6.Bulthuis speelt voor Paard van Troje en boer Voorthuizen ontvouwt
een programma
Wie nu mocht menen dat Blijkerk door de plotselinge politieke scheuring in drie of meer fel tegenover elkaar staande kampen wordt verdeeld, heeft het volkomen bij het verkeerde eind. Zeker, de kopmannen en hun naaste paladijnen lopen de hele dag vuur en gal te spuwen over hun tegenstanders. Maar het kiezersvolkje wordt er niet warm of koud onder, en ziet de hele geschiedenis geamuseerd aan. Deze lauwheid is alle kandidaten een doorn in het oog. Maar wat valt er aan te doen? Er bestaan in Blijkerk nu eenmaal geen problemen die op het scherp der snede kunnen worden uitgevochten. Het nieuwe vrijheidsmonument is daarvan in zekere zin het symbool: de fier omhoogblik-kende vrouwenfiguur op de monumentale sokkel wordt door iedereen genegeerd, als had zij in haar jeugd een onvergeeflijke misstap begaan. Net zo lauw staat de burgerij tegenover de vraag of de rooilijn van de oneven zijde van de Haselaerstraat in het nieuwe uitbreidingsplan een halve meter achteruit zal worden gelegd, of dat het college van B. & W. overweegt bij wijze van proefneming de officiële sluitingstijd der café's van middernacht naar half een te verleggen.
Maar wanneer de kandidaten wisten welke verbindingen er heimelijk gelegd worden tussen de verschillende kampen, dan zouden zij zich waarschijnlijk op slag verzoenen, teneinde gezamenlijk te gaan zitten weeklagen over het vuig verraad jegens hen gepleegd.
Daar is in de eerste plaats Else, de zuster van lijstaanvoer-ster Anna Beer, die tweemaal in de week zich vrijwillig gaat onderwerpen aan de leiding van een Voorthuizen-telg, regisseur Barend. Daar staat tegenover dat diens zusje Geertje zich bereidwillig het hof laat maken door Arie Jansen, zoon van de hoofdcommies en gerenommeerd voetballer. Zij doen dit weliswaar nog maar zeer verstolen en alleen in de Openbare Leeszaal en Bibliotheek, maar hoe lang zal het hen nog lukken hun liefde met de mantel der letterkunde te bedekken? Dat een telg uit het geslacht der Jansens, steunpilaren van het rechtmatig gezag bij uitstek, verkeert met een rebellendochter is een schande. Maar hoeveel groter is de blamage die Annetje Jansen haar vader dreigt aan te doen! Zij heeft immers haar welgevallig oog laten rusten op Bob van der Meer, die paria die onderaan de ladder van de ambtelijke maatschappij staat! De wederzijdse ouders zijn van al deze prille banden gelukkig nog niet op de hoogte. Maar Blijkerk begint er reeds zo het een en ander van te bevroeden. In dit licht bezien is het dan ook geen wonder dat niemand iets bevroedt van de Trojaanse-paardrol die bode Bulthuis plotseling is toebedeeld.
Goed, men weet dat Bulthuis zich gemeld heeft als lid van de toneelvereniging 'De Komedianten'. Dat is hoogstens vreemd voor zover men op de hoogte is met de verschillende ruzies die Bulthuis met Voorthuizen heeft gehad. Maar omdat die ruzies altijd een officiële aanleiding hadden, neemt men algemeen aan dat Bulthuis aan 'De Komedianten' de voorkeur heeft gegeven boven 'Joost van den Vondel', omdat hij bij de nieuwe vereniging grotere en belangrijkere rollen te spelen zal krijgen. Want juist het tegendeel is het geval.
Hoe is deze overgang in zijn werk gegaan? Het was op de laatste dag dat de kandidaatstellingen met de lijst met de vereiste handtekeningen op het stadhuis dienden te worden ingeleverd. Voorthuizen was er die morgen vroeg voor opgestaan, had zijn zwarte pak aangetrokken en was na het ontbijt de stad ingekuierd. Hij voelde dit niet ten onrechte als een belangrijke dag in zijn leven. En om die belangrijkheid te onderstrepen, had hij een extra dikke sigaar opgestoken. Zwaar puffend had hij de stenen trap van het raadhuis beklommen en hij had bode Bulthuis minzaam begroet. 'Morgen!'
