A – E

Een nieuwsgierig aagje

Het nieuwsgierige aagje heeft haar naam te danken aan een klucht uit de 17e eeuw van Jan Soet: het kluchtigh Avontuurtje van ‘t Nieuwgierigh Aeghje van Enckhuysen. Aagje, de titelheldin, is zo nieuwsgierig dat ze met haar buurman, een schipper, meegaat naar Antwerpen, alwaar ze in de problemen komt. Hetzelfde type verhaal werd overigens twee jaar daarvoor al geschreven door Constantijn Huygens, die schippersvrouw Trijntje Cornelis met haar man naar Antwerpen liet reizen. De klucht van Jan Soet viel echter zo in de smaak dat wij nu nog spreken van een nieuwsgierig aagje en niet van een nieuwsgierig trijntje.

Aap wat heb je mooie jongen spelen

Wanneer je iets aardigs zegt om iemand gunstig te stemmen, maar je er helemaal niets van meent, speel je aap wat heb je mooie jongen. Deze uitdrukking komt uit het verhaal van Reinaert de Vos. Reinaert raakt verzeild in het hol van een lelijke, vervaarlijke aap en haar drie jongen. Om er weer veilig uit te komen, vleit hij haar:

‘Doe seide ie god diet wel doen mach

Moeye die geef v goeden dach

Ende uwe kijnder mijn magen

Het sijn die scoonste van haren dagen

Die ie ye gesach voor of te na by

Deus hoe wel behagen sy my

Hoe lieflic sijn si ende hoe schoon

Ellic mocht myt eren eens conincs soen

Wesen. wi mogen v louen myt recht

Dat gi dus meerret onss geslecht’

(Toen zei ik: Moge God, die het goed kan doen, tante, u een goede dag geven, en ook aan uw kinderen, mijn verwanten. Het zijn de mooiste van hun leeftijd die ik ooit gezien heb. God, hoe goed bevallen ze mij. Hoe lieflijk zijn ze en hoe mooi. Elk van hen zou met ere een koningszoon kunnen zijn. We mogen u met recht prijzen, omdat u op deze manier ons geslacht uitbreidt.’)

Daar komt de aap uit de mouw

In hun wijde mouwen hielden sommige artiesten een aapje verborgen, dat plotseling tevoorschijn kon springen om het publiek te verrassen. Als de aap uit de mouw komt, worden iemands verborgen bedoelingen plotseling duidelijk.

Abraham gezien hebben

Van een man die vijftig geworden is, wordt gezegd dat hij Abraham gezien heeft. Maar wat heeft deze Bijbelse figuur met het getal vijftig te maken? In het Bijbelboek Johannes neemt Jezus het in een tempel op tegen mensen die hem ervan beschuldigen bezeten te zijn; ze geloven niet dat hij de zoon van God is. ‘Jezus antwoordde: ‘Wanneer ik mezelf zou eren, zou mijn eer niets betekenen, maar het is de Vader die mij eert, de Vader van wie u zegt dat hij onze God is, hoewel u hem niet kent. Ik ken hem. Als ik zou zeggen dat ik hem niet ken, zou ik een leugenaar zijn, net als u. Maar ik ken hem wel, en ik bewaar zijn woord. Abraham, uw vader, verheugde zich op mijn komst, en toen hij die meemaakte was hij blij.’ De Joden zeiden: ‘U bent nog geen vijftig en u zou Abraham gezien hebben?’ ‘Waarachtig, ik verzeker u,’ antwoordde Jezus, ‘van voordat Abraham er was, ben ik er.’ Toen raapten ze stenen op om naar hem te gooien. Maar Jezus wist onopgemerkt uit de tempel te ontkomen.’ (Joh. 8:54-59). De uitdrukking Abraham gezien hebben is eigenlijk een omgekeerde gevolgtrekking uit deze passage: als je nog geen vijftig bent, kun je Abraham nog niet gezien hebben, dús zie je Abraham als je vijftig wordt. Van vrouwen die vijftig worden, wordt gezegd dat ze Sara gezien hebben. Voor die bewering is geen passende Bijbeltekst; het is een variatie op Abraham gezien hebben. Sara was de vrouw van Abraham.

Weten waar abraham de mosterd haalt

Er is heel wat gespeculeerd over deze uitdrukking. Zo zou mosterd een verbastering zijn van mutsaard ‘brandstapel’, naar het Bijbelverhaal over Abraham die zijn zoon aan God moest offeren. Maar het voorkomen van een soortgelijke uitdrukking in het Duits, met oudere vindplaatsen dan de Nederlandse variant, maakt dit onaannemelijk: het Duits kent geen mutsaard in de betekenis ‘brandstapel’. In het Duits zegt men: er weiss wo Barthel Most holt ‘hij weet waar Barthel most (een bepaald soort wijn) haalt’. De vormovereenkomst tussen most en mosterd is te opvallend om te negeren. Volgens sommigen zijn most en mosterd vervormingen van moos, een Bargoens woord voor ‘geld’, dat uit het Jiddisch komt. Maar het kan natuurlijk ook gewoon gaan over iemand die je om een boodschap kunt sturen, iemand die weet waar hij de beste kruidenierswaren haalt. Een slimmerik.

Er zit een addertje onder het gras

Wanneer iets een nadeel heeft dat niet meteen zichtbaar is, zeg je dat er een addertje onder het gras zit: je ziet het addertje niet, maar het kan gemeen bijten. De uitdrukking komt uit het Latijn (latet anguis in herba ‘er schuilt een slang in het gras’) en kwam in de middeleeuwen al bij ons voor. Toen heette een adder nog een nadere. Die n aan het begin is er later af gevallen, doordat men hem aanzag voor de laatste letter van het lidwoord ervóór. Dus een nadere werd een adere. In het Engels is hetzelfde gebeurd, daar heet het beestje nu adder, terwijl in het Duits de n bewaard is gebleven: es ist eine Natter im Grase ‘er zit een adder in het gras’.

