IV

 

De kwestie het Bill niet los in die eerste dagen van hun opleiding, waarin ze met moeite de kunst van het zorgen voor de zekeringen meester werden. Het was een nauwkeurig technisch karwei dat al hun aandacht opeiste, maar in vrije ogenblikken zat Bill te tobben. Hij tobde als ze in de rij stonden voor eten halen en hij tobde gedurende de enkele ogenblikken die 's avonds verliepen tussen het moment dat het hcht werd uitgedraaid en de slaap zwaar op zijn van vermoeidheid verdoofde lichaam viel. Hij tobde elk moment dat hij er tijd voor had en hij werd mager.

Hij werd niet mager van het tobben, maar om dezelfde reden waarom iedereen mager werd. De scheepsrantsoenen. Die waren ontworpen om het leven te onderhouden en dat deden ze ook, maar over het soort leven werd niet gerept

Het was een sober, mager, hongerig leven. Toch schonk Bill daar geen aandacht aan. Hij kampte met een groter probleem en hij had hulp nodig. Na de zondagse exercitie aan het einde van hun tweede week bleef hij achter om met Eerste Klas Galspuger te praten in plaats dat hij met de anderen naar de kantine terugwaggelde. 'Ik zit met een moeilijkheid, meneer...'

'Je bent de enige niet, maar het is met één injectie genezen en je bent geen man voor je het gehad hebt.'

'Dat soort moeilijkheid is het niet, meneer. Ik wou graag... naar... de... vlootpredikant...'

Galspuger verschoot van kleur en leunde tegen de wand.

'Dat is me nog nooit overkomen,' zei hij slapjes. 'Ga maar naar de kantine en als jij dit aan niemand vertelt, zal ik het ook niet doen.'

Bill bloosde. 'Het spijt me, eerste klas Galspuger, maar ik kan er niets aan doen. Het is mijn schuld niet. Ik moet met hem praten, het had iedereen kunnen overkomen...' Zijn stem stierf weg en hij keek naar zijn voeten en wreef met zijn ene laars over de andere. De stilte duurde voort tot Galspuger eindelijk weer sprak, maar alle kameraadschappelijkheid was uit zijn stem verdwenen.

'Goed, soldaat, - als jij het dan per se wilt. Maar ik hoop dat de andere jongens het niet te horen krijgen. Sla het eten maar over en ga nu maar - hier heb je een pas.' Hij krabbelde wat op een velletje papier en gooide het toen minachtend op de grond, keerde zich om en liep weg terwijl Bill nederig bukte om het op te rapen.

Bill ging via valkokers, galerijen, gangen en trappen. Op de plattegrond van het schip stond het kantoor van de aalmoezenier aangetekend als afdeling 362-B op het 89e dek en tenslotte vond Bill het, een eenvoudige meteden deur bezet met klinknagels. Met grote zweetdruppels op zijn voorhoofd en een droge keel hief hij zijn hand op om te kloppen. Zijn knokkels dreunden hol op het paneel en na eindeloos wachten klonk er een gesmoorde stem van de andere kant.

'Ja, ja - kom binnen - de deur is open.'

Bill ging binnen en sprong in de houding toen hij de officier achter het enige bureau zag, dat het kleine kamertje bijna geheel vulde. De officier, een 4e luitenant, was, hoewel nog jong, reeds bijna kaal. Hij had donkere kringen onder zijn ogen en mocht zich wel eens scheren. Zijn das was scheef geknoopt en vreselijk gekreukt. Hij bleef tussen de stapels papieren rommelen waar het bureau mee bezaaid lag, pakte ze op, legde ze op een andere stapel, krabbelde op een paar ervan notities en gooide andere in een propvolle prullemand. Toen hij één van de stapels verplaatste zag Bill een bordje op het bureau waarop stond WASSERIJ-OFFICIER. 'Neem me niet kwalijk, meneer,' zei hij, 'maar ik ben in het verkeerde kantoor. Ik zoek de aalmoezenier.'

'Dit is het kantoor van de aalmoezenier, maar hij heeft pas om 1300 uur dienst en dat is, zoals zelfs iemand die er zo stom uitziet als jij zou moeten weten, pas over vijftien minuten.'

