***

'Hoelang heb je nog nodig?' riep hij vanuit de eetkamer. 'Nog een paar minuutjes. Waarom neem je intussen niet even een borrel?'

ik ben al aan mijn tweede bezig. Wil je me soms dronken hebben voordat we daar zijn?' ik ben zó klaar.'

Donna controleerde haar uiterlijk in de spiegel. Wat ze zag stond haar wel aan. Ze ging voor her laatst nog even met het poederdonsje over haar wangen, duwde haar haren nog wat op en liep de woonkamer in. Vanavond zou het niet zo gaan als op andere avonden, had ze eerder op de dag besloten. Ze zouden geen ruzie maken. Ze zou hem niet uit zijn tent lokken of op een andere manier zijn irritatie opwekken; ze zou gezellig en charmant zijn. Ze zou hem bijvallen en hem vaak en oprecht in het bijzijn van de andere gasten op het feestje van Danny Vogel complimentjes maken. En ze zou wanhopig haar best doen om niet te hoesten, te niezen of op een andere manier te laten merken dat ze verkouden was. Ondanks haar steeds erger wordende keelontsteking. Ze zou het ook niet over Adam hebben, tenzij ze daar echt niet meer omheen kon. Want Vicror vond het altijd afschuwelijk, wanneer andere mensen over hun kinderen praatten. Kortom, ze zou de volmaakte echtgenote zijn; ze zou zich voor de volle honderd procent geven. Victor hield altijd van die preken tegen haar... nee, fout. Op die manier zou ze de avond absoluut verkeerd beginnen, als ze zich zo bleef opstellen. Hij hield geen preken; hij praatte gewoon tegen haar en dan zei hij altijd buitengewoon ver- standige dingen. Wat er ook gebeurde, wat er ook gezegd of gedaan zou worden, ze zouden geen ruzie maken. Dank zij hun ruzie van de vorige avond (ze kon zich echt niet meer herinneren hoe die begonnen was of waarover die ging, maar ze vermoedde dat de uiteindelijke oorzaak wel gelegen zou zijn in seksuele spanningen) was ze tot de overtuiging gekomen dat er een einde moest komen aan die eindeloze ruzies. Ze moesten ermee ophouden zo tegen elkaar te schreeuwen, niet alleen in hun eigen belang, maar ook in dat van Adam, die inmiddels ruim twee was en zich de dingen die hij om zich heen zag en hoorde, begon aan te trekken. De vorige avond had Adam hun gesmeekt met dat geschreeuw tegen elkaar op te houden, maar zij hadden hem genegeerd en waren gewoon doorgegaan. Toen had hij hun de rug toegekeerd en was hij vlak naast hen gaan zitten spelen, zonder verder acht op hen te slaan. Hij had hen gewoon buitengesloten, alsof ze er niet waren. Daarvan was ze erg geschrokken. Die avond had ze besloten dat ze geen ruzie meer zouden maken. Ze kon dan misschien Victors opvliegendheid niet beteugelen, maar zichzelf kon ze wel in bedwang houden. En voor ruzie waren er twee nodig. Ze zou zich niet meer tof ruzies laten verleiden. Zij zou er de oorzaak niet meer van zijn dat er geruzied werd en ze zou niet meer meedoen, als Victor toch begon. Bovendien moesten ze weer wat regelmatiger met elkaar naar bed gaan. Hun seksleven was altijd fantastisch geweest; maar daar was tegenwoordig bijna niets meer van over. Dat was meer haar schuld dan de zijne, wist ze. Maar het kostte haar hoe langer hoe meer moeite om zich lichamelijk en geestelijk op vrijen in te stellen, wanneer ze eigenlijk alleen maar woede en zelfs haat voelde. Nog erger dan haat - wanhoop. Ze kon niet voor hoer spelen, en dan nog een heel slechte ook, want ze vond zichzelf de laatste tijd niets meer waard. Wanneer ze hem met haar liet vrijen, wanneer ze toestond dat hij over haar heenkroop, bij haar binnendrong, dan was ze gewoon bang dat er niets van haar zou overblijven, dat ze verloren zou gaan onder zijn verpletterende gewicht, dat ze zo verminkt zou worden dat ze - als ze al ooit gevonden zou worden - niet meer te identificeren was. Ze maakte een eind aan die gedachten. Wanneer ze wilde dat deze avond een succes zou worden, dan moest ze ophouden zonitieve goedkeuring kon geven, moest ze niezen. 'Jezus, waarom doe je dat nou.'' vroeg hij. ik deed het niet expres, Victor.'

'Ga je gezicht schoonmaken,' zei hij en Donna liep terug naar de badkamer om de mascara van haar jukbeenderen te verwijderen.

ik snap niet hoe je het klaarspeelt om nu alweer verkouden te zijn,' zei hij, terwijl ze naar de auto liepen. Toen ze de deur uitgingen, hadden ze mevrouw Adilman gewaarschuwd en die was meteen gekomen. 'Er is goddank tenminste nog iemand op tijd.' Op die laatste opmerking sloeg ze geen acht, maar ze antwoordde op de vorige. 'Adam steekt me aan,' zei ze. 'Nu hij twee ochtenden per week op dat peuterklasje zit, neemt hij een hoop bacillen mee naar huis. Ik heb een echte peuterklasneus.' 'Misschien zou je hem naar een ander schooltje moeten doen.' Ze stapten in de auto.

'Dan zouden we dat probleem toch houden,' zei Donna, die de draad weer oppakte. 'Er is bovendien geen ander schooltje. Ik heb overal geïnformeerd. Dit is het enige schooltje waar hij

voor twee ochtenden in de week terecht kan.'

'En de montessorischool?'

'Dan zou hij elke dag moeten.'

'Wat mankeert daaraan?'

'Hij is nog een beetje te klein, Victor. Hij is pas twee. Hoeveel jaar wil jij hem nog naar school laten gaan?'

'Je zult hem toch eens moeten loslaten,' waarschuwde hij en hij stak de sleutel in het contact.

'Het is geen kwestie van loslaten...'

'Begin je weer?'

Donna zweeg onmiddellijk. 'Neem me niet kwalijk,' zei ze snel.

ik probeerde echt geen ruzie te beginnen.'