Adem

Adem is de lucht die we nodig hebben om te leven. Doden ademen niet en wie te lang niet ademt, gaat dood. Zijn laatste adem uitblazen betekent dan ook ‘sterven’. Wanneer je je erg inspant, heb je extra veel zuurstof nodig, je gaat dan hijgen. Daarnamoet je weer op adem komen, bijkomen totdat de ademhaling weer normaal wordt. Was het een hardloopwedstrijd waarvoor je je zo moest inspannen? Misschien kon je dan wel iemands hete adem in je nek voelen. Die uitdrukking wordt veel in de sport gebruikt, wanneer een sporter érg dicht genaderd wordt door zijn achtervolger. Maar ook wanneer in het dagelijks leven een concurrent heel bedreigend is, kun je zijn hete adem in je nek voelen. Dat doet trouwens denken aan die andere uitdrukking: in iemands nek lopen hijgen ‘iemands verrichtingen overdreven goed in de gaten houden’. Ook dan voelt het slachtoffer opdringerige ademhaling vlak achter zich. Maar om nog even bij de hardloopwedstrijd te blijven: die wordt gewonnen door degene die de langste adem heeft. Het idee is dat degene met de beste conditie de grootste longinhoud heeft. Ook buiten wedstrijdverband wordt van de langste adem gesproken, in de betekenis ‘iets het langst volhouden’. En een langdurige kwestie wordt wel een zaak van de lange adem genoemd. Minder adem wordt er gehaald in uitdrukkingen die over spanning en angst gaan. Die gevoelens zorgen ervoordat je even stopt met ademhalen. Als je schrikt, stokt de adem in je keel. Stokken betekent ‘blijven steken’. En bij grote spanning houd je je adem in. Dat is de instinctieve reactie om bij dreigend gevaar geen enkel geluid te willen maken, om je aanwezigheid niet te verraden. Is een boek zo boeiend dat je haast zou vergeten om adem te halen, dan lees je het in één adem uit. Het boek is dus uit voor je een tweede keer ademhaalt. En zo haal je ook maar één keer adem als je iemand in één adem noemt met een ander. Dat komt doordat je die twee bij elkaar vindt horen.

Advocaat van de duivel spelen

De advocaat van de duivel bestaat echt. Wanneer in de katholieke kerk iemand heilig verklaard zal worden, voert men een proces waarin dit voornemen aan de kaak gesteld wordt. De advocaat van God voert argumenten aan waarom de voorgestelde persoon heilig verklaard zou moeten worden, terwijl de advocaat van de duivel een pleidooi daartegen houdt. Door deze tegenwerpingen dwingt hij de rechtbank de heiligverklaring zuiver te beoordelen, zodat de uiteindelijke heiligverklaring zonder smet is. Iemand die advocaat van de duivel speelt, voert allerlei tegenargumenten aan waar hij het zelf doorgaans niet mee eens is, om zijn tegenspeler te stimuleren alle voors en tegens zorgvuldig af te wegen.

De aftocht blazen

In de tijd van de veldslagen, toen legers elkaar nog rechtstreeks troffen in een strijd van man tegen man, werden met een trompet signalen gegeven. Wanneer het signaal voor de aftocht geblazen werd, ruimde de verliezende partij het veld. Wie nu de aftocht blaast, geeft het op als hij een nederlaag geleden heeft; hij trekt zich uit de strijd terug.

Alarm slaan

Om de burgers te waarschuwen wanneer er onraad was, werd vroeger de alarmklok geluid. Dat was de grote klok in de kerktoren. Het luiden van de klok noemt men ook wel slaan, net als in de klok slaat 3 uur. Alarm slaan is dus ‘waarschuwen voor gevaar, de noodklok luiden’.

Twaalf ambachten, dertien ongelukken

Van iemand die steeds zonder succes een andere baan heeft, wordt spottend gezegd: twaalf ambachten, dertien ongelukken. Er gaat dus meer fout dan goed. Ook in andere landen kent men deze uitdrukking, maar de getallen kunnen verschillen. Zo hebben de Duitsers twee keer zo veel ongelukken als ambachten: Neunerlei Handwerk, achtzehnerlei Unglück. En de Fransen gaan bij veertig ambachten vijftig keer de mist in: quarante métiers, cinquante malheurs. Zoeken de Duitsers het in het grotere faalpercentage en de Fransen in de grote aantallen, de Nederlandse versie is symbolisch sterk, met het ongeluksgetal dertien.

Voor een appel en een ei

Zowel appels als eieren symboliseren iets van weinig waarde. Appels waren van oudsher de goedkoopste vruchten en eieren werden en worden als goedkope vleesvervangers gebruikt. In het Middelnederlands bestond er bijvoorbeeld al een uitdrukking niet een ei, met als betekenis ‘helemaal niets’. Zo schreef men: ‘U gheroep ende ghecrey mach u hulpen niet een ey’ (‘Uw geroep en geschreeuw zal u geen sikkepitje helpen’). Voor een appel en een ei betekent dan ook ‘voor heel weinig geld’.

Niet aan de bak komen

De bak was op een schip de plaats waar een groep matrozen gezamenlijk at. Aan de bak betekende dan ook ‘aan het eten’. Als je niet aan de bak kunt komen, krijg je geen eten, en dat staat symbool voor ‘geen werk kunnen krijgen’. Ook in andere uitdrukkingen wordt die vergelijking gemaakt, denk maar aan iemand brodeloos maken of het brood uit de mond stoten. Wie niet werkt, heeft niets te eten.

De bakens verzetten

Als het getij verloopt, verzet men de bakens was vroeger een spreekwoord dat betekende dat als de omstandigheden veranderen, het plan aangepast moet worden. De bakens markeren de plaats waar je veilig kunt varen. Als door de verandering van het getij de diepten en ondiepten niet meer op dezelfde plaats liggen, moeten de bakens verplaatst worden, anders kunnen er schepen vastlopen. De bakens verzetten is dus ‘het plan wijzigen, iets heel anders aanpakken’.

Komt voor de bakker

Vermoedelijk is deze optimistische uitroep te danken aan de gewoonte die men vroeger had om thuis deeg te maken en dat naar de bakker te brengen om het te laten bakken. Zo bespaarde men zich de moeite om steeds de oven op te moeten stoken voor één of twee broden. Als het deeg gelukt was, dus goed gerezen en niet te dun, dan was het geschikt om naar de bakker te brengen; het is voor de bakker kon je dan zeggen. Komt voor de bakker betekent dus ‘dat komt goed, dat gaat lukken’.

Bakzeil halen

Deze scheepvaartuitdrukking komt uit het Engels: to back a sail is ‘een zeil zo zetten dat de wind er van voren in komt’. Dat werd op Nederlandse schepen vertaald als bakzeil halen. Als een schip bakzeil moest halen, kwam het stil te liggen of voer het zelfs achteruit. En dat lijkt op wat er gebeurt als een persoon bakzeil moet halen: hij kan niet zomaar doorgaan met wat hij aan het doen was, maar moet terugkrabbelen en een toontje lager zingen.

