5

De twee kamers die hij met zijn vrouw en zijn ouders bewoonde, maakten deel uit van een complex van appartementen en werkplaatsen die rondom een binnenplaats waren gebouwd in de buitenwijk al-Raqqaqin, gelegen naast de westelijke muur van de stad. De wijk was genoemd naar de perkamentmakers die er hun beroep uitoefenden in de nabijheid van het oude regeringscentrum. Ook hier hing de geur van pas gelooide huiden, doch veel minder penetrant dan in de wijk van de leerlooiers en ververs waar Yasir gewoond had.

Sinds de meeste functionarissen zich hadden verplaatst naar de nieuwe paleisstad van de kalief, Madinat al-Zahra, een slordige zes mijl ten westen van de stad, had Fadls vader zijn inkomsten danig zien slinken. De paleisstad had zijn eigen winkels en werkplaatsen, terwijl het uitgebreide administratieve en juridische apparaat van de hoofdstad voornamelijk gebruikmaakte van papier, dat aanzienlijk goedkoper was dan perkament. De familie was daarom de laatste jaren hoofdzakelijk afhankelijk geweest van de inkomsten van Fadl. Voor hem was de ligging van het huis juist bijzonder gunstig, want Ahmad al-Razi resideerde, zoals het een beschermeling van de kalief betaamde, in een villa in Balat Mughith, de nieuwe buitenwijk der welgestelden die eveneens aan de westkant van de stad gelegen was. Juist de nabijheid van deze wijk bezorgde de perkamentmakers weer nieuw werk, omdat steeds meer aristocraten en andere vooraanstaande burgers vonden dat zij het aan hun stand verplicht waren er een bibliotheek op na te houden. Sommige perkamentmakers hadden zich daarom toegelegd op het bundelen en inbinden van boeken. Fadls bejaarde vader voelde zich voor een dergelijke grote verandering te oud, maar hij verdiende nog iets door boekomslagen van perkament te vervaardigen die Fadl in zijn vrije tijd voorzag van een fraai gekalligrafeerde titel.

Op het moment waarop Fadl hijgend binnenstapte, had de oude man juist zijn gereedschap opgeborgen. De duisternis was inmiddels gevallen, waarmee de zaterdag was aangekondigd.

‘Waar kom jij vandaan, jongen? Er ligt werk voor je. We moeten de klanten snel bedienen,’ mompelde de vader zonder op te kijken van het vel dat hij juist had geprepareerd. Zijn gerimpelde handen streelden het perkament alsof het de huid van een vrouw was.

‘We hebben al gegeten. Zwangere vrouwen moeten niet te lang met een lege maag rondlopen,’ kwam de kordate stem van zijn moeder uit het andere vertrek.

‘De tijden zijn al moeilijk genoeg.’ vervolgde zijn vader.

‘Heb je ooit een vel gezien dat zo zacht en zo dun is?’ Hij liet de huid tussen duim en wijsvinger door glijden. ‘Maar ze hebben tegenwoordig liever perkament van gazellen dan van lammeren en schapen. Nog fijner, nog zachter, nog sterker, zeggen ze. Perkament van gazellen, kant-en-klaar uit de Sahara, met schepen aangevoerd. Ze denken dat wat van ver komt altijd beter is!’

‘Vandaag niet meer, vader.’

De toon van Fadls stem trok de aandacht van de oude. Hij hief zijn hoofd en keek zijn zoon onderzoekend aan, zag zijn hijgende borst, zijn witte gezicht, zijn bevende handen. Het was duidelijk dat er van kalligrafie vanavond niets zou komen.

‘Je ziet eruit alsof je een djinn hebt gezien. Waar hang je toch uit tegenwoordig?’

‘Zaken, vader.’

‘Mooie zaken. Als je “zaken” me maar geen klanten gaan kosten,’ sputterde de oude.

Vanuit het andere vertrek kwam Aisha geluidloos aanschuifelen. Met haar ene hand droeg ze zijn zachte leren huismuilen en hield haar rok opgetrokken, zodat een glimp van haar dijen zichtbaar was, met de andere pakte ze hem bij zijn mouw en nam hem mee naar het vertrek achter de werkplaats, waar het restant van de avondmaaltijd voor hem klaarstond. Een voorbeeldige echtgenote, hij hoefde alleen maar te kiezen wat hij eerst wilde gebruiken. Hij at zwijgend, zonder veel animo.

De nacht was verschrikkelijk. Uren lag hij wakker met slechts het beeld voor ogen van het kaalgevreten hoofd van Yasir, dat hem vanaf zijn piek op de muur van het paleis toegrijnsde. Toen hij ten slotte in slaap viel, verscheen de oude vrouw in zijn droom. Ze had een varken geslacht en sneed het stinkende karkas open, waarna ze hem een homp rottend vlees aanbood, terwijl kraaien met hun vlerken om hem heen wiekten. Plotseling stond zijn vader daar en sloeg hem met een vel perkament om zijn oren, hem uitfoeterend omdat hij zijn klanten door hem kwijtraakte. Hij werd misselijk wakker en voelde hoe Aisha met een zakdoek het zweet van zijn gezicht wiste.

