De Gentiaan
Het begon al te schemeren; het was de kleurloze
tijd van de dag, waarin de nevels van de zonsondergang zich
oplossen in de kilte van de komende avond. Maigret verliet de
Liberty Bar alsof het een verdacht huis was; hij had zijn handen
diep in zijn zakken gestoken en zijn hoed ver over het voorhoofd
getrokken. Maar toen hij tien stappen had gedaan had hij de
onbedwingbare behoefte nog eens om te kijken, alsof hij er zichzelf
van moest overtuigen, dat de omgeving, die hij zojuist verlaten
had, niet alleen in zijn verbeelding bestond. Het café bleek wel
degelijk aanwezig, de smalle gevel, ingeklemd tussen de beide
aangrenzende huizen, leek grauwbruin en de gele letters van het
uithangbord kon hij nog onderscheiden.
Achter de ruit zag hij nu een bloempot staan en
daarnaast lag een kat te slapen.
Jaja zou inmiddels ook wel slapen, in dat
achterkamertje, waar zij slechts de wekker tot gezelschap had, die
de minuten aftelde ...
Op de hoek van het steegje nam het gewone leven
weer een aanvang: winkels, mensen, die gewone kleren droegen,
wagens, een tram, een politieagent... En rechts de Croisette, die
er op dat uur werkelijk uitzag zoals de gekleurde affiches van het
Syndicat d'Initiative te Cannes het publiek wilden doen
geloven.
Alles sprak hier van rust en beheersing... De
mensen liepen zonder haast voorbij... Wagens gleden geruisloos
langs hem heen, alsof zij in het geheel geen motor bezaten ... In
de haven lagen de talloze luxe jachten ... Maigret voelde, dat hij
moe was; zijn gedachten werkten niet helder meer en toch had hij
geen lust naar Antibes terug te gaan. Hij liep doelloos heen en
weer, bleef nu eens zonder reden staan en liep dan weer in een
willekeurige richting door. Het leek wel, alsof het denkend deel
van zijn wezen bij Jaja was achtergebleven, in die achterkamer,
waar de tafel niet afgeruimd was en waar die middag een keurige
Zweedse steward tegenover Sylvie had zitten eten, terwijl Sylvie
niet de moeite had genomen zich te kleden.
Tien jaar lang had William Brown daar dus
vrijwel elke maand een paar dagen doorgebracht, in die lome
behaaglijkheid bij Jaja, die na een paar glazen huilneigingen kreeg
en vervolgens in slaap viel. Verdraaid, die gentiaan!
Maigret was opgetogen, dat datgene, waarnaar hij
onbewust al een kwartier had gezocht, nu toch in zijn herinnering
boven was gekomen. Sedert het moment, waarop hij de Liberty Bar had
verlaten, had hij hardnekkig gezocht naar een bepaald begrip, dat
hij niet precies meer onder woorden kon brengen. En nu had hij het
opeens! Het was hem plotseling te binnen geschoten, wat een vriend,
die hij een apéritif had aangeboden, had gezegd. 'En wat drink
jij?'
'Een gentiaan!'
'Wat is dat voor een nieuw drankje?'
'Het is geen nieuw drankje. Het is de laatste
uitkomst voor een drinker, die niet meer drinken mag. Je weet toch
wel wat een gentiaan is? Bitter. En er zit geen druppel alcohol in.
Weet je, als je dertig jaar lang je lichaam met alcohol hebt
doordrenkt, dan kun je je alleen deze ene ondeugd nog maar
veroorloven, deze ene bitterheid, waarmee je je smaakpapillen
prikkelt...' En dat was het nu! Het was een tent zonder ondeugden,
zonder zonde! Een kroeg, waar je meteen in de keuken stond en waar
je bij de eigenares op visite kwam. Je ging zitten drinken, terwijl
zij het eten kookte! En je ging zelf bij de slager om de hoek een
stuk vlees halen! Sylvie kwam de trap af met ogen, die strak
stonden van de slaap, en ze kreeg een zoen op haar voorhoofd. Op
haar magere, blote borsten lette niemand. Het was er niet erg
zindelijk en niet erg licht. Praten deden ze ook al niet veel. Het
gesprek kwijnde voortdurend, niemand had eigenlijk iets te zeggen,
het was alsof... Je zag geen buitenwereld, je hoorde nauwelijks
geluiden. Alleen die ene rechthoek zonlicht... Eten en drinken ...
Slapen en dan weer drinken, terwijl Sylvie zich ging aankleden en
haar kousen strak over haar kuiten trok, eer zij aan het werk ging
... 'Tot straks, William!'
Deed het niet op wrange wijze denken aan de
gentiaan van zijn vriend? Was de Liberty Bar niet eveneens een
laatste uitkomst, wanneer je alles had gezien en alles had geproefd
op het terrein van de zonde?
Vrouwen, die niet mooi waren, die niet eens
uitdagend waren, die geen begeerte voelden, die niet begeerd werden
en die een zoen op het voorhoofd kregen, met honderd franc voor de
aankoop van een paar kousen. Misschien werd er bij thuiskomst zelfs
wel gevraagd: 'Goede zaken gedaan?'
Maigret begon er enigszins genoeg van te
krijgen. Hij trachtte aan iets anders te denken. Hij was aan de
havenkant blijven staan, waar een lichte nevel zich op een hoogte
van enkele centimeters boven de waterspiegel begon te vormen.
Hij was langs de kleine jachten gelopen en langs
de zeilboten, die aan de wedstrijden deelnamen. Op geen tien meter
afstand van hem was een matroos op een indrukwekkend wit
stoomjacht, dat vermoedelijk aan een of andere miljonair
toebehoorde, bezig de rood met gouden vlag te strijken.
Op een zeiljacht, dat nog dichter bij hem lag,
een jacht van een veertig meter, las hij de naam Ardena, die in
gouden letters op de achtersteven prijkte. Nauwelijks had hij het
gezicht van de Zweed, die hij bij Jaja had ontmoet, uit zijn
gedachten verbannen, of hij zag de man aan dek verschijnen, met
witte handschoenen aan. Hij zette een theeblad op een rotantafel.
De eigenaar van het jacht lag languit in een ligstoel en twee jonge
vrouwen hielden hem gezelschap. Hij lachte en daarbij werd een
uitstekend gebit zichtbaar. Tussen hen en Maigret bevond zich een
loopplank van een drietal meters lengte; Maigret haalde de
schouders op, stapte
toen aan boord en genoot even van het dodelijk
verschrikte gezicht van de steward.
