INLICHTINGEN
„Dus jij bent het!" zei Frank.
„Bof ik even, " mompelde de bandiet nijdig. „Stommeling, die ik
ben!"
Nog steeds met het wapen op de Dunne gericht, liet Frank de man los
en deed een stap naar achteren. Joe ging ook opzij. De Dunne hield
met zijn handen boven zijn hoofd de revolver achterdochtig in de
gaten en ging overeind zitten.
„We boffen wel, " merkte Frank op. „We hadden niet gedacht, je zo
gauw weer te ontmoeten. "
„Had ik m'n hersens nou maar gebruikt. Was ik nooit in die val
gelopen, " gromde de Dunne.
„Waarom volgde je ons?"
„Wat deden jullie dan hier?"
„We probeerden jullie te vinden, " zei Joe opgewekt.
„Waar zijn de Korte en Jack en Zwarte Peper?"
Bij deze vraag van de kerel dacht Frank snel na. Had de Dunne de
rest van de bende dan uit het oog verloren?
„Je weet zeker wel, dat het kamp opgebroken is?" vroeg hij.
De Dunne keek plotseling heel verschrikt.
„Nee, " zei hij hees. „Ik ben weg geweest. Wat is er ge beurd?
Jullie willen toch niet zeggen...... "
„We willen helemaal niets zeggen. "
„Hebben ze de bende te pakken gekregen?" vervolgde de Dunne.
„Wacht maar tot we je in Lucky Bottom afgeleverd hebben. Dan hoor
je er wel meer van, " zei Frank ontwijkend. Als de Dunne in de
veronderstelling was, dat de rest van de bende gepakt was, zou hij
misschien meer geneigd zijn iets los te laten.
„Ik had het wel kunnen weten, " zei de Dunne somber. „Ze werden
veel te onvoorzichtig. Ik heb ze wel honderd keer gezegd, dat ze in
de val zouden lopen. Zeker nadat jullie ontsnapt waren. "
„Misschien kunnen we een goed woordje voor je doen, " opperde
Frank.
„Hoezo?"
„Als je ons een paar inlichtingen geeft. Naderhand is dat misschien
in je voordeel. "
De Dunne keek hen een ogenblik strak aan. Toen vroeg hij:
„Wat voor inlichtingen willen jullie dan hebben?"
„Je weet wat we zoeken. "
„Dat goud?"
„Natuurlijk. "
De Dunne zweeg een ogenblik.
„Die troep heeft vanaf het begin geprobeerd me te be duvelen, " zei
hij eindelijk. „Ik hoef ze helemaal niet dankbaar te zijn. Als ze
konden, waren ze er met het goud vandoor gegaan, met achterlating
van ondergetekende. "
„Wisten ze dan waar het verborgen ligt?" vroeg Joe.
„Natuurlijk wist iemand het. Zij durfden hem alleen niet te smeren,
zolang Fenton Hardy hen in de gaten hield. Maar het spel is nu toch
uit. Als ze Zwarte Peper in de gevangenis gestopt hebben, zal hij
de boel wel verraden en zeggen waar het goud verborgen ligt. "
„Weten de anderen het dan niet?"
De Dunne schudde het hoofd. „Hij wilde het aan niemand vertellen.
Hij heeft het goud zelf verstopt en we konden niet ontdekken waar
het was. Hij zei dat hij bang was, dat we hem bedrogen en het goud
zouden stelen. Ik denk dat hijzelf van plan was ermee vandoor te
gaan en ons aan ons lot over te laten. "
„En wat weet jij van het hele geval?"
„Ik weet alles, " zei de Dunne opschepperig. „Alles, behalve waar
het goud verborgen is. "
„Wie is eigenlijk de eigenaar?"
„Dat moet je toch net zo goed weten als ik. Bart Dawson en een van
de Coulsons hadden het. Dawson kwam een tijd geleden in het kamp
met Coulson en zij hebben dat goud opgegraven. Dawson had het
ergens begraven. Het is zeker wel twintig jaar geleden dat hij voor
het laatst hier was. Tenminste, dat zei Zwarte Peper. Hij was
vroeger al eens hier toen Dawson er ook was. "
De jongens wisselden een verbaasde blik. De namen van Bart Dawson
en Coulson waren hun niet onbekend. Dat waren de compagnons van
Jadbury Wilson. En dat goud was natuurlijk het goud, dat volgens
Wilson door Dawson ge stolen was. Ze snapten er niets meer van. Als
Dawson het goud werkelijk gestolen had, waarom was hij dan nu met
Coulson samen hierheen gekomen? Waarom had hij twintig
jaar gewacht voor hij terug kwam om het goud weer op te graven?
„En de bende van Zwarte Peper stal het goud dus weer van Dawson?"
hield Frank aan.
De bandiet knikte.
„Heb je geen idee, waar hij het verborgen kan hebben?"
„In een van de oude mijnen hier in de buurt. Daardoor wisten we dat
jullie het ook zochten, toen we ontdekten, dat jullie in de mijn
rondscharrelden. "
„Waar was jullie kamp?"
De Dunne keek hen aan. „Weten jullie dat dan niet?"
„We weten dat het verlaten is. We probeerden het net te vinden.
"
„Hou je tante voor de gek, " meesmuilde de bandiet. „Jullie weten
heel goed waar het is. Jullie gingen er recht op aan, toen ik
jullie begon te volgen. Je bent er op het ogenblik vlakbij. "
Dit was een gelukkig toeval waarop ze niet gerekend hadden. Ze
waren zonder het zelf te weten op de goede weg naar het kamp
geweest.
„Wat gaan jullie met me doen?" vroeg de Dunne.
„Je gaat met ons mee naar Lucky Bottom, " zei Frank.
