7. Winnen is een werkwoord
Goede voetballers zijn snelle voetbaldenkers en dus is voetbalintelligentie de basis van elke goede voetballer. Om de drie denkstappen uit het voetbaldenkmodel goed, snel en vaak uit te voeren, zijn voetbalkennis en voetbalvaardigheden vereist. Het op de juiste wijze vergaren en toepassen van kennis en het aanleren van vaardigheden vraagt om toegewijde, effectieve training en coaching. Voor het leveren van veel grensverleggende en intensieve trainingsarbeid is veel energie en volledige aandacht nodig. Winnen in het voetbal is keihard werken.
Als keeper liet ik zo min mogelijk aan het toeval over. Ik was vierentwintig uur per dag profvoetballer. Zoals eerder beschreven kon ik dit plichtsbesef nog wel eens tot in het extreme doorvoeren. In die periode manifesteerde ik me als workaholic. Hier had mijn directe omgeving zich maar naar te voegen. Ik had geen trainer nodig die moest controleren of ik wel voldoende trainde. In de beginfase bij FC Utrecht werd collega-keeper Jan Stroomberg gek van me. Als hij dacht dat de trainingssessie erop zat, zette ik aan voor nog een serie. Ik wilde er alles aan gedaan hebben om in de wedstrijd niet mezelf te hoeven verwijten dat ik er met de pet naar gegooid had. Noem het calvinistisch of perfectionistisch. Ook mijn voorbereiding was altijd grondig en nauwkeurig. Daarbij hield ik vast aan vaste patronen, regelmaat en vertrouwdheid. Als speler hechtte ik veel waarde aan rituelen en was ik gevoelig voor alles wat me houvast gaf. Het grootste deel van de kans op winnen trachtte ik dus naar mijn hand te zetten door hard te sleutelen aan mijn vaardigheden als voetballer. Het ongrijpbare deel probeerde ik te vangen met geloof en bijgeloof.
Tijdens het EK in 1988 wilde ik bij het betreden van het Volksparkstadion per se op dezelfde kleedkamerstoel zitten als waar ik acht jaar daarvoor op zat toen ik met FC Utrecht tegen het grote HSV speelde. Het werd 0-1 en ik keepte een van de beste wedstrijden uit mijn carrière. Ik pakte werkelijk alles. Vanuit mijn bijgeloof wilde ik voor de wedstrijd tegen Duitsland weer op diezelfde plek zitten. Maar toen ik de kleedkamer binnen kwam, zat Willem Kieft daar. Ik vroeg of ik daar mocht zitten. Willem begon te lachen. ‘Ah doe niet zo gek Breuk, wat een onzin.’ Gelukkig maakte hij plaats, want ik hecht erg aan rituelen. In mijn hele wedstrijdvoorbereiding zat eenzelfde structuur. Een vaste opbouw in het moment; van omkleden tot naar het toilet gaan, het laten masseren en als eerste het veld op willen voor de warming-up. Alles moest in eenzelfde volgorde, ook bijvoorbeeld het aantrekken van mijn kousen. Daar kreeg ik een lekker gevoel van. Hierdoor creëerde ik voor mezelf het goede gevoel dat ik nodig had om te presteren.
In de zeventien jaar na mijn afscheidswedstrijd – het PSV-elftal van ’94 nam het toen op tegen een samengesteld elftal van PSV-ers en (oud-)internationals – ben ik steeds beter gaan inzien wat er voor nodig is om op topniveau te presteren. Een groot deel van mijn trainingsarbeid en voorbereidingen deed ik op basis van logisch verstand, ervaring en gevoel. De afgelopen decennia is de kennis op het gebied van presteren en stimuleren enorm toegenomen. Ook binnen de voetbalwereld. Bijna elke speler is op zoek naar een succesformule om te presteren. Net als elke coach al dan niet bewust speurt naar bewezen methoden en technieken om te winnen. Zoals gesteld is voetbal een complexe sport. Bovendien wordt het gespeeld door mensen: unieke personen met eigen karakters, persoonlijkheden, voorkeuren, ervaringen, normen en waarden. Het vaststellen van algemeen geldende succeskenmerken is dus even verleidelijk als lastig.
Toch zijn er wel degelijk basisvoorwaarden die ervoor zorgen dat de volledige aandacht en energie gestoken kan worden in het voetbaldenken. Het waarborgen van deze basisuitgangspunten vergroot de kans op succes aanzienlijk. Op de vraag aan de coaches en spelers die dit boek verrijkten met hun ervaring en kennis, welke vaardigheden in elke succesvolle carrière van doorslaggevende betekenis zijn geweest, kwamen deze naar voren: doelen stellen, informatie inwinnen en kunnen toepassen, het evalueren en analyseren van progressie, het op topsport afstemmen van de levensstijl, controleren van gedachten en emoties, functioneel communiceren en verantwoordelijkheid nemen voor de eigen doelen en die van het team. Deze zijn trainbaar.