Er zijn van die ogenblikken, waarop je iets
onderneemt zonder er direkt voordeel van te hebben; misschien doe
je dergelijke dingen intuïtief, misschien ook alleen, omdat je iets
anders niet uit je gedachten kunt zetten. 'U neemt mij hopelijk
niet kwalijk, meneer .. De lach verdween van het gezicht. De
eigenaar en de vrouwen keken Maigret afwachtend aan. 'Ik zou graag
een inlichting van u hebben. Kent u een zekere Brown?'
'Bezit de man een jacht?'
'Hij bezat er een ... William Brown is de naam.'
Maigret rekende nauwelijks op succes. Hij keek de ander aandachtig
aan. Het was een man van een vijfenveertig jaar en hij maakte naast
de beide vrouwen, die onder hun zonnejurk niets droegen, een
aristocratische indruk. Hij dacht bij zichzelf:
Een dergelijk type moet Brown eveneens zijn
geweest! Hij was omringd door aantrekkelijke vrouwen, die zich tot
in onderdelen kleden met het doel begeerte te wekken. Hij nam ze
mee naar kleine tenten, waar hij iedereen op champagne trakteerde
...
Met een sterk buitenlands accent hoorde hij
antwoorden: 'Als u de Brown bedoelt, waar ik aan denk, dan is hij
vroeger eigenaar geweest van die grote boot, die u achteraan ziet
liggen ... De Pacific .. . Maar die boot is al een aantal malen in
andere handen overgegaan ...'
'Ik ben u zeer verplicht..
Zowel de man als de beide vrouwen begrepen
blijkbaar niet al te best, wat Maigret met zijn bezoek beoogde. Zij
keken hem na, terwijl hij van boord ging en de commissaris hoorde
een van de vrouwen giechelen. De Pacific ... Er lagen maar twee
boten van die grootte in de haven en van de ene wapperde de Turkse
vlag. De Pacific bleek verlaten. Op verschillende plaatsen was de
naakte scheepshuid door de afschilferende verflaag heen te zien.
Het koperwerk zag groen. Aan de verschansing hing een onhandig
beschreven bordje: Te koop. Het was de tijd van de dag, waarop de
matrozen van de jachten, keurig opgedoft in mooie uniformen, de
stad ingingen, bij hele troepen tegelijk, alsof zij een afdeling
soldaten waren. Terwijl Maigret langs de Ardena liep voelde hij de
blikken van het drietal aan dek in zijn rug prikken en hij was er
stellig van overtuigd, dat de steward hem uit een of andere
verborgen hoek in het oog hield.
De lantarens brandden al. Het kostte Maigret
enige moeite de garage terug te vinden, waar hij nog enkele dingen
aan de weet wilde zien te komen. 'Hoe laat is Brown hier vrijdag
zijn wagen komen halen?'
De monteur werd er bijgehaald.
Het bleek een paar minuten voor vijf te zijn
geweest. Met andere woorden, hij had juist de tijd gehad om naar
Antibes terug te rijden.
'Was hij alleen? Stond er buiten niet iemand op
hem te wachten? Bent u er zeker van, dat hij niet gewond was?'
William Brown had de Liberty Bar omstreeks twee uur verlaten. Waar
had hij die drie uren doorgebracht? Maigret meende, dat hij in
Cannes verder niets te zoeken had. Hij liep naar de bushalte, zocht
een plaatsje in een hoek en liet zijn blik vermoeid over de rijweg
dwalen, waar wagens met ontstoken koplampen in een lange rij
voorbijgleden.
De eerste, die hij ontdekte, toen hij op de
Place Macé uit de bus stapte, was inspecteur Boutigues, die voor
Café Glacier op het terras zat en die haastig opstond. 'We hebben
de hele dag naar u gezocht... Komt u er bij zitten? Wat drinkt
u?... Garcon!... Twee pernods?'
'Voor mij niet... Graag een gentiaan! ...' zei
Maigret, die wel eens wilde weten hoe dat drankje smaakte. 'Ik ben
begonnen met informaties in te winnen bij de taxichauffeurs. Zij
bleken u geen van allen te hebben gereden en daarom ben ik maar
eens met de busconducteurs gaan praten. Zodoende kwam ik te weten,
dat u naar Cannes was gegaan ...'
De woorden kwamen er hals over kop uit! Wat hij
zei, klonk tamelijk opgewonden.
Maigret kon het niet helpen, dat hij hem met
grote ogen aanstaarde. De tengere inspecteur trok er zich evenwel
niets van aan en ging door:
'Er zijn maar een stuk of vijf, zes restaurants,
waar je behoorlijk kunt eten ... Ik heb ze achtereenvolgens gebeld
... Waar hebt u in vredesnaam geluncht?'
Boutigues zou vermoedelijk hoogst ontsteld zijn
geweest, wanneer Maigret hem de waarheid had bekend, wanneer hij
voor de dag was gekomen met die schapebout en die sla met knoflook,
die hij in de keuken van Jaja had genoten, met al die glazen en met
Sylvie ... 'De rechter van instructie wil niets ondernemen, eer hij
met u heeft gesproken ... En dan is er nog iets ... Die zoon is
gekomen ...'
'De zoon van ...?'
Maigret trok een lelijk gezicht; hij had juist
de eerste slok van zijn gentiaan gedronken. 'De zoon van Brown...
De man zat in Amsterdam, toen..
Maigret had nu onmiskenbaar hoofdpijn. Hij
probeerde nog zijn gedachten te concentreren, maar slaagde daarin
niet meer volledig. 'Had Brown een zoon?'
'Meer dan een zelfs ... Van zijn eerste vrouw,
die nog in Australië woont... Een ervan zit in Europa, die doet in
wol...'
'In wol?'
Boutigues kreeg op dat ogenblik vermoedelijk
geen al te gunstige indruk van Maigrets intelligentie. Maigret
bevond zich dan ook nog steeds in de Liberty Bar! Of liever gezegd,
hij zag nog steeds die kelner voor zich, die gokte op de rennen en
die door het open raam met Sylvie had gepraat...
'Ja, ja! De familie Brown hoort in Australië tot
de rijke klasse. Ze hebben schapenfokkerijen en de wol wordt
uitgevoerd naar Europa ... Een van de zoons beheert de farms ...
Een tweede zit in Sydney en doet de zaken ... De derde reist Europa
af, en zit nu eens in deze haven en dan weer in die.
