer op normaal en richtte hem op Kruml. Die cirkelde hoog boven Lynch, die door toverzorgers werd bijgebracht met bekers genezende drank Harry zoomde nog meer in op Krumls gezicht en zag zijn donkere ogen rondflitsen over het veld, dertig meter lager. Hij benutte de tijd waarin Lynch werd bijgebracht om ongestoord naar de Snaai te zoeken. Onder luid gejuich van de in het groen gehulde supporters kwam Lynch ten slotte weer overeind, stapte op zijn Vuurflits en steeg op Zijn herstel scheen Ierland nieuwe moed te geven. Toen Moestafa weer op zijn fluitje blies, trokken hun lagers ten aanval met een flair die Harry nog niet eerder had gezien. Na vijftien minuten waarin het spel razendsnel op en neer golfde, had Ierland nog eens tien keer gescoord Ze stonden nu met honderddertig‐tien voor en het spel begon gemener te worden.

Toen Mullet opnieuw op het doel afschoot, met de Slurk stevig onder haar arm, kwam Zograv, de Bulgaarse Wachter, haar tegemoet. Wat er daarna gebeurde, ging zo snel dat Harry het niet kon zien, maar aan de woedende kreten vanaf de Ierse tribunes en het lange, schrille fluitsignaal van Moestafa, hoorde hij dat er een overtreding had plaatsgevonden.

'Moestafa geeft de Bulgaarse Wachter op z'n donder wegens knoerten ‐ ongeoorloofd gebruik van de ellebogen!' verkondigde Bazuyn tegen de schreeuwende en joelende menigte. 'En ‐ ja. hij geeft een strafworp aan Ierland!'

De Ierse kabouters, die als een zwerm woedende, glitterende horzels waren opgestegen toen Mullet die elleboogstoot kreeg, dromden nu samen en vormden de woorden 'HA HA HA!' De Glamorgana's aan de andere kant van het veld sprongen overeind, wierpen woest hun haar in hun nek en begonnen weer te dansen.

De gebroeders Wemel en Harry staken als één man hun vingers in hun oren, maar Hermelien, die daar niet de moeite voor had genomen, rukte al gauw aan Harry's arm. Hij keek haar aan en ze trok ongeduldig zijn vingers uit zijn oren.

'Moet je de scheidsrechter zien!' zei ze giechelend.

Harry keek weer naar het veld Hassan Moestafa was vlak voor de dansende Glamorgana's neergestreken en gedroeg zich heel erg vreemd Hij liet zijn spierballen zien en streek opgewonden over zijn snor.

'Dat kunnen we echt niet hebben!' zei Ludo Bazuyn, hoewel hij het zo te horen dolkomisch vond. 'Kan iemand de scheidsrechter even een klap geven?'

Er kwam een toverzorger aangehold over het veld, met zijn eigen vingers diep in zijn oren gestoken, die Moestafa een harde schop tegen zijn schenen gaf. Moestafa scheen weer bij zijn positieven te komen; door zijn Omniscoop zag Harry dat hij vreselijk opgelaten leek en iets schreeuwde tegen de Glamorgana's, die waren opgehouden met dansen en er opstandig uitzagen.

'En als ik me niet heel erg vergis, doet Moestafa nu een poging om de Bulgaarse mascottes van het veld te sturen!' zei Bazuyn. 'Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt... o, dit zou wel eens uit de hand kunnen lopen...'

Dat gebeurde ook: de Bulgaarse Drijvers, Volkov en Vulkanov, waren aan weerszijden van Moestafa geland en gingen woedend met hem in discussie. Ze gebaarden furieus naar de kabouters, die vol leedvermaak de woorden 'HI HI HI!' hadden gevormd. Moestafa leek echter niet onder de indruk van hun argumenten; hij pookte met zijn vinger in de lucht en droeg de Bulgaren duidelijk op om weer te gaan vliegen. Toen ze dat weigerden, gaf hij twee korte, snerpende fluitjes.

'Twee strafworpen voor Ierland!' schreeuwde Bazuyn en het Bulgaarse deel van het publiek krijste van woede. 'En als ik Volkov of Vulkanov was, zou ik maar gauw op die bezem stappen... ja... daar gaan ze... en Troy neemt de Slurk...'

Het spel werd nu ongehoord woest. De Drijvers van beide partijen traden genadeloos op en vooral Volkov en Vulkanov leek het niets te kunnen schelen of hun knuppels in contact kwamen met Beukers of met tegenstanders, zo wild maaiden ze door de lucht. Dimitrov schoot recht op Moran af, die de Slurk had, en sloeg haar bijna van haar bezem.