'Daar is niet veel proberen voor nodig,' zei hij en hij voegde er meteen aan toe: 'Rij jij maar. Als ik word aangehouden, kom ik nooit zonder kleerscheuren door de blaastest.'

'Dat wordt dan weer brommen,' zei ze in een poging iets op te rakelen dat voor haar nu nog slechts een dierbare herinnering was.

'Dat zou je wel leuk vinden, hè?' antwoordde hij. Ze wisselden van plaats. Ze startte de auto. De radio begon onmiddellijk te spelen, zodat de muziek als een barrière tussen hen in stond. Donna zette de radio uit. Victor deed hem vlug weer aan. Ze zeiden geen van beiden iets. Ze reed achteruit onder het afdak vandaan.

'Zwaai even naar mevrouw Adilman,' instrueerde hij haar. Ze zwaaiden allebei naar de zware, grijzende vrouw die hen in de deuropening stond na te zwaaien, zoals ze dat jaren geleden wel met haar eigen kinderen gedaan zou hebben.

'Denk je dat ze boos is als we na twaalven thuiskomen?' vroeg Donna, in een poging een grapje te maken.

'Pas op, je reed bijna tegen die vuilnisemmer aan.'

Donna keek in de achteruitkijkspiegel, ik ben niet eens in de buurt van die vuilnisemmer.'

'Gaan we nu nog? We zijn al bijna een halfuur te laat.'

'Het is een feestje, Victor. Niemand komt precies op tijd.'

'Als het jouw vrienden waren, zouden we wel op tijd zijn. Daar kun je vergif op innemen.'

'Dat is niet eerlijk, Victor. En het is niet waar.'

'O nee?'

'Bovendien heb ik geen vrienden.'

'Dat zal dan wel weer mijn schuld zijn.'

'Nee,' zei ze, maar naar haar gevoel had hij daar toch wel een beetje gelijk in. 'Jij kunt er niets aan doen, wanneer je je bij geen van hen op je gemak voelt.'

'Je zou toch in je eentje weieens naar hen toe kunnen gaan?' 'Dat is een beetje moeilijk. Zij werken de hele dag en ik zit thuis met Adam.'

'Wil je daarmee zeggen dat je weer wilt gaan werken?' vroeg hij. 'Nee. Nog niet.'

'Wat bedoel je daarmee: nog niet?'

'Misschien ga ik volgend jaar parttime werken, wanneer Adam iedere dag naar het peuterklasje gaar,' zei Donna, die haar gedachten hierover voor het eerst uitsprak. 'O, ik snap het al. Wanneer het jou uitkomt, dan is Adam ineens niet meer te klein.'

'Volgend jaar is hij drie! Met drie gaan alle kinderen iedere dag naar de peuterklas!' 'Je schreeuwt.'

Verbaasd realiseerde Donna zich dat hij gelijk had. 'Neem me niet kwalijk. Hoe kwamen we hier eigenlijk op.' Ik wilde alleen maar zeggen dat het een beetje moeilijk is om de paar vrienden die ik heb, te zien omdat zij de hele dag werken en jij 's avonds geen zin in ze hebt.'

'Dus het is toch allemaal mijn schuld,' concludeerde Victor. 'Dat zeg ik niet.' 'Wat zei je dan.'' 'Laat maar.'

'Weet je trouwens wel waar je heen gaat ? We zijn al drie straten te ver.'

'O, waarom zeg je dan niets.'' Ze nam gas terug. 'Je had her veel te druk met tegen me te schreeuwen.' Ze keerde, vond de goede straat en sloeg die in. 'Ga je altijd zo hard de bocht om?' vroeg hij beschuldigend. 'Ik reed niet hard.'

'Je reed tegen de trottoirband. Hoe hard rijd je eigenlijk?' 'Victor, wie rijdt er hier, jij of ik?'

ik vroeg alleen, hoe hard je reed. Kan ik je niet eens een simpele vraag stellen.' Jezus! Nu begin je alweer te katten. Dat kun je ook gewoon niet laten, hè.' Je zou erin blijven als we eens een gewone, gezellige avond hadden.'

'Het is niet te geloven,' mompelde Donna en ze voelde tranen in haar ogen komen.

'Christus, Donna,' schreeuwde hij toen ze met kracht voor een stopbord remde. 'Waar zit jij met je ogen? Je reed bijna door bij dat stopbord.'

'Maar ik ben niet doorgereden, of wel soms?' 'Probeer je ons soms te vermoorden?' ik stopte toch,' zei ze en ze trok weer op. 'Waar zat je met je gedachten?'

'Victor, je maakt me doodzenuwachtig. Wil je alsjeblieft je kop dicht houden!'

'O, het is mijn schuld dat je bijna doorreed bij dat stopbord!' 'Dat heb ik helemaal niet gezegd!' 'Je schreeuwt.'

'Je maakt me gek! Wil je me gewoon laten rijden?'

'Wat....' Zodat jij ons bij de volgende gelegenheid kunt doodrijden."

'Als jij je kop dichthield, dan zou ik geen enkel probleem met rijden hebben.'

'Schei uit met tegen me te schreeuwen!' schreeuwde hij. 'Hou je bek!' schreeuwde ze terug, en het was alsof binnen in haar de stoppen doorsloegen. 'Hou je bek! Hou je bek! Hou je bek!'

Ze reed door een rood licht.

'Jezus christus, ben je gek geworden.'! Je probeert echt om ons dood te rijden,' brulde hij. 'Zet die auto aan de kant. Heb je me gehoord? Zet die auto aan de kant!' ik had het niet gezien! Ik had het niet gezien!' Victor reikte over haar heen, greep het stuur en manoeuvreerde de auto naar de kant van de weg. 'Stap uit.' 'Victor,' huilde ze. De tranen die ze steeds had weggeslikt, stroomden nu met dubbele hevigheid over haar wangen, ik had dat stoplicht niet gezien!'

'Dat weet ik. En dat stopbord van daarnet had je evenmin gezien. En her is allemaal mijn schuld.'

Hij trok haar achter het stuur vandaan. Ze rukte haar arm los. 'Raak me niet aan,' zei ze en ze probeerde haar tranen te drogen.