Hij is aanwezig als de schepen te Liverpool, Le
Havre, Amsterdam of Hamburg binnenlopen... En die is nu.. 'Wat zei
hij van het geval?'
'Hij zei, dat zijn vader zo spoedig mogelijk
begraven moest worden en dat hij de kosten op zich nam ... Het is
een man, die het erg druk heeft... Morgenavond vliegt hij naar
Amsterdam terug ...'
'Is hij in Antibes?'
'Nee, in Juan-les-Pins. .. Hij zit in een duur
hotel en hij moest een heel appartement hebben ... Hij moet
blijkbaar de hele nacht telefonisch via Nice te bereiken zijn, om
gesprekken te kunnen voeren met Antwerpen, Amsterdam, en wie weet
wat nog meer ..'
'Is hij in de villa geweest?'
'Ik heb aangeboden er met hem naar toe te gaan,
maar hij voelde er niet voor.'
'Ja, wat heeft hij hier dan eigenlijk wel
gedaan?'
'Hij heeft een onderhoud met de rechter gehad.
En daarbij heeft hij het gelaten. Hij heeft er op aangedrongen, dat
wij de zaak zo snel mogelijk afwikkelen. En hij vroeg
hoeveel.'
'Wat bedoelde hij?'
'Hoeveel de kosten bedroegen.'
Maigret staarde verstrooid over de Place Macé.
Boutigues ging verder: 'De rechter heeft de hele middag in zijn
kamer op u zitten wachten. Hij kon de toestemming voor de
begrafenis niet langer weigeren, omdat de lijkschouwing tenslotte
al had plaatsgevonden ... Brown junior heeft wel driemaal opgebeld
en ten einde raad hebben ze hem beloofd dat de begrafenis morgen in
alle vroegte doorgang mocht vinden.'
'Waarom in alle vroegte?'
'Ach, om geen opzien te baren ... Daarom wilde
ik u tot elke prijs opsporen ... Vanavond wordt de kist
dichtgemaakt ... Dus, als u Brown nog wilt zien, eer .. .'
'Laat maar!'
En daar bleef het bij. Maigret voelde niet de
minste behoefte het lijk van Brown nog eens te gaan bekijken. Hij
had de sensatie, dat hij William Brown inmiddels door en door
kende!
Er zaten nog meer mensen op het terras.
Boutigues merkte, dat er van verschillende tafels op hen werd
gelet. Hij leek dit allerminst onaangenaam te vinden, maar zei
desondanks:
'Wij zullen iets zachter moeten spreken
...'
'Waar gaan ze hem begraven?'
'Op het kerkhof van Antibes, vanzelfsprekend...
De lijkwagen moet om zeven uur bij het lijkenhuis zijn ... Ik zal
Brown junior nog opbellen, om hem te zeggen, dat de zaak in orde
is.'
'En die beide vrouwen?'
'Daarover heb ik nog niets gehoord ... Misschien
zou de zoon het op prijs stellen ...'
'In welk hotel zei u, dat Brown junior
logeert?"
'In het Provencal. Gaat u hem opzoeken?'
'Tot morgen', zei Maigret. 'Ik zie u
vermoedelijk wel op de begrafenis?'
Hij verkeerde in een hoogst merkwaardige
stemming. Hij was somber en opgewekt tegelijk! Hij liet zich met
een taxi naar het Provencal rijden, waar hij aanvankelijk door een
portier werd opgevangen, die hem overdroeg aan een andere employé
in een zwaar met goud bedekt uniform. De laatste leverde hem af aan
een jonge man in het zwart, die schuil ging achter een reusachtig
bureau.
'De heer Brown? ... Ik zal vragen, of hij bezoek
kan ontvangen ... Mag ik uw naam weten?' Er werd gebeld. De
chasseur draafde heen en weer. Het duurde minstens vijf minuten,
eer men Maigret kwam halen om hem langs eindeloze gangen naar een
kamerdeur te brengen, die het nummer 37 droeg. Achter de deur klonk
het ratelen van een schrijfmachine. Een vermoeide stem riep:
'Binnen!'
Maigret stond tegenover Brown junior, de man,
die de wol van de familie over Europa distribueerde.
Leeftijd niet te schatten. Dertig misschien,
veertig was even goed mogelijk. Een lange knaap, mager, met reeds
zeer geprononceerde trekken. Hij was voortreffelijk geschoren; hij
droeg een keurig colbert en op zijn zwart met wit gestreepte das
glinsterde een parel.
Geen spoor van slordigheid, hoewel Maigret hem
had overrompeld. Zijn haar maakte de indruk pas gekamd te zijn. Hij
toonde niet de minste ontsteltenis bij de binnenkomst van zijn
bezoeker.
'Wilt u mij een moment excuseren?... Neemt u
plaats..
Aan de Louis Quinze-tafel zat een typiste. Een
secretaris voerde een telefoongesprek in het Engels. En Brown
junior ging door met het dicteren van een Engels telegram, waarin
sprake was van een schadevergoeding in verband met een staking van
dokwerkers. 'Meneer Brown ...' riep de secretaris. Hij stak zijn
chef de hoorn toe. 'Hallo! ... Hallo!... Yes!..
Hij luisterde lange tijd aaneen, zonder de
spreker aan de andere kant van de lijn ook maar eenmaal in de rede
te vallen en vlak voor hij de hoorn op het toestel legde zei hij
uiterst definitief: 'No!'
Hij drukte op een belletje en vroeg aan Maigret:
'Een glas port?'
'Nee, dank u wel', zei Maigret.
Maar toen de kelner binnenkwam bestelde hij
desondanks: 'Eén port!'
Hij deed dit alles zonder de minste
overhaasting, hij deed het zelfs op een zorgvuldige manier, alsof
hij in de mening verkeerde, dat het wel en wee van een hele planeet
afhankelijk was van de zorg, die hij persoonlijk aan zijn meest
onbeduidende gebaren en handelingen besteedde.
'Tikt u het maar in mijn kamer!' zei hij tegen
de typiste, met een gebaar naar de deur van het aangrenzende
vertrek.
Tegen zijn secretaris zei hij:
'Belt u de rechter van instructie op.'
Daarna ging hij eindelijk zitten, slaakte een
diepe zucht en sloeg het ene been over het andere.
'Ik ben moe', zei hij. 'Hebt u het onderzoek in
handen?'
Hij schoof Maigret het glas port toe, dat de
kelner juist binnenbracht.
'Het is een zonderling geval, vindt u niet?' zei
hij daarop.
