De verlaten boerderij

'Kapitein Sharp heeft iets te verbergen... dat staat nu wel vast,' zei Fenton Hardy grimmig. 'Hij is bang dat we iets weten of vermoeden.'

'En Klack is ook in die zaak gemoeid en hij is verantwoordelijk voor het mislukken van onze pogingen om passage te boeken,' voegde Joe eraan toe.

'Meneer McClintock zei iets over het huren van een krachtpatser, om te zien of die passagebiljetten voor ons kan krijgen,' zei Frank. 'Wat zou je ervan zeggen als we Biff Hooper eens vroegen, ons te helpen?'

Meneer Hardy voelde wel wat voor het idee, maar hij zei dat ze voorzichtig moesten zijn. Niet opbellen, want hun telefoongesprekken konden wel eens afgeluisterd worden.

'Maar hoe kunnen we het dan aan Biff vragen?' wilde Joe weten.

Zijn vader vroeg of mevrouw Hardy even binnen wilde komen en zij stemde direct in met hetgeen hij voorstelde. Ze moest die middag naar de slager, waar ze al jaren haar vlees haalde, gaan en hem vragen een briefje af te geven aan Biff bij de eerstvolgende bestelling, die hij bij het huis van de Hooper's afleverde.

'Als die spion jou achternagaat, volgen wij op onze beurt hem weer,' zei meneer Hardy.

Maar de spion in de schaduw bleef waar hij was. Hij scheen geen belangstelling te hebben voor het vertrek van mevrouw Hardy.

'Ik moet nu zelf weg,' zei meneer Hardy. 'Ik hoop bijna dat hij me achterna komt. Misschien ontdek ik zo nog iets.'

Hij ging naar boven. Even later hoorden de jongens voetstappen in de hall. Een oude man met een witte snor, gebogen van ouderdom, schuifelde over het tuinpad naar de straat. Moeizaam liep hij naar de hoek. Gespannen keken de jongens hem door het raam na. Of de spion aan de overkant van de straat had niets bijzonders gezien in het vertrek van de oude man, óf hij was daar alleen neergezet om de jongens in de gaten te houden; in ieder geval kwam hij niet uit zijn schuilplaats tevoorschijn. De jongens bleven tot laat in de avond op, maar hun vader kwam niet terug. Pas de volgende ochtend hoorden ze van hem dat de Hawk de vorige avond vroeg vertrokken was, vroeger dan de vastgestelde vertrektijd.

'Er was niets verdachts,' meldde hij. 'Ik had al twee dagen een van mijn mannen aan de haven, om de zaak in de gaten te houden. Het grootste deel van de lading was bestemd voor eilandjes langs de kust. De lading bestond voor een flink deel uit bussen verf.'

'Is die spion nog steeds op zijn post?' vroeg Frank, terwijl hij naar het raam liep. Toen riep hij uit: 'De vent is weg, maar ik wed dat een ander zijn plaats heeft ingenomen.'

Hij wees naar een grotere magere man, die even haveloos gekleed was als de ander. Hij liep heen en weer, alsof hij op iemand wachtte, die niet was komen opdagen.

De telefoon rinkelde. Het was Biff Hooper.

'De reis gaat niet door,' zei hij tegen Joe, die snel naar het toestel gegaan was.

'Mooi zo,' antwoordde Joe. 'Tot ziens.'

Biff had het briefje ontvangen en was volgens de instructies te werk gegaan. Hij had in code gesproken, voor het geval de telefoonlijn af getapt was. In het briefje had gestaan dat hij de woorden 'de reis gaat niet door' moest gebruiken, als hij ermee instemde te proberen, die dag in een andere stad dan Bayport passage voor hen te boeken.

'Ik wou dat we die spion kwijt konden raken,' zei Joe. 'Als het tenminste een spion is.'

'Daar kunnen we gemakkelijk achter komen,' zei Frank, na een ogenblik te hebben nagedacht. 'Ik heb een plan en als hij weggaat, hebben we een vrij aardig idee, waarom hij hier is neergezet.'

Het trucje was heel simpel. Joe liep het huis uit en ging de treden van de veranda af. Toen hij halverwege de straat was, rende Frank het huis uit.

'Joe!' riep hij.

Zijn broer draaide zich om.

'Telefoon.' En toen Joe snel in de richting van het huis terugliep, riep Frank hard: 'De reis gaat niet door.'

'Die reis met de vrachtboot?'

'Ja. Meneer McClintock zegt dat we niet gaan. Hij gaat de stad uit.'

Joe kwam de veranda weer op en liep het huis in. Vanachter de gordijnen hielden de jongens de man aan de overkant in de gaten. Hij had kennelijk genoeg gehoord, want hij liep snel weg en verdween om de hoek uit het gezicht.

Het trucje had succes gehad! Er was geen twijfel aan of hij ging verslag uitbrengen van het nieuws dat hij gehoord had.

'Laten we de deur uitgaan, nu hij weg is,' zei Frank. 'Ik wil nog iets uitzoeken. Weet je nog wel dat ik op de Wasp iemand hoorde spreken over oude Crowfeet? Ik zou wel eens willen weten wie dat is.'

'Hoe moet je daarachter komen?'