Wat winnaars onderscheidt, is dat zij helder voor ogen hebben wat zij willen. Zoals hockeycoach Marc Lammers het stelde: ‘Winnaars hebben een plan, verliezers een excuus.’ Elk structureel succes begint met een doel. Dit is voor veel jonge, talentvolle spelers profvoetballer worden. Het probleem dat zich hierbij gelijk aandient, is dat dit voor de meesten een abstract beeld is. De tieners willen graag Wesley Sneijder of Arjen Robben zijn, maar zien vooral het bij dat beeld behorende geld, de status van voetbalvedette of de ambiance van volle voetbalstadions. Slechts een enkeling ziet de hoeveelheid treden van de ladder die naar de top leidt. Deze uitzonderingen zijn zich bewust van het verschil tussen hun eigen niveau en dat van Wesley Sneijder. Anderen zien dit niet zo bewust, maar voelen aan dat er heel hard getraind moet worden om zelf ooit in Oranje te spelen.
==
Tabel 1: Voorwaarden scheppen om te winnen in het voetbal
==
Doelen stellen is noodzakelijk om richting te geven aan alles wat je doet. En laat. ‘Een doel vormt een leidraad, waarlangs keuzes kunnen worden afgewogen,’ vertelde Boudewijn Zenden. ‘Mijn doel was de beste voetballer uit mijn team te worden. Het maken van bepaalde keuzes werd hierdoor eenvoudiger. Ik ging niet achter de spelcomputer zitten, maar oefenen met een balletje. Ik ging niet tot laat bier drinken in de kroeg, maar pakte mijn rust door op tijd naar bed te gaan. Ik verlegde voortdurend mijn doelen, zodra ik ze had gehaald.’ Een doel kan in termijnen verschillen. Een doel kan klein zijn en binnen handbereik liggen, maar kan ook groot zijn en in de verre toekomst gesteld worden. Stijn Schaars, lang de strateeg op het middenveld van AZ en nu actief bij Sporting Lissabon, legt dit uit: ‘Tijdens een wedstrijd stel ik mezelf korte doelen. Dan eis ik bijvoorbeeld van mezelf dat ik de komende tien minuten minimaal drie loopacties tot in het strafschopgebied van de tegenstander maak. Dit werkt motiverend.’
==
Stijn Schaars: ‘Tijdens een wedstrijd stel ik mezelf korte doelen.’
==
Bert van Marwijk is ook een man van doelen en hij noemt zichzelf een overlever. Hij geeft niet op tot hij zijn doel heeft bereikt. ‘Doelen zijn nodig om resultaten een waardering te geven. Als voetballer, maar nu ook als coach, heb ik een vorm van geldingsdrang in me. Wanneer ik een doel niet haal, geeft me dat extra energie. De wil om te slagen is sterker dan de angst om te falen. Ik blijf net zo lang doorgaan tot het lukt.’
Het belang van doelen stellen wordt door elke topspeler en topcoach onderschreven. Om die reden hoort het dus thuis in het trainingsprogramma van voetballers op elk niveau. Louis van Gaal wil altijd de doelen van zijn spelers weten, zodat hij weet waar zij zich op richten. ‘Doelen vormen een uitstekend middel om spelers te motiveren. Ik laat spelers hun doelen regelmatig opschrijven. Ik vind het een onderdeel van hun vak dat ze hierover nadenken en hun doelen helder hebben.’ Van Gaal hanteert in zijn eigen carrière ook voortdurend doelen om zichzelf te stimuleren. ‘Als speler van Sparta was mijn doel om trainer van Ajax te worden al duidelijk. Dat lukte. Vervolgens zei ik: “Ik word trainer van een buitenlandse topclub”. En ik werd het. Daarna riep ik “Ik word bondscoach”. En ik werd het. Nu heb ik nog één doel: als bondscoach een eindtoernooi spelen. En dat gaat me lukken.’
