18 - Het begin van Oneindigheid

Er was een kriebeling van onzekerheid in Harlan, een besluiteloosheid die hem verteerde. Hij had de verzenger in zijn hand. Die was op Noys gericht.

Maar waarom zei ze niets? Waarom bleef ze die onverstoorbare houding volhouden?... Hoe kon hij haar doden? Hoe kon hij haar niet doden?... Hees zei hij: 'Nou?'

Ze bewoog zich, maar enkel om haar handen losjes in haar schoot samen te vouwen en er ontspannener, afstandelijker uit te zien. Toen ze begon te spreken leek haar stem bijna niet menselijk. Terwijl ze in de loop van een verzenger keek werd haar stem nog zelfverzekerder en kreeg een bijna mystiek karakter van onpersoonlijke kracht.

'Het kan niet dat je mij wilt doden om Eeuwigheid te beschermen,' zei ze. 'Als je dat zou willen kon je me verdoven, me stevig vastbinden, me opsluiten in deze grot hier en dan als de dag aanbreekt op weg gaan. Of je had Rekenaar Twissell kunnen vragen mij eenzaam op te sluiten terwijl je weg was naar de primitieve tijd. Of je zou mij morgenvroeg mee kunnen nemen en me in de rimboe achterlaten. Als je alleen tevreden bent met mij doden, komt dat omdat je denkt dat ik je verraden heb, dat ik je eerst tot liefde heb verleid om je later tot bedrog te verleiden. Dat is moord uit gekwetste trots en niet een rechtvaardige vergelding, zoals jij jezelf wijs probeert te maken.'

Harlans zenuwen stonden op springen. 'Kom je uit de Verborgen eeuwen? Zeg het me.' 

'Ja,' zei Noys. 'Schiet nou maar.'

Harlans vinger trilde op de vuurknop van de verzenger. Toch aarzelde hij. Een redeloos iets binnen in hem kon nog voor haar pleiten en de restanten van zijn zinloze liefde en verlangen wat glans geven. Was ze wanhopig omdat hij haar verstootte? Zocht ze doelbewust haar dood door te liegen? Liet ze zich gaan in waanzinnige heldhaftigheid, ontsproten aan haar wanhoop over het feit dat hij aan haar twijfelde?

Nee! - Zo kon het wel zijn in de weezoete literaire traditie van de 289e, maar niet bij een meisje als Noys. Zij zou haar dood door de hand van een valse minnaar niet tegemoet gaan met het blije masochisme van een geknakte, zwakke lelie.

Of was dit haar minachtende manier om te zeggen dat hij haar, om welke reden dan ook, niet zou kunnen doden? Vertrouwde ze vast op haar aantrekkelijkheid, waarvan zewist dat ze die zelfs nu voor hem had, overtuigd dat die hem verlammen zou, hem zou knevelen in zwakheid en schaamte?

Dit raakte hem te diep. Zijn vinger drukte zich vaster tegen de vuurknop.

Weer begon Noys te praten. 'Je wacht nog. Betekent dat dat je op een verweer van mij zit te wachten?'

'Wat voor verweer?' Harlan probeerde het misprijzend te laten klinken, maar de afleiding was welkom. Dat kon uitstel bieden van het moment waarop hij neer zou moeten zien op haar verzengde lichaam, op de resten van bebloed vlees die misschien overbleven, in de wetenschap dat het zijn hand was die dit zijn mooie Noys had aangedaan.

Hij vond een excuus voor dit uitstel. Koortsig dacht hij: Laat haar praten. Laat haar maar zoveel mogelijk vertellen over de Verborgen eeuwen. Des te beter kan Eeuwigheid beschermd worden. Dit gaf wat hij deed een schijn van weloverwogen beleid en even kon hij haar net zo kalm aankijken, bijna, als zij hem aankeek.

Het leek wel of Noys zijn gedachten gelezen had. 'Wil je meer weten over de Verborgen eeuwen? Als dat een verweer vormt, dan is dat vlot gedaan. Wil je bijvoorbeeld weten waarom er op Aarde na de 150.000e geen mensheid meer is? Interesseert je dat?'