Hij keek haar aan, plotseling kalm. 'O, dus dat zit erachter?' 'Waar heb je het over?'

'Je had ons nier bijna dood hoeven te rijden om vanavond niet met me naar bed te hoeven. Ik begin eraan gewend te raken nul op het rekest te krijgen.'

Donna kon haar oren niet geloven. In gedachten herhaalde ze steeds opnieuw wat hij gezegd had. Maar ze kon er geen touw aan vastknopen.

ik heb dat rode licht niet gezien!' riep ze wanhopig. 'Jij zat tegen me te schreeuwen over dat stopbord en je wilde er maar niet over ophouden en ik begon re schreeuwen en ik raakte er zo door van streek dat ik dat stoplicht niet gezien heb! Dat had niets te maken met naar bed gaan met jou!' 'Het is allemaal mijn schuld,' zei hij sarcastisch en hij schudde het hoofd. 'Ik ben door dat stopbord en dat rode licht gereden.' 'Dat heb ik niet gezegd.'

'O nee.' Dus je bent bereid toe te geven, dat jij reed. Interessant.'

ik probeerde althans te rijden.'

'En ik gaf je de kans niet. Is dat het.' Stap in de auto, Donna. Of wil je dat iedereen die langsrijdt denkt dat ik me aan je vergrijp.' Maakt dat ook deel uit van het plan.''

Ze liepen in tegengestelde richting om de auto heen en stapten in. Victor nu achter het stuur en Donna trillend naast hem.

'Je vergrijpt je ook aan me,' zei ze, terwijl hij de auto startte. 'De blauwe plekken zijn alleen niet te zien.'

'Je bent gek,' antwoordde hij. 'Soms maak ik me echt zorgen over de veiligheid van mijn zoon.'

'Wat."

Het was niet meer dan een schor gefluister. Donna's stem bezweek eindelijk aan al het geschreeuw en geruzie. Ze begon te hoesten en bleef dat doen, toen Victor de auto met een ruk tot stilstand liet komen.

'Waarom stop je?' vroeg ze door haar tranen heen. 'We zijn er.'

'We zijn er.' Bedoel je dat we nog steeds naar dat feestje gaan?' 'Ik weet niet wat jij doet, maar ik ga erheen. Al zijn we dan ook nog zo Iaat.'

'Maar ik zie er vreselijk uit.'

ik ben niet anders gewend tegenwoordig.'

'Victor...'

'Begin nu niet weer tegen me te katten. Ik heb genoeg gehad voor vanavond. Nou,' hij zweeg even en koos zijn woorden zorgvuldig, 'ik ga naar binnen. Je kunt kiezen. Je kunt met me meegaan en proberen er een gezellige avond van te maken, ook al weet ik hoezeer jij gezelligheid verafschuwt; of je blijft hier zitten mokken als een klein kind. Daarmee breng je mij natuurlijk in verlegenheid, maar ik red me wel. Hoe dan ook,' voegde hij eraan toe, terwijl hij uit de auto stapte, 'ik ga naar binnen.' Het was alleen aan de haar plotseling overmeesterende paniek te danken dat Donna de kracht opbracht om uit de auto te stappen. Misschien had ze inderdaad geprobeerd hem te vermoorden. Wie weet.' Ze wist in ieder geval zeker dat alles beter zou zijn dan dit. Ze wist zeker dat ze op dit moment dood wilde. Maar toen dacht ze aan Adam. Haar lieve, kleine jongetje. En ze wist dat ze eigenlijk niet dood wilde. Ze wilde dat Victor dood was.

Dat besef deed haar naar adem snakken. 'Wat is er nu weer?' vroeg hij.

Nee, alsjeblieft, alsjeblieft, ik meende het niet. Ik meende het niet. 'Victor, kunnen we alsjeblieft even praten?' 'Je hebt genoeg gezegd.' De bekende reactie. 'Alsjeblieft.'

'Droog je tranen.' Ze kwamen hij de voordeur en Victor belde aan. Danny Vogel deed open, zijn veertig jaren waren hem stuk voor stuk aan te zien. Hij had een borrel in de hand en zijn bierbuik hing over zijn blijkbaar nieuwe leren riem. ik moet afvallen,' zei hij in plaats van hen te begroeten. 'Jullie zijn laat. We begonnen al te denken dat jullie niet meer zouden komen.'

'We zouden het voor geen goud willen missen.' Donna liep met gebogen hoofd naar binnen. Ze bleef achter Victor lopen, want ze wilde haar gezicht niet laten zien. Ze had het gevoel dat het opgezwollen was en onder de vegen zat. Pas toen ze zichzelf in een van de spiegels in de hal zag en constateerde dat ze er ondanks haar opgezette ogen en ondanks de rode plekken, die nu weer zichtbaar waren geworden op haar neus, toch redelijk uitzag, hief ze het hoofd op. 'Hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag,' zei ze schor en ze schraapte haar keel. 'Weer verkouden?'

Donna knikte. Victor deed een greep in zijn zak en gaf haar een paar papieren zakdoeken. 'Kan ik iets voor jullie inschenken?' 'Een gin-tonic graag,' antwoordde Victor. 'Ik een whisky met water,' zei Donna en ze vroeg zich af waarom ze dat bestelde. Dat dronk ze zelden. 'Komt eraan,' zei Danny glimlachend. 'Stort je in de feestvreugde, jongens.'

Victor gaf onmiddellijk gehoor aan zijn verzoek en ging op in een groepje vrienden. Donna keek om zich heen. Er waren een stuk of dertig mensen, schatte ze in de gauwigheid, en er was niemand met wie ze weieens een praatje zou willen maken. Ze kende tenminste de helft van de aanwezigen niet en alles wat ze tegen de andere helft te zeggen had, had ze op het vorige feestje al gezegd.

