***
3: 9 MAART - 9 MEI
Meneer Handelmann kneep zijn ogen even samen toen ze hem de ring liet zien. Ze was niet naar een zaak in de buurt gegaan, want ze wilde niet dat een bekende van Michael hem zou vertellen dat zijn vrouw in de zaak was geweest om vragen over een ring te stellen. Ze besloot om naar de zaak van Handelmann Brothers te gaan op Sixty-third en Madison, dicht bij de school. Ze had vroeger weieens juwelen bij hen gekocht, kort geleden nog een paar oorbellen, een kerstcadeau voor Heather. Andrew had haar verteld dat de ring Romeins van origine was, maar ze wilde er meer over weten. Waar in het Romeinse Rijk? Wanneer? Ze had het idee dat ze dit allemaal moest weten, voor het geval Michael de ring zou zien en er vragen over zou stellen. Niet dat ze verwachtte dat dit zou gebeuren. Ze had de ring achter in de lade gestopt waarin ze haar lingerie bewaarde, onder een stapel broekjes die ze toch niet meer droeg. Maar als het gebeurde, dan zou ze hem hetzelfde vertellen wat ze zojuist aan meneer Handelmann had verteld. Ze had de ring in een winkel in de Village gekocht en er zevenhonderd dollar voor betaald. Met de aanvullende details die ze vandaag hoopte te krijgen.
'Zevenhonderd, is dat zo?' zei Handelmann, en zocht in het zijzakje van zijn sweater naar een loep. Sarah dacht dat hij ongeveer zeventig jaar oud was, een van de twee broers die direct na de Kris- tallnacht door hun ouders op de boot naar Londen werden gezet, toen iedere jood die wist wat er gaande was, zag wat er in Oostenrijk en Duitsland ging gebeuren. Ze hadden de oorlogsjaren doorgebracht in een pension in Willesden Lane. Aan het einde van de oorlog waren ze naar Amerika vertrokken, nadat ze hadden vernomen dat hun beide ouders in Auschwitz waren omgebracht. Van de twee broers deed Sarah het liefste zaken met Max, maar die was vandaag vrij en daarom moest ze het met Avrum doen.
Kijkend door de loep herhaalde hij: 'Zevenhonderd, is dat zo?' Zwijgend onderwierp hij de zwarte ring aan een nauwkeurig onderzoek, hij bestudeerde de rand en het zegel en ten slotte keek hij haar aan en zei: 'Mevrouw Welles, daar heeft u echt een koopje aan.'
'O, ja?'
Ze had gehoopt dat hij haar zou vertellen dat ze te veel had betaald. Zevenhonderd dollar was veel meer dan ze zelf aan een ring zou hebben uitgegeven.
'Echt een koopje,' herhaalde hij, terwijl hij weer door de loep naar de ring keek.
'Hoeveel denkt u dat de ring waard is?' vroeg ze.
'Een Griekse ring van deze kwaliteit,' zei hij, 'is minstens...''
'Ik heb begrepen dat dit een Romeinse ring is.'
'Nee, het is een Griekse, zeker uit de tweede eeuw vóór Christus. En in prima staat. Ik zou zeggen dat hij tussen de vijf- en zesduizend dollar waard is.'
Sarah was te geschokt om te reageren.
'Maar, mevrouw Welles, ik moet u iets vertellen,' zei Handelmann met samengeknepen ogen. 'Ik denk dat dit een gestolen ring is.'
'Wat?'
'Gestolen,' herhaalde hij en overhandigde haar de ring alsof deze plotseling gloeiend heet was geworden. 'Ik ben er zeker van dat hij op de ISGK-lijst staat die zojuist is binnengekomen...'
'De wat?'
'ISGK,' herhaalde hij.
'Wat is dat?' vroeg ze.
'De Internationale Stichting voor Geregistreerde Kunst. Ze sturen een lijst van gestolen kunst rond...'
'Kunst? Het is alleen maar een...'
'Ja, ik moet toegeven, dit is geen groot kunstwerk, maar hij is tegelijkertijd met een paar zeer belangrijke stukken gestolen.'
'Gestolen... waar?' vroeg ze.
'Uit het Museum of Fine Arts in Boston, even voor Kerstmis,' zei Handelmann.
'Nou, ik weet zeker dat dit niet... dezelfde ring is. Er moeten honderden van... deze ringen bestaan. Ik heb het van een zéér betrouwbare...'
'O ja, er bestaan veel ringen die erop lijken,' zei Handelmann. 'Maar die staan niet allemaal op een lijst van de ISGK.'
'Wat ik wilde zeggen...'
'Ja, het zou een andere ring kunnen zijn,' gaf Handelmann toe.
'Zeker.'
'Weet u, omdat de zaak waar ik hem gekocht heb...'
'Maar deze dingen slippen er dikwijls door,' zei hij. 'Gestolen goederen. Soms komen ze in zaken terecht die verder als betrouwbaar bekendstaan.'
'Maar... krijgen ze dan niet... dezelfde lijst die ü zojuist hebt ontvangen?'
'Dat hoeft niet. We handelen in antiquiteiten. En daarom zijn we ook geabonneerd op de lijst van de ISGK.'
'Juist, ja.'
'Ja,' zei hij. 'Stelt u prijs op mijn advies, mevrouw Welles?'
'Nou... ja. Alstublieft.'
'U hebt, naar ik aanneem, een ring gekocht die uit het Museum of Fine Arts in Boston is gestolen, dat de diefstal aan de ISGK heeft doorgegeven en ongetwijfeld ook aan de politie van Boston. Met als gevolg dat de ring nu op een lijst staat die naar alle abonnees in de Verenigde Staten wordt verzonden. Volgens mij kunt u kiezen uit verschillende mogelijkheden,' zei hij. 'U kunt hem terugbrengen naar de zaak waar u hem hebt gekocht...'
'Dat is precies wat ik ga doen,' zei ze.
'... en vertel hen dan dat u denkt dat de ring is gestolen...'
'Ja.'
'... en dat u daarom uw geld terug wilt.'
'Ja.'
'Misschien dat ze u uw geld zullen teruggeven. Zeker nadat u hebt verteld dat de ring gestolen is.'
'Juist ja.'
'Ja. Of u kunt naar de politie gaan en hen vertellen dat u vermoedt dat u een gestolen ring heeft gekocht, en de ring bij hen achterlaten. Ik bedoel de politie hier in New York. Natuurlijk niet de politie van Boston.'
'Dat zou ook een goede oplossing kunnen zijn,' zei ze met een diepe zucht.
'Ze geven u daarvoor een bewijs en zullen ongetwijfeld contact opnemen met het museum in Boston, en dat is het laatste wat u ooit over deze zaak zult horen. Vergeet de zevenhonderd dollar die u ervoor betaald heeft, die zijn weg op het moment dat u de ring afgeeft. De politie wil niets te maken hebben met de zevenhonderd dollar die u voor een gestolen ring hebt betaald. U mag van geluk spreken als ze u niet van heling zullen beschuldigen.'
Sarah slaakte opnieuw een diepe zucht.
'Maar wat u óók kunt doen,' zei Handelmann en hij kneep zijn ogen weer samen, en intuïtief wist Sarah - zelfs voordat hij zachter ging praten - dat hij iets ging suggereren dat op z'n minst immoreel of op z'n hoogst crimineel moest zijn. 'Wat u óók kunt doen is de ring houden en vergeten dat ik u verteld heb dat hij gestolen is - waarin ik mij trouwens kan vergissen, u hebt zelf gezegd dat er veel ringen in omloop zijn die erg veel op elkaar lijken. Bewaar de ring, niemand zal ooit te weten komen dat hij op een obscuur lijstje heeft gestaan. U hebt er zevenhonderd dollar voor betaald, wist ü dat hij gestolen was?'
'Nou, nee, natuurlijk...'
'Vergeet de hele kwestie,' zei hij. 'U bent hier nooit geweest en ik heb de ring nooit gezien, draag hem in goede gezondheid.'
'Dank u,' zei ze. Daarna opende ze haar handtas en stopte hem in haar portemonnee. 'Dank u,' zei ze nogmaals. Ze liep naar de deur en stapte naar buiten. Toen ze buiten stond knipperde ze met haar ogen in de stormwind die haar bijna omverblies.
'De laatste keer dat ik op dit vliegveld was,' zei Rudy, 'was het een klein verwaarloosd vliegveld, dat gebruikt werd door twee, drie luchtvaartmaatschappijen. Je liep naar de kleine, uit B-2-blokken opgetrokken ruimte, waar men z'n bagage kon ophalen. Nu lijkt het precies op ieder ander willekeurig vliegveld. Verdomme, moet je eens om je heen kijken!'
De vlucht van Continental uit Newark landde om kwart voor twee 's middags in Sarasota. Andrew en zijn oom droegen de kleine tassen die ze als handbagage hadden meegenomen. Ze liepen door een glinsterende promenade met winkels. Ze hadden een paar kamers naast elkaar in het Hyatt gereserveerd en waren van plan hier maar één nacht door te brengen. Zoals men hen in New York had verteld, stond er een chauffeur op hen te wachten, net buiten de ruimte waar men zijn bagage kon ophalen. Hij droeg een klein bord, waarop FAR- RELL stond. Hij nam de bagage van hen over en droeg de koffers naar een witte Cadillac die langs het trottoir stond.
'Waar is de verdomde bruid?' vroeg Rudy. Lachend stapte Andrew in de wagen.
'U hebt goed weer meegebracht,' zei de chauffeur.
'Heeft het dan geregend?' vroeg Rudy.
'Nee, maar het is een beetje koud. En het waait nogal veel.'
'Het vriest nog in het noorden,' zei Andrew.
'Daarom ben ik hierheen verhuisd,' zei de chauffeur.
'Hoe koud?' vroeg Rudy.
'Ongeveer twaalf graden overdag, en een graad of vijf 's nachts,' antwoordde de chauffeur.
Waarom ben je verdomme hierheen gegaan? vroeg Rudy zich af, maar hij zei niets.
Na ongeveer een kwartier bereikten ze het Hyatt, waar ze zich respectievelijk inschreven als Andrew en Rudy Farrell. Een tiental minuten later hadden ze hun spullen opgeruimd. Andrew was aan het telefoneren toen Rudy door de tussendeur de kamer binnenstapte.
'... waar we rustig kunnen praten,' zei Andrew. 'Zonder lastig te worden gevallen.' Hij luisterde en zei: 'Juist,' luisterde weer, keek op zijn horloge en zei: 'Prima, drie uur. We zullen er zijn,' en verbrak de verbinding.
'Waar?' zei Rudy.
'Ze sturen een boot naar de kade.'
'Wat is er toch met die verdomde Spanjolen en hun boten?' zei Rudy en schudde zijn hoofd. 'Ik hou niet van boten. Van een boot kunnen ze je als haaievoer in zee gooien, en niemand zal het ooit te weten komen.'
'Ik denk dat we ons geen zorgen hoeven te maken,' zei Andrew. 'Als ze iets van plan waren, dan zouden ze om te beginnen ons nooit om een ontmoeting hebben gevraagd.'
'Ik vertrouw die Spanjolen voor geen ene cent,' zei Rudy. 'Ze weten dat we Moreno opgeruimd hebben, en nu willen ze ons ontmoeten op een verdomde bóót. Waarvoor? Zodat ze óns kunnen opruimen?'
'Dit zijn andere mensen, oom Rudy. Ze zijn net zo blij als wij dat Moreno dood is.'
'Maar toch,' zei Rudy. 'Vroeger nam je een vliegtuig en zorgde je ervoor dat er een wapen in je bagage zat. Maar tegenwoordig, met die verdomde terroristen, moet je bijna naakt op reis gaan.'
Andrew keek weer op zijn horloge.
'Nog vijf minuten en dan ben je niet meer naakt,' zei hij.
Precies om halfdrie ging de telefoon over. Andrew nam op.
'Meneer Farrell?' vroeg een stem.
'Ja?'
'Ik heb een pakje voor u. Is het goed dat ik naar boven kom?'
'Hoe is uw naam?'
'Wilson.'
'Kom maar naar boven, Wilson,' zei Andrew en hing op. 'De wapens,' zei hij tegen zijn oom.
'Het zal verdomme tijd worden,' zei Rudy.
Wilson was een zwarte man van bijna veertig die een attachékoffertje droeg, waarin twee Smith & Wesson .38 kaliber pistolen zaten. Hij raakte de wapens niet aan en liet het aan Andrew en Rudy over om ze uit het koffertje te pakken. Andrew nam aan dat hij wilde voorkomen dat zijn vingerafdrukken op de wapens terecht zouden komen, voor het geval die twee kerels hier in Sarasota waren om iemand op te ruimen. Toen Andrew hem vroeg hoeveel hij hem schuldig was, zei hij dat dit al geregeld was. Andrew vroeg zich af of hij een fooi verwachtte, maar de man gedroeg zich zó waardig en autoritair dat hij besloot hem niets te geven.
'Goede jacht,' zei Wilson en verliet de kamer.
Zoals was afgesproken kwam een bootje hen om precies drie uur ophalen. De naam van de boot stond in gouden letters op het scheepje: Katiena. Dezelfde gouden letters stonden op de hekbalk van het grote schip, Katiena, en daaronder haar thuishaven: FT. LAUDERDALE, FL. Rudy had Andrew verteld dat er tegenwoordig geen afspraken meer langs de oostkust van Florida werden gemaakt. Te veel drugs in Miami en te veel plaatselijke, federale en staatspolitie langs de hele kust. Sarasota, Fort Meyers en zelfs Naples waren rustige, kleine plaatsjes, waar Colombianen en mensen uit New York elkaar ongestoord konden ontmoeten. Iemand kon in een van deze plaatsjes ongestoord zaken doen zonder dat hij bang hoefde te zijn dat de deur door agenten werd ingetrapt. Maar niettegenstaande dit alles hadden Rudy en Andrew voor alle zekerheid hun ,38's tussen hun broekriem gestoken.
De man die hen begroette, toen zij via de scheepsladder naar boven klommen, was de lelijkste persoon die Andrew ooit gezien had; zijn gezicht was een mengeling van littekens en bulten, alsof het verbrand was geweest. Hij schudde hen beiden de hand en zei in gebroken Engels: 'Ik ben Luis Hidalgo, ik ben blij u te ontmoeten.' Blijkbaar had hij hen nauwkeurig bekeken, toen zij de ladder beklommen. 'U hebt hier geen wapens nodig,' zei hij. 'Tenzij u zich daarmee meer op uw gemak voelt.'
'Wij voelen ons er prettig mee,' zei Rudy.
'Wat u wilt,' zei Hidalgo en glimlachte flauwtjes. 'Wilt u iets drinken?'
'Voor mij niets,' zei Rudy.
'Nee, dank u wel,' zei Andrew.
'Kom verder, dan zullen we praten.'
Het schip was een enorm grote vissersboot. Ze klommen naar de brug en gingen in de zon zitten. Hidalgo was gekleed in een kaki- kleurige broek, zwarte lage schoenen en een zwart T-shirt. Een gouden ketting met een zwaar crucifix hing om zijn hals en rustte op het zwarte shirt. Andrew en Rudy droegen beiden grijze, lichtgewicht broeken, marineblauwe blazers en witte shirts met open kraag.
'Er zit limonade in die schenkkan,' zei Hidalgo. 'Mocht u soms dorst krijgen.'
'Graag,' zei Rudy en schonk zichzelf een glas in.
'Nou,' zei Hidalgo, 'dat was interessant, wat Moreno overkwam, nee?'
'Het was verdomde verschrikkelijk,' zei Rudy en nam een grote slok van de limonade.
'Moge hij rusten in vrede,' zei Hidalgo en glimlachte. Toen hij begon te lachen was het alsof hij nóg lelijker werd. 'Maar hij laat een grote leegte achter, eh? Omdat hij niemand toestond zijn plaats in te nemen, snapt u? Daarom is het nu gedaan met de organisatie, eh? Se acabo.'
'Dat is ook de reden waarom we nu hier zijn,' zei Andrew.
'Si, desde luego,' zei Hidalgo. 'Maar onderhandelt u ook nog met iemand anders?'
'Alleen maar met u,' zei Rudy.
'Prima. Omdat anderen misschien proberen de baas te worden, ziet u, of zelfs zeggen dat ze de baas zijn, maar er is écht niemand die op dit moment deze leegte kan opvullen. Ik ben nu degene waar u zaken mee moet doen. Als u tenminste nog over Colombiaanse cocaïne wilt beschikken.'
Andrew zei niets.
Rudy nam nog een slok van zijn limonade.
'U kwam naar de juiste persoon, sehoreszei Hidalgo en glimlachte opnieuw.
Rudy vond dat hij een gezicht had waarmee hij een klok kon stilzetten.
'U weet van het plan dat wij in gedachten hebben, hè?' zei hij.
'Daar ben ik van op de hoogte,' zei Hidalgo.
Willy Isetti was van het Caribisch gebied naar Bogota gevlogen om de voorwaarden met een van Hidalgo's mensen te bespreken. Hij had New York verslag uitgebracht en gezegd dat volgens hem het klimaat gunstig was om een overeenkomst af te sluiten. En nu waren ze hier om een overeenkomst af te sluiten. Hidalgo wist dat ze Moreno in zijn eigen bed hadden doodgeschoten. In zijn eigen verdomde bed\ Ze hadden gehoopt dat dit indruk op hem had gemaakt. Zij waren zeer zeker onder de indruk geweest.
Rudy besloot tot de kern van de zaak door te dringen en zei: 'Wij hebben Moreno veertig procent van de omzet beloofd, in plaats van een derde. Dit kostte ons en die spleetogen elk ongeveer drie en een derde procent, een eis waaraan we trouwens beiden van plan waren toe te geven...'
'En nog steeds zijn,' zei Andrew.
'... omdat we zien hoe groot de bestaande markt is,' zei Rudy en knikte. 'Wat waar is, moet gezegd worden.'
Hidalgo knikte eveneens.
'Moreno wilde zestig procent,' zei Andrew. 'Misschien is dat wel de reden waarom iemand van zijn eigen organisatie hem geëlimineerd heeft.'
'Juist ja, zijn eigen organisatie,' zei Hidalgo droogjes.
'Omdat ze wisten dat hij zich verdomde belachelijk maakte,' zei Rudy.
'Rudiculo, si,' knikte Hidalgo instemmend. 'Maar weet u, veertig procent,' hij spreidde zijn handen en haalde zijn schouders op, 'lijkt me nogal weinig, vooral als men de huidige markt in aanmerking neemt. Dit in tegenstelling tot de markt die we hopen te ontwikkelen.'
Die klootzak houdt vast aan zestig procent, dacht Rudy. We zullen hem óók in zijn bed moeten vermoorden.
'Weet u, ik moet nog met de anderen overleggen,' zei Hidalgo, die probeerde er bescheiden uit te zien, als iemand met een gewoon salaris die verantwoording schuldig is aan de aandeelhouders van de zaak. 'Weet u, ik moet proberen dit aan de anderen te verkopen.''
Gelul, dacht Andrew.
'Oké, wat willen zij?' vroeg hij. 'Die anderen. U moet niet vergeten wat het Moreno heeft opgeleverd.'
Ze keken elkaar eventjes aan.
Rudy vroeg zich af of zijn neef niet veel te hard van stapel liep.
'Mijn mensen zijn niet zo idioot als La Culebra was,' zei Hidalgo ten slotte.
'Dus, wat zullen ze besluiten, denkt u? Uw mensenT
Zijn mensen, dacht Rudy. Gelul.
'Vijftig procent, dat is zeker,' zei Hidalgo.
'Pertinent niet,' zei Andrew.
'Quiza vijfenveertig. Maar dat is misschien. Ik zal ernstig met hen moeten overleggen.'
Gelul, dacht Andrew.
'Dan stel ik voor dat u ernstig met hen gaat overleggen,' zei hij. 'Wij gaan niet verder dan vijfenveertig, en meer zit er niet in.'
Bueno, ik zal u vanavond bellen, nadat ik...'
'Heeft u geen verdomde telefoon aan boord van deze boot?' vroeg Rudy. 'Of een radio? Of iets anders?'
'Si, pero...'
'Bel ze dan nu even,' zei Andrew. 'Uw mensen.' Met de nadruk weer op dat woord. 'Zeg ze dat u een uitstekend aanbod hebt gekregen van vijfenveertig procent en dat u dit graag wilt accepteren. Natuurlijk, als u het graag wilt accepteren.'
Hidalgo aarzelde even.
Toen brak een glimlach door op zijn lelijke gezicht.
'Ik heb het idee dat het helemaal niet nodig is hen te bellen,' zei hij. 'Ik denk dat u mij op m'n woord kunt geloven dat ze die vijfenveertig procent zullen accepteren.'
Hij stak zijn hand uit.
Andrew greep zijn hand en met een handdruk bezegelden zij de overeenkomst.
'En nu heb ik wel zin in die verdomde borrel,' zei Rudy.
'We vermoeden dat hij de stad uit is,' zei Regan.
De drie mannen zaten ergens in de buurt van Canal Street te lunchen. Het was Michaels overtuiging dat de meeste agenten van deze stad uiteindelijk als gevolg van het roken aan een hartaanval zouden sterven, al dan niet in combinatie met het nuttigen van waardeloos voedsel. Ondanks de aanwezigheid van goedkope restaurants in
Chinatown en Little Italy, die zich relatief dicht bij het kantoor van de officier van de justitie bevonden. Regan en Lowndes, op en top rechercheurs, hadden een vetrijke schotel gekozen, waar ze erg gek op waren.
Michael at een hamburger met frites. Hij had er graag een biertje bij gehad, maar in plaats daarvan dronk hij een Diet Pepsi. Regan en Lowndes aten beiden hete pastrami met roggebrood. Lowndes haalde zijn frietjes door de mosterd die op het kartonnen bordje waarop zijn broodje had gelegen was gemorst. Regan ergerde zich constant aan dit gebrek aan etiquette. Beiden dronken koffie bij hun broodje.
Het restaurant zat die dinsdagmiddag om halfeen vol met personeel van de rechtbank, en medewerkers, secretaressen en hulpofficieren van justitie van het Eerste District en One Police Plaza, of eigenlijk elk willekeurig district dat vandaag iemand moest missen, omdat hij hier als getuige moest optreden. Het lawaai dat hier heerste was tamelijk groot. Dit was prima, want zij bespraken een surveillance die maar bij een klein aantal mensen bekend was.
'Hij beschikt over een vijftal meisjes die hij regelmatig ontmoet,' zei Lowndes. 'Hij belt hen en zij bellen hem. Als hij er niet is, dan laten ze een boodschap achter op het antwoordapparaat, waarna hij ze terugbelt.'
'Twee van die meisjes ziet hij meer dan de andere,' zei Regan. 'De ene heet Oona. De andere, waarvan we de naam nog niet weten, zegt alleen maar: "Hallo, met mij." Hij weet wie het is, want dan zegt hij: "Hallo, kom je nog even langs om me te pijpen?"'
'Dat zegt hij niet écht, hoor,' zei Lowndes een beetje gegeneerd; hij pakte vlug een frietje en haalde het door de mosterd.
'Nou, in ieder geval bijna,' zei Regan. 'Weetje, dit is erg vreemd, iemand die haar naam niet noemt als ze belt. In een kamer, of in een ruimte waar men een microfoon heeft geplaatst, merkje dat mensen elkaar niet altijd bij de naam noemen. Dat gebeurt alleen maar in boeken. Een persoon die zegt: "Ja, Jack, ik wil maar zeggen," en dat iemand anders dan zegt: "Ja, Frank, ga je gang." Dus iemand die dat boek leest, weet dan over wie het gaat. Maar in het echt noemt men geen namen, tenzij men ergens de nadruk op wil leggen. Zoals: "Ik zeg het maar één keer, Jimmy, dus luister goed." De nadruk, hè? Omdat ze weten wie er aan het woord is, omdat ze de persoon zien die aan het woord is. Soms is het afluisteren een frustrerende bezigheid. Al die mensen weten wie er aan het woord is, maar wij niet. Meestal noemt iemand zijn naam als de ander de telefoon opneemt. Tenzij ze denkt dat zij de enige vrouw in zijn leven is, en dan zegt ze: "Hallo, met mij.'"
'Tenzij ze getrouwd is,' zei Lowndes, 'en gewoon voorzichtig wil zijn.'
'Ja, die mogelijkheid bestaat ook nog.'
