10. De man uit Memphis.
Er bestond in Londen een groepje nobele mannen en vrouwen die hun tijd en weinige geld spendeerden aan reclassering van voormalig gedetineerden. Elke donderdagavond plachten deze maatschappelijk geïsoleerden naar Duvern Hall te komen, waar dan lezingen werden gehouden, films werden gedraaid of gezelschapsspelen werden georganiseerd. De idealistische organisatoren van de reclasserende bijeenkomsten feliciteerden elkaar met de vorderingen die ze boekten, zoals: H.X. 17 maal veroordeeld, werkt goed bij de firma B & C. Is tevreden met £ 6 per week... Wanneer bleek - en dat gebeurde - dat X zijn £6 per week aanvulde met kruimeldiefstallen ten koste van de zaak die hem in dienst nam, werd zijn naam uit het guldenboek geschrapt en werd hij gemakshalve vergeten. Want deze idealistische vereniging had - als zovele andere - zich niet gerealiseerd dat van elk pond uitgegeven aan de reclassering zeker negentiende niet het gewenste resultaat opleverde... Soms waren het gepensioneerde politiemensen die hun vroegere rechtmatige prooi kwamen toespreken met honingzoete woorden en broederlijke liefde. Na afloop placht het zwijgende waakzame gehoor dan onder elkaar te mompelen over de aanwezigheid van hun vroegere aartsvijand.
'Heb je dat gouden horloge van hem gezien? Ik vraag me af van wie hij dat heeft gegapt. Je herkende het zo, het was gestolen goed van die en die!'
Slechts een paar lieden van de dienstdoende politie moesten wel belangstelling aan de dag te leggen voor de beweging en inspecteur Rater stemde er met veel tegenzin in toe 'een paar woorden' te spreken. Op de avond dat hij zijn toespraak zou houden, was de ruime hal stampvol. Hij had zoveel persoonlijke bekenden, zoveel mensen die door zijn tussenkomst... dat hij de aangewezen persoon was. Zijn toespraak was kort.
'Aan sommigen van jullie erger ik me dood,' begon hij weinig belovend. 'Als jullie beweren een eerlijke broodwinning te bedrijven, bedoelen jullie tussen de bedrijven door sukkels op te lichten! Twee van jullie probeerden me vorige week te molesteren toen bekend werd dat ik in deze hal zou spreken. Bedankt voor de eer! De meerderheid van jullie voelt zich alleen echt op zijn gemak in de bajes... bij de cipiers. Een van jullie - ik zal geen namen noemen - kwam vorige week uit de gevangenis en het eerste wat hij deed was een paar valse cheques innen. Het staat voor mij vast dat jullie altijd weer in de nor terecht komen. Ik waarschuw jullie! Ik doe voor jullie geen schietgebedjes. Geen traan zal ik voor jullie laten. Ik heb eens één man aan een baantje geholpen en wat deed hij als dank? Hij gapte een nieuw kostuum van zijn baas en pleegde een inbraak in een huis in Finsbury. Er is niemand onder jullie die niet kan beweren door de politie te worden nagezeten en niemand van jullie heeft ontzag voor een agent. Dit is de langste speech die ik ooit van mijn leven heb gehouden. De meesten van jullie zal ik zeker terugzien in de rechtszaal en mocht dat onverhoopt niet zo zijn, komt dat omdat ik niet aanwezig ben.' Het was geen geslaagde toespraak. Het reclasseringscomité was helemaal in de war. De meesten van hen wisten niet dat met 'bajes' de gevangenis werd bedoeld en zo waren er nog een paar uitdrukkingen die de Prater in zijn speech had gebezigd, ook spraken zij liever over 'inbreken' terwijl de Prater en de zijnen 'gappen' verkozen.
Ze waren zo ontdaan dat ze een brief schreven aan de commissaris van politie en de commissaris van politie antwoordde: hun brief van de 21e te hebben ontvangen en dat de zaak zijn volle aandacht had.
'Ik was er graag bij geweest toen de Prater sprak,' zei hij terwijl hij de brief met klachten in de prullenbak gooide. 'Hij zal nu wel alle gesprekstof voor de komende twee jaar hebben opgebruikt en wij zullen dus geen woord meer uit hem krijgen.' Maar onder de toehoorders was er een geweest die de toespraak wist te waarderen. De vereniging had een stroblonde secretaresse die Lydia Grayne heette. Ze was knap, aardig en bekwaam en ze had zeven afzonderlijke invitaties voor een etentje afgeslagen met de leden van het comité. Het comité telde zeven mannen.