Wat het stellen van een doel ingewikkeld maakt, is dat het bepaalde eindstation soms onbereikbaar blijft of lijkt. Het opdelen van resultaatdoelen in procesdoelen werkt dan behulpzaam. Een voorbeeld van een resultaatdoel is het winnen van een wedstrijd. Procesdoelen met hetzelfde resultaat kunnen zijn dat je als verdediger je man nooit uit je rug laat lopen of bij balbezit altijd zo snel mogelijk de spits opzoekt. Topspelers zijn in staat om zichzelf voortdurend procesdoelen te stellen. Zij begrijpen dat elk resultaat een optelsom van denkprocessen en handelingen is. Ik deed in mijn loopbaan niet anders. Wat is een keeper zonder doel? Ieder seizoen, iedere wedstrijd, had ik een serie doelstellingen voor mezelf geformuleerd. Variërend van onder de 90 kilo wegen of conditioneel tot de beste vijf van de spelersgroep behoren tot mijn aandacht volledig op voetbalgedachten richten. Om doelen op de juiste manier te stellen, helpt het SMART-principe: motiverende doelen zijn specifiek, meetbaar, aanvaardbaar, realistisch en tijdsgebonden. Bijvoorbeeld: ‘Ik wil op mijn twintigste basisspeler zijn bij een profclub in de Eredivisie, waarbij ik in een seizoen tenminste vijfentwintig competitiewedstrijden in de basis start’. Dat is al een stuk concreter dan ‘Ik wil profvoetballer worden’.
Spelers laten nadenken over hun doelen is onderdeel van het talentontwikkelingsproces van zowel jeugdspelers als gearriveerde profs. Veel BVO’s maken gebruik van de POP-techniek: een persoonlijk ontwikkelingsplan. In een dergelijk plan laten coaches spelers zelf opschrijven wat zij willen bereiken en hoe ze dat kunnen doen. Uit de interviews blijkt dat spelers die zelf verantwoordelijk worden gemaakt voor hun doelen en ontwikkeling, de meeste progressie boeken.
Het verhaal dat me in dit opzicht bij is gebleven, is dat van Winston Bogarde. Zijn doelen waren voor hem glashelder en hij hield zich hier in alle fases van zijn carrière aan. ‘Mijn belangrijkste doel was om een huis met een zwembad voor mijn moeder te kopen. Deze belofte deed ik haar toen ik een jaar of zeven oud was. Ik trainde in eerste instantie niet om bij Barcelona of het Nederlands elftal te komen, maar ik werkte me in het zweet om de daad bij het woord te voegen.’ De achtergrond van Bogarde speelde hierbij een hoofdrol. ‘Wij hadden het thuis financieel niet breed. Mijn moeder zorgde voor dertien kinderen, waarvan ik de jongste was. Mijn moeder zei op een dag gekscherend tegen het hele gezin: “Winston gaat voor mij een groot huis met een zwembad in de tuin kopen als hij later groot is.” Die woorden ben ik nooit meer vergeten. Mijn kerndoel werd dit cadeau voor mijn moeder.’ De onbreekbare verdediger wist zijn doel op te delen in kleine stappen. ‘Vanuit mijn slaapkamerraam kon ik de lampen van het Sparta-stadion zien. Ik bedacht dat profvoetbal een manier was om snel en jong succesvol te worden. Daarom besloot ik in plaats van lid te worden van HWD, de voetbalclub waar al mijn broers speelden, mij op te geven voor Sparta. Naast de clubtrainingen speelde ik iedere dag op straat met en tegen mijn oudere broers. In die partijtjes ging het er keihard aan toe. Het overeind blijven in deze fysieke strijd, waarbij ik heel wat trappen en stoten heb moeten incasseren, hebben mij mentaal harder gemaakt. De partijtjes op straat zag ik als leermomenten. Hoeveel pijn ik ook had, iedere dag voetbalde ik weer mee. Ik wilde beter worden en was bereid daar alles voor te doen. Zo deed ik bijvoorbeeld krachttraining met bakstenen om sterker te worden.’ Bogarde brak door bij Sparta en verdiende een semiprofcontract. Semiprofs trainden normaliter alleen in de avonden, maar Winston koos ervoor om alle trainingen mee te pakken. ‘Ik dwong na mijn debuut redelijk snel een basisplaats af. Dat seizoen speelde ik tweeëndertig wedstrijden en ik maakte drie doelpunten. Een jaar later werd ik gekocht door Ajax. Daar ging ik werken met Louis van Gaal. Hij heeft mij eigenlijk echt leren voetballen. Louis verplaatste mij van linksbuiten naar linksback. Dat was wennen, maar ik was bereid om te leren. Het maakte mij niet uit waar ik speelde, als ik maar speelde. Via Ajax kwam ik bij AC Milan, Barcelona en Chelsea terecht. Mijn primaire doel, financieel onafhankelijk worden, bereikte ik in Londen.’ Het huis met zwembad heeft hij zijn moeder nooit kunnen geven. ‘Zij overleed vlak voor ik genoeg geld had gespaard. Voor mijzelf ben ik absoluut geslaagd. Ik heb mijn doelen bereikt en ik heb de mensen die het nooit in mij hebben zien zitten de mond gesnoerd.’