'Overtreding!' brulden de Ierse supporters, die als één man overeind sprongen, als een groene golf.

'Overtreding!' herhaalde de magisch versterkte stem van Ludo Bazuyn. 'Dimitrov schrepelt Moran ‐ hij vliegt met opzet tegen haar aan ‐ en dat wordt opnieuw een strafworp... ja, daar klinkt het fluitje!'

De Ierse kabouters waren opnieuw opgestegen en vormden nu een reusachtige hand, die een heel erg onbeleefd gebaar maakte naar de Glamorgana's aan de overkant. Toen die dat zagen, verloren ze hun zelfbeheersing. Ze holden over het veld op de kabouters af en begonnen ze zo te zien met handenvol vuur te bekogelen. Terwijl Harry toekeek door zijn Omniscoop, zag hij dat ze in de verste verte niet mooi meer waren. Integendeel, hun gezichten rekten uit tot scherpe vogelkoppen met wrede snavels en vanuit hun schouders ontvouwden zich plotseling lange, geschubde vleugels ‐

'En dat, jongens,' schreeuwde meneer Wemel boven het tumult van het publiek uit, 'is waarom je nooit alleen op het uiterlijk moet letten!'

Tovenaars van het Ministerie stroomden het veld op om de Glamorgana's en Kabouters te scheiden, maar met weinig succes; ondertussen viel de veldslag die beneden plaatsvond in het niet bij de strijd die in de lucht werd gevoerd. Harry draaide constant van links naar rechts en staarde door zijn Omniscoop terwijl de Slurk met de snelheid van een kogel van hand verwisselde.

'Levski ‐ Dimitrov ‐ Moran ‐ Troy ‐ Mullet ‐ Ivanova ‐ opnieuw Moran ‐ Moran ‐ MORAN SCOORT!'

Het gejuich van de Ierse supporters werd overstemd door het gekrijs van de Glamorgana's, de knallen die opklonken uit de toverstokken van de leden van het Ministerie en het woedende gehuil van de Bulgaren. De wedstrijd ging onmiddellijk verder; nu had Levski de Slurk, nu Dimitrov ‐

Quigley, een van de Ierse Drijvers, haalde met volle kracht uit naar een langssuizende Beuker en sloeg die zo hard mogelijk naar Kruml. Die dook niet op tijd weg en de bal raakte hem vol in het gezicht.

Op de tribunes klonk luid gekreun; het leek of Kruml zijn neus had gebroken en zijn gezicht zat onder het bloed, maar Hassan Moestafa floot niet. Hij was afgeleid en dat kon Harry hem niet kwalijk nemen; een van de Glamorgana's had een handvol vuur naar hem gegooid en de staart van zijn bezem stond in brand.

Harry wilde dat iemand zou beseffen dat Kruml geblesseerd was; hij was weliswaar voor Ierland, maar Kruml was de meest opwindende speler op het veld. Het was duidelijk dat Ron er net zo over dacht.

'Time out! Kom op, scheids, zo kan hij niet spelen, moet je hem zien ‐'

'Moet je Lynch zien!' gilde Harry.

De Ierse Zoeker was plotseling aan een duikvlucht begonnen en Harry was ervan overtuigd dat dit geen Spatski‐schijnbeweging was, maar ernst...

'Hij heeft de Snaai gezien!' schreeuwde Harry. 'Hij heeft hem gezien! Kijk hem vaart maken!'

De helft van het publiek scheen te beseffen wat er aan de hand was; de Ierse supporters kwamen in een groene golf overeind en moedigden hun Zoeker luidkeels aan... maar Kruml zat hem op de hielen. Harry begreep niet hoe hij nog kon zien waar hij vloog; er dwarrelden druppels bloed achter hem aan, maar hij was al bijna op gelijke hoogte met Lynch terwijl ze allebei weer op de grond afsuis‐den ‐

'Ze storten neer!' krijste Hermelien. 'Welnee!' brulde Ron. 'Lynch wel!' gilde Harry.

En hij had gelijk ‐ voor de tweede keer kwam Lynch met een daverende klap op de grond en werd onmiddellijk besprongen door een horde woedende Glamorgana's.

'De Snaai, waar is de Snaai?' brulde Charlie, die ietsje verderop zat.

'Hij heeft hem ‐ Kruml heeft hem ‐ de wedstrijd is afgelopen!' schreeuwde Harry.

Kruml, wiens rode gewaad nat was van het bloed uit zijn neus, steeg langzaam weer op, met zijn vuist hoog opgestoken en een gouden schittering in zijn hand.