'Maar ja, we houden op met afluisteren zodra een van die bimbo's erbij betrokken is.'
Maar Michael had onmiddellijk door dat ze dit juist niet deden.
Hij had hun aantekeningen nagekeken, en daarop was te zien dat zij de afluisterapparatuur uitschakelden zodra Faviola een privé- gesprek voerde of een gesprek dat niet binnen het kader van het bevel tot afluisteren viel. Die lijst met tijden kon iedereen inzien, en Michael had geen enkele reden om te twijfelen dat ze de apparatuur inderdaad hadden uitgeschakeld op de vermelde tijdstippen, en weer hadden ingeschakeld op de tijdstippen die eveneens op de lijst stonden. Maar betekende dit dat ze toch niet een beetje langer hadden geluisterd dan nodig was? Goh, we moesten het apparaat aan laten staan, zodat we af en toe even konden controleren, begrijpt u? Rechercheurs waren rechercheurs. Luister een of andere goedkope kleine misdadiger af die met z'n bimbo in bed ligt te rotzooien, en er bestaat een grote kans dat ze langer zullen blijven luisteren dan minimaal noodzakelijk is. Misschien had hij het mis, maar hij zou er geen gokje op durven wagen.
'Speciaal als het Oona is of die andere,' zei Regan. 'Want die neukt hij regelmatig.'
'Oona is een grietje dat Oona Halligan heet,' zei Regan. 'Ze heeft hem een nummer in Brooklyn gegeven, de telefoonmaatschappij heeft het voor ons nagekeken. Dat is ook het nummer dat hij terugbelt. We hebben ook het nummer van die vijf andere grietjes, twee in de Bronx, twee in Manhattan, een in Great Neck, wat trouwens erg aardig van hem is, vind je niet, om ook een plaatselijk grietje af en toe een beurt te geven? Hun namen zijn...' zei hij, en greep in zijn binnenzak naar een notitieboekje.
'En de winnaars zijn,' zei Lowndes, als een gastheer bij de Oscaruitreiking.
'De winnaars zijn,' zei Regan die zijn aantekeningen raadpleegde, 'Alice Reardon, Mary Jane O'Brien... hij is gek op Ierse grietjes... Blanca Rodriguez...'
'Spanjolen ook,' zei Lowndes.
'... Angela Cannieri, dat is het lokale talent uit Great Neck, en dan nog een van het houtje, Maggie Dooley. Deze vent neukt meer Ierse grietjes dan ik in mijn hele leven heb gedaan.'
'En wie is "Hallo, met mij"?'
' Die laat nooit een nummer achter. Zegt nooit of ze van haar werk belt of van thuis. Soms horen we op de achtergrond verkeerslawaai; we vermoeden dat ze dan gebruik maakt van een telefooncel op straat.'
'Enig idee waar die telefooncellen staan?'
'Daar hebben we een Tap-and-Trace voor nodig.'
Een afluisterapparaat noteert normaal nooit het nummer van degene die opbelt. Om deze informatie te verkrijgen heeft men weer speciaal toestemming van de rechtbank nodig, met de aantekening dat er een 'aannemelijke reden' bestaat om een bepaald pand af te luisteren. Deze procedure wordt meestal gevolgd wanneer iemand ontvoerd is en de rechercheurs op het noemen van het bedrag van het losgeld wachten. Regan kon zich geen enkel geval herinneren waarin het kantoor van de officier van justitie tijdens het onderzoek naar een bende om een Tap-and-Trace had verzocht.
'Wil je écht weten waar die telefooncellen staan?' vroeg hij aan Michael. 'Ik bedoel, een Tap-and-Trace aanvragen voor een of andere bimbo die in de regen staat...'
'Nee, nee,' zei Michael. 'Wantje hebt toch geen enkele reden om aan te nemen dat deze vrouwen iets te maken hebben met de criminele activiteiten die in het bevel tot afluisteren worden genoemd, of wel?'
'Nee, meneer,' zei Lowndes onmiddellijk. 'Daarom zetten we de apparatuur ook af zodra we weten wie het is.'
'Behalve die ochtend toen degene, waarvan we de naam nog niet weten, zei: "Hallo, met mij, ik vermoed dat je nog steeds in Florida bent, ik bel je morgen weer."'
'En morgen is het de...?' vroeg Michael.
'De tiende. We vermoeden dat hij vanmorgen vroeg is vertrokken. Ook al omdat vanaf die tijd z'n vriendjes ophielden met bellen. Ze weten waarschijnlijk wanneer hij de stad uit is, dus waarom zouden ze hem bellen? Vandaag hebben alleen die bimbo's gebeld.'
'Niet allemaal,' zei Lowndes. 'Alleen Oona, en degene waarvan we de naam niet weten.'
'Oona,' zei Regan en likte zijn lippen af. 'Een grietje dat zo heet zou ik weieens willen beffen. Grrrr,' zei hij en gromde als een hond.
'Heeft zij over Florida gesproken?'
'Oona? Nee. Ik vermoed dat hij haar niet verteld heeft dat hij weg zou gaan. Wij vermoeden dat de relatie met die andere vrouw voor hem belangrijker is. Dat kunnen we trouwens opmaken voordat we uitschakelen.'
'In de korte tijd voordat we uitschakelen,' voegde Lowndes er knikkend aan toe.
'Heeft één van hen over de telefoon over het reisje naar Florida gesproken?'
'Niemand,' antwoordde Regan. 'Nou ja, Faviola vertelde Bobby Triani dat hij nog wat sinaasappelen moest kopen voordat hij zijn moeder de volgende week ging bezoeken. Dat hebben we gecombineerd met de woorden van die bimbo vanochtend en nu denken we dat hij een codewoord voor Florida heeft gebruikt.'
'Nee, ik bedoel Oona niet, maar die andere vrouw. Die vanuit een telefooncel belt.'
'Nu je het erover hebt, tegen Petey Bardo zei hij hetzelfde.'
'Ja, over die sinaasappelen,' zei Lowndes.
'Petey Bardo draagt altijd bruine kleren,' zei Regan.
'Ja, hij is gek op bruin,' zei Lowndes.
'Maar ja, wat wil je dat wij met die harem van hem doen? Wil je dat we ze laten schaduwen?'
'Denk je dat ze erg belangrijk zijn?'
'Ik denk van niet.'
'Bespreekt hij mafiazaken met hen?'
'Tot nu toe niet.'
'Zolang hij dat niet doet verdoen we onze tijd.' Michael dacht even na en zei toen:' Wanneer zou ze hem terugbellen?'
'Morgen.'
'Denk jij dat ze wee? wanneer hij morgen terugkomt? Of probeert ze hem alleen maar aan de telefoon te krijgen?'
'Morgen is het woensdag,' zei Regan. 'Als hij terugkomt, kun je er zeker van zijn dat ze elkaar weer volkomen plat neuken. Woensdag schijnt haar vaste dag te zijn.'
'Prima,' zei Michael. 'Als hij haar vertelt waarom hij in Florida was, en het is toevallig iets crimineels, dan blijf je luisteren. Anders...'
'Anders zetten we het apparaat af,' zei Lowndes.
'Natuurlijk,' zei Regan.
'God, wat heb ik je gemist.'
'Hij is weer terug,' zei Regan.
'Ik heb jou ook gemist,' zei de vrouw.
'Je ziet er fantastisch uit.'
'Jij ook.'
'Hou me vast.'
Stilte.
'Kus me.'
'Daar gaan ze weer,' zei Lowndes.
'O, mijn God,' zei ze.
'Ze pakt nu z'n lui beet,' zei Regan.
'God, wat heb ik je gemist.'
'Er moet een echo op de lijn zitten.'
Nog meer stilte.
Beide rechercheurs luisterden.
Even later hoorden ze de vrouw kreunen en wisten ze precies wat die twee daar in de slaapkamer uitspookten. Ze namen hun koptelefoon af, zetten de apparatuur stil en noteerden de tijd. Twee minuten
later luisterden ze weer dertig seconden lang en overtuigden zich ervan dat die twee nog steeds aan het neuken waren en zetten de apparatuur weer stil.
Het was niet het neuken zelf waarnaar ze zo graag luisterden. Nee, het waren de dingen die de vrouw tegen Faviola zei als ze niet neukten. Of soms als ze klaarkwam, de dingen die ze schreeuwde als ze klaarkwam. Vergeleken met 'Hallo, met mij' was Oona Halligan nog maar een beginnende non. O ja, als Faviola erom smeekte, dan wilde Oona nog weieens beleefd vragen of hij haar wilde neuken. Ja, alsjeblieft, neuk me, maar niet eenmaal maakte ze een scenario op datje kon vergelijken met de dingen die die andere griet schijnbaar zonder na te denken te voorschijn toverde.
Oona had rood haar. Dit kwamen ze te weten uit opmerkingen die Faviola soms maakte over haar Ierse uiterlijk, met al dat rode haar, die stomme trut wist schijnbaar niet dat er ook Ierse meisjes rondliepen met net zulke zwarte haren als hij. Die andere was ongetwijfeld blond. Ook dat maakten ze op uit opmerkingen die in de slaapkamer werden gemaakt, maar meestal kwamen die van haar kant. Ze bleek erg trots te zijn op haar blonde haren, scheen te beseffen dat dit hem enorm opwond en daarom zei ze het ook regelmatig. Met: Vind je het leuk dat ik hier ook blond ben? wilde ze weten hoe hij op haar blonde schaamhaar reageerde. En na: Word je heet als je mijn blonde poesje kust? hoorden ze dat Faviola haar befte en weer een orgasme bezorgde. Ze stelden zich haar voor als een lange, koele schoonheid met blauwe ogen en lange, blonde haren die ze om zijn lui wond, een verdomde nimfomane met grote tieten en lange benen, die door Faviola aanbeden werd als een naakte, blonde godin in een oerwoudfilm. Wat een stomme klootzak van een wop toch.
'... vertelde me dat hij gestolen was,' zei ze.
Ze hadden juist hun koptelefoon opgezet en de apparatuur aangezet om een van hun regelmatige steekproeven uit te voeren. Als ze iets hoorden dat op een misdaad betrekking had, dan moesten ze blijven afluisteren en alles opnemen. Als Blondie een discussie begon over de voordelen van het afzuigen van een grote lui ten opzichte van een heel kleintje, waren ze genoodzaakt de apparatuur af te zetten, de tijd te noteren onder de rubrieken aan en uit, dan een minuut of zo te wachten en dan weer een steekproef te nemen. Steeds weer op de klok kijken was een nauwkeurige en vervelende bezigheid. En dat gold ook voor het luisteren - meestal.
'De ring,' zei ze. 'Hij vertelde me dat hij gestolen was.'
'Nu opnemen,' zei Regan. 'Ze heeft het over gestolen goederen.'
'Hij zei dat de ring was gestolen uit het Museum of Fine Arts in Boston,' zei ze.
'Dat is onmogelijk,' zei Faviola. 'Ik heb hem gekocht bij...'
'Dat vertelde hij me. Hij heeft een lijst.'
'Heeft hij jou die lijst laten zien?'
'Nee, maar...'
'Hoe weetje dan... Luister, dit is echt onmogelijk. Ik heb hem bij een juwelier gekocht waar ik al jaren zaken mee doe.'
'Misschien moet je hem die ring teruggeven.'
'Nou, daar kun je zeker van zijn,' zei hij.
'Daar ben ik ook zeker van,' zei Regan.
'Ik ben ook te weten gekomen hoeveel hij kost, Andrew. Deze ring kan ik écht niet...'
'Hij had je niet moeten vertellen hoeveel...'
'... houden, nu ik weet...'
'... hij heeft gekost. De ring was een cadeau. Waarom moest je er trouwens heen gaan?'
'Om na te gaan uit welk gedeelte van het Romeinse Rijk hij afkomstig was. Je hebt me verteld dat het een Romeinse ring was...'
'Ja, dat had ik begrepen.'
'En daarom wilde ik weten waar vandaan. Het Romeinse Rijk was zo enorm...'
'Ja.'
'Uiteindelijk bleek de ring Grieks te zijn. Het punt is namelijk dat ik er geen idee van had dat de ring zo kostbaar was, Andrew. Vijfduizend dollarl Echt, Andrew.'
'Vijf...'
'Ik zou nooit een verklaring voor zoiets duurs kunnen verzinnen. Alsjeblieft, Andrew, breng die ring terug. Probeer je geld terug te krijgen. Vertel aan degene van wie je de ring hebt gekocht...'
'Ja, natuurlijk, als die ring gestolen is...'
'Ja, ja, vertel ons alles over die ring,' drong Regan aan.
'Trouwens, waar heb je hem gekocht?'
'Prima,' zei Regan.
'In een zaak op... eh... Forty-seventh Street.'
'Je moet de ring direct aan hen teruggeven.'
'Dat zal ik zeker doen. Ik zal hem voor iets anders ruilen. Ik wil datje een ring van mij hebt. Die je kunt dragen als je hier bent. Dan kan ik zien datje van mij bent.'
'Je weet toch dat ik van jou ben, als ik hier ben. Ik had die ring niet mee naar huis moeten nemen, dat was veel te gevaarlijk. Maar ik wilde er maar steeds naar kijken. Omdat hij van jou was, en omdat, als ik hem aan mijn hand zag, hem om mijn vinger schoof als ik alleen was, de ring mij dan aan jou deed denken. Hij is zo mooi, Andrew, het was zo lief van jou om...'
'Ik zal een andere voor je kopen.'
'Waarvan het spoor ditmaal niet is na te gaan,' zei Regan.'Maar alleen om hier te dragen,' zei de vrouw. 'En niet te duur, alsjeblieft. Ik wil niet meer datje zoveel geld...'
'Ik zal ook een paar oorbellen voor je kopen. Die kun je dragen als je hier bent.'
'En een paar tepelklemmen,' zei Regan.
Lowndes lachte. Even later begon Regan ook te lachen. Ze misten daardoor bijna haar volgende woorden. '... daar inFlorida?' 'Sstt,' waarschuwde Regan. 'Ik moest daar wat zaken regelen,' zei Faviola. 'Dat vertelde je me. Maar hoe ging het?' 'Prima.'
'Hoe was het weer?' 'Maar zozo.'
'Ik had best met je mee gewild.'
'Ik had alleen maar tijd voor vergaderingen,' zei hij. 'Trouwens, mijn oom was er ook.'
'Rudy Faviola,' fluisterde Lowndes.
Regan vroeg zich af waarom die klootzak fluisterde.
'Werkt hij ook in de zaak?' vroeg ze. 'Je oom?'
'En öf hij dat doet,' zei Regan.
'Jazeker,' zei Faviola.
'Ik dacht... nou, wat ik ervan begreep, dat het geen familiebedrijf was.'
'Dat is het ook niet.'
'Wat je zegt, dat is het ook niet,' zei Regan 'Je zei dat de mannen die het bedrijf hebben opgezet met vervroegd pensioen waren gegaan...' 'Dat klopt.'
'... en dat jij nu de zaken voor hen regelde.'
'Nou ja, ik heb hulp nodig. Ik bedoel, het is geen éénmansbedrijf.'
'Dat dacht ik ook al niet. Die vergaderruimte beneden...'
'Tja, voor de vergaderingen van het bestuur.'
'De wagen van de zaak...'
'Ja.'
'Trouwens, Billy is een heel goede chauffeur.' 'Ja, hij is goed.'
'Ben je nog van plan om in Sarasota te gaan investeren?' 'Nee, nee. Nou... eh... je herinnert je toch nog wel dat ik je vertelde dat we bedrijven zoeken die na een tijdje geld gaan opleveren?' 'Ja?'
'Nu, deze vergadering was met een Zuidamerikaanse exportonderneming die geïnteresseerd is in zaken doen met een Chinees bedrijf. We zijn bezig met de voorbereiding van een fusie.' 'Chinézen?'
'Ja. We brengen ze met elkaar in contact, zodat er een uitwisseling van produkten kan plaatsvinden.'
'Wat voor produkten?'
'Rijst en koffie.'
'Stel een domme vraag,' zei ze.
'Rijst en koffie, sodemieter op.' zei Regan.
'En waar moet ik jouw bedrijf plaatsen?'
'Nou, zoals ik je reeds vertelde. Wij bereiden de fusie voor...'
'Ja, en?'
'Nou, en dat levert een provisie op. Natuurlijk. Niemand doet zoiets voor niets, begrijp je.'
'Een vast bedrag?'
'Soms. Het hangt van de overeenkomst af. In dit geval bestaat onze provisie uit een gedeelte van de opbrengst.'
'Je krijgt een deel van de opbrengst, alleen maar voor het bij elkaar brengen van die twee bedrijven?'
'Bij wijze van spreken, ja. In grote lijnen wel, ja.'
'Maar een deel van de opbrengst?'
'Het is niet zo gemakkelijk als het klinkt.'
'Hoe groot is het aandeel?'
Faviola begon te lachen.
'Een tamelijk groot aandeel,' zei hij.
'Kom nou, zeg het me. Hoeveel?'
'Hoeveel wat? Hoeveel ik van je hou?'
'Ook dat, ja. Maar hoeveel krijg jij voor een dag werk...'
'Ik hou meer van jou dan...'
'... in Sara -'
'... van het leven zelf.'
Daarna bleef het lange tijd stil.
Ten slotte zei ze: 'Dat durf je niet.'
'Dat durf ik wel,' zei hij.
Weer was het stil.
Toen zei de vrouw: 'Mmmmm, ja, God, ja.'
'Shit,' zei Regan.
Andrew Faviola vertelde Sal de Barbier dat hij wilde weten van wie hij die verdomde ring had gekregen. Regan en Lowndes luisterden het gesprek af. Faviola had snel gehandeld; het was vrijdag, slechts twee dagen nadat ze voor het eerst hadden vernomen dat de ring gestolen bleek te zijn.
'Jij geeft nog eens leuke cadeautjes weg,' zei hij. 'De volgende keer vertel je me dat het gestolen goed is, en dan zal ik niet...'
'Hé, Andrew, luister nou toch eens even,' zei Sal. 'Ik wist niet dat die verdomde ring gestolen was.'
'Gestolen? En nog wel uit het verdomde museum in Boston!'
'Die ring werd me aangeboden; hoe moest ik nu weten dat iemand hem uit dat verdomde museum had gestolen?'
'Hoe ben je in het bezit van die ring gekomen, Sal?'
'Nou ja, hoe kom je aan die spullen? Om je de waarheid te zeggen, ik dacht dat ik je een pleziertje zou doen, Andrew, door jou zo'n mooie ring te geven. Je zult moeten toegeven, Andrew, het is een aparte ring, of niet? Ik heb nog nóóit zo'n ring gezien die zo zwart was. Jij soms?'
'Van wie heb je die ring gekregen, Sal?'
'Nou, ik ken een miserabele, kleine klootzak, Richie Palermo, die vroeger geld voor me ophaalde, dat zal nu ongeveer twee, drie jaar geleden zijn, voordat hij zó verslaafd raakte dat hij zich z'n eigen verdomde naam niet meer wist te herinneren. Ik durf nu zelfs niet meer in zijn gezelschap over straat te lopen, maar hij vertelt mij een verdomd huilverhaal, dus ik leen hem duizend dollar; dat was vorige maand. Vanzelfsprekend mist die klootzak twee betalingen en toen ik hem eindelijk te pakken had, bood hij me die ring aan en een negen millimeter machinepistool. Ik weet niet hoe hij aan die spullen gekomen is. Ik zeg hem mij niet meer lastig te vallen met zijn verdomde problemen, ik ben geen verdomde heler. Dat pistool...'
'Dus je wist dat de spullen gestolen waren?'
'Nee, nee, heb ik dat gezegd? Ik was met hem aan het onderhandelen. Ik probeerde hem te laten denken dat ik dacht dat deze spullen gestolen waren. Het pistool zag er goed uit, maar die ring leek een beetje verroest of zoiets, begrijp je wat ik bedoel, helemaal zwart en zo. Ik krijg nog steeds die duizend dollar van hem, plus twee weken samengestelde rente van vijftig dollar per week. Om kort te gaan, hij is me nu elfhonderd en twee dollar en vijftig verdomde centen schuldig, die kuttekop. In plaats van dat geld biedt hij me de ring en de Uzi aan, dan staan we nu quitte, zegt hij. Ik zeg hem dat hij die ring in z'n reet kan steken. Ik neem dat pistool over in ruil voor die twee weken aflossing en dan is hij me nog steeds die duizend piek schuldig. De ring lijkt erg kostbaar, heb ik gelijk of niet? Hij vertelt me dat-ie erg duur is, het is een of andere verdomde, antieke Romeinse ring, tweede of derde eeuw, precies wat ik jou vertelde toen ik jou de ring gaf. Hij zei dat hij kon zien dat het een Romeinse ring was, vanwege de sater en de vogel, maar ja, wat weet ik er verdomme van?'
'Het is een Griekse ring.'
'Oké, Grieks, of wat dan ook. Ik zeg hem dat het goed is, die ring is de aflossing voor de komende week, maar dan is hij me toch nog steeds die duizend piek schuldig. Op dat punt namen we afscheid van elkaar. Met ändere woorden, ik kreeg het pistool voor iets meer
dan honderd dollar, en de ring voor vijftig. Maar het is een prachtige ring, Andrew, dat zul je moeten toegeven. Als je eenmaal die roest hebt weggewerkt.'
'Met andere woorden, jij hebt mij een ring gegeven die deze verdomde junk, Richie Palermo, ergens gestolen heeft...'
'Andrew, ik wist niet dat de ring gestolen was, dat zweer ik bij de ogen van m'n moeder!'
'... en waarmee mijn vriendin naar een juwelier gaat om te weten te komen uit welk gedeelte van het Romeinse Rijk hij afkomstig is...'
'Dat klopt, hij zei dat het een Romeinse ring was.'
'...en daarna komt zij weer bij mij terug met de mededeling dat het een Griekse ring is, die gestolen is uit het museum van Boston. Die jood, de eigenaar van de zaak, vertelt haar dat de ring gestolen is, Sal. Als die man moeilijkheden had willen veroorzaken, Sal, dan had hij de politie kunnen waarschuwen. Die verdomde ring staat op een lijst, Sal, capeesh? Jij hebt er bijna voor gezorgd dat die verdomde agenten bij me zouden aanbellen met jouw verdomde, roestige, gestolen ringV
'Ik wist niet dat-ie gestolen was.'
'Heb je het aan hem gevraagd?'
'Nee, dat heb ik niet.'
'Van wie heeft volgens jou een junkie een Griekse ring uit de tweede, verdomde eeuw voor Christus gekregen...'
'Hij zei dat ie Romeins was.'
'... als hij dat verdomde ding niet gestolen heeft? Vertel me dat eens, Sal.'
'Ik weet niet waar hij de ring vandaan heeft. Ik heb niet gevraagd hoe hij aan die ring is gekomen. En ik heb ook niet gevraagd van wie hij het pistool heeft gekregen.'
'Waar is dat pistool nu?'
'In het luchtledige verdwenen.'
'Zijn ze in staat om het spoor van dat ding ook na te gaan?'
'Niemand is in staat om iets na te gaan, Andrew.'
'Hoe weetje dat het pistool niet ergens voor een verdomde moord is gebruikt?'
'Het pistool is nu in een of andere verdomde Afrikaanse republiek; maak je geen zorgen over het pistool.'
'Ik hoef me dus alleen maar zorgen over die ring te maken, hè?'
'Je hoeft je ook geen zorgen over die ring te maken. Geloof me, Andrew, er zijn geen moeilijkheden. Het pistool is verdwenen en ik neem de ring van je terug. Je hoeft je nergens zorgen over te maken. Oké?'
'Geef me alleen nooit meer iets cadeau, waarvan je weet dat het gestolen is!' 'Ik wist niet dat hij gestolen was. Maar het spijt me.'
'Als jij wilt dat het spoor van gestolen spullen naar jou leidt, prima. Maar laat mij erbuiten.'
'Het spijt me, Andrew, ik wist niet dat hij gestolen was.'
'Hier heb je jouw verdomde ring terug.'
'Ja, bedankt. Het spijt me, echt waar.'
'Je bent me vijfduizend dollar schuldig.'
'Wat?'
'Vijfduizend, Sal. Voor de ring.'
'Wat bedoel je?'
'Dat is de waarde van de ring, vijfduizend piek. Dat is de ring volgens die jood waard, en dat wil ik er voor hebben. Voor alle moeilijkheden die je me bezorgd hebt.'
