24
Zijt g'ooit van uw leven al 's wakker geworden naast een café au lait wijfke? Het was bij mij ook de eerste keer en ik kon gewoon m'n ogen niet van dat velleke afhouden. We hebben tot 'n uur of vier aan één stuk door gevrijd en ik moet bekennen: zoiets moet g' eerst meemaken. Biche, want zo heet ze, is, hoe zou ik zeggen, een puur erotisch natuurwezen, het is zonder ophouden van knuffel mij, chéri, kus me overal, caresse-moi, caresse, enzovoort. En ik herken mezelf niet meer, want ik laat me helemaal gaan, ik doe al wat ze vraagt en ik raak m'n kop zo ongeveer kwijt en als ik wakker word, ligt ze naar mij te kijken met die grote zwarte ogen en dan beginnen w' opnieuw, maar ik mag absoluut niks doen, en ze komt klaar zonder dat ik beweeg en zij beweegt ook niet, ik voel alleen diep in haar kutje een serie trillingen en heel haar lijveke is gespannen als een veer. Om halfacht staat ze op, ze pakt 'n douche en gaat naar de bakker, ze komt terug met 'n zak koffiekoeken en dan maakt ze koffie in een percolateur en we gaan aan tafel alsof w'elkaar al jaren kennen. Ze woont in 'n smal straatje achter 't stadhuis, het is er gezellig en ze heeft een heel toffe kat die op bed slaapt en een schildpad die over de plancher rondkruipt, en als ik zo tegen negen uur zeg dat ik weg moet, stelt ze geen vragen en zegt: ‘Chéri, ge zèd' alt'd welkom,’ in Antwerps met een rare tongval en 'n heel fijn stemmeke. Ik geef haar een kus en trek aan haar vlechtjes.
‘Dag, coursepeerdje,’ zeg ik.
‘Hiehie, waarvoor zegde gij datte?’
‘Omdat ge zo'n plezant vel hebt. Gelijk 'n volbloedje.’
‘Hiehie.’
Als ik met m'n plastic zak van C&A op straat sta, moet ik eerst 'n moment overleggen wat ik ga doen, ik mag vooral niet beginnen denken aan wat gisterenavond gebeurd is, ik moet zo rap mogelijk twee dingen doen: het afgesproken contact met Nancy opnemen en daarna bij mij thuis binnengaan in vrouwenkleren, in gewone gedaante weer buitenkomen en naar de kazerne rijden. Ik ben benieuwd of het schaduwteam er nog zal staan.
Safe telefonisch contact met Nancy opnemen is eerder gezegd als gedaan, maar ik heb het professioneel aangepakt om elk risico te vermijden. Vermoedelijk wordt haar telefoon niet afgetapt, maar er staat hoogstwaarschijnlijk 'n pen register op, en haar vanuit m'n huis of vanuit de kazerne opbellen zou de grootste stommiteit zijn die ik kan begaan. Ook niet vanuit 'n café, terwijl ik geschaduwd word. Ik heb zelf genoeg ‘tijdsgebruikschema's’ opgesteld om te weten dat 'n pen register heel gevaarlijk kan zijn. Wat doe ik? Ik loop de FNAC op de Groenplaats in, ga 'n WC binnen en verkleed me in vrouw, loop naar café ‘Rubenshof’ vlakbij, waar Nancy me zoals afgesproken om halftien zal opbellen vanuit 'n telefooncel. Tegen zo'n combine kan 'n pen register niks aanvangen. In het ‘Rubenshof’ ga ik aan een tafeltje zitten en bestel 'n koffie. Tegen de garçon zeg ik met een vrouwenstem: ‘Binnen 'n minuut of tien zal ik opgebeld worden, wilt u me dan verwittigen?’
‘Daar wordt voor gezorgd, mevrouw,’ zegt de garçon joviaal.
Ik drink van m'n koffie en zit te wachten en om halftien word ik geroepen en ik ga in de telefooncel vlak naast het gekleurd glasraam met het portret van Willem Elsschot op.
‘Hallo,’ zegt ze met 'n klein stemmeke.
‘Het is in the pocket,’ zeg ik, ‘hoe voelt g'u?’
‘Maar zus en zo. Waar is euh… waar is Henri nu?’
Wat 'n rare vraag, denk ik, maar ik antwoord: ‘Hij slaapt. Wat dacht g' anders?’
