V

 

De dode werd uit zijn plaats in de rij losgesneden en de twee mannen die voor en achter Doordouwer in de rij stonden wilden met hem hetzelfde doen. Bill redeneerde met ze, zeggend dat het niet meer dan menselijk was dat ze hun kameraad droegen en daar stemden ze in toe toen hij dreigde hun benen af te schieten als ze het niet deden. Terwijl de geketende mannen aten sneed Bill twee buigzame takken af en maakte een brancard door er drie gekregen uniformjasjes over te spannen. Hij gaf de buitgemaakte geweren aan de stoere sergeant en een paar veteranen die daarvoor het meest in aanmerking schenen te komen, terwijl hij er één zelf hield.

'Hebben we kans om de kazerne weer te bereiken?' vroeg Bill de sergeant, die zorgvuldig het vocht uit zijn geweer wreef.

'Misschien wel. We kunnen de weg die we gekomen zijn gemakkelijk genoeg terugvinden langs het spoor dat we hebben achtergelaten. We moeten goed uit onze doppen kijken naar Venijnen en ze te pakken nemen voor ze het nieuws over ons kunnen verspreiden. Als we binnen gehoorsafstand van het gevecht komen moeten we proberen een rustig gebied te vinden - en daar dan doorheen breken. Kans van een op twee.'

'Dan staan we er allemaal een stuk beter voor dan een uur geleden.'

'Dat zou ik ook denken. Maar het wordt er niet beter op als we hier blijven rondhangen.'

'Laten we opstappen.'

Het volgen van het spoor was zelfs nog eenvoudiger dan Bill gedacht had, en vroeg in de namiddag hoorden ze de eerste geluiden van een vuurgevecht, een dof gerommel in de verte. De enige Venijn die ze gezien hadden was onmiddellijk gedood. Bill liet halt houden.

'Eet zoveel je wilt en laat de proviand dan achter,' zei hij. 'Geef het door. We gaan nu veel sneller lopen.' Hij ging kijken hoe Doordouwer het maakte.

'Slecht -' hijgde Doordouwer met een spierwit gezicht. 'Dit is het einde, Bill... ik weet het... ik heb mijn laatste rekruut gekoeioneerd... mijn laatste soldij ontvangen... mijn laatste wapen gedragen... tot ziens - Bill... je bent een goede vriend geweest... om zo voor me te zorgen...'

'Blij dat je dat vindt, Doordouwer, en misschien wil je me wel een gunst bewijzen.' Hij graaide in de zakken van de stervende man tot hij zijn onderofficierszakboekje vond, opende het en krabbelde iets op een van de blanco bladzijden. 'Zou je dit willen tekenen, uit naam van onze oude vriendschap - Doordouwer?'

De zware kaak hing los, de kwaadaardige rode ogen zagen niets meer.

'De smerige sodemieter is dood!' zei Bill verontwaardigd. Na een ogenblik peinzen druppelde hij wat inkt uit de pen op de top van Doordouwers duim en drukte die op het papier.

'Ziekenverpleger!' riep hij, en de rij mannen maakte weer een bocht zodat de verpleger terug kon komen. 'Hoe vind jij dat hij eruit ziet?'

'Zo dood als een pier,' zei de verpleger nadat hij hem onderzocht had.

'Vlak voor hij stierf heeft hij me in zijn testament zijn slagtanden nagelaten, hier staat het, zie je wel? Dat zijn echte in flessen gegroeide slagtanden en ze zijn erg duur. Kunnen ze overgeplant worden?'

'Zeker, als ze maar binnen de komende twaalf uur uitgesneden en in diepvries bewaard worden.'

'Dat is geen probleem, we dragen het lichaam gewoon mee.' Hij keek streng naar de twee brancarddragers en speelde met zijn revolver, en ze maakten geen bezwaar. 'Haal die luitenant hierheen.'

'Dominee,' zei Bill, het blad uit het zakboekje omhoog houdend, 'ik zou hier graag de handtekening van een officier op hebben. Vlak voor hij stierf heeft deze soldaat me zijn testament gedicteerd, maar hij was te zwak om te tekenen en daarom heeft hij er zijn duimafdruk op gezet. Schrijft u hier nu onder dat u gezien hebt dat hij zijn duimafdruk plaatste en dan is alles in orde en wettelijk en zet er dan uw handtekening onder.'

'Maar - dat kan ik niet doen, mijn zoon. Ik heb niet gezien dat de overledene zijn duimafdruk onder het testament plaatste en Glmmpf...'