'Hé, kom nou, Andrew, geef me...'
'Vijfduizend, Sal. Morgenochtend.'
'Jezus, Andrew...'
'Dan kan ik tenminste een ring kopen die géén voorgeschiedenis heeft.'
'Ik wist echt niet dat het verdomde ding gestolen was...'
'Tot ziens, Sal.'
'Jezus.'
Het sneeuwde aan één stuk van zaterdagochtend tot het begin van de zondagmiddag. Iedereen noemde het 'de sneeuwstorm van de eeuw', hoewel zij zich herinnerde dat ze weieens ergere sneeuwstormen had meegemaakt. Sarah en Michael gingen met Mollie naar het park, waar ze de hele middag met de slee bezig waren. Daarna aten ze bij Fazio's op Seventy-eight, een van de restaurants die dat weekend open waren. De straten, de trottoirs, ja de hele stad zag er schoon en wit uit. Morgen zou de sneeuw grijs worden, wist ze, en de dagen daarna veranderde die in een donkere moddermassa. Maar nu was de stad als een sprookjesstad, en dit wilde ze eigenlijk met Andrew delen. Ze wist zeker dat het de volgende dag een sneeuw- dag zou zijn. Zou ze er even tussenuit kunnen knijpen om hem te ontmoeten? Zou Michaels kantoor open zijn, of zou hrj ook thuis blijven? Wanneer zou de sneeuw worden opgeruimd? Wanneer zou het verkeer weer op gang komen? Zou Andrew woensdag een wagen kunnen sturen om haar op te halen? En als dit niet mogelijk was, zou de ondergrondse dan wel rijden? Ze kon de gedachte niet verdragen dat een sneeuwstorm hun wekelijkse afspraak zou verhinderen.
Toen de telefoon maandagavond na de sneeuwstorm overging wist Andrew onmiddellijk dat er iets niet klopte. Vreemd genoeg was zijn eerste gedachte: Zij heeft het haar man verteld.
'Hallo?'zei hij.
De digitale wekker op het nachtkastje naast het bed gaf aan dat het tien voor twaalf was. Hij was er meer dan ooit van overtuigd dat Sarah tijdens een ruzie was bezweken.
'Andrew?'
Hij herkende de stem onmiddellijk. Het was zijn nicht Ida. De dochter van oom Rudy. O, Jezus, dacht hij.
'Wat is er?' vroeg hij.
'Schat,' zei ze, 'mijn vader is dood.'
'O, Jezus,' zei hij hardop. 'Wat bedoel je? Ik dacht...'
'Niet aan de kanker, Andrew. Hij is gestorven aan een hartaanval.'
'Waar ben je nu?'
'In het ziekenhuis. De dokter van de eerstehulp vertelde me het twee minuten geleden. Jij bent de eerste die ik bel,' zei ze en barstte opeens in snikken uit.
'Ida?' zei hij.
Ze begon wanhopig te huilen.
'Lieverd?' zei hij.
'Ja, Andrew. Ja.'
Ze huilde nog steeds. Haar stem was verstikt door tranen.
'Waar is Bobby?'
'Hier, bij mij.'
'Geef hem even.'
'Kom je hierheen, Andrew?'
'Ja. Geef Bobby even.'
Even later kwam Bobby Triani aan de telefoon.
'Ja,' zei hij.
'Wat is er gebeurd?'
'Direct na het avondeten ging hij naar bed, en werd omstreeks halftien wakker met pijn in zijn arm en schouder. Even later kreeg hij pijn in zijn borst en het was alsof hij steeds maar moest boeren, begrijp je? Hij blijft er last van hebben en hij belt Ida. Hij vertelt haar wat er aan de hand is en denkt dat het iets is dat hij gegeten heeft. Een beetje acida, begrijp je? Maar Ida begin zich zorgen te maken, je weet dat zij zich sinds de dood van haar moeder altijd zorgen maakte over hem. Ze zegt tegen mij dat ik me moet aankleden, want we gaan naar zijn huis.
Het zal toen ongeveer kwart over tien zijn geweest. Toen we daar arriveerden bleek de pijn steeds erger te zijn geworden. Hij zegt dat het is alsof er een olifant op zijn borst staat. Dus ik bel de ambulance, en ze brengen hem direct naar de eerstehulppost. Daar zijn ze bijna een uur met hem bezig geweest, Andrew, maar ze konden er niets meer aan doen. De medicijn die ze hem hadden gegeven bleek niet in staat om de bloedprop op te lossen, strepto of zoiets was het.'
'Hoe is Ida eronder?'
'Erg verdrietig.'
'Zeg haar dat ik er nu aankom.'
'Dat zal ik doen, Andrew.'
'Vertel me nog even in welk ziekenhuis jullie zijn.'
Hij overwoog Billy thuis op te bellen, maar bedacht dat tegen de tijd dat die met de Lincoln in Great Neck was, hij met zijn Acura al op weg zou zijn. Nog geen tien minuten later was hij vertrokken.
Cross Island lag er verlaten bij op dit uur van de nacht.
De sneeuw was aan weerszijden van de smalle vrijgemaakte rijstroken hoog opgeschoven. In het licht van zijn koplampen was het alsof hij door een paar helder verlichte tunnels reed.
In menig opzicht had hij met Ida altijd een betere relatie gehad dan met zijn eigen zusters. Toen hij werd geboren was Angela vier en Carol twee. Voordat hij op het toneel verscheen bestond er een vorm van tweelingschap tussen hen. En hoewel ze hun lieve kleine babybroertje onder omhelzingen, kussen en zoete woordjes bedolven, merkte hij later, toen hij wat ouder was en echte vriendschap zocht, dat het moeilijk was om deel uit te maken van hun gezellige groepje.
Maar Ida was twee maanden jonger dan hij, en zij werd zijn vaste speelkameraadje en vertrouwelinge. Oom Rudy en tante Concetta woonden dichtbij en de twee broers en hun gezinnen kwamen regelmatig bij elkaar over de vloer. Ook op zondag, als de hele familie naar het grote oude huis ging aan de noordkust van Long Island, waarheen oma en opa waren verhuisd nadat de bakkerij op Coney Island was gesloten. Andrews zusjes communiceerden stiekem met elkaar via de gebarentaal voor doven, die zij uit de encyclopedie hadden geleerd. Maar Andrew trok zich daar niets van aan, want hij had Ida.
Ida met haar zwarte haren en ogen, waardoor ze meer op haar vader leek dan op haar moeder, met dezelfde neus die Andrew later op schilderijen uit de tijd van de Italiaanse renaissance zag. In die tijd was Andrew nog een kleine blonde jongen - zijn haar begon pas te verkleuren toen hij een jaar of twaalf, dertien was - maar oom Rudy noemde hen altijd 'Ike en Mike' en dan voegden zij er onveranderlijk aan toe: 'En ze zijn beiden gelijk,' hoewel ze helemaal niet op elkaar leken. Later besefte Andrew dat hij daarmee hun trouwe vriendschap bedoelde.
In de loop van de j aren was het contact met Ida minder geworden.
Terwijl hij zich door de nacht naar het ziekenhuis haastte, waar ze nu op hem wachtte, herinnerde hij zich dat ze hem eens met een tasje op zijn hoofd had geslagen. Ze waren toen beiden zes jaar en hij had haar ergens mee geplaagd. Klets, met dat kleine, rode tasje zwaaide ze in zijn richting, de sluiting raakte zijn achterhoofd en veroorzaakte een bloedende wond.
Ze had nog harder gehuild dan hij.
Ike en Mike.
Zij zei altijd tegen hem dat zijn oren te groot waren.
En hij zei altijd dat zij een grote neus had.
Jakkes, wat een snavel. Is dat heus een neus?
Zij noemde hem Mickey Mouse.
En hij noemde haar Pinocchio.
Hij hield waanzinnig veel van haar.
Opeens barstte hij in tranen uit en wist niet of hij nu huilde om zijn lieve oom Rudy, of om al die fijne voorbije zondagen die hij met zijn nichtje Ida rond het huis van zijn oma had doorgebracht.
De voorpagina op dinsdagochtend van de Daily News bracht het bericht in één jachtige zin:
mafiabaas valt dood neer
De Post, verscheurd door interne problemen, bracht het bericht met de kop die eveneens aan duidelijkheid niets te wensen overliet:
godfather dood
Sarah zag de koppen toen ze de Times kocht bij de krantenverkoper op het perron van de ondergrondse bij Seventy-seventh Street. Tijdens de rit naar het centrum van de stad las ze vluchtig onder de rubriek Stadsnieuws over de dood van een of andere grote mafia- baas, die verscheidene schietpartijen had overleefd om, ironisch genoeg, aan een hartaanval te sterven. Zijn verdiende loon, dacht ze, en ging naar de volgende pagina.
Toen ze bij Sixtieth Street uitstapte, liep ze naar de telefooncel op de hoek van Lex en draaide Andrews nummer. Ze stond op een sneeuwhoop en moest bukken om te kunnen luisteren. Ze hoorde zijn bekende stem die haar vertelde dat het kantoor op dinsdag en woensdag gesloten zou zijn. Ze wachtte op de pieptoon en zei: 'Hallo, met mij. Ik hoop dat er niets ernstigs aan de hand is.' Daarna haalde ze nog meer klein geld uit haar portemonnee en draaide het nummer in Great Neck. Maar daar kreeg ze helemaal geen verbinding.
De vele sneeuw die in het weekend was gevallen begon te smelten. De zon scheen helder en morgen zou het St. Patrick's Day zijn en zondag zou de lente beginnen. Maar ze dacht alleen maar aan het feit dat ze Andrew deze week niet zou zien.
Barney Levin belde hen die woensdagavond thuis, toen ze het avondeten klaarmaakte.
'Happy St. Patrick's Day,' zei hij. 'Heb je nog meegelopen in de optocht?'
'Nee,' zei ze. 'Jij?'
'Ik loop altijd mee,' zei hij. 'Met de homo's,' voegde hij eraan toe. 'Heb je even?'
'Als je Michael wilt spreken, die is nog niet thuis.'
'Nee, dit is een vraag voor jou,' zei hij. 'Ik heb hier een paar cheques die bestemd zijn voor een vrouw, Maria Sanchez. Beide voor een bedrag van precies honderd dollar, één is gedateerd...'
'Ja, ze is mijn werkster. Komt tweemaal per week. Ik betaal haar vijftig dollar per dag.'
'Is dit pas aan de gang, Sarah?'
'Ze is een paar weken geleden begonnen. Waarom?'
'Heb je nog iets op deze cheques ingehouden?'
'Nee. Moest ik dat doen dan?'
'Is ze een illegale vreemdelinge?'
'Daar heb ik geen idee van.'
'Vraag het haar dan niet. Van nu af aan moet je haar contant betalen, en vergeet dan meteen dat we dit gesprek ooit gevoerd hebben.'
'Is dit dan geen overtreding van de wet?' vroeg Sarah.
'Is wat geen overtreding van de wet?'
'Kom nou, Barney, Michael is officier van justitie. Ik mag niets onwettigs doen.'
'Dan moetje nu meteen beginnen lokale, federale en staatsbelastingen in te houden, plus FICA. En overtuig je ervan dat ze de premies voor ziektekosten, de werkloosheidsverzekering van de staat New York en ook de ongevallenverzekering betaalt. Of dit, of je ontslaat haar. De keuze is aan jou.'
'Bedankt. Ik ben blij datje gebeld hebt.'
'Wie heeft jou gezegd met een officier van justitie te trouwen?'
'Luister, Barney, nu ik je toch aan de lijn heb...'
'Ja?'
'Wat weet jij van een bedrijf Carter-Goldsmith Investments?'
'Wat voor bedrijf?'
'Carter-Goldsmith Investments.'
'Staan ze aan de beurs genoteerd?'
'Daar heb ik geen enkel idee van.'
'Wat wilde je over hen weten?'
'Alleen maar hoe ze het doen, wat ze doen, wie de directeuren zijn, dat soort dingen.'
'Ben je van plan geld in hun bedrijf te steken?'
'Misschien.' 'Ik zal hier en daar eens informeren.'
'Bedankt. Ik bel je morgen van school.'
'Goh, waarom krijg ik niet tot twaalf uur vanavond de tijd?' vroeg Barney.
'Vrijdag dan,' zei ze. 'Goedenavond, Barney.'
'Goedenavond, Sarah. Doe Michael de groeten.'
'Dat doe ik.'
Glimlachend legde ze de hoorn neer,
Terwijl ze op Andrews terugkomst van waar vandaan dan ook wachtte, besloot ze een gedicht voor hem te schrijven. Ze had naar de naam 'Andrew' gekeken in het boek dat ze enige tijd geleden vóór Mollie's geboorte had gekocht, en ontdekte dat de naam van het Grieks was afgeleid en dat het - en dit kwam voor haar niet als een verrassing - 'mannelijk, heldhaftig en dapper' betekende. Van Andrew waren Andy, Tandy, Dandy en Drew afgeleid, het klonk wel als een groep komedianten, maar het had haar toch wel een paar ideeën bezorgd.
De naam Farrell kwam voort uit het Keltisch, en betekende 'de koene' - hoe wisten deze mensen dat hij op zekere dag in zee zou springen om haar dochter te redden? Maar ook bleek Farrell een variant te zijn op 'Farrar', dat weer helemaal terugging naar het Latijnse ferrains, dat 'een werker met ijzer' betekende, of, eenvoudiger, 'een hoefsmid'.
Ze had het eerste couplet van haar opus al geschreven; nu wilde ze een tweede couplet schrijven waarin zijn beroep ter sprake zou komen. Dit alles om hem te verrassen als hij terug zou komen, vanwaar dit ook zou mogen zijn.
Terwijl ze de temperatuur van de oven controleerde, zei ze in gedachten het eerste couplet op:
Andy, Dandy, Tandy en Drew,
Zeg mij, wie is mijn geliefde, toe?
Farrell de Koene of Farrar de Stalen Man,
Welke is mijn held, welke is mijn man?
Wat moet ik investeren in de beste van alle mannen...
... en daarom was het nodig dat ze meer over Carter-Goldsmith te weten kwam. Ze besloot Barney vrijdag vanuit de lunchruimte van de leraren te bellen en vroeg zich waarschijnlijk voor de vijftigste keer die dag af wanneer Andrew terug zou komen.
Donderdagochtend stonden er in de Post en de News uitgebreide artikelen over de grote mafiabegrafenis, compleet met foto's van duidelijk herkenbare misdadigers die de kist van hun gestorven leider droegen. Er waren meer bloemen te zien dan in de Brooklyn Botanical Gardens. Wat niet te zien was, was het gezicht van de derde drager rechts. Deze ging schuil achter de bewerkte, zwarte kist.
De Times had de reportage in de sectie Stadsnieuws geplaatst; het was een klein verslag en er stonden geen foto's bij. Mollie las het artikel toen ze in de bus naar Hundred and Tenth Street reed, waar ze zou overstappen op de bus die haar dwars door de stad naar Ha- nover bracht. Klaarblijkelijk werd er driftig over gespeculeerd en was men erg benieuwd wie de macht zou overnemen over wat men nü de familie Faviola noemde, maar die ooit als de familie Tortocello bekendstond. De vroegere baas van de familie Faviola, een man die Anthony Faviola heette, zat nu in de gevangenis, en de meest recente baas, zijn broer Rudy, was afgelopen maandagavond aan een hartaanval overleden. Dus wie werd nu de troonopvolger?
O, wat een belangrijke vraag toch, dacht Mollie.
Het artikel ging verder dat zegslieden van het bureau dat jacht op de mafia maakte, van mening waren dat een zeker iemand, Andrew Faviola en de neef van de onlangs overleden gangster, hoogstwaarschijnlijk nu op weg was naar de maximaal beveiligde gevangenis in Leavenworth, Kansas, om zijn veroordeelde vader, de reeds eerder genoemde Anthony Faviola, te raadplegen over de opvolging binnen de familie Faviola, een naam waar Mollie om moest lachen omdat hij haar deed denken aan de familie Farkel die meespeelde in de Laugh-In show, die herhaald werd tijdens Nick at Nite.
Op de volgende pagina stond een artikel over een grote drugsvangst in de wijk Washington Heights van Manhattan. Undercoveragenten van het Vierendertigste Precinct waren een zogenaamde garage binnengevallen, waar ze meer dan vijfhonderd kilo cocaïne - volgens de Times was het elfhonderd pond geweest - en tweeënhalf miljoen dollar in beslag namen. Onder aan diezelfde pagina had de Times een artikeltje geplaatst waaruit duidelijk bleek dat dit artikel volgens hen te maken had met het eerdere bericht. Een vierentwintigjarige man, Richard Palermo, omschreven als een onbeduidende drugskoerier, was dood gevonden in een kelder op Eight Avenue. De twee kogels in zijn achterhoofd betekenden volgens de politie dat het hier om een afrekening uit de onderwereld ging, hoogstwaarschijnlijk iets dat met drugs -
De bus stopte bij de halte waar zij moest uitstappen. Mollie greep haar boekentas en rende naar de uitgang.
Sarah, die in de bittere kou in de telefooncel op de zuidoostelijke hoek van Sixtieth en Park stond, draaide eerst het nummer van Andrew in Great Neck. Ze kreeg geen antwoord en hing op, en omdat ze geen geld terugkreeg, pakte ze haar enig overgebleven kwartje en draaide onmiddellijk daarna het nummer in Mott Street. Weer kreeg ze zijn stem via het antwoordapparaat te horen.
'Het kantoor zal dinsdag en woensdag gesloten zijn...'
Maar nu was het al donderdag.
'Laat u alstublieft na de pieptoon een boodschap achter, dan zal ik u zo spoedig mogelijk terugbellen. Dank u vriendelijk.'
Maar wanneer? vroeg ze zich af.
De pieptoon klonk.
Ze zei: 'Hallo, met mij. Waar bèn je?'
Daarna hing ze weer op, stak Park over en holde langs Christ Church naar school.
Hij was woensdagavond met het vliegtuig vertrokken, nadat eerder de vrienden, familieleden en relaties van oom Rudy na de begrafenis naar Ida's huis waren gekomen om hun respect te betuigen. Het was donderdagochtend tien uur en nu zat hij tegenover zijn vader in de bezoekersruimte van Leavenworth. Een dikke glazen plaat scheidde hen van elkaar. In die glazen plaat was aan beide zijden een microfoon met speaker bevestigd.
'Iedereen was er om hun respect te tonen,' zei Andrew. 'Overal kwamen ze vandaan, pa. Families uit Chicago, Miami, St. Louis, ondanks de sneeuwstorm waren ze er allemaal. Sommigen van hen kende ik zelfs niet.'
Zijn vader knikte.
Andrew kon de allesverterende haat die in hem woedde duidelijk zien. Hun advocaat, Abraham Meyerson, had bij de gevangenisdirecteur een verzoek om één dag verlof voor Anthony Faviola ingediend om de begrafenis van zijn enige broer bij te wonen, maar het verzoek werd afgewezen. De onwaardigheid van het opgesloten zijn in een gevangenis, expres zo ver mogelijk bij zijn vrienden, familieleden en zakenrelaties vandaan, werd nog verergerd door de weigering van die verdomde directeur. Andrews vader zat aan de ene kant van de glazen plaat, zijn samengebalde vuisten rustten op het blad van de balie, zijn mond was vertrokken en zijn ogen gloeiden. Hij was magerder geworden in de gevangenis, zijn huid was bleek geworden en zijn haren begonnen bij de slapen grijs te worden. Ineens overviel Andrew hetzelfde gevoel toen hij naar het ziekenhuis reed op de avond dat zijn oom overleed.
'Er waren zoveel bloemen, pa, het leek wel zomer. We hadden drie wagens met bloemen achter de lijkwagen.'
'Is er nog iemand van de familie Colotti komen opdagen?'
'O ja, zeker, ze waren er allemaal, pa. Er was een verschrikkelijke sneeuwstorm, weet je, maar ondanks alles waren ze toch gekomen. Jimmy Angelli, Mike Mangioni...' 'Mike de Kaak, hè?' zei zijn vader en glimlachte. 'Daar kijk ik van op. Het was namelijk mijn broer die hem die kaak bezorgd heeft. Dat is gebeurd toen we nog jongens waren. Ja, mijn broer was een echte vechtersbaas.'
Andrew begon de namen op te noemen van iedereen die hij zich kon herinneren en die hij tijdens de kerkdienst, de begrafenis of later in Ida's huis had gezien, maar zijn vader staarde met nietsziende ogen in de verte naar een punt naast zijn schouders, vol herinneringen aan de broer die ze gisteren begraven hadden.
'De priester had een mooie preek,' zei Andrew. 'Pater Nigro, kent u hem?'
'Of ik hem kèn? Hij heeft je gedoopt!'
'Dit was niet de voorgekookte preek die ze houden als ze de dode niet of nauwelijks kennen. Pater Nigro kende oom Rudy, en hij sprak over hem als over een persoonlijke vriend. Het was erg ontroerend, pa.'
'Daar ben ik blij om,' zei zijn vader en knikte.
Het was een poosje stil.
Toen zei hij: 'Ze hadden me moeten laten gaan.'
'Dat hadden ze inderdaad, pa.'
'Sfasciume,' zei hij op bittere toon.
'In ieder geval,' zei Andrew, 'heb ik een paar kranten meegenomen. Dit is de News,' zei hij en hield de krant omhoog tegen het glas, zodat zijn vader er een blik op kon werpen. 'En dit is de Post, het is een wonder dat ze nog in staat zijn om een krant uit te geven na al de moeilijkheden die ze gehad hebben. Daar stond oom Rudy ook op de voorpagina, plus nog een artikel op een van de binnenpagina's. De Times had een overlijdensbericht en een artikel onder de rubriek Stadsnieuws. Ik laat ze allemaal bij u achter, ze hebben me beloofd dat ze naar uw cel worden gebracht. Ze zullen waarschijnlijk ook artikelen over de begrafenis plaatsen. Als ik weer terug ben, zal ik ze naar u toesturen. Ik heb Billy gevraagd ze voor u te bewaren.'
'Dank je,' zei zijn vader.
'Wie had er nu een hartaanval verwacht?' zei Andrew. 'De artsen gaven hem nog zes maanden, een jaar.'
'Ja.'
'Weet u, dit is één van die dingen die je niet kunt verklaren.'
'Nee, zoiets kun je niet verklaren.'
De twee mannen zwegen weer enige tijd.
'Hoe gaat het verder?' vroeg zijn vader ten slotte.
'Fijn, pa.'
'En die zaak waar ik mee bezig was, voordat ze...'
Hij hield op met praten, want hij stikte bijna van woede. Opnieuw moest hij denken aan het onredelijke van zijn huidige, onverdraaglijke situatie. Hij haalde diep adem, blies hem weer uit, sloot even zijn ogen, deed ze weer open en met een zachte stem zei hij op vaste toon: 'Voordat ze me hierheen brachten. Mijn project. Hoe staat het daarmee?'
'De overeenkomst is gesloten, pa.'
'Fijn.'
Er klonk tevredenheid in zijn stem. Iets dat hij had bedacht, dat hij had ontworpen, was onder de leiding van zijn zoon tot leven gekomen. Hij knikte instemmend en een kleine glimlach speelde om zijn lippen. Andrew dacht dat dit het juiste moment was om de onbeduidende kwestie over de opvolging ter sprake te brengen. Of was het te vroeg? Oom Rudy, die net dood en begraven was?
'Pa, ik weet dat het een slecht moment is, maar...'
'Ik weet wat je gaat vragen.'
'Wat ga ik u vragen: pa?'
'Jij gaat vragen wieV
'Ja.'
'Volgens de regels zou Petey Bardo het nu moeten overnemen.'
'Dat weet ik.'
'Die bruine kostuums,' zei zijn vader. Hij schudde zijn hoofd en begon te grinniken. Andrew glimlachte. En wachtte.
'Maar Bobby heeft meer lef.'
'Dat weet ik.'
'Dus laat Petey zitten waar hij nu zit en geef Bobby de leiding. Petey heeft een probleem, laat mij daar maar met hem over praten.'
'Oké, pa.'
'Ben je het ermee eens?'
'Jazeker.'
'Prima,' zei zijn vader en zweeg weer even. Een poosje later zei hij: 'Ik mis je, Lino.'
'Ik mis u ook.'
'Zeg tegen je moeder dat ik van haar hou.'
'Dat zal ik haar zeggen.'
