2
Toen de drie mannen het huis verlieten, bleven alleen mevrouw Josselin en haar dochter in het appartement achter. De baby van de conciërge was na de bewogen nacht zeker in slaap gevallen, want de loge was donker, en Maigret had nog even geaarzeld of hij zou aanbellen.
-Wat zou u ervan zeggen, dokter, als we nog iets gingen drinken?
Lapointe die het portier van de zwarte auto al wilde openen, bleef met zijn hand aan de kruk staan. Dokter Larue keek op zijn horloge, alsof zijn antwoord daarvan afhing.
- Ik zou wel graag een kopje koffie drinken, zei hij met dezelfde ernstige, ietwat zalvende stem waarmee hij tegen zijn patiënten sprak. Er zal nog wel een bar open zijn op de Boulevard du Montparnasse.
De hemel was overal nog donker. De straten waren nagenoeg leeg. Maigret keek naar boven, naar de derde etage, en hij zag het licht uitgaan in de salon, waar een der ramen open bleef.
Zou Véronique Fabre zich eindelijk uitkleden en naar bed gaan in haar vroegere kamer? Of zou ze blijven zitten bij het bed van haar moeder, die de dokter met een injectie in slaap gebracht had? Wat voor gedachten hielden haar bezig, nu de vertrekken waar het zo druk geweest was met al die vreemde mensen, opeens leeg waren?
- Kom jij achter ons aan met de auto... zei de commissaris tegen Lapointe.
Ze hoefden alleen de Rue Vavin maar uit te lopen. Larue en Maigret wandelden over het trottoir. De dokter was een vrij kleine, dikke man met brede schouders, die ongetwijfeld nooit zijn kalmte, zijn waardigheid en zijn vriendelijk humeur verloor. Men voelde dat hij een praktijk van rijke, verwende, welopgevoede patiënten had, van wie hij de toon en de manieren overgenomen had, niet zonder die enigszins te overdrijven.
Hoewel hij de vijftig reeds was gepasseerd, was er nog een grote naïveteit in zijn blauwe ogen, een zekere vrees ook om iemand te kwetsen, en later zou Maigret vernemen dat er ieder jaar doeken van hem hingen op de tentoonstelling van schilderende artsen.
- Kent u de Josselins al lang?
- Sedert ik mij in deze wijk gevestigd heb, dat wil zeggen sedert een jaar of twintig. Véronique was nog een klein meisje en als ik me niet vergis was het voor haar, toen ze mazelen had, dat ik voor de eerste maal bij hen geroepen werd.
De warmte van de dag was nu helemaal verdwenen, het was fris en een beetje vochtig. Om de gaslantaarns zag men een dunne nevel hangen. Voor een café-chantant op de hoek van de Boulevard Raspail, dat nog open was, stonden verscheidene auto's; de portier in uniform die voor de ingang stond, dacht dat ze naar binnen wilden en duwde de deur open waardoor flarden muziek naar buiten klonken. Lapointe volgde stapvoets in de kleine auto, ging langs het trottoir staan.
Het was nog niet helemaal stil op de Boulevard du Mont-parnasse. Een man en een vrouw stonden fluisterend te redetwisten voor een hotel. In de bar die nog verlicht was, zoals de dokter voorzien had, zag men enkele gestalten en aan de toonbank stond een oude bloemenverkoopster een kop koffie te drinken die een sterke rumgeur verspreidde.
- Voor mij een cognac, zei Maigret. De dokter aarzelde.
- Ja, dat moest ik geloof ik ook maar nemen.
- En jij, Lapointe?
- Ik ook, chef.
- Drie cognac ...
Ze gingen aan een tafeltje bij het raam zitten en begonnen met gedempte stem te praten, terwijl het vertraagde leven van de nacht rondom hen voortging. Larue zei, met overtuiging: -Het zijn keurige mensen. Ze zijn al gauw onze vrienden geworden en we gingen vrij vaak bij hen eten, mijn vrouw en ik.
- Zijn ze vermogend?
-Dat hangt ervan af, wat men daaronder verstaat. Ze kunnen zich in ieder geval ruim bewegen. De vader van René
Josselin bezat al een klein kartonnagebedrijfje in de Rue du Saint-Gothard, een eenvoudige werkplaats met glazen wanden achter op een binnenplaats, waar een stuk of tien meisjes werkten. Toen de zoon dat erfde, heeft hij het bedrijf gemoderniseerd en de nieuwste machines gekocht. Hij was een man van smaak en hij had wel ideeën, en het heeft niet lang geduurd of hij leverde aan de grote parfumfabrieken en andere luxe-industrieën.