„Laat me nou maar gaan, jongens, " jengelde de bandiet. „Ik heb
jullie alles verteld wat ik ervan weet. "
Frank schudde het hoofd.
„Ik geloof dat het veiliger is, dat je achter de tralies gaat.
"
„De sheriff is een goede vriend van de bende. Hij zal dat zaakje
wel voor mij regelen. "
„Dat moet je maar zien te regelen met de sheriff. Als hij dit keer
iets voor je probeert te doen komt hij in moeilijk heden. Daar
zullen wij wel voor zorgen. Kom nu maar mee. "
Frank maakte een gebaar met de revolver en de Dunne stond onwillig
op. En toen, met de bandiet voor hen uit, gingen de jongens weer in
de richting van Lucky Bottom. Zowel Frank als Joe hunkerden ernaar
hun speurtocht naar het kamp van de bandieten voort te zetten.
Maar ze waren er zeker van, dat ze de plek nu konden vinden, want
de Dunne had gezegd, dat ze op de goede weg waren.
Op de terugweg beleefden ze niets bijzonders. Hun terug komst, met
de Dunne voorop en Frank die een revolver op de bandiet gericht
hield, verwekte grote opschudding. Al gauw verspreidde zich het
bericht door Lucky Bottom, dat een van de leden van de
beruchte bende van Zwarte Peper gevangen genomen was. Er verzamelde
zich een grote menigte voor de gevangenis, toen de kleine optocht
in het kantoor van de sheriff verdween. De sheriff was een man van
middelbare leeftijd met sluwe ogen. Hij had een zwak karakter en
liet zich snel beïnvloeden door de publieke opinie. Toen hij zag
dat de Dunne zijn kantoor werd binnen gevoerd krabde hij weifelend
op zijn hoofd.
„We willen dat die kerel opgesloten wordt, " zei Frank.
„Waarom?" vroeg de sheriff aarzelend.
„Omdat hij een aandeel heeft in de goudroof. Als dat niet genoeg
is, dan sluit u hem maar op, omdat hij een vuurwapen droeg. En als
dat nog niet genoeg is, dan klagen we hem aan wegens geweldpleging,
bedreiging en nog een stuk of zes andere overtredingen. "
„Nou, ik weet het niet, " zei de sheriff langzaam. „Het is niet
helemaal gebruikelijk "
Hij wilde de Dunne blijkbaar niet in de cel stoppen. Frank werd
ongeduldig.
„Hoort u nu eens goed, " zei hij. „U bent hier sheriff en het is uw
plicht overtreders van de wet op te sluiten. We zullen u alle
bewijzen geven, die u nodig hebt, maar we staan erop dat hij ergens
opgeborgen wordt waar hij geen kwaad meer kan doen. Als u bang bent
voor Zwarte Peper...."
„Ik ben voor niemand bang, " zei de sheriff haastig.
Op dat ogenblik ging de deur open en een oude goudzoeker met een
baard kwam naar binnen. Hij liep tot vlak bij het bureau en schudde
zijn vuist onder de neus van de sheriff. „Sluit hem op!" brulde
hij. „We hebben nou genoeg van je geslikt en het laat me
onverschillig of je sheriff bent of niet. Als jij die boeven en
dieven nog gaat helpen ook, dan zullen de jongens en ik wel zorgen,
dat er hier bliksems vlug een nieuwe sheriff komt. "
Toen zagen Frank en Joe dat in de deuropening nog meer mijnwerkers
op elkaar gedrongen stonden, die oproerig tegen elkaar
mompelden.
De sheriff knipperde met zijn ogen, weifelde en gaf ten slotte
toe.
„Ik wilde alleen maar zorgen dat alles volgens de regels ging, "
mompelde hij. „Ik wil niemand opsluiten, als hij het niet verdiend
heeft. "
„Je weet duvels goed dat als iemand het wel verdient het Dunne
Briggs hier is, " antwoordde de oude mijnwerker. „Sluit hem maar
op. "
De sheriff haalde een indrukwekkende bos sleutels uit zijn zak en
maakte een zware deur open, die naar de cellen leidde. „Hierheen,
Dunne, " zei hij spijtig.
Dunne Briggs volgde hem de cel in. Hij keek rond in de verwachting
de andere leden van de bende ook in de ge vangenis te zien.
Plotseling was zijn argwaan gewekt.
„Waar zijn de anderen?" vroeg hij nijdig.
„Welke anderen?" vroeg de sheriff rustig.
„Zwarte Peper — de rest van de jongens. "
„Die zijn hier niet. "
De Dunne stond met open mond van verbazing.
„Die zijn niet hier?" schreeuwde hij eindelijk. „En die jongens
vertelden me, dat ze allemaal opgepakt waren! Ik heb ze alles
gezegd wat ik wist, alleen om het mezelf wat makkelijker te maken.
"
„Jij bent de enige die opgepikt is, " zei de sheriff.
„Tot nu toe, " zei Frank veelbetekenend.
Toen gingen de jongens terug en terwijl de deur van de cel
dichtsloeg, barstte de Dunne los in wilde verwijten over de manier
waarop hij ertussen genomen was.
De oude goudzoeker lachte en sloeg Frank op zijn schouder.
„Nou, ik geloof dat Bart Dawson net op tijd was!" ver klaarde hij.
„De sheriff had die vogel nog laten vliegen ook, als ik de jongens
niet zover had gekregen, dat ze jullie bij vielen. " Hij keerde
zich tot de sheriff. „We hebben gezien, dat de Dunne in de nor zit,
" zei hij. „Jij draagt de verant woording dat hij er blijft ook.
Als hij ontsnapt" — hij knipte dreigend met zijn vingers — „dan
betekent dat een nieuwe sheriff in Lucky Bottom. "