Harlan zou niet smeken om te weten, hij zou ook niets betalen om te weten. Hij had de verzenger. Hij was er sterk op bedacht geen zwakheid te tonen. 'Vertel!' zei hij en het glimlachje waarmee ze op zijn uitroep reageerde joeg hem het bloed naar de kaken.

'Op een ogenblik in fysitijd, vóór Eeuwigheid erg ver optijds was gevorderd, voor het nog maar bij de 10.000e was, merkten wij in onze eeuw - de 111.394e, daar heb je gelijk in - dat Eeuwigheid bestond. Wij kenden het tijdreizen ook, zie je, maar het was gebaseerd op een volkomen andere reeks uitgangspunten dan dat van jullie, en wij bekeken de tijden liever dan dat we goederen verschoven van de ene tijd naar de andere. Bovendien hielden we ons alleen met ons verleden bezig, ons neertijds.

Wij  ontdekten  Eeuwigheid op  indirecte manier.  Eerst ontwikkelden we de werkelijkheidsberekening en pasten die toe op onze eigen werkelijkheid. Tot onze verbazing merkten we dat we in een werkelijkheid van vrij lage waarschijnlijkheidsgraad leefden. Dat was een ernstig probleem. Waarom zo'n onwaarschijnlijke werkelijkheid?... Je kijkt zo verstrooid, Andrew! Interesseert het je helemaal niet?' 

Harlan hoorde haar zijn naam uitspreken met al die intieme tederheid waarmee ze dat de afgelopen weken had gedaan. Dat zou hem nu pijn moeten doen, hem door de cynische trouweloosheid ervan woedend moeten maken. Toch gebeurde dat niet. Wanhopig zei hij: 'Ga door en laat het gedaan zijn, vrouw.' Met de kille boosaardigheid van dat 'vrouw' probeerde hij de warmte van haar 'Andrew' teniet te doen, en toch kwam er enkel weer een bleek glimlachje.

'We zochten terug in de tijd,' zei ze, 'en kwamen het zich uitbreidende Eeuwigheid tegen. Het leek ons bijna meteen duidelijk dat er op zekere tijd in fysitijd - wij kennen dat begrip ook, maar noemen het anders - een andere werkelijkheid had bestaan. Die andere werkelijkheid, die van de hoogste waarschijnlijkheid, noemen we de grondtoestand. Deze grondtoestand heeft eens om ons heen bestaan, of tenminste om onze analogen. En al die tijd wisten we niet hoe de grondtoestand was. We konden er onmogelijk achter komen.

Maar wel wisten we dat een verandering, die in het verre neertijds tot stand was gebracht door Eeuwigheid, door de werking van statistische waarschijnlijkheden de grondtoestand had weten te vertekenen tot in onze eeuw en verder. We gingen aan het werk om erachter te komen hoe die grondtoestand was, we wilden het kwaad ongedaan maken -als het een kwaad was. Eerst richtten we het quarantainegebied in dat jullie de Verborgen eeuwen noemen, en sloten de Eeuwigers op aan de neertijdse kant van de 70.000e. Het isolatiepantser zou maar een nietig klein percentage van de veranderingen tot ons doorlaten. Volstrekte veiligheid gaf dit niet, maar het gaf ons tijd.

Daarna deden we iets wat door onze beschaving en ethiek onder normale omstandigheden niet was toegestaan.

We deden een onderzoek in onze eigen toekomst, ons op-tijds. We bestudeerden de lotsbestemming van de mens in de echt bestaande werkelijkheid, om die dan te vergelijken met de grondtoestand. Ergens voorbij de 125.000e loste de mens het geheim van de sterrenvaart op. Ze leerden de sprong door de hyperruimte te maken. Eindelijk kon de mens bij de sterren komen.'

