II

 

Het doorgangskamp was een noodgebouw van plastic platen die bevestigd waren aan een gebogen aluminium geraamte, en lag in het midden van een groot vierkant plein. MP's met de bajonet op het atoomgeweer patrouilleerden langs de zes onder stroom staande hekten van prikkeldraad. De dubbele poorten werden op afstand bediend en Bill werd erdoor gesleept door de handboeienrobot die hem hier had gebracht. Die onvriendelijke machine was een plompe zware kubus die hem tot de knieën reikte en zich op rammelende loopvlakken bewoog. Er stak van boven een ijzeren staaf uit waaraan handboeien vastzaten. En aan die handboeien zat Bill vast. Ontvluchten was onmogelijk, want als er een poging werd gedaan de boeien te forceren bracht de robot sadistisch een pietepeuterig atoombommetje tot ontploffing dat hij in zijn ingewanden meedroeg, en blies zichzelf en de ontvluchtende gevangene op, zowel als ieder ander in de nabijheid. Toen hij eenmaal op het erf was bleef de robot staan en protesteerde niet toen de sergeant van de wacht de boeien ontsloot. Zodra zijn gevangene bevrijd was rolde de robot zijn hok in en verdween.

'Nou, verwaande wijsneus, nu ben je aan mijn zorgen toevertrouwd en dat zal je niet glad zitten,' snauwde de sergeant tegen Bill. Hij had een kaalgeschoren hoofd, brede, met littekens overdekte kaken en kleine oogjes die dicht bij elkaar stonden en waarin de druipende kaars van de stompzinnigheid flakkerde.

Bill vernauwde zijn eigen ogen tot spleetjes en hief langzaam zijn goede linker rechterarm op en spande zijn biceps. Tembo's spieren zwollen en scheurden het dunne gevangenisjasje met een schril krakend geluid. Toen wees Bill op het lint van de Purperen Pijl dat hij op zijn borst gespeld had.

'Weet je waarvoor ik dat gekregen heb?' vroeg hij met een grimmige, toonloze stem. 'Dat heb ik gekregen omdat ik in mijn eentje 13 Chingers heb gedood die in een bunker zaten waar ik heengezonden was. Ik ben in dit strafkamp terecht gekomen omdat ik toen ik na het doden van de Chingers terugkwam de sergeant vermoord heb die me er heengezonden had. Nou - wat zei je ook weer over glad zitten, sergeant?'

'Als je mij geen moeilijkheden bezorgt bezorg ik jou er ook geen,' piepte de wachtsergeant die maakte dat hij wegkwam. 'Je bent ingedeeld in cel 13, hier, daar de trap op...' Hij zweeg plotseling en begon met een knabbelend krakend geluid tegelijkertijd op alle nagels van één hand te bijten. Bill wierp hem voor de goede orde nog een lange dreigende blik toe, keerde zich toen om en liep langzaam het gebouw binnen.

De deur van nummer 13 stond open en Bill keek de smalle cel in, die schemerig verlicht werd door het licht dat door de doorzichtige plastic muren scheen. Twee kooien boven elkaar namen bijna alle ruimte in beslag; aan één kant bleef er nog een smal gangetje vrij. Aan de andere muur waren twee doorzakkende planken bevestigd naast een gestencilde mededeling WEES SCHOON EN NIET OBSCEEN - SCHUINE MOPPEN HELPEN DE VIJAND! en dat was het hele meubilair. Een kleine man met een spits gezicht en kraaloogjes lag op de onderste kooi aandachtig naar Bill te kijken. Bill keek terug en fronste zijn wenkbrauwen.

'Kom binnen, sergeant,' zei de kleine man terwijl hij snel het trapje naar de bovenste kooi opklom. 'Ik heb de onderste voor jou bezet gehouden, jazeker. Mijn naam is Blackey en ik zit tien maanden omdat ik tegen een tweede luit gezegd heb dat hij om kon waaien...'