De continue drang om beter te willen worden kenmerkt alle Oranje-spelers. Zodra een doel gehaald is, wordt er direct een volgend doel gesteld. Het zichzelf opleggen van aanvullende trainingsarbeid zorgde er bij alle geïnterviewde topspelers voor dat zij tot de allerbesten van hun generatie zijn gaan behoren. Nationaal én internationaal. Wesley Sneijder noemde in dit verband zijn verwoede pogingen om zijn tweebenigheid verder te ontwikkelen. ‘Ik had als kind een soccer pal. Dat is een bal aan een elastiek. Ik heb heel wat uurtjes tegen die bal aan staan trappen. Veel met links. Zo ontwikkelde ik mijn tweebenige traptechniek.’
Trainers kunnen het visueel maken van doelen gebruiken als techniek om hun spelers te stimuleren. Guus Hiddink is hierin erg bedreven. ‘Ik ben als coach altijd heel duidelijk in waar ik met spelers naartoe wil. Voordat we deelnemen aan een toernooi, laat ik de spelers een sheet zien met daarop de weg, van het begin tot aan de finale. Ik ga uit van succes, dus de finale schets ik ze voor. Ook bouw ik voor mijn team meetpunten in. Een jaar voor het WK in 2002 speelden we met Zuid-Korea mee in de Confederations Cup. We verloren daar kansloos met 5-0 van Frankrijk. Drie weken voor het WK had ik een oefeninterland georganiseerd tegen de Fransen. Die verloren we nipt met 3-2, met kans op een overwinning. Dit zorgde voor een enorme boost van het zelfvertrouwen. De vooruitgang van een jaar lang hard werken werd hierdoor zichtbaar.’
Het verstrekken van gegevens zoals het vetpercentage, de resultaten van een shuttle run-test of het aantal overwinningen behaald in oefenpartijen, biedt een mooi vertrekpunt voor gerichte verbeteringen. Om doelgericht te trainen is het noodzakelijk om de doelen voor het team te specificeren naar spelers, posities en fases. Zenden roemde dit aspect als één van de sterke kanten in de aanpak van Steven McClaren bij Middlesbrough. ‘In Engeland gebruiken veel clubs een analysesysteem. Dit vertelt je precies de statistieken van een wedstrijd. Hoeveel goede passes heb ik gegeven? Hoeveel kilometer heb ik gelopen? Dit soort informatie vond ik erg nuttig. Vooral omdat het mij hielp om duidelijke doelen te stellen. Mooi was dat de statistieken van alle spelers in de kleedkamer werden opgehangen. Zo kon je precies zien hoe je scoorde ten opzichte van je collega’s. Dit soort dingen versterken de motivatie in de groep. Iedereen wil de beste zijn.’
De doelen die worden gesteld door de coach of een individuele speler moeten altijd in overeenstemming zijn met het niveau van dat moment en realistisch ten opzichte van het gewenste niveau. Om de kracht of zwakte van een team of speler te bepalen, is de aanpak van de Australische hockeycoach Ric Charlesworth het melden waard. Wetenschapper Jacques van Rossum noemde hem een lichtend voorbeeld in dit opzicht. ‘Charlesworth heeft een onvoorstelbaar track record als coach in zowel het heren- als in het dameshockey. In zijn boek The Coach beschrijft hij zijn must-win-games: iedere training eindigt hij met zo’n spel. Hij laat een ongelijk aantal spelers tegen elkaar spelen, waarbij het team dat in ondertal is, ook nog met een achterstand begint. Zij hebben zeven minuten de tijd om dat recht te zetten. Zo worden ze gedwongen om alles op alles te zetten, waardoor zichtbaar wordt op welk vlak een speler kan breken; bijvoorbeeld op conditioneel vlak of juist op speltechnisch gebied. Uit deze partijtjes komen dus elke keer weer nieuwe trainingsdoelen voort.’