‘Mm. En den auto?’
‘Op de parking van BLOSO.’
‘Hebt ge den dubbele sleutel nog die ik u gegeven heb?’
Ik word pisnijdig.
‘Nee, die heb 'k weggegooid,’ zeg ik, ‘ik wil geen enkel materieel bewijs in m'n bezit houden.’
‘Tant pis.’
‘Ik vraag me af of gij de juiste betekenis van “tant pis” wel kent.’
Ze gaat er niet op in en zegt: ‘Wa moet ik nù doen?’
Aan haar stem hoor ik dat ze op is van de zenuwen.
‘Zoals ik gezegd heb: naar 't politiebureau gaan en een verklaring van vermiste persoon afleggen. Gewoon vertellen dat uw man gisterenavond niet naar huis is gekomen, meer niet.’
Stilte.
‘En den auto?’
‘Is die auto zo belangrijk?’ zeg ik en ik moet me inhouden om niet te vragen of ze soms op haar kop gevallen is. Maar dan krijg ik ineens 'n lumineus idee. Ik zeg: ‘Bel eerst en vooral naar BLOSO en informeer of hij daar gisterenavond inderdaad geweest is en of ze niks abnormaals geconstateerd hebben.’
‘Bon, is dat alles?’
‘Nee, om één uur stipt belt ge vanuit 'n telefooncel het nummer twee drie vier nul twee één acht op. Ik zal daar zijn.’
‘Wacht even, ik noteer: twee drie vier nul twee één acht.’
‘Oké.’
Stilte.
‘Max…’
‘Ja.’
‘Ziet ge me nog gaarne?’
‘Dat weet ge toch, Nancy.’
‘Ik vraag het maar… Omdat ge zo kortaf zijt.’
‘Geef toe. Ik mag het toch ook 'n beetje op m'n zenuwen hebben.’
‘Wanneer zijn we nu weg?’
‘Dat moet nog enkele maanden wachten.’
‘Ik zou zo rap mogelijk weg wille.’
‘Dat is het beste middel om verdachte nummer één te worden.’
‘Waar gaan we naartoe?’
‘Ver weg. Naar Paraguay. Daar kunnen z'u niet vinden.’
‘Dag, schatje,’ zegt ze en ze begint te snikken.
Raar, ik blijf er ijskoud bij.
‘Ik bel u dus om één uur op,’ zegt ze met een hortend stemmeke.
‘Salut.’
Ik kom uit de telefooncel, reken af en loop naar buiten. Op de Groenplaats neem ik 'n taxi en noem een adres op drie straten van m'n flat. Heel de rit probeer ik aan niks te denken, ook niet aan Biche, maar dat gaat niet.
Als ik in m'n straat kom, zie ik 'n zwarte Ford Sierra zonder antenne staan met 'n gast achter het stuur die 'n gazet zit te lezen. Hij staat op 'n plek vanwaaruit hij de ingang van m'n flatgebouw onmogelijk kan zien. Ik loop naar binnen en omdat Martine thuis is, ga ik eerst naar het souterrain, sluit me op in ons keldertje en verkleed me. Ik laat de plastic zak achter en neem de lift. Ze maft nog, ze zal weer Vesparax gepakt hebben zoals altijd in het weekend. Ik loop de badkamer in en kijk naar m'n gezicht. Zwarte kringen onder m'n ogen van 't vogelen, maar zo te zien redelijk relaxed, al heb ik maar 'n paar uren geslapen. Ik poets m'n tanden, spoel m'n gezicht met koud water, doe 'n denim Lee-ensemble aan met cowboy boots en neem de lift. Ik loop monter naar m'n Golf en zie in de achteruitkijkspiegel dat de gast in z'n gazet blijft lezen. Ik rijd door en er gebeurt niks. Dat is link. Ik rijd 'n zijstraat in en parkeer. Een kwartier lang blijf ik zitten. Niks. Dan stap ik uit en begin met de CM-scanner m'n wagen af te tasten. Op zeker moment begint de scanner te biepen. Ik zoek tot ik de mini-transmitter heb gevonden, die de gasten van afdeling R tegen m'n chassis hebben geplakt. Ze hebben dus 'n goniowagen ingezet, die de signalen van de bug opvangt en heel gemakkelijk m'n plaats kan bepalen op z'n videoscherm. Ik kan drie dingen doen: de bug er afhalen en tegen de straatstenen kapotgooien, 'm op een andere auto plakken om wat met hun kloten te spelen of 'm gewoon laten waar hij is. Ik doe het laatste. Dan heb ik alle voordelen. Ze denken dat ik van niks weet en ik ken het merk van de goniowagen. Dààrom had die Sierra geen dakantenne. Ik rijd door naar de kazerne. Ik zal ervoor zorgen dat de gast met z'n gazet een hele dag met z'n duimen zal draaien.