Hij zei Glmmpf omdat Bill hem de loop van zijn atoomrevolver in de mond gestoken had en die ronddraaide, met een trillende vinger op de trekker.

'Vuur,' zei de infanteriesergeant en drie van de mannen die konden zien wat er gebeurde applaudisseerden. Bill trok de revolver langzaam terug.

'Ik zal met genoegen behulpzaam zijn,' zei de dominee en greep naar de pen. Bill las het document grommend van voldoening over en liep toen naar de ziekenverpleger, naast wie hij neerhurkte. 'Hoor jij bij het hospitaal?' vroeg hij.

'Dat heb je goed geraden en als ik ooit weer in het hospitaal terugkom verlaat ik het nooit meer. Ik moest natuurlijk weer de pech hebben om naar slachtoffers te zoeken toen de overval gebeurde.'

'Ik heb gehoord dat ze geen gewonden verschepen. Dat ze ze alleen maar opknappen en ze weer naar het front sturen.'

'Dat heb je goed gehoord. Dit zal een moeilijke oorlog zijn om te overleven.'

'Maar sommigen moeten toch wel te zwaar gewond zijn om ze weer naar het front te sturen,' hield Bill aan.

'De wonderen van de moderne geneeskunde,' zei de sergeant onduidelijk omdat hij met zijn tanden aan een brok gedroogde boterhamworst rukte. 'Of je gaat dood, óf je bent binnen een paar weken weer aan het front.'

'Maar als er nou eens een vent z'n arm afgeschoten wordt?'

'Ze hebben een hele koelkast vol ouwe armen. Naaien er een nieuwe aan en hupsa, meteen weer naar het front.'

'En een voet?' vroeg Bill zorgelijk.

'Daar heb je gelijk in - daar had ik niet aan gedacht! Er is een voetentekort. Er liggen zoveel kerels zonder voeten dat ze bedden tekort komen. Ze wilden juist een begin maken met sommigen ervan van de planeet te verschepen toen ik wegging.'

'Heb je ook pijnstillende pillen?' vroeg Bill van onderwerp veranderend. De verpleger haalde een witte fles tevoorschijn.

'Als je er hier drie van slikt, lach je nog als ze je onthoofden.'

'Geef me er maar drie.'

'Als je ooit een vent tegen komt die z'n voet afgeschoten is moet je snel iets boven zijn been binden, stevig, om de slagader af te snoeren.' 'Dank je, maat.'

'Wel moge het je bekomen.'

'Laten we opstappen,' zei de infanteriesergeant. 'Hoe sneller we voortmaken hoe meer kans we hebben.'

Af en toe loeiden er vlammen uit atoomgeweren door het gebladerte boven hen en het gedreun van zware wapens deed de modder onder hun voeten schudden. Ze liepen evenwijdig met het vuren tot het minder werd en toen ophield. Bill, de enige in de rij die niet vastgeketend was, kroop vooruit om het terrein te verkennen. Het vijandelijke front scheen niet zwaar bezet en hij vond een plek die het meest geschikt leek voor een doorbraak. Voor hij terugkeerde haalde hij een stevig koord uit zijn zak dat hij uit een van de proviandkisten gehaald had. Hij maakte een tourniquet boven zijn rechterknie en draaide het vast met een stokje, daarna slikte hij de drie pillen. Hij bleef achter een paar dichte struiken staan terwijl hij de anderen aanriep.

'Recht vooruit, dan scherp rechtsaf voor dat bosje. Vooruit - en SNEL!'

Bill voerde hen aan tot de voorste mannen het front konden zien. Toen riep hij: 'Wat is dat?' en rende het dichte struikgewas in. 'Chingers!' schreeuwde hij en ging met zijn rug tegen een boom zitten.

Hij mikte nauwkeurig en schoot zijn rechtervoet af.

'Opschieten!' riep hij en hoorde de angstige mannen krakend door het struikgewas breken. Hij gooide de revolver weg, schoot een paar maal in het wilde weg in de bomen en krabbelde toen overeind. Het atoomgeweer kon best als kruk dienst doen om voort te strompelen en hij hoefde niet ver te lopen. Twee soldaten, die zeker voor het eerst aan een gevecht deelnamen, anders hadden ze wel beter geweten, verlieten hun schuilplaats om hem naar binnen te helpen.

'Dank jullie wel, maats,' hijgde Bill en het zich op de vloer zakken.

'Oorlog is afschuwelijk.'