Harlan luisterde steeds geboeider naar haar afgewogen woorden. Hoeveel waarheid zat er in dit alles? Hoeveel ervan was een welberekende poging om hem te misleiden? Hij wilde de boeien verbreken door haar gladde woordenvloed te stuiten. 'En toen ze naar de sterren kónden,' zei hij, 'gingen ze ook, weg van de Aarde. Dat is bij ons door enkelen al gedacht.'

'Dan hebben die enkelen verkeerd gedacht. De mens heeft geprobeerd de Aarde te verlaten. Maar jammer genoeg zijn wij in ons melkwegstelsel niet alleen. Er zijn andere sterren met andere planeten, weet je. Er zijn zelfs andere intelligente soorten. Geen daarvan is zo oud als de mensheid - in onze melkweg tenminste - maar in de 125.000 eeuwen dat de mens op Aarde verbleef hebben jongere soorten ons ingehaald en voorbijgestreefd, de sterrenvaart ontwikkeld en de melkweg gekoloniseerd.

Toen wij de ruimte in gingen vonden we overal borden. Bezet! Verboden toegang! Oprotten! De mensheid trok zijn tastende vingers terug en bleef thuis. Maar nu kende hij de Aarde zoals die echt was: een gevangenis ommuurd met een oneindige vrijheid... En de mensheid stierf uit.'

'Stierf zomaar uit,' zei Harlan. 'Nonsens.'

'Niet zómaar. Het duurde duizenden eeuwen. Er waren betere en slechtere tijden, maar in de grote lijn overheerste een gevoel van doelloosheid, zinloosheid, hopeloosheid, dat ze niet van zich af konden zetten. Tenslotte kwam er een laatste val van het geboortecijfer en dan eindelijk - uitgestorven. Dat heeft jouw Eeuwigheid gedaan.'

Harlan kon Eeuwigheid nu verdedigen, des te vuriger en buitensporiger nu hij het kort tevoren zo fel had aangevallen. 'Laat ons bij de Verborgen eeuwen,' zei hij, 'en we zullen dat rechttrekken. In de eeuwen waar we wel bij kunnen hebben we nog altijd het allerbeste weten te bewerkstelligen.'

'Het allerbeste?' vroeg Noys op een objectieve toon die met de woorden leek te spotten. 'Wat is dat? Dat zeggen jullie apparaten je. Jullie telbatterijen. Maar wie stelt die apparaten af en wie zegt ze wat ze in aanmerking moeten nemen? De apparaten lossen problemen niet op met meer inzicht dan mensen, maar enkel met meer snelheid. Enkel sneller! En wat beschouwen de Eeuwigers dan als goed? Ik zal het je zeggen. Zekerheid en veiligheid. Het gematigde, en niets té. Geen risico's als een gelijke opbrengst niet absoluut verzekerd is.' 

Harlan slikte. Opeens stond hem duidelijk weer voor de geest wat Twissell had gezegd in de buis, toen ze het hadden over de geëvolueerde mens uit de Verborgen eeuwen: Wij hebben het ongewone eruit geknutseld, had hij gezegd. En was dat niet zo?'

Je staat te kijken of je nadenkt,' zei Noys. 'Nou, denk hier dan maar eens over na. Hoe komt het dat de mens in de huidige werkelijkheid steeds op ruimtevaart uit is en telkens weer vastloopt? In elke ruimtevaartperiode moeten ze toch weten van die vroegere mislukkingen. Waarom proberen ze het dan opnieuw?'

'Ik heb die kwestie nooit bestudeerd,' zei Harlan. Maar bezorgd dacht hij aan die kolonies op Mars, die keer op keer weer gesticht werden en altijd mislukten. Hij dacht aan de vreemde aantrekkelijkheid die ruimtevaart altijd bezat, zelfs voor Eeuwigers. Hij hoorde Socioloog Kantor Voy van de 2456e nog zuchten om het verlies van ruimtevaart in die ene eeuw, en vol weemoed zeggen: 'Het zou zo mooi zijn geweest.' En Levensplanner Neron Feruque, die om het vergaan ervan zo'n bittere vloek had geuit, en zich, om zijn gram te lozen, te buiten was gegaan aan een scheldpartij over de manier waarop Eeuwigheid omsprong met het kankerserum.