Met de BMW 525 i van POSA, die nog gediend heeft om ‘Claro’ op te laden, rijd ik de kazerne uit. In uniform en met 'n opgeplakte snor, m'n eigen moeder zou me zo niet herkennen. De zwarte Sierra is niet te zien. Het is kwart over twaalf en ik rijd op m'n gemak naar de bar in het Century Center in de Pelikaansstraat, waar Nancy me om één uur zal bellen. Ik heb 'n biefstuk frites gegeten in de kantine en wat gekaart met collega's op weekenddienst. Onderweg doe ik m'n uniform uit en trek de snor af. Ik rijd de BMW in de parkeergarage van de Appelmansstraat, want zoals gewoonlijk is er buiten geen vierkante meter vrij, en ik loop naar de bar in kwestie. De garçon kent me, ik zit achter een tonic te wachten en om één uur stipt word ik geroepen.
‘Hallo,’ zeg ik.
‘Moet ge nù 's wa wete? Henri z'n auto staat er nie meer!’ roept ze, zo hard dat ik de hoorn vijf centimeter van m'n oor moet houden.
‘Dat kàn niet,’ zeg ik cool.
‘Zegt dan da'k lieg!’
Ze is verschrikkelijk over haar toeren, maar dat is normaal, tenslotte is haar echtgenoot vermist.
‘Wat zeiden z'op 't politiebureau?’ vraag ik.
‘Niks. Z'hebbe daar m'n verklaring opgenome en gezegd da, als ik maandag nog geen nieuws heb, da 'k dan opnieuw moet kome en dan zulle z'hem op 'n lijst late zette.’
‘De lijst van vermiste personen,’ zeg ik.
‘Weet gij nie waardat dien auto zou kunne zijn?’
‘Gestolen, zeker?’
‘Da zegge ze bij BLOSO ook. Het is al den derde in twee maande tijd, schijnt 't.’
‘Wat zeiden ze nog meer?’
‘Da ze niks speciaals gezien hebbe, maar dat er ook nog 'n àndere verdwenen is.’
‘Een auto?’
‘Nee, 'n mens.’
‘Zozo.’
‘Ja, ene die gisterenavond van acht tot tien ook sport gedaan heeft, maar die zijnen auto sta nog op de parking.’
‘In 'n grote stad gebeurt er van alles.’
‘Moet ik den auto aangeve als gestole?’
‘Dat zou'k in géén geval doen.’
‘Waarom nie?’
‘Stomme geit, hij kan toch evengoed met zijn auto ergens naartoe gereden zijn!’ schreeuw ik.
Stilte.
‘Bon,’ zegt ze, ‘tot maandag dan.’
‘Gij zijt zeker getikt?’
‘Waarom zegt ge da?’
Ik kan natuurlijk niet zeggen dat haar huis al bijna een week onder surveillance van de Gerechtelijke Politie staat.
‘Dat is gevaarlijk.’
‘Ik zie nie in waarom. En ik ben op van de zenuwe. Ik moet hier alles alleen doen!’
‘Als ze ooit 't minste vermoeden krijgen dat er tussen ons getweeën iets is, dan word ik geconvoceerd en door de wringer gehaald.’
‘Bangerik.’
‘Nancy, ik méén het, ik wéét wat me dan te wachten staat!’
Stilte.
‘Bon. Wanneer belle we nog 's?’
‘Ik zal u contacteren,’ zeg ik op een toon alsof ik orders geef tijdens een briefing, ik heb ineens een pijnscheut alsof ik een Tsuki in m'n buik heb gekregen. En m'n maag gooit op.
‘Salut dan, Max.’
Ze begint weer te snikken.
‘Salut,’ zeg ik en hang de hoorn op.
Als ik achter m'n tonic zit, heb ik van onder tot boven den bibber en m'n hemd is nat van 't zweet. Ik heb nog een gram coke over, maar ik houd me in, al is het verrekt moeilijk.