'Goeiemorgen, meneer Voorthuizen! Prachtig weertje!' had deze onverwacht beleefd geantwoord. De verbaasde blik van Voorthuizen deed hem er haastig aan toevoegen: 'Meneer Voorthuizen, zou ik u direct een ogenblikkie kunnen spreken? Onder vier ogen — zal ik maar zeggen?' 'Jij? Mij? Onder vier ogen? Wat is d'r dan, man?' vroeg Voorthuizen verrast. Waar had hij opeens die nederige beleefdheid aan te danken?
'O, 't heb geen haast, meneer. Misschien straks, als meneer klaar is?'
'Nee. Zeg 't nou liever meteen maar. Wat is 't er?' 'Nou, meneer Voorthuizen, ik had u willen vragen — zou u misschien 'n goed woordje kunnen doen voor me, dat ik lid kan worden van "De Komedianten"?' Bulthuis vroeg het alsof hij om een handtekening van Brigitte Bardot bedelde.
'Jij bij de "Komedianten"? Man! Hoe komt dat zo opeens?' had Dirk gevraagd.
'Nou, je hoort van alle kanten dat ze d'r zo'n moderne opvatting op na houden, wat stukken en manier van spelen betreft, bedoel ik. En ik ben nou eenmaal altijd meer een man van de moderne richting geweest, al zeg ik het zelf, dus zodoende...' Het klonk niet erg overtuigend. 'O ja? Nou, als je maar niet denkt dat je meteen hoofdrollen te spelen krijgt!'
'Nee, die speelt meneer natuurlijk zelf!' liet Bulthuis zich ontvallen.
'Wanneer ze me dat vragen! Alleen wanneer ze me dat vragen! En wanneer ik zelf het idee heb dat ik ze aan kan. Maar bij het eerstvolgende stuk, wat we nou aan 't instuderen zijn, is helemaal niet eens een bijrolletje voor je. Dat is al helemaal verdeeld.'
'O, maar dat is helemaal niet erg!' haastte de bode zich uit te leggen. 'Het gaat mij in de eerste plaats helemaal niet om het spelen, maar om te leren. Mijn leren is al spelen, om zo te zeggen. En daarom had ik willen vragen, of ik misschien eerst een tijdje mee zou kunnen lopen, als inspeciënt of zo...?'
Voorthuizen had slechts even hoeven nadenken. Toen had hij direct toegehapt. Hij meende hiermee verscheidene vliegen in één klap te kunnen slaan: door de stadhuis-Cerberus aan zich te verplichten, beschikte hij opeens over een bondgenoot binnen de vijandelijke stelling; deze overgang kon een prachtig stuk propagandamateriaal blijken; en - het belangrijkste - 'De Komedianten' beschikten nog niet over een inspeciënt.
Dat hij hiermee het Trojaanse paard had binnengehaald kon hij onmogelijk bevroeden.
Want dan had hij op de hoogte moeten zijn met de inhoud van het gesprek dat Bulthuis diezelfde morgen vroeg met hoofdcommies Jansen had gevoerd. Ook in dat gesprek was Jansen een rol aangeboden. Maar een heel wat belangrijker rol dan die van inspeciënt!
Jansen was door Van Dommelen op de hoogte gebracht van Bulthuis' toneelaspiraties, waarvan deze als enige Blijkerker had vernomen in zijn kwaliteit van 'Joost van den Vondel-voorzitter. En wat waren deze aspiraties? Niets meer of minder dan het ooit nog eens mogen vertolken van de Hamlet-figuur! Natuurlijk, dat is belachelijk! Dat weet iedereen. Zo'n dikke, logge, domme figuur als vertolker van de gevoeligste rol uit het gehele wereldrepertoire. Het is bijna een blasfemie. Maar dat kan Bulthuis niet helpen. Hij zit nu eenmaal met die aspiratie opgescheept.
Het ingemene is nu dat makelaar Van
Dommelen gemeentesecretaris Jansen volmacht heeft gegeven Bulthuis
voor het volgend seizoen de Hamletrol
te beloven, indien deze zijn medewerking wil verlenen om het
gezelschap 'De Komedianten', en daarmee Voorthuizen in de grond te boren. Ja, ja, de
politiek is een spel waarin fair play
ver te zoeken is!