Toen de Prater het gebouw had verlaten, was ze verlegen naar hem toe komen lopen.
'Zou u het me erg kwalijk nemen als ik u om een handtekening vroeg, mr. Rater?'
Met een lachje in zijn grijze ogen keek de Prater haar aan en zonder een woord te zeggen, pakte hij haar boekje om zijn naam erin te krabbelen.
Ze kwam uit Canada vertelde ze en was pas drie maanden in het land. Wat later hoorde hij dat ze haar naargeestige baantje had opgegeven, maar hij wist pas na verloop van enige tijd wat ze voor nieuw werk deed.
Omstreeks die tijd had Scotland Yard een soort gast: hoofdinspecteur J. Snell uit Philadelphia. Gewoonlijk had hoofdinspecteur Rater weinig sympathie voor praatgrage mensen, maar om de een of andere onverklaarbare reden tolereerde hij de praatlust van de Amerikaan..., hij tolereerde die niet alleen maar moedigde de man bovendien aan. Dit gebeurde gedurende de periode dat de Prater aan slapeloosheid leed. Hoofdinspecteur Snell was in Europa om de criminele rechtspraak te bestuderen; hij werd een maand aan Scotland Yard toegevoegd en men had hem alles getoond vanaf het politiemuseum tot aan het bureau voor gevonden voorwerpen. In de avonduren wandelde hij met mr. Rater of bracht een minder vermoeiende avond door in de zitkamer van de Prater om vreemde avontuurlijke verhalen te vertellen.
'We hadden een vent daar in Memphis die Lew Oberack heette. Die kerel was de meest uitgeslapen afzetter als het ging om geld loskrijgen...'
Op dat ogenblik zakte het hoofd van de Prater op zijn borst. Hij mocht hoofdinspecteur Snell, want zijn stem was slaapwekkend. En toch, wanneer hij had geluisterd naar de intelligente Amerikaan, zouden bepaalde vreemde voorvallen in het kantoor van een zekere Dimitri Horopolos niet zo vreemd meer geweest zijn.
-
Mr. Horopolos was een Griek en stinkend rijk. Hij had niet alleen het beheer over een veelomvattende handelsonderneming, maar zijn firma werkte ook samen met bankiers en financiers en hij was betrokken bij vele internationale transacties. Hij was een wat zonderlinge, knappe man met een gladde huid, grote donkere ogen en een zwart snorretje. Hij was even ijdel als zonderling; trots op zijn prestaties als atleet en ruiter, op zijn prachtige huis in Elman Square en op zijn aantrekkingskracht voor het vrouwelijk geslacht.
Eenmaal was er een vage aanklacht bij Scotland Yard binnen gekomen en had Rater in hoogst eigen persoon een onderhoud gehad met de glimlachende miljonair.
'Maar mijn beste man,' lijsde Dimitri, 'wat belachelijk! Het meisje deed niets dan me nalopen. Ik heb mijn best gedaan haar tot rede te brengen, maar toen bleek dat er niets met haar was te beginnen, heb ik haar ontslagen. Een man in mijn omstandigheden staat bloot aan dergelijke beschuldigingen.'
'Er is geen sprake van een beschuldiging,' zei de Prater kortaf. Daarna had hij een gesprek met het meisje, maar zonder resultaat. Dat het voorval in de publiciteit zou komen, schrok haar af. Haar opvolgster verliet haar betrekking bij mr. Dimitri even overhaast en was net zo terughoudend over de reden. Toevallig ontmoetten de Prater en mr. Dimitri Horopolos elkaar in Bond Street.
'Ik ben mijn secretaresse alweer kwijt,' glimlachte hij. 'Ik weet echt niet wat ik moet beginnen om het ze naar de zin te maken.' De Prater sabbelde op een stompje sigaar. Hij bekeek de man. kritisch.
'Wel es geprobeerd dingen achterwege te laten die hen niet naar de zin zijn, mr. Horopolos?' vroeg hij. Dimitri lachte, hij had gevoel voor humor. Bovendien meende hij die ochtend eindelijk de parel onder de secretaressen gevonden te hebben: een stroblond meisje met grote blauwe ogen dat de baan die hij aanbood gretig had aangenomen. Ze was nog vreemd in Londen, had geen familie en zelfs geen vrienden. Ze voelde niet veel voor inwoning, maar dat probleem zou wel te overkomen zijn. Je kunt ten slotte niet alles hebben, had Dimitri tegen een landgenoot opgemerkt.