Boven de hoofden van de menigte flitste het scorebord BULGARDE: HONDERDZESTIG ‐ IERLAND: HONDERDZEVENTIG, maar men had blijkbaar nog niet door wat er precies gebeurd was. Langzaam, alsof er een enorme jumbojet startte, werd het rumoer onder de Ierse supporters luider en barstten ze in opgetogen gegil en gejoel los.

'IERLAND WINT!' schreeuwde Bazuyn, die blijkbaar nogal overdonderd was door het plotselinge einde van de wedstrijd, net als het publiek. 'KRUML PAKT

DE SNAAI ‐ MAAR IERLAND WINT ‐ lieve hemel, ik geloof niet dat iemand dat verwacht had!'

'Waarom moest hij zo nodig de Snaai pakken?' brulde Ron, terwijl hij tegelijkertijd op en neer danste en met zijn handen boven zijn hoofd applaudisseerde.

'Nu was de wedstrijd meteen afgelopen, terwijl Ierland honderdzestig punten voorstond. Wat een idioot!'

'Hij wist dat ze Ierland nooit meer in konden halen,' schreeuwde Harry boven het lawaai uit en hij klapte opgetogen. 'De Ierse lagers waren gewoon te goed... hij wilde op zijn manier een einde maken aan de wedstrijd...'

'Dat was wel vreselijk dapper van hem, hè?' zei Hermelien, die zich vooroverboog om te kunnen zien hoe Kruml landde en hoe een horde mediamagiërs zich met geweld een weg baande door de vechtende kabouters en Glamorgana's om bij hem te kunnen komen. 'Hij ligt helemaal in de kreukels...'

Harry keek weer door zijn Omniscoop. Het was moeilijk te zien wat er beneden precies gebeurde, omdat er hele zwermen feestvierende kabouters kriskras over het veld vlogen, maar hij kon nog net de gedaante van Kruml onderscheiden, omringd door mediamagiërs. Hij zag er norser uit dan ooit en weigerde zich te laten verzorgen. Zijn ploeggenoten stonden om hem heen, hoofdschuddend en terneergeslagen, maar ietsje verderop dansten de Ierse spelers opgetogen in een kring, onder een regen van goud die door hun mascottes werd uitgestrooid. Overal in het stadion zwaaiden vlaggen, van alle kanten schetterde het Ierse volkslied en de Glamorgana's slonken tot hun normale, beeldschone gedaantes, al leken ze nu nogal ontmoedigd en verslagen.

'Vel, ve hebben ons dapper geveerd,' zei een sombere stem achter Harry. Hij keek om: het was de Bulgaarse Minister van Toverkunst.

'Dus u spreekt niet alleen Bulgaars!' zei Droebel diep verontwaardigd. 'En u heeft me de hele dag alles in gebarentaal laten doen!'

'Tja, dat vas ook zo ontzettend grappig,' zei de Bulgaarse Minister schouderophalend.

'En terwijl het Ierse team een ereronde maakt, geflankeerd door hun mascottes, wordt de Wereldbeker naar de Topbox gebracht!' bulderde Bazuyn. Harry werd verblind door een fel wit schijnsel toen de Topbox plotseling magisch verlicht werd, zodat iedereen in het stadion de uitreiking kon volgen. Toen Harry met half toegeknepen ogen naar de ingang van de box tuurde, zag hij twee hijgende tovenaars aankomen met een gigantische gouden beker, die ze aan Cornelis Droebel overhandigden. Die leek nog steeds gepikeerd omdat hij de hele dag voor niets gebarentaal had gebruikt.

'En nu graag een daverend applaus voor de dappere verliezers ‐Bulgarije!' riep Bazuyn.

De zeven verslagen Bulgaarse spelers liepen de trap op naar de Topbox. De mensen op de tribunes applaudisseerden vol waardering; Harry zag duizenden en nog eens duizenden Omniscooplenzen in hun richting flitsen.

Een voor een schuifelden de Bulgaren tussen de stoelen door de box binnen en Bazuyn riep hun namen om terwijl ze eerst een hand kregen van hun eigen Minister en daarna van Droebel. Kruml, die de laatste in de rij was, zag er niet uit. Hij had twee spectaculaire blauwe ogen en zijn gezicht zat onder het bloed, maar hij had de Snaai nog steeds in zijn hand. Het viel Harry op dat hij op de grond een veel minder zekere indruk maakte: hij had een beetje platvoeten en nogal gebogen schouders. Maar toen de naam van Kruml werd omgeroepen, trakteerde het hele stadion hem op een oorverdovend gejuich. En toen was de Ierse ploeg aan de beurt. Aidan Lynch werd ondersteund door Moran en Connolly; na die tweede smak scheen hij nog steeds versuft te zijn en zijn ogen stonden wazig. Hij grijnsde echter opgetogen toen Troy en Quigley de beker omhooghielden en het publiek juichte en floot. Harry's handen waren gevoelloos van het klappen.