'Wanneer ga je eens op zoek naar een leuk meisje om mee te trouwen?'
'Dat weet ik niet, pa.'
'En wanneer bezorg je me een paar kleinkinderen?'
'U hèbt al kleinkinderen, pa.'
'Maar niet van jou, het zijn geen kinderen van mijn zóón.'
'Nou, misschien later.'
'Ontmoet je soms regelmatig iemand?'
'Een paar meisjes.'
'Wie?'
'Een paar meisjes die je toch niet kent, pa.'
'Zit daar nog een serieuze kandidate bij?'
'Nee,' zei Andrew. 'Geen enkele.'
De aangewezen coördinator van het rechercheteam dat verantwoordelijk was voor het afluisteren van Faviola had de geluidsbanden van woensdag, de lijsten met de afluistertijden en telefoonnummers gedupliceerd en ze om elf uur donderdagochtend in Michaels kamer bezorgd. Om vier uur die middag belde Michael naar Geor- gie Giardino in zijn kamer aan het einde van de gang en vroeg hem of hij langs kon komen. Bij de koffie, die in een kartonnen bekertje was geschonken, probeerden beide mannen nogmaals een patroon te ontdekken in de binnengekomen en uitgaande gesprekken van Faviola's kantoorappartement.
Het verraste Michael niet dat de meeste telefoongesprekken die Faviola op dinsdag, de ochtend na de dood van zijn oom, had gehad, met bekende gangsters waren. Hij informeerde hen over het voortijdige overlijden en zorgde ervoor dat ze wisten waar men afscheid kon nemen en waarheen de bloemen gezonden moesten worden. Georgie vertelde Michael dat bij een Italiaanse dodenwake de vrienden en familieleden gewoonlijk kleine enveloppen met geld in een bus stopten, waarop een slot was bevestigd. Waarschijnlijk werd dit gedaan om de kosten van de begrafenis te bestrijden. Hij verwachte niet dat een multi-miljoenenbedrijf, zoals de familie Faviola, dit soort giften op prijs zou stellen of zou accepteren, maar ja, wie zou dit verdomme moeten weten?
'Deze kerels zijn de goedkoopste schoften van de hele wereld,' zei Georgie. 'Freddie Coulter vertelde me dat het slot op de deur die achter in de kleermakerszaak toegang tot de eerste verdieping gaf, de goedkoopste rommel was die hij ooit had gezien. Als die kerels een slot nodig hebben of een alarmsysteem, dan herinneren zij zich dat Joey Gabagootz's knul naar een ambachtschool is geweest en daar voor monteur of elektricien heeft geleerd. Dus bellen ze Joey en die stuurt zijn zoon om een alarmsysteem aan te leggen of een slot in te zetten en dan geven ze hem twintig piek en hartelijk bedankt, jongen. Iedere keer als hij een van die goedkope alarmsystemen ontdekt, zet Freddy expres bij het verlaten van het pand het alarm af. Al moet hij vier, vijf keer in een bepaald pand zijn, iedere keer zet hij bij het verlaten van het pand het alarm af. De verdachte denkt: Hé, wat voor een job heeft Joey Gabagootz's zoon hier gedaan, is het alarm nu al kapot? Dus zegt hij: "Verrek maar", en zet het alarm nooit meer aan.'
'Freddie heeft hetzelfde met een Medecoslot,' zei Michael.
'Wat bedoel je? Hoe kan hij nu een Medecoslot uitschakelen?'
'Nee, nee, hij spuit er lijm in. Geen mens ter wereld kan een Mede- coslot kraken, en iedereen die zegt dat hij het wèl kan, liegt. Iedere keer als Freddie er een tegenkomt spuit hij het vol met Krazy Glue.'
'O, Jezus,' zei Georgie en begon keihard te lachen.
'Die schooier steekt zijn sleutel in het slot, het slot werkt niet, hij denkt dat een andere schooier het voor tien piek heeft laten installeren. Dus hij denkt: Verrek maar, het is kapot, en hij gebruikt van nu af aan de andere sloten op de deur.'
'Ik vind het heerlijk zoals Freddie die goedkope klootzakken belazert,' zei Georgie, nog steeds lachend. 'Ik durf te wedden dat ze die kleine enveloppen écht wel in die bus verwachten. En ik durf te wedden dat Rudy's dochter ze ook niet zal weigeren.'
De originele banden waarop de telefoongesprekken stonden geregistreerd, waren ongeveer net zo breed als de papieren strook die in een telmachine zat, en de informatie die erop stond was violetkleurig. De kopieën uit de Xeroxmachine waren in zwart-wit. Het formaat van de informatie bepaalde of het een inkomend dan wel een uitgaand gesprek betrof. Bij elk uitgaand gesprek stond op de band het nummer dat gedraaid werd, daarna het tijdstip van het begin en het einde van het gesprek, en ten slotte de duur van het gesprek. Bij een inkomend gesprek werd het nummer van degene die belde niet op de band vermeld, maar als aanvulling op de andere informatie werd het aantal malen vermeld dat de telefoon overging voordat er werd opgenomen. Bij elke afluisteroperatie noteerden de rechercheurs die op dat moment afluisterden de informatie van die band op de formulieren, waarna de telefoonmaatschappij een paar dagen later de namen en adressen verstrekte van degenen die werden opgebeld. De meeste van de nummers die Faviola belde kenden Michael en Georgie nu zo zacht jes aan wel, maar toch controleerden ze de formulieren, om er zeker van te zijn dat ze in overeenstemming waren met de stroken. Daarna luisterden ze naar de geluidsbanden.
Geen van de zware jongens had dinsdag gebeld, de eerste dag van de dodenwake. Waarschijnlijk waren ze te druk bezig met het knielen voor Rudy's kist, dacht Michael. Wel was er die dag een poging van William Isetti, die zei dat hij vanuit St. Thomas belde. Wie het ook was, hij liet een nummer met het netnummer 809 achter en vroeg of hij teruggebeld kon worden. Hij maakte geen enkele melding van Rudy Faviola's dood.
Slechts één van de vriendinnetjes van Andy Boy scheen het te weten.
De strook en het formulier vermeldden een telefoontje van een vrouw die zichzelf bekendmaakte als 'Angela uit Great Neck', dat was om vier uur dinsdagmiddag, lang nadat Faviola zijn kantoor had verlaten en het antwoordapparaat had aangezet. Op de geluidsband stond haar boodschap, waarin ze zei dat ze het zojuist van zijn oom had gehoord en nu wilde zeggen hoe erg ze dit vond.
'Het lokale talent,' zei Georgie.
'Hmm,' zei Michael.
Die dinsdagmiddag waren er nog meer telefoontjes van Faviola's stoet van bimbo's, allemaal bekende stemmen, en allemaal belden ze hem zomaar even en allemaal vroegen zij zich af wanneer ze elkaar weer zouden zien.
Op woensdag belde 'Hallo, met mij' vier maal, maar geen enkele keer liet ze een nummer achter. Op de band klonk het alsof ze hijgde tijdens het bellen. De laatste keer toen ze belde was ze vrijwel buiten adem. Diezelfde dag belde Oona Halligan driemaal vanuit haar nieuwe baan in het Time-Life Building op Sixth Avenue. Ze liet een nummer achter en vroeg hem of hij wilde terugbellen als hij weer op de zaak was. Iedere keer dezelfde boodschap: 'Met Oona, bel me wanneer je weer terug bent.' Oona klonk jonger dan 'Hallo, met mij'. Haar stem klonk ook enigszins hijgerig. Misschien gebruikten vrouwen automatisch dezelfde sexy stem zodra ze Andy Boy aan de telefoon hadden.
'Misschien zijn het wel zusters,' zei Georgie.
'Het zou leuk zijn als hij twee zusters neukte en ze het geen van beiden van elkaar zouden weten,' zei Michael.
'Dat meisje uit Brooklyn,' zei Georgie. 'Oona.'
'Ik vraag me af waar die andere woont,' zei Michael.
'De mysterieuze vrouw.'
'Ze belt vanuit telefooncellen op straat.'
'En ze laat nooit een nummer achter.'
'Nooit.'
'Ze moet getrouwd zijn.'
'Misschien.'
'Misschien met een van de paisans,' zei Georgie. 'Wat was de naam van dat grietje ook alweer, waar ze allemaal mee naar bed wilden? Dat stond op die bandjes van het proces.'
'Teresa Danielli.'
'Terry, ja. Misschien is zij het wel.'
'Wie is volgens jou Isetti?'
'Geen idee.'
'De Maagdeneilanden.'
'Hmm.'
'Wat is daar?'
'Dat weet ik niet.'
'Wie gaat volgens jou Rudy's plaats innemen?'
'Triani.'
'Denk je dat?'
'Dat weet ik bijna zeker.'
'Bardo is eigenlijk de eerste in lijn.' 'En toch hou ik het op Triani. Volgens mij is er volgende week een vergadering in de vergaderruimte bij Faviola.'
'Maar niet op woensdag,' zei Georgie. 'Want dat is de dag dat Blondy langskomt.'
'Nee, woensdag niet. Maar wanneer dan ook, we zullen goed moeten opletten.'
'Denk jij dat deze lijsten met afluistertijden kloppen?' vroeg Georgie opeens.
Michael dacht eventjes na.
'Nee,' zei hij ten slotte.
'Volgens mij ook niet,' zei Georgie. 'Ik vermoed dat Regan en Lowndes langer luisteren dan nodig is.'
'Ik vermoed dat alle drie de ploegen langer luisteren.'
'Mike, dat kan...'
'Dat weet ik. Het is weer tijd voor een gezellig praatje. Ik zeg je, Georgie, dit moet écht volgens het boekje gaan, anders worden ze overgeplaatst.'
'Maar doe dit niet vóór die vergadering. We kunnen geen nieuwe mensen inzetten als er zoiets belangrijks staat te gebeuren.'
'Niet voor die vergadering,' zei Michael en keek op zijn horloge. Meteen greep hij de telefoon en draaide het nummer van zijn huis. De telefoon ging over, eenmaal, tweemaal...
'Hallo?'
'Sarah, met mij. Ik weet dat we met de Leary's gaan dineren, maar is het bij ons in de buurt of hier in de stad?'
'We dineren bij Rinaldi's.'
'Oké, dan kom ik naar huis.'
'We hebben om zeven uur afgesproken, Michael.'
'Dan is het beter dat ik nu naar huis kom.'
'Kom niet te laat, schat, je weet hoe ze zijn.'
'Ik ben tegen zessen thuis.'
'Niet later, alsjeblieft.'
'Afgesproken,' zei hij.
Sarah legde de hoorn weer neer en vroeg zich af of ze nog een keer moest proberen Andrew te bereiken. Molly zat in een andere kamer naar een lawaaierig t.v.-programma te kijken. Als ze de telefoon in de slaapkamer zou gebruiken, wist ze zeker dat ze niet afgeluisterd kon worden.
Ze dacht er nog even over na, maar besloot het niet te doen.
Richard Leary was een advocaat die leuke artikeltjes over advocaten en de wet schreef voor elk tijdschrift dat ze wilde publiceren. Michael vermoedde dat hij er stilzwijgend naar verlangde een nieuwe Turow of Grisham te worden. Richard vertelde hen dat hij nu aan een artikel over criminele conversatie werkte.
'Wat is dat?' vroeg Sarah. 'Zijn dat gesprekken tussen misdadigers?'
'Nee, het is een tort,' zei Richard.
'Wat is een tort?' vroeg zijn vrouw. 'Een of ander Deens gebak?'
Rosie wist verdomd goed wat een tort was; ze was niet voor niets twintig jaar met een advocaat getrouwd.
'Een tort is, aanhalingsteken openen, elke onrechtmatige daad, schade of verwonding die opzettelijk öf door nalatigheid of door omstandigheden waarvoor men volgens de wet aansprakelijk is, wordt veroorzaakt en waarvoor men gerechtelijk vervolgd kan worden, aanhalingsteken sluiten.'
'Behalve het verbreken van een belofte,' zei Michael.
'Zoals in een contract,' zei Richard en knikte.
'Ik haat dat advocatengewauwel,' zei Rosie.
'Dat mag dan wel zo zijn,' zei Richard, 'maar criminele conversatie wordt omschreven als het onteren van de echtelijke sponde...'
'Alsjeblieft,' zei Rosie, 'niet als ik zit te eten...'
'... öf als seksuele gemeenschap,' vervolgde Richard, totaal niet uit het veld geslagen, 'öf als het verbreken van de echtelijke overeenkomst.'
'Hij bedoelt, neuken met een vreemde,' zei Rosie, die direct na deze woorden zogenaamd geschrokken een hand voor haar mond hield.
'Ik bedoel overspel,' zei Richard, 'in dit geval wordt het in de zin van de wet als een beschadiging van de echtgenoot beschouwd, en daarom heeft hij recht op schadevergoeding.'
'En hoe zit het met de echtgenoteT vroeg Rosie. 'Als de echtgenoot vreemdgaat?'
'De tort heeft alleen maar betrekking op het schandaliseren of verleiden van een echtgenote.'
'Dan is er toch niets nieuws onder de zon?' zei Rosie en haalde haar schouders op.
'Daar gaat het nu precies om in mijn artikel,' zei Richard. 'Ik denk dat dat nog steeds een belangrijk probleem voor de vrouwenbeweging is, ondanks het feit dat de tort in 1935 is afgeschaft.'
'Je wilt beweren dat tot die tijd...?'
'Ja, tot die tijd kon een echtgenoot een aanklacht tegen een man indienen wegens criminele conversatie. Wegens overspel met diens echtgenote.'
'Een mooie naam voor vreemdgaan,' zei Rosie. 'Criminele conversatie.'
Maar Sarah vond het een heel toepasselijke naam.
Ze keek strak naar haar bord, terwijl Richard over de populariteit van zulke aanklachten in het zeventiende-eeuwse Engeland ver- telde, waar de tort door iedereen 'crim con' werd genoemd en waar schadevergoedingen van 10.000 tot 20.000 pond niet ongewoon waren. Ze staarde strak naar het voedsel op haar bord en durfde niet naar Michael te kijken, die aan de andere kant van de tafel zat. Ja, dacht ze, criminele conversatie, die voer ik met Andrew in zijn slaapkamer. We zijn een paar dieven die een huwelijk leegplunderen, en de schadevergoeding is veel hoger dan welke rechtbank ter wereld zou kunnen toekennen.
'Maar criminele conversatie?' vroeg Rosie en wendde zich naar Sarah voor hulp.
Ja, dacht Sarah, criminele conversatie.
Hardop zei ze: 'Ja, het klinkt inderdaad vreemd.'
De vergadering vond plaats op dinsdagochtend, de drieëntwintigste maart. Regan, die met Lowndes in de kamer in Grand Street de gesprekken afluisterde, was nog steeds pisnijdig omdat Michael Welles het nodig had gevonden de beperkingen met betrekking tot het afluisteren nogmaals met het hele schaduwteam door te nemen - met aan het slot wat je een nauw verholen waarschuwing zou kunnen noemen.
'Ik weet dat jullie allemaal begrijpen hoe belangrijk deze zaak is,' had hij gezegd, 'en ik weet dat jullie ook begrijpen hoe ernstig het is als één van ons er de oorzaak van zou kunnen zijn dat bewijsmateriaal dat we met zoveel moeite bij elkaar hebben vergaard, niet ontvankelijk wordt verklaard. Dus zal ik het jullie nog één keer vertellen: bij twijfel zetje de afluisterapparatuur af.'
Hij had hen ook opgedragen de komende dagen en weken goed op te letten, omdat de dood van Rudy Faviola zeker voor enige opschudding zou zorgen. Dus hier zaten ze, drie dagen na het begin van de lente, te midden van al die opschudding en luisterden naar de verwarde gesprekken die maar één onderwerp betroffen: wie ging de positie van De Boekhouder in de organisatie bekleden?
De zware jongens begonnen om twee uur die middag binnen te druppelen.
Benny Vaccaro perste niet langer meer kleren in het achterste gedeelte van zijn vaders zaak. Uit eerder afgeluisterde en opgenomen gesprekken tussen hem en Andrew Faviola wisten ze dat hij nu op een pier in West Side werkte, waarschijnlijk hielp hij bij het lossen van kisten met dubbele bodems die allerlei gecontroleerde artikelen bevatten, dat namen ze tenminste aan. In geen van deze gesprekken was er sprake van illegale activiteiten geweest. Ze hadden de apparatuur uitgezet toen zij zich realiseerden dat Faviola hem ogenschijnlijk een eerlijke baan aanbood.
De nieuwe perser was iemand die Mario heette.
Ze waren zijn achternaam nog niet te weten gekomen, maar ze vermoedden dat hij een neef van een bendelid was, of de zoon van een kennis van een bendelid, in ieder geval was het een vertrouwd iemand, die later niet aan anderen het komen en gaan van de diverse hoge omes zou doorvertellen.
'Hallo, Mario.'
'Hallo, meneer Triani.'
Mario klonk jonger dan Benny. Ze vermoedden dat hij zestien of zeventien jaar oud was, waarschijnlijk een vroege schoolverlater die zijn weg door de rangen van de georganiseerde misdaad zou vinden, nu als perser begon en al de grote jongens onder zijn hartelijkheid bedolf.
'Hallo, meneer Bardo.'
'Hallo, Mario.'
Na de bekende stem door de luidspreker verzocht Fa viola elk van zijn zakenrelaties, verdomde schoften, na het geluid van de zoemer naar boven te komen. Om halfdrie waren ze er allemaal. Regan en Lowndes hadden er twaalf geteld, zes meer dan er bij de laatst gehouden vergadering aanwezig waren geweest. Dat was toen ze alleen nog maar de microfoon beneden hadden geïnstalleerd. Maar deze keer zouden ze alles horen en registreren, zelfs al was het een scheet van een vlo. Om te beginnen vertelden ze Faviola hoe erg ze het vonden van zijn oom, daarna vertelden ze Triani hoe erg ze het vonden van zijn schoonvader, maar het betrof hier wel een en de zelfde dode gangster. Sal de Barbier begon als eerste met zijn condoléances, en hij werd gevolgd door Frankie Palumbo en Fat Nickie Nicoletta, die Rudy van jongs af aan kende en één van de oudere aanwezige misdadigers was die Andrew Faviola nog steeds bij de bijnaam uit zijn kinderjaren, Lino, noemde. En steeds weer klonk het rituele verdriet, en iedere wop-schooier betoonde zijn respect voor die arme, aardige, dode klootzak, Rudy 'De Accountant' Faviola.
'Opgeruimd staat netjes,' zei Regan.
Toen dat achter de rug was vertelde Faviola aan de verzamelde gangsters dat de dood van zijn oom een leegte in de organisatie achterliet. Dit had hij vorige week met zijn vader in Leavenworth besproken...
'Dus daar was hij,' fluisterde Lowndes.
'... en mijn vader denkt er net zo over, we zijn het beiden met elkaar eens wie de plaats moet innemen van oom Rudy, moge hij rusten in vrede.'
'Amen,' zei Regan.
'Petey, ik wil niet dat je het erg vindt,' zei Faviola. 'Dit heeft niets te maken met de werkelijke waarde die jij voor de familie hebt...'
'Ik zou die baan trouwens toch niet willen,' zei Bardo onmiddel- lijk.
'Voor ons ben je meer waard op de plaats waar je nu zit,' zei Fa- viola.
'Ik heb je al gezegd dat ik die baan niet wil, Andrew!'
Er klonk woede in zijn stem door. Hij was geen sufferd, Petey Bardo, en ongetwijfeld wist hij wat er zou komen. Hij had zich voorgenomen dit waardig en ongeschonden te accepteren. Stoom afblazen in de richting van Andy was één ding. Maar in de zeik gezet worden door een gezamenlijke beslissing van Faviola padre efiglio was een heel ander verhaal.
'Wat jij wilt, is natuurlijk erg belangrijk voor ons,' zei Faviola gladjes. 'Maar wat het beste voor de familie is, is nog veel belangrijker. Wij hebben je nodig in de functie die je nu bekleedt, Petey. En we hebben Bobby nodig om oom Rudy's zaken over te nemen. Dat is de manier waarvan wij denken dat het de beste is.'
Het was doodstil in de kamer.
De woorden 'onderbaas' en 'consigliere' werden geen enkele maal genoemd. Dit had de directievergadering van ieder legaal familiebedrijfwaar ook ter wereld kunnen zijn. De voorzitter had zojuist een promotie bekendgemaakt. Bobby Triani - Rudy Faviola's schoonzoon en tot dit moment een capo die binnen de familie verantwoordelijk was voor de gestolen goederen - was zojuist gepromoveerd tot de tweede plaats binnen de organisatie, waar hij slechts verantwoording schuldig was aan Andrew Faviola. Maar blijkbaar vond Faviola het nodig om het beschadigde imago van Petey Bardo een beetje op te poetsen.
'Petey,' zei hij, 'we kunnen het ons niet veroorloven dat je een andere positie gaat bekleden.'
'Luister, ik heb je al gezegd...'
'Alsjeblieft, laat me uitspreken. Alsjeblieft, Petey, als er problemen in de familie zijn, dan ben jij altijd degene die ze weer oplost. Iemand wil een territorium hier, een territorium daar...'
Geen enkele maal werd er gezegd wat er met territorium werd bedoeld. Ze waren zich altijd bewust van de oude Italiaanse uitdrukking '/ muri hanno orecchi.' De muren hebben oren. Er bestond geen enkele vrees dat er misschien zes microfoons in deze kamer waren geïnstalleerd, maar niemand zei iets dat als bezwarend kon worden beschouwd. In ieder geval, nog niet.
'... en ze komen naar jou om de zaak voor hen op te lossen,' zei Faviola. 'Ik ken niemand die dat beter kan dan jij. Niemand. Wanneer er een ontmoeting nodig is...'
Ontmoeting was een woord dat door de mafia gebruikt werd, maar je kon er voor de rechtbank niets mee beginnen.
'... dan ben jij degene die vrede tussen de aanvoerders probeert te stichten...'
Een ander woord voor capo. Skipper. Of kapitein. Klaag hem maar aan als je durft.
'... jij bent degene die de ervaring, het geduld en de diplomatie bezit om de kwesties naar ieders tevredenheid op te lossen. Als we jou promoveren, Petey, dan hebben we niemand die jouw plaats kan innemen. Maar betekent dit dat Bobby een groter stuk van de taart mee naar huis neemt, omdat hij technisch gesproken één treetje hoger staat? Ik kan je beloven dat dit niet zal gebeuren, Petey. Je hebt mijn woord, en iedereen hier in de kamer is mijn getuige. Ik ga een goede compensatie voor je uitwerken. Ik wil er nu niet dieper op ingaan, maar je hebt mijn belofte. En als ik zeg dat Bobby technisch gesproken boven je staat, dan meen ik dat. Dit is slechts technisch. Wat mij betreft, speciaal nu met het nieuwe project waarmee we gaan beginnen...'
'Wat is dit, wat betekent dit?' zei Regan. En hoewel hij een koptelefoon droeg, boog hij zich dichter naar de apparatuur om beter te kunnen luisteren.
'... heb ik drie man aan de top nodig om de verantwoordelijkheden te kunnen verdelen. Dit kunnen we niet zonder jouw hulp doen. Het is te gecompliceerd en er zijn te veel risico's. Maar als het eenmaal goed draait, dan beloof ik jullie dat er genoeg is voor ons allemaal. Ik heb het over miljarden dollars. En die zullen we allemaal onder elkaar verdelen.'
'Verdomme, waar hééft hij het over?' zei Regan.
'De Chinezen hebben een gezegde: "Iedereen draagt bij naar zijn mogelijkheden, en iedereen krijgt wat hij nodig heeft". Wij hier in deze kamer hebben genoeg mogelijkheden...'
'Vuile schoften,' zei Regan.
'... en in deze kamer zitten ook veel mensen die heel wat nodig hebben...'
Ze begonnen luidkeels te lachen.
Lowndes schudde zijn hoofd.
'Daarom wil ik nu voor iedereen wijn inschenken... Sal, wil jij een paar flessen openen? Nicky? Kun jij even helpen?'
De twee rechercheurs hoorden dat de flessen werden geopend en de wijn werd ingeschonken. Ze hoorden verschillende gesprekken door elkaar. Stoelen werden naar achteren geschoven, mensen liepen door de kamer heen en weer en opeens klonk het geluid van glazen die tegen elkaar werden gestoten. Faviola begon weer te spreken.