Wat was er toch geworden van die heerlijke tienerfeestjes? dacht ze, terwijl ze tussen de mensen doorliep en uiteindelijk een plekje koos, niet te ver van de har, waar ze de mensen kon gadeslaan zonder zelf echt mee te hoeven doen. Het soort feestjes waar platen gedraaid werden en waar gedanst werd. Dan ging het licht uit en zoende je wie er toevallig het dichtst bij je in de buurt was, vurig hopend dat zijn beugel niet aan de jouwe bleef haken. Dan vertelde altijd iemand het verhaal van de twee honden die 'het deden' en vast kwamen te zitten, totdat uiteindelijk iemand een emmer koud water over ze heen gooide. War was er toch van die feestjes geworden? Waarom werden het bij het volwassen worden toch van die feestjes waar iedereen met zijn borrel bleef staan en met een gemaakte glimlach op zijn gezicht klaagde over zijn werk, zijn kinderen en zijn bestaan? Was iedereen net zo ongelukkig als zij? Was dat nu alles, was dat het leven wanneer je getrouwd was? 'Whisky met water,' zei Danny Vogel. Hij stond ineens naast haar. Ze pakte het glas aan zonder iets te zeggen. 'Je moet eens kijken naar de cake die Renee voor me gebakken heeft,' zei hij trots, in de vorm van een gigantische penis.' Hij wachtte op haar reactie, maar toen die uitbleef, voelde hij zich geroepen haar uit te leggen: 'Het was niet als grapje bedoeld. Ze zei dat ze die voor me gemaakt had, omdat ik zo'n grote lui ben!' Hij lachte, toch gevleid.

'Waarom voelen mannen zich toch altijd gevleid als vrouwen hen een lui noemen? Dar snap ik niet. Vinden jullie het soms leuk om vrouwen te kwetsen?'

'O, misschien wil je me nu verontschuldigen,' zei Danny Vogel en hij verdween haastig.

Donna keek lang om zich heen. De kamer deed haar denken aan het vertrek waarin Anne Bancroft probeerde een aarzelende Dustin Hoffman te verleiden in The Graduale. Die film had ze drie keer gezien. Anne Bancroft zat op een barkruk, die erg veel leek op de kruk links van haar, en ze had uitdagend haar rok tot boven de knie opgeschoven. Dustin Hoffman had nogal verlegen op veilige afstand staan toekijken. Dit was net zo'n kamer. De meeste meubels waren weggehaald om ruimte te maken voor de gasten; overgebleven was een zwart-wit geblokt kunststoffen 'woongebeuren', modem en kil. Het gevoel voor kunst van de Vogels bleef beperkt tot watervallen en kinderen met grote ogen. Op de een of andere manier leek hun keus van gasten volmaakt in het vertrek te passen. Ze nam een slokje van haar borrel en vond die onmiddellijk afschuwelijk smaken. Ze vroeg zich af waarom ze zich hier zo boven iedereen verheven zou moeten voelen. Was verdriet altijd superieur aan plezier? Was ze echt een martelaar voor haar zaak geworden? En als dat zo was, wat was die zaak dan precies? Ze keek naar de gezichten om zich heen. Sommige waren diepbruin, de meeste nier. Wie in Florida woonde was voorzichtiger met de zon dan de mensen die er alleen hun vakantie doorbrachten. De meeste gezichten glimlachten; sommige keken openlijk verliefd. Er waren armen verstrengeld, handen raakten elkaar, hier en daar werd er een kus op een wang gedrukt. Er was hier blijkbaar toch wel ruimte voor warmte. Maar niet bij Victor.

Een enkele keer kwam er weieens iemand naar haar toe. Ze zei niets op al het onbeduidende gebabbel. En uiteindelijk ging hij of zij dan weer weg. Danny Vogel deed nog een poging. Hij mompelde iets over zijn kind en montessori-onderwijs en toen ze niet reageerde, verontschuldigde hij zich ten slotte weer. Wat was er met hen gebeurd? Langzaam nam ze nog een slok en ze dacht terug aan die eerste fles Dom Perignon die ze samen hadden gedronken. Ze dacht aan hun bliksemlucht naar New York. Aan de kreeft die precies zeveneneenhalve minuut gekookt was. Ze had hem toen zelfs voor haar laten bestellen. Wat was het allemaal opwindend geweest. Wat had ze hem aantrekkelijk gevonden. Zo opwindend, zo aantrekkelijk dat ze ondanks haar groeiende twijfels met hem getrouwd was; ondanks het feit dat hij tegen haar gelogen had over zijn moeder. Haar eigen moeder had haar eens de raad gegeven om te kijken hoe een man zijn moeder behandelde; daaruit kon je een heleboel afleiden omtrent zijn houding tegenover zijn vrouw. Ze huiverde en schudde langzaam het hoofd, toen ze zich realiseerde hoelang ze al niet meer aan haar moeder gedacht had; hoelang ze al niet eens meer de rijd had om ergens anders aan te denken dan aan Victor. Ze was altijd zo op haar hoede. Bij alles wat ze zei, bij alles wat ze deed. Maar wat zei ze.' Wal deed ze.' Ze las niets meer, althans niets met meer diepgang dan een rijdschrift - wegwerplectuur noemde Victor dat. Maar ze kon zich eenvoudig niet voldoende concentreren om zich op een simpele roman te storten, laat staan op een boek van een auteur als Albert Camus.

Ze ging nooit meer naar de film. Victor had daar een vreselijke hekel aan. Hij beweerde vaak trots dat de laatste film die hij gezien had High Noon was geweest. Maar wanneer The Magnificent Seven op de televisie kwam, keek hij steevast. Er was een periode in haar leven geweest dat Donna ten minste vier keer per week naar de film ging. Nu had ze er geen tijd meer voor.

Ze had haar baan opgegeven, maar dat was helemaal haar beslissing geweest. Ze wilde niet dat iemand anders haar kind zou grootbrengen. Ze wilde die eerste drie jaar thuis zijn met haar kind, daarna zou ze weer gaan werken. Nee, over Adams bestaan mopperde ze in geen enkel opzicht. Hij was haar redding. Ze mocht hem dan af en toe weieens erg veeleisend vinden en zijn gejengel zat zijn, genoeg hebben van alle routine, van het feit dat ze niet eens naar de wc kon gaan zonder hem op schoot te hebben, maar ze genoot van hem. Er was geen moment dat ze niet dolveel van hem hield.