Toen het Ierse team de box ten slotte verliet om nog een ererondje te maken op hun bezems (Aidan Lynch achterop bij Connolly, die hij stevig om zijn middel vasthield terwijl hij nog steeds met een nogal verdwaasde grijns voor zich uit staarde), wees Bazuyn met zijn toverstok op zijn keel en mompelde:

'Quietus'

'Over deze wedstrijd zal nog jarenlang worden nagepraat,' zei hij schor. 'Een totaal onverwachte wending... jammer dat de match niet langer geduurd heeft... o ja... ja, jullie krijgen nog wat van me... hoeveel was het ook alweer?'

Want Fred en George waren over de rugleuning van hun stoelen geklauterd en stonden nu voor Ludo Bazuyn, met een brede grijns en uitgestoken handen.

Hoofdstuk 9

Het Duistere Teken

'Zeg alsjeblieft niet tegen je moeder dat jullie gegokt hebben,' zei meneer Wemel smekend tegen Fred en George toen ze langzaam de met purperen tapijt beklede trap afdaalden.

'Geen paniek, pa,' zei Fred opgetogen. 'We hebben grote plannen met dit geld en we willen niet dat het in beslag wordt genomen.'

Even leek het alsof meneer Wemel zou vragen wat die grote plannen waren, maar bij nader inzien scheen hij toch maar te besluiten dat hij dat liever niet wilde weten.

Al gauw raakten ze verstrikt in de mensenstromen die het stadion verlieten en over het door lantaarns verlichte pad terugkeerden naar het kampeerterrein. De nachtelijke stilte werd verstoord door luidruchtig gezang en boven hun hoofden vlogen constant Ierse kabouters over, die grinnikend met hun lampjes zwaaiden. Toen ze eindelijk bij hun tent waren, had niemand zin om al naar bed te gaan en gezien de enorme herrie, besloot meneer Wemel om nog een laatste beker chocola te drinken voor ze gingen slapen. Er werd druk nagepraat over de wedstrijd; meneer Wemel had een hele discussie met Charlie over knoerten en pas toen Ginny pardoes aan tafel in slaap viel en een grote plas hete chocola op de grond morste, maakte meneer Wemel een einde aan alle verbale herhalingen en stuurde hij iedereen naar bed. Hermelien en Ginny gingen naar hun eigen tent en Harry en de rest van de Wemels trokken hun pyjama's aan en klommen in hun stapelbedden. In de verte, aan de andere kant van het kampeerterrein, hoorden ze nog steeds gezang en af en toe een donderende knal.

'Wat ben ik blij dat ik vannacht geen dienst heb!' mompelde meneer Wemel slaperig. 'Stel je voor dat je tegen die Ieren moet zeggen dat ze moeten stoppen met feestvieren.'

Harry, die boven in een stapelbed lag, met Ron onder zich, staarde naar het canvas dak van de tent, keek naar de gloeiende lantaarntjes van af en toe overvliegende kabouters en liet de meest spectaculaire manoeuvres van Kruml nogmaals de revue passeren Hij popelde om op zijn eigen Vuurflits te stappen en die Spatski‐schijnbeweging uit te proberen... om de een of andere reden was Olivier Plank er, zelfs met al zijn wriemelende diagrammen, nooit helemaal in geslaagd om uit te leggen hoe die ging... Harry zag zichzelf in gedachten een Zwerkbalgewaad dragen met zijn naam op zijn rug en hoorde het gejuich van een honderdduizendkoppig publiek toen Ludo Bazuyns stem door het stadion schalde: 'En daar is... Potter!'

Harry kwam er nooit achter of hij nou echt in slaap was gesukkeld of niet ‐ het zou heel goed kunnen dat zijn fantasieën over vliegen als Kruml waren overgegaan in echte dromen Hij wist alleen dat hij meneer Wemel plotseling hoorde roepen:

'Opstaan! Ron ‐ Harry ‐ vooruit, opstaan, dit is dringend!'

Harry ging vlug overeind zitten en zijn kruin raakte het canvas.

'Tisser?' mompelde hij.

Hij was zich er vaag van bewust dat er iets mis was. De geluiden op het kampeerterrein waren veranderd. Er werd niet meer gezongen en hij hoorde gegil en rennende voetstappen.