Wanneer Dirk Voorthuizen vrolijk neuriënd weer het stadhuis verlaat, groet hij Bulthuis met de woorden: 'Nou, tot vanavond dan maar, hè bode?'
'Vanavond? Hoezo vanavond, meneer?' informeert Bulthuis beleefd.
'Nou, vanavond is 't toch onze repetitieavond?' 'O ja, meneer? Dat wist ik niet...'
'Dan weet je 't nu, inspeciënt zal ik
maar zeggen!' grapt Dirk. 'En je mag je borst wel nat maken, want
we hebben 'n historisch stuk onder handen, dus d'r is heel wat te in-speciënteren!' En hij wandelt de stoep af. 'Komt
voor mekaar, meneer!' roept Bulthuis hem handenwrijvend achterna.
Maar binnensmonds mompelt hij: 'Zijn of niet zijn! Dat is nou
helemaal de kwestie!'
Weer wandelt Dirk Voorthuizen — net als een maand geleden - van het stadhuis de Kerkstraat in naar de kapperszaak van Spoelstra. Maar ditmaal is hij vastbesloten zich niets te laten aansmeren. Scheren met 'n steentje na, en daarmee basta!
Hij treft het, want hij is meteen aan de beurt. Spoelstra begint onmiddellijk zijn oude spel, zodra hij deze vette vlieg zijn web ziet binnenwandelen.
'Aha! Voorthuizen! Jij komt zeker weer zo'n grote pot scheercrème halen, hè?'
'Nee!'
'Wat dan? Zo'n voortreffelijke lavendel friction? Of zijn die roestvrije scheermesjes je zo goed bevallen?' 'Nee, Spoelstra. Ik wil alleen geschoren worden! Zonder flauwe kul en zonder al je mooie praatjes!' 'Zoals je verkiest!' Spoelstra is kennelijk zwaar gepikeerd. Zijn lippen trekt hij zuinig samen, alsof hij zeggen wil: 'Van mij hoor je geen woord meer, hoor! Al lag je erom te gillen!'
En inderdaad, de hele inzeepceremonie geschiedt volkomen geluidloos. En het is pas tegen de helft van de tweede wang, wanneer het scheermes even blijft trekken, dat hij het niet langer kan uithouden. 'Harde baard, Voorthuizen.'
Dirk denkt er gewoon niet aan zich te laten vermurwen en vat dit gevoel kort en bondig samen: 'Ja! Harde kop ook!' De kapper is er de man niet naar om iemand anders het laatste woord te gunnen. 'En 'n dikke huid!' 'Gelukkig wel! Die kan je gebruiken in de politiek, Spoelstra!'
De kapper weet niet anders op te brengen, dan een zuur: 'Dat zal wel...'
'Heb je onze biljetten gezien?' vraagt Voorthuizen.
'Ja...' !
'Niet gek, hè?'
'Och...' Het antwoord klinkt even lauw als de vraag enthousiast gesteld werd. Spoelstra voegt eraan toe: 'Met biljetten alléén kom je d'r niet.' 'Dat hoor je mij ook niet beweren.'
'Die kosten alleen maar geld.'
'Ons niet. Wij maken ze zelf. Dat wil zeggen — Piet Peer maakt ze op z'n atelier — je weet wel — die huisschilder die is ook van onze partij.'
'Dat's te zien,' klinkt het schamper. Maar dan besluit hij het over een andere boeg te gooien. Per slot van rekening is hij zakenman, en bij een goede zakenman gaat de zaak voor alles. Dus begint hij: 'Luister eens, Voorthuizen... wij zijn nu even alleen, dus ik kan vrijuit spreken... Ik moet je waarschuwen — je hebt de grote heren tegen je... de heren, die 't hier altijd voor 't zeggen hebben gehad. Want je denkt toch zeker niet dat zo'n Van Dommelen bij voorbeeld rustig stil blijft zitten?'