'Allereerst wil ik het glas heffen op mijn oom Rudy, van wie ik tot zijn dood heb gehouden en die ik enorm mis. Zijn vurigste wens was
dat het idee van mijn vader werkelijkheid mocht worden. Nu we met de uitvoering ervan gaan beginnen, is hij hier niet aanwezig, maar hij was wèl aanwezig bij de ontmoeting in Sarasota, en tot vlak voor zijn dood zat hij dag en nacht aan de telefoon om met de mensen in Italië en China te onderhandelen. Dus ergens in de hemel weet hij dat het nu nog maar een kwestie van tijd is, alleen nog maar een kwestie om alle stukjes van de legpuzzel op hun juiste plaats te krijgen. Oom Rudy, rust zacht. Geloof me, het staat op het punt om te gebeuren.'
'SaluteP schreeuwde iemand.
'SaluteT stemden de anderen in.
'Dan wilde ik Bobby èn Petey feliciteren, omdat we volgens mij vandaag twee promoties te vieren hebben, en ik ben van plan, zoals ik eerder beloofd heb, dit als een gebaar naar Petey toe duidelijk te maken. Bobby, Petey, gefeliciteerd.'
'Dank je,' zei Triani op nederige toon.
'Dank je,' zei Bardo op sceptische toon.
Het was bijna vier uur.
'We hebben de komende weken en maanden veel werk te doen,' zei Faviola. 'Ik weet dat ik op jullie kan rekenen dat het goed gedaan zal worden. Mijn vader wordt op de hoogte gehouden, want het is zijn idee en hij wil dat het goed gedaan wordt. Laat me niet in de steek. Dat is het.'
Voordat de mannen de kamer verlieten betoonden ze Andy Boy opnieuw hun persoonlijk respect door hem te beloven dat hij op hen kon rekenen, dat ze hem zouden steunen en hun best zouden doen. Fat Nickie Nicoletta zei: 'Als je een paar Spanjolen uit de weg geruimd wil hebben, Lino, omdat ze niet willen meewerken, dan moet je me maar waarschuwen.'
'Ik zal eraan denken,' zei Faviola.
Sal Bonifacio zei: 'Heb je het gehoord van Richie Palermo?'
'Richie...?'
'Palermo. Die knul die af en toe wat voor me deed? Die nog niet zo lang geleden in juwelen handelde? Ken je hem nog?'
'O, ja. Die.'
'Die is in Eighth Avenue doodgeschoten,' zei Sal.
Faviola zei niets.
Regan en Lowndes zaten ingespannen te luisteren.
'In een kelder in Eighth Avenue,' zei Sal. 'Twee kogels in zijn achterhoofd. Het stond vorige week in de krant.'
'Dat bericht heb ik niet gelezen,' zei Faviola.
'Ja,' zei Sal. 'Verdomd jammer, hè?'
Toen de groep gangsters zich via de trap naar het achterste gedeelte van de kleermakerszaak begaf, hoorden Regan en Lowndes niets meer, maar toen ze even later beneden waren aangekomen,
hoorden de rechercheurs dat ze Mario een goede dag wensten. De nieuwe perser strooide heren en meneer over hun koninklijk achterwerk toen zij de uitgang in Broome Street namen, waar twee rechercheurs op de eerste verdieping van het gebouw tegenover de zaak met behulp van videocamera's hun afzonderlijk vertrek naar een grotere welvaart registreerden.
Opeens verscheen die avond om halfacht Oona Halligan uit het niets op het toneel. De twee rechercheurs die Regan en Lowndes bij het afluisteren hadden afgelost, dachten dat ze de hele middag al aanwezig was geweest. Hoe had ze verdomme anders binnen moeten komen? De winkel was toch om vijf uur gesloten?
Harry Arnucci was achtenveertig jaar, een kale, steviggebouwde rechercheur eerste klas, die eerst bij de Narcoticabrigade in Manhattan North was geweest, voordat hij voor de officier van justitie ging werken. Het enige dat hij over misdadigers wist, was dat ze, hoewel zij zichzelf erg slim vonden, eigenlijk erg dom waren. Hij bleef net zo lang luisteren tot Faviola die ene domme opmerking zou maken, waardoor hij voor honderd jaar achter de tralies zou belanden. Vroeg of laat zouden ze allemaal een domme opmerking maken. Hoe eerder Faviola zich verlinkte en ze hem èn die groep schooiers die hem regelmatig in dat kantoortje boven de klcerma- kerszaak bezochten zouden arresteren, des te eerder zou Harry tot inspecteur worden bevorderd.
Zijn compagnon was Jerry Mandel, en die deed ook zijn best om inspecteur te worden. Hij was bij de politie gegaan, ondanks de protesten van zijn overgrootmoeder, die zich nog steeds herinnerde dat Ierse politieagenten hun knuppels op joodse schedels in Lower East Side lieten neerdalen. Het was een fundamenteel principe bij de politie dat alleen een Ier boven de rang van hoofdinspecteur kon rijzen. Mandel wilde bewijzen dat dit beginsel niet klopte door te proberen de eerste joodse commissaris van politie van de stad New York te worden. Hij was pas drieëndertig en nu al rechercheur tweede klas bij het team van de officier van justitie. Hij wist net als Harry hoe belangrijk deze zaak was en hij hoopte dat deze zou eindigen met een arrestatie, wat hem vast en zeker een promotie zou opleveren.
Beide mannen voelden zich beledigd toen Michael Welles hen die kleine waarschuwing gaf over de beperkingen tijdens het afluisteren. Ze vulden de formulieren nauwkeurig in en zetten de apparaten af zodra Faviola in bed kroop met zijn woensdagavond-seksbom. Zij wisten hoe belangrijk deze afluisteroperatie was, en het was absoluut niet nodig geweest hen daar opnieuw aan te herinneren. Ze stonden trouwens op het punt uit te schakelen toen ze opeens vanuit
het niets de stem van Halligan hoorden - verdomme, waar kwam zij vandaan? Ze moest daar al een tijdje geweest zijn, dachten ze, maar toen zei Faviola: 'Geef me je jas maar,' gevolgd door het antwoord van Oona: 'Bedankt,' en toen realiseerden zij zich dat ze juist was aangekomen. Maar hoel Het was even stil en toen hoorden ze een lang 'Mmmmmmmm' van Oona. Ongetwijfeld kusten ze elkaar nu. 'Kan ik iets voor je inschenken?' vroeg Faviola. Dit betekende dat ze niet in de slaapkamer waren, maar in de woonkamer direct boven de kleermakerszaak. Freddie Coulter had voor een ruwe plattegrond van alle drie verdiepingen gezorgd, waardoor ze in staat waren om de bewegingen van kamer naar kamer te volgen. Nu dachten ze dat Faviola waarschijnlijk naar beneden was gegaan om haar via de zaak binnen te laten, of misschien had hij haar een sleutel van de zaak gegeven. Hoe dan ook, de mensen die aan de overkant de videocamera bedienden hadden ongetwijfeld gezien dat ze de zaak binnen was gegaan, als ze op die manier naar binnen was gegaan, einde mysterie.
Mandel gaf Arnucci een teken de apparaten af te zetten. Arnucci knikte en strekte zijn arm uit om de knoppen om te draaien, toen het meisje zei: 'Waarom is die deur zo weggewerkt?'
'De architect was van mening dat dit mooier was,' zei Faviola.
'Wacht even,' zei Mandel.
Arnucci knikte weer.
'Hij ziet er precies uit als de rest van de muur,' zei Oona.
'Nou, dat was ook de bedoeling,' zei Faviola.
'Ik bedoel, geen gewone deurknop of wat dan ook. Het lijkt op een plaat, in plaats van op een deur. Het lijkt wel of het deel uitmaakt van de walnoten betimmering.'
'De architect wilde niet dat de afwerking van de muur verstoord zou worden.'
'Ja, maar een trap moet naar een deur leiden en niet naar een muur.'
'Het is een deur,' zei Faviola. 'Maar dan aan de andere kant.'
'Nou, ja, dat zie ik óók wel.'
'Mèt een gewone deurknop,' zei hij.
'Maar niet een knop die je omdraait,' zei ze. 'Ik heb nooit gehoord van een deurknop waaraan je moet trekken om de deur te openen.'
'Het is een drukslot,' zei Faviola. 'Aan deze kant druk je op de deurplaat. Aan de andere kant trekje aan de knop.'
'En er zit ook geen slot op,' zei ze.
'Beneden zitten al twéé sloten,' zei hij.
'Maar toch,' zei ze.
'Hoe staat het met je glas?'
'Fijn, dank je.' 'Waarom gaan we niet naar boven?'
'Eerst mijn glas leegdrinken.'
'Oké,' zei hij, 'doe maar rustig aan.'
'Fijn. Maar je moet me niet opjagen.'
'Niemand jaagt je op,' zei hij.
Zijn stem had een scherpe klank gekregen. De rechercheurs vermoedden dat hij haar een beetje lastig begon te vinden. Spelend met haar glas wilde ze weten waarom een deur zo was geconstrueerd dat hij op een deel van de betimmerde wand leek. En hij wilde haar alleen maar mee naar boven nemen om haar een goeie beurt te geven.
'Waarom liet je mij niet weten datje stad uitging?' vroeg ze.
Zij vermoedden dat dit de ware reden was voor haar treuzelen. Hij had haar niet geïnformeerd over zijn komen en gaan, dus nu moest ze...
'Ik wist niet dat ik dit moest' zei hij.
Zijn stem had nu echt een scherpe klank gekregen. Ze vroegen zich af of de kleine Oona wel wist wat voor een schooier deze kerel was, die opdracht kon geven iemand te laten vermóórden. Een paar weken geleden had hij geklaagd over een of andere domme ring, en de junk die hem aan Sal de Barbier had verpatst was dood in een kelder teruggevonden. Ze vroegen zich af of ze wist wiens speelbal ze was.
'Je zegt steeds dat je van me houdt...' zei ze.
'Ik hou van je,' zei hij, wat volgens hen betekende: Drink je verdomde glas leeg en laten we naar boven gaan.
'... maar je bent twee dagen de stad uit geweest en je belt me niet, en dan ben je terug en kan ik je pas zondag bereiken.'
'Dat klopt,' zei hij. 'Heb je daar een probleem mee?'
'Nou, nee, niet bepaald een probleem...'
'Wat is het dan?'
'Nou, ik dacht, als je om iemand geeft, dan ben je iets attenter voor haar. Ik wist zelfs niet dat je wég was. Opeens ben je verdwenen, en...'
'Ruzie tussen twee geliefden,' zei Mandel, en wilde de schakelaar in de OFF-stand zetten.
'Wacht even,' zei Arnucci.
'... ik vroeg me af of je door een auto of zoiets was aangereden.'
'Harry,' waarschuwde Mandel. 'Dit is...'
'Sstt, sstt.'
'... iets belangrijks kwam ertussen, en ik had advies nodig van een van onze directeuren.'
'Ik zeg niet dat je nergens heen had moeten gaan, waar dat ook geweest is...'
'Ik ben naar Kansas geweest.' 'Je houdt me voor de gek.'
'Nee, ik...'
'Waar je ook geweest bent, ik zeg alleen maar dat je me had moeten vertellen dat je wegging. Of dat je me had kunnen bellen om te vertellen dat je veilig was aangekomen. Hebben ze geen telefoons in Kansas? Trouwens, waar in Kansas ben je geweest?'
'Daar heb je niets mee te maken,' zei Faviola.
Het bleef enige tijd doodstil.
'Hé, luister eens even,' zei ze. 'Dit hoef ik niet te...'
'Dat klopt, dat hoefje zeker niet,' zei hij.
'Ik bedoel... wat bedoel jij met dat ik er niets mee te maken heb? Ik zegje dat ik je mis, ik maakte me zorgen over jou, ik hoopte datje me zou bellen, en jij vertelt me dat ik er niets mee te maken heb? Wat betekent dat, dat ik er niets mee te maken heb?'
'Het betekent: wil je nu direct weggaan, of wil je met me mee naar boven?'
Het was een lange tijd doodstil.
'Nou?'
'Ik dacht...'
'Het kan me niets schelen watje dacht. Daar is de trap naar boven en daar is de deur. Wat wil je?'
Het was nu nog veel langer stil.
'Het is zelfs geen gewone deur,' zei ze en lachte op een vreemde manier, het klonk bijna als een snik.
'Kom tot een besluit, Oona.'
'Ik denk dat ik... graag met je naar boven ga,' zei ze.
Arnucci schakelde het apparaat uit en zette zijn koptelefoon af.
'Verdomme, er is nog een ingang,' zei hij.
Kirk Irving vertelde hen over een patiënt die hij vorige week had behandeld, een jongen wiens kies uit zijn jukbeen groeide. Zijn vrouw Rebecca zei dat dit naar haar mening een echt vies onderwerp was om tijdens de maaltijd te bespreken. Kirk zei dat hij van mening was dat orthodontie geen smerig onderwerp was, en hij herinnerde Rebecca aan het feit dat orthodontie ervoor zorgde dat de kinderen schoenen aan hun voeten droegen.
'Om precies te zijn, aan één van hun voeten,' zei Rebecca.
Dit om hem te herinneren aan het feit dat zij, hoewel in mindere mate, ook kostwinner was. Rebecca werkte als publiciteitsagente voor een kleine uitgeverij in de Village. Kirk wendde zich tot Mi- chael en begon het lange en zorgvuldige proces uit te leggen, waarmee een kies weer langzaam op zijn juiste plaats in het tandvlees wordt teruggeduwd. Rebecca greep haar kans en wist Sarah's aandacht te trekken. Ze begon te vertellen hoe frustrerend het was om met een beperkt budget te werken, waardoor het onmogelijk voor haar was hi-tech auteurs te promoten. Sarah daarentegen was meer geïnteresseerd in de moeilijkheden om schrijvers, die al hun werken in de ik-vorm schreven, onder de aandacht van het grote publiek te brengen. Maar Kirks zware stem overheerste alles en ze merkte dat ze nu meer over orthodontie te horen kreeg dan ze ooit voor de rest van haar leven te weten zou komen.
Toen Kirk opeens van onderwerp veranderde en wilde weten waarmee Michael nu bezig was, luisterde ze direct naar de beide mannen en hoopte iets op te vangen over de werkzaamheden van haar echtgenoot, die tot nu toe zo hardnekkig weigerde iets te vertellen. Maar Michael haalde eenvoudig zijn schouders op en zei: 'O, het normale gedoe, de goeden tegen de slechten,' en begon onmiddellijk over iets anders te praten. Hij vertelde hen dat hij erover dacht een kleine villa in Frankrijk te huren voor hun drie weken zomervakantie. Dit was de eerste keer dat Sarah hierover hoorde. Onder normale omstandigheden zou ze het heerlijk gevonden hebben. Maar nu...
'Sarah, wat fantastischV zei Rebecca onmiddellijk tegen Sarah. 'Waar? En wanneer gaan jullie...?
'Niet in de Provence, hoop ik,' zei Kirk met rollende ogen. 'Die vent, ik ben zijn naam vergeten, heeft er in de Provence een industrie van gemaakt. Ik durf te wedden dat het nu net zo druk is als op Coney Island.'
'Ik dacht zelf aan het gebied rond St. Jean-de-Luz,' zei Michael. 'Daar hebben we onze huwelijksreis doorgebracht. Ik dacht dat het leuk was om het Mollie te laten zien.'
'En gauw eventjes over de grens naar Pamplona voor de stieren- rennen,' zei Kirk. Hij hield zijn handen omhoog en deed alsof hij met een cape zwaaide.
'Wanneer zou dit zijn?' vroeg Rebecca.
'Nou, dat weet ik niet,' zei Sarah. 'Trouwens, ik was van plan...'
'Ik vermoed ergens in augustus,' zei Michael, 'om die tijd gaan we normaal...'
'Ik was van plan...' zei Sarah en zweeg toen ze opeens merkte dat iedereen naar haar keek. 'Ik... ik was eigenlijk van plan om deze zomer met mijn doctoraal te gaan beginnen. Dit komt als een volkomen...'
'Lieverd,' zei Rebecca, iaat dat doctoraal verrekken. Ga in plaats daarvan naar Frankrijk.'
'Ja maar, ik was...'
'Herinneren jullie je Sunset Boulevard?' vroeg Kirk. 'De scène waarin Gloria Swanson hem meeneemt om een jas te kopen?'
'Je hebt me niet verteld dat je weer gaat studeren,' zei Michael enigszins verwonderd.
'Maar jij hebt ook niets over Frankrijk verteld,' zei Sarah, die te laat besefte dat haar stem een scherpe klank had toen ze deze woorden sprak.
'En William Holden tussen een kasjmierjas en een vicunajas moet kiezen?' zei Kirk. 'En dan leunt die flikflooiende verkoper naar voren en zegt: "Als mevrouw betaalt dan zou ik de vicunajas nemen." '
'Kies Frankrijk,' zei Rebecca weer en knikte wijsgerig.
'Nou, ik vermoed dat ik de rust best kan gebruiken,' zei Sarah, die zich vlug herstelde. 'Frankrijk klinkt eigenlijk best wel leuk.'
'Snel geleerd,' zei Rebecca en knipoogde naar Michael.
'Ze heeft ook zó hard gewerkt,' zei Michael en pakte haar hand beet. 'Verlaat elke ochtend om zeven uur het huis...'
'Nou ja, dat hoort bij mijn baan,' zei ze.
'Maar je bent 's zomers tenminste vrij,' zei Kirk.
'... en komt de meeste avonden pas om zes uur thuis. Tenzij ze een...'
'En je wordt nog doorbetaald ook.'
'... lerarenvergadering heeft,' zei Michael.
'Nou, dat is niet zo vaak,' zei Sarah.
'Iedere week,' zei Michael.
'Niet zo vaak,' zei Sarah.
'Bijna,' zei Michael.
'Weet je zeker dat ze geen vriendje heeft?' zei Kirk knipogend.
'Dat zou ik bést wel willen,' zei Sarah met verleidelijk knipperende ogen.
'Heeft hij nog een vriendje voor mij?'
'Misschien kunnen we hem meenemen naar Frankrijk,' zei Michael, waarna iedereen begon te lachen.
'Jij zorgt voor de wijn,' zei Kirk met een overdreven Frans accent, 'en ik zorg voor Pierre.'
'Lucky Pierre,' zei Rebecca, 'altijd in het midden.'
'Kunnen jullie op zo'n korte termijn nog een villa krijgen?' vroeg Kirk.
'Ik denk van wel. Ik geloof dat je ze zelfs voor één week kunt huren.'
'In Frankrijk noem je dit geen villa,' zei Rebecca. 'Het wordt een château genoemd.
' Un château,' zei Kirk.
'Ik dacht dat dit een kasteel betekende,' zei Michael.
'Dat is hetzelfde,' zei Rebecca.
'Wil je met mij in een kasteel gaan wonen?' vroeg Michael en kneep weer in Sarah's hand.
Met moeite kon ze haar tranen bedwingen.
Luretta moest het haar vertellen. Ze kon bijna niet wachten tot het lesuur voorbij was en ze mevrouw Welles even apart kon nemen om vertrouwelijk met haar te praten. Dit was het laatste lesuur van deze woensdag; het hele lesrooster liep twintig minuten achter op het schema omdat er vanmorgen plotseling een brandoefening en een vergadering waren ingelast. Op een mooie zomerse dag als deze stonden die twee dingen vanzelfsprekend helemaal onder aan het verlanglijstje van de leerlingen van Greer.
'... is het niet nodig de rest van het gedicht te schrijven, heb ik gelijk?' zei Sarah. 'Het staat allemaal in de eerste regel: "O, om in Engeland te zijn, nu het april is." Trouwens, als je iemand wilt testen die Engelse literatuur heeft gestudeerd, vraag dan eens: "Wat zijn de woorden die na: 'O, om in Engeland te zijn"?' en negen van de tien keer zal het antwoord zijn: "Nu het daar lente is." Maar er staat: "Nu het april is", en al het verlangen, al de passie, al de zoete zorgen over die prachtige maand staat daar in de eerste regel. Trouwens, de rest van het gedicht valt nu een beetje tegen, vinden jullie ook niet? Ab? Wil jij de eerste regels eens hardop voorlezen?'
Abigail Simms, een slanke veertienjarige met lange, blonde haren die halverwege haar rug hingen, schraapte haar keel en las: 'O, om in Engeland te zijn, nu het april is, en iedereen die in Engeland oplet zal, op zeker morgen onverwachts, zien dat het kleinste takje en het kreupelbos bij de stam van de iep beginnen uit te lopen...' 'Stop maar even, Ab, bedankt. Nou, wie van jullie denkt bij dat gedoe over het kleinste takje en het kreupelbos direct aan de maand april? Browning had beslist niet verder hoeven te gaan, ofwel?'
De klas, die een val verwachtte, keek haar behoedzaam aan. Dat deed ze wel meer, wist Luretta. Ze leidde hen naar de tuin en vestigde de aandacht op het ene, terwijl ze eigenlijk de hele tijd bezig was hen juist het tegenovergestelde te laten zien. Maar deze keer leek Sarah echt haar teleurstelling met hen te willen delen. Ze hoopte alleen maar dat de klas een beetje op zou schieten en snel zou vertrekken, zodat ze Sarah kon vertellen wat er thuis gebeurde. Dusty die haar telkens lastig viel, terwijl haar moeder de andere kant opkeek.
'... "en na april," las ze hardop voor, "volgt mei, en de grasmus bouwt haar nest, net als alle zwaluwen!" Oké, we leven allemaal in de grote, slechte stad, we zien niet veel grasmussen of zwaluwen of een boterbloem die omstreeks het middaguur in bloei staat. Maar roepen deze beelden bij iemand van jullie bepaalde gevoelens op? Weten j ullie wel wat een grasmus is? Of een vink? "Als de vink in de boomgaard zingt." Sally? Wat is een vink?'
Sally Hawkins, een lang en spichtig meisje, leek zelf een beetje op een vink, wat dat dan ook mocht zijn. Ze had piekerige, bruine haren en bolle, bruine ogen; een echte vink, zoals Luretta nog nooit had gezien.
'Een of andere vogel,' zei Sally. 'Denk ik.'
'Enig idee hoe hij eruitziet?'
'Nee.'
'Is hij blauw? Geel? Rood? Enig idee?'
'Nee.'
'Nou, is het niet belangrijk voor een dichter om ons beelden te tonen die we kunnen zien? Wat denk je van de bloem van een meloen? Weet een van jullie hoe die eruitziet? Alyce? Heb jij enig idee?'
'Ik vermoed iets dat op een pompoen lijkt.'
Alyce Goldstein. Een lief klein meisje met donkere ogen en haren, dat gebukt ging onder de 'y' in haar voornaam, omdat haar moeder meende dat het meer stijl had.
"Veel helderder dan deze felle meloenbloem!" Dat is de laatste regel van het gedicht. Waar is hij volgens jullie? Browning. Het gedicht heeft als titel: "Overzeese Gedachten aan Thuis". Dus waar is hij? Bloeit de meloenbloem in de plaats waar hij op dat moment verblijft? Of groeit die ook in Engeland?'
'Die staat daar waar hij verblijft.'
Jenny Larson, dikke brilleglazen, een gezicht vol sproeten en zo verlegen als een vlinder.
'En waar is dat?'
'Waarschijnlijk in Italië.'
'Waarom denk je dat het Italië is?'
'De meloenbloem klinkt zo Italiaans. Ik weet niet waarom. Maar het klinkt als Italiaans.'
'En hij schreef ook "Mijn laatste hertogin",' zei Amy Fiske, 'en dat ging toch over Italië, of niet?'
'Nou, hij schreef ook "Monoloog over het Spaanse klooster," dus hoe weten we dat het niet over Spanje gaat? Als we totaal niets van een meloenbloem af weten...'
Luretta vond Browning een erg vervelende vent, zelfs al werd hij door mevrouw Welles behandeld. Gisteren las ze een gedicht van T.S. Eliot voor dat begon met de woorden: 'April is de wreedste maand', en die vijf woorden hadden haar meer gezegd dan al de woorden die Browning ooi...
De schoolbel ging over.
'Verhip!' zei Sarah.
Luretta klemde haar boeken tegen haar borst, rende naar voren, haalde diep adem en zei: 'Mevrouw Welles, ik moet....' 'Lieverd, kan het tot morgen wachten?' zei Sarah. 'Ik moet nu vlug weg.'