Bal

De bal rolt, stuitert, wordt opgegooid. Er wordt mee gespeeld, maar is het wel altijd een spelletje? De bal terugkaatsen is op een slimme manier een opmerking pareren. Het spreekwoord zegt het al: wie kaatst, moet de bal verwachten, want bij het kaatsspel wordt de bal zo veel mogelijk heen en weer gespeeld. Als je iemand plaagt of bekritiseert, kun je erop rekenen dat hij iets terugdoet. Maar de bal in iemands richting laten gaan kan ook positief zijn. Iemand de bal toespelen is hem een voordeeltje geven. Als een speler een andere speler de bal toespeelt, geeft hij hem immers de kans om te scoren. Maar dan moet hij wel geluk hebben, want de bal is rond en daarom is het moeilijk te voorspellen hoe het zal aflopen. Een balletje kan namelijk raar rollen, dus je kunt nog verbaasd staan over de uitkomst. Wie een balletje opgooit over iets weet ook nog niet wat de uitkomst zal zijn. Hij oppert voorzichtig iets en probeert te peilen wat de reacties zijn. Door een balletje op te gooien, probeert hij de anderen bij zijn spel te betrekken. Ook jongleurs gooien wel eens een balletje op. En wel meer ook. Het is een hele toer om meerdere ballen in de lucht te houden en ze niet op de grond te laten vallen. Daarom wordt dat ook gezegd van iemand die meerdere dingen tegelijk probeert te doen, of een aantal mogelijkheden open wil houden.

De balans opmaken

Aan het eind van het jaar maakt de boekhouder de balans op. Hij maakt dan een overzicht van bezittingen en vorderingen enerzijds en schulden anderzijds, zodat je kunt zien wat de financiële toestand van het bedrijf is. Wie figuurlijk de balans opmaakt, stelt vast hoe iets er op dat moment voor staat. Wat is er goed gegaan en wat verkeerd? Wat zijn de voordelen en de nadelen? De balans van de boekhouder is eigenlijk óók al een figuurlijke betekenis, die verwijst naar de balans waarop je dingen kunt wegen. In de ene schaal wordt het te wegen voorwerp geplaatst en in de andere plaatst men net zo veel gewichtjes tot de balans in evenwicht is. De boekhouder plaatst als het ware de schulden in de ene schaal en de bezittingen in de andere, zodat hij kan zien naar welke kant de balans doorslaat.

Uit de band springen

Een ton is gemaakt van duigen die door banden (het ‘hoepeitje erom’ van Jan Huygen) bij elkaar gehouden worden. Als een ton uit de band springt, schieten de banden los en valt de ton in duigen. Een persoon die uit de band springt, houdt zich niet aan de beperkingen die hem zijn opgelegd, hij gedraagt zich losbandig.

Door de bank genomen

Met deze uitdrukking wordt een gemiddelde aangegeven: het kan wat meer of minder zijn, maar door de bank genomen komen hier duizend bezoekers per dag. De bank was vroeger een tafel in een markthal waarop producten uitgestald lagen. Het woord toonbank herinnert daar nog aan. Verkocht een handelaar dure of goedkope waar? De prijzen per exemplaar waren natuurlijk verschillend, maar berekende je het gemiddelde van wat er op zijn bank lag, dan kon je zeggen of hij door de bank genomen duur of goedkoop was.

Aan de bedelstaf raken

De bedelstaf, de bedelnap en de bedelzak waren de attributen van de bedelaar. Aan de bedelstaf raken betekent dan ook ‘in diepe armoede vervallen’. Vroeger werd ook wel gezegd aan de bedelnap of de bedelzak raken. Het werkwoord raken wordt vaak gebruikt voor dingen die je ongewild overkomen. Denk maar aan aan lagerwal raken en in de problemen raken.

Op de been

In verschillende uitdrukkingen komt de woordgroep op de been voor. En dat is vreemd, want normaal is het het been, dus waarom is het hier de? Dat komt doordat in deze uitdrukkingen de oude meervoudsvorm van been bewaard is gebleven. Vroeger was het één been, twee been. Pas later heeft het woord het meervoud benen gekregen. Op de been betekent dus ‘op de benen’. Wanneer er veel mensen op de been zijn, zijn er veel mensen aanwezig; ze staan of lopen. En als je na een ziekte genezen bent, ben je weer op de been. Je hoeft dan niet meer in bed te liggen. Als je eenmaal op de been bent, wil je natuurlijk ook op de been blijven. Je wilt blijven staan, of in twee specifiekere betekenissen: ‘niet ziek worden’ en ‘niet verslagen worden’. Dat laatste is vergelijkbaar met een andere uitdrukking: van een sporter of sportploeg die een wedstrijd verliest, wordt wel gezegd dat hij onderuitgaat. Soms is iets moeilijk en zou je het bijna opgeven, maar als er dan nog één lichtpuntje, één prettig vooruitzicht is, dan kun je je daaraan vastklampen. Dat houdt je op de been.

Iemand op het verkeerde been zetten

Wanneer een voetballer in de schijnbeweging van zijn tegenstander trapt, wordt hij op het verkeerde been gezet. Hij verplaatst zijn gewicht dan naar één been, in anticipatie op de beweging die hij wil gaan maken. En als hij door heeft dat hij in de maling wordt genomen, is het te laat: juist op het been waarmee hij de bal zou kunnen raken, rust zijn hele gewicht, zodat hij niets meer kan doen. Wanneer je in het dagelijks leven iemand op het verkeerde been zet, geef je hem een onjuiste indruk van iets, waardoor hij verkeerde conclusies trekt.

De beest uithangen

De beest uithangen? Waarom niet het? Dat komt doordat de uitdrukking komt uit de tijd dat beest nog een de-woord was: de beeste. Later werd het het beest, maar de uitdrukking veranderde niet mee. De beest uithangen is zich misdragen, zoals beesten zich niet naar menselijke maatstaven gedragen. Dat gaat natuurlijk helemaal voorbij aan het feit dat dieren hun eigen gedragsregels hebben. Maar het zijn dan ook alleen mensen die de beest uithangen.

De griekse beginselen aanhangen

De oude Grieken hebben een naam op het gebied van de homoseksuele liefde. Het was niet ongebruikelijk dat een jonge man een oudere minnaar had die hem onderwees en inwijdde in de politiek. Zeggen dat iemand de Griekse beginselen aanhangt, is dus een chique manier om te zeggen dat hij homoseksueel is. De beginselen zijn oud, maar de Nederlandse uitdrukking is jong; die kwam pas in de jaren zestig van de 20e eeuw in zwang en heeft mogelijk voornamelijk ingang gevonden dankzij Gerard Reve, die in 1973 in zijn boek Lieve jongens schreef: ‘de blauwe, wel erg mooie en begeerlijke, maar helaas geen enkele geestdrift voor mijn Griekse beginselen tonende Paul V.’ Bij uitbreiding wordt de uitdrukking ook gebruikt om te zeggen dat iemand houdt van anale seks, net als de zegswijze het op z’n Grieks doen.