'Toen we die nacht met kapitein Andy Harkness op zee waren, hoorde ik hem de naam noemen van Abel Jedson, een gepensioneerd zeeofficier. Hij beweert dat hij ieder schip langs de kust kent en ieder lid van de bemanning. Als we hem nou eens naar Crowfeet vroegen.'

'En naar kapitein Sharp kunnen we ook vragen,' zei Joe.

Ze vonden Abel Jedson in zijn kleine huisje bij de baai, vanwaar hij het komen en gaan van de schepen kon gadeslaan. Het was een kwiek, pienter mannetje, met een kort grijs baardje en fonkelende oogjes.

Joe vroeg of hij kapitein Sharp van de Hawk kende. De oude zeeman hield zijn hoofd een beetje scheef, keek nadenkend en zei toen dat hij het vrachtschip wel de baai had zien binnenkomen, maar dat hij er niets van wist, ook niet van de kapitein.

'Hebt u wel eens gehoord van een man die Crowfeet heet?' probeerde Frank.

Kapitein Abel draaide wat aan de kortegolfknop van zijn radio; deze produceerde zo'n gekerm, dat de papegaai in protest krijste:

'Zet af. Zet af.'

'Crowfeet,' piekerde kapitein Abel. 'Naam komt wel bekend voor. Ik moet eens even denken. Ik zal mijn denkpetje eens opzetten.'

Het opzetten van het denkpetje bestond daarin dat de oude zeeman zijn ogen stijf dichtdeed en een zwiep aan de knop van de radio gaf.

Plotseling schoten de jongens verbaasd overeind. Over de korte golf hoorden ze een rauwe stem zeggen: 'A23, 151, C2.'

Toen werd het stil. Dat waren de nummers, die Frank op de kisten in het ruim van de Wasp had gezien en op het stukje papier in het huis van de familie Armstrong!

'Crowfeet,' mompelde kapitein Abel, onbewust van de opwinding, die de aankondiging had veroorzaakt. 'Naam komt me toch werkelijk bekend voor. Crowfeet. Doet me denken aan een knaap die Harry heette - ik heb het - Harry Piper! Zo noemden ze hem - Crowfeet.'

'Leeft die Harry Piper nog?'

'Weet ik niet. Ik heb in ieder geval nooit gehoord dat hij dood is. Kapitein Harry Piper van het vrachtschip Falcon.'

'De Falcon!' riep Frank uit.

'Ja, dat klopt. Ik zal je zeggen waar je wat over Harry Piper te weten kunt komen. Als hij aan land was, woonde hij bij zijn broer John, ongeveer vijftien kilometer buiten de stad. John had een veehouderij, die een eindje van de Kustweg af lag.'

De Hardy's waren opgetogen. Eindelijk hadden ze een waardevolle aanwijzing gevonden! Na kapitein Abel bedankt te hebben voor de inlichtingen, sprongen ze in hun auto en reden naar de Kustweg.

De boerderij van Piper was moeilijk te vinden. Een man die gras stond te maaien op een klein dorpskerkhof bracht de jongens tenslotte op de goede weg. Hij wees naar een gebouw vlak naast het kerkhof.

De boerderij was verlaten en verwaarloosd, maar tot hun grote verbazing was de hooizolder helemaal vol. Op de grond lag een enorme hoop hooi, maar bij nader onderzoek zagen de jongens, dat het slechts een dunne laag was, die stapels dierenhuiden bedekte.

'Die huiden zijn duizenden guldens waard!' riep Frank verbaasd uit. 'Ik vraag me af waarom ze hier liggen opgeslagen.'

De jongens besloten aan de man op het kerkhof te vragen of hij er iets van af wist. De man was heel verbaasd toen hij over de huiden hoorde. 'Begrijp ik niets van,' zei hij. 'Ik heb niemand in de buurt van de boerderij gezien, sinds John Piper is overleden.'

'Laten we nog eens teruggaan,' riep Joe opgewonden uit. 'Er is iets vreemds aan die geschiedenis.'

Tot hun verbazing zagen ze dat in hun afwezigheid een vrachtwagen was aangekomen, die op het erf was neergezet.

Ze liepen voorzichtig in een boog naar de achterkant van de schuur. Geruisloos slopen ze naar de achterdeur en maakten hem open. De schuur scheen nog even verlaten te zijn als enkele minuten geleden. Toen zagen de Hardy's dat de grote stapel hooi op de vloer van de schuur van de ene kant naar de andere verspreid was. Ze stapten naar binnen en hapten naar adem van verbazing.

De huiden waren verdwenen!

'Laten we maar eens naar buiten gaan om die vrachtwagen te bekijken,' stelde Frank voor.

Voor de jongens naar de deur konden lopen, hoorden ze plotseling een gemompel van stemmen en het geluid van voetstappen boven zich. Ze keken omhoog, juist op het moment dat een kolossale massa hooi van boven recht op hen afkwam.

Frank, die geen kans had gezien, opzij te springen, werd door het gewicht tegen de grond gegooid en helemaal bedolven. Met een kreet van schrik was Joe achteruit gesprongen, maar te laat. Hoewel hij niet door het hooi bedolven werd, kreeg hij een klap van een zwaar voorwerp. Hij viel bewusteloos op de grond.