'Zo zonderling vind ik het niet', zei Maigret op
een voor zijn doen tamelijk norse toon.
'Zonderling is het woord ook niet, ik bedoel
eigenlijk irriterend...'
'Dat is het zeker! Het is nu eenmaal altijd
irriterend, als ze je met een mes in je rug steken en je dodelijk
verwonden ...'
Brown junior stond op, trok een gezicht alsof
hij op zijn nummer was gezet en deed de deur naar het aangrenzende
vertrek open, waar hij een of andere opdracht in het Engels gaf.
Daarna voegde hij zich weer bij Maigret en hield hem zijn
sigarettenkoker voor. 'Nee, dank u, ik rook alleen een pijp.' Zijn
gastheer nam een pakje Engelse tabak van een tafeltje.
'Mij te zwaar!' zei Maigret. Hij haalde zijn
eigen tabak te voorschijn. Brown liep met grote stappen de kamer op
en neer.
'U bent volledig op de hoogte? U weet, dat mijn
vader een ... aanvechtbaar leven leidde?'
'Hij had een maitresse!'
'Dat niet alleen! Het ging om heel andere
dingen. Ik zal u zo goed mogelijk inlichten om te voorkomen dat u
een ... flater zou begaan. U houdt mij ten goede.' De telefoon
stoorde hen. De secretaris schoot toe en antwoordde ditmaal in het
Duits, terwijl Brown hem zwijgend beduidde, dat het nee moest zijn.
Het duurde nogal even. Brown dreigde zijn geduld te verliezen. En
daar de secretaris er niet in slaagde het gesprek op korte termijn
te beëindigen greep Brown zelf hem zonder complimenten de hoorn uit
zijn hand en belde af. 'Jaren geleden is mijn vader naar Frankrijk
gegaan; mijn moeder bleef thuis. Hij had bijna kans gezien ons
volkomen te ruïneren ...'
Brown kon niet rustig blijven zitten. Tijdens
het spreken had hij de deur van zijn eigen kamer achter zijn
secretaris gesloten. Hij wees op het glas port. 'Gaat uw
gang!'
'Nee, dank u!'
Hij haalde met een ongeduldig gebaar zijn
schouders op. 'Er is een curator benoemd. Mijn moeder heeft een
ellendige tijd gehad ... Ze heeft hard moeten werken ...'
'Ach, dus uw moeder heeft de zaak er weer
bovenop geholpen?'
'Ja, samen met mijn oom.'
'Een broer van uw moeder, neem ik aan.'
'Ja! Mijn vader had zijn waardigheid... zijn
menselijke waardigheid, bedoel ik, volkomen verspeeld. .. Enfin,
laten we ons er niet meer in verdiepen . .. U begrijpt, dat wij
niet veel prijs stellen op publiciteit?' Maigret had hem al die
tijd doordringend zitten aankijken en deze blik was blijkbaar toch
wel in staat de jongeman zijn zekerheid te doen verliezen. Temeer,
daar die intense blik geen enkele emotie verried. Misschien
bedoelde de commissaris er inderdaad niets mee? Of zou hij juist
heel veel bedoelen?
'Een vraag nog, meneer Brown. U bent de heer
Harry Brown, zoals ik op uw koffers zie? Waar bevond u zich de
vorige woensdag?'
Hij moest op antwoord wachten tot de jonge man
het vertrek in de volle lengte tweemaal op en neer was
gelopen.
'Wat denkt u eigenlijk?'
'Ik denk in het geheel niets. Ik vraag u alleen,
waar u die dag was.'
'Is dat van enig belang?'
'Misschien wel, misschien ook niet.'
'Ik was die dag te Marseille, waar de Glasco zou
binnenlopen. Het schip had wol van ons aan boord; het is inmiddels
doorgevaren naar Amsterdam en de lading kan niet gelost worden,
omdat de dokwerkers daar staken
'U hebt uw vader niet meer gezien?'
'Ik voelde er geen behoefte toe ...'
'Nog een vraag, de laatste. Wie keerde uw vader
een pensioen uit? En hoe groot was dat?'
'Dat kreeg hij van mij. Het bedrag was
vijfduizend franc per maand... Gaat u dat aan de pers
vertellen?'
In het aangrenzende vertrek ratelde de
schrijfmachine nog steeds, na elke regel klonk het belletje, de
wagen werd teruggeschoven...
Maigret stond op en nam zijn hoed.
'Ik ben u zeer verplicht!'
Brown keek hem bijna ontsteld aan.
'Is dat alles?'
'Dat was alles. Mijn dank.'
De telefoon begon al weer te rinkelen, maar
Brown kwam niet eens op de gedachte de hoorn op te nemen. Hij keek
Maigret na, die naar de deur liep, alsof hij zijn ogen niet
vertrouwde.
Met een soort wanhoopsgebaar greep hij een
envelop van de tafel en zei: 'Die had ik klaargelegd, voor alle
moeite, die de politie...'
Maigret stond al in de gang. Een ogenblik later
daalde hij de vorstelijke trap af en liep de vestibule door,
voorafgegaan door een bediende in livrei. Om negen uur zat hij op
zijn eentje in Hotel Bacon te eten, terwijl hij ijverig in de
telefoongids snuffelde. Hij vroeg achtereenvolgens drie nummers te
Cannes aan. Pas bij het derde kreeg hij te horen: 'Ja, dat is hier
vlak bij.'
'Prachtig! Zoudt u zo vriendelijk willen zijn
tegen me- vrouw Jaja te zeggen, dat de begrafenis morgen om zeven
uur te Antibes zal plaatsvinden? ... Jawel, de begrafenis ... Zij
weet er van..
Hij begon de zaal op en neer te lopen. Uit het
raam zag hij, vijfhonderd meter verder, de witte villa van Brown
liggen, waarvan twee ramen waren verlicht.
- Zou hij er nog eens een bezoek gaan
brengen?
Hij kwam tot de conclusie, dat hij in de
allereerste plaats behoefte had aan slaap.
'Heeft die villa telefoon?'
'Ja zeker, meneer de commissaris! Zal ik voor u
bellen?' Het was een allergeschiktst meisje, en het witte mutsje
stond haar lief. Ze deed Maigret denken aan een klein muisje, dat
door de eetzaal trippelde. 'Meneer - ik heb een van de dames aan
het toestel...' Maigret nam de hoorn van haar over. 'Hallo! Ja, met
de commissaris ... Ja ... Ik heb u niet meer kunnen bezoeken... De
begrafenis zal morgenochtend om zeven uur plaatsvinden ... Wat zegt
u? ... Nee, vanavond niet meer ... Ik ben verhinderd ... Goeden
avond, mevrouw...'