Bestond er zoiets als een instinctieve drang van intelligente wezens om de grenzen te verwijden, om bij de sterren te komen, om uit de gevangenis van de zwaartekracht te ontsnappen? Werd de mensheid daardoor gedwongen tientallen malen de interplanetaire ruimtevaart tot ontwikkeling te brengen, om keer op keer die dode werelden te bereizen in een zonnestelsel waarin alleen de Aarde bewoonbaar was? Had de uiteindelijke mislukking, het besef dat men naar die Aardse gevangenis terug moest, de vervormingen teweeggebracht waartegen Eeuwigheid zich onophoudelijk te weer stelde? Harlan dacht aan de drugverslaving in die zelfde weinige jaren van elektrogravitatie.

'Door de rampen uit de werkelijkheid weg te poetsen,' zei Noys, 'sluit Eeuwigheid ook de overwinningen buiten. Juist door grote beproevingen te ondergaan kan de mensheid met veel succes tot grote hoogtes stijgen. Uit gevaar en niet aflatende onzekerheid komt een kracht naar boven, die de mensheid drijft tot nieuwe en meer vermetele veroveringen. Begrijp je dat? Begrijp je dat Eeuwigheid door de gevaren en de ellende af te wenden die de mensheid belagen, de mens ook verhindert zijn eigen bittere én betere oplossing te vinden - de ware oplossingen die ontstaan uit het overwinnen van de moeilijkheid, en niet door die te ontlopen.

'Onbewogen zei Harlan: 'Het grootste goed voor het grootste aantal-'

'En als Eeuwigheid nooit tot stand was gekomen?' viel Noys hem in de rede.

'Wat dan?'

'Ik zal je eens zeggen wat er dan gebeurd was. De energie die in de tijdconstructie gestopt is zou anders in kernfysica gestoken zijn. Eeuwigheid zou niet gekomen zijn, maar wel de sterrenvaart. De mens zou meer dan honderdduizend eeuwen eerder bij de sterren zijn gekomen dan in de huidige werkelijkheid. Dan zouden de sterren nog niet bezet zijn geweest en de mensheid had zich over de hele melkweg kunnen vestigen. Dan waren wij het eerst geweest.'

'En wat was daarmee gewonnen?' vroeg Harlan koppig. 'Zouden we gelukkiger zijn?'

'Wie bedoel je met "we"? "De mens" zou niet één wereld zijn maar een miljoen, een miljard werelden. We zouden de oneindigheid in onze greep hebben. Elke wereld zou zijn eigen reeks eeuwen hebben, zijn eigen maatstaven, een kans om op een eigen wijze in een eigen omgeving het geluk te zoeken. Er zijn vele soorten geluk, en een oneindige verscheidenheid aan goede dingen... En dat is de grondtoestand van de mensheid.'

'Je gokt maar wat,  zei Harlan en was boos op zichzelfdat hij zich getrokken voelde tot het beeld dat zij had gehangen. 'Hoe kun je weten wat er gebeurd zou zijn?'

'Je glimlacht om de onnozelheid van Tijdlingen die maar één werkelijkheid kennen. Wij glimlachen om de onnozelheid van Eeuwigers, die denken dat er vele werkelijkheden zijn maar dat er maar één tegelijk bestaat.'

'Wat bedoel je met die flauwekul?'

'Wij berekenen geen andere werkelijkheden. Wij bekijken ze. We zien ze in hun niet-werkelijke toestand.'

'Een soort spookachtig sprookjesland waar de misschientjes met de indientjes spelen, zeker.'

'Ja - als je het sarcasme wegdenkt.'

'En hoe speel je dat klaar?'