De Prater werd ervan op de hoogte gesteld dat de nieuwe secretaresse was gearriveerd. Hij kreeg een zichtbaar bewijs want Dimitri met de hem eigen onbeschaamdheid, waardig aan zijn klassieke voorvaderen, stuurde het meisje met een briefje naar Scotland Yard.
Beste mr. Rater, ik heb zoveel moeilijkheden gehad met mijn vorige secretaresses dat ik graag uw goedkeuring had over deze. Misschien kunt u haar waarschuwen voor wat het betekent bij mij in dienst te komen zoals uw gewoonte is ten opzichte van elk aardig meisje.
De Prater keek van de brief op naar het bescheiden meisje dat tegenover hem zat achter het bureau.
'Zo, miss Grayne, ik heb gehoord dat u niets voelde voor de heropvoeding van misdadigers.'
Ze was verrukt dat hij zich haar naam herinnerde.
'Ik heb nu zo'n fijne baan, mr. Rater,' zei ze. 'Mr. Horopolos is zo vriendelijk en zo knap... ik heb nog nooit een man gezien die er zo goed uit ziet, u?'
'Niet sinds de wassen afbeeldingen van madame Tussaud,' zei de Prater op zijn meest onaangename toon. Ondanks het briefje aarzelde hij haar het een en ander als raadgeving mee te geven. Naar alle waarschijnlijkheid had Dimitri het meisje verteld dat hij bij Scotland Yard niet populair was en dat hij een aantal secretaresses had versleten. Het was zelfs waarschijnlijk... de menslievende mr. Rater schudde zijn hoofd en zette het denkbeeld van zich af. 'Wat het salaris betreft zult u in die Griek een royale baas hebben gevonden,' zei hij, 'een beetje te vriendschappelijk misschien. Daaraan kunt u niets veranderen... dat kan niemand. Als ik u was, hield ik me aan de kantooruren.'
Ze was hem heel dankbaar.
'Ik weet niet veel van de werkuren in dit land af,' zei ze. 'Hoe laat sluit men hier 's avonds?'
'Zodra het donker is,' zei mr. Rater.
Die avond zat hij voor zijn open haard naar mr. Snell te luisteren.
'Je weet wel die Oberack... die man over wie ik u vertelde... woonde in Memphis...'
Na deze inleiding zakte het hoofd van de Prater prompt voorover en sliep hij in.
-
Dimitri kwam tot de overtuiging dat zijn nieuwe secretaresse een grote verbetering was vergeleken bij haar voorgangsters. Ze had gevoel voor humor, was bereid te lachen om verhalen die bij de vorige secretaresses geen glimlach te voorschijn hadden weten te brengen en een wat gewonere jonge vrouw zou zich ongetwijfeld bange voorgevoelens in het hoofd hebben gehaald. Ze was opvallend bekwaam en ratelde zijn correspondentie met buitengewone snelheid op haar machine af. 'Liefje, je bent niet alleen goed voor je werk maar bovendien charmant,' zei hij terwijl hij haar op de schouder klopte. Hij begon altijd met schouderklopjes.
Ze keek met haar grote blauwe ogen naar hem op en glimlachte.
'Ik geloof dat ik hier heel gelukkig zal zijn,' zei ze. 'Mijn vorige baan...'
Ze vertelde hem over haar slechte ervaringen op het kantoor van een theehandelaar die van middelbare leeftijd was, en over de niet minder onaangename belevenissen in haar vroegere werkzaamheden.
'Reclassering, zei je?' het klonk geamuseerd. Mr. Dimitri was zelf nog nooit met de justitie in aanraking geweest en daarom ook niet met de reclassering. 'Wat moet dat vervelend voor je zijn geweest, meisjelief!'
De ochtendpost bezorgde hem gewoonlijk een omvangrijke correspondentie en hij bleef lang genoeg om die af te handelen voor hij naar de stad ging. Meestal kwam hij tegen vier uur 's middags terug om de brieven te tekenen die in de loop van de dag door miss Grayne waren uitgewerkt. Hij bezat een groot huis, dat hij speciaal had laten bouwen en hield er een tamelijk grote staf personeel op na. 'Binnenkort zal ik je een paar van mijn mooiste diamanten laten zien,' zei Dimitri die enorm trots was op die schatten. Ze was enthousiast.