- Hij is laat getrouwd, omstreeks zijn vijfendertigste jaar, is het niet?
-Ja, dat is zo. Hij was in de Rue du Saint-Gothard blijven wonen, boven het bedrijf, bij zijn moeder die altijd ziekelijk geweest is. Hij heeft me zelf verteld dat hij om haar niet eerder getrouwd is. Aan de ene kant wilde hij haar niet alleen laten. En aan de andere kant vond hij, dat hij een jonge vrouw niet mocht bezwaren met de aanwezigheid van een zieke. Hij werkte hard, leefde helemaal voor zijn zaak.
- Proost.
- Proost.
Lapointes ogen waren een beetje rood van vermoeidheid maar hij miste geen woord van het gesprek.
- Hij is een jaar na de dood van zijn moeder getrouwd en is toen in de Rue Notre-Dame-des-Champs gaan wonen.
- En met wie trouwde hij?
-Met de dochter van een gewezen kolonel, Francine de Lancieux. Ik geloof dat ze een paar huizen verder woonden, in de Rue du Saint-Gothard of in de Rue Dareau, en dat Josselin haar daardoor kende. Zij moet toen tweeëntwintig geweest zijn.
- Konden ze het goed met elkaar vinden?
-Het was een van de beste huwelijken die ik ooit meegemaakt heb. Ze hebben al heel gauw een dochtertje gekregen, Véronique, die u vanavond ontmoet hebt. Later hebben ze nog op een zoontje gehoopt, maar die hoop hebben ze moeten opgeven na een vrij zware operatie.
Keurige mensen, hadden eerst de commissaris van politie en later ook de dokter gezegd. Mensen zonder geschiedenis bijna, in een welgesteld en rustig milieu.
- Ze zijn vorige week uit La Baule teruggekomen ...
Ze hebben daar een villa gekocht toen Véronique nog heel klein was en daar gingen ze nog steeds ieder jaar naar toe. Sedert Véronique zelf ook moeder is, namen ze haar kinderen ook mee daarheen.
- En de echtgenoot?
-Dokter Fabre? Ik weet niet of die ook vakantie genomen heeft, in ieder geval niet meer dan een week. Misschien is hij er twee- of driemaal een weekend geweest. Het is een man die zich helemaal aan de medische wetenschap en aan zijn patiënten wijdt, een soort van heilige. Toen hij Véronique leerde kennen, was hij inwonend assistent in het Kinderziekenhuis en als hij niet getrouwd was, zou hij waarschijnlijk tevreden geweest zijn met zijn werk in het ziekenhuis en nooit behoefte gevoeld hebben aan een particuliere praktijk.
- Denkt u dat zijn vrouw erop aangedrongen heeft, dat hij een eigen praktijk zou beginnen?
- Ik geloof niet dat ik het beroepsgeheim schend als ik op deze vraag antwoord geef. Fabre komt er rond voor uit. Als hij zich helemaal aan het ziekenhuis gewijd had, zou hij moeilijk zijn gezin hebben kunnen onderhouden, Zijn schoonvader wilde dat hij een praktijk zou overnemen en heeft hem het kapitaal voorgeschoten. U heeft hem gezien. Hij geeft niets om zijn uiterlijk of om luxe. Hij draagt meestal oude, verkreukelde kleren en ik vraag me af of hij, als hij aan zichzelf overgelaten was, niet zou vergeten zich te verschonen ...
- Kon hij het goed vinden met Josselin?
- Ze achtten elkaar wederzijds hoog. Josselin was erg trots op zijn schoonzoon en bovendien waren ze allebei dol op schaken ...
- Was hij werkelijk niet in orde, lichamelijk?
- Ik heb hem, uit eigen beweging, gevraagd om wat kalmer aan te doen. Hij is altijd dik geweest en ik heb de tijd meegemaakt dat hij bijna honderdtien kilo woog. Niettemin werkte hij twaalf of dertien uur per dag. Het hart kon dat niet bijbenen. Nu twee jaar geleden heeft hij een betrekkelijk onschuldige hartaanval gehad, maar dat was toch een waarschuwing.
Ik heb hem aangeraden om een medewerker te nemen, om zelf alleen maar een soort supervisie te houden, juist genoeg om nog wat om handen te hebben.
Tot mijn grote verwondering wilde hij dan liever alles opgeven, want, zei hij me, hij kon de dingen niet half doen.
- Heeft hij zijn bedrijf toen verkocht?