Hij liet zich van het stapelbed glijden en wilde zijn kleren pakken, maar meneer Wemel, die snel zijn spijkerbroek had aangetrokken over zijn pyjama, zei:

'Geen tijd voor, Harry ‐ pak een jas en ga naar buiten, vlug!'

Harry deed wat hem gezegd werd en haastte zich de tent uit, met Ron op zijn hielen.

In het licht van de weinige kampvuurtjes die nog brandden, zag hij mensen naar het bos rennen, op de vlucht voor iets wat in hun richting kwam, iets wat vreemde lichtflitsen en knallende geluiden voortbracht. In de verte hoorde hij luid gejoel, bulderend gelach en dronken gegil en toen volgde er een felle groene flits, die het hele tafereel verlichtte.

Een grote groep tovenaars, dicht opeengepakt en met hun toverstokken recht omhooggestoken, marcheerde langzaam over het terrein. Harry kneep zijn ogen toe... het was alsof ze geen gezichten hadden... maar toen besefte hij dat ze kappen en maskers droegen. Hoog boven hun hoofden zweefden vier spartelende gedaanten, die gedwongen werden allerlei groteske houdingen aan te nemen. Het was alsof de gemaskerde tovenaars poppenspelers waren en de mensen in de lucht marionetten die vastzaten aan onzichtbare touwtjes die oprezen uit de toverstokken. Twee van de gedaanten waren heel klein.

Er sloten zich nog meer tovenaars bij de marcherende groep aan, tovenaars die lachten en naar de zwevende lichamen wezen. Tenten werden platgetrapt door de aanzwellende menigte en Harry zag een paar keer hoe een tovenaar er eentje opzij blies met zijn toverstaf. Meerdere tenten vlogen in brand. Het gegil werd luider.

De zwevende mensen werden plotseling verlicht toen ze over een brandende tent dreven en Harry herkende meneer Rolvink, de beheerder van het kampeerterrein. De andere drie zouden heel goed zijn vrouw en kinderen kunnen zijn. Een van de marcherende tovenaars keerde mevrouw Rolvink ondersteboven met zijn staf; haar nachthemd viel omlaag en je kon haar volumineuze onderbroek zien; ze probeerde wanhopig haar nachthemd op te trekken terwijl de menigte onder haar juichte en joelde van leedvermaak.

'Dat is ziek,' mompelde Ron, die naar het kleinste Dreuzelkind keek dat twintig meter boven de grond rondtolde, met een hoofd dat slap heen en weer bungelde. 'Dat is écht ziek...'

Hermelien en Ginny kwamen ook haastig aanlopen en deden een jas aan over hun nachthemd. Ze werden gevolgd door meneer Wemel en op hetzelfde moment kwamen Bill, Charlie en Percy de tent uit. Ze waren helemaal aangekleed, hadden hun mouwen opgestroopt en hun toverstok in hun hand.

'We gaan het Ministerie helpen,' riep meneer Wemel boven het lawaai uit en hij rolde zijn eigen mouwen op. 'Maak dat jullie het bos inkomen en blijf bij elkaar! Zodra we dit opgelost hebben, kom ik jullie halen!'

Bill, Charlie en Percy renden op de naderende groep tovenaars af en meneer Wemel sprintte achter hen aan. Vanuit alle richtingen kwamen tovenaars van het Ministerie op de herrieschoppers afhollen. De menigte onder het gezin Rolvink kwam steeds dichterbij.

'Kom op,' zei Fred, die Ginny's hand greep en haar meetrok naar het bos Harry, Ron. Hermelien en George volgden hen. Aan de bosrand keken ze achterom. De groep onder het gezin Rolvink was groter dan ooit; ze zagen hoe tovenaars van het Ministerie door de menigte probeerden heen te breken om bij de gemaskerde magiërs in het midden te komen, maar dat kostte grote moeite. Zo te zien durfden ze geen spreuken te gebruiken waardoor de

Rolvinken zouden kunnen vallen.

De gekleurde lantaarns die het pad naar het stadion hadden verlicht waren gedoofd Donkere gedaanten stommelden tussen de bo‐

men door; kinderen huilden; angstig geschreeuw en ongeruste stemmen galmden door de kille nachtlucht. Harry werd links en rechts aangestoten door mensen wier gezichten hij niet kon onderscheiden. Opeens slaakte Ron een kreet van pijn.

'Wat is er?' zei Hermelien geschrokken en ze bleef zo abrupt staan dat Harry tegen haar opbotste. Ron, waar ben je? O, dit is echt te gek voor woorden ‐

Lamos!'