'Bewaart u die thuis?' vroeg ze. Dimitri glimlachte.
'Ik bewaar ze onder mijn huis,' zei hij geamuseerd door haar belangstelling. 'Ik zal je eens iets vertellen dat je zeker interesseert. Ze hebben zes keer geprobeerd een inbraak te plegen. Tot twee maal toe slaagden de inbrekers, die deel uitmaakten van de handigste bende van Parijs, erin mijn huis binnen te dringen. Maar al waren ze met honderd man geweest in plaats van met z'n tweeën dan nog zouden ze niet in mijn kluis hebben kunnen komen... het is de beste van Londen.' Hij schepte echt niet op over zijn geweldige kluis; dat was gewoon de waarheid. Hij was in de kelder geïnstalleerd, een kleine ruimte van beton en staal met een deur van anderhalve meter dikte. Binnenin was een ventilatiesysteem aangebracht. In tijden van oorlog moest hij tevens dienen als een perfecte bomvrije schuilkelder en daarom had hij het zo ingericht. 'Je moet het maar eens komen bekijken,' zei hij. Het was niet zijn bedoeling dat ze het eens op een avond of overdag kwam bekijken, toen hij dat zei, want die kluis werd angstvallig bewaakt. Een bewaker deed dag en nacht dienst aan het einde van het gangetje dat naar het ondergrondse vertrek voerde.
Hij was een uiterst attente werkgever. Ze werkte nog geen week bij hem of hij stond er al op haar naar de deur te begeleiden als ze naar huis ging.
Op die bewuste avond stond hij haar in de deuropening na te kijken en zag een man opduiken uit de schaduw van een lantarenpaal, die haar aansprak. Een kort ogenblik bleef ze aarzelend staan. Hij zag dat de man indringend tegen haar praatte, opeens keerde Lydia zich om en kwam vlug naar hem toe. 'Wat is er aan de hand?' vroeg Dimitri.
'Ik weet het niet. Ik geloof dat hij van de politie is of zoiets,' zei ze met bevende stem. 'Hij zei dat ik erg voorzichtig moest zijn als ik zo laat in uw huis bleef.'
Dimitri werd woedend, duwde haar opzij en liep naar de man. Hij kon zijn gezicht duidelijk zien... een mager lang hoofd met ruige zwarte wenkbrauwen.
'Waarom spreek je, voor de donder, die dame aan?' vroeg hij. 'U bent van de politie, hè? Ga maar terug naar mr. Rater en zeg hem uit mijn naam dat als ik nog langer aan een dergelijke behandeling word bloot gesteld, ik mijn beklag zal indienen bij Scotland Yard.' De man glimlachte.
'Wie heeft u verteld dat ik van de politie ben?' vroeg hij koeltjes. 'En als dat zo is, wat is erop tegen een jong meisje te waarschuwen voor de gevaren op straat?'
Een grof antwoord lag al op de punt van de tong van de Griek, maar hij wist zich te beheersen.
'Kom binnen en drink een borrel met me,' zei hij zo joviaal als hem mogelijk was.
De man aarzelde even, hij scheen er niet veel voor te voelen. Maar zijn optreden en toon veranderden onmiddellijk. 'Het spijt me u welke last dan ook te bezorgen, sir, en zelf kom ik ook niet graag in moeilijkheden. Ik moet mijn plicht doen...'
'Kom binnen,' zei Dimitri.
De man volgde hem gehoorzaam. Bovenaan de trap passeerden ze het meisje dat Dimitri met een kort goedenavond liet gaan. Hij ging de man voor naar een kostbaar gemeubileerde studeerkamer en wees hem een stoel.
'Ik vraag u niet om mij een ambtsgeheim te verraden,' zei Dimitri met een stralende glimlach, terwijl hij een glas met whisky vulde en er vervolgens bruisend sodawater aan toevoegde. 'Maar als het uw werk is een oogje op mij te houden, kan ik u een hoop moeite besparen... ik heb er niet de minste behoefte aan op slechte voet met de politie staan. Het tegendeel is waar: ik wil niets liever dan een goede verstandhouding met Scotland Yard.'
De man kuchte verontschuldigend, pakte zijn whisky-soda en dronk het glas gulzig leeg. 'Plicht...' begon hij.