Hij nam aan, dat hij met de moeder had
gesproken. Op dat ogenblik was zij ongetwijfeld al bezig het nieuws
aan haar dochter te vertellen. En daarna zouden ze gaan overleggen,
wat ze nu moesten doen. De hotelhoudster van Hotel Bacon was
welwillend glimlachend de eetzaal binnengekomen. 'En, heeft de
bouillabaisse gesmaakt, meneer? Ik heb ze expres voor u laten
maken, ik dacht wel..
De bouillabaisse? Maigret probeerde zijn
gedachten te verzamelen.
'Ach ja! Verrukkelijk! Werkelijk uitstekend!'
haastte hij zich met een hoffelijke glimlach te zeggen. Overigens
wist hij van geen bouillabaisse. Die had zich opgelost in de grote
massa onbelangrijke aangelegenheden, waartoe ook inspecteur
Boutigues, de bus en de garage inmiddels behoorden ...
Wanneer het om bijzondere gerechten ging, dan
herinnerde hij zich maar één: en dat was het schapevlees van Jaja.
Of nee, twee eigenlijk: de sla met knoflook was hij evenmin
vergeten ...
En eerlijk gezegd was er nog iets: de zoetige
geur van de port, die hij in het Provencal had laten staan en die
op zonderlinge wijze vermengd was met vage toiletgeuren van de heer
Brown junior.
'Brengt u mij een fles Vittel boven!' zei hij,
met zijn voet al op de onderste trede van de trap.
De begrafenis van William Brown
De zon was al heet en terwijl in de straten van
de stad de blinden voor de ramen nog waren gesloten en de trottoirs
vrijwel verlaten lagen, begon op de markt de gewone drukte zich te
ontwikkelen. Het was een montere drukte, veroorzaakt door mensen,
die vroeg waren opgestaan en de hele dag voor zich hadden. Er werd
geschreeuwd in het Frans zowel als in het Italiaans, maar niemand
had werkelijk haast.
En midden op de markt verhief zich het stadhuis
met de gele gevel en het hoge bordes. Het lijkenhuis bevond zich in
de kelders. Daar hield om tien voor zeven een pikzwarte lijkwagen
stil; een zonderling verschijnsel tussen al die bloemen en
groenten. Maigret kwam op vrijwel hetzelfde moment opdagen en kreeg
al spoedig een gehaaste Boutigues in het vizier, die nog geen tien
minuten op was en verzuimd had zijn vest dicht te knopen. 'Laten we
nog wat gaan drinken... Ik zie nog niemand ..
Hij duwde de deur van een klein kroegje open en
bestelde rum.
'We hebben de grootste last gehad ... Die zoon
had ons niet gezegd, welk bedrag hij aan de begrafenis wilde
besteden ... Ik heb hem gisteravond nog opgebeld ... Hij zei, dat
elke prijs hem schikte; de kwaliteit van de kist moest goed zijn
... En toen bleken we in heel Antibes geen massief eiken kist te
kunnen krijgen ... We hebben er een uit Cannes laten komen,
gisteravond om elf uur nog ... En daarna moesten we de dienst
uitstippelen ... Moest er nu een mis gelezen worden of niet? ... Ik
heb Hotel Provencal nog eens opgebeld en daar zeiden ze, dat meneer
Brown zich al teruggetrokken had ... Ik heb maar een mis besteld
... Kijk!' Maigret keek in de richting van zijn uitgestrekte arm.
Honderd meter verder ontdekte hij de kerk aan het marktplein,
waarvan de hoofdingang zwart was bekleed. Maigret hield zijn mond,
hoewel Brown junior op hem meer een Protestantse dan een Katholieke
indruk had gemaakt.
Het kroegje, dat op een hoek stond, bezat aan
beide straatzijden een deur. Op hetzelfde ogenblik, dat Maigret en
Boutigues de ene deur verlieten, kwam er door de andere deur een
man binnen, die de commissaris oplettend aankeek.
Het bleek Joseph te zijn, de kelner uit Cannes,
die zich kennelijk afvroeg, of hij nu al of niet zou groeten en die
het tenslotte bij een vaag gebaar liet. Maigret nam aan, dat Joseph
in het gezelschap van Jaja en Sylvie naar Antibes was gekomen. En
dat bleek het geval te zijn. 2e liepen voor hem uit, in de richting
van de lijkwagen. Jaja maakte een uitgeputte indruk. Het meisje
leek bang te zijn, te laat te komen en zette haar tot spoed aan.
Sylvie had het donkerblauwe mantelpakje aan, dat haar het aanzien
gaf van een fatsoenlijk burgermeisje. Jaja was kennelijk niet meer
aan wandelingen op straat gewend. Ze droeg een zwarte jurk van
opvallend glimmende zijde. Zij hadden ongetwijfeld die morgen om
half zes moeten opstaan om de eerste bus te halen. Iets wat in
Liberty Bar beslist niet al te vaak voorkwam. Boutigues wilde
weten: 'Wie zijn dat?'
'Ik kan het u niet zeggen', ontweek Maigret zijn
vraag. Maar op hetzelfde moment hadden de beide vrouwen de
lijkwagen bereikt en keerden zich om. Jaja kreeg de commissaris in
het oog en stevende op hem af. 'Wij zijn toch niet te laat? Waar is
hij?' Sylvie had donkere kringen onder haar ogen en ze keek Maigret
ook nu met onverholen wantrouwen aan. 'Bent u samen met Joseph
gekomen?' Ze stond op het punt te ontkennen. 'Hoe weet u
dat?'
Boutigues hield zich afzijdig. Maigret zag een
taxi stoppen op de hoek van de straat - de wagen zag geen kans zich
een weg te banen door de marktdrukte. De beide vrouwen die er
uitstapten, wekten nogal wat opzien; ze waren formeel in rouwgewaad
gestoken, met lange sluiers van krip, die bijna tot op de grond
hingen. Zij boden een zonderlinge aanblik, in dat felle zonlicht,
temidden van de fleurige marktdrukte. Maigret zei zacht tegen Jaja:
'U excuseert mij...'
Boutigues begreep er niet veel van. Hij verzocht
de dragers, die de kist wilden gaan halen, nog een ogenblik geduld
te hebben.