Er bekaaid van afkomen

Er heeft een werkwoord bekaaien bestaan, dat betekende ‘naar lucht snakken, flauwvallen’. Uit die betekenis ontstond de zwakkere betekenis ‘versufd, verbijsterd’ en ten slotte ook ‘teleurgesteld’. Als je er bekaaid van afkomt, word je dus teleurgesteld. Naar de herkomst van bekaaien is het overigens maar gissen. Sommigen denken dat een kaai een kei is. In dat geval staat er bekeien, wat zoveel zou kunnen betekenen als ‘met keien naar iemand gooien’. Dat zou wel een verklaring kunnen zijn voor er bekaaid van afkomen, want het is natuurlijk geen pretje als er iemand met keien naar je gooit. Maar de oude betekenis van bekaaien, ‘flauwvallen’, wordt hierdoor niet verklaard. Een alternatieve opvatting is dat het een variant is van bekeeuwen, dat wordt gezegd van vissen die in slecht water boven komen drijven en naar lucht snakken en bij vergelijking ook van stervende mensen. In bekeeuwen zit het woord kieuw. Het is een ingewikkelde route die het woord van kieuw naar be-kaaid afgelegd zou moeten hebben, maar dit idee sluit wel goed aan bij de oorspronkelijke betekenis.

Iets te berde brengen

Het nu niet meer bestaande woord berd (de -e in de uitdrukking is een naamvalsvorm) is verwant met bord. Het had verschillende betekenissen, waaronder ‘plank’ en ‘bord waarop iets aangekondigd wordt’. Het is niet helemaal zeker welke betekenis in de uitdrukking oorspronkelijk bedoeld is. Iets te berde brengen betekent ‘iets ter sprake brengen’. Het zou kunnen dat het berd de houten toonbank van een koopman was: door iets op het berd te brengen, bracht hij het onder de aandacht. Maar het zou ook een aankondigingsbord kunnen zijn. Iets wat te berde gebracht werd, werd dan op het bord aangekondigd.

Niet door de beugel kunnen

In de 17e eeuw bestonden in sommige steden verordeningen die burgers verboden honden te houden die zo groot waren dat ze niet door een stijgbeugel heen konden. Een voorbeeld: ‘Niemant en sal honde houden sy en warden so cleyne, dat sy moghen crupen dore eenen steghereep (…) oft het en waren jachhonde of te bandehonde’ (‘Niemand mag honden houden, tenzij ze zo klein zijn dat ze door een stijgbeugel kunnen kruipen (…) of als het jachthonden of waakhonden aan de ketting zijn’). Iets wat niet door de beugel kan, is dus niet geoorloofd.

Vechten tegen de bierkaai

Je voert een strijd die je niet kunt winnen als je vecht tegen de bierkaai. De bierkaai, ofwel de Bierkade, was de kade in Amsterdam waar het bier opgeslagen werd. De mannen die daar werkten, waren sterk en niet te beroerd om hun vuisten voor iets anders te gebruiken dan voor het zeulen met vaten. Tegen hen kon je dus beter niet vechten.

Een blauwtje lopen

Vroeger zei men als iemand afgewezen was in de liefde dat hij een blauwe scheen gelopen had. De afwijzing kwam hard aan; het voelde als een trap tegen de scheen. Later is de scheen uit de uitdrukking verdwenen, maar de blauwe plek bleef.

Zonder blikken of blozen

Sommige mensen kunnen hun schaamte slecht verbergen: ze worden rood of trekken bleek weg. ‘Rood worden’ heet natuurlijk blozen en blikken staat voor ‘bleek worden’, het is een verbastering van bleken. Als je iets zonder blikken of blozen doet, schaam je je er blijkbaar niet voor.

Bloed

Bloed heeft een sterke symboliek, die terugkomt in tal van uitdrukkingen. Het staat voor bloedverwantschap in de uitdrukking blauw bloed hebben ‘van adellijke komaf zijn’. Om deze uitdrukking te begrijpen, moeten we terug naar het middeleeuwse Spanje. Onder de Moorse overheersing waren veel gemengde huwelijken ontstaan, waaruit kinderen met een getinte huid geboren waren. Sommige blanke Spaanse families wilden daarentegen beslist geen Moren in hun gelederen en zij waren erg trots hun blanke huidskleur die ze zo behielden. Bij mensen met een lichte huid kun je de aderen blauw door de huid zien schemeren, daarom werd van de blanke Spaanse families gezegd dat ze blauw bloed hadden. Later is de betekenis verschoven naar mensen die adellijk bloed door de aderen hebben stromen. Bloedverwantschap is eveneens in het geding wanneer er over vers bloed of nieuw bloed gesproken wordt. Bij het fokken van dieren moeten regelmatig nieuwe dieren ingezet worden, die niet verwant zijn met de andere dieren. Op die manier degenereert het ras niet. In een team van mensen is soms ook vers bloed nodig: iemand die zorgt voor een frisse blik. Als verbeelding van gevoelens en temperament is bloed ook heel gebruikelijk. Verhitting van het bloed staat voor opwinding, terwijl koel bloed beheersing, kalmte voorstelt. Een moord in koelen bloede is dus gepleegd door iemand die daarbij kalm en gevoelloos te werk ging. Maar als je heel kwaad wordt, gaat je bloed koken. Bij grote schrik stolt het bloed je in de aderen, en iemand die je vreselijk ergert, haalt je het bloed onder de nagels vandaan. Bloed staat ook voor verwonding en dood. Als er bloed vloeit, raken er mensen gewond. Soms heb je zo’n hekel aan iemand, dat je hem iets ergs toewenst. Met enig gevoel voor overdrijving zeg je dan dat je zijn bloed wel zou kunnen drinken. Zou je hem daadwerkelijk vermoorden, dan zou er bloed aan je handen kleven, wat wil zeggendat je schuldig bent aan zijn dood.

Het boetekleed aantrekken

Wie in de middeleeuwen een ernstige zonde had begaan, moest boete doen om weer in de kerk opgenomen te worden. De boeteling trok dan het boetekleed aan, een gewaad van ruwharige stof die pijn deed aan de huid. Wie nu het boetekleed aantrekt, toont openlijk berouw over een fout die hij gemaakt heeft.

De bokkenpruik op hebben

Deze uitdrukking komt uit de pruikentijd. Aan de manier waarop iemand zijn pruik droeg, kon men zijn humeur aflezen. Een slordige, scheve pruik betekende een slecht humeur. De pruikendrager had zich dan bijvoorbeeld verslapen en was te gehaast om de pruik goed te zetten, of was te chagrijnig om veel aandacht aan het uiterlijk te besteden. Zo’n scheve pruik werd bokkenpruik genoemd, omdat de bok het beeld was dat gebruikt werd voor iemand die nukkig en nurks is.