Ze verlichtte de punt van haar toverstok en richtte de smalle stralenbundel op het pad. Ron lag languit op de grond.

'Gestruikeld over een boomwortel!' zei hij nijdig, terwijl hij weer overeind krabbelde.

'Wat wil je ook, met zulke grote poten?' zei een lijzige stem vlak achter hen.

Harry. Ron en Hermelien draaiden zich snel om. Draco Malfidus leunde tegen een boom en maakte een zeer ontspannen indruk. Hij had zijn armen over elkaar geslagen en had de onlusten op het kampeerterrein blijkbaar gadegeslagen door een opening tussen de bomen. Ron zei iets tegen Malfidus waarvan Harry wist dat hij het nooit had durven zeggen als zijn vader erbij was geweest.

'Wat een taal, Wemel!' zei Malfidus en zijn bleke ogen glinsterden. 'Kunnen jullie trouwens niet beter snel doorlopen? jullie willen toch niet dat ze haar in de smiezen krijgen?'

Hij knikte naar Hermelien en op hetzelfde moment klonk op het kampeerterrein een dreun alsof er een bom was ontploft en werden de bomen even verlicht door een felle groene flits.

'Wat bedoel je daar nou weer mee?' zei Hermelien uitdagend.

'Griffel, ze hebben het op Dreuzels gemunt,' zei Malfidus 'Wil jij ook graag in de lucht zweven, en je onderbroek laten zien? Wacht dan even... ze komen deze kant uit, dan hebben we tenminste iets om te lachen.'

'Hermelien is een heks!' snauwde Harry.

'Als jij het zegt, Potter,' zei Malfidus met een boosaardige grijns. 'Als je denkt dat ze geen Modderbloedjes kunnen herkennen, moet je vooral hier blijven.'

'Let op je woorden, jij!' schreeuwde Ron. Iedereen wist dat 'Modderbloedje' een heel beledigend woord was voor een heks of tovenaar met Dreuzelouders.

'Laat maar, Ron,' zei Hermelien vlug en ze greep Ron bij zijn arm toen die een stap in de richting van Malfidus deed. Achter de bomen klonk de luidste knal die ze tot dusver hadden gehoord. Verschillende mensen gilden. Malfidus grinnikte zachtjes. 'Stelletje angsthazen,' zei hij sloom, jullie pappie heeft zeker gezegd dat jullie gauw de benen moesten nemen, hè? Wat is hij aan het doen ‐ druk bezig die Dreuzels te redden?'

'Waar zijn jouw ouders eigenlijk?' zei Harry, die nu echt kwaad werd. 'Lopen die soms rond met maskers op?'

Malfidus keek Harry aan en glimlachte nog steeds. 'Nou... zelfs als dat zo was, zou ik dat niet tegen je zeggen, Potter.'

'Kom op,' zei Hermelien, die Malfidus een blik vol walging toewierp. 'Laten we de anderen gaan zoeken.'

'Hou dat grote harige hoofd van je uit de vuurlinie. Griffel.' sneerde Malfidus.

'Kom op!' herhaalde Hermelien en ze trok Harry en Ron mee over het pad.

'Ik wil wedden dat z'n vader bij die gemaskerde lui hoort!' zei Ron verhit.

'Nou, met een beetje geluk krijgt het Ministerie hem te pakken!' zei Hermelien vurig. 'Hè, niet te geloven! Waar zijn de anderen?'

Fred, George en Ginny waren nergens te bekennen, hoewel het pad volgepakt was met mensen die allemaal nerveus achteromkeken, in de richting van het kampeerterrein.

Ietsje verderop stond een groepje jongelui in pyjama luidruchtig te discussiëren. Toen ze Harry, Ron en Hermelien zagen, keerde een meisje met dik, krullend haar zich om en zei vlug: 'Où est Madame Mallemour? Nous l'avons perdue ‐'

'Eh ‐ pardon?' zei Ron.

'O...' Het meisje dat hem had aangesproken keerde hen weer de rug toe en toen ze doorliepen hoorden ze haar duidelijk 'Zwienstien' zeggen

'Beauxbatons,' mompelde Hermelien. 'Sorry?' zei Harry.

'Dat zijn vast leerlingen van Beauxbatons,' zei Hermelien. 'Je weet wel... Beauxbatons Academie voor Toverkunst... daar heb ik over gelezen in Europa. Een Analyse van net Magische Onderwijs'

'O... ja... natuurlijk...' zei Harry.

'Fred en George kunnen niet ver zijn,' zei Ron, die zijn toverstok pakte, hem ook verlichtte en over het pad tuurde. Harry zocht in zijn jaszakken naar zijn eigen staf ‐ maar die was nergens te vinden. Het enige dat hij voelde was zijn Omniscoop.