'Wij zijn toch niet te laat?'... informeerde
mama. 'Die taxi kon maar niet opschieten ...' Op hetzelfde moment
viel haar blik op Jaja en Sylvie...
'Wie zijn dat?'
'Ik kan het u niet zeggen.'
'Die hoeven toch niet mee te lopen in de ...'
Weer naderde er een taxi, waarvan het portier al werd opengesmeten,
nog eer de wagen stilstond. Er sprong een onberispelijke Harry
Brown uit, keurig in het zwart gekleed, welverzorgd en met
gladgekamde blonde haardos. Zijn secretaris, eveneens in het zwart,
volgde hem. Hij torste een krans van verse bloemen. Een seconde
later constateerde Maigret, dat Sylvie was verdwenen. Hij spoorde
haar op tussen de kraampjes, waar zij de manden van een
bloemenverkoopster doorzocht, om met een reusachtige bos violen
terug te komen. Vermoedelijk was het dit gebaar, dat de beide
vrouwen in hun zware rouwkleding eveneens aanleiding gaf zich een
ogenblik te verwijderen. Op weg naar het bloemenstalletje werd er
zichtbaar druk overleg gepleegd. De moeder betaalde, de dochter
koos mimosa. Brown was op een paar meter afstand van de lijkwagen
blijven staan; hij liet het bij een vaag herkenningsgebaar in de
richting van de plaats waar Maigret en Boutigues stonden.
'Moet ik hem nu vertellen, dat ik een mis heb
besteld?'
vroeg de inspecteur met een zucht.
De marktdrukte om hen heen leek geleidelijk tot
rust te komen; verschillende marktbezoekers volgden het gebeuren
bij de ingang van de kerk. Twintig meter verder ging het zakenleven
door alsof er niets aan de hand was; er werd geschreeuwd en
gelachen en in de van mimosa en knoflook doortrokken atmosfeer
glansden bloemen, vruchten en groenten in de zon.
Vier dragers verschenen met de doodkist, die
reusachtig van afmetingen was en overdadig bewerkt met bronzen
ornamenten. Boutigues voegde zich weer bij hem. 'Het interesseert
hem geloof ik niet bijzonder. Hij haalde de schouders op ...'
Het publiek ontruimde de straat en de paarden
trokken aan. Harry Brown volgde de wagen met een star gezicht en
ontbloot hoofd, terwijl hij hardnekkig naar de punten van zijn
lakschoenen keek. De vier vrouwen weifelden. De een keek naar de
ander. En, daar het publiek weer begon op te dringen, werden zij
als het ware tegen hun zin in een gelid gedreven, vlak achter Brown
junior en zijn secretaris. De deuren van de kerk stonden wijd open.
Binnen was het indrukwekkend leeg en weldadig koel. Brown bleef op
de stoep staan wachten tot de baar uit de lijkwagen de kerk was
binnengedragen. Hij was kennelijk aan dergelijke plechtigheden
gewend. Het hinderde hem allerminst, dat alle blikken op hem
gericht waren. Hij bestudeerde zelfs in alle gemoedsrust de vier
vrouwen, zonder daarbij opvallend veel nieuwsgierigheid aan de dag
te leggen.
De schikkingen waren wat laat getroffen. Op het
laatste moment kwam men tot de ontdekking, dat niemand de organist
op de hoogte had gesteld. De pastoor liet de inspecteur halen en
onderhield zich fluisterend met hem en toen de inspecteur de
sacristie weer verliet en zich bij Maigret voegde, zei hij met een
ontsteld gezicht: 'We moeten het zonder muziek stellen ... Anders
moeten we nog minstens een kwartier wachten ... Als we hem
tenminste thuis treffen ..
Er kwamen een paar mensen de kerk binnen, die
een ogenblik rondkeken en daarna haastig weer vertrokken. Brown
stond nog steeds met dat strakke gezicht, waarop een zweem van
nieuwsgierigheid lag, om zich heen te kijken.
De mis nam, zonder orgel en zonder koor, weinig
tijd in beslag. De wijwaterkwast sprenkelde het gewijde water op de
kist. En dadelijk daarop droegen de vier dragers de dode de kerk
uit.
Buiten was het al behoorlijk warm. Ze kwamen
voorbij de etalage van een kapper, waar een bediende in een witte
jas juist de blinden opendeed. Voor een open raam was een man bezig
zich te scheren. Mensen, die naar hun werk gingen, keken verbaasd
om naar de zonderlinge stoet, waarin de vorstelijke lijkwagen zo
slecht paste bij de povere achterhoede.
De twee vrouwen uit Cannes en de twee vrouwen
uit Antibes liepen nog altijd op een rij, maar zij handhaafden een
tussenruimte van een meter. Een lege taxi volgde de stoet.
Boutigues, die de verantwoordelijkheid voor de begrafenis had, was
zenuwachtig.
'Er zullen zich toch geen incidenten voordoen?'
Er deden zich geen incidenten voor. Het kerkhof was, met de
overvloed van bloemen, al evenmin somber als de markt. Bij een pas
gedolven graf vonden zij de priester en de misdienaar, die zij niet
hadden zien komen. Harry Brown werd uitgenodigd de eerste schep
aarde op de kist te werpen. Daarna ontstond er een lichte
verwarring. De in zware rouw geklede vrouw duwde haar dochter naar
voren en kwam zelf ook dichterbij. Brown was al met grote stappen
naar de uitgang van het kerkhof gelopen, waar de lege taxi wachtte.
Opnieuw enige onzekerheid. Maigret hield zich, met Boutigues,
afzijdig. Jaja en Sylvie durfden niet vertrekken, zonder hem goede
dag te zeggen. Maar de beide vrouwen in hun verzorgde rouwkledij
waren hun voor. Gina Martini huilde, zij drukte haar
ineengefrommelde zakdoek onder de voile tegen haar ogen.
Wantrouwend vroeg haar moeder: 'Was dat misschien zijn zoon? ...
Komt hij ons nog een bezoek brengen?'
'Best mogelijk ... Ik zou het werkelijk niet
weten ...'
'En komt u vanavond nog?'
En al die tijd had ze geen oog van Jaja en
Sylvie af. Haar wezenlijke belangstelling ging uit naar die beide
vrouwen.
'Waar komen die vandaan? ... Dergelijke
schepsels hadden ze niet moeten toelaten ...'
In de bomen zongen talloze vogels. De
doodgravers schepten in regelmatig tempo de aarde in het graf
en
naarmate de kuil zich vulde klonk het geluid
vager en doffer. De krans en de beide boeketten hadden zij zo lang
op de steen van het aangrenzende graf gelegd. En Sylvie bleef maar
staan kijken met strakke blik en kleurloze lippen.