Hij besloot zijn zin op enigszins vragende toon, die Bill negeerde. Bills voeten deden pijn. Hij schopte de paarse laarzen uit en ging languit op zijn matras liggen. Blackey stak zijn hoofd over de rand van de bovenste kooi, net als een knaagdier dat het landschap verkent. 'Het duurt nog een hele poos voor we eten krijgen - wat zou je zeggen van een Knolburger?' Er verscheen naast het hoofd een hand die Bill een glimmend pakje toereikte.

Na het argwanend bekeken te hebben trok Bill de strook weg die het plastic zakje afsloot. Zodra er lucht bij de ontvlambare voering kwam begon de burger te dampen en binnen drie tellen was hij gloeiend heet. Bill spoot er een straal ketchup op uit het kleine zakje aan het andere eind van de grote zak en nam toen achterdochtig een hap. Het was mals sappig paardenvlees.

'Deze ouwe, grijze merrie smaakt precies als in die goeie ouwe tijd,' zei Bill met zijn mond vol. 'Hoe is het je gelukt om dit het strafkamp binnen te smokkelen?'

Blackey grinnikte en knipoogde alsof hij op het toneel stond. 'Connecties. Ze brengen het voor me binnen, ik hoef er alleen maar om te vragen. Ik heb je naam niet goed verstaan...?'

'Bill.' Voedsel had hem weer in zijn humeur gebracht. 'Een jaar en een dag wegens slapen op wacht. Ik was bijna doodgeschoten wegens desertie, maar ik heb een goede advocaat gehad. Dat was een goede burger ook, jammer dat er niets is om hem mee door te spoelen.'

Blackey bracht een flesje tevoorschijn met een etiket HOESTSIROOP en reikte het Bill aan. 'Speciaal voor mij gemengd door een vriend in de apotheek. Half alcohol en half ether.'

'Zoinggg!' zei Bill, die haastig zijn ogen afveegde toen hij het flesje half leeggedronken had. Hij voelde zich bijna verzoend met de wereld. 'Jij bent een goede vriend om in de buurt te hebben, Blackey.'

'Dat zou ik denken,' zei Blackey ernstig. 'Het kan nooit kwaad om een vriend te hebben, niet in het leger, niet in de marine, niet nergens. Vraag het oude Blackey maar, die weet het wel. Heb je spieren, Bill?'

Bill spande Tembo's spieren voor hem.

'Dat mag ik nou zien,' zei Blackey bewonderend. 'Met jouw spieren en mijn hersens zullen we een eind komen...'

'Ik heb anders ook hersens!'

'Gun die maar wat rust! Laat die maar vakantie houden terwijl ik het denkwerk voor mijn rekening neem. Ik heb in meer legers gediend dan jij dagen in het leger bent geweest. Ik heb mijn eerste onderscheiding gekregen toen ik bij Hannibal diende, hier kun je het litteken nog zien.' Hij wees op een witte boog op de rug van zijn hand. 'Maar ik had in de gaten dat hij het zou verliezen dus ik schakelde nog net op tijd over op die jongens van Romulus en Remus. Sindsdien heb ik steeds bijgeleerd en ik kom altijd op mijn pootjes terecht. Ik had al lang gezien uit welke hoek de wind woei en daarom at ik een stuk zeep op en had buikloop op de morgen van de slag bij Waterloo, en daar heb ik niets aan verloren, dat kun je van mij aannemen. Ik zag hetzelfde aankomen bij de Somme - of was het Ieperen? - ik ben nu een paar van die oude namen vergeten, en ik kauwde een sigaret kapot en stopte die onder mijn oksel, daar krijg je koorts van en zo miste ik die vertoning ook. Er is altijd wel een kant om iets van te bekijken, zeg ik maar.'

'Ik heb nog nooit van die veldslagen gehoord. Was dat tegen de Chingers?'