Noys zweeg, en zei toen: 'Hoe kan ik je dat uitleggen, Andrew. Ik heb bij mijn opvoeding bepaalde dingen geleerd zonder ze echt helemaal te begrijpen, net als jij. Kun jij de werking van een telbatterij verklaren? Toch weet je dat hij bestaat en dat hij werkt.'

Harlan liep rood aan. 'Nou, zeg het maar.'

'We hebben werkelijkheden leren bekijken en we ontdekten dat de grondtoestand is zoals ik hem net beschreven heb. We hebben ook ontdekt welke verandering die grondtoestand heeft vernield. Het was geen verandering die Eeuwigheid heeft bewerkstelligd; het was de totstandkoming van Eeuwigheid zélf, het pure feit dat het bestaat. Elk systeem als Eeuwigheid, dat de mens in staat stelt zijn eigen toekomst te bepalen, kiest tenslotte voor veiligheid en middelmatigheid, en in zo'n werkelijkheid zijn de sterren buiten bereik. Het pure bestaan van Eeuwigheid heeft het Galactische Rijk onmiddellijk weggevaagd. Om het te herstellen moeten we afrekenen met Eeuwigheid.

Er is een oneindig aantal werkelijkheden. Er is ook een oneindig aantal subgroepen in elke werkelijkheid. Er is bijvoorbeeld een oneindig aantal werkelijkheden waarin eeuwigheid niet bestaat en een oneindig aantal waarin het wél bestaat; en ook een oneindig aantal waarin Eeuwigheid wel bestaat maar wordt uitgebannen. Maar mijn volk koos uit die oneindige aantallen een groep waar ik in bestond.

Ik had daar niet de hand in. Ze hebben mij opgeleid voor mijn werk net zoals Twissell en jij, Cooper voor zijn werk hebben opgeleid. Maar ook het aantal werkelijkheden waarin ik het werktuig was om Eeuwigheid te vernietigen was oneindig. Ik mocht kiezen uit vijf werkelijkheden die het minst gecompliceerd leken. Ik koos dit, het enige werkelijkheidssysteem waar jij in was.'

'Waarom koos je dat?' vroeg Harlan.

Noys keek de andere kant op. 'Omdat ik van je hield, zie je. Ik hield van je, lang voor we elkaar ontmoetten.'

Het schokte Harlan. Ze zei het met zo'n diepe oprechtheid. Cynisch dacht hij: Ze is een toneelspeelster... 

'Dat is nogal belachelijk,' zei hij.

'O ja? Ik heb de werkelijkheden die me werden voorgelegd bestudeerd. Ik bekeek de werkelijkheid waarin ik terug zou gaan naar de 482e, kwam eerst Finge tegen, toen jou. Die waarin jij bij mij kwam en van me hield, waarin je mij meenam naar het verre optijds van mijn eigen eeuw, waarin je Cooper de mist in stuurde en wij samen teruggingen naar de primitieve tijd. We bleven heel ons leven in de primitieve tijd. Ik zag hoe we samenleefden en het waren mooie tijden en ik hield van je. Het is dus helemaal niet belachelijk. Ik koos voor deze mogelijkheid zodat onze liefde een feit zou worden.'

'Allemaal bedrog,' zei Harlan. 'Bedrog. Hoe kun je van mij verwachten dat ik dat geloof?' Hij zweeg, en zei toen plotseling: 'Wacht eens! Je zegt dat je dat alles van tevoren wist? Alles wat er zou gebeuren?'

'Ja-'

'Dan zijn het aperte leugens. Dan zou je geweten hebben dat ik hier een verzenger op je zou richten. Je zou geweten hebben dat je opzet zou mislukken. Wat heb je daarop te zeggen?'

Een lichte zucht. 'Ik heb je gezegd dat er in elke werkelijkheid een oneindig aantal subgroepen is. Hoe nauwkeurig we ook mikken op een bepaalde werkelijkheid, hij vertegenwoordigt altijd een oneindig aantal werkelijkheden die heel sterk op elkaar lijken. Er zijn vage plekken. Hoe scherper we mikken, hoe minder vaag, maar volmaakte scherpte is niet te bereiken. Hoe minder vaag, hoe lager de waarschijnlijkheid dat een toevallige variant de uitkomst verpest, maar die waarschijnlijkheid is nooit gelijk aan nul. Eén vage plek heeft de zaak verpest.'