Ze was bijna al vertrokken voordat de woorden waren uitgesproken. Ze sloeg met een klap haar attachékoffertje dicht, greep haar handtasje uit de onderste lade van haar bureau, graaide haar jas uit de kast naast de deur en na een haastige armzwaai in de richting van Luretta rende ze snel het lokaal uit.
Luretta veronderstelde dat het maar tot morgen moest wachten.
Ze rende langs de drie blokken van Sixtieth naar Fifty-seventh en was er zeker van dat Billy er niet meer zou staan. Eigenlijk wist ze dat ze eerst Andrew had moeten bellen om hem te vertellen dat ze onderweg was, daarna zou ze proberen om in het spitsuur een taxi te vinden. Maar, wonder boven wonder, de wagen stond nog steeds langs het trottoir voor Dunhill's te wachten, waar hij elke woensdagmiddag om ongeveer tien over vier stond. Alleen was het vandaag bijna haMvijf en dat kwam door die brandoefening en de vergadering.
Het gedicht dat ze had geschreven zat in haar handtasje.
Twee weken had ze Andrew niet gezien. Ze kon niet wachten om met hem alleen te zijn. Ze rukte het achterportier open, kroop op de leren achterbank, trok het portier achter zich dicht en zei happend naar adem: 'Ik dacht datje al weg zou zijn, Billy, bedankt voor het...'
'Mijn orders zijn te wachten tot de koeien binnenkomen,' zei Billy die de motor startte.
'Dat klinkt helemaal niet als van hem afkomstig.'
'Mevrouw?'
'Meneer Farrell,' zei ze. 'Tot de koeien binnenkomen.'
'Meneer Farrell, hè?' zei Billy.
Hun ogen ontmoetten elkaar in de achteruitkijkspiegel.
Er speelde een flauwe glimlach om zijn mond.
'Nou, dat waren niet exact zijn woorden,' zei hij. 'Van meneer Farrell.' Hij glimlachte nog steeds. 'Hij zei dat ik moest blijven wachten, hoe lang het ook duurde. Ik wacht alleen maar, dat is alles.'
'Geldt dat voor iedereen die jij moet ophalen?'
'Nee, mevrouw.'
Hij draaide met de wagen Park Avenue op in de richting van de binnenstad. Het was erg druk op de weg. Ze begon te vermoeden dat de vergadering en de brandoefening veel meer tijd zouden kosten dan de twintig minuten extra schooltijd.
'Hoe lang wacht je op andere mensen?' vroeg ze.
'Dat hangt ervan af. Als het bij het vliegveld is, wacht ik tot het vliegtuig geland is, hoe lang het ook duurt.'
'Haal je veel mensen op van het vliegveld?' 'Jazeker.'
'En als het niet van het vliegveld is?'
'Twintig minuten, een half uur. Ik bel op en vraag of...' Hij aarzelde even en zei toen: 'Dan vraag ik of meneer Farrell wil dat ik langer blijf wachten. Wat hij me zegt te doen, dat doe ik. Hij is de baas.'
Ze wilde hem vragen of hij veel andere vrouwen moest rijden. Wilde vragen of zijn instructies waren dat hij op andere vrouwen ook zo lang moest blijven wachten als op haar. Maar ze vroeg niets. Ze liet haar lichaam tegen het zachte, zwarte leer rusten en deed haar ogen dicht. Ze was bijna in slaap gevallen toen Billy naar een andere weggebruiker toeterde. Met een schok werd ze wakker.
'Waar zijn we?' vroeg ze.
'Brooklyn, hij wil dat ik u naar de Buona Sera breng,' zei Billy. Hij zweeg even en grinnikte weer in de achteruitkijkspiegel. 'Meneer Farrell.'
'De wat?'
'Buona Sera. Het is een restaurant.'
'Een rest-?'
'Ja, en een heel goed restaurant. Het is hier direct om de hoek.'
'Een restaurant? Ik kan niet...'
Opeens raakte ze in paniek. Een restaurant? Was hij gek geworden? Hier in Brooklyn, was hij gèk geworden?
'Het is er erg leuk,' zei Billy. 'U zult het best fijn vinden.'
Hij stopte de wagen voor zo'n goedkoop, Italiaans restaurantje dat je soms ook in Queens ziet, als je op weg bent naar Kennedy en je door het drukke verkeer niet via de snelweg kunt gaan, maar een rustiger route moet nemen. Een groene baldakijn, matglazen ramen in de twee openslaande deuren met hun overdadig bewerkte metalen hendels die de indruk moesten geven dat ze van brons waren, een versleten rode loper onder de baldakijn die van de trottoirrand naar de deur liep. Billy was al uitgestapt en hield nu het achterportier voor haar open. Ze wilde niet uit de wagen stappen, dit was belachelijk. Waarom had hij...?
Opeens stapte Andrew door een van de deuren naar buiten en stak het trottoir over naar de auto.
'Hallo,' zei hij.
'Andrew, wat...?'
'Het wordt eens tijd dat we uitgaan,' zei hij en grinnikte.
Direct nadat ze waren gaan zitten, strekte Andrew zijn armen over de tafel en pakte haar handen. Beide handen. Hij deed geen enkele poging om het verbloemen. Dit gebaar beangstigde haar èn wond haar op.
'Ik moetje een paar dingen vertellen,' zei hij.
'Had je die niet in de...?'
'Ik wilde met jou in het openbaar zijn.'
'Waarom?'
'Om met je te pronken.'
'Andrew...'
'Om iedereen te laten zien hoe mooi je bent. Om iedereen te laten zien hoeveel ik van je hou.'
'Dat is heel gevaarlijk,' fluisterde ze.
'Dat kan me niets schelen.'
'Ik weet dat we in Brooklyn zijn...'
'Daarom heb ik dit gekozen.'
'Maar zelfs dan...'
'Maak je geen zorgen.'
'Maar dat doe ïk wel.'
'Laat me je vertellen wat...'
'Kunnen we onze handen niet loslaten?'
'Maar ik wil je handen vasthouden.'
'Ik wil die van jou ook vasthouden. Maar...'
'Maak je daar dan geen zorgen over.'
'Andrew, veronderstel dat iemand...?'
'Wat wil je graag drinken?' vroeg hij en gebaarde naar de eigenaar, die met een brede glimlach op zijn ronde gezicht handenwrijvend en overdreven beleefd naar hun tafeltje liep. Ze zaten in een klein hoekje, waar een kaars stond te branden in een chiantifles op het roodwit geblokt tafelkleed. De eigenaar leek niet echt op Henry Armetta in de oude zwart-witfilms die ze op t.v. had gezien, maar veel maakte het niet uit. Over de tafel gebogen scheen hij hen vrolijk handenwrijvend uit te dagen niet verliefd te zijn. Uit luidsprekers die God-weet-waar opgesteld stonden, klonk operamuziek. Die klonk luid genoeg om gehoord te worden en zacht genoeg om te denken dat het geluid door de openstaande ramen over het Canal Grande klonk. Voor een woensdagavond was het vrij druk. Men hoorde het plezierige geroezemoes van gesprekken, het geluid van bestek op borden en rook de geur van goed voedsel uit de keuken.
'Si, signor faviolal zei hij met een weids gebaar. Ze dacht dat het Italiaans was voor 'Ja, waarde heer' of 'Ja, mijn beste meneer', of iets dat erop leek, favola, faviola, of wat dan ook. Zijn gezicht kreeg nu een plechtige, oplettende uitdrukking en met samengevouwen handen zei hij met zachte stem ernstig:'Mi dica.'
'Sarah? Wat wil je drinken?'
'Johnnie Walker Black met ijs,' zei ze, 'een scheutje maar.'
'Beefeater martini met ijs voor mij,' zei Andrew, 'met een paar olijven. Drie of vier, Carlo. Als je ze tenminste hebt.' 'Signore, per lei ci sono mille olive, non sipreoccupi,' zei hij en ging snel naar de bar.
'Versta je Italiaans?' vroeg ze.
'Een beetje.'
'Ben je daar ooit geweest?'
'Nee. Kun jij mijn gedachten lezen?'
'Wat bedoel je?'
'Dat is een van de dingen die ik met je wil bespreken.'
Carlo was terug.
'Bene, signor faviola, zei hij.'Ecco a lei un Johnnie Black, con una spuzzatina de selze, e un Beefeater martini con ghiaccio e molte, molte olive. Alla sua salute, signore, e alla sua, signorina,' zei hij buigend als een knipmes en zich achteruit lopend verwijderend.
'Zelfs ik verstond het signorina-gedeelte,' zei ze.
'Hij denkt datje zeventien bent.'
'Ho-ho-ho.'
Hij hief het glas en bracht een toost uit. 'Op jou en op mij,' zei hij. 'Samen. Altijd.'
Ze zei niets. Hij stak het glas over de tafel en ze klonken met elkaar. Maar nog steeds zei ze niets. Ze nam een slokje van haar scotch. Hij keek haar aan.
'Maakt ditje bang?' zei hij.
'Ja.'
'Waarom?'
'Je weet wel waarom.'
'Ik heb de laatste tijd heel veel over ons nagedacht,' zei hij. 'Over jou. Over ons.' Hij nam nog een slok van zijn martini, viste een olijf uit het glas, stopte hem in zijn mond, kauwde erop en slikte hem door. Ze kreeg het idee dat hij aarzelde. Ten slotte zei hij: 'Sarah, je weet dat ilc vrijgezel ben, je weet dat ik andere meisjes ontmoet heb...'
Dit had ze niet geweten.
Die bekentenis raakte haar als een kogel tussen haar ogen. Welke meisjes. Meisjes? Zeventienjarige meisjes zoals die glibberige Carlo had bezworen met zijn vleierige signorina? Hoeveel zeventienjarige meisjes had de 'waarde heer' hierheen gebracht? Ze realiseerde zich dat hij nog steeds aan het woord was, realiseerde zich dat ze was opgehouden met luisteren op het moment dat...
'Tot ik daar in Kansas was, een miljoen kilometer van hier, in de binnenlanden. Daar begon ik pas echt na te denken. Over jou. Over watje voor me betekent. Ik kon het maar niet van me afzetten. Zelfs toen ik weer terug was, liet het me niet los. Ik dacht de hele tijd aan jou. Probeerde erachter te komen watje voor mij betekende, wat we voor elkaar betekenden. Het was alsof ik koorts had en niet in staat was normaal te denken, en opeens was de koorts over en ben je weer oké. En dan kun je weer normaal denken. Toen dat eindelijk gebeurde, zei ik tot mezelf: Wie heeft die andere meisjes nodig? Wie is de enige persoon die ik écht wil zien, de enige persoon die ik bij me wil hebben, de enige persoon van wie ik hou? En het antwoord was: Jij, jij bent die persoon. Jij bent de enige persoon bij wie ik voortaan wil zijn, van vandaag af, vanaf dit moment tot het einde van mijn leven. Daarom heb ik je vandaag hier laten brengen, zodat ik het in het openbaar tegen je kan zeggen. Ik hou van je, ik wil voortaan altijd bij je zijn.'
'Wat voor meisjes?' vroeg ze.
'Nou zeg... is dat alles wat je hebt te zeggen?'
'Ja. Wat voor meisjes?'
'Nou... er was iemand, Oona, die ik regelmatig ontmoette, maar dat is nu voorbij. En er was een meisje, Angela, dat ik nog kende uit Great Neck, maar ik heb haar al gezegd...'
Sarah dacht nog steeds na over Oona. Echt een naam voor een lekker stuk, Oona. Een echte naam voor een zeventienjarig, lekker Iers stuk dat hij waarschijnlijk geneukt heeft in hetzelfde bed waarin hij...
'Heb je ze daarheen meegenomen?' vroeg ze. 'Die meisjes? Naar het appartement? Naar... naar... ons...'
'Ja,' zei hij.
'Andrew, Andrew, hoe kon je...'
'Maar ik vertel je toch dat het voorbij is. Het is over, het is voorbij. Begrijp je wat ik je vertel? Ik dacht dat je blij zou zijn. Ik dacht...'
'Gelukkig? Je hebt ze geneukt,' zei ze. Onmiddellijk daarna liet ze haar stem zakken en herhaalde fluisterend: 'Je hebt ik weet niet hoeveel meisjes geneukt, en van mij wordt verwacht dat ik...'
'Neukte,' zei hij. 'Dat is verleden tijd.'
'Hoeveel?' vroeg ze.
'Tweehonderdveertig,' zei hij grinnikend.
'Heel erg leuk, schoft.'
'Ik probeer je te vertellen...'
'Hoeveel?'
'Een stuk of zes, denk ik.'
'Je praat net als mijn verdomde zusterV
'Wat?'
'Een stuk of zes...!'
'Sarah, ik ben vrijgezell Voordat ik jou ontmoette, was ik...'
'Loop naar de hel!' zei ze woest.
Ze pakte haar glas en dronk het in één teug leeg.
'Ik wil nog een glas,' zei ze.
Hij wenkte naar Carlo.
'Nog een rondje,' zei hij tegen hem.
'Si, signor faviola,' zei Carlo en haastte zich weg.
'Waarde heer, m'n réét,' mompelde ze.
'Wat?'
'Niets.'
'Blijf je soms de hele avond boos?'
'Ja.'
'Oké, prima.'
Zwijgend wachtten ze tot de drankjes werden gebracht. Carlo ging nogmaals door zijn serveerroutine en zei toen:'Alla sua salute, signore, signorina,' en verwijderde zich weer van het tafeltje.
'En wat voor een signorina,' zei ze en trok een lelijk gezicht. Ze pakte haar glas en nam een grote slok.
ik ga volgende week naar Italië.'
'Prima,' zei ze.
'Ik wil datje met me meegaat,' zei hij.
'Neem Oona mee,' zei ze. 'Neem dit hele vieze groepje van je mee.'
'Een klein groepje.'
'Wie zal ze tellen?'
'Ik begrijp je niet, weetje dat?'
'Goh,' zei ze.
'Ik vertel dat ik mijn hele leven nooit meer een andere vrouw dan alleen jou...'
'Meisjes, zei je, meisjes. Goh, en wat zei je ook weer? Ik dacht dat het bekentenissen waren van meerdere neukpar-'
'Jij wéét wat ik zojuist heb gezegd. En nu vraag ik of je met me mee naar Italië gaat.'
'En het antwoord is nee.'
'Waarom?'
'Omdat ik het niet leuk vind deel uit te maken van een harem. Trouwens, er bestaat ook nog die kleine kwestie van het feit dat ik getrouwd ben, ja?'
'Het was geen harem. En trouwens, ik heb je al zesmaal verteld dat het over en voorbij is.'
'Hoe oud zijn ze?'
'Waren.'
'Waren, zijn, dit is toch geen Engelse les?'
'Waarom wil je dat weten?'
'Omdat ik me dan vanavond in slaap kan huilen,' zei ze en opeens begon ze te huilen.
'Lieverd, alsjeblieft,' zei hij en hij reikte weer over de tafel om haar handen beet te pakken. Ze rukte zich los. 'Sarah,' zei hij, 'ik hou van je.'
'Zeker,' zei ze hoofdschuddend. Huilend boog ze haar hoofd. Hoofdschuddend keek ze naar het tafelkleed. 'Ik wil dat je met me mee naar Italië gaat.' 'Nee.'
Ze schudde haar hoofd en bleef huilen.
'Ik wil met je trouwen.'
'Nee.'
Nog steeds hoofdschuddend keek ze strak naar het...
Opeens drong het tot haar door.
Ze keek op en zei: 'Wat?'
'Ik wil dat je gaat scheiden en met me trouwt.'
Ze begon weer met haar hoofd te schudden.
'Dat is wat ik wil,' zei hij.
'Nee,' zei ze.
Met tranen in haar ogen keek ze hem hoofdschuddend aan. 'Ja,' zei hij.
'Nee, Andrew, alsjeblieft, je weet dat ik niet kan...'
'Ik hou van je,' zei hij.
'Andrew...'
'Ik wil je altijd bij me hebben.' 'Andrew, je ként me helemaal niet.' 'Ik ken je goed genoeg.'
'Je kunt alleen maar de liefde met me bedrijven.' 'Dat ook.'
'Ik ben zes jaar ouderV
'Wie let daar nu op?'
'Ik ben niet een van jouw kleine meisjes.''
'Ik hèb geen kleine meisjes.'
'Ik wèl. Ik heb een dochter van twaalf, Andrew, weet je nog?' 'Dat zullen we in Italië bespreken.' 'Ik kan niet met je mee naar Italië.'
'Dat kun je wèl,' zei hij. 'Heb je honger? Zal ik om de menukaart vragen?'
'Realiseer jij je dat dit de eerste keer is dat we samen in het openbaar ergens zitten? En wil jij dat ik nu meega naar Italië?' 'Fout.' 'Fout?'
'We hebben een keer in het openbaar in St. Bart gedineerd. En een keer koffie met croissants in dat zaakje op Second Avenue.' 'Dat was daarvóór.'
'Ja. Dat was daarvóór. Croissants met chocolade. De dag dat we onze eerste ruzie hadden.'
'Dat was geen ruzie,' zei ze. 'Ik stond op en ben gewoon weggegaan.'
'Omdat ik je kuste.' 'Ja.'
'Ik ga je nu weer kussen,' zei hij. 'Loop niet weg.' Hij leunde over de tafel en kuste haar op dezelfde manier als die middag lang geleden, toen hij chocolade op zijn lippen had en het buiten beestachtig slecht weer was. 'Zijn we uitgevochten?' vroeg hij. 'Ik vermoed van wel.' 'Goed, wil je met me trouwen?'
'Ik weet dat je het niet serieus meent,' zei ze. 'We kunnen beter iets gaan eten.'
'Hoe kan ik je overtuigen?' 'Vertel me al hun namen.' 'Waarom?'
'Dat hèb ik je verteld. Zodat ik mezelf in slaap kan huilen.' 'Begin nu wéér niet te huilen. Alsjeblieft/'
'Ik huil niet. En dat wil ik ook niet. Ik wil het weten omdat... omdat ik hen dan kan exorciseren.'
'Met hen exerceren? Hoe? Door met ze aan een riem een blokje om te gaan?'
'Exorciseren,' zei ze. 'Zoals je met een duivel doet.' 'O, exorciseren,' zei hij grinnikend. 'Nu snap ik het. Je bedoelt hen uit te bannen.'
'Probeer niet zo leuk te doen,' zei ze. 'Ja, hen uitte bannen. Om ze uit mijn systeem te krijgen.'
'De manier waarop ik hen uit mijn systeem verdrijf.'
'Jazeker,' zei ze sceptisch.
'Maar daarvoor had ik jouw hulp nodig,' zei hij.
'Hun namen, alsjeblieft.'
'Je klinkt als een agent,' zei hij.
'Hun namen.'
Haastig, alsof hij maar één naam noemde in plaats van een stuk of zes, zei hij: 'Mary Jane, Oona, Alice, Angela, Blanca, Maggie, dat zijn ze. Carlo!' riep hij. 'Mogen we de menukaart even zien, alsjeblieft?'
'Si, signor faviola, immediatamente.r 'Wat betekent dat woord wat hij steeds zegt?' 'Wat bedoel je?'
'Favola? Faviola? Of iets dat erop lijkt. Wat betekent dat?'
'Geen enkel idee.'
'Ik dacht dat jij Italiaans sprak.'
'Een klein beetje.'
'Waar heb je dat geleerd?'
'Op Kent. Waarom noemde je me toen een opschepper?'
'Omdat jij je toen zo gedroeg.'
'Ik dacht dat het iets met de film te maken had waarover ik je vertelde.'
'Welke film?'
'Nou, toen.'
'Ik begrijp niet wat je bedoelt.'
'Oké, vergeet het maar,' zei hij.
'Fijn,' zei Carlo, die met de menukaarten aan hun tafeltje verscheen. 'Ik vertel u wat de specialiteiten zijn vanavond?'
'Alsjeblieft,' zei Andrew.
Ze luisterde naar Carlo die de specialiteiten eerst in het Italiaans oplas, en ze onmiddellijk daarna in het Engels vertaalde. En al die tijd keek ze naar Andrew. Keek naar hem terwijl hij luisterde. Wat waren die namen ook alweer? Hoe kon ze al die meisjes verbannen, als ze zich zelfs hun namen niet wist te herinneren? En opeens besefte ze dat ze reeds uitgebannen waren.
'Nu,' zei Carlo, 'ik laat u even alleen, signor faviola, signorina, doet u vooral rustig aan.'
Met een diepe buiging verliet hij achteruitlopend hun tafeltje, als een schip dat de haven verlaat en de open zee kiest.
'Nu zei hij het wéér,' zei Sarah.
'Ja, dat hoorde ik ook,' zei Andrew. 'Wat vind jij lekker?'
Later die avond, toen Billy haar op de hoek van Lex en Eighty- third afzette, realiseerde zij zich dat ze vergeten was haar gedicht voor te lezen.
De rechercheurs vertelden Michael dat er nergens een geschikt plekje was om de pas ontdekte ingang in Mott Street in de gaten te houden, zelfs al hadden ze officieel toestemming van de rechtbank.
'Omdat,' zei Regan, 'tegenover die blauwe deur op de noordoostelijke hoek een zaak staat waar men benodigdheden voor restaurants verkoopt...'
'Op de brievenbus staat Carter-Goldsmith Investments,' zei Lowndes.
'Ga dat na,' zei Michael. 'Probeer erachter te komen of het een NV. is, of een associatie, wie de voornaamste aandeelhouders zijn...'
'Daar zijn we al mee bezig,' zei Regan.
'Prima.'
'Wat ik wilde zeggen,' ging hij verder, want hij haatte het als iemand hem onderbrak, 'in het gebouw tegenover die ingang in Mott Street bevinden zich op de eerste verdieping ramen, maar die mensen van de restaurantbenodigheden zijn de eigenaren van het hele gebouw, en ze gebruiken ook het hele gebouw, dus is er geen enkele plek waar we onze camera's kunnen plaatsen. Zelfs al krijgen we toestemming van de rechtbank. Trouwens, ik vermoed dat de rechtbank het verzoek overbodig zal vinden, omdat we al een camera om de hoek hebben mogen installeren.'
'Het is de moeite van het proberen waard,' zei Michael. 'We weten niet wie er gebruik maken van die andere ingang. Het zou kunnen...'
'Wij vermoeden dat het die bimbo's zijn,' zei Lowndes.
'Als dat zo is, is het de moeite niet waard. Maar als we mensen fotograferen die om de een of andere reden geen gebruik willen maken van de ingang via de kleermakerszaak...'
'Ja, dat zou mogelijk zijn,' beaamde Regan aarzelend.
'Waarom kunnen we geen geparkeerde bestelwagen gebruiken?' vroeg Michael. 'Daar hebben we geen toestemming voor nodig.'
'Mike, ik zegje,' zei Regan. 'Dit is Greenwich in Connecticut niet, waar een stelletje rijke klootzakken het verschil niet weet tussen spinazie en andijvie. Dit is Little Italy. Als we een bestelwagen tegenover die blauwe deur parkeren en we verven die als een bestelwagen van een bakkerij, of van een telefoonmaatschappij, of van Con Ed of wat dan ook, dan weet de hele buurt binnen tien minuten dat er rechercheurs in de wagen zitten die foto's nemen van bepaalde gebeurtenissen op straat.'
'Mm,' zei Michael.
'Tot dusver doen we het heel goed. We kunnen in het hele gebouw afluisteren, en we hebben een camera die de voordeur van de kleermakerszaak in de gaten houdt en een foto neemt van iedere goedkope schurk die de zaak bezoekt of verlaat. De camera snapt ze als ze naar binnen gaan, en de microfoons boven pikken alles op wat ze zeggen, het gaat fantastisch. En we hebben een telefoonlijn afgetapt, we kennen iedereen die hij belt en we kennen de meeste mensen die hem opbellen. We verzamelen enorm veel informatie, Mike. Ik bedoel, als we daar een bestelwagen neerzetten, hebben ze die meteen in de gaten en dan bestaat er grote kans dat de hele operatie in het honderd loopt. Dat wilde ik zeggen.'
'Ja,' zei Michael en slaakte een diepe zucht.
Het was vreemd.