==
Tabel 2: Het trainen van voetbaldenken
==
Het stellen van doelen en het opdelen hiervan in subdoelen raakt direct aan het voetbaldenkmodel. Als het doel duidelijk is, moeten strategie en tactiek worden bepaald om de doelstellingen te kunnen realiseren. Het begrijpen van speelplannen op teamniveau en de daaruit voortvloeiende individuele taken per situatie vereist het vermogen om kennis op te nemen en toe te passen. Dit valt onder de tactische training. Hoe beter een speler in staat is om te begrijpen wat de gevolgen van bepaalde keuzes voor hemzelf en zijn medespelers zijn, hoe beter hij keuzes maakt in het veld. Hoe creatiever een speler is in het bedenken en uitvoeren van oplossingen voor een probleem, des te verrassender zijn spel zal zijn. De manier waarop bijvoorbeeld Marc Overmars in Barcelona met zijn weinig coachbare collega Rivaldo omging, getuigt van tactisch inzicht, doelgericht denken en sociale intelligentie. ‘Rivaldo speelde vooral voor zichzelf, wilde graag de ster zijn en was ook een geweldige speler. Toch baalde ik ervan dat ik regelmatig voor niks diep ging omdat hij alleen gericht was op de voor hem kortste weg naar het doel. Op een dag ben ik naar Rivaldo toe gegaan. Ik zei: “Als jij mij nu vaak de bal toespeelt, dan maak ik jou de topscorer van de Primera División.” Dit werkte uitstekend. Hij keek vanaf dat moment bijna altijd even of ik vrijliep. Rivaldo werd dat seizoen topscorer, vooral dankzij mijn assists.’
Het ontwikkelen en toepasbaar maken van tactisch inzicht, of abstract denken is mogelijk. Hierbij geldt dat het aangeboren talent de bandbreedte van mogelijke ontwikkelingen op dit vlak bepaalt. De door Erik Matser genoemde hersenfuncties ruimtelijk inzicht, lerend vermogen en snelheid van informatieverwerking komen in dit opzicht van pas. Daarnaast moet een topspeler zijn geheugen een handje helpen door automatismen aan te leren. Basisafspraken over wat te doen bij balverlies, inworpen en vrije trappen, kunnen door herhaling ‘ingeslepen’ worden, zodat de speler geen tijd verliest aan het bewust nadenken over zijn opdracht bij een vaak voorkomende, trainbare situatie. Het gebruik van trigger words is in dit opzicht nuttig. Indien spelers moeite hebben met het herkennen van bepaalde wedstrijdsituaties, kunnen coaches of medespelers hen daarbij helpen door met elkaar waarschuwingssignalen af te spreken. In dit kader gaan mijn gedachten naar het eerste seizoen van Jan Wouters bij FC Utrecht. Wouters kon excelleren op basis van werklust en gedrevenheid. In zijn kracht lag tegelijkertijd ook zijn valkuil. Op momenten dat ons ogenschijnlijk onrecht werd aangedaan, het even niet lukte of de druk toenam, kon Wouters wel eens de controle over zichzelf verliezen. Dan schold hij de scheidsrechter uit of maakte hij een onbesuisde overtreding. Aan het eind van het seizoen konden we kwartetten met het aantal gele en rode kaarten die ‘Wout’ had verzameld. Hiermee benadeelde hij zichzelf én de ploeg. Nu besef ik dat wij hem hierbij hadden kunnen helpen door met elkaar af te spreken dat wij op de momenten dat hij zijn zelfbeheersing dreigde te verliezen het codewoord ‘oranje’ naar hem zouden roepen. Hierdoor zou hij zich bewust zijn geworden van zijn prestatiebelemmerende gedachten en deze vervolgens kunnen controleren. Deze techniek las ik een aantal jaren geleden in het boek Focussed for Soccer van Bill Beswick. Het toepassen hiervan had Wouters in die fase vermoedelijk een flink aantal kaarten kunnen besparen.
In het verlengde van de trigger words, die feitelijk het bewustzijn versterken, ligt een soortgelijke techniek die de aandacht kan sturen. Een handeling verbaal begeleiden helpt om de aandacht te richten en dus beter te voetbaldenken. Zo kan een coach tijdens een afwerkvorm de spelers de instructie meegeven om ‘raak’ te roepen op het moment dat ze de bal op doel schieten. Hierdoor worden ze gedwongen om hun aandacht te richten op het raken van de bal – de voetbalhandeling – in plaats van op niet-voetbalgedachten zoals hun vader die langs de kant staat te kijken of een vliegtuig dat net overgaat.
Onderdeel van het professioneel bedrijven van voetbal is het moeten leren. Spelers zijn dit aan zichzelf en aan hun team verplicht. Mocht een speler uitleg nodig hebben, aanvullende demonstratie wensen of een alternatief willen bespreken, dan is het zijn taak om dit kenbaar te maken. Veel spelers die bepaalde trainingsvormen of tactische varianten niet begrijpen, verschuilen zich achter de groep en durven niet af te gaan tegenover hun collega’s of de coach. Zij nemen de verantwoordelijkheid voor de gestelde doelen in dat geval niet of onvoldoende. Hetzelfde geldt voor spelers die weigeren iets van een trainer of teamgenoot aan te nemen. Een gebrek aan coachbaarheid kenmerkt de spelers die uiteindelijk niet alles uit zichzelf hebben weten te halen. Uiteraard is het verstandig altijd kritisch te blijven op hetgeen anderen van jou verwachten. Het verschil in aanpak tussen toppers en hun minder succesvolle collega’s is, dat toppers bij twijfel een discussie starten met het doel beter te worden in plaats van gelijk te krijgen.