'Praat me niet van plicht,' zei Dimitri minzaam. 'Plicht is iets dat iedereen voor zichzelf moet uitmaken. Komt u hier iedere dag een oogje in het zeil houden?'
De man knikte.
'Behalve zondags,' zei hij.
Dimitri lachte.
'Op zondag zal ik me netjes gedragen. Hoe heet u eigenlijk?'
'Olcott, sir.'
Dimitri haalde een portefeuille uit zijn zak, trok er een bankbiljet uit en legde het op tafel. De man zag dat het een biljet van tien pond was.
'Dat kan ik niet aannemen, sir. Heus niet. Ik bedoel... dan kom ik in de grootste moeilijkheden.'
'Moeilijkheden!' spotte de Griek. 'Wat een onzin! U denkt alleen maar aan moeilijkheden. Ik veronderstel dat die altijd in het hoofd van een agent rondspoken.'
Hij schoof het biljet opdringerig naar mr. Olcott en na heel wat misbaar van tegenzin verdween het in zijn zak. De volgende avond zag hij Olcott opnieuw. De man tikte beleefd aan zijn hoed. De derde avond vroeg Dimitri hem opnieuw binnen te komen.
'Ik zou graag precies willen weten wat uw opdracht is,' zei hij toen hij zijn bezoeker achter een groot glas whisky-soda had geïnstalleerd. Olcott kuchte.
'Om u de waarheid te zeggen, sir, ik kom in de grootste...'
'Moeilijkheden, neem ik aan,' beet Dimitri hem toe die zich begon te ergeren. 'Nou in moeilijkheden kom je nu sowieso, is het niet? Wat zijn je instructies?'
Na een tijdje kwam het eruit. Olcott had opdracht het huis te bewaken tot het meisje weg ging en moest een uur op zijn post blijven voor het geval ze mocht terugkomen.'
'En als ze nou wat overwerk heeft, wat gebeurt er dan?'
'Dan moet ik rapport uitbrengen aan mr...... eh - nou ja, de naam noem ik liever niet - dat ze om half elf nog niet naar buiten is gekomen.'
De lippen van de Griek krulden zich tot een smalend lachje. 'Dat is het meest stompzinnige dat ik ooit heb gehoord,' zei hij. 'Afgesproken Olcott: ik zeg je wel welke avond je vroeg weg kunt gaan!'
Zijn vriendschap met het meisje maakte vorderingen. Ze had voorlopig de uitnodiging te gaan dineren in een mondain restaurant aangenomen. Het was alleen Dimitri bekend dat de plaats van samenkomst op het laatste ogenblik zou worden veranderd.
Ze gaf blijk van enige ongerustheid toen hij op de ochtend van het afgesproken etentje voorstelde dat ze om tien uur in zijn huis zou terugkomen.
'Een klein tête-à-tête soupeetje zou heel knus zijn,'zei hij. 'Dat kunnen we in mijn kamer gebruiken.'
Ze schudde haar hoofd. Dit stroblonde meisje kwam opeens heel zedig met het denkbeeld voor de dag een vriendin mee te brengen.
'Wat een onzinnig idee,' glimlachte hij. 'Denk er nog maar eens over.'
Ze dacht er de hele dag over. Gedurende die tijd veranderde de Griek zijn plannen om aan haar bezwaren tegemoet te komen. Eerst zou er om zeven uur worden gedineerd en om negen uur gesoupeerd, uiteindelijk werd het dineren om half negen met de belofte dat hij haar naar huis zou brengen. Hij stemde in elke verandering toe, de aantrekkelijkheid van het meisje was voor hem groter dan hij zelf voor mogelijk hield.
-
Inspecteur Rater was op Scotland Yard en zijn Amerikaanse vriend had zich in een stoel tegenover hem aan het bureau geïnstalleerd; hij had het vertrek vol sigarenrook geblazen en ervoor gezorgd dat de Prater begon te knikkebollen. '... Die vent uit Memphis... de handigste oplichter die ik ooit...' Toen de Prater wakker werd, was hij alleen. Slechts de geur van een sigaar herinnerde nog aan de aanwezigheid van zijn bezoek. Een agent had hem wakker gemaakt en de Prater die keek naar het onafgemaakte rapport dat door de komst van Snell was blijven liggen, kreunde inwendig want dat document moest om elf uur 's morgens op het bureau liggen bij de adjunct-commissaris.
Hij sliep nog half en hoorde vaag wat de agent zei. 'Welke jongen?' vroeg hij.