'Welke?'

'Jij moest weer naar het verre optijds komen nadat de blokkade bij de 100.000e was opgeheven, en je kwam ook. Maar je had alleen moeten komen. Daarom schrok ik op dat moment ook zo toen ik zag dat je Rekenaar Twissell bijje had.'

Weer raakte Harlan in de war. Haar verhaal klopte zo goed.

'En ik zou nog erger geschrokken zijn,' zei Noys, 'als ik me ten volle bewust was geweest van de betekenis van die variant. Als je alleen was gekomen had je me ook meegenomen naar de primitieve tijd. Dan had je uit liefde voor de mensheid, uit liefde voor mij, Cooper met rust gelaten. Je kring zou dan verbroken zijn, Eeuwigheid was opgehouden te bestaan en ons leven hier samen was veilig gesteld.

Maar je kwam met Twissell, een toevallige variant. Tijdens de tocht sprak hij met je over de Verborgen eeuwen en bracht bij jou een reeks van gedachten op gang die erop uit liep dat je ging twijfelen aan mijn goede trouw. En dat er tussen ons in een verzenger is... En dat is nu het hele verhaal, Andrew. Je kunt mij verzengen. Niets houdt je tegen.'

Harlans hand deed pijn van de verkrampte manier waarop hij de verzenger vast had. Duizelig nam hij hem in de andere hand. Zat er geen zwakke plek in haar verhaal? Waar was de vastberadenheid die een gevolg had moeten zijn van het feit, dat hij zeker wist dat zij een wezen uit de Verborgen eeuwen was? Meer dan ooit lag hij met zichzelf overhoop, en de dageraad was niet ver meer af.

'Waarom twéé pogingen om een eind te maken aan Eeuwigheid? Waarom kon Eeuwigheid niet gewoon voorgoed ophouden te bestaan toen ik Cooper de 20e in had gestuurd? Dan was er toen een eind aan de dingen gekomen en was er niet zo'n kwellende onzekerheid geweest.'

'Omdat,' zei Noys, 'het niet genoeg is dat deze Eeuwigheid verdwijnt. We moeten de waarschijnlijkheid dat er iets als Eeuwigheid tot stand komt, verkleinen tot hij zo dicht mogelijk bij nul zit. Er is dus één ding dat we hier in de primitieve tijd doen moeten. Een kleine verandering, iets van niks. Jij weet hoe een minimale noodzakelijke verandering er uitziet. Het is maar een brief naar een schiereiland dat hier in de 20e eeuw Italië heet. Het is nu de 19,32e. Als ik die brief verstuur zal een man uit Italië binnen een paar centi-eeuwen gaan experimenteren met het beschieten van uranium met neutronen.'

Harlan rilde van afschuw. 'Wil je de primitieve geschiedenis gaan veranderen?'

'Ja, dat is onze bedoeling. In de nieuwe werkelijkheid, de uiteindelijke werkelijkheid, zal de eerste atoomexplosie niet plaatsvinden in de 30e eeuw maar in de 19,45e.'

'Maar ken je het gevaar? Kun je schatten hoe groot de gevaren zijn?'

'Wij kennen het gevaar. We hebben de reeks voortvloeiende werkelijkheden bekeken. Het is waarschijnlijk -niet zeker natuurlijk - dat de aardkorst tenslotte grotendeels radioactief zal zijn, maar voor het zover is-'

'Je bedoelt dat daar iets tegenop kan wegen?'

'Een Galactisch Rijk. Een feitelijke versterking van de grondtoestand.'