Topspelers analyseren en evalueren hun eigen prestaties en die van hun team voortdurend. Dit sluit aan bij het altijd beter willen worden en doelen blijven stellen. Dat doen zij niet omdat de trainer het van hen vraagt, maar omdat zij grip willen hebben op hun eigen ontwikkeling. Klaas-Jan Huntelaar en Ruud van Nistelrooy hielden als junioren al schriftjes bij met resultaten van het team en van zichzelf. Nagenoeg alle geïnterviewden zijn zelfkritisch en altijd op zoek naar voorbeelden waar ze zichzelf aan kunnen spiegelen. Wim Jonk stond in zijn tijd als speler van onder meer Ajax, Internazionale en PSV al bekend als een bedachtzame, slimme speler. ‘Ik bekeek wekelijks heel nauwkeurig de bewegingen en keuzes van topvoetballers op televisie. Ik kon ervan genieten om spelers als Johan Cruijff, Michel Platini en Glenn Hoddle te zien spelen. Geen wedstrijd miste ik van hen.’ Jonk sprak veel met collega’s en trainers over voetbal en stelde zich er voortdurend voor open om van hen te leren. ‘De vakbeleving van Jan Wouters intrigeerde mij bijvoorbeeld. In gesprekken probeerde ik te doorgronden waar zijn ijver vandaan kwam en hoe hij het dagelijks kon opbrengen om het uiterste van zichzelf te geven. Van hem leerde ik om uitdagende doelen te stellen en niet snel ergens genoegen mee te nemen. Als ik nu terugblik op mijn voetbalcarrière, hebben mijn leergierigheid en coachbaarheid in mijn loopbaan het verschil gemaakt.’
Veel spelers sluiten hun ogen bewust en onbewust voor de fouten die zij maken. Evaluatie en analyse zijn aan hen niet besteed. In mijn tijd bij PSV kwamen videoanalyses op. Na een wedstrijd keken we dan beelden van de wedstrijd van het weekend ervoor terug. Er werd tijdens zulke sessies vooral veel gelachen en gedold. Leedvermaak pur sang. Mensen lachen het hardst om blunders van anderen. Terwijl die besprekingen een goed inzicht kunnen geven in wat je individueel en als team kunt verbeteren. Tegenwoordig heeft elke zichzelf respecterende topclub een videoanalist in dienst. Spelers krijgen via internet of op hun mobiele telefoon toegang tot hun wedstrijdfragmenten. Een aantal coaches vertelde mij dat zij schrikken van het percentage van hun spelersgroep dat de fragmenten daadwerkelijk had bekeken. Aandachtig kijken naar het eigen handelen en dat van collega’s kan enorm veel vooruitgang bezorgen. Toppers die zichzelf verplicht stellen om te leren, kijken reikhalzend uit naar het moment dat die fragmenten toegankelijk zijn.
Het bedrijven van topsport is zoals gesteld hard werken. Voetbal op topniveau vergt veel van zowel de hersenen als de spieren. Om die reden is het niet opmerkelijk dat topvoetballers als topatleten met hun lijf moeten omgaan. Hierbij gaat het niet alleen om de optimale arbeid-rustverhouding. Diëtisten zorgen voor uitgebalanceerde voeding, fysiotherapeuten en sportmasseurs zorgen voor de spieren, en het ontwikkelen van prestatiebevorderende middelen is een miljoenenbusiness geworden. Rafael van der Vaart werd in zijn laatste jaar bij Ajax zelfs door de Amsterdamse fans uitgejouwd: niet alleen het doen en laten van zijn vriendin Sylvie Meis, maar ook zijn zogeheten overgewicht was middelpunt van kritiek. Van der Vaart erkent dat dit laatste terecht was. ‘Bij Ajax was ik inderdaad te zwaar. Nooit had ik begeleiding gehad op het gebied van voeding. Dat zou nuttig kunnen zijn voor voetbaltalenten. Ik heb destijds contact gezocht met Tscheu La Ling. Hij heeft mij adviezen gegeven ten aanzien van mijn voeding. Hierdoor ben ik meer afgetraind en daardoor energieker geworden.’ Van der Vaart paste gedeeltelijk zijn levensstijl aan om weer een paar procent winst te boeken in het streven naar perfectie. Onder dezelfde noemer past het in balans krijgen van de arbeid-rustverhouding. Alles wat invloed heeft op het energiepeil moet serieus worden genomen om prestaties van hoog niveau te kunnen leveren. Dat dit voor zich spreekt, mag zo zijn: om die reden is het vreemd dat voedingsleer niet standaard in het trainingsprogramma van elke jeugdopleiding is opgenomen. Hetzelfde geldt voor het nut van slapen in relatie tot herstellen. Morten Olsen liet bij Ajax de spelers altijd verplicht tussen de middag slapen. Tijdens de diepste slaap komt het lichaam toe aan het herstel van eventueel door inspanning opgelopen schade en kan het zich prepareren voor nieuwe inspanningen.