Jaja toonde tekenen van ongeduld. Ze wachtte tot
de beide anderen zouden zijn vertrokken om afscheid van Maigret te
nemen. Ze had het zichtbaar warm, ze veegde haar gezicht af. En ook
het staan kostte haar blijkbaar moeite.
'Ja - u ziet mij vandaag nog wel verschijnen
...'
De beide gestalten in rouwgewaad schoven weg in
de richting van de uitgang. Jaja kwam met een diepe zucht van
opluchting naar Maigret toe.
'Dat waren ze dus? ... Was hij nu getrouwd of
niet?'
Sylvie bleef op een afstand staan en staarde nog
steeds in de nu bijna gevulde kuil.
Ook Boutigues wist zijn houding niet te bepalen.
Hij durfde het gesprek tussen Maigret en de dikke vrouw niet te
onderbreken.
'Heeft die zoon de begrafenis betaald?'
Aan de stem was te horen, dat ook Jaja zich
allerminst
op haar gemak voelde.
'Een rare begrafenis!' zei ze. 'Waarom weet ik
niet, maar ik had het me heel anders voorgesteld ... Ik kon zelfs
niet huilen ...'
Op dat moment had zij het overigens wel te
kwaad. Haar blik gleed over het kerkhof en zij voelde zich
kennelijk niet al te best.
'Het was zelfs niet verdrietig ... Ik had
gedacht...'
'Wat had u gedacht?'
'Ach, ik weet het niet... Het leek eigenlijk
geen echte begrafenis, vindt u wel?'
En daarbij snikte ze, veegde langs haar ogen en
voegde zich bij Sylvie.
'Ga je mee ... Joseph wacht op ons..
De opzichter van het kerkhof was op zijn drempel
bezig een paling te stropen.
'Waar denkt u toch aan?'
De stem van Boutigues klonk wat bezorgd. Vaag
voelde hij, dat er iets was, wat niet helemaal liep zoals het moest
lopen. Maigret zoog de brand in zijn pijp. 'Ik dacht er aan, dat
William Brown vermoord is.'
'Ja, dat weten we nu wel!'
Ze slenterden op hun gemak door de straten, waar
inmiddels de markiezen boven de etalageruiten waren neergelaten. De
kapper van die ochtend zat voor zijn deur de krant te lezen. Op de
Place Macé zagen zij de beide vrouwen uit Cannes staan, die met
Joseph op de bus wachtten.
'Gaan we op het terrasje iets drinken?' stelde
Boutigues voor.
Maigret vond het uitstekend. Hij werd overvallen
door een haast verbijsterende loomheid. Talloze beelden schoven
door zijn gedachten, smolten ineen en verdrongen elkaar, zonder dat
hij zelfs maar de moeite nam orde in deze chaos te scheppen.
Eenmaal op het terras van Glacier gezeten deed
hij zijn ogen zelfs dicht. De zon brandde op zijn oogleden en zijn
wimpers vormden een beschermende franje, waardoor hij mensen en
dingen op een onwezenlijke en beslist veel aangenamer manier kon
waarnemen. Hij sloeg Joseph gade, die de dikke Jaja behulpzaam was
bij het instappen. Even later kwam er een in het wit gekleed
heertje voorbij, die een tropenhelm droeg en met enige moeite een
chow-chow met een paarsblauwe tong verder trok. Andere beelden
verdrongen deze alledaagse werkelijkheid: William Brown, achter het
stuur van zijn oude wagen, die zijn beide vrouwen van de ene winkel
naar de andere reed, die gewoonlijk onder zijn regenjas niets droeg
dan een pyjama en die zich niet geschoren had.
Op dat ogenblik zou de zoon wel al terug zijn in
Hotel Provencal, hij zou in zijn luxe-vertrek telegrammen opgeven,
hij zou telefoongesprekken voeren en met korte, regelmatige passen
heen en weer lopen. 'Het is een merkwaardig geval', zei Boutigues
moedeloos. Boutigues kon niet lang zwijgen. Hij zette zijn
rechterbeen naast het linker en sloeg vervolgens het linkerbeen
over het rechter. Hij zei nog eens, dat het hem speet, de organist
geen bericht te hebben gestuurd. 'Tja, William Brown is
vermoord...' Maigret zei het als het ware in zichzelf, alsof hij de
behoefte voelde er zich van te vergewissen, dat er toch werkelijk
een misdaad was gepleegd. Zijn boord knelde. Het zweet stond op
zijn voorhoofd.
Met begerige blik staarde hij naar het grote
stuk ijs, dat in zijn glas dreef.
- Brown was vermoord... Hij had de villa
verlaten, zoals hij dat elke maand deed en was naar Cannes gegaan.
Zijn wagen had hij in de garage gestald. Daarna moest hij bij een
of andere bank of zaakgelastigde het maandgeld hebben opgenomen,
dat zijn zoon hem stuurde. En tenslotte was hij een paar dagen naar
de Liberty Bar gegaan.
Dagen, die gekleurd waren door een trage
loomheid, waaraan Maigret zelf op dat ogenblik leed. Dagen, waarin
het leven weinig gecompliceerd was, waarin het hoofdzakelijk
bestond uit eten en drinken met Jaja en, in een luie stoel gezeten,
kijken naar Sylvie, die half ontkleed door het huis liep ...
- Woensdag was hij om twee uur de deur uit
gegaan. Om vijf uur gaat hij zijn wagen halen en een kwartier later
zakt hij, dodelijk gewond, ineen op de stoep van de villa, terwijl
zijn beide vrouwen menen, dat hij dronken is en hem door het raam
zeggen waar het op staat... Hij had ongeveer tweeduizend franc bij
zich, precies als anders...
Maigret had dit alles niet uitgesproken. Hij had
het alleen maar gedacht, terwijl hij door de franje van zijn
wimpers de mensen op straat voorbij zag lopen. Het was Boutigues,
die mompelde: 'Ik zou niet weten, wie er eigenlijk belang bij zijn
dood kon hebben.'
En dat was het kritieke punt. Een van die beide
vrouwen? Vermoedelijk hadden zij er meer belang bij, dat hij zo
lang mogelijk in leven bleef; met behulp van de tweeduizend franc,
die hij elke maand thuisbracht, konden zij tenslotte zo ongeveer
rondkomen. De vrouwen uit Cannes? Die hadden aan hem een van hun
schaarse klanten verloren, de man, die althans drie dagen per maand
de uitgaven financierde, die de een aan zijden kousen hielp en die
voor de ander de nota's van gas of electriciteit betaalde...