Hij kwam een minuut of vier, vijf geleden binnen, sir. Hij zei dat u dit persoonlijk overhandigd moest worden. De Prater pakte het verkreukelde stukje papier aan, vouwde het open en streek het glad. Het was een dun velletje, waarschijnlijk uit een zakagenda gescheurd en met een bibberig handschrift stond er met potlood op geschreven:
-
In godsnaam help me. De Griek heeft me opgesloten in een kamer onder de grond. Ik zou bij hem dineren... (toen volgden er een paar woorden die niet waren te lezen)... Help me alstublieft.
Lydia Grayne
-
De Prater was nu klaar wakker. Hij sloeg een blik op de klok, de wijzers wezen tien uur. Lydia Grayne en de Griek! Er was geen verdere uitleg nodig: niet hoe het briefje was bezorgd of door wie; hij deed zelfs geen moeite ernaar te raden. Hij drukte op een bel en toen hij zag dat de agent nog steeds in het vertrek was, stuurde hij hem haastig weg om een aantal mensen bijeen te roepen. Vijf minuten later stoof een politiewagen in westelijke richting. Met een ruk kwam hij voor het huis van mr. Dimitri Horopolos tot stilstand en de Prater was de eerste die op het trottoir sprong.
Hij moest twee keer bellen voor er open werd gedaan en tot zijn verbazing was het Dimitri die uiteindelijk de deur voor hem opende. Hij droeg een kamerjas en zijn blik was dreigend, wat waarschijnlijk was te danken aan de plotselinge verschijning van inspecteur Rater.
'Wat wilt u?' vroeg hij verbolgen.
'Lydia Grayne,' zei de Prater.
'Nou, die is hier niet,' bulderde de man. 'Die verdomde spion van u had u dat ook kunnen vertellen!'
'U kunt me vrijwillig toegang tot uw huis verlenen, zo niet dan zorg ik à la minute voor een machtiging tot huiszoeking,' zei de Prater kortaf.
De man gooide de deur open en kloste voor hen uit de trap op. Bovenaan bleef hij staan en snauwde achterom: 'Laat een van jullie de deur dicht doen.'
Personeel viel niet te bekennen, iets wat de Prater opviel. Later kwam hij te weten dat het personeel in een apart gedeelte woonde dat helemaal kon worden afgesloten als de Griek daaraan behoefte had.
Dimitri bracht hen niet naar zijn studeerkamer, maar naar een kleine kamer op de eerste verdieping. De Prater zag een tafel die voor twee was gedekt en op een lange wandkast een aantal koude hapjes staan.
'Nu wilt u me zeker wel vertellen wat uw bedoeling is, inspecteur,' zei Dimitri met stemverheffing.
De Prater overhandigde zijn onwillige gastheer het stukje papier. Dimitri las wat erop stond en fronste zijn wenkbrauwen. 'Dat is een verdomde leugen!' zei hij ten slotte. 'Ze is hier niet. Ze zou komen, maar ze is niet verschenen.'
'Hebt u een kamer onder de grond?' De Griek aarzelde.
'Ja, die heb ik. De meeste van mijn kostbaarheden bewaar ik daar. U denkt toch niet dat ik haar in een safe zou opsluiten, hè? De hele zaak is belachelijk. Ik zeg u immers dat ze zou komen, maar...'
'Ik zou dat vertrek onder de grond graag zien,' drong de Prater aan.
'Maar ik zeg u toch dat ze vanavond niet kwam opdagen. Ik verwachtte haar; ziet u dan niet aan de tafel dat niemand hier is geweest?'
'Die tafel bewijst niets,' zei de Prater. 'Ik wil die kamer onder de grond zien.'
De man werd eerst vuurrood en toen spierwit, hij barstte bijna van woede. Maar in plaats daarvan liep hij naar een andere kamer en kwam even later terug met twee kleine sleuteltjes aan een ring.
'Omdat u zo vreselijk nieuwsgierig bent, zal ik hem u laten zien,' zei hij.
Met de rechercheur op zijn hielen, liep hij een smal trapje af, door een nauw gangetje en bleef stil staan voor een ijzeren deur. Eerst stak hij de ene sleutel in het slot en daarna de andere. De zware deur zwaaide naar buiten open. Hij stak zijn hand naar binnen en draaide het licht aan. Even later stond de Prater in een klein kerkerachtig vertrek dat werd verlicht door een waterdichte lamp aan het plafond. Honderden leren doosjes stonden op smalle glazen platen.