Het is logisch dat sportvoeding veel aandacht krijgt, evenals de juiste vitaminepreparaten en mineralen die van invloed zijn op de brandstof van een speler. Daarbij valt op dat de nadruk wordt gelegd op ‘de goede verzorging van het lichaam’, waarmee hoofdzakelijk spieren, pezen en gewrichten worden bedoeld. Over een goede verzorging van de hersenen zul je niemand horen. Sterker: de kans is groot dat indien je dat zegt, je voor gek wordt verklaard. Maar aangezien geconcludeerd kan worden dat voetbal primair een denksport is en hersenactiviteit ook energie kost, is het vreemd dat de hersenen niet zoals de spieren goed verzorgd worden. Navraag bij de topspelers wees uit, dat velen wel degelijk tijd en aandacht geven aan het ontspannen van de hersenen. Ook op dit vlak bleek Wim Jonk een ijverige leerling.
Jonk zocht en vond buiten het voetbal oefenstof waar hij zijn voordeel mee deed. ‘Ik heb talloze boeken gelezen over psychologie en coaching. Tevens heb ik mij bekwaamd in yoga. Hier kwam ik op achttienjarige leeftijd mee in aanraking en ik merkte dat het mij energie gaf. Yoga maakte mij bewuster van mijn lichaam waardoor ik minder blessures opliep en bovendien sneller herstelde.’ Het woord is gevallen: meditatie. De westerse mens gaat nogal ongemakkelijk om met een techniek als meditatie. Heel snel wordt er het predicaat ‘zweverig’, ‘spiritueel’ of in veel gevallen gewoonweg ‘vaag’ aan gegeven. Meditatie is een krachtige techniek om de hersenen rust te geven, energie niet te verspillen aan onbelangrijke kwesties, te herstellen van een zware inspanning en de aandacht te richten op belangrijke zaken. Wat meditatie ongrijpbaar maakt, is het feit dat de effecten duidelijk waarneembaar maar lastig verklaarbaar zijn.
==
Wim Jonk: ‘Als ik nu terugblik op mijn voetbalcarrière, kan ik concluderen dat mijn leergierigheid en coachbaarheid het verschil hebben gemaakt.’
==
Veel spelers zijn dagelijks bezig met het zoeken naar de juiste vorm, scherpte opdoen of, zoals Clarence Seedorf het noemde, mentaal fit raken. Hoe beter een speler in zijn vel zit, hoe beter hij in staat is om de maximale prestatie te leveren. In de optimale situatie richt een voetballer zich tijdens een wedstrijd uitsluitend op voetbaldenken, is hij in staat om zijn handelingen bewust uit te voeren en wordt hij dus niet gestoord door ‘niet-voetbalgedachten’. Dit is te trainen. Als iemand in dit verband recht van spreken heeft, is het de legendarische basketbalcoach Phil Jackson. Oud-profbasketballer Jackson leidde in de jaren negentig het Chicago Bulls-team van Michael Jordan, Scottie Pippen en Dennis Rodman naar zes NBA-titels. Geen kunst met Jordan in zijn team? De volgens velen ’s werelds beste basketballer ooit had tot zijn 27e geen kampioenschap gewonnen. Zes jaar lang blonk hij individueel uit bij de Bulls, maar slaagde hij er niet in om met zijn team NBA’s beste te worden. Een jaar na Jacksons aantreden als hoofdcoach begon de zegetocht die in zeven seizoenen zes titels opleverde. Jackson slaagde erin om van de buitengewoon getalenteerde en ontwikkelde basketballer Michael Jordan een teamspeler te maken. Zijn recept? Tactiek, intensieve training en onorthodoxe teambuilding. Van het laatste succesingrediënt maakte Jackson meditatie tot één van de belangrijkste technieken om zijn spelers in staat te stellen de ultieme wedstrijd te spelen. Het beeld van een stuk of tien mannen van minstens twee meter en ruim honderd kilo die in het donker in een cirkel op een rubberen matje op de grond liggen, doet enigszins lacherig aan. Talrijk zijn de voorbeelden waarin de tegenstanders van de Bulls voor het eerste fluitsignaal of tijdens een time-out stonden te yellen en te schreeuwen; die boomlange, sterke lijven spatten bijna uit elkaar van de adrenaline. Aan de andere kant van de zaal stonden de spelers van de Bulls ogenschijnlijk te dagdromen. Insiders wisten wel beter. Michael Jordan en zijn collega’s namen kort de tijd voor een gezamenlijke, diepe ademhaling. Dat ordende hun gedachten, maakte hen bewust van het moment en schiep een hechte, onderlinge verbondenheid.