Maar ze hield niet meer van Victor. Zo simpel was her. Ze had zichzelf heel lang wijsgemaakt dar ze - als ze niet heel diep in haar hart (waarom moest dat trouwens zo diep zitten?) van hem hield - ook niet zo woedend op hem kon worden; dat liefde en haat twee kanten van een en dezelfde medaille waren. Dat ze - als ze af en toe in staat was zo'n intense weerzin jegens hem te voelen - toch ook liefde voor hem moest kunnen voelen. Dat was echter een voor de hand liggende manier om haar gevoelens te rationaliseren, dat was een gemakkelijke smoes. Wanneer hadden ze voor het laatst met elkaar gepraat zonder ruzie te krijgen.' Wanneer hadden ze het voor het laatst over haiku's gehad.' Waarschijnlijk toen ze daarover voor het eerst praatten. Wanneer hadden ze elkaar nog met vertrouwen bejegend? Wanneer hadden ze ook nog maar iets tegen elkaar durven zeggen zonder met argusogen alert te zijn op de geringste aanwijzing mogelijk verkeerd begrepen te worden? Hij was waarschijnlijk net zo ongelukkig als zij. Ze waren er allebei ellendig aan toe en ze bezorgden hun zoon Adam ook louter ellende, dacht ze. Victor had zich geweldig geweerd bij de geboorte van hun zoon.

Natuurlijk had hij zich geweldig geweerd, beet ze zichzelf toe. Iedereen kon zich geweldig weren, wanneer dat maar vierentwintig uur duurde op een heel leven! Ze wist dar het niet eerlijk was wat ze nu dacht, maar dat kon haar niet schelen. Ze had er genoeg van om eerlijk te zijn. Goed, Victor was dan geen monster - hij had zijn leuke momenten, hij was aardig tegen oude dametjes en zwerfhonden - en meestal gedroeg hij zich ook wel fatsoenlijk. Maar er zat gewoon iets verkeerd tussen hen beiden. Het ging niet tussen hen. Misschien was het met zijn eerste vrouw precies zo gegaan, dat wist ze niet. En dat deed er ook eigenlijk niets toe. Wat er wel toe deed, was hoe hij tegen haar was. En hoe je het ook probeerde te beoordelen, hoezeer je ook je best deed een eerlijk oordeel te geven, een feit was dat hun huwelijk een ramp was. Als dat zijn schuld was, dan was ze gek wanneer ze bij hem bleef. En als het haar schuld was, dan gold hetzelfde. Wiens schuld het ook was, van hem of van haar, de simpele waarheid was dat ze eikaars leven verpestten. En ze was te jong om de rest van haar leven weg ie gooien, omdat ze niet wist wat ze er anders mee moest. Ze wist wél wat ze ermee moest.

Ze moest bij Victor weggaan.

Er viel een enorme last van haar schouders. Voor het eerst die avond kreeg ze weer lucht door haar neus en zat haar keel niet meer dicht.

Victor kwam naar haar toelopen.

'Blijf je hier de hele avond staan? Bemoei je je met niemand?'

'Ik heb staan nadenken,' zei ze.

'Waarover?'

Ze schudde haar hoofd. 'Dat vertel ik je later wel. Dit is niet het juiste moment.'

ik zou niet weten waarom een ander moment beter zou zijn.' Ze keek hem in zijn ogen. Ze waren erg blauw en keken verrassend mild. Misschien was dit toch wel het juiste moment. Hij was nu ontspannen en kon haar er niet van beschuldigen dat wat ze zei veroorzaakt werd door een depressie. Ze wist het niet. En tot haar verbazing kon het haar ook niet schelen. Hij had erom gevraagd, erop aangedrongen dat ze het hem zou zeggen. Dat zou ze dan doen.

ik vind dat we moeten scheiden.' Ze had het zacht, maar vol overtuiging gezegd. Krachtig, zonder hard te praten. Ze straalde het soort kalme vastberadenheid uit, die je vervult, wanneer je er absoluut zeker van bent dat wat je doet goed is. Hij onderkende die klank in haar stem meteen en vroeg haar dan ook niet het te herhalen of zich nader te verklaren. Het was enkele ogenblikken doodstil tussen hen. ik hou van je,' zei hij ten slotte. 'Dat is niet waar,' antwoordde ze.

'Jij hoeft me niet te vertellen wat ik voel,' zei hij en zijn stem klonk licht geprikkeld.

'Neem me niet kwalijk,' zei ze. De vierde zin en zij was zich alweer aan her verontschuldigen. Hij had natuurlijk gelijk. Zij vond het ook afschuwelijk wanneer hij haar vertelde wat ze precies voelde. Dus moest ze dat bij hem ook niet doen. O, verdomme, moest ze zichzelf nu elke keer als ze iets zei, die hele ellende voorhouden? 'Neem me niet kwalijk, Victor. Dit is ook niet het juiste moment om erover te praten.' 'Waarom begin je er dan over? Je zoekt wel een leuk moment uit om me met zoiets rauw op mijn dak te vallen!' 'Je hebt er zelf om gevraagd.'

Onbehaaglijk verplaatste hij zijn gewicht van de ene voet naar de andere, terwijl hij zowel haar als de andere gasten in de gaten hield. 'Je wilt me echt in verlegenheid brengen, hè?' 'Nee,' zei ze slechts.

'Het doet er niet toe wat ik voor je voel?'

'Wat je voor me voelt? Victor, nog geen twee minuten geleden zei je dat je van me hield en nu hebben we alweer ruzie. De beschuldigingen vliegen over en weer. Misschien hou je inderdaad van me, misschien ook niet. Maar het doet er eigenlijk niet meer toe wat we voor elkaar voelen. Waar het om gaat, is dat we niet samen kunnen leven. Dat kunnen we niet - en dat weet je.' 'Dat weet ik helemaal niet.'

Ze haalde de schouders op en stond op het punt om 'neem me niet kwalijk' te zeggen, maar ze hield zich in en zei niets. 'En Adam?' vroeg hij.

Onmiddellijk zat er weer een steen in haar maag; in haar hoofd begon een alarmbel onophoudelijk te rinkelen. Zoals een paard het voelt wanneer zijn berijder bang is, zo had Victor haar angst intuïtief aangevoeld, wist ze. Haar stem bleef kalm, maar had zijn kracht verloren. Ze probeerde nu krampachtig er overtuiging in te leggen.