Op de bonnefooi

Op de bonnefooi betekent ‘op goed geluk, zonder van tevoren iets te regelen’. Het lijkt alsof deze uitdrukking ontleend is aan het Franse bonne foi ‘goed geloof, goede trouw’. De klank en de betekenis sluiten daar immers mooi bij aan. Alleen is er een citaat uit 1560 dat in een andere richting wijst. Daar wordt gezegd: ‘al boone fooi te werke gaen, rectam ingredi viam’. Er wordt dus een Latijnse vertaling van de uitdrukking gegeven, die betekent ‘de goede weg ingaan’. Dat wijst erop dat bonnefooi ontleend is aan het Franse bonne voie ‘juiste weg’.

Een boom opzetten over iets

In het voormalige Nederlands-lndië werden in de 19e eeuw nogal wat boompjes opgezet. Dat was de uitdrukking die daar in zwang was voor een potje jassen, een kaartspel. De score van dit spel werd bijgehouden in een soort boomdiagram. Een nieuw spel beginnen betekende dus een nieuw boomdiagram maken, een boompje opzetten. Tijdens het kaartspel werd er natuurlijk gezellig gepraat. Daarom ging een boom opzetten over iets betekenen: ‘uitvoerig over iets praten, vooral voor de gezelligheid’.

Zijn eigen boontjes doppen

Van sommige bonen moet de peul afgehaald worden; dat heet doppen. Als je je eigen boontjes dopt, zorg je voor jezelf, los je je eigen problemen op. Zoals in een roman van Betje Wolff uit de 18e eeuw: ‘Hoewel ik nooit voor of tegen uw huwelijk gesproken heb: ik zei altoos, hoor, Sijntje, dat is uw zaak, gij moet met den man heutebeuten, ‘t zijn uwe boonen, gij zult ze moeten doppen.’

Een bord voor zijn kop hebben

‘Iets niet willen inzien of begrijpen’, dat is de betekenis van een bord voor zijn kop hebben. Door dat bord wordt immers het uitzicht belemmerd. Een verklaring voor deze uitdrukking zou kunnen zijn dat stieren vroeger een plankje voor de ogen kregen, zodat ze niets konden zien, waardoor ze rustig bleven en geen schade konden aanrichten.

Een boterbriefje halen

Oorspronkelijk was boterbriefje de spottende benaming voor een schriftelijk vergunning om in de vastentijd zuivel te mogen eten. Later werd de naam gebruikt voor verschillende andere officiële papieren waarmee men de draak wilde steken, zoals ontslagaanzeggingen en rekeningen. Tegenwoordig wordt alleen de huwelijksakte nog kleinerend boterbriefje genoemd. Een boterbriefje halen staat dus gelijk aan trouwen.

In de bres springen voor iemand

Een gat in de stadsmuur moest tijdens een belegering goed verdedigd worden. Om te voorkomen dat de tegenstander door zo’n bres kon binnendringen, sprong de verdediging in het gat. Wanneer je in de bres springt voor iemand, verdedig je hem.

Om de hete brij heen draaien

De hele uitdrukking luidde vroeger als een kat om de hete brij lopen. Als een kat te heet eten voorgezet krijgt, blijft hij er besluiteloos omheen lopen; hij wil het heel graag opeten, maar hij wil zijn bek niet branden. Iemand die om de hete brij heen draait, wil eigenlijk iets zeggen, maar durft er niet voor uitte komen.

Brood

Brood is een bekend symbool voor ‘geld om van te leven’. Er moet gewerkt worden, want er moet brood op de plank komen. Je kunt je brood verdienen door bakker te worden, maar door de komst van de supermarkten zijn er nog maar weinigen die daar brood in zien, dat wil zeggen dat ze geen mogelijkheid zien om genoeg geld te verdienen met dat beroep. De supermarkten stoten hun het brood uit de mond, ze zorgen dat er te weinig te verdienen valt om van te eten. Daar is geen droog brood mee te verdienen, is dan al snel de gedachte; dat het brood geen beleg zou hebben, dat zou nog te overzien zijn, maar zelfs geen droog brood…dan is het echt armoe troef. Lekkerder dan gewoon brood zijn luxebroodjes. Van goederen die in grote aantallen verkocht worden, wordt dan ook gezegd dat ze als warme broodjes over de toonbank gaan. Andere lekkere broodjes zijn zoete broodjes. Iemand die aardig doet om iets gedaan te krijgen, is zoete broodjes aan het bakken.

Dat kun je wel op je buik schrijven

Schrijf dat maar op je buik, dan kun je het met je hemd weer uitvegen, zo klonk de uitdrukking vroeger voluit. De beeldspraak die gebruikt wordt, is dat iets op een plaats geschreven wordt waarop het niet lang leesbaar blijft. De strekking is: ‘dat wordt niets, dat kun je wel vergeten’.

Cent

Als muntje van zeer geringe waarde staat de cent vaak voor dingen die nietig, klein, ja haast nihil zijn. Iets dat geer? cent waard is, is niets waard en iemand die geen cent te makken heeft, heeft geen geld om uit te geven. Die uitdrukking komt uit het Bargoens, en luide oorspronkelijk een cent, een makke. Een makke is een klap. Bij het onderhandelen op de markt zei de koopman dat iedere cent die er afgedongen werd, aankwam als een klap; de koper aan de andere kant voelde iedere cent die hij meer moest betalen als een klap. Iemand die geen cent te makken heeft, bezit geen rooie cent. Het rooie slaat op het rode koper waarvan de cent gemaakt was. Geen cent kan ook betekenen ‘helemaal niets’ zonder dat er aan geld gedacht wordt, zoals in iemand voor geen cent vertrouwen en geen cent wijzer worden van iets. En ook in geen centje pijn betekent het ‘helemaal niets’. Pijn is in deze uitdrukking ‘moeite’. Geld uitgeven kan moeite kosten. Iemand die op de centen is, heeft het daar moeilijk mee omdat hij erg zuinig is, maar iemand die niet op een paar centen kijkt geeft juist makkelijk geld uit, zelfs al kost het een lieve cent. Misschien kan hij het wel breed laten hangen omdat hij een aardig centje heeft bijverdiend.

In de clinch liggen met iemand

De term clinch komt uit de bokssport, het is een Engelse term die gebruikt wordt voor een omklemming. Letterlijk in de clinch liggen is dus fysiek nogal ongemakkelijk; figuurlijk betekent hetdat je ruzie hebt met iemand.

Met consumptie spreken

Als iemand nogal spettert tijdens het praten, kun je verhullend of met een knipoog zeggen dat hij met consumptie spreekt. Hij deelt als het ware consumpties uit.