- Aan twee mensen van zijn personeel. Aangezien die niet voldoende geld hadden, is hij financieel in de zaak geïnteresseerd gebleven, ik weet niet precies hoe lang dat nog zou duren.
- En hoe bracht hij zijn tijd door, de laatste twee jaren?
- 's Morgens ging hij wandelen in de tuin van het Luxem-bourg, ik heb hem daar vaak zien lopen. Hij liep altijd langzaam, voorzichtig, zoals veel hartlijders, want op de duur ging hij zijn toestand overdrijven. En dan las hij. U hebt zijn bibliotheek gezien. Nooit had hij tijd gehad om te lezen, maar op zijn oude dag ontdekte hij de literatuur en sprak er geestdriftig over.
- En zijn vrouw?
- Ondanks de hulp die ze had, deed ze zelf veel in het huis en in de keuken. Daarbij ging ze bijna elke dag naar de Boulevard Brune om haar kleinkinderen te zien, nam de oudste mee in zijn wandelwagentje naar het Pare de Montsouris ...
- U wist zeker niet wat u hoorde, toen u opgebeld werd?
- Ik heb nog moeite om het te geloven. Ik heb in mijn praktijk wel eens een drama meegemaakt, niet veel maar toch wel een paar. In die gevallen kon men het ook verwachten. Begrijpt u wat ik bedoel? In elk van die gevallen was er, ondanks de schijn, ergens zoiets als een barst, een element van
disharmonie. Maar hier ... Ik doe niets dan gissen ... Maigret gaf de kelner een wenk om de glazen nog eens te vullen.
-De reactie van mevrouw Josselin bevalt me niet, ging de dokter verder, nog steeds op dezelfde zalvende toon. Ik kan beter spreken van haar gebrek aan reactie, haar volkomen lethargie. Ik heb geen woord uit haar kunnen krijgen vannacht. Ze keek ons aan, haar dochter, haar schoonzoon en mij, alsof ze ons niet zag. Ze heeft geen traan gelaten. In haar slaapkamer hoorden we de geluiden in de salon. Het was niet moeilijk, met een beetje verbeelding, om te begrijpen wat er zich daar achtereenvolgens afspeelde, het flitsen van de fotografen bijvoorbeeld, en daarna, toen het lijk weggehaald werd...
Ik dacht dat ze op dat moment tenminste zou reageren, dat ze zou proberen om erheen te vliegen. Ze was bij kennis, maar ze verroerde zich niet, er ging zelfs geen schok of trilling door haar heen ...
Ze heeft het grootste deel van haar leven samen met een man doorgebracht en op een avond dat ze uit de schouwburg komt, staat ze daar opeens alleen ... Ik vraag me af hoe ze haar leven nu zal inrichten ... -Denkt u dat haar dochter haar bij zich in huis zal nemen? -Dat is praktisch onmogelijk. De Fabres wonen in een van die nieuwe flatgebouwen waar de appartementen heel klein zijn. O, ze houdt heel veel van haar dochter en ze is dol op haar kleinkinderen, maar ik kan me haar niet de hele dag in dat gezin voorstellen ... Maar nu moet ik naar huis ... Morgenochtend verwachten de patiënten me weer... Nee, nee! Laat u mij ...
Hij had zijn portefeuille te voorschijn gehaald, maar de commissaris was hem voor.
Uit het café-chantant ernaast kwamen mensen, een hele groep, musici, danseressen, die op elkaar wachtten of elkaar goedenacht wensten en men hoorde het getik van heel hoge
hakjes op het trottoir.
Lapointe ging achter het stuur zitten, naast Maigret wiens gezicht volkomen uitdrukkingloos was.- Naar uw huis? -Ja.
Ze zwegen geruime tijd terwijl de auto door de verlaten straten reed.
- Ik wou graag dat er morgenochtend vroeg iemand naar de Rue Notre-Dame-des-Champs ging en de huurders in het huis ondervroeg zodra ze op zijn. Het is mogelijk dat iemand het schot gehoord heeft, maar er geen aandacht aan geschonken heeft omdat hij dacht dat er een band sprong... Ik zou ook graag weten wat de huurders gedaan hebben en waar ze geweest zijn vanaf half tien ...
- Dat zal ik zelf doen, chef.
- Nee. Jij gaat naar bed zodra je de instructies gegeven hebt. Als Torrence vrij is, stuur die dan naar de Rue Julie, naar de drie nummers waar dokter Fabre beweert aangebeld te hebben.
- Begrepen, chef.