'Hoe bedoel je: en Adam? vroeg ze op haar beurt. 'Wil je hem ook in tweeën delen?' 'Natuurlijk niet. Ik neem Adam mee.' 'O?'

Ze keek Victor doordringend aan. Dit was niet meer dan tactiek van hem, zei ze tegen zichzelf. Hij gebruikte haar angst haar zoon te verliezen om haar bij zich te houden. Maar dat zou hij nier volhouden.

'Ik ga niet weg zonder mijn zoon,' zei ze.

'Waarom denk je dat ik dat wel zou doen?'

Donna voelde dat ze in paniek begon te raken. Ze spande zich tot het uiterste in om zich te beheersen.

'We hebben het er later wel over,' zei ze, maar ze wist dat het vergeefs was.

'Nee, jij stond erop er nu over te praten. Dus praten we het nu uit.

'We hebben het er thuis wel over.'

'O? Dus ik mag nog wel binnenkomen? Dat is erg aardig van je, zeker omdat het oorspronkelijk mijn huis is.' 'Victor, toe...'

ik zal je één ding zeggen, dame, en ik zou maar goed luisteren. Niemand, jij niet, een of andere slimme advocaat niet, de rechtbank niet, niemand neemt mij ooit mijn zoon af. Ik zal tegen je vechten tot er geen spaan meer van je heel is. En mocht je ook maar enigszins twijfelen aan wat ik zeg, dan moet je je maar eens bedenken dar ik liever twee dagen de gevangenis inging dan mijn parkeerbon betaalde...'

'Die bon had je gekregen, omdat je niet gestopt was voor een stopbord,' zei ze dof.

'Wat?'

'Je had die bon gekregen, omdat je niet gestopt was voor een stopbord.' De ironie van de hele avond drong ineens verpletterend duidelijk tot haar door. Ze hoestte en ineens stroomden de tranen haar over de wangen.

'Jezus,' zei Victor en hij probeerde haar uit het gezicht te houden door voor haar te gaan staan, is er iets?' Een van de dames haastte zich naar hen toe. 'Mijn vrouw is verkouden,' zei Victor haastig. 'Hier, veegje ogen af.' Hij gaf haar een papieren zakdoekje. Donna sloeg er geen acht op en snikte maar door.

'Donna, liefje,' suste Victor met het oog op de gasten die zich om hen heen verzamelden. 'Toe nou, schatje. Het gaat wel over. Ze is gewoon verschrikkelijk verkouden,' legde hij uit. Er stonden zo'n stuk of vijf mensen om hen heen. Donna snikte luidkeels. Het groepje mensen om hen heen begon alweer te slinken. Victor hield een Kleenex onder Donna's neus. 'Snuiten,' commandeerde hij.

Donna had her wel willen uitschreeuwen en verwachtte van zichzelf ook eigenlijk niet anders. In plaats daarvan vloog tor haar eigen verrassing haar rechterarm omhoog. Blindelings sloeg ze met zo'n kracht in Victors richting dat zijn glas uit zijn uitgestoken hand vloog en de inhoud daarvan terechtkwam op de rug van een van de dames die zo-even nog zo bezorgd waren geweest.

Het was alsof Victor acht armen had: hij veegde snel de inhoud van het glas op, bracht de jurk weer in orde, raapte zijn glas op en verzekerde de gasten dat een hevige nies de boosdoener was geweest. Donna zag aan het gezicht van diverse gasten dat die zich niet voor de gek lieten houden. Vanwaar ze stonden hadden ze maar al te goed gezien wat er werkelijk gebeurd was. Ze hadden Victors uitgestoken hand gezien, hadden hem zijn altijd ziekelijke vrouw een Kleenex zien geven, hadden haar hand zien uitschieten met de bedoeling hem te slaan en hadden gezien wat het resultaat was. Ze hadden niets gehoord. Victors vrouw had weer een van haar buien. Arme Victor. Och, als zij dat nu wilden...

Victor boog zich naar haar toe. Als je nu niet glimlacht en actief aan dit feestje meedoet, zet ik je op een verschrikkelijke manier voor schut,' zei hij en zijn stem klonk net zo rustig en krachtig als de hare daarstraks. Hij kon het krijgen zoals hij het hebben wilde. Donna pakte de Kleenex aan, snoot luidruchtig haar neus en ging toen brutaal midden in een groepje staan dat zich haastig gevormd had, toen de affaire met het gevallen glas was afgesloten.

'We hadden het net over een van onze buren,' vertelde een van de vrouwen haar. Ze maakte plaats om Donna in de kring op te nemen. Een aardig gebaar, maar Donna was niet langer in de stemming voor aardige gebaren. In plaats daarvan bekeek ze de gasten om zich heen kritisch. De vrouw was misschien tien jaar ouder dan Donna en haar kapsel verried verschillende blonde spoelingen. Maar ondanks haar kritiek realiseerde Donna zich dat ze onmiskenbaar een aantrekkelijke vrouw was. 'Een paar jaar geleden kreeg hij een zenuwinzinking. De dokters zeiden dat hij een sadomasochist was en neigde naar homofilie. Naar verluidt slaagden ze er heel snel in hem van zijn masochisme af te helpen en zijn seksuele voorkeur anders re richten, maar hij is nog geruime rijd sadistisch gebleven.' 'Volgens mij is sadisme heel wat gezonder dan masochisme, vindt u ook niet?' vroeg Donna en ze wist niet eens zeker of ze het meende of niet.

En dat wist her groepje evenmin. Er werd met ongemakkelijk gelach op haar vraag gereageerd.

in elk geval,' vervolgde de vrouw, 'is hij nu weer thuis en heeft hij een respectabele baan. Het lijkt erop dat hij helemaal genezen is.'

'Wat voor werk doet hij ?' vroeg iemand. 'Hij ontwerpt ondergrondse parkeergarages,' riep Donna. Deze keer wachtte ze niet tot iemand anders zou lachen, maar barstte ze zelf meteen in een schaterend gelach uit.

Langzaam maar zeker maakten andere gasten zich uit hun groepjes los en verplaatsten hun aandacht naar Donna, op haar tocht door het vertrek.

Donna vervolgde: ik hoorde hier iemand zeggen dat wc dit jaar zoveel bijen hebben. Dat is inderdaad waar, zeg! Ik heb nog nooit zoveel bijen gezien.'