'Nee, voor die tijd, heel lang voor die tijd. Vele oorlogen geleden.'

'Dan zou je aardig oud moeten zijn, Blackey. Je ziet er helemaal niet erg oud uit.'

'Ik ben ook aardig oud, maar dat vertel ik meestal niet, omdat ze me dan toch maar uitlachen. Maar ik weet nog dat de pyramiden gebouwd werden en ik weet nog wat een rotzooi we te eten kregen in het Assyrische leger en dat we de troep van Urgh te pakken namen toen ze onze grot wilden binnendringen, toen lieten we rotsblokken naar beneden rollen.'

'Het klinkt me als lariekoek in de oren,' zei Bill vadsig en dronk de fles leeg.

'Jawel, dat zegt iedereen, daarom vertel ik die oude verhalen niet meer. Ze geloven me niet als ik mijn talisman laat zien.' Hij hield een klein wit driehoekje met een gekartelde rand op. 'Tand van een pterodactyl. Zelf verslagen met een steen uit een slinger, die ik net uitgevonden had...'

'Lijkt op een stuk plastic.'

'Begrijp je nou wat ik bedoel? Daarom vertel ik die oude verhalen niet meer. Ik teken gewoon telkens weer bij en laat me met de stroom meevoeren...'

Bill ging overeind zitten met een open mond van verbazing. 'Bijtekenen! maar dat is zelfmoord...'

'Zo veilig als de bank. De veiligste plaats in de oorlog is het leger. De sloebers aan het front worden doodgeschoten, de burgers thuis worden gebombardeerd. De kerels daar tussen in zijn zo veilig als de bank. Er zijn 30, 50 misschien wel 70 kerels in het midden nodig om één vent aan het front te bevoorraden. Als je maar eenmaal geleerd hebt voor archiefklerk ben je veilig. Wie heeft ooit gehoord dat er op een archiefklerk werd geschoten? Ik ben een fantastische archiefklerk. Maar dat is in oorlogstijd. In vredestijd, elke keer dat ze een vergissing begaan en het per ongeluk een poosje vrede is, dan is het beter om bij de gevechtstroepen te horen. Beter eten, langere verloven, niet veel te doen. En veel reizen.'

'En wat gebeurt er dan als de oorlog uitbreekt?'

'Ik ken 735 verschillende manieren om in het hospitaal terecht te komen.'

'Wil je mij er daar een paar van leren?'

'Voor een vriend is me niets te veel, Bill. Ik zal je er vanavond wat van laten zien, nadat het eten is rondgedeeld. En de bewaker die het eten ronddeelt doet een beetje moeilijk over een kleine gunst die ik hem gevraagd heb. Tjonge, wat zou ik het fijn vinden als die z'n arm eens brak!'

'Welke arm?' Bill het met veel kabaal zijn vingers kraken. 'Aan jou de keus.'

 

Het Plastichuis Strafkamp was een doorgangscentrum waar gevangenen werden ondergebracht die op weg waren van ergens naar ergens anders. Het was een gemakkelijk, ontspannen leventje, waarvan zowel de bewakers als de gevangenen genoten, met niets dat de gelijkmatige gang van het dagelijks leven onderbrak. Er was één nieuwe bewaker geweest, een echte uitslover die pas aangekomen was van de Nationale Territoriale Gardetroepen, maar die was een ongeluk overkomen terwijl hij het eten rondbracht en die had zijn arm gebroken. Zelfs de andere bewakers waren blij hem te zien verdwijnen. Ongeveer eens per week werd Blackey onder gewapend geleide naar de Basis Archief Afdeling gebracht waar hij nieuwe documenten vervalste voor een kolonel die heel actief was op de zwarte markt en miljonair wenste te zijn voor hij met pensioen ging. Terwijl hij aan de documenten werkte zorgde Blackey er voor dat de strafkampbewakers onverdiende promoties, extra verlof en uitkeringen in contanten ontvingen voor niet-bestaande onderscheidingen. Als gevolg daarvan aten en dronken Bill en Blackey er goed van en werden dik. Het was allemaal zo vreedzaam als maar mogelijk was tot Blackey op een ochtend na een zitting in de archiefafdeling terugkwam en Bill wakker maakte.