'Dat is nou toevallig wat hij het allerliefst zou willen!' repliceert Dirk. 'Hij zou 't liefste doodstil blijven zitten, zolang hij dat wethouderssalaris maar kan opstrijken.' 'Precies! En dat beschouwt hij niet eens als salaris, maar als een lijfrente! En die laat-ie zich zo maar niet afpakken! Neem dat van mij aan! Vergeet niet dat-ie 't groot-kapitaal achter zich heeft. Hij is een zwager van de grote Van Kampen. En dat soort jongens maakt korte metten. Wie niet voor ze is, is tegen ze. En wie tegen ze is...' Hij buigt zich over het gezicht van Voorthuizen en maakt met het scheermes een gebaar over zijn strot, dat niet valt mis te verstaan.
Dirk huivert onwillekeurig. Toch zegt hij: 'En dacht je dat de mensen zich vandaag den dag daar nog door laten intimideren? Neem jezelf nou eens bij voorbeeld... Laat jij je daardoor dwingen om op die Van Dommelen te gaan stemmen?
De barbier ontwijkt een regelrecht antwoord. 'Stemmen is geheim, Voorthuizen!' zegt hij vermanend. 'Dat weet ik ook wel. En ik vertel 't ook niet verder. Maar wij kennen mekaar toch al zó lang — vertel me nou es eerlijk... Wij hebben al zo dikwijls over politiek geboomd... En jij was 't altijd met me eens... Jij stemt toch zeker op mij,he ?
'Dat is 'n gewetensvraag, Voorthuizen! Dat is nou precies hetzelfde, alsof ik jou zou vragen: "Wil je nog zo'n laven-del-friction?" Alleen met dit verschil, dat jij dan eerlijk antwoord kan geven, terwijl ik eraan moet denken dat zo'n stemming geheim is.'Dat is 'n gewetensvraag, Voorthuizen! Dat is nou precies hetzelfde, alsof ik jou zou vragen: "Wil je nog zo'n laven-del-friction?" Alleen met dit verschil, dat jij dan eerlijk antwoord kan geven, terwijl ik eraan moet denken dat zo'n stemming geheim is.'
'Je kan me net zo goed "ja" of "nee" antwoorden, als ik 't jou dan ook zou doen!'
'Maar je héb 't nog niet gedaan, Voorthuizen! Spoelstra
kijkt zijn cliënt vriendelijk glimlachend aan. Waarop Dirk even vriendelijk terug lacht.
'Je hebt 't me nog niet gevraagd, Spoelstra.'
Even is het stil.
Dan zegt de kapper slim: 'Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig... En hij vervolgt zijn scheerarbeid.
Op dat ogenblik rinkelt de winkelbel. Er stappen twee klanten binnen. En omdat we nu eenmaal op 'n kleine wereld leven, en Blijkerk een van de kleinste stadjes op die wereld is, behoeft het geen verwondering te wekken dat deze twee klanten wethouder Van Dommelen en hoofdcommies Jansen blijken té zijn.
'Morgen, heren!' groet Spoelstra beleefd. 'U bent zo aan de beurt, hoor!'
'Ik heb de tijd, hoor!' zegt Van Dommelen grootmoedig. In de spiegel ziet hij wie er op 't ogenblik onder 't mes is, dus voegt hij er fijntjes aan toe: 'Helpt u maar rustig die... eh... man af. Wat jij, Jansen?'
Voorthuizen reageert onwillekeurig op de geraffineerde belediging in de klank van Van Dommelens stem. 'Voorzichtig! Pas op!' waarschuwt de kapper. Daar had ik je bijna gesneden, Voorthuizen!'
'Jammer!' Het is Jansen die dit woordje fijntjes laat vallen. Met één beweging duwt Dirk de arm van Spoelstra en de rest van de barbier uit zijn nabijheid. 'Wat jammer?' informeert hij krijgslustig. 'Wat is jammer?'
'Ik had het tegen wethouder Van Dommelen!' antwoordt Jansen afgemeten. En hij vervolgt tegen de makelaar: 'Wat jammer, zei ik, dat er bij de verkiezingen altijd weer van die snipperpartijtjes naar voren komen, zonder deskundige leiding, zonder vastomlijnd programma en daardoor volkomen zonder enige toekomst.' 'Och, wat zou dat... de Nederlandse kiezer laat zich gelukkig niet zo makkelijk voor de gek houden!' wuift Van Dommelen dit argument luchtigjes weg.