'Dank u, meneer, ik kom wel terug...' Bill liep naar de deur. 'Jij blijft hier om te werken.' De officier sloeg bloeddoorlopen ogen op en grinnikte gemeen. 'Ik heb je nu te pakken. Je kunt de zakdoekenrapporten uitzoeken. Ik ben 600 onderbroeken kwijt en die kunnen daar wel tussen zitten. Denk je dat het eenvoudig is om wasserij-officier te zijn?' Hij snotterde van zelfbeklag en duwde een wankele stapel papieren naar Bill toe, die ze begon te sorteren. Lang voor hij ermee klaar was klonk de zoemer die de afloop van de wacht aangaf.

'Ik wist het wel!' snikte de officier radeloos. 'Er komt nooit een einde aan dit werk, het wordt integendeel steeds erger. En jij denkt dat jij moeilijkheden hebt!' Hij strekte een onvaste vinger uit en draaide het bordje op zijn bureau om. Aan de andere kant stond AALMOEZENIER. Toen greep hij de punt van zijn das en trok die stevig over zijn rechterschouder. De das zat aan zijn boord vast en de boord hep op kogellagers die glad rolden over een spoor in zijn overhemd. Er klonk een zacht snorrend geluid toen de boord ronddraaide en toen hing de das uit het gezicht op zijn rug en de boord zat nu achterstevoren en zag er van voren wit en glad en koel uit.

De aalmoezenier vouwde zijn handen tegen elkaar, sloeg zijn ogen neer en glimlachte beminnelijk. 'Hoe kan ik je van dienst zijn, mijn zoon?'

'Ik dacht dat u de wasserij-officier was,' zei Bill van zijn stuk gebracht.

'Dat ben ik ook, mijn zoon, maar dat is slechts één van de lasten die ik op mijn schouders moet torsen. Er is weinig vraag naar aalmoezeniers in deze kommervolle tijden, maar veel vraag naar wasserij-officieren. Ik doe mijn best om van dienst te zijn.' Hij boog nederig het hoofd.

'Maar - wat bent u nu? Een aalmoezenier, die een part-time wasserij-officier is of een wasserij-officier die een part-time aalmoezenier is?'

'Dat is een mysterie, mijn zoon. Er zijn dingen die men maar beter niet kan weten. Maar ik zie dat je zorgen hebt. Mag ik vragen of je van het geloof bent?'

'Welk geloof?'

'Dat vraag ik jou!' snauwde de aalmoezenier en eventjes kwam de oude Wasserij-Officier om de hoek kijken. 'Hoe kan ik je nu helpen, als ik niet weet welke godsdienst je belijdt?'

'Fundamenteel Zoroaster.'

De aalmoezenier pakte een geplastificeerde kaart uit een la en liet zijn vinger langs de hjst glijden. 'Z... Z... Zen... Zodo-miten, Zoroaster, Hervormd Fundamenteel, is 'm dat?'

'Ja, meneer.'

'Nou, dat levert geen moeilijkheden op, mijn zoon... 21-52-05...' Hij draaide snel het nummer op een instrumentenbord in de lessenaar en toen veegde hij met een wijds gebaar en een evangelische glans in zijn ogen alle wasserijlijsten op de grond. Er gonsde kort een verborgen mechanisme, een gedeelte van het blad van de schrijftafel viel weg en er verscheen even later een zwarte plastic doos versierd met steigerende gouden stieren. 'Ik ben zo klaar,' zei de aalmoezenier en maakte de doos open.

Eerst rolde hij een lange witte lap uit die ook met gouden stieren was geborduurd en hing die om zijn hals. Hij legde een dik, in leer gebonden boek naast de doos en zette toen op het gesloten deksel twee metalen stieren met uitgeholde ruggen. In één daarvan goot hij gedestilleerd water uit een plastic flacon en in de andere zoete olie die hij aanstak. Bill aanschouwde deze vertrouwde voorbereidingen met groeiend genoegen.

'Het is wel een geluk,' zei Bill, 'dat u Zoroaster bent. Dat maakt het veel gemakkelijker om tegen u te praten.'