Die interesseerden hem echter niet. Hij zag een stoel, een tafel en een veldbed. Maar het meisje was er niet. 'Is er nog een andere kamer?'
'Natuurlijk is er geen andere kamer,' beet Dimitri hem toe. 'Ik zei u immers dat ze niet is gekomen.'
De Prater die om zich heen stond te kijken, voelde zich even erg belachelijk. Was hij voor de gek gehouden? Hier kon geen muis zich verstoppen. Toen hij weer boven was, barstte Dimitri los. Vijf minuten lang schold hij in alle mogelijke talen de man die zijn rust kwam verstoren uit. Zijn stem sloeg over. De diamanten ringen aan zijn vingers schoten vonken; zo heftig bewoog hij zijn handen om zijn betoog kracht bij te zetten. 'Dat is allemaal goed en wel,' zei de Prater, 'maar ik wil u alleen maar zeggen dat ik het recht heb deze huiszoeking te doen en ik ben er zelfs nu nog niet van overtuigd dat ze niet in uw huis is.'
'Doorzoek het hele huis dan!' brulde Dimitri. Een invitatie die de Prater zonder aarzeling aannam. Maar er werd niets gevonden. Van zijn stuk gebracht liep hij naar zijn auto terug, de deur werd achter hem in het slot gesmeten.
Dimitri ging naar zijn zitkamer terug en beende bleek van woede heen en weer; hij stond op het punt het personeel te bellen om het souper te laten weghalen toen er op de deur werd geklopt. Misschien was het Lydia. Zijn hart bonsde bij de gedachte. Hij holde door de gang en rukte de deur open. Er stond iemand voor hem die hij herkende. 'Wat doe jij hier, verdomme?' vroeg hij.
'Laat me erin, vlug,' zei Olcott met gedempte stem. 'Ik kom net van Rater, hij is woedend op me. Heeft hij uw kluis onderzocht?'
'Natuurlijk heeft hij dat gedaan,' beet Dimitri hem toe.
Hij deed de deur dicht en de beide mannen keerden terug naar de kleine kamer met de gedekte tafel.
'Nou, wat wil je? Jij bent me een mooie hulp! Heb je het meisje gezien en haar de pas afgesneden?' Olcott schudde ongeduldig zijn hoofd.
'Wat ik zou willen weten, mr. Horopolos, is of hij de sleutels van uw kluis heeft meegenomen?'
'Natuurlijk niet,' zei Dimitri.
'Weet u dat zeker?' De man was doodernstig.
De Griek stopte zijn handen in de zakken van zijn kamerjas en haalde de ring met de twee kleine sleuteltjes eruit.
'Hier zijn ze.'
'Geef ze mij... en verroer u niet of ik jaag u een kogel door het hoofd!' zei mr. Oleott. De revolver in zijn hand trilde niet... in tegenstelling met Dimitri die hem wit van schrik stond aan te staren.
Hij liet zich gelaten vastbinden en een prop in de mond stoppen voor de bedaarde mr. Oleott met de sleutels naar beneden ging om de kluis te inspecteren.
Toen de Prater op Scotland Yard terug kwam, trof hij de praatgrage mr. Snell in een fauteuil aan. De Prater was niet in de stemming om herinneringen op te halen. Snell was slim wat het doen en laten van misdadigers betrof en hij vertelde hem het verhaal.
'Allemachtig!' zei Snell na een diepe zucht. 'Dat lijkt op het verhaal van die man uit Memphis... de grootste oplichter die ooit op twee benen rond liep. Hij werkte meestal met zijn vrouw samen... een knappe meid... stroblond haar, blauwe ogen. Ze moest een vent opscharrelen die ze het hoofd op hol bracht en ze zocht altijd een schurk uit. Dan verscheen die vent uit Memphis ten tonele, deed alsof hij een rechercheur was en ging er vandoor met alles wat de moeite waard was. Ik durf te wedden dat die kerel...'
Voor hij was uitgesproken, holde de Prater al terug naar de politieauto die op het punt stond weg te rijden. Twee rechercheurs die in de nabijheid waren, voegden zich bij hem. Tegen de tijd dat hij bij Dimitri was, de deur had geforceerd en hem losgemaakt, reed 'de man uit Memphis' met zijn stroblonde vrouw ergens ten oosten van Marble Arch.