Achter de coulissen

Achter de coulissen betekent hetzelfde als achter de schermen, namelijk ‘op de achtergrond, onzichtbaar voor buitenstaanders’. De coulissen zijn korte gordijnen aan weerszijden van het toneel. Achter die gordijnen wachten de spelers tot zij aan de beurt zijn om op te treden. En ruimer gezien ligt achter de coulissen het gebied waar mensen als grimeurs, toneelknechten en kleedsters onzichtbaar hun werk verrichten.

Creatief boekhouden

Creatief boekhouden is een aardige manier om te zeggen dat er gefraudeerd wordt. Creatief is in dit geval ‘vindingrijk’. Zo vindingrijk dat de fraude misschien niet meteen opvalt.

Dag en daglicht

De dag staat symbool voor tijd. Dag na dag en dag In dag uit geven aan dat iets iedere dag weer, altijd maar door gebeurt. Dat wordt nogal een sleur, maar ja, het kan niet alle dagen feest zijn, de leuke dingen blijven een uitzondering. En ook al was een leuk feest al jaren geleden, je herinnert het je vast nog als de dag van gisteren. Als iets zijn beste dagen gehad heeft, is het niet zo goed meer als vroeger, het gaat stuk. Het heeft, kortom, betere dagen gekend. Ook mensen kunnen hun beste dagen gehad hebben en betere dagen gekend hebben, vooral als ze een dagje ouder worden. En als hun dagen geteld zijn, dan hebben ze niet lang meer te leven. Iemand die zijn dag niet heeft, heeft een vervelende dag: hij levert geen goede prestaties, of is in een slecht humeur en alles zit tegen. Maar gelukkig is er morgen weer een dag, want het kan allemaal van de ene op de andere dag weer helemaal anders zijn. Hoewel de dag 24 uur telt, wordt met dag ook wel de tijd dat het licht is bedoeld; dag is dan het tegenovergestelde van nacht. Zo kun je ergens dag en nacht mee bezig zijn. Een verschil van dag en nacht is een heel groot verschil. En een diefstal op klaarlichte dag is brutaler dan een inbraak in het holst van de nacht. Men spreekt niet voor niets van zaken die het daglicht niet kunnen verdragen. Twijfel je over iets wat je wilt vertellen? Voor de dag ermee! Dat wil zeggen: ‘breng het maar in het daglicht, in de openbaarheid’. Datzelfde beeld wordt gebruikt in aan de dag treden ‘openbaar worden’. Het zijn vooral onaangename dingen die plotseling aan de dag kunnen treden. Dingen waar je eigenlijk niet mee voor de dag kunt komen; je kunt je er niet mee vertonen. Als anderen zulke dingen over je vertellen, word je in een kwaad daglicht gesteld. En dat terwijl we toch allemaal het liefst goed voor de dag komen: ‘een goede indruk maken’. Misschien lukt dat het best als je goed uitgeslapen bent, dus vroeg in de veren, want het is morgen weer vroeg dag, zeker als je voor dag en dauw opstaat. Een goede voorbereiding wil ook helpen, maar dan moet je wel snel aan de slag, want het is kort dag, er is niet veel tijd meer.

Het gaat van een leien dakje

Een leistenen dak is glad. Langs een leien dakje glijden dingen makkelijk naar beneden. Iets wat van een leien dakje gaat, gaat dus heel makkelijk; er doen zich geen obstakels voor. De uitdrukking bestaat al lang. In de middeleeuwen werden veel daken met lei gedekt, zoals blijkt uit diverse stadsverordeningen, bijvoorbeeld deze uit Zwolle: ‘So en salmen gheen nye tymmer in Swolle decken dan mit leyien of mit pannen’ (‘Zo mag men nieuwe gebouwen met niets anders dekken dan met leien of met dakpannen’). Maar de uitdrukking is in die periode nog niet opgetekend. In de 17e eeuw duikt ze op, onder anderen bij P.C. Hooft: ‘Waar uit te scheppen staat, dat de zaak noch veele voeten in d’aarde zouw hebben, ende alzoo alles van geen leyen dak afloo-pen.’

Iemand op zijn dak krijgen

Het dak in deze uitdrukking verwijst naar onderdak. Als je iemand op je dak gestuurd kreeg, was het de bedoeling dat je hem onderdak verleende. Zo’n ongenode gast werd niet altijd met open armen ontvangen. En die tegenzin klinkt duidelijk door in onze huidige uitdrukking. Als je iemand op je dak krijgt, krijg je tegen je zin met hem te maken.

De dans ontspringen

Wie de dans ontspringt, ontkomt aan iets onaangenaams. Je ziet het voor je, de onwillige danspartner die zich in een hoekje schuilhoudt in de hoop dat hij de dans ontspringt. Maar de dans ontspringen is nog een veel grotere opluchting dan een foxtrot aan je voorbij laten gaan. Het is de dodendans waaraan je ontsnapt. De dodendans, of danse macabre, was een thema in de middeleeuwse literatuur en beeldende kunst. De onontkoombaarheid van de dood werd voorgesteld als een reidans van skeletten waarin personen van alle leeftijden en standen werden meegevoerd.

De grootste gemene deler

In de wiskunde kun je op zoek gaan naar de grootste gemene deler van een aantal getallen. Dat is het grootste getal waardoor al deze getallen gedeeld kunnen worden: de grootste gemene deler van 45, 75 en 1515 is 15. Gemene betekent hier ‘gemeenschappelijke’. Als je op zoek gaat naar de grootste gemene deler van een groep mensen of dingen, dan zoek je naar iets wat ze gemeenschappelijk hebben.

Deur

De deur staat in veel uitdrukkingen symbool voor ‘toegang’. De deur kan open, dicht of op een kier staan, afhankelijk van de mate van toegankelijkheid. Wie voor een dichte deur staat, treft niemand thuis. Een overleg achter gesloten deuren blijft geheim voor wie er niet bij betrokken is. Dat doet de deur dicht zeg je als iets de druppel is die de emmer doet overlopen. De dichte deur betekent dan het einde. Als je de deur op een kier zet voor iets, zorg je dat er een kleine mogelijkheid is; het is niet helemaal uitgesloten dat iets gebeurt. De deur openzetten voor iets is nog uitnodigender: je maakt het mogelijk dat iets gebeurt. Iemand die zegt dat zijn deur altijd voor je openstaat, wil zeggen dat hij altijd klaarstaat voor je, je mag altijd langskomen. Een deur die al openstaat, hoef je niet te forceren. Doe je dat wel, dan trap je een open deur in. Dat wil zeggen dat je met veel aplomb iets vertelt wat allang bekend is. Wanneer je zonder enige inleiding iets zegt of vraagt, val je met de deur in huis. Je neemt niet de moeite om een rustig entree te maken. De deur scheidt je eigen woning van de boze buitenwereld. Je kunt iemand buiten de deur zetten of hem de deur wijzen als je hem zat bent, en iemand die bij jou de deur niet meer inkomt, wil je niet meer zien. Met hem kun je niet meer samen door één deur. Dat wil zeggendat je niet samen met hem in één ruimte wilt zijn – die je door dezelfde deur betreedt. En ruimer: dat je niet met hem wilt samenwerken. Visite die te lang blijft plakken wordt de deur uitgekeken. Met blikken wordt hun duidelijk gemaakt dat ze maar beter kunnen vertrekken. Misschien zat de gastheer wel op hete kolen omdat hij zelf nog de deur uit moest, dus het huis uit moest om iets te doen. Kom je – tegen je zin – vrijwel nooit buiten, dan kun je verzuchten dat je de deur niet uit komt. Kwam je maar eens ergens! In New York bijvoorbeeld. Maar ja, dat ligt niet naast de deur…