'Ik heb ook nog nooit zoveel bloemen gezien,' zei een andere vrouw enigszins uit de hoogte.

'O, jezus, wat een kutopmerking!' gilde Donna. Als er al iemand was, die nog niet naar haar keek, dan deed hij dat nu beslist wel. ik kan wel kotsen als mensen dat soort opmerkingen maken.' Ze keek naar de vrouw. Die had van schrik haar hautaine houding helemaal laten varen, ik bedoelde het niet als een belediging,' voegde Donna er nog aan toe.

Ze zag Victor naar de deur lopen. Uitstekend, als hij haar dan toch voor schut ging zetten, kon ze maar beter triomferend ten onder gaan. 'Heeft een van jullie gisteren naar Sesamstraat gekeken.' Er zijn hier vast wel zulke jonge mensen dat ze nog kleine kinderen hebben. Heeft niemand Sesamstraat gezien.'' Als iemand het al gezien had, dan zei hij of zij dat in ieder geval niet. 'Nou, bij ons thuis is dat bijna een soort godsdienstoefening. Adam en ik kijken er elke dag naar.' Victor stond met zijn sleutels te rammelen, iets dat hij altijd deed om haar duidelijk te maken dat hij weg wilde. Ze sloeg geen acht op hem. 'Enfin, gisteren - en ik vertel jullie dit met gevaar voor eigen leven, want Victor vindt het afschuwelijk om over kinderen te praten; hij zegt, dat je daar anderen mee verveelt, ha! Ik zie dar jullie je in ieder geval op dit moment niet vervelen - enfin, ze deden een klucht in de trant van die serie Beroemde toneelstukken. Weet je, ze doen er altijd dingetjes tussendoor waar de kinderen niets van begrijpen, maar die leuk zijn voor de ouders. Nou, ze noemden die Met Sesamstraat naar de schouwburg. De gastheer was Allister Koekie, dar was natuurlijk een imitatie van Allister Cooke. De klucht die ze opvoerden was Upstairs, downstairs. Het enige dar dat stuk inhield, was dat Grover de trap op- en afrende, om de kinderen het begrip boven en beneden duidelijk te maken. Jullie weten natuurlijk allemaal wie Grover is...' 'Donna,' riep Victor, nu ze niet gevoelig was gebleken voor sleutelgerammel, ik geloot dat we maar eens moeten opstappen.' 'Mijn "master's voice",' zei Donna en her sarcasme droop eraf. Hij liep naar haar roe. 'Je zou toch echt niet moeten drinken als je antibiotica slikt.'

'O, Victor, hallo. Gefeliciteerd. Ik wist niet dat je doktersbul vandaag bij de post was.' Ze wendde zich tot de gasten. 'Na inzending van twee spaarzegels, die u kunt vinden op de pakken...' Wat ze verder uitkraamde, was allemaal tamelijk vaag. Pas na minutenlang soebatten, praten en bulderen slaagde Victor erin haar her huis uit te krijgen. Ze wist nog dat ze wat onduidelijke obscene opmerkingen had geschreeuwd (ze had zich niet zo rechr voor zijn raap kunnen uiten als ze wel gewild had), dat ze zich afvroeg waarom ze zich zo gedroeg en ook dat ze vervolgens bedacht dat het er eigenlijk niet toe deed - en dat gold voor alles. Toen zat ze algauw in de auto naast een zo doodstille Victor dar ze letterlijk voelde hoe woedend hij was, steeds woedender werd en ieder moment kon ontploffen. Ze deed haar ogen dicht. Tot haar verrassing ontdekte ze dat de auto onder het afdak bij hun huis tot stilstand kwam. Ze had de hele weg naar huis geslapen, echt geslapen.

Bijna als in een droom liep ze langs mevrouw Adilman heen. Voordat ze bij Adams deur was, hoorde ze Victor haar al bedanken, betalen en uitlaten. Als altijd ging ze Adams kamer binnen en keek ze even naar haar slapende zoon. Daarna liep ze de hal door naar de slaapkamer die ze met Victor deelde. Ze wilde alleen nog maar slapen. Ze had zich haar leven lang nog niet zo uitgeput gevoeld. Voor het eerst voelde ze zich weer een beetje zoals in de nacht waarin haar moeder was gestorven. Die nacht waarin ze bij de telefoon had gezeten, wetend dat die zou gaan rinkelen, biddend dat dar niet zou gebeuren. En toen hij om ongeveer drie uur 's nachts inderdaad begon te rinkelen, was ze toch erg geschrokken. O god, nee! 'U spreekt met het ziekenhuis,' had de verpleegster gezegd. 'U kunt maar beter komen. Het gaat erg slecht met uw moeder.' is ze...?' 'I Iet gaat erg slecht met haar.' Donna had een taxi gebeld, omdat ze zichzelf niet vertrouwde achter het stuur. Haar vader was al in het ziekenhuis en haar zusje was bij hem. Alleen Donna was naar huis gegaan, in de misschien irrationele hoop dat de dtxx.1 - als niemand bij de zieke waakte - een deur verder zou gaan, waar er meer aandacht aan hem besteed werd. Ze bedacht hoe vreemd het was dat de personificatie van de dood altijd mannelijk was, terwijl het leven altijd vrouwelijk werd voorgesteld. Haar moeder. Donna ging op het bed zitten en deed de rits van haar groene jurk los. Voor zich zag ze de rug van de taxichauffeur, zijn zwarte haar glom van de brillantine. Ze had hem gezegd waar ze heen moest en hem gevraagd alsjeblieft op te schieten. 'Bent u verpleegster?' had hij gevraagd in een poging een praatje te maken. 'Nee,' had ze geantwoord 'mijn moeder ligt op sterven.' Donna stond op en stapte uit haar jurk, die ze afwezig opraapte en over een stoel gooide. Ze hadden verder geen woord gewisseld. De taxichauffeur had zijn gaspedaal diep ingetrapt en haar in een recordtijd bij het ziekenhuis afgeleverd. Ze liep naar binnen, vond de lift die ze moest hebben en slaagde er op de een of andere manier in op de elfde verdieping te komen. Zodra ze de hoek omsloeg, zag ze haar zusje. Joans gezicht was opgezwollen en rood, en zo te zien kon ze ieder moment dcx)r haar knie- en zakken. Ze stond alleen, midden in de gang. Verpleegsters liepen langs haar heen; geen van allen zagen ze dat ze op het punt stond in te storten. Donna bolde naar haar toe, sloeg haar armen om haar zusje heen en terwijl ze dat deed, drong het tot haar door dat je niemands kleine meisje meer bent, als je moeder doodgaat. Onmiddellijk begaven Joans knieën het en ze zakte in elkaar. Ze klampte zich aan Donna vast als aan een rots. Wie houdt mij overeind? vroeg Donna zich af, terwijl de twee zusjes midden in de steriele gang stonden te snikken. Donna liep de badkamer in en gooide wat water tegen haar gezicht. Het had nauwelijks effect. Ze deed wat tandpasta op haar tandenborstel en poetste haar tanden. Daarna spoelde ze haar mond en liep ze terug naar de slaapkamer, terwijl ze haar beha, nylons en schoenen onderweg liet vallen. Ze trok de sprei weg en kroop onder de dekens.