'Daar komt geen geluk aan te pas, mijn zoon, alleen maar een verstandige planning.' De aalmoezenier wierp wat Haomapoeder in de vlam en Bill snoof de bedwelmende wierook op die de kamer vulde. 'Bij de gratie van Ahura Mazdah ben ik een gezalfd priester van Zoroaster, door Allah's wil een trouw Muezzin van de Islam, door Yahweh's voorspraak een besneden rabbi en zo verder.' Zijn welwillend gezicht vertrok tot een woeste grauw. 'En door een tekort aan officieren ben ik ook de verdomde wasserij-officier.'

Zijn gezicht klaarde weer op. 'Maar nu moet je me je moeilijkheden vertellen...'

'Ziet u, dat is niet zo eenvoudig. Het kan best een dwaze verdenking van me zijn, maar ik maak me zorgen over één van mijn slapies. Er is iets vreemds met hem aan de hand. Ik weet niet goed hoe ik het vertellen moet...'

'Heb vertrouwen, mijn zoon, en onthul me je innerlijke gevoelens en vrees niet. Wat ik hoor zal nooit verder dan deze kamer komen, want ik ben door de eed van mijn beroep aan geheimhouding gebonden. Stort je hart uit.'

'Dat is erg vriendelijk van u en ik voel me echt al wat beter. Ziet u, dat slapie van mij is altijd een beetje vreemd geweest, hij poetst laarzen voor ons allemaal en heeft zich vrijwillig aangemeld als latrineoppasser en hij houdt niet van meisjes.' De aalmoezenier knikte gelukzalig en waaierde wat wierook naar zich toe. 'Ik kan daar niet veel in zien om je zorgen over te maken, hij lijkt een fatsoenlijke knaap. Want staat er in de Vendidad niet geschreven dat wij onze naaste behulpzaam moeten zijn en trachten zijn lasten voor hem te dragen en dat we de lichtekooien van de straat niet moeten zoeken?' Bill trok een pruillip. 'Dat is allemaal goed voor de zondagschool, maar dat gaat niet op voor het leger! Hoe dan ook, we dachten gewoon dat hij niet goed bij zijn verstand was en dat zou ook best kunnen - maar dat is niet alles. Ik ben met hem op het kanonnendek geweest en hij wees met zijn horloge naar de kanonnen en drukte op het knopje en ik hoorde dat het klik zei! Het zou best een fototoestel kunnen zijn. Ik... ik denk dat hij een spion van de Chingers is!' Bill leunde hijgend en zwetend achterover. De fatale woorden waren gesproken.

De aalmoezenier bleef glimlachend zitten knikken, half bewusteloos van de Haomadampen. Eindehjk vermande hij zich, snoot zijn neus en sloeg een dik exemplaar van de Avesta open. Hij mompelde een poosje hardop in Oud-Perzisch, wat hem scheen op te monteren, en sloeg het weer dicht.

'Gij zult geen valse getuigenis afleggen!' bulderde hij, Bill fixerend met een doordringende blik en een beschuldigende vinger.

'U hebt me verkeerd begrepen,' kreunde Bill, die bevend in zijn stoel zat. 'Hij heeft die dingen gedáán, ik heb gezien dat hij het horloge gebruikte. Is dit nou geestelijke hulp?'

'Slechts een opwekking, mijn jongen, een herinnering aan de oude godsdienst om je schuldgevoel te doen opleven en je op te wekken weer geregeld ter kerke te gaan. Je bent afvallig geworden!'

'Wat kon ik anders doen - de kerk is toch verboden tijdens de rekrutenopleiding?'

'Omstandigheden vormen geen excuus, maar deze keer zul je vergeven worden, omdat Ahura Mazdah al-barmhartig is.'

'Maar wat moet ik nou met mijn slapie - de spion?'

'Je moet je verdenkingen vergeten want die zijn een volgeling van Zoroaster onwaardig. Die arme jongen mag niet lijden wegens zijn natuurlijke neigingen om vriendschappelijk te zijn, zijn kameraden te helpen, zich rein te houden, en een miserabel horloge te bezitten dat klik zegt. En bovendien, als je het me niet kwalijk neemt dat ik een tikje logica in het geding breng - hoe zou hij een spion kunnen zijn? Als spion zou hij een Chinger moeten zijn en Chingers zijn drie meter lang en hebben staarten! Snap je?'

'Jawel, jawel,' mompelde Bill ongelukkig. 'Dat heb ik zelf ook wel uit kunnen kienen - maar toch verklaart het niet alles...'