- Het is beter om voor alle zekerheid ook even te controleren hoe laat hij in het ziekenhuis gekomen is ...
- Is dat alles?
- Ja... Ja en nee... Ik heb het gevoel dat ik iets vergeet, maar ik zit me al een kwartier af te vragen wat... Het is een gevoel dat ik al een paar keer gehad heb vannacht... Op een gegeven ogenblik kwam ik op een idee, een idee kun je het niet eens noemen, en toen vroeg iemand me iets, Saint-Hubert als ik me niet vergis... Ik gaf hem antwoord en toen kon ik me niet meer herinneren waaraan ik net begonnen was te denken ...
Ze kwamen op de Boulevard Richard-Lenoir. Het raam van de slaapkamer, die donker was, stond nog open, evenals het raam van de salon bij de Josselins, dat open was blijven staan na het vertrek van het Parket.
dat hij naar een zieke in de Rue Julie moest. Dat was niets bijzonders. Zoals alle artsen werd hij waarschijnlijk vaak op die manier gestoord.
Was het desondanks niet een toevalligheid die te denken gaf, dat het meisje, juist die avond, de naam niet goed verstaan had? En dat ze de dokter naar een adres gestuurd had waar niemand hem nodig had?
In plaats van naar de Rue Notre-Dame-des-Champs terug te keren om de partij uit te spelen en op zijn vrouw te wachten, was Fabre naar het ziekenhuis gegaan. Dat zou hem ook wel vaker gebeuren, gezien zijn karakter.
Eén huurder was in die tijd het huis binnengekomen en had, toen hij voorbij de loge kwam, zijn naam gezegd. De conciërge was een moment daarna opgestaan en beweerde dat er vanaf dat ogenblik niemand meer binnengekomen of uitgegaan was.
- Slaap je niet?
- Nog niet...
- Weet je zeker dat je om negen uur wilt opstaan?
-Ja...
Het duurde lang eer hij de slaap vond. Hij zag de magere gestalte van de kinderarts in zijn verkreukelde kleren weer voor zich, de ogen die te veel schitterden door te weinig slaap. Wist hij dat hij verdacht werd? En zijn vrouw, zijn schoonmoeder, hadden zij aan die mogelijkheid gedacht? In plaats van de politie op te bellen toen ze het lijk ontdekten, hadden ze eerst het appartement op de Boulevard Brune opgebeld. Maar zij waren niet op de hoogte van dat verhaal van de Rue Julie. Zij wisten niet waarom Fabre uit de Rue Notre-Dame-des-Champs weggegaan was. Ze hadden er niet onmiddellijk aan gedacht, dat hij in het ziekenhuis zou kunnen zijn en ze hadden zich tot hun huisarts, dokter Larue, gewend.
Wat hadden ze tegen elkaar gezegd, gedurende de tijd dat ze alleen met het lijk in het appartement waren? Was mevrouw
Josselin toen al in die toestand van wezenloosheid? En had Véronique toen alleen de beslissingen genomen, terwijl haar moeder zwijgend en met afwezige blik op een stoel bleef zitten?
Larue was gekomen en had onmiddellijk de vergissing, of de onvoorzichtigheid, beseft die ze begaan hadden met de politie niet op te bellen. Hij had het wijkbureau opgebeld.
Maigret had dat alles graag willen zien, het zelf graag meebeleefd. Nu moest hij elk moment van de nacht stukje voor stukje reconstrueren.
Wie had aan het ziekenhuis gedacht en wie had de hoorn van het toestel genomen? Larue? Véronique? Wie had zich ervan vergewist dat er niets vermist werd in het appartement en dat het dus geen gewone roofoverval geweest was?
Mevrouw Josselin werd naar haar slaapkamer gebracht. Larue bleef bij haar en gaf haar tenslotte, met goedvinden van Maigret, een verdovende injectie.
Fabre kwam toegesneld, trof zijn schoonvader dood in zijn fauteuil aan, politie in de salon.
En toch, dacht Maigret terwijl hij doezelig begon te worden, heeft zijn eigen vrouw over die revolver tegen me gesproken ...
Als Véronique niet welbewust, wetend wat ze zocht, die la opengetrokken had, zou stellig niemand ooit het bestaan van die revolver vermoed hebben.
Maar werd daardoor de mogelijkheid, dat de moord door een vreemde gepleegd was, niet uitgeschakeld?
Fabre beweerde dat hij zijn schoonvader de ketting op de deur had horen doen, toen deze hem om kwart over tien uitgelaten had.