Jackson is een bedreven beoefenaar van Soto Zen, een stroming binnen het Japans boeddhisme. Vandaar zijn bijnaam: Zen Master. De 67-jarige topcoach bekwaamde zich in meer dan dertig jaar tot meester. De basis voor succesvolle samenwerking binnen een team is volgens hem bewustzijn, compassie en zelfloosheid. De meest succesvolle coach in de Amerikaanse basketbalgeschiedenis gaat ervan uit dat onderlinge verbondenheid en zelfloosheid in actie, de twee fundamenten van succes in een teamsport vormen. In een interview vatte Jackson het als volgt samen: ‘Meditatie helpt spelers om zich te ontspannen buiten het veld en om in het heetst van de strijd de juiste beslissingen te nemen en bijbehorende handelingen te verrichten. Hierbij dienen automatismen en bewustzijn in evenwicht te zijn. In een teamsport gaat het niet om “ik”, maar om “wij”. Zonder onderlinge verbondenheid is er geen sprake van een team.’
Na zijn historische prestaties als coach van de Chicago Bulls herhaalde hij het kunstje door vanaf 2000 in Los Angeles de twee kemphanen Shaquille O’Neal en Kobe Bryant in dienst van elkaar en van het hele team te laten spelen. Ook deze reuzen maakten in voor- en tegenspoed hun hoofd schoon door in volledige stilte hun aandacht te richten op slechts hun ademhaling. Dit resulteerde in vijf nieuwe NBA-titels.
Jackson raakt zelden geïrriteerd van de vraagtekens die zelfs basketbalfans nog bij ademhaling als basis voor het leveren van topprestaties plaatsen. ‘Ademhaling is het verschil tussen leven en dood. Per definitie dus behoort dit tot de basis van al het menselijke handelen. De juiste ademhaling zorgt voor optimale energietoevoer. Daarom is het voor een sporter verstandiger om op zijn ademhaling te letten dan gekunstelde vormen van agressie op te roepen. Spelers die hun aandacht volledig op het samen spelen van basketbal richten, bereiken altijd hun op dat moment maximaal haalbare niveau.’ Jackson heeft een persoonlijke voorkeur voor meditatie in volledige stilte, terwijl andere meditatietechnieken bijvoorbeeld gebruikmaken van het voortdurend herhalen van teksten of mantra’s. Het effect is hetzelfde: door bewust te denken aan een geluid, beeld of woord, ebben andere gedachten langzaam maar zeker weg.
Kijkend naar het voetbaldenkmodel kan het beoefenen van meditatie ook binnen het voetbal een enorme winst opleveren. Meditatie en ademhalingsoefeningen kunnen ervoor zorgen dat een speler de wedstrijd in gaat of na een korte onderbreking vervolgt met een spreekwoordelijke schone lei. Eerdere ervaringen bestaan dan niet, het resultaat bestaat niet, alleen het denken in taken, het zien van mogelijkheden, het maken van keuzes en het uitvoeren van voetbalhandelingen tellen. Niet-voetbalgedachten krijgen geen aandacht. Om meditatie en ademhalingstechnieken een prominente plek te geven in de voetbalwereld, is net als bij de training van gedachtecontrole en emotiecontrole een vertaalslag noodzakelijk: een andere terminologie, andere voorbeelden. Een speler van een eredivisieclub zal zich in het algemeen niet gemakkelijk voelen bij het klassikaal in een kring zitten en de ogen moeten sluiten om vervolgens hardop een klank te produceren. Aanpassing van enkele onderdelen is dus gewenst opdat ze aansluiting vinden bij de belevingswereld van topvoetballers. Aan de andere kant zou het zien van een mediterende Michael Jordan een speler voldoende moeten kunnen stimuleren om deze techniek ook toe te passen. En welke coach wil niet elf keer landskampioen worden op het allerhoogste niveau?
==
Dirk Kuyt: ‘Structuur voor een wedstrijd brengt mij in de juiste stemming om te presteren.’