Maar Jansen heeft nog een paar pijlen op zijn boog en maakt van deze gelegenheid dankbaar gebruik om ze af te schieten. 'Alles goed en wel, meneer Van Dommelen, maar dat lawaaierige spektakel van die politieke beunhazen is toch een kwalijk verschijnsel in onze hedendaagse democratie. Elke stem die op hen wordt uitgebracht, is verloren voor de bonafide partijen.'
Spoelstra legt de laatste hand aan het gelaat van Voorthuizen. Zijn slimme oogjes schieten heen en weer. Hij geniet van deze schermutseling. Zij geeft hem het gevoel aanwezig te zijn op een belangrijke driesprong in de geschiedenis van Blij kerk.
Van Dommelen verklaart zelfverzekerd: 'Och meneer Jansen, de kiezers hebben mij nu al twaalf jaar lang hun vertrouwen geschonken. Ik geloof dat het nu wel mijn beurt is, om hen 't mijne niet te onthouden!' Dat is Dirk toch een ietsje te veel. Hij springt uit de scheer-stoel, trekt kapmantel en handdoek rond zijn hals weg, smijt deze op het marmeren blad van de scheertafel en zegt verontwaardigd: 'Weet u wat ze u niet zullen onthouden? De zak! De zak, meneer! Let u es op mijn woorden! Dit keer gaat u zwaar uit de koets vallen! En over 'n programma gesproken, menéér Jansen - wij hebben wel degelijk 'n program!'
'O ja? Méént u dat nou?' vraagt Jansen hooglijk verbaasd. 'En wat mag dat dan wel wezen?' 'Wou u zeggen dat u dat niet weet?'
'Nee, ik moet eerlijk bekennen dat mij dat ondanks alle tamtam niet duidelijk is geworden.'
'Dan zal ik u dat eens duidelijk maken! Ons program bestaat uit drie woorden. Drie duidelijke woorden: verbetering van mentaliteit! En daarbij hebben wij vooral bepaalde personen op het oog! — Dank je, Spoelstra, wat krijg je van me? En doe d'r nog maar zo'n pot van die voortreffelijke scheercrème bij! Als je begrijpt wat ik bedoel!' Spoelstra heeft de pot vrijwel hetzelfde ogenblik al in de hand. 'Volkomen! Deze bedoel je, hè? Alsjeblieft! Dat is dan te zamen vier gulden en vijfenzeventig cent!' Dirk haalt twee rijksdaalders en een zilveren gulden uit zijn portemonnaie. 'Alsjeblieft! Laat zo maar zitten!' 'Dank u wel, meneer Voorthuizen!' zegt de kapper aangenaam verrast.
Voorthuizen heeft de deurknop al in de hand. 'Tot de volgende keer dan maar weer, zullen we maar zeggen, hè?' Voordat Spoelstra deze afscheidsgroet kan beantwoorden, zegt Dirk met een opvallende knipoog: 'Jij bent een geluksvogel, Spoelstra. Jij kunt op jouw beurt dat soort heren scheren, die jou als kiezer altijd bij de neus nemen! Haha-haha! Als ik jou was zou ik ze eens een keer goed millimeteren!' En weg is hij.
'Nou, als dat de raad in moet... zucht Van Dommelen quasi-wanhopig.
Jansen haast zich hem gerust te stellen. Dat bestaat niet, meneer Van Dommelen! Dat bestaat niet! Zelfs in Blijkerk niet!'
'Wie van de heren?' informeert kapper Spoelstra neutraal. 'Meneer Jansen maar,' beslist de makelaar. Maar de hoofdcommies protesteert plichtsgetrouw. 'Nee, nee... meneer de wethouder gaat natuurlijk voor!' Van Dommelen ziet een kans voor een kwinkslag. 'Maar... eh... ik ben eigenlijk strikt genomen demissionair op 't ogenblik. Wie weet ben ik overmorgen om deze tijd al door 't kiezerscorps de laan uit gestuurd!'
Spoelstra besluit hierop te reageren alsof het een serieus gemeende bezorgdheid was die hem deze opmerking deed maken. 'Kom, kom, meneer Van Dommelen! Kop op! Moed verloren, is al verloren, zeg ik altijd maar. En dat na alles wat u altijd voor de burgerij gedaan hebt!' Hij maakt een uitnodigend gebaar naar de scheerstoel, na eerst snel de zitting te hebben omgedraaid.