'Het overtuigt mij en het moet jou ook overtuigen. Ik ben van mening dat je bezeten bent door Ahriman die je slecht over je kameraad laat denken, en je moest maar liever boete doen en snel met mij bidden voor de wasserij-officier weer in dienst komt.'

Dit ritueel was snel voorbij en Bill hielp alles weer in de doos te bergen en zag die weer verdwijnen in de schrijftafel. Hij nam afscheid en keerde zich om om weg te gaan. 'Nog een ogenblikje, mijn zoon.' Dit zei de aalmoezenier met zijn hartelijkste glimlach terwijl hij tegelijkertijd over zijn schouder greep om de punt van zijn das te grijpen. Hij trok eraan en zijn boord gonsde achterstevoren en meteen werd de gelukzalige uitdrukking van zijn gezicht gewist en maakte plaats voor een gemelijke snauw. 'Waar denk jij dat je heengaat, sodemieter! Ga weer met je gat in die stoel zitten.'

'M-maar,' stotterde Bill, 'Ú zei dat ik kon inrukken.' 'Dat zei de aalmoezenier, en als wasserij-officier heb ik niets met hem te maken. Nu - vlug - hoe heet die Chingerspion die je verborgen houdt?'

'Dat heb ik u onder geheimhouding verteld -'

'Dat heb je de aalmoezenier verteld, en die houdt zijn woord wel en hij heeft het mij niet verteld, ik heb het toevallig gehoord.' Hij drukte op een rode knop op het instrumentenbord. 'De MP's komen eraan. Je praat voor ze er zijn, sodemieter, en anders laat ik je kielhalen zonder ruimtepak en ben je een jaar lang je kantinevoorrechten kwijt. De naam?'

'Dienstklopper,' snikte Bill toen de logge voeten buiten stampten en twee rode petten het kleine kamertje binnen kwamen stormen.

'Ik heb een spion voor jullie, jongens,' verkondigde de wasserij-officier triomfantelijk en de MP's knarsten met hun tanden, gromden diep in hun keel en wierpen zich op Bill. Hij viel onder de aanval van vuisten en knuppels en bloedde al voor de wasserij-officier de al te gespierde idioten wier ogen nog geen twee centimeter van elkaar stonden van hem af kon trekken.

'Hij niet...' hijgde de officier, en wierp Bill een handdoek toe om wat van het bloed weg te vegen. 'Dat is onze verklikker, de trouwe, vaderlandslievende held die zijn vriend Dienstklopper verraden heeft die we nu gevangen gaan nemen en in ketenen slaan om verhoord te worden. Kom mee.'

De MP's hielden Bill tussen zich in overeind en tegen dat ze het verblijf van de zekeringoppassers hadden bereikt was hij door de bries die veroorzaakt werd door hun snelle gang weer wat op zijn verhaal gekomen. De wasserij-officier opende de deur net wijd genoeg om er zijn hoofd omheen te kunnen steken. 'Hallo, jongens!' riep hij jolig. 'Is Dienstklopper hier?' Dienstklopper keek op van de laars die hij aan het poetsen was, wuifde en grinnikte: 'Dat ben ik - jé!'

'Grijp hem!' riep de wasserij-officier uit, terwijl hij opzij sprong en beschuldigend wees. Bill viel op de grond toen de MP's hem loslieten en de afdeling binnenstormden. Toen hij eenmaal weer overeind gekrabbeld was was Dienstklopper stevig vastgegrepen, had hij handboeien aan en ketenen om armen en benen, maar hij grinnikte nog steeds.

'Jé - willen jullie je laarzen ook gepoetst hebben?'

'Geen brutaliteiten, vuile spion,' knarste de wasserij-officier en gaf hem een harde klap tegen zijn aanstootgevende grijns. Tenminste, hij probeerde die aanstootgevende grijns een klap te geven, maar Dienstklopper sperde zijn mond open en beet in de hand die hem sloeg en beet zich stevig vast zodat de officier niet weg kon komen. 'Hij heeft me gebeten!' brulde de man en trachtte zich wanhopig los te rukken. De beide MP's, die allebei met een handboei aan een arm van de gevangene vastzaten hieven hun knuppels om hem de volle lading te geven.

Op dat ogenblik vloog Dienstkloppers hoofd open.