'O nee! Niet te geloven... ik ben m'n toverstaf kwijt!' 'Dat meen je toch niet?'

Ron en Hermelien hieven hun eigen stokken zo hoog op dat de smalle stralenbundels wat meer licht verspreidden over de grond en Harry keek om zich heen, maar zijn toverstaf was nergens te bekennen.

'Misschien ligt hij nog in de tent,' zei Ron.

'Of is hij uit je zak gevallen toen we wegrenden,' zei Hermelien bezorgd.

'Ja,' zei Harry, 'misschien...'

In de toverwereld had hij zijn stok normaal gesproken altijd bij zich en hij voelde zich heel kwetsbaar nu alles zo chaotisch was en hij hem nergens kon vinden.

Ze schrokken zich alledrie te pletter toen ze ietsje verderop een ritselend geluid hoorden. Winky de huis‐elf baande zich een weg door het struikgewas, maar ze liep heel raar, alsof een onzichtbare hand haar tegen probeerde te houden.

'Er zijn slechte tovenaars!' piepte ze verward, terwijl ze moeite deed om te blijven rennen. 'Mensen hoog ‐ hoog in de lucht! Winky neemt de benen!'

Ze verdween tussen de bomen aan de overkant van het pad, hijgend en piepend en worstelend tegen de kracht die haar tegenhield.

'Wat heeft ze?' zei Ron, die Winky nieuwsgierig nakeek. 'Waarom kan ze niet gewoon rennen?'

'Ik denk dat ze geen toestemming heeft van haar eigenaar om zich te verschuilen,' zei Harry. Hij dacht aan Dobby: iedere keer als die iets had gedaan wat de familie Malfidus niet aanstond, was hij gedwongen geweest zichzelf te slaan.

'Ik vind dat huis‐elfen echt zwaar onderdrukt worden!' zei Hermelien verontwaardigd. 'Het is je reinste slavernij! Ze moest van die meneer Krenck helemaal boven in het stadion zitten, terwijl ze hoogtevrees heeft, en hij heeft haar zó in z'n macht dat ze niet eens weg kan rennen als die lui tenten beginnen plat te branden! Waarom doet niemand daar iets aan?

'Nou, die elfen zelf vinden het best,' zei Ron. 'Je hebt Winky toch gehoord tijdens de wedstrijd. "Huis‐elfen hoort geen lol te hebben"... ze vinden het juist leuk om gekoeioneerd te worden...'

'Mensen zoals jij houden verrotte en onrechtvaardige systemen in stand, Ron,' zei Hermelien opgewonden. 'Alleen omdat jullie te lui zijn om ‐'

Opnieuw klonk er een luide knal aan de rand van het bos.

'Zullen we doorlopen?' zei Ron en Harry zag hem geïrriteerd naar Hermelien kijken. Misschien school er een kern van waarheid in wat Malfidus had gezegd en liep Hermelien inderdaad meer gevaar dan zij. Ze liepen verder terwijl Harry nog steeds in zijn zakken zocht, ook al wist hij dat zijn toverstok daar niet in zat.

Ze volgden het donkere pad dieper het bos in en keken steeds of ze Fred, George en Ginny zagen. Ze passeerden een groepje kakelend lachende kobolden, die bij een grote zak goud stonden die ze ongetwijfeld hadden gewonnen met wedden op de match en die zich niets schenen aan te trekken van het tumult op het kampeerterrein. Weer ietsje verder scheen er plotseling een wazig, zilverachtig licht over het pad en zagen ze op een open plek drie lange, beeldschone Glamorgana's staan, omringd door een groep gretige jonge tovenaars van wie de een nog harder praatte dan de ander.

'Ik verdien minstens honderd zakken Galjoenen per jaar!' riep een van hen. 'Ik ben Drakendoder bij het Comité voor de Vernietiging van Gevaarlijke Wezens.'

'Dat lieg je!' schreeuwde zijn vriend. 'Je bent bordenwasser in de Lekke Ketel... maar ik ben Vampierjager! Ik heb er al een stuk of negentig te pakken gekregen ‐'

Een derde jonge tovenaar, wiens puistjes zelfs in het vage, zilveren schijnsel van de Glamorgana's duidelijk zichtbaar waren, viel de anderen in de rede en riep: 'En ze staan op 't punt om mij tot de jongste Minister van Toverkunst ooit te benoemen!'

