8
Die zin, de toon waarop die gezegd was, de blik waarmee dat
vergezeld gegaan was, zouden Maigret in de maanden die volgden
bijblijven. Die zaterdag bleef er op de Quai des Orfevres de hele
nacht door licht branden tot de vroege ochtenduren toe. De
commissaris had zijn voorzorgsmaatregelen genomen en de twee
geliefden aangeraden elk een advocaat aan te wijzen. Aangezien ze
er geen kenden had men hun een lijst van de leden van de balie
voorgelegd en ze hadden er op goed geluk af een uitgekozen. Zo
waren de regels dus strikt in acht genomen. Een van de advocaten,
die van Renee, was een blonde, jonge man en ze was als vanzelf
onmiddellijk begonnen met hem te flirten. Die van Prou daarentegen
was een man van middelbare leeftijd, met een slordig gestropte das,
een groezelig overhemd en zwarte nagels, die men hele dagen in de
gangen van het Paleis van Justitie zag rondlopen op jacht naar
clienten. Tien, twintig, honderd maal herhaalde Maigret dezelfde
vragen; hij ondervroeg Renee Planchon alleen, dan Prou alleen, dan
weer beiden tegelijk.
In het begin schenen ze, toen ze samen bij Maigret binnengebracht
werden, elkaar met hun blikken te raadplegen. Maar naarmate de
verhoren langer duurden, naarmate ze langer gescheiden gehouden
werden om dan weer bij elkaar gebracht te worden in de kamer van de
commissaris, werden hun blikken wantrouwender. Toen Maigret hen
voor de eerste maal gezien had, had hij, niet zonder een zekere
bewondering, moeten denken aan een paar roofdieren, mannetje en
wijfje.
Het paar bestond niet meer. Er waren nog slechts twee roofdieren,
en men voelde dat het ogenblik niet ver meer was waarop ze elkaar
het liefst zouden willen verscheuren.
-Wie heeft uw man neergeslagen?
-Dat weet ik niet. Ik weet niet of hij neergeslagen is. Ik ben naar
boven gegaan voordat hij wegging.
-U heeft me verteld.
-Ik weet niet meer wat ik verteld heb. U heeft me in de war
gebracht met al dat gevraag.
-Wist u dat de drie miljoen in de kamer van uw dochtertje
waren?
-Neen.
-Heeft u uw minnaar de meubelen niet horen verschuiven, het
linoleum opbeuren, een plank uit de vloer halen?
-Ik ben niet de hele tijd thuis. Ik zeg u nogmaals dat ik niets
weet. U kunt net zo lang vragen als u wilt, maar ik kan u verder
niets meer vertellen.
-Heeft u in de nacht van maandag op dinsdag ook de auto niet horen
wegrijden?
-Neen.
-Maar de buren hebben dat wel gehoord.
-Des te beter voor hen.
Dat was niet waar. Maigret had een vrij plompe list geprobeerd. De
concierge van het belendende huis had niets gehoord. Het was een
feit dat haar loge aan de tegenovergestelde kant van de
binnenplaats was. Men had de huurders ondervraagd, maar zonder
resultaat. Wat Prou betreft, hij bleef hardnekkig bij wat hij de
commissaris tijdens zijn eerste verhoor op de Quai des Orfevres
verteld had.
-Ik lag op bed toen hij thuiskwam. Renee stond op en ging naar de
huiskamer. Ik heb ze vrij lang horen praten met elkaar. Toen is er
iemand naar boven gegaan.
-Stond u niet achter de deur te luisteren?
-Als ik u dat verteld heb, is dat ook zo.
-Kon u alles horen wat er daarnaast gebeurde?
-Niet erg goed.
-Zou het mogelijk geweest zijn, dat uw maitres-se Planchon
neergeslagen had zonder dat u dat hoorde?
-Ik ben weer in bed gegaan en ik ben onmiddellijk ingeslapen.
-Voordat uw vroegere patroon vertrokken was?
-Dat weet ik niet.
-Heeft u de voordeur niet dicht horen trekken?
-Ik heb niets gehoord.