Josselin had zijn moordenaar dus zelf opengedaan. Hij had geen argwaan gekoesterd, want hij was weer in zijn fauteuil gaan zitten.
Als het raam op dat moment opengestaan had, zoals waarschijnlijk leek, dan had iemand dat gesloten, Josselin of zijn bezoeker.
En als de moord inderdaad met de browning gepleegd was, dan wist de moordenaar dat dat wapen in huis was en ook waar het lag, en dan had hij het weg kunnen nemen zonder achterdocht te wekken.
Als men aannam dat het iemand geweest was die van buiten kwam, hoe had hij het huis dan verlaten? Maigret viel eindelijk in slaap, maar het was een onrustige slaap; hij deed niets dan zich met een ruk van de ene zij op de andere gooien en het was een verlichting voor hem de geur van de koffie te ruiken, de stem van zijn vrouw te horen, door het open raam de zonbeschenen daken te zien.
- Het is negen uur ...
Bijna onmiddellijk stond de zaak van de afgelopen nacht hem weer helder, tot in de kleinste details, voor de geest, alsof er geen onderbreking geweest was.
- Geef me de telefoongids eens aan ...
Hij zocht het nummer van de Josselins op, draaide dat, hoorde geruime tijd de bel overgaan, dan tenslotte een stem die hij niet kende.
- Ik spreek toch met het huis van meneer Josselin?
- Die is overleden.
- Met wie spreek ik?
- Met mevrouw Manu, de hulp in de huishouding.
- Is mevrouw Fabre er nog?
- Met wie spreek ik?
-Met commissaris Maigret, van de Centrale Recherche. Ik ben vannacht bij de familie geweest...
-De jonge mevrouw is net weg, om zich te gaan verkleden.
- En mevrouw Josselin?
-Die slaapt nog steeds. Ze heeft een slaapmiddel gekregen en ze zal wel niet wakker worden voor haar dochter terug is.
- Is er niemand geweest?
- Niemand. Ik ben bezig het huis aan kant te maken. Ik had geen idee, toen ik vanmorgen kwam ...
- Ik dank u wel...
Mevrouw Maigret vroeg hem niets en hij zei alleen maar: -Een keurige man, die ze vermoord hebben, ik heb geen idee waarom ...
Hij zag Josselin weer voor zich zoals hij in zijn fauteuil hing. Hij probeerde hem zich niet dood, maar levend voor te stellen. Had hij werkelijk een tijdlang alleen achter het schaakbord gezeten en de partij alleen voortgezet, nu eens een zwart en dan een wit stuk verzettend?
Als hij iemand verwacht had ... Hij wist dat zijn schoonzoon de avond bij hem zou komen doorbrengen, en hij zou dus zeker geen geheime afspraak gemaakt hebben. Of als dat wel het geval geweest was, dan ...
Dan zou men moeten aannemen, dat dat telefoontje voor dokter Fabre om in de Rue Julie te komen ... -Die keurige mensen, dat zijn de lui die je de meeste narigheid bezorgen, mopperde hij, terwijl hij zijn ontbijt beëindigde en naar de badkamer ging.
Hij ging niet regelrecht naar de Quai des Orfèvres, belde alleen even op om er zeker van te zijn dat men hem niet nodig had.
- Rue du Saint-Gothard ... zei hij tegen de taxi-chauffeur. Hij zocht eerst aan de kant van Josselin. Josselin was wel het slachtoffer, maar men vermoordt iemand niet zonder reden. In Parijs heerste nog steeds een vakantiesfeer. Het was niet meer het lege Parijs van de augustusmaand, maar het was of er een zekere indolentie hing, een aarzeling om het gewone, alledaagse leven weer te hervatten. Als het geregend had, of koud geweest was, zou dat gemakkelijker gegaan zijn. Maar dit jaar scheen de zomer maar niet te willen sterven.
De chauffeur keerde zich om toen hij de Rue Dareau uitreed en bij de spoorbaan kwam.
- Welk nummer?
- Ik weet het niet. Het is een kartonnagefabriek ...
Weer een hoek om en ze zagen een groot betonnen gebouw met ramen zonder gordijnen. Over de hele breedte van de gevel stond in grote letters:
Kartonnagefabriek Jouane en Goulet v.h. Josselin.
- Moet ik op u wachten? -Ja.
Er waren twee deuren, een voor de fabriek en een, verderop, voor het kantoor. Maigret ging het kantoor binnen, dat zeer modern ingericht was.
- Kan ik u helpen?