'Goed nieuws,' zei hij. 'We worden verscheept.'

'Wat is daar voor goeds aan?' vroeg Bill, korzelig omdat hij gestoord werd en nog half teut van het drinkgelag van de vorige avond. 'Ik vind het hier best.'

'De grond wordt ons hier spoedig te heet onder de voeten. De kolonel houdt me in de gaten en hij kan soms zo raar kijken, en ik denk zo dat hij van plan is ons te verschepen naar de andere kant van de melkweg waar zware gevechten aan de gang zijn. Maar hij zal niets doen voor de volgende week, voor ik de boeken voor hem vervalst heb, daarom heb ik geheime marsorders opgesteld om ons deze week te verschepen naar Tabes Dorsalis waar de cementmijnen zijn.'

'De Stofwereld!' schreeuwde Bill hees, pakte Blackey bij de keel en schudde hem heen en weer. 'Een hele wereld met alleen een cementmijn, waar je binnen een paar uur aan silicose sterft, de Grootste Hel van het heelal...'

Blackey wriemelde zich los en smeerde 'm naar de andere kant van de cel.

'Wacht even!' hijgde hij. 'Loop niet zo hard van stapel! Hou het deksel op je kruitpan en hou je kruit droog! Dacht je nou heus dat ik ons naar zo'n plaats zou laten verschepen? Zo wordt het alleen maar op de televisie getoond, maar ik weet het uit de eerste hand wel beter. Als je in de cementmijnen werkt, inderdaad, dan is dat niet zo best. Maar ze hebben een enorm basiskantoor met een heleboel administratieve krachten en ze gebruiken gevangenen die een streepje voor hebben voor het wagenpark, omdat er niet genoeg militairen zijn. Terwijl ik aan de documenten werkte heb ik jouw beroep van Zekering Oppasser, wat gelijk staat met zelfmoord, veranderd in chauffeur en hier is je rijbewijs met bevoegdheid om alles te besturen van een éénwielige fiets tot een 89-tons atoomtank. Zo krijgen we makkelijke baantjes en bovendien is de hele basis airconditioned.'

'Het was hier toch best prettig,' zei Bill, fronsend naar de plastic kaart, die verklaarde dat hij bevoegd was een aantal vreemdsoortige vervoermiddelen te besturen die hij voor het merendeel zelfs nog nooit had gezien.

'Alles komt en gaat, en alles is hetzelfde,' zei Blackey die een kleine reisnecessaire inpakte.

Ze begonnen pas te beseffen dat er iets verkeerd ging toen de kolonne gevangenen geboeid werd en toen met hals- en voetboeien aan elkaar geketend en door een peloton gevechts-MP's in het ruimteschip geduwd werd. 'Opschieten!' schreeuwden ze. 'Jullie hebt tijd genoeg om uit te rusten als jullie op Tabes Dorsalgia zijn.'

'Waar gaan we heen?' bracht Bill hijgend uit.

'Je hebt me best verstaan, schiet op sodemieter.'

'Jij zei Tabes Dorsalis,' snauwde Bill tegen Blackey, die voor hem in de rij stond. 'Tabes Dorsalgia is de basis op Veneria waar alle gevechten zich afspelen - we worden naar het front gestuurd!'

'Een kleine verschrijving,' zuchtte Blackey. 'Je kunt niet altijd alles hebben.'

Hij ontweek de trap die Bill hem wilde toedienen en wachtte toen geduldig terwijl de MP's Bill met hun knuppels bewusteloos sloegen en hem het schip in sleurden.