Jansen doet 't hem na. 'Zo is 't, meneer Van Dommelen... Na u!'
Maar Van Dommelen stelt er prijs op de indruk van de populaire magistraat te maken. 'Nee, nee, Jansen! Geen sprake van! U dient weer precies op tijd ten stadhuize aanwezig te zijn, terwijl ik de tijd volkomen aan mijzelf heb! Nee, nee, ik stel er prijs op ditmaal eens tweede klasse te reizen! Haha!'
'Dank u wel!' zegt Jansen met een kleine buiging, terwijl hij in de scheerstoel plaats neemt. 'Maar dan toch tweede klasse op een eerste klas kaartje! Hahaha!' Triomfantelijk glimlachend kijkt hij Spoelstra aan. Deze laat onmiddellijk een plichtsgetrouw gegrinnik horen, maar vraagt dan meteen weer op vlakke toon: 'Knippen?' 'Graag - U weet hoe ik 't hebben wil, hè?' 'Jazeker, meneer Jansen.'
Van Dommelen heeft intussen zoekend om zich heen gekeken en constateert nu op lichtelijk verbaasde toon: 'U heeft mijn raambiljet niet opgehangen, zie ik, meneer Spoelstra.'
'Ach, u weet hoe 't is, meneer Van Dommelen. Een kapperszaak is nu eenmaal een zaak voor iedereen! Maar dat neemt niet weg dat u toch zeker wel weet aan wiens kant ik sta?' Het klinkt volkomen overtuigend, maar dat neemt niet weg dat Jansen een en ander toch nog wel even duidelijker wil stellen.
'Nou, meneer de wethouder? Wat zei ik gisteren tegen u? U weet wel — toen we het over die verbouwing hadden van Spoelstra?' Vervolgens zegt hij ter verklaring tegen de kapper: 'Ik had 't gisteren nog even met de wethouder over die verbouwingsaanvraag van je... Nou, ik kan je zeggen, ik geloof dat het goed zit. Ik kreeg de indruk dat de wethouder er positief tegenover staat... of ik zou me heel erg moeten vergissen...!'
'Erg blij dat te horen, meneer Jansen. Vriendelijk bedankt. U ook, meneer de wethouder.'
Niet te danken, kerel. Zoiets spreekt toch zeker vanzelf! Daar bekleed ik die functie ten slotte voor om het vertrouwen van mijn kiezers te honoreren! Waar of niet?' Van Dommelen is een en al jovialiteit. 'En jij bent een van die kiezers, nietwaar Spoelstra?' Jansen trekt de teugels nog wat strakker. De barbier is veel te uitgeslapen om te steigeren. Hij richt zich in zijn volle, doch niet zeer indrukwekkende lengte op, legt een vinger langs de neus en zegt: 'Heren, wij zijn hier op het ogenblik onder elkaar, dus geloof ik dat ik vrijuit kan spreken. En dan zeg ik: wat weten die nieuwlichters nou van de politiek? 't Gaat toch zeker niet om 'n programma, of over verkiezingsleuzen van drie woorden... 't Gaat om de ménsen, die achter die leuzen staan!'
'Goed gezegd!' knikt Van Dommelen goedkeurend. 'En dan zeg ik ook: stemmen is nu eenmaal geheim, maar een goed verstaander heeft aan een half woord genoeg... als u begrijpt wat ik bedoel!'
Hij draait zich om naar het glazen kastje, waarin de schone handdoeken zijn opgeborgen. Jansen maakt van deze gelegenheid gebruik om over zijn schouder wethouder Van Dommelen aan te kijken. De beide mannen wisselen een blik van verstandhouding en Jansen zegt: 'Meneer de wethouder, neemt u van mij aan - de zaak is bekeken! In kannen en kruiken!'
Waarop Van Dommelen alleen maar
informeert: 'Spoelstra? Help je me
straks onthouden dat ik voor m'n vrouw
zo'n grote fles Eau de Cologne meeneem?' 'Dat komt voor mekaar,
meneer Van Dommelen! Op Spoelstra kunt
u rekenen - als u begrijpt wat ik bedoel!'