Als je in Amerika een willekeurige, daar geboren jongen of meisje aanhield, wier voorouders lang geleden uit Ierland of Italië of Porto Rico of Servië waren geëmigreerd, en je vroeg ze welke nationaliteit ze hadden, dan zeiden ze nooit dat ze Amerikaan waren. Ze zeiden dat ze Ier, Italiaan, Portoricaan, Serviër, Hongaar, Chinees, Japanner, Albanees of wat dan ook waren, maar ze zeiden nooit dat ze van Amerikaanse afkomst waren. De joden noemden zichzelf joods, waar hun voorouders ook vandaan kwamen. De enige mensen die zichzelf Amerikanen noemden waren de WASP's. Je hoorde een
WASP nooit anders zeggen dan dat hij een Amerikaan was. O ja, af en toe zou hij refereren aan het feit van zijn illustere gemengd Brits- Schotse afkomst, maar hij zou je nooit vertellen dat hij een Brit of een Schot was, want dat was hij gewoon niet; mijn hemel, hij was een Amerikaan.
Andrew en bijna iedereen die hij kende was in Amerika geboren. Hij had zijn overgrootouders, die ergens en God-weet-waar uit Italië hierheen waren gekomen, nooit ontmoet, en sommige verre familieleden die nog steeds gebroken Engels spraken werden dan ook onmiddellijk door zijn moeder 'gastarbeiders' genoemd, die zelf met vaste regelmaat beweerde - waarom dééd ze dat eigenlijk? - dat ze 'Amerikaanse' was. Hij voelde zich ook Amerikaan, hoewel, als iemand hem vroeg wat hij was, dan antwoordde hij automatisch: 'Ik ben Italiaan.' Maar dit was niet meer dan een handige manier van refereren, het betekende alleen maar dat heel lang geleden, in de tijd van strijdwagens en toga's en arena's en lauwerkransen, een paar voorouders die hij nooit ontmoet had naar Amerika waren gevaren en inwoners van dit land waren geworden. Zelfs als hij zei dat hij Italiaan was, dan wist hij dat hij een echte Amerikaan was, en alle anderen wisten dat ook. In ieder geval, dat had men hem op de lagere en middelbare school geleerd; hij was Amerikaan, precies zoals oma en opa en zijn vader en oom Rudy en zijn tante Concetta en zijn nicht Ida Amerikanen waren.
Zeker.
Het was pas toen hij aan Kent, in het met bossen bedekte 'waspy' en rijke Connecticut, ging studeren dat hij daar voor de eerste maal een ander soort Amerikaan ontmoette. Tot die tijd had hij niet geweten dat er zoveel blonde mensen met blauwe ogen bestonden. Jongeren met namen die niet op een klinker eindigden. Jongeren met achternamen als Armstrong en Harper en Wellington. Jongeren met voornamen als Martin en Bruce en Christopher en Howard. Nou, en? Het was waar, zijn eigen blonde haren waren een beetje donkerder geworden, maar zijn ogen waren nog steeds blauw, of niet? En zijn voornaam was niet Angelo of Luigi, maar Andrew, of niet? En dat hield in dat hij net zo goed Amerikaan was als die andere jongens met hun blauwe ogen en namen zoals Roger, Keith, Alexander of Reid. Maar ergens klopte er iets niet. Het scheen dat zijn achternaam Faviola was - o ja, dat klopt, die Italiaanse knul die quarter- back speelt.
Op een of andere manier - en hij wist niet precies hoe - maar op een of andere manier werd de Amerikaanse droom, waarover ze op de lagere en middelbare school vertelden, zijn grootouders en zijn ouders niet gegund, en dit was volgens hem de reden waarom zijn moeder regelmatig en luidruchtig verklaarde dat ze Amerikaanse was. En nu werd die Amerikaanse droom hèm ook niet gegund. Op een bepaalde manier was hij, in deze plaats waar hij was geboren, in dit land voor vrije mensen en een thuishaven voor de dapperen, in dit land van hem, in dit Amerika van hem, was hij iets minder dan een Amerikaan geworden. Op een bepaalde manier was hij geworden wat hij zelf altijd had gezegd - maar, beste mensen, ik leg u alleen mijn roots uit, snapt u? - op een bepaalde manier was hij een gewone Italiaan, en dat zou hij altijd blijven. En hoewel hij niet wist wie de echte Amerikanen waren, wist hij verdomd zeker dat hij er geen was. Bovendien wist hij dat ze nooit zouden toestaan dat hij een van hen zou worden. Daarom zei hij: Barst maar, en ging gokken in Las Vegas, waar Italianen zoals hij de eigenaars van de casino's waren.
Nou, dit was het vreemdste van alles.
Hier in Milaan...
Wat zij Milano noemden...
Zittend op een klein terrasje...
Wat zij una barra noemden...
In gesprek met een man die zijn moeder direct gastarbeider zou noemen, voelde hij zich voor de eerste maal in zijn leven Amerikaan. Hier was hij geen Italiaan. Hier was hij Amerikaan. De man waarmee hij sprak was een Italiaan. Hij vond het vreemd dat hij helemaal hierheen was gereisd om erachter te komen dat hij Amerikaan was. Hij vroeg zich af of hij zich straks bij zijn thuiskomst nog steeds als een echte Amerikaan zou voelen.
De man rookte wat zijn moeder een 'Italiaanse stinkstok' zou noemen. Zijn naam was Giustino Manfredi. Hij zag er niet zo belangrijk uit als hij in werkelijkheid was. Hij droeg een zwarte broek vol vouwen die een beetje te lang voor hem leek, een wit overhemd met open kraag en opgerolde mouwen en een klein zwart vest. Hij herinnerde Andrew aan Louis de kleermaker, alleen had hij geen wit haar. Manfredi's sluike haren waren zwart en hij had een scheiding die dwars door het midden liep. Regelmatig nam hij een trek aan zijn dunne sigaartje. De rookwolken zweefden over het plein.
Het was tien uur in de ochtend op een mooie, zonnige dag in de laatste week van april. De kleine bar was bijna leeg op dit uur van de dag; Manfredi had een tafel gekozen aan de rand van het terras onder de luifel, dicht bij de naastgelegen bank. Hij verklaarde lachend deze best nog wel eens een keertje te willen beroven. Manfredi woonde in Palermo, maar hij had Milaan gekozen als plaats van hun ontmoeting. Hij verklaarde in zijn gebroken Engels dat het voor zakenlui héél moeilijk was om op Sicilië zaken te doen. Volgens hem was het in Milaan niet veel beter, maar hier kon je tenminste nog rustig zitten en over financiële zaken praten, zonder dat de carabinieri met hun machinepistolen je lastigvielen.
Beide mannen dronken espresso die geserveerd werd door een jongeman die zich meer scheen te bekommeren om een Duits meisje aan de andere kant van het terras, dan om de man die het bevel kon geven hem de volgende ochtend met een ijzeren band om zijn nek in de verdomde Adriatische Zee te smijten. Maar Manfredi scheen er zich niet om te bekommeren. Hij wist dat men hem in Milaan niet goed kende, en dat was trouwens de reden waarom hij deze plek had uitgekozen. Als hij geen trek aan zijn sigaar nam, zwaaide hij met grootse gebaren om zich heen, een man die volkomen zeker van zichzelf was, veilig in de wetenschap dat de zaak die ze bespraken hem miljoenen en miljoenen dollars zou opleveren, zodat hij voor de rest van zijn leven gekleed als een zwerver zijn goedkope sigaartjes kon blijven roken.
Hoe meer hij het woord voerde, des te meer begon Andrew zich Amerikaan te voelen.
Het Engels van de man was vreselijk slecht.
Op een gegeven ogenblik barstte Andrew in lachen uit en begon - toen hij besefte dat Manfredi kwaad werd - onmiddellijk uit te leggen wat hij zo leuk vond.
Manfredi legde uit dat de goederen vrij in bijna alle Italiaanse zeehavens verwerkt konden worden...
'Ma non la Sicilia, hè? Te moeilijk nu Sicilia. Andere havens, natu- ralmente. We hebben veel havens, Italia...'
Andrew vond dat zijn moeder hier eens naar die gastarbeider had moeten luisteren...
... legde vervolgens uit dat de meeste havens in Italië voor hun plannen beschikbaar waren, waarmee bedoeld werd dat ze door hen gecontroleerd werden. Hij zou die woorden noch in het Italiaans noch in zijn armoedige Engels hardop gezegd hebben, en toen mompelde hij de woorden waarom Andrew zo vreselijk moest lachen.
'Ze varen naar binnen, we doen wat we moeten doen, hè? En dan gaan we gewoon heen.'
Andrew begon opeens luidkeels te lachen. Manfredi schrok zo dat hij bijna zijn stinkende sigaar liet vallen. Hij deinsde terug alsof hij onder vuur werd genomen en met open mond staarde hij de ander verbaasd aan. Opeens besefte hij dat hij werd uitgelachen en hij stond op het punt een fraai stukje Siciliaanse woede te etaleren, toen Andrew vlug zei: 'Laat me het even uitleggen, Signor Manfredi,' waarna hij zich lang genoeg in bedwang hield om het Amerikaanse eufemisme uit te leggen. De verklaring sloeg onmiddellijk aan bij de Siciliaan. Hij begon eveneens keihard te lachen, waardoor Andrew de gelegenheid kreeg om mee te doen voordat hij zou stikken van benauwdheid.
'Heengaan, Dio mio,' zei Manfredi nog steeds nagenietend. Hij veegde zijn ogen af en wenkte de kelner om nog een espresso, maar deze staarde op dat moment in het bloesje van het Duitse meisje en maakte indruk op haar met zijn kennis van de Engelse taal, die vast en zeker groter was dan die van Manfredi, maar eveneens niet was om over naar huis te schrijven. Het meisje scheen zeer onder de indruk te zijn van de Italiaanse charme van de pukkelige jongen. An- drew begon zich steeds meer Amerikaan te voelen.
Manfredi vertelde hem dat hij hem de volgende week een paar havens zou laten zien...
'Beter meer dan één haven, hè?'
... waar het produkt uit het oosten zou worden gelost...
Hij weigerde de woorden 'China' of 'Azië' te gebruiken...
... dat ongeveer eind mei in Italië zal arriveren. Hij hoopte dat het produkt uit het zuiden...
Hij weigerde de woorden 'Colombia' of 'Zuid-Amerika' te gebruiken...
... ongeveer tegelijkertijd zal arriveren, zodat ze onmiddellijk met hun werk zouden kunnen beginnen.
De manier waarop hij het in zijn onbeholpen Engels zei was: 'Ze komen Italië, het schip, wij lossen een, twee, immediatamante...''
En dan gaan we heen, dacht Andrew, en barstte bijna weer in lachen uit.
Die avond, lang nadat hij en Manfredi afscheid van elkaar hadden genomen, liep Andrew die zachte lenteavond door de straten van Milaan en probeerde of hij iets gemeen had met de elegant geklede mannen en mooie vrouwen die hem met hun zachte vreemde stemmen passeerden. Zelfs het Italiaans dat ze spraken was anders dan de taal die de onregelmatige bezoekers uit ver afgelegen provincies van Italië bezigden, met hun stinkende sigaren en de lucht die in de gordijnen van zijn moeder bleef hangen. Haar gezicht zei: Ik ben Amerikaanse, wat doen jullie in mijn huis?
Deze mensen waren vreemdelingen voor hem.
Dit land was vreemd en raar voor hem.
Hij erkende Italië als een land vol schoonheid en gratie, een aardig land, met zachtgekleurde luchten en rollende heuvels, maar nergens herkende hij een band met zichzelf, nergens slaagde hij erin die veel geroemde 'roots' te vinden, waarnaar de Amerikanen over de hele wereld zochten. Hij vroeg zich opnieuw af waarom iemand die in Amerika was geboren zijn roots ergens anders moest zoeken. Dat was de ironie van alles. Amerikanen die over de hele aardbol zwierven, op zoek naar een identiteit die hen in het land van hun herkomst geweigerd werd.
Hij kocht een gelato bij een ijscoman die in een van de winkelgalerijen stond en stapte weer op de eeuwenoude straatkeien, waar hij bijna tegen een man botste die net zulke blauwe ogen had als hij.
'Mi scusi, signore, mi scusi,' zei de man.
'Sorry, mijn fout,' zei Andrew.
Beiden deden ze een stap opzij, beiden boden ze glimlachend hun verontschuldigingen aan. Maar toen de man zijn gezelschap weer opzocht hoorde Andrew hem zachtjes verklaren:'Americano.'
Ja, dacht hij.
De meisjes, die groot waren voor hun leeftijd, transpireerden, de jongens, die klein waren voor hun leeftijd, transpireerden eveneens. Dit waren de harde feiten van het leven als je twaalf jaar oud was en veertig minuten in het Morningside Park had gegymd. Mollie en haar beste vriendin, Winona Weingarten, noemden de jongens uit de zevende klas 'Munchkins' - soms zelfs in hun nabijheid, als ze in een slechte bui waren. De jongens en de meisjes droegen allen dezelfde gymkleding, een kort blauw broekje en een blauw sweatshirt met het witte wapen van Hanover op de linkerborst. Mollie droeg de gymschoenen die ze toch nog had kunnen kopen op de dag dat ze met haar moeder en tante Heather was gaan winkelen. Winona had dezelfde gymschoenen aan. De jongens uit de zevende klas noemden de meisjes 'Tweedledum' en 'Tweedledee,' naar de creatie van Munchkin, omdat ze zoveel op elkaar leken, beiden lang en slank waren, beiden lange blonde haren hadden die nu onder identieke petjes waren weggestopt, en omdat ze beiden een of andere domme geheimtaal spraken die zij alleen maar begrepen.
De meisjes, die een eindje achter de andere kinderen liepen, spraken nu in die taal met elkaar. Ze noemden de taal 'Frankendrac', naar Frankenstein en Dracula, omdat ze dachten dat het een Bal- tisch mengsel was van de Duitse en een Slavische taal. Maar het was een totaal nieuwe taal met een woordenschat die de meisjes zelf hadden ontwikkeld, nadat ze elkaar op vijfjarige leeftijd voor het eerst op Hanover hadden ontmoet. De meisjes zouden nooit de beginselen van hun taal verraden, zelfs al zouden ze gemarteld of verkracht worden. De anderen vonden de snel gesproken woordenbrij volslagen nonsens, maar de twee meisjes verstonden elkaar prima. Op Hanover moest je twee vreemde talen leren, en Frankendrac was hun derde. Ze genoten van de felle zon op deze laatste vrijdag in april, de eerste échte prachtige lentedag van dit voorjaar. De meisjes liepen op hun gemak achter de anderen aan en spraken als een paar vreemdelingen in hun eigen taal met elkaar.
Dit was geen dag om zware oefeningen te doen - waaraan ze toch al een verschrikkelijke hekel hadden, ondanks de obsessie van mevrouw Margolin betreffende fitness, fitness, fitness. En ook was het geen dag om na een half uur op en neer springen naar het klaslokaal terug te verlangen. Wel wilden ze beiden graag naar Rosa's op
Hundred-Tenth en Amsterdam wandelen om daar wat lekkers te kopen, en daarna heerlijk snoepend wat rond te slenteren. In plaats daarvan zou het weer dringen worden in het kleedlokaal, waar ze hun gymkleding moesten verwisselen voor hun de rigueur plooirok en witte blouse om zich daarna weer naar hun volgende Franse les te haasten, een taal die gemakkelijker was dan de taal die ze zelf gecreëerd hadden.
Lege crackflesjes lagen langs het pad dat door het park liep.
'Ze lijken erg veel op die kleine parfumflesjes die ze als monster weggeven,' zei Mollie in het Frankendrac.
En tot haar stomme verbazing zei Winona: 'Ich kenner-nit vetter tri ennergitt.'
Wat betekende: 'Ik kan haast niet wachten om het eens te proberen.'
Na zijn vertrek naar Italië had ze de dagen geteld, ze telde de dagen af tot hij zou terugkeren en ze vroeg zich af wat haar antwoord nu zou zijn, als Andrew haar straks weer zou vragen om met hem op reis te gaan. Deze keer kon ze onder geen enkele voorwaarde meegaan; ze was lerares en in de laatste week van april hadden de scholen geen vakantie. De eerste week van april was een heel ander verhaal. Pascha begon maandag met zonsondergang, en Goede Vrijdag viel in dezelfde week, gevolgd door Paaszondag - ze maakte een goede kans om die tussenliggende dagen in het midden van de week vrij te krijgen. In ieder geval op school. Wat ze Michael zou moeten vertellen, was weer een heel ander verhaal. Maar het idee om een hele week alleen met...
'... weten binnen een minuut wat het is,' zei Michael.
'Hm,' zei ze, en ze realiseerde zich dat ze niet naar hem geluisterd had. Eigenlijk had ze de laatste twee, drie minuten naar geen enkel woord van hem geluisterd.
'Dus ik dacht in plaats daarvan aan een karretje, waar ze hotdogs verkopen,' zei hij, alsof dit volkomen vanzelfsprekend was.
'Hm, ja.'
Aan het einde van de maaltijd hadden ze koffie met gebak. Mollie logeerde het weekend bij haar vriendin Winona aan de andere kant van de stad. Andrew was in Genua. Morgen zou hij in Napels zijn. En de dag daarna...
'... met gestreepte parasols, weet je? Van Sabrett, of van wie dan ook. Laat Freddie Coulter een videocamera installeren, en geen van de buurtbewoners zal vermoeden dat het een rechercheur is die daar kniesjes en pretzels staat te verkopen. Wat denk jij ervan?'
'Waar?'
'Dat kan ik je niet vertellen.'
'Dit is een schaduwoperatie, hè?'
'Ja, en het heeft te maken met de zaak waarmee ik nu bezig ben.'
'Waarover je nog steeds niets kunt...'
'Het spijt me, ik kan het niet.'
'Maar je kunt me wèl vertellen dat je overweegt een camera in een hotdog-karretje te plaatsen.'
'Ja nou, een karretje dat daarop lijkt.'
'Klinkt als James Bond,' zei ze.
'De meeste dingen die Freddie installeert, zijn James Bond.'
'Waarom moet je op zo'n ingewikkelde manier te werk gaan?'
'Omdat er geen mogelijkheden zijn in het gebouw dat aan de andere kant van de straat staat.'
'Dan ben ik van mening dat het een goed idee is,' zei ze, terwijl ze instemmend knikte.
'Als Freddie van mening is dat het werkt.'
'En als je een rechercheur kunt vinden met vuil onder zijn nagels,' zei Sarah.
'Zodat hij op een échte hotdog-verkoper lijkt,' zei Michael, waarna ze beiden begonnen te lachen.
Opeens reikte Michael over de tafel en pakte haar handen beet.
'Wat is er?' vroeg ze verrast.
'Ik weet het niet,' zei hij en haalde zijn schouders op.
Maar hij liet haar hand niet los.
Het licht was uit en ze spraken Frankendrac met elkaar. Winona zei dat het volgens haar een komplot was van ouders en leraren om te verhinderen dat ze plezier zouden hebben. Ze zei dat ze er niets verkeerds in zag om drugs te gebruiken en dat ze kon bijna niet wachten tot ze oud genoeg was om het uit te proberen.
Dit was Winona Weingarten, haar beste vriendin van de hele wereld, die een IQ had van 156 en die Frankendrac sprak als iemand die daar geboren was.
'Miekin bro stahgatten smekkerpot venner hich har twofer tin,' zei Winona.
Dat, vrij vertaald, betekende: 'Mijn broer begon op z'n twaalfde pot te roken.'
Mollie fluisterde: 'Dat was een andere tijd. Win.'
'Zer lingenroA:!' waarschuwde Winona.
Onmiddellijk schakelde Mollie over naar hun geheimtaal. Ze vertelde Winona dat ze verdomme haar broer, die in 1972 opgroeide niet kon vergelijken met de dingen die nu gebeurden, met al die gevaarlijke drugs die nu op de markt waren...
'Dat hebben ze ook over LSD gezegd,' zei Winona in hun geheimtaal. 'Mijn broer heeft LSD gebruikt en je hem ooit zien rondlopen als een of andere versufte dwaas?' 'Crack is verraderlijk,' zei Mollie, die moeite had om het woord 'verraderlijk' te vertalen, maar Winona scheen de improvisatie te begrijpen, want ze antwoordde onmiddellijk in bijna perfect Fran- kendrac: 'Het is niet dodelijker dan pot, schat.'
'Je wilt altijd zo graag iets proberen' zei Mollie, en voordat Winona haar opnieuw kon waarschuwen, voegde ze er onmiddellijk aan toe: 'Tryker zin blow den jobber.'
Beide meisjes begonnen keihard te lachen.
Diezelfde avond had Sarah in bed alle moed verzameld om datgene te proberen wat ze tijdens het avondeten niet had gedurfd.
Michael had liggen lezen en ze merkte aan zijn halfgesloten ogen en zwaardere ademhaling dat hij op het punt stond in slaap te vallen.
Opeens zei ze: 'Zou je het heel erg vinden als ik een paar dagen met de meisjes ergens heen ging?'
'Met Mollie en Winona?'
Ze was op een verkeerde manier begonnen. Ze had nog nooit vrouwen 'meisjes' genoemd. Ze had het nu alleen gedaan omdat ze nerveus was geweest en had het cliché er zo gemakkelijk uitgeflapt, een avondje uit met de 'meisjes', een paar dagen weg met de 'meisjes'. Vlug zei ze: 'Ik bedoelde de andere leraressen. Sommigen. We dachten erover om deze zomer een weekend...'
'Een weekendt' vroeg hij.
'Of een paar dagen midden in de week, om de resultaten van het na-'
'Sinds wanneer is deze baan plotseling zo belangrijk voor je geworden?'
'Nou, het is altijd belangrijk geweest, Michael, dat weet je best.'
'Nou ja, maar Jezus, Sarah...'
'We hebben ons voorgenomen tijdens de zomer contact met elkaar te houden...'
'Maar dat hebben jullie nog nooit eerder gedaan.'
'Ja, dat weet ik, maar...'
'Je zit nu acht jaar op Greer...'
'Ja, maar...'
'Opeens iedere week vergaderingen...'
'Nou, dat is de hele...'
'Opeens een paar dagen wèg met de meisjes...'
'Maar daar gaat het om, Michael. We proberen tot een meer gecoördineerde aanpak met betrekking tot het lesgeven te komen. Als we regelmatig informatie van de anderen krijgen...'
'We gaan van de zomer naar Frankrijk, weet je nog?'
'Maar dat zou dan niet zijn, Michael.'
'Wanneer zou het dan wèl zijn?' 'We hebben nog geen datum afgesproken. Drie van ons zijn getrouwd, we wilden het eerst met onze echtgenoten bespreken.'
'Van weekends kan geen sprake zijn.'
'Omdat jij heel veel weekends gewerkt hebt, dacht ik...'
'Dit is een heel bijzondere zaak.'
'Ja, dat dacht ik al.'
'En ik heb weieens meer weekends gewerkt.'
'Ja.'
'In het verleden.'
'Ja. Dus jij mag wel weekends werken ...'
'Met de meisjes uitgaan is geen werken, Sarah!'
'O ja, is dat zo?'
'Waar zouden jullie heen gaan?'
'Daar heb ik nog geen enkel idee van. Zover zijn we nog niet. Ik vertelde je toch, Michael, Jane en Edie zijn ook getrouwd. Zij moeten het nog met hun echtgenoten bespreken. We hebben het hier over twee of drie dagen, verdomme, niet over twee maanden op het platteland!'
'Je zei een weekend.'
'Of een paar dagen midden in de week, zei ik. Ik wist niet dat je hierdoor zo van streek zou raken, Michael.'
'Ik maak me niet van streek.'
'Zo klinkje wel. Luister, vergeet het maar, ik zal ze wel vertellen dat...'
'Natuurlijk, geef mij de schuld maar, hè?'
'Michael, wat is er met jou aan de hand?'
'De andere echtgenoten zullen zeggen: "Natuurlijk, schat, al ga je een maand naar Tokio, ik vind het prima." Het is alleen Michael de Shmuck die er een probleem van maakt.'
'Het is niet zo belangrijk,' zei ze. 'Vergeet het maar. Ik zal ze vertellen...'
'Nee, nee, ik vind het prima. Laat me alleen tijdig weten...'
'Ik zou er niet over peinzen...'
'... dan kan ik wat bij de Chinees bestellen.'