'En toch beschuldig je de Eeuwigers dat ze zich bemoeien met-'

'We beschuldigen ze ervan dat ze zich er stééds mee bemoeien om de mensheid veilig thuis gevangen te houden. Wij komen er één keer tussen om hem vroegtijdig tot kernenergie te brengen zodat hij nooit, helemaal nooit, een Eeuwigheid zal stichten.'

'Nee,' zei Harlan wanhopig. 'Er moet een Eeuwigheid zijn.'

'Als jij dat verkiest. Het is aan jou om te kiezen. Als je wilt dat de toekomst van de mensheid in de handen van psychopaten ligt...'

'Psychopaten?!' schreeuwde Harlan uit.

'Niet dan? Jij kent ze. Denk maar eens na.'

Harlan keek haar aan in verontwaardigde ontzetting, aar toch moest hij denken. Hij dacht aan de Jonkies die e waarheid over de werkelijkheid te horen kregen, en aan Tonkie Latourette die zichzelf ten gevolge daarvan van kant probeerde te maken. Latourette had het overleefd en was Eeuwiger geworden; niemand kon zeggen hoe het zijn persoonlijkheid geschaad had, en desondanks droeg hij bij tot beslissingen over andere werkelijkheden.

Hij dacht aan het kastensysteem in Eeuwigheid, aan het ziekelijke bestaan dat schuldgevoel in woede omzette en in haat jegens Technici. Hij dacht aan Rekenaars met hun onderlinge strubbelingen, aan Finge die tegen Twissell samenspande en aan Twissell die Finge bespioneerde. Hij dacht aan Sennor, die tegen zijn kale kop vocht door tegen alle Eeuwigers te vechten.

Hij dacht aan zichzelf.

En toen dacht hij aan Twissell, de grote Twissell, die óók de wetten van Eeuwigheid had geschonden.

Het scheen hem toe dat hij altijd geweten had dat Eeuwigheid zo was. Waarom was hij anders zo happig geweest het te vernietigen? Toch had hij dat zichzelf nooit helemaal bekend, hij had het nooit echt onder ogen gezien - tot nu, opeens.

En hij zag Eeuwigheid klaar en helder als een vergaarbak van steeds erger wordende geestesziekten, een put die krioelde van ziekelijke motieven, een massa wanhopige levens die ruw uit hun samenhang waren gerukt.

Uitdrukkingloos keek hij Noys aan.

'Zie je?' zei ze zachtjes. 'Andrew, ga je met me mee naar de ingang van de grot?'

Hij volgde haar als gehypnotiseerd, ontzet door het alomvattende van het nieuwe inzicht dat hij had verworven. Zijn verzenger zakte voor het eerst onder de lijn die het wapen met Noys' hart verbond.


Het vale schijnsel van de dageraad kleurde de lucht grijs en de enorme buis vlak buiten de grot stond als een beklemmende schaduw tegen de bleke hemel. De omtrekken waren zwak en vaag door de laag die erop was aangebracht.

'Dit is de Aarde,' zei Noys. 'Niet de enige en eeuwige woonplaats van de mensheid, maar wel een beginpunt voor een nooit eindigend avontuur. Je hoeft alleen maar het besluit te nemen. Jij bent degene die het nemen moet. Jij en ik en wat er hier in de grot is zal door een fysitijdveld beschut worden tegen verandering. Cooper zal verdwijnen, samen met zijn advertentie; Eeuwigheid zal verdwijnen en de werkelijkheid van mijn eeuw. Maar wij zullen blijven en kinderen krijgen en kleinkinderen, en de mensheid zal blijven om tot de sterren te komen.'

Hij draaide zich om om naar haar te kijken en zij glimlachte hem toe. Dat was Noys zoals ze vroeger was, en zijn eigen hart klopte zoals het dat vroeger deed.

Hij was zich er zelfs niet van bewust dat hij tot een besluit gekomen was tot opeens de hele hemel grijs werd toen de buis verdween. En mét dat verdwijnen kwam, dat besefte hij zelfs terwijl Noys zich langzaam in zijn armen vlijde, het einde, het definitieve einde van Eeuwigheid.

En het begin van Oneindigheid.