Een jong meisje stak haar hoofd door een loket en keek hem met bevreemding aan, want hij had weer het norse gezicht dat hij altijd had in het beginstadium van een onderzoek en hij keek langzaam om zich heen alsof hij de inventaris van het kantoor opmaakte.
- Wie heeft de leiding van het bedrijf hier?
- De heren Jouane en Goulet... antwoordde ze op een toon alsof dat vanzelfsprekend was.
- Dat weet ik. Maar wie van de twee is de belangrijkste? -Dat hangt er van af. Meneer Jouane houdt zich vooral met het artistieke gedeelte bezig. Meneer Goulet met de pro-duktie en de verkoop.
- Zijn ze allebei aanwezig?
-Meneer Goulet is nog met vakantie. Wat wilt u eigenlijk?
- Meneer Jouane spreken.
- Wie kan ik zeggen? ...
- Commissaris Maigret.
- Heeft u een afspraak?
- Nee.
- Een ogenblikje ...
Ze ging naar achter, sprak tegen een meisje in een witte jas in een hoek van het glazen hokje. Het meisje kwam, na een nieuwsgierige blik op de bezoeker, naar buiten.
- Ik zal hem halen. Hij is in de fabriek.
Maigret hoorde geluiden van machines en toen ergens opzij een deur openging, zag hij even een grote zaal waar ook jonge meisjes en vrouwen in het wit zaten, in rijen alsof het werk aan een lopende band verricht werd.
- U wilde mij spreken?
De man was om zo te zien omstreeks vijfenveertig jaar. Hij was lang, had een open gezicht en hij droeg ook een witte jas die los hing en waaronder men een kostuum van voortreffelijke snit zag.
- Als u even mee wilt gaan ...
Ze gingen een trap van licht eikehout op en boven zag Maigret achter een glazen wand een half dozijn tekenaars over hun werk gebogen zitten.
Nog een deur en ze kwamen in een zonnige kamer, waar in een hoek een secretaresse op een schrijfmachine zat te tikken.
-Wilt u ons een ogenblik alleen laten, juffrouw Blanche? Hij wees Maigret een stoel aan, ging zelf achter zijn bureau zitten, verbaasd, een beetje geschrokken.
- Ik vraag me af ... begon hij.
-Bent u op de hoogte van het overlijden van meneer Josselin?
- Wat zegt u? Is meneer Josselin dood? Wanneer is dat gebeurd? Was hij al terug van vakantie?
- Heeft u hem sinds hij terug is uit La Baule niet meer gezien?
- Nee. Hij is ons nog niet komen opzoeken. Heeft hij een attaque gehad?
- Hij is vermoord.
- Hij vermoord?
Men voelde dat Jouane moeite had dat te geloven.
- Dat is onmogelijk. Wie zou ...
-Hij is gisteravond, bij hem thuis, doodgeschoten met twee revolverkogels...- Door wie?
- Dat probeer ik juist te ontdekken, meneer Jouane.
- Was zijn vrouw niet thuis?
Die was met haar dochter naar de schouwburg. Jouane boog het hoofd, zichtbaar geschokt.
- Arme man ... Het is zo onwaarschijnlijk ...
En men voelde hoe zijn gehele gemoed ertegen in opstand kwam.
- Maar wie zou daar belang bij gehad kunnen hebben... Ach, commissaris ... U kende hem niet... Je kon je geen beter mens voorstellen... Hij is een vader voor mij geweest, meer dan een vader... Toen ik hier kwam was ik zestien en kon ik nog niets... Mijn vader was net gestorven ... Mijn moeder ging uit werken... Ik ben begonnen als loopjongen, met een bakfiets ... Meneer Josselin heeft me alles geleerd... Hij heeft me later tot afdelingschef benoemd ... En toen hij besloten had zich uit de zaken terug te trekken, heeft hij ons in zijn kamer geroepen, Goulet en mij ... Goulet was als arbeider begonnen, aan de machines ...
Hij vertelde ons, dat zijn dokter hem aangeraden had minder te gaan werken en hij zei tegen ons dat hij dat niet kon... Twee of drie uur per dag hier te komen, alleen maar voor tijdverdrijf, dat was onmogelijk voor een man zoals hij, die gewend was om overal zelf over te gaan en die bijna iedere avond nog urenlang na sluitingstijd hier bleef zitten werken ...
- Zag u er tegenop, dat u een vreemde als directeur zou krijgen?
- Ja, dat wil ik wel weten. Voor Goulet en mij was het gewoon een ramp en wij keken elkaar ontsteld aan, terwijl meneer Josselin maar stilletjes zat te glimlachen ... Weet u wat hij gedaan heeft?