Harry proestte het uit. Hij herkende de puisterige tovenaar: hij heette Sjaak Stuurman en was conducteur op de Collectebus. Hij wilde dat tegen Ron zeggen, maar diens gezicht was merkwaardig star geworden en een ogenblik later schreeuwde hij: 'Heb ik al verteld dat ik een bezemsteel heb uitgevonden waarmee je helemaal tot lupiter komt?'

'Nou ja!' zei Hermelien. Zij en Harry grepen Ron stevig bij zijn armen, draaiden hem om en dwongen hem door te lopen. Tegen de tijd dat de geluiden van de Glamorgana's en hun bewonderaars waren weggestorven, bevonden ze zich diep in het bos. Ze schenen alleen te zijn; alles was veel stiller. Harry keek om zich heen. 'Ik denk dat we hier wel kunnen wachten. Als er iemand aankomt, horen we hem al op een kilometer afstand.'

Hij had dat nauwelijks gezegd of Ludo Bazuyn stapte een paar meter verder achter een boom vandaan. Zelfs in het flauwe licht van hun twee toverstokken, zag Harry dat Bazuyn een regelrechte gedaanteverwisseling had ondergaan. Hij was niet meer vrolijk en blozend en zijn stappen waren niet veer‐krachtig meer. Hij zag er heel bleek en gespannen uit.

'Wie is daar?' zei hij, knipperend met zijn ogen in een poging om hun gezichten te onderscheiden. 'Wat doen jullie hier, helemaal alleen in het bos?'

Ze keken elkaar verbaasd aan.

'Nou ‐ er is een soort rel aan de gang,' zei Ron.

Bazuyn staarde hem aan. 'Wat?'

'Op het kampeerterrein... een stel idioten heeft een Dreuzelgezin te pakken...'

Bazuyn vloekte luid. 'Schoften!' zei hij geagiteerd, en zonder verder nog een woord te zeggen Verdwijnselde hij, met een klein, plop‐pend geluidje.

'Onze meneer Bazuyn houdt niet echt de vinger aan de pols. hè?' zei Hermelien fronsend.

'Hij was anders wel een fantastische Drijver,' zei Ron, die hen voorging naar een kleine open plek naast het pad en op een stuk droog gras aan de voet van een boom ging zitten. 'De Winterpayne Wasps zijn drie keer op rij kampioen geworden toen hij voor ze speelde.'

Hij haalde zijn model van Kruml uit zijn zak, zette het op de grond en keek een tijdje hoe het poppetje rondliep. Net als de echte Kruml had het model een beetje platvoeten en ronde schouders en zoals hij daar rondwaggelde, was hij veel minder indrukwekkend dan op zijn bezemsteel. Harry luisterde of hij nog iets hoorde op het kampeerterrein. Alles was stil; misschien was de orde hersteld.

'Ik hoop dat de anderen ongedeerd zijn,' zei Hermelien na een tijdje

‘Ja, natuurlijk,' zei Ron.

'Stel je voor dat je vader Lucius Malfidus in z'n kraag grijpt,' zei Harry, die naast Ron ging zitten en keek hoe het poppetje van Kruml met ingezakte schouders over de afgevallen bladeren kloste. 'Hij heeft al zo vaak gezegd dat hij hem graag te pakken zou willen nemen.'

'Dan zou het lachen onze geliefde Draco wel vergaan.' beaamde Ron.

'En die arme Dreuzels,' zei Hermelien nerveus. 'Stel je voor dat ze die niet meer naar beneden kunnen krijgen.'

'Vast wel,' zei Ron geruststellend. 'Ze verzinnen wel iets.'

'Maar het is toch gekkenwerk om zoiets te doen als bijna het hele Ministerie van Toverkunst aanwezig is!' zei Hermelien. 'Ik bedoel, hoe denken ze daarmee weg te komen? Zouden ze te veel gedronken hebben of zijn ze gewoon ‐'

Ze deed er abrupt het zwijgen toe en keek over haar schouder. Harry en Ron keken ook vlug om. Het was alsof er iemand wankelend in de richting van hun open plek liep. Ze wachtten en luisterden, maar de hortende voetstappen achter de donkere bomen hielden plotseling halt.

'Hallo?' riep Harry.

Stilte. Harry stond op en gluurde achter de boom. Het was te donker om ver te kunnen zien, maar hij had het gevoel dat er iemand net buiten hun gezichtsveld stond

'Wie is daar?' riep hij.

En toen werd de stilte volkomen onverwacht verbroken door een heel andere stem dan alle stemmen die ze tot dusver in het bos hadden gehoord en werd er geen paniekerige kreet geslaakt, maar iets wat op een toverspreuk leek.