Maak je niet dik

Gevoelens en gedrag als boosheid, trots en belangrijkdoe-nerij (dikdoenerij ), worden gesymboliseerd door de toename van lichaamsomvang; het is alsof degene die zich zo gedraagt, groter of dikker wordt. Iemand die trots is, is groots, iemand die zich belangrijk voordoet, doet dik of gewichtig en iemand die boos is, blaast zich op. Als je je dik maakt, maak je je ergens druk over. Maak je niet dik is een aansporing om je niet op te winden. De langere versie, maak je niet dik, dun is de mode, klinkt hedendaags, maar is in de 19e eeuw al opgetekend.

Een harde dobber hebben aan iets

Wanneer je een harde of zware dobber hebt aan iets, is het een lastige taak. De dobber is in deze uitdrukking niet de drijver aan een hengelsnoer, maar een worp in het dobbelspel. Oorspronkelijk was de uitdrukking een kwade of harde dobbel hebben. En dat betekende ‘slechte worpen doen in het dobbelspel en daardoor grote kans hebben om te verliezen’.

Dood

De dood jaagt ons angst aan, we zijn er als de dood voor, doodsbang, doodsbenauwd. Bij de gedachte aan iets akeligs kun je duizend doden sterven en als je hevig schrikt schrik je je dood. De dood is zo definitief, daarom denken we liever niet aan het moment waarop de dood ons komt halen. Dat is het moment waarop Magere Hein in zijn boekje opzoekt wie er ten dode opgeschreven is. Grote risico’s kun je beter niet nemen, want als je niet oppast, moet je het met de dood bekopen – iets moeten bekopen betekent ‘boete doen voor iets’. Nee, liever de gladiolen dan de dood, denkt menig sporter. De gladiolen zijn de bloemen die aan de overwinnaar gegeven worden, de dood is het grote falen. Dus onder het motto de dood of de gladiolen zet je alles op alles om je doel te bereiken. En dat je dan meer dood dan levend aankomt bij de finish, moet je maar voor lief nemen.

Iets in de doofpot stoppen

In de doofpot werden gloeiende kolen gestopt als men ze wilde laten doven. Zo kwam er geen zuurstof meer bij en hielden ze op met branden, zodat men ze kon bewaren voor later gebruik. Een kwestie die in de doofpot wordt gestopt, vergaat het als de kolen. Doordat er niet over gepraat wordt, verspreidt het nieuws zich niet als een lopend vuurtje maar dooft het stilletjes uit.

Iemands doopceel lichten

Iemands doopceel is de akte waarop staat dat hij gedoopt is en wanneer dat gebeurd is. De doopregisters vervulden vroeger min of meer de rol van de burgerlijke stand. Op het doopceel stonden bijvoorbeeld iemands geboortedatum en de namen van zijn ouders. Iemands doopceel lichten betekent letterlijk dat zijn doopakte tevoorschijn wordt gehaald; het is net zoiets als een dossier lichten, het wordt uit het archief gelicht. De uitdrukking betekent dat je alles over iemands verleden uitzoekt, met name de ongunstige feiten.

De rode draad

Het verhaal wil dat de Engelse marine in al haar touwwerk een rode (of anders gekleurde) draad liet meevlechten. Op die manier was van ieder stuk touw duidelijk of het eigendom van de marine was. Zo’n rode draad die overal doorheen loopt, wordt vergeleken met een steeds terugkerend motief. De rode draad in een verhaal of in iemands leven is iets wat steeds opnieuw gebeurt. Het idee dat er een draad door een verhaal loopt, komt ook terug in andere uitdrukkingen, zoals de draad kwijt zijn als je niet meer weet hoe je je verhaal verder moet vertellen.

De draak steken met iets of iemand

De legende van Sint Joris, die een draak doodde, was van oorsprong een serieus verhaal. De populaire historie werd in processies nagespeeld, maar bij ontstentenis van een echte draak moest de held het opnemen tegen een monster van stro. De vertoning werd steeds potsierlijker en zo heeft de uitdrukking de betekenis ‘iets of iemand belachelijk maken’ gekregen.

De druiven zijn zuur

Een van de fabels van Aesopus (van circa 500 voor Christus) gaat over een vos die druiven ziet hangen. Hij wil ze graag opeten, maar hij kan er niet bij. Om zichzelf te troosten, doet hij dan maar alsof de druiven nog niet rijp zijn, zodat het niet uitmaakt dat hij er niet bij kan. Ze zijn tóch niet lekker. In de 14e eeuw is deze fabel in het Middelnederlands berijmd:

‘Een vos sach .i. besie hanghen

Ende hem begonster omme langhen

Hi spranker na en diede niet

Die besie bleef daer hise liet

Doe was herde gram Reinaert

Ende sprac aldus ter besien waert

Du best soe hert ende soe groene

Blijf daer dijns en hebbic niet te doene

Quaet man die cranc es in die daet

Ten minsten sal hi spreken quaet’

(‘Een vos zag een druif hangen en daar kreeg hij wel zin in. Hij sprong ernaar, maar het mocht niet baten: de druif bleef waar hij haar liet. Toen werd Reinaert erg boos, en sprak tot de druif: ‘Jij bent zo hard en zo groen; blijf daar, met jou heb ik niets te maken.’ Een slechte man die iets niet voor elkaar krijgt, zal ten minste kwaadspreken’).

De moraal volgt op het verhaal: als je afgeeft op iets wat je niet gelukt is, dan ben je een slechte verliezer.