- Ik heb het gehoord vannacht.
- Van wie?
- Van zijn dokter.
-O ja, we hadden allebei wel wat gespaard, maar niet zoveel, dat we een bedrijf als dit konden overnemen... Meneer Josselin heeft zijn notaris laten komen en ze hebben een weg gevonden om het bedrijf aan ons over te doen, waarbij de betaling over een lange periode uitgesmeerd is ... Een periode die nog lang niet afgelopen is, natuurlijk... Om u de waarheid te zeggen, nog bijna twintig jaar lang ...
- Kwam hij toch wel hier, van tijd tot tijd?
-Hij kwam ons altijd heel bescheiden opzoeken, alsof hij vreesde ons lastig te vallen. Hij kwam kijken of alles goed ging, of wij tevreden waren, en als we hem soms om raad vroegen, dan gaf hij ons die alsof hij daar eigenlijk het recht niet toe had ...
- Had hij ook vijanden, naar u weet?
-Niet éen! Het was geen man om zich vijanden te maken. Iedereen hield van hem. Gaat u maar vragen aan de mensen op kantoor, of in de fabriek, of wie ook, hoe ze over hem dachten...
- Bent u getrouwd, meneer Jouane?
- Ik ben getrouwd, ja, ik heb drie kinderen en we wonen in een landhuis dat ik zelf heb laten bouwen, vlak bij Ver-sailles.
Dat was ook een keurig iemand! Zou Maigret in deze zaak niet anders dan keurige mensen tegenkomen? Hij werd er bijna door geïrriteerd, want per slot was er aan de ene kant een dode, en aan de andere kant een man die twee schoten op René Josselin afgevuurd had.
- Kwam u vaak in de Rue Notre-Dame-des-Champs?
- Ik ben er alles bij elkaar vier of vijf keer geweest... Nee! Ik vergeet dat ik vijf jaar geleden, toen meneer Josselin griep had, hem iedere morgen de post ging brengen en instructies vragen
- Heeft u er wel eens gegeten, 's middags of 's avonds? -We hebben er gegeten, Goulet en ik met onze vrouwen, op de avond toen de akte getekend is, toen meneer Josselin ons de zaak overgedragen heeft...
- Wat is Goulet voor iemand?
- Een technicus, een harde werker.
- Hoe oud?
- Ongeveer van mijn leeftijd. We zijn een jaar na elkaar in de zaak gekomen.
- Waar zit hij op het ogenblik?
- Op het eiland Ré, met zijn vrouw en zijn kinderen.
- Hoeveel heeft hij er?
- Drie, net als ik.
- Hoe denkt u over mevrouw Josselin?
- Ik ken haar niet goed. Ze lijkt me een uitstekende vrouw. Maar niet van hetzelfde soort als haar man.
- Hoe bedoelt u dat?
-Ze is een beetje trots, en dat was haar man helemaal niet...
- En hun dochter?
-Die kwam wel eens even op kantoor aanlopen, bij haar vader, maar wij hadden weinig contact met haar. -De dood van René Josselin brengt zeker geen verandering in uw financiële verplichtingen?
- Daar heb ik nog niet bij stilgestaan ... Wacht eens ... Nee... Er is geen enkele reden... In plaats van de bedragen, die we hem schuldig waren, aan hem te betalen, zullen we die nu aan zijn erfgenamen moeten betalen... Aan mevrouw Josselin veronderstel ik ...
- Zijn dat hoge bedragen?
- Dat hangt van het jaar af, want het is zo geregeld, dat hij ook recht had op een deel van de winst... Het is in ieder geval zoveel, dat een gezin er royaal van kan leven ...
- Leefden de Josselins ook royaal, naar uw mening?
- Ze leefden er goed van. Ze hadden een mooi appartement,
een auto, een villa in La Baule ...
- Maar het had ook nog wel royaler gekund? Jouane dacht na.
- Ja .. . Ongetwijfeld ...
- Was Josselin gierig?
-Als hij gierig was geweest, zou hij wel een andere financiële regeling met ons getroffen hebben, met Goulet en mij ... Nee... Ziet u, ik geloof dat hij leefde zoals hij graag wilde leven .. . Hij had niet zulke hoge eisen... Hij stelde zijn rust boven alles .. .
- En mevrouw Josselin?
-Zij houdt zich graag met het huishouden bezig, met haar
dochter, en nu met haar kleinkinderen ...
-Hoe stonden de Josselins tegenover het huwelijk van hun
dochter?