Nee, de enige, die materieel voordeel van zijn
dood had, was Harry Brown; nu zijn vader gestorven was waren zijn
maandelijkse onkosten met vijfduizend franc verminderd.
Maar wat betekenen vijfduizend franc per maand
voor een familie, die de wol per scheepslading naar het buitenland
verscheept? Naast hem zei Boutigues moedeloos: 'Je zou haast
denken, dat die mensen, die hier een spionagezaak in zien, het bij
het rechte eind hebben.'
'Ober, het zelfde!' zei Maigret.
Hij had er dadelijk spijt van. Hij wilde de
bestelling ongedaan maken, maar bracht er niet de moed toe op! Hij
bracht er niet de moed toe op, omdat hij bang was zijn zwakheid te
verraden. Hij zou dat ogenblik op het terras van Café Glacier, aan
de Place Macé, niet licht vergeten.
Hij maakte namelijk een van zijn schaarse
momenten van zwakheid door, en hij deed het grondig. De atmosfeer
was lauw. Op de hoek stond een meisje, dat mimosa te koop aanbood;
ze liep op blote voeten en ze had gebruinde benen.
Een indrukwekkende slee met veel chroom gleed
geruisloos voorbij in de richting van het strand. Er zaten drie
meisjes in, in dunne strandpyjama's en een jonge man met een
filmsnorretje.
Het deed allemaal zo verschrikkelijk aan
vakantie denken. De vorige avond had hij aan de haven van Cannes
dezelfde sensatie, vooral toen hij zich aan boord van de Ardena
bevond, waar de eigenaar zijn beste beentje voor zette, omdat hij
een paar aantrekkelijke meisjes bij zich had.
Maigret had het zwarte pak aan, dat hij te
Parijs altijd droeg. Hij had zijn dophoed bij zich, die hier niet
op zijn plaats was.
Recht voor zich uit las hij in blauwe letters op
een affiche:
Casino de Juan-les-Pins Grand gala de la pluie
d'or ... Het brok ijs smolt langzaam weg in het glas met de
opaliserende inhoud. Tja, vakantie! Over de verschansing van een
groen of oranje geschilderde boot in de golven kijken ... Onder een
pijnboom liggen slapen, terwijl de bromvliegen om je oren gonzen
... En vooral geen zorgen over een man, die je totaal niet kent en
die ze per ongeluk een mes in zijn rug hebben gestoken!
Of over die vrouwen, waaraan Maigret de vorige
avond weigerde te denken en waarvan de trekken hem achtervolgen,
alsof hij er persoonlijk mee naar bed was geweest!
Hij haatte zijn beroep op dat moment. Hij rook
de geur van het half vloeibare asfalt. Boutigues had een verse rode
anjer in het knoopsgat van zijn lichte jas gestoken. William Brown
... Wat had hij met William Brown te maken? De man was begraven ...
Wat viel er verder nog te doen?... Maigret stond immers volkomen
buiten deze zaak ... Had hij soms een van de grootste jachten van
Europa in eigendom gehad?... Had hij zich door die twee vrouwen in
de luren laten leggen? Door mama Martini, met de dikke laag schmink
op haar gezicht of door de dochter met de uitdagende
lichaamsvormen?... Had hij zich soms dagen aaneen behaaglijk in de
lome gemoedelijkheid van de Liberty Bar genesteld? Lauwe tocht
strijkt af en toe langs zijn wangen ... De mensen, die langs het
terras lopen, zijn met vakantie ... Iedereen heeft hier vakantie
... Het bestaan is hier op vakantie afgestemd!...
Zelfs Boutigues, die zijn mond niet kan houden,
mompelt vergenoegd:
'Ik ben blij, dat ze mij niet alleen de
verantwoordelijkheid voor deze zaak hebben ...'
En daarop staakt Maigret de aangename bezigheid,
de wereld door zijn wimpers te bekijken. Hij laat de inspecteur een
gezicht zien, dat een beetje rood is aangelopen, tengevolge van de
warmte en mogelijk ook, omdat hij slaap heeft. Zijn ogen staan wat
troebel, maar het duurt niet lang, of zijn blik is even helder als
gewoonlijk.
'Dat kan ik me indenken!' zegt hij. 'Ober,
hoeveel krijgt u ...?'
'Nee, laat u mij dat betalen.'
'Geen sprake van.' Hij legt een paar
bankbiljetten neer. Ja, het is een ogenblik, dat hij zich nog lang
zal herinneren; hij heeft werkelijk in alle ernst overwogen het er
bij te laten, de zaken op hun beloop te laten, zoals al die mensen,
die langs hem heen liepen, en het leven te nemen zoals het
is.
En het leven is hier zeer goed!
'Dus u gaat er vandoor? ... Plotseling een
briljant idee gekregen?'
Jammer genoeg niet. Daarvoor heeft hij te lang
in de zon gezeten, te veel talen om zijn hoofd horen gonzen. Maar
hij is nu eenmaal geen man voor mooie verzinsels en hij zegt alleen
nog eens:
'William Brown is vermoord!'
Bij zichzelf denkt hij:
- En het zal hen een zorg zijn!
Daarmee bedoelt hij al die mensen, die zich als
hagedissen koesteren in de zon en die vanavond in Juan-les-Pins het
galabal van de gouden regen gaan bijwonen. 'Ik heb nog iets te
doen!' zegt hij. Hij drukt Boutigues de hand. Hij loopt langzaam
weg. Hij moet wachten voor een wagen van driehonderdduizend franc,
waarin een meisje van achttien aan het stuur zit, dat met gefronste
wenkbrauwen door de voorruit tuurt.
- Brown is dus vermoord, mompelt hij nog
eens.
Hij onderschat de Midi inmiddels niet meer. Café
Glacier heeft hij de rug toegekeerd. En, alsof hij bang is, nog
eens aan de verleiding ten prooi te vallen, commandeert hij
zichzelf:
- Zie er achter te komen, wat Brown heeft gedaan
op woensdagmiddag, tussen twee en vijf uur ... Daarvoor moet hij
naar Cannes! Hij zal dan weer de bus moeten nemen. Naast een
straatlantaren gaat hij met narrig gezicht, de handen diep in de
zakken en de pijp in de mond, bij de bushalte staan wachten.