Dat is de druppel die de emmer doet overlopen

Vroeger luidde de uitdrukking dat is de druppel die de beker doet overlopen. De beker verwijst naar de lijdensbeker, die symbool staat voor leed. En zoals een laatste kleine druppel die tot de rand gevulde beker kan doen overlopen, zo kan een laatste kleine tegenslag de aanleiding zijn voor een uitbarsting. Dat de beker veranderd is in een emmer, komt wellicht door de invloed van een andere uitdrukking: een druppel aan de emmer ‘een te verwaarlozen hoeveelheid’.

Iets uit zijn duim zuigen

Het idee dat je dingen verzint door op je duim of vingers te zuigen, komt in de hele Germaanse cultuur voor en voert terug op oude mythen en sagen. In die verhalen werd wijsheid verkregen door het duimzuigen, maar tegenwoordig wordt iets wat iemand uit zijn duim zuigt, als onzin beschouwd. Van fantasten wordt wel gezegd dat ze een grote duim hebben.

Duivel

Hij heeft bepaald niet het beste met de mens voor, de duivel. Daarom wordt hij alom gevreesd. Behalve door iemand die voor de duvel en z’n ouwe moer niet bang is. Omdat de duivel ervan houdt om de mens dwars te zitten, krijgt hij er de schuld van als iets steeds om onverklaarbare redenen misgaat: het lijkt wel alsof de duivel ermee speelt. Iemand die heel gejaagd is, doet alsof de duivel hem op de hielen zit. Gedraagt iemand zich als een duivel, door te razen en te tieren, dan Is de duivel in hem gevaren. En iemand die te dom is om voor de duvel te dansen moet wel heel erg dom zijn. Want als zelfs de duivel, die bepaald niet kieskeurig is, hem te dom vindt…

Een vreemde eend in de bijt

De bijt is een gat in het ijs. De eenden en andere watervogels verzamelen zich in dat kleine stukje water waarin ze nog kunnen zwemmen. Tussen de gewone eenden valt een eend van een andere soort dan al snel op. Een vreemde eend in de bijt is iemand die anders is dan de mensen in wier gezelschap hij verkeert.

Eer

Eer is een abstract maar o zo belangrijk begrip. Hele oorlogen zijn er ontstaan doordat iemand in zijn eer aangetast was. Eer staat voor ‘fatsoen’ en ‘aanzien’. Mensen doen van alles om hun eer te redden. En wie naar eer en geweten handelt, kan met ere stellen dat hij gewetensvol te werk gaat. Vroeger was er een verschil tussen de eer van mannen en de eer van vrouwen. De eer van een man was zijn trots. Dat is mijn eer te na zei hij als hij zich bijvoorbeeld te goed voelde om hulp te aanvaarden. Tegenwoordig kunnen zowel mannen als vrouwen dat zeggen. De eer van een vrouw was haar kuisheid. Een vrouw die haar eer verloor werd ontmaagd. En als dat voor het huwelijk gebeurde, was zij een oneerbare vrouw. Een andere vorm van eer is ‘lof, huldiging, iets wat iemands aanzien verhoogt’. Je kunt eer hebben van je werk. Dan krijg je erkenning voor wat je gedaan hebt, of plechtiger geformuleerd: je kunt eer inleggen met iets. Als je de eer aan iemand laat, ga je niet zelf met de eer strijken, maar geef je de ander de kans om zich van zijn beste kant te laten zien en daarvoor waardering te krijgen. Ook zaken kunnen eer hebben. Iets wat in ere hersteld wordt, krijgt zijn oude status weer terug. Niet alle eer is eervol. De twijfelachtige eer hebben om… maakt duidelijk dat iemand weliswaar iets opvallends heeft gedaan, maar dat het geen positieve prestatie is. Op sommige eer zit niemand te wachten, want als men je de laatste eer komt bewijzen, sta je op het punt om onder de groene zoden te verdwijnen. En daar is geen eer mee te behalen…

Aan het eind van zijn latijn zijn

Deze uitdrukking is ontleend aan het Frans: être au bout de son latin. Waarschijnlijk werd ermee bedoel dat iemand eindelijk klaar was met het oefenen van zijn Latijnse woordjes, een vermoeiende bezigheid. Iemand die aan het eind van zijn Latijn is, is uitgeput.

Op zijn elfendertigst

Er is veel gespeculeerd over deze vreemde uitdrukking, die betekent ‘heel langzaam, op zijn gemak’. In eerste instantie werd gedacht dat de staatsinrichting van Friesland er iets mee te maken had. De Staten van Friesland bestonden uit afgevaardigden van de 11 steden en 30 grietenijen, en dat zou ervoor gezorgd hebben dat de vergaderingen nogal omslachtig en langdradig waren. Maar dit idee moest terzijde geschoven worden, omdat de oudste betekenis van op zijn elfendertigst niet ‘langzaam en omslachtig’ was, maar ‘keurig, heel precies’. Het spoor leidt ons uit Friesland naar de Zuidelijke Nederlanden, naar de lakenindustrie om precies te zijn. De elf en dertig was de naam van een kam voor het weven van zeer fijne stoffen. De kam had 41 inkepingen (11 + 30) waardoor 4100 draden geleid konden worden. Stoffen die met de elf en dertig geweven waren, behoorden tot de fijnste die er bestonden. Dat verklaart de oudste betekenis van de uitdrukking. En het weven met zo’n fijnge-tande kam was een heel precies werkje. Vandaar de betekenis ‘heel langzaam’.

Het achter de ellebogen hebben

Iemand die het achter de ellebogen heeft, heeft een wapen in zijn mouw verstopt. Dat was vroeger niet ongebruikelijk. De mouwen waren zo wijd dat men er van alles in kon verbergen. Daar komen ook de uitdrukkingen daar komt de aap uit de mouw en iets uit zijn mouw schudden vandaan. Het was in veel steden uitdrukkelijk verboden heimelijk wapens in de mouwen te dragen, zo blijkt uit oude verordeningen. Het is niet verwonderlijk dat het achter de ellebogen hebben een ongunstige betekenis heeft, want net als iemand die stiekem wapens meedraagt, is iemand die het achter de ellebogen heeft achterbaks.

Iemands evenknie zijn

Deze uitdrukking heeft niets met knieën te maken – of toch wel? Het Middelnederlandse woord cnie betekende niet alleen ‘knie’, maar stond ook voor ‘graad van verwantschap’. Bijvoorbeeld: ‘Dit sint darde knees arffenissen’ (dit zijn erfenissen in de derde graad van verwantschap’). Dit woord cnie is waarschijnlijk een vertaling van het Latijnse genu, dat zowel ‘knie’ als ‘graad van verwantschap’ betekende. Een evenknie was in het Middelnederlands iemand die gelijk van geboorte was met iemand anders, een familielid in dezelfde graad. Tegenwoordig ben je iemands evenknie als je iemands gelijke bent in de zin dat je net zo goed bent als de ander.