‘Je slaapt weer onrustig,’ fluisterde ze.

Hij kreunde zachtjes en probeerde diep adem te halen. Ze streelde zijn wang. De spanning in zijn maag nam iets af.

‘Wat is waarheid, Aisha?’ vroeg hij plotseling.

‘Waarheid?’

‘Mijn waarheid, jouw waarheid, de waarheid van Y…’

‘Van wie?’

‘Van jou.’

‘Er is maar één waarheid. Dat is het woord van Allah. Wanneer Allah in de hemel spreekt, dan klappen de engelen met hun vleugels als teken van gehoorzaamheid. Ze zeggen dat het klinkt alsof er ketenen over een rots worden gesleept. En als hun vrees voor Allah dan geweken is, vragen ze elkaar wat Hij gezegd heeft, en dan zeggen ze: de waarheid.’

Het bleef even stil terwijl Fadl daarover nadacht, zich verwonderend over haar scherpzinnigheid. Er was geen speld tussen te krijgen, het was het enige juiste antwoord. Plotseling sloeg hij met zijn vuist tegen zijn voorhoofd alsof hij zichzelf op een stommiteit had betrapt. Opeens zag hij het allemaal helder voor zich, zoals het halve bewustzijn tussen waken en slapen soms op onverklaarbare wijze de oplossing van een groot vraagstuk kan brengen. Daarna viel hij als een blok in slaap en droomde alleen nog maar van engelen die door een azuurblauwe lucht buitelden en hem vederlicht met zich meevoerden terwijl Aisha beneden op de aarde lachend toekeek.

De volgende ochtend vroeg hij zijn vader voor één keer de inkopen voor de vrouwen te doen en het brooddeeg dat ze bereid hadden naar de gemeenschappelijke oven te brengen. Zelf spoedde hij zich naar de grote moskee en liep langs de buitenmuren om alle plakkaten te lezen die daar opgehangen waren. Yasir, wist hij nu, was een christen geweest. Hij moest een van die dwazen zijn die in het openbaar, of soms zelfs middenin een moskee, hun eigen geloof als het enige ware verkondigden en daarmee de Profeet beledigden. Dat moest de waarheid zijn waarover hij met onzichtbare inkt had geschreven. Geen wonder dat de Razi’s liever verzwegen dat Yasir als kopiist bij hen had gewerkt. Had Fadl niet zelf stukken uit de geschiedenis van al-Andalus van Ahmad al-Razi overgeschreven waarin verhaald werd hoe in de vorige eeuw fanatieke christenen opzettelijk in de moskee verkondigden dat Mohammed een valse profeet was? Ze waren op de brandstapel terechtgesteld. Hij had ook gelezen hoe de grote rebellenleider en volksmenner Ibn Hafsun de islam afvallig was geworden en zich tot het christendom had bekeerd, wat gelijkstond met het beledigen van de Profeet. Nadat de troepen van de kalief zijn rovershol in de bergen hadden uitgemest, was het lichaam van de renegaat opgegraven en alsnog op al-Rasif gekruisigd, naast dat van drie van zijn zonen. Daar hadden ze vijftien jaar gehangen totdat ook hún beenderen tijdens de grote overstroming door de Wadi l-Qibr waren meegesleurd. Altijd werd de triomf van de islam aan het volk verkondigd op plakkaten aan de muur van de grote moskee. Als Yasir om die reden onlangs veroordeeld en terechtgesteld was, zou dat daar terug te vinden zijn.

Er hingen veel plakkaten. Gejaagd begon Fadl te lezen. Er waren algemene verordeningen, aankondigingen, benoemingen en veroordelingen. Hij las de ene na de andere officiële mededeling maar tussen alle plakkaten kon hij er niet één vinden waarop de naam van Yasir voorkwam. Er was trouwens geen enkele recente terechtstelling of veroordeling wegens belediging van de Profeet te vinden.

Teleurgesteld liep Fadl naar de kade langs de rivier en bleef langdurig voor het gekruisigde lichaam staan. Welke andere waarheid dan de dwaling van de christenen was het waard om voor te sterven? Pas toen drong het tot hem door dat Yasir zijn epistel was begonnen met het aanroepen van God op de manier waarop moslims dat deden. Bovendien had hij woorden van de imam Malik ibn Anas aangehaald om te benadrukken dat het spreken van de waarheid uiteindelijk naar het paradijs leidt en liegen naar de hel. Had Yasir zijn taalgebruik aangepast aan de wensen van de opdrachtgever voor wie hij schreef?

De euforie van die nacht, waarin hij had gedacht het antwoord op het raadsel gevonden te hebben, was totaal verdwenen. Zijn hele theorie was ingestort. Ontgoocheld begaf hij zich naar het huis van Ahmad al-Razi en zette zich aan het werk.