De advocaten betuigden hun instemming, trokken elk een lijn met hun
client. Om vijf uur in de ochtend werden Prou en zijn maitresse elk
afzonderlijk naar het Huis van Bewaring gebracht. Maigret zelf ging
naar huis, bleef maar een uur op bed, dronk vijf of zes kopjes
zwarte koffie voor hij nogmaals de naar zijn smaak veel te deftige
vertrekken van het Parket ging opzoeken. Ditmaal kreeg hij, hoewel
het zondag was, de Officier zelf te spreken en hij bleef bijna twee
uur bij hem.
-Is het lijk nog steeds niet gevonden?
-Neen.
-Geen bloedsporen in het huis of in de bestelwagen?
-Tot nog toe niet.
Aangezien er geen lijk gevonden was, was het nog niet mogelijk het
tweetal moord ten laste te leggen. Bleven over de bankbiljetten
die, zoals de schuldbekentenissen bevestigden, eigendom van
Planchon waren, en die geen enkele reden hadden om zich onder de
vloer van Isabelles kamer te bevinden. De kleine zelf was in een
kindertehuis ondergebracht.
Maigret kreeg toestemming om Prou en Renee maandagmorgen nog drie
uur lang, weer in aanwezigheid van de advocaten, te verhoren,
waarna een rechter-commissaris de zaak in handen nam. Dat waren de
nieuwe methoden, waarin de mensen van de recherche wel hadden
moeten berusten.
Was de magistraat gelukkiger dan hij? Dat wist hij niet, want men
nam niet de moeite om hem op de hoogte te houden.
Pas een week later werd uit de Seine, bij de stuwdam te Suresnes,
een lijk opgehaald. Het werd geidentificeerd door een tiental
personen, met name door de eigenaars van de cafes op Montmartre die
Planchon iedere avond bezocht en door de vrouw die zich Sylvie liet
noemen. Ook Prou en Renee werden, elk afzonderlijk, bij het lijk,
dat al in staat van ontbinding verkeerde, gebracht maar zij zeiden
geen woord. Volgens de politiearts was Planchon overleden ten
gevolge van verscheidene slagen op het hoofd met een zwaar voorwerp
dat waarschijnlijk in een doek gewikkeld was geweest. Daarop was
hij in een zak gestopt en er zou later nog een complete veldslag
geleverd worden tussen de experts naar aanleiding van die zak en
het touw waarmee die dichtgebonden was. In de werkplaats achter op
de binnenplaats waren namelijk dergelijke zakken gevonden, evenals
touw dat gebruikt werd om de ladders vast te binden en zowel de
zakken als het touw schenen van dezelfde samenstelling te zijn.
Gedurende verscheidene maanden bleef Maigret van dat alles
onkundig. Het werd lente en de kastanjebomen kwamen in bloei. Men
kon weer zonder jas de deur uit gaan. De Recherche kwam er achter
dat de dader van de juwelendiefstallen in de luxehotels een jonge
Engelsman was, wiens spoor door Interpol gevonden werd in
Australie, terwijl enkele kostbare stenen los teruggevonden werden
in Italie.
De zaak Planchon kwam pas voor toen de vakanties bij de rechtbank
al voor de deur stonden en toen het zover was, zat Maigret met een
zeker aantal mensen die deels bekenden en deels onbekenden voor hem
waren, in de getuigenkamer.
Toen het zijn beurt was om voor de balie te komen begreep hij bij
zijn eerste blik op de beklaagden al, dat de liefde tussen Renee
Planchon en Prou geleidelijk in haat verkeerd was. Ze verdedigden
zich elk voor eigen rekening, zonder te schromen daarbij verdenking
op de ander te werpen. Ze bespiedden elkaar met harde, haatdragende
blik.
-Zweert u de waarheid te zullen zeggen en niets dan de
waarheid?
Hij maakte het gebaar met zijn hand dat hij al zo vele malen in
deze ruimte gemaakt had.
-Dat zweer ik!
-Vertelt u dan aan de jury wat u van deze zaak weet.
Zelfs op dat moment keken de beklaagden hem nog vol wrok aan. Was
hij niet degene die het onderzoek op gang gebracht had en aan wie
ze hun arrestatie te danken hadden? Het was duidelijk dat de daad
met voorbedachten rade gepleegd was, lang van te voren beraamd was.