Het eerste dat ze voelde toen ze de kamer was binnengelaten, was de stilte. Haar vader zat als verdoofd ineengedoken en onbeweeglijk bij her bed. Hij deed meer denken aan een beeld van George Segal dan aan een mens van vlees en bloed. Het leek wel alsof hij van wit papier-maché was; zo volkomen overweldigd door zijn gevoelens dat het was alsof hij niets meer voelde. Alsof zijn gevoelens dood waren.

Donna sloot haar ogen. Victor was de kamer binnengekomen. En ze wilde hem niet zien.

Haar blik dwaalde van haar vader, aan het voeteneinde van het ziekenhuisbed, naar het lichaam van haar moeder. Merkwaardig hoe snel het een 'lichaam' werd, dacht ze. Maar dat was precies wat het was, vond ze. Het was haar moeder niet. Het was haar moeder absoluut niet. Haar gezicht was zo ingevallen, het lichaam onder het witte laken was niet meer dan een skelet, haar heupen en ledematen rekenden zich zo pijnlijk duidelijk af. Ze hield haar ogen dicht, haar mond open. Iemand had haar haastig haar pruik opgezet, maar die zat een beetje scheef, als het ware boven op haar hoofd. Die was haar te groot geworden. Donna was langs haar vader gelopen en hij haar moeders gezicht gaan staan. Ze keek ernaar zonder naar antwoorden te zoeken, wetend dat hier nog slechts feiten golden. Ze had zich voorovergebogen en haar moeders voorhoofd gekust, dat was warm noch koud. Wat haar verbaasde was het totaal ontbreken van een ademhaling. Van leven. Dat wat haar moeder geweest was, wat het wezen van haar moeder had uitgemaakt, was verdwenen. En dus kuste ze helemaal haar moeder niet, realiseerde ze zich. Ze kuste een herinnering; de herinnering aan haar moeders rug, wanneer ze in het trappenhuis omhoogklommen; aan die keer dat ze kippenpastei had gemaakt en vergeten had er kip door te doen; aan het plezier dat ze samen hadden gehad, toen Donna op haar achtste uit school was thuisgekomen met haar eerste vieze mop (meneer, hebt u zoiets ook gezien? nee, zoiets heb ik nog nooit gezien); aan haar zo gezonde en oprechte woede; aan haar armen, haar ogen, haar geur, zo zacht en geruststellend. Als ze je vasthield en je haar armen om je heen voelde, haar geur je omringde, en je wist dat je veilig was - je bent niemands kleine meisje meer... Donna probeerde zich te bewegen. Maar ze kon het niet. Die geur.

Een andere geur. Donna probeerde zich te bewegen.

Maar ze kon het niet. Ze sloeg de ogen op.

Hij lag boven op haar en leek een vreemde. Ze deed haar mond open om iets te zeggen, maar hij legde er vlug zijn hand op. 'Hou toch eens één keer je bek, Donna,' zei hij. Hij trok aan haar benen in een poging om ze uit elkaar te doen. Hij leunde met zijn volle gewicht op haar. Ze kon zich niet bewegen. Ze kon amper ademhalen. 'Doe je benen wijd, verdomme,' schreeuwde hij, ook al was het in werkelijkheid niet meer dan een gefluister. Ze probeerde zich onder hem uit te wringen, maar hij drukte haar armen op het bed. Hij sjorde woedend aan haar. Angstig gluurde ze naar hem, banger dan ze ooit voor iets of iemand geweest was. God, laat me doodgaan, wenste ze, terwijl hij haar lichaam in de juiste houding legde en zich als een txx>r een weg naar binnen baande en haar het gevoel gaf dar hij haar openscheurde. Meer pijn dan nu kon hij haar niet doen. Ze was droog en werkte absoluut niet mee; toen hij in haar was gedrongen en op haar lag te rammen, dacht ze slechts aan de zoon die ze op de een of andere manier samen tot leven hadden gebracht, met deze zelfde daad. Nee, niet deze zelfde daad. Er was geen enkele overeenkomst. Toen bij klaar was, liet hij zich zonder verontschuldiging van haar afrollen en liep hij naar de badkamer. Ze bleef onbeweeglijk liggen, haar ogen dicht, haar mond open, haar haren als een slecht passende pruik. Ze wist slechts een paar dingen, maar die wist ze dan cx>k heel zeker. In gedachten maakte ze een lijst in zwarte blokletters, die boven een wit, dood lichaam hing.

Ze kon nooit bij Victor weg. Daar zou hij haar de kans niet voor geven. Dat had hij vanavond bewezen.

Ze zou hem nooit meer toestaan haar aan te raken. En als hij dat wel deed, zou ze hem vermoorden.

Ze zou nooit meer tegen hem schreeuwen. Ze zou alles doen wat hij wilde, zolang hij er maar in toestemde haar nooit meer aan te raken. Ze zou hem nooit meer de kans geven ruzie met haar te maken. Niets was belangrijk genoeg om ruzie over te maken. Nu niet meer.

Ze zou nooit meer autorijden.

Ze was dood. En ze zou nooit meer tot leven komen.