Ze vroeg zich af of ze het aanbod gewoon moest accepteren, of dat ze ermee moest kappen nu ze de kans nog had. Haar hart ging als een razende tekeer. Tegenover Andrew had ze zelfs het idee nog niet geopperd dat ze misschien een paar dagen weg zou kunnen. Maar nu leek het haast te gemakkelijk en Michaels uiteindelijke maar met tegenzin gegeven toestemming bezorgde haar het gevoel manipulerend en goedkoop bezig te zijn geweest. Vertel hem dat het niet doorgaat, dacht ze. Vertel hem dat het een dom idee was. Doe het nu, direct. Maar de gedachte om naar een plaats ergens in New Eng- land te rijden, en een rustig, klein hotelletje te zoeken om daar een paar dagen met Andrew door te brengen...
'Het is alleen maar dat ik je zal missen,' zei Michael. Hij kuste haar op de wang en deed het licht uit.
In het donker lag Sarah met wijdopen ogen zich af te vragen wat er van haar geworden was. Het duurde lang, heel lang voor ze eindelijk in slaap viel.
Om negen uur op de zachte lenteavond van de vierde mei ging in het appartement van de familie Welles de telefoon over. Nadat hij voor de tweede maal was overgegaan, nam Michael op.
'Hallo?' zei hij.
Aan de andere kant werd neergelegd.
'Hallo?' zei hij nog een keer.
Niets.
Hij keek bevreemd naar de hoorn en legde hem toen neer.
'Wie is het, lieverd?' riep Sarah.
'Ik hoorde niets,' zei Michael.
Onmiddellijk wist ze dat het telefoontje van Andrew was geweest. Hij was terug.
Ze bleef lezen, maar de woorden hadden geen enkele betekenis voor haar. Ze tuimelden door elkaar over de bladzijde. Ze moest naar buiten, moest een telefoon zien te bereiken. Maar niet te snel na het telefoontje. Even wachten, dacht ze, en begon voor de derde maal aan het zelfde stukje. Om tien voor halftien: 'Heb je trek in roomijs?'
'Niet echt,' zei Michael.
'Vind je het erg als ik wat ga halen?'
'Ik denk dat er nog wat in de vriezer ligt.'
'Maar ik wil softijs,' zei Sarah. Ze stond op, legde rustig een boekenlegger op de plaats waar ze was gebleven, sloeg het boek dicht en legde het op de salontafel. Het was alsof ze alles in slow motion deed, maar in werkelijkheid wilde ze het appartement uitrennen naar de dichtstbijzijnde telefooncel. Met dezelfde langzame bewegingen liep ze naar de hal: 'Zal ik er een voor je meebrengen?'
'Nee, dank je wel, schat.'
Ze hoopte dat hij niet plotseling van gedachten zou veranderen en zou zeggen dat hij met haar mee wilde gaan. Ze pakte haar tas van het tafeltje in de hal en opende hem met langzame bewegingen. Daarna maakte ze haar portemonnee open om er zeker van te zijn dat ze genoeg kwartjes bij zich had, anders was ze genoodzaakt naar de keuken te gaan om uit een van de potjes een paar kwartjes te pakken. Gelukkig had ze drie kwartjes in haar portemonnee, plus een handvol stuivers en dubbeltjes. Ze sloot haar portemonnee met een klik die als een kanonschot in haar oren klonk. Daarna deed ze haar tasje dicht, hing hem over een schouder en zei: 'Ik ben met een paar minuten terug.' 'Misschien...'
Nee, alsjeblieft, dacht ze, néé!
'... wil ik er toch wel eentje,' zei hij. 'Een met magere chocolade op een suikerhoorn. Als ze die tenminste hebben. Anders neem je maar wat ze hebben.'
'Magere, bedoel je?'
'Ja.'
'Oké. Tot zo.'
Nonchalant. Verder niets meer zeggen. Zorg er alleen maar voor dat je naar buiten gaat. Ze reikte naar de deurknop. Deed de deur open. Stapte in de hal. Trok de deur achter zich dicht. De klik van het slot. Ze dwong zichzelf langzaam, langzaam, langzaam door de hal naar de lift te lopen en de knop voor de lift in te drukken. Ze stapte de lift in, drukte op het zwarte knopje met de witte L, de deur gleed weer dicht en de lift was op weg naar beneden.
Ze voelde zich pas veilig toen ze de koffieshop op Seventy-eighth en Lex bereikte.
'Hallo,' zei ze, 'met mij.'
'Sarah! Mijn God, wat heb ik je gemist!'
'Je bent terug.'
'Ik ben terug. Je wist dat ik het was die belde...'
'Ja.'
'Waar ben je?'
'Buiten. Ik heb een smoes verzonnen om weg te kunnen.'
'Gaat het morgen nog door?'
'Ja.'
'Billy zal er zijn. Dezelfde tijd.'
'Ja.'
'Ik kan bijna niet wachten.'
'Ik ook niet. Ik wilde dat ik nu bij je was.'
'Ik ook.'
'Ik hou van je, Andrew.'
'Ik hou ook van jou, Sarah.'
'Tot morgen,' zei ze.
'Tot morgen,' zei hij.
Er klonk een klik.
Volgens het registreerapparaat duurde het gesprek tweeëntwintig seconden. Rechercheur eerste klas Jerry Mandel, die in het appartement in Grand Street dienst had, pakte het klembord met de formulieren en noteerde de naam van degene die opbelde, Sarah.
Op datzelfde moment, maar dan een blok verder, schroefde rechercheur eerste klas Freddie Coulter, die een overall en een helm van
Con Ed droeg, de dekplaat los van een straatlantaarn op de hoek van Mott en Broome. Hij had een video met een zeer kleine lens in het hotdog-karretje geïnstalleerd. Het karretje zou de volgende ochtend op de hoek staan. Nu had hij alleen nog maar een aansluiting voor de stroom nodig.
Stroom was altijd het belangrijkste probleem. Of je bracht je eigen stroombron mee of je stal de stroom die je nodig had. In dit geval zou een accu van een boot of een auto in het karretje voldoende zijn, maar vroeg of laat zou hij toch vervangen moeten worden. Hij vond het beter stroom van Con Ed te stelen. Hij sloot een stuk draad aan op de kabel die door de lantaarnpaal liep en bevestigde er een stekker aan, die daarna in het stopcontact werd gestoken die hij reeds in het karretje had gemonteerd. Daarna schroefde hij een dekplaat vast, waarin een inkeping was aangebracht waardoor de draad zou lopen die naar het karretje leidde.
Hij verborg de kabel onder een met tentdoek bedekte houten driehoek die hij geel-zwart had geverfd om er een officieel tintje aan te geven. Coulter verzamelde zijn gereedschap en verliet zijn werkplek in de wetenschap dat morgenochtend om tien uur het hotdog- karretje hier op de hoek klaar zou staan om opnamen te maken van iedereen die aan de overkant van de straat door de blauwe deur naar binnen ging.
Woensdagmiddag vijf mei om halfvijf was rechercheur derde klas Gregory Annunziato van de ploeg van de officier van justitie van mening dat het een waardeloos idee was om hier te gaan posten. Toegegeven, sinds tien uur vanmorgen had hij een heleboel hotdogs verkocht, maar hotdogs verkopen is niet hetzelfde als opnamen van gangsters maken.
Annunziato droeg een geruit sportshirt, een corduroy broek en een witte, met mostervlekken bedekte schort, die een goede dekking bleek te zijn voor de .38 Detectives Special die in een holster aan zijn riem was geklemd. Hij had zwarte krullen en donkerbruine ogen en heel wat klanten vroegen hem of hij Italiaan was. Toen hij dit bevestigde - ondanks het feit dat hij in Brooklyn was geboren - begonnen ze zonder uitzondering Italiaans te spreken, iets dat hij slechts af en toe deed, en vertelden hem hoe goed zijn hotdogs en kniesjes waren en dat ze dankbaar waren dat hij met zijn karretje op deze anders zo stille hoek stond. Annunziato hield de blauwe deur aan de overkant scherp in de gaten.
Om dertien minuten over halfvijf stopte een zwarte Lincoln Town Car aan dezelfde kant waar het karretje stond, ongeveer vijf, zes meter daar vandaan. Een knappe, blonde vrouw in een grijs mantelpakje, die een attachékoffertje en een grijsleren schoudertas droeg,
stapte uit. Ze bukte zich enigszins om iets tegen de chauffeur te zeggen en sloot het portier achter zich. Toen ze de straat diagonaal overstak in de richting van de blauwe deur drukte Annunziato op een knopje van de afstandsbediening en zijn videocamera begon te lopen.
Met haar rug naar de camera liep de vrouw naar de deur die zich in de schaduw bevond en belde aan.
Ze boog zich naar de luidspreker om iets te zeggen.
Aan de overkant hoorde Annunziato het geluid van een zoemer, en van een deurslot dat opensprong.
Toen de vrouw naar binnen ging en de deur achter zich sloot, noteerde de band digitaal de tijd en datum als MAY 05-16:43:57.
Ze was pas die middag in de gelegenheid het gedicht voor te lezen dat ze voor hem gemaakt had. Ze pakte het uit haar handtas, en naakt in het midden van het bed zittend voelde zij zich als een kind dat een gedicht voor een verwachtingsvolle ouder opzegt. Ze begon:
'Andy, Dandy, Tandy en Drew,
Zeg mij, wie is mijn geliefde, toe?
Farrell de Koene ofFarrar de Stalen Man,
welke is mijn man, welke is mijn man?
Carter en Goldsmith, nu, wie zijn ze?
Niet op de AM EX of de NYSE.
Spookachtige investeerders, zij—'
'Wat betekent dat?' vroeg hij op scherpe toon.
'Nou, wij konden niets vinden...'
'Konden niets vinden?'
'Ja, wij...'
'Wij?'
'Mijn accountant, ik heb hem gevraagd...'
'Wat heb je?'
'Ik vroeg hem of hij iets over Carter-Goldsmith te weten kon komen. Dan kon ik die informatie in mijn gedicht gebruiken. Maar er was niets, dus ik...'
'Waarom heb je dat gedaan?'
'Voor het gedicht.'
'Heb je iemand gevraagd om CGI na te gaan?'
'Ja, maar...'
'En hij heeft niets gevonden, hè?'
'Het is niet genoteerd op een van de beu-'
'Dat komt omdat het eigendom is van één persoon. Je had mij niet moeten controleren.' 'Dat deed ik niet. Ik...'
'Het geeft eigenlijk niets. Laat me de rest van het gedicht eens horen.'
'Nee.'
'Laat me eens horen.'
'Dat wil ik nu niet meer.'
'Prima.'
'Prima,' zei ze.
Ze was verdoofd door zijn uitbarsting en probeerde te begrijpen wat daarvan de oorzaak was geweest. Opeens was ze zich bewust van haar eigen naaktheid, ze voelde zich bloot en kwetsbaar, een beetje verraden, volkomen verbijsterd, beledigd en ze stond op het punt in tranen uit te barsten. Ze zwegen een heel lange tijd. Toen wenste ze terug te slaan en in de hoop hem op dezelfde manier te kwetsen als hij haar had gedaan zei ze: 'Ik ga deze zomer weg.'
De chagrijnige uitdrukking op zijn gezicht verdween onmiddellijk, om plaats te maken voor de overbekende uitdrukking van een gekwetst en nukkig klein jongetje. Goed zo, dacht ze.
'Wanneer?' vroeg hij meteen.
'Ik dacht dat hij augustus zei.'
Ze genoot van zijn ongenoegen. Hij zou haar missen. Zijn gezicht zei dat hij haar zou missen. Maar de chagrijnige uitdrukking keerde bijna direct weer terug op zijn gezicht.
' Wie zei dat volgens jou? Je accountant?'
'Mijn echtgenoot. Dan gaat hij meestal met vakantie.'
'Voor hoe lang?'
'Drie weken.'
'En wat wordt er gedurende die tijd van mij verwacht?'
Weer die gekwetste blik. De veranderingen in zijn emoties waren direct van zijn gezicht te lezen.
'Je kunt altijd nog een van je teenagers bellen,' zei ze, en haalde haar schouders op. Ze zat rechtop, met haar armen over elkaar.
'Jij bent mijn teenager.'
'Ja, ja.'
'Ik haat die rijke advocaten die alles doen wat hun uitkomt.'
'Hij is geen rijke advocaat.'
'Nee? Mijn advocaten zijn allemaal rijk.'
'Allemaal? Hoeveel heb jij er?'
'Drie.'
'Nou, mijn echtgenoot verdient vijfentachtigduizend dollar per jaar.'
Met opzet gebruikte ze het woord 'echtgenoot'. Ze wilde nog steeds wraak nemen voor de manier waarop hij haar over zo'n verdomd idioot...
'Een goede reden om hem te verlaten.' 'Waarom denk je dat ik dit ooit zou doen?' 'Nou...' zei hij en haalde zijn schouders op. Hij baalde nog steeds. Goed, dacht ze. Hij lag naakt naast haar in bed en zag er zwak, verloren en tegelijk zo heerlijk en aanbiddelijk uit. Met een nonchalant gebaar veegde ze met haar rechterhand over een denkbeeldig iets op haar linkerborst.
'Wat zou je ervan zeggen als ik misschien een paar dagen weg zou kunnen gaan?' vroeg ze. Een paar wenkbrauwen werden enigszins opgetrokken. 'Wat bedoel je?' 'Met jou.'
Ze draaide zich om en keek hem aan. 'Je houdt me voor de gek. Wanneer?'
De uitdrukking op zijn gezicht veranderde direct. Zijn ogen keken haar vol verwachting aan.
'Het zou ergens in juli moeten zijn, midden in de week. Een dinsdag, woensdag...'
'Je houdt me voor de gèk!' 'Ik heb het hem al gevraagd.'
Ze sloeg haar ogen neer als een non. Haar ogen keken hem niet aan, maar haar borsten lonkten naar hem. 'En zei hij dat het goed was?' 'Nou ja,... wel met enige tegenzin.' 'Maar geen ruzie.' 'Net niet.'
'Als je met mij getrouwd was...' 'Maar dat ben ik niet.'
'... en je zou mij vertellen datje voor een paar dagen...' 'Ik zei niet dat hij het leuk vond.' 'Maar hij vond het goed datje wegging.' 'Ja.'
'Probeer mij dit nooit te flikken.' 'O? Nee? Wat zou jij dan doen?' 'Ik zou hem vermoorden.' 'Ja ja.'
'Ik zou achter zijn naam komen en hem vermoorden.' 'Ja.'
'Probeer het maar eens. Weet je hoeveel ik per jaar verdien?' 'Het kan mij niet schelen hoeveel je verdient.' Hij baalde nog steeds van het feit dat zij weer met haar echtgenoot op de proppen kwam. Prima. Laat hem maar balen, dacht ze.
'Ik heb nog nooit van een advocaat gehoord die maar vijfentachtigduizend per jaar verdient,' zei hij.
'Hij werkt voor de gemeente. En dat is wat ze betalen.'
'Vijfentachtigduizend per jaar.'
'Ja. Nou, eigenlijk een beetje meer.'
'Hoeveel meer?'
'Tweehonderdvijftig dollar.'
'Waarom gaat iemand zoveel jaren rechten studeren, een bul halen en al die moeite doen, om dan tevreden te zijn met een baan die zo weinig betaalt?'
'Hij beschouwt dit niet als tevreden zijn. Hij vindt dit een hele uitdaging.'
'O ja, dit moet wel héél uitdagend zijn.'
'Dat is het ook.'
'Een aanklacht indienen tegen huiseigenaren die de verwarming niet aanzetten, terwijl van hen verwacht wordt dat ze...'
'Vijftien oktober,' zei ze. 'Dat is de datum waarop ze de verwarming moeten aanzetten.'
'Hoe weet jij dat?'
'Toen we pas getrouwd waren, woonden we in een appartement waarin het vréééselijk koud was. We namen contact op met de ombudsman...'
'Hoe wisten jullie dat?'
'Mijn echtgenoot ging de wet na, en kwam erachter dat de verplichte datum om...'
'Ik haat het wanneer je over hem spreekt. Al de dingen die hij wel en niet doet in dat onnozele baantje dat niet meer betaalt...'
'De verwarming aanzetten heeft niets met zijn baan te maken.'
'Waar gaan jullie heen?'
'Frankrijk. St.-Jean-de-Luz.'
'Waar ligt dat?'
'Dicht bij de Spaanse grens. We zijn daar op onze huwelijksreis geweest.'
'Fantastisch.'
'Andrew, ditmaal is het geen romantische reis. Mollie gaat met ons mee.'
Hij zweeg enige ogenblikken.
Toen zei hij: 'Ik zal je missen.'
'Ik ben nog niet weg,' zei ze, en opeens wilde ze hem weer in haar armen nemen, hem aaien, met hem vrijen, hem bewonderen.
'Hoe gaat het hiermeel' vroeg ze.
'Daar gaat ze weer,' zei Regan.
'Laat hem nog een paar seconden aan,' zei Lowndes.
'Het lijkt wel of hij een beetje hulp nodig heeft,' fluisterde ze.
'Ja, daar lijkt het wel een beetje op, hè?'
'Mmmmmmm,' zei ze.
'Ze begint er weer aan te sabbelen,' zei Regan.
Morgen was het moederdag en dan zou de hele familie - met uitzondering van Heathers afwezige echtgenoot - in het appartement van de familie Fitch op Seventieth en Park bij elkaar komen om die dag te vieren. Sarah's ouders waren de derde mei van St. Bart teruggekeerd. Morgen zou het de negende zijn. Ze had een luie zaterdag met Michael en Mollie doorgebracht en nu, vijftien minuten voor middernacht, lag ze in bed te lezen om daarna langzaam in slaap te sukkelen. Maar toen ze in haar nachtpon de badkamer verliet stond Michael op haar te wachten.
'Er is iets dat ik met je wil bepraten,' zei hij. 'Wil je even meekomen?'
Ze liep achter hem aan door de gang langs Mollie's kamer, waar haar dochter reeds lag te slapen, langs de luid tikkende staande klok die tegen de muur stond, een geschenk van Michaels moeder, waarna ze aan het eind van de gang de studeerkamer betraden. De kamer was klein, er stond een divan langs de ene muur, een logeerbed langs de tweede, een kast met een audio/video-set tegen de derde muur en ramen die uitkeken over Eighty-first Street in de vierde muur. Michael sloot de deur achter zich. De muren van het vooroorlogse appartement waren dik bepleisterd, waardoor elke kamer vrijwel geluiddicht was. Ze vroeg zich af waarom hij fluisterde.
'Je herinnert je die zaak waarmee ik bezig ben?'
Ze knikte.
'Ik vermoed dat ik je er nu iets over kan vertellen.'
Ze vroeg zich af waarom hij dit moment had uitgekozen om het haar te vertellen. Het was bijna middernacht, ze was doodmoe en wilde alleen maar even iets in Vogue lezen, voordat ze in slaap zou vallen. Familiebijeenkomsten in het appartement van haar ouders verliepen bepaald nooit zonder enige stress. Als voorbereiding was een goede nachtrust daarom best wel nodig. Maar nee, Michael begon over de schaduwoperatie te vertellen die in het begin van het jaar waren gestart...
'Het betreft de zoon van een mafiabaas die de federale aanklager voorgoed achter de tralies heeft gezet. We zijn er zeker van dat hij nu de bende leidt, we hebben er alleen op gewacht om voldoende bewijzen bij elkaar te krijgen om hem te kunnen veroordelen wegens overtreding van de WCOM-wet. Om dat te kunnen doen, moeten we bewijzen van gangsterpraktijken hebben. Het probleem is dat we tot nu toe niets concreets tegen hem hebben kunnen vinden. We weten dat hij zich bezighoudt met drugshandel en het uitlenen van geld tegen woekerrente, maar tot nu toe hebben we daar geen bewijzen
van. We vermoeden ook dat hij opdracht tot één of twee moorden heeft gegeven, maar nogmaals, ook daar hebben we geen bewijs van. De reden, waarom ik je dit allemaal vertel...' zei Michael.
Ja, waarom vertel je me dit allemaal? vroeg zij zich af.
'...is dat ik vermoed dat we een manier hebben gevonden om hem te pakken te krijgen.'
'Nou, dat is fijn,' zei ze.
'Deze spullen kreeg ik donderdagochtend in mijn bezit,' zei hij en liep naar de bandrecorder die in het meubel stond. Ze merkte dat het apparaat al aanstond. 'Hier, luister maar,' zei hij en drukte de PLAY-knop in.
In het begin dacht ze dat ze in een nachtmerrie was beland.
'Vijftien oktober,' zei een vrouwenstem. 'Dat is de datum dat ze de verwarming moeten aanzetten.'
'Hoe weet jij dat?'
Een mannenstem.
'Toen we pas getrouwd waren, woonden we in een appartement, waarin het vréééselijk koud was. We namen contact op met de ombudsman...'
'Hoe wisten jullie dat?'
'Mijn echtgenoot ging de wet na,' zei de vrouwenstem.
Zei haar stem.
'... en kwam erachter dat de verplichte datum om...'
'Ik haat het wanneer je over hem praat,' zei de mannenstem.
Zei Andrews stem.
Ze dacht dat haar hart zou stoppen.
'Al de dingen die hij wel of niet doet in dat onnozele baantje dat hem niet meer oplevert dan...'
'De verwarming aanzetten heeft niets met zijn baan te maken.'
'Waar gaan jullie heen?'
'Frankrijk. St.-Jean-de-Luz.'
'Waar ligt dat?'
'Dicht bij de Spaanse grens. We zijn daar op onze huwelijksreis geweest.'
'Fantastisch.'
'Andrew, dit wordt geen romantische reis. Mollie gaat met ons mee.'
Het was een lange tijd stil.
'Ik zal je missen.'
Andrews stem weer.
'Ik ben nog niet weg. Hoe gaat het hiermee?' Haar stem daalde nu tot een zacht fluisteren. 'Het lijkt wel of hij een beetje hulp nodig heeft.'
'Daar lijkt het wel een beetje op, hè?' 'Mmmmmmm.'
Weer was het een hele tijd stil.
Ze wist niet waar ze moest kijken. Ze durfde Michael niet aan te kijken. Was het mogelijk dat hij haar stem op het bandje niet had herkend? Was het mogelijk dat hij niet besefte dat de vrouw die daar bezig was...?
'Heb je dit ooit weieens met je echtgenoot gedaan?'
'Ja, altijd.'
'Dat is niet waar.'
'Dat doe ik wel. Elke avond in de week.'
'Je liegt.'
'Ik lieg.'
'Jezus, wat jij me aandoet!'
'Van wie is deze lulT
'Die is van jou.'
'Ja, van mij. En ik zal hem in mijn mond nemen net zolang tot je begint te schreeuwen.'
'Sarah...'
'Ik wil zien datje klaarkomt! Kom op!'
'O, God, Sarah!'
'Ja. Ja. Ja. Ja F
Weer was het een hele tijd stil.
Michael zette het apparaat af.
'We denken te weten wie die vrouw is,' zei hij en liep naar de videorecorder. Ook dat apparaat stond al aan en ook hier zat al een band in, Michael hoefde alleen nog maar de PLAY-knop in te drukken.
In het rechtergedeelte van het scherm verscheen zij zelf in het beeld...
Hij weet het, dacht ze.
... ze haastte zich naar de blauwe deur in Mott Street, haar rug was naar de camera gekeerd...
Mijn God, hij weet het.
... toen drukte ze de bel in die onder de naamplaat van Carter- Goldsmith Investments was bevestigd, nog steeds stond ze met haar rug naar de camera gekeerd...
Met geen enkele mogelijkheid zou welke objectieve toeschouwer dan ook met zekerheid kunnen zeggen dat de blondine die iets in de luidspreker zei en half met haar gezicht van de camera stond gekeerd Sarah Welles was. Op geen enkele manier zou welke vreemde dan ook haar kunnen herkennen als de vrouw die daar bij de blauwe deur stond. Daarvoor was het beeld gewoon niet goed genoeg.
Maar toen zij zichzelf bekeek, toen ze na het geluid van de zoemer naar de deurknop reikte, en zag hoe ze buiten adem naar binnen
stapte, wist ze dat iedereen die haar kende haar onmiddellijk zou herkennen. Michael kende haar. Kende de kleren die ze droeg, kende de manier waarop zij zich bewoog, de manier waarop ze liep, kende iedere beweging. Zelfs met haar rug naar de camera...
De deur ging achter haar dicht.
Op het scherm zag je alleen nog maar de deur.
In de hal gaf de staande klok aan dat het middernacht was.
'Een fijne moederdag gewenst,' zei Michael op bittere toon.