Was Prou niet zo listig geweest de 24ste december al twee miljoen
van zijn vader en zijn zwager te lenen?
Was het niet heel natuurlijk, dat hij de zaak waar hij werkte
overnam van een dronkaard die niet meer in staat was het bedrijf te
leiden? Die schuldbekentenissen waren echt. Het geld had hij
inderdaad ontvangen. Maar Planchon had daar nooit iets van geweten.
Hij wist niet wat er in zijn eigen huis uitgebroed werd. Hij voelde
wel dat men hem weg wilde hebben, maar hij had er geen idee van dat
ze al in actie waren, dat zijn vrouw op 29 december, of in ieder
geval omstreeks die datum, een valse verkoopacte getypt had,
waaronder zijn handtekening nagebootst werd. Door wie? Door Renee
of door haar minnaar? Daarover zouden de experts ook eindeloos van
gedachten wisselen en er zouden zelfs zuurzoete woorden tussen hen
vallen.
-Op een zaterdagavond. begon Maigret.
-Kimt u iets luider spreken?
-Op een zaterdagavond, toen ik tegen zevenen thuiskwam, zat er een
man op mij te wachten.
-Kende u hem?
-Ik kende hem niet, maar ik begreep onmiddellijk wie het was, door
zijn hazelip. Al twee maanden lang kwam er namelijk
zaterdagsmiddags een man, die aan zijn signalement beantwoordde, op
de Quai des Orfevres om mij te spreken, maar als ik hem dan binnen
liet roepen bleek hij verdwenen te zijn.
-En u weet absoluut zeker dat dat Leonard Planchon was?
-Ja.
-Wat wilde hij van u?
Doordat de commissaris tegen de jury sprak, stond hij met zijn rug
naar de verdachten en kon hij hun reacties dus niet zien. Keken ze
niet of ze het in Keulen hoorden donderen toen ze constateerden dat
hij, in tegenstelling tot wat ze verwacht hadden, hen kwam
helpen?
Onder een doodse stilte, die gevolgd werd door zon rumoer dat de
president moest dreigen de zaal te laten ontruimen, antwoordde
Maigret met duidelijk stem:
-Hij kwam mij vertellen, dat hij van plan was zijn vrouw en haar
minnaar te vermoorden. Hij had de arme Planchon in gedachten
vergiffenis willen vragen voor wat hij deed. Maar had hij enkele
ogenblikken geleden niet gezworen de waarheid te zullen zeggen, de
gehele waarheid en niets dan de waarheid?
Toen de rust weergekeerd was kon hij antwoorden op de korte,
zakelijke vragen van de president en toen hij zijn verklaring
beeindigd had moest hij bijna onmiddellijk de zaal verlaten omdat
men hem kwam waarschuwen dat er in een luxueus appartement in de
Rue Lauriston een moord gepleegd was.
Geen van beiden bekenden. Het tegen hen ingebrachte feitenmateriaal
was evenwel zo bezwarend dat de jury de eerste vraag bevestigend
beantwoordde.
Maar dat Roger Prou's hoofd gered werd, was te danken -o, ironie
-aan Maigret, wiens verklaring verzachtende omstandigheden naar
voren bracht.
-U heeft de verklaring van de commissaris gehoord. had de advocaat
gepleit. Het was de een of de ander. Zelfs wanneer mijn client de
moord gepleegd had, zou hij in zekere zin uit zelfverdediging
gehandeld hebben. Antoinette, de vrouw met de lange benen en de
smalle heupen die zich Sylvie liet noemen, was in de zaal aanwezig
toen de president van de jury de beslissing kwam voorlezen.
Twintig jaar voor Roger Prou. Acht jaar voor Renee Planchon die
haar vroegere minnaar aankeek met een blik zo vol haat dat de
aanwezigen een koude rilling over hun rug voelden gaan.
-Heeft u het gelezen, chef?
Janvier liet Maigret een krant zien waarvan de inkt nog vers was en
waarin het vonnis op de voorste pagina stond.
De commissaris wierp er slechts een korte blik op en mompelde
alleen maar:
-Arme kerel!
Had hij niet een beetje het gevoel dat hij hem verraden had, de man
met de hazelip wiens laatste woorden door de telefoon nochtans
geweest waren:
-Ik dank u wel.