- Daar kan ik u moeilijk iets over zeggen... Die dingen gebeurden niet hier, maar in de Rue Notre-Dame-des-Champs ... Een feit is, dat meneer Josselin dol op zijn dochter was en dat het hard voor hem geweest is dat ze het huis uitging... Ik heb ook een dochter... Ze is twaalf jaar... Ik wil u wel bekennen dat ik ook tegen het moment opzie dat een vreemde haar bij mij weg komt halen en ze zelfs mijn naam niet meer zal dragen ... Ik denk dat dat met alle vaders wel zo zal zijn ...
- En het feit dat zijn schoonzoon onvermogend was ...
- O, dat zal hij alleen maar prettig gevonden hebben, zoals ik hem ken ...
- En mevrouw Josselin?
- Bij haar ben ik daar niet zo zeker van... De gedachte dat haar dochter ging trouwen met de zoon van een brievenbesteller ...
- Is Fabres. vader brievenbesteller?
- Ja, in Melun of ergens daar in de buurt... Ik vertel u wat ik ervan gehoord heb ... Het schijnt dat hij altijd met beurzen gestudeerd heeft... Ik heb ook horen beweren dat
Fabre, als hij wilde, binnenkort een van de jongste professoren van de medische faculteit zou kunnen zijn . . . -Nog éen vraag, meneer Jouane. Ik vrees dat die u tegen de borst zal stuiten na wat u mij zojuist verteld hebt. Had meneer Josselin een, of meer, maïtresses? Was hij erg op de vrouwen gesteld?
Op het moment dat hij wilde antwoorden, viel Maigret hem in de rede.
- Ik veronderstel dat u sedert u getrouwd bent, toch wel eens met een andere vrouw dan uw eigen vrouw naar bed geweest bent?
-Dat is wel eens gebeurd, ja. Maar ik heb altijd vermeden dat daar een liaison uit zou ontstaan. Begrijpt u wat ik bedoel? Ik zou niet graag willen, dat ons huiselijk geluk gevaar liep...
- U heeft hier veel werkende jonge vrouwen om u heen... -Die niet. Nooit. Dat is een kwestie van principe. Bovendien, dat zou gevaarlijk zijn ...
- Ik dank u voor uw openhartigheid. U beschouwt uzelf als een normale man. René Josselin was ook een normale man. Hij is laat getrouwd, omstreeks zijn vijfendertigste jaar...
- Ik begrijp wat u zeggen wilt... Ik probeer me meneer Josselin in die situatie voor te stellen... Maar het lukt me niet... Ik weet niet waarom ... Ik weet dat hij een man was als ieder ander ... En toch ...
-Heeft u nooit iets gemerkt of gehoord van een avontuur van hem?
- Nooit... Ik heb hem ook nooit op een bepaalde manier naar een van onze meisjes zien kijken, ofschoon er heel knappe onder zijn... Er zullen er zelfs wel geweest zijn die het geprobeerd hebben, zoals ze het bij mij ook geprobeerd hebben ... Nee, commissaris, ik geloof niet dat u in die richting iets zult vinden ...
Hij vroeg opeens:
- Hoe komt het dat er niets over in de krant staat?
- Vanmiddag zal er in ieder geval iets over in staan ... Met een zucht stond Maigret op.
- Ik dank u wel, meneer Jouane. Als u soms nog iets te binnen mocht schieten waar ik wat aan zou kunnen hebben, belt u mij dan even ...
- Voor mij is het een onverklaarbare misdaad ... Maigret had bijna gemopperd:
- Voor mij ook.
Maar hij wist, dat er geen onverklaarbare misdaden bestaan. Men pleegt geen moord zonder dwingende reden. En er was niet veel voor nodig geweest om hem eraan te laten toevoegen:
- Men vermoordt niet de eerste de beste.
Want zijn ervaring had hem geleerd, dat er zoiets als roeping voor slachtoffer bestaat.
- Weet u ook wanneer de begrafenis plaats vindt?
- Het lijk wordt pas na de sectie aan de familie teruggegeven.
- Is dat nog niet gebeurd?
- Ze zijn er waarschijnlijk nu op het ogenblik mee bezig.
- Ik moet onmiddellijk Goulet opbellen. Hij zou de volgende week pas thuiskomen ...
Maigret knikte in het voorbijgaan tegen het jonge meisje in het glazen hokje, en hij vroeg zich af waarom ze hem aankeek met een gezicht, alsof ze moeite moest doen niet in lachen uit te barsten.