Als dit op een ander moment gebeurd was zou het als iets ongewoons worden beschouwd, maar op dit moment was het opvallend ongewoon en ze stonden allemaal, Bill inbegrepen, met open mond te staren toen er een hagedis van twintig centimeter uit de open schedel klom en op de vloer sprong waar hij bij de landing een aanzienlijke deuk veroorzaakte. Hij had vier korte armpjes, een lange staart, een kop als een babykrokodil en was grasgroen. Het leek precies een Chinger, behalve dat het twintig centimeter was in plaats van drie meter.

'Alle sodemieterse mensen stinken naar zweet,' zei het met een iele imitatie van Dienstkloppers stem. 'Chingers kunnen niet zweten. Leve de Chingers!' Het rende de hut door naar Dienstkloppers kooi.

Iedereen stond als verstijfd. Alle zekeringoppassers die getuige waren geweest van de onmogelijke gebeurtenissen stonden of zaten nog in dezelfde houding, verstijfd door de schok en met uitpuilende ogen als hardgekookte eieren. De wasserij-officier werd vastgehouden door de tanden die zijn hand omklemden, terwijl de twee MP's worstelden met de handboeien die hen vastketenden aan het onbeweeglijke lichaam. Alleen Bill kon zich bewegen en hij bukte, nog duizelig van het pak slaag, om het kleine wezentje te grijpen. Kleine, krachtige klauwtjes klemden zich in zijn vlees en hij vloog door de lucht en dreunde tegen het schot. 'Jé - dat is voor jou, klikspaan!' piepte het petieterige stemmetje.

Voor iemand tussenbeide kon komen rende de hagedis naar de stapel plunjezakken van Dienstklopper en scheurde de bovenste open en dook erin. Even later klonk er een hoog gegons en uit de zak verscheen de op een kogel lijkende neus van een glimmend projectiel. Het ding kwam verder de zak uit tot er een ruimtescheepje van nog geen halve meter lang door de afdeling zweefde. Toen draaide het om zijn verticale as tot het zich tegenover het tussenschot bevond. Het gegons werd hoger en het schip schoot plotseling vooruit en vloog door het metaal van de afscheiding alsof het niet sterker was dan nat karton. Ook verderop klonken scheurende geluiden, toen het scheepje tussenschot na tussenschot doorboorde tot het met een scheurend geluid door de buitenste huid van het schip brak en de ruimte invluchtte. Men hoorde het geloei van de lucht die de opening uitstroomde en het paniekerige gerinkel van alarmbellen.

'Wel verdomme nog aan toe...' zei de wasserij-officier, klapte toen zijn openstaande mond dicht en schreeuwde: 'Haal dat ding van mijn hand - het bijt me nog dood!'

De twee MP's stonden nog heen en weer te zwaaien, stevig geboeid aan de onbeweeglijke gestalte voorheen Dienstklopper. Dienstklopper stond maar te staren, glimlachend om de houvast die hij aan de hand van de officier had en pas toen Bill zijn atoomgeweer pakte en de loop in Dienstkloppers mond stak en de kaken openbrak kon de hand teruggetrokken worden. Terwijl hij dat deed zag Bill dat het schedeldak vlak boven Dienstkloppers oren opengespleten was en van achteren aan een glimmende koperen scharnier hing. In de gapende schedel bevond zich in plaats van hersens en beenderen en dat soort dingen een miniregelkamer met een heel klein stoeltje, minuskule stuurinrichtingen, televisieschermen en een waterkoeler. Dienstklopper was niets dan een robot die bediend werd door het kleine wezentje dat in het ruimtescheepje was ontvlucht. Het leek op een Chinger - maar het was maar twintig centimeter.

'Hé!' zei Bill. 'Dienstklopper is niets dan een robot die bediend werd door het kleine wezentje dat in het ruimtescheepje is ontvlucht! Het leek op een Chinger, maar het was maar twintig centimeter...'

'Twintig centimeter, twintig meter - wat maakt het uit!' mompelde de wasserij-officier kribbig terwijl hij een zakdoek om zijn gewonde hand wikkelde. 'Je verwacht toch zeker niet dat we de rekruten vertellen hoe klein de vijand in werkelijkheid is, of dat we uitleggen dat ze van een 10G planeet komen. We moeten het moreel hooghouden.'