***


2: 11 JANUARI - 17 FEBRUARI

Hij stond op haar te wachten toen zij het schoolgebouw verliet.

Het was een bitterkoude dag, de lucht had een doffe, metaalgrijze kleur en de oostenwind joeg onbarmhartig over de Hudson. Het was pas vier uur in de middag, maar het leek wel of het al donker begon te worden.

Sarah duwde de buitendeuren open en trok haar handschoenen aan. Ze had een rode, wollen muts over haar oren getrokken en een bijpassende shawl omgedaan. Zij was een week aan het werk en haar bruine gelaatskleur was weer bijna verdwenen. Gewoonlijk liep ze een blok in oostelijke richting naar het station van de IRT op Six- tieth en Lex. Dan nam ze de stoptrein in de richting van de stad, om bij Seventy-seventh uit te stappen en vandaar uit naar hun flat op Eighty-first te lopen. Alles bij elkaar kostte haar dat niet meer dan vijftien minuten. Zij liep in de richting van Lex, toen hij diagonaal de straat overstak en, net als op het strand van St. Bart, opeens voor haar stond.

'Hallo,' zei hij.

Eventjes dacht ze dat ze door één van de talrijke straatzwervers die New York kende werd lastiggevallen, maar toen herkende ze hem. En toen zij zich realiseerde wie hij was, drong het opeens tot haar door dat zijn verschijning niet per ongeluk was, maar dat hij haar had opgezocht en hier met een vooropgezette bedoeling was.

'Wat wil je?' vroeg ze.

'Ik moet met je praten.'

'Ga weg, alsjeblieft,' zei ze.

'Ik wil mijn excuses aanbieden voor...'

'Het is niet nodig je te verontschuldigen, ga weg alsjeblieft, en laat me alleen.'

Zij begonnen Park Avenue over te steken. Juist toen zij het midden van de weg bereikten, veranderden de verkeerslichten van kleur en de wind leek hier nog harder te blazen dan ergens anders. Zwijgend wachtten zij tot het licht weer op groen zou springen. Toen

ze de weg overstaken regelde hij zijn lange passen naar haar tempo. Ze liepen in de richting van Lexington Avenue.

'Weet jij in welke film zij dit zei?'

'Nee. Wie? Wélke film? Waar heb je het over?'

'Garbo,' zei hij.

'Nee, die heb ik niet gezien. Luister, ik ben op weg naar huis. Ik ben een getrouwde vrouw, ik heb een dochter...'

'Grand Hotel,' zei hij.' "Ik wil alleen zijn".'

'Ik wil alléén zijn,' zei ze. 'Ik weet niet waarom jij hier bent...'

'Om mijn excuses aan te bieden. Heb je trek in een kopje koffie?'

'Nee. Goedemiddag, meneer Farrell.'

'Andrew,' zei hij.

'Ja, Andrew, goedemiddag,' zei zij en liep de trap van de ondergrondse af. Even bleef hij achter, maar met een paar stappen had hij haar weer ingehaald. Zij zocht in haar handtas naar een muntstuk, maar zij bleek zonder munten te zitten. Ze wilde naar het loket lopen om een stel munten te kopen, toen hij weer pal voor haar ging staan.

'Alsjeblieft, hou daarmee op!' zei ze.

'Eén kopje koffie. Dan kan ik het uitleggen.'

'Nee.'

'Alsjeblieft.'

Zijn gezicht had dezelfde smekende uitdrukking als Mollie op de avond dat zij de kerstboom hadden gekocht. Ze schudde haar hoofd al. Nee, nee, néé, maar de uitdrukking op zijn gezicht was zo verloren, zo erg...

'Luister,' zei ze. 'Ik moet echt...'

'Alsjeblieft,' zei hij opnieuw. 'Mijn excuses voor mijn gedrag tijdens die ochtend. Ik wil het uitleggen.'

'Er valt niets uit te leggen. Ik aanvaard je excuses. Het was leuk je weer eens te zien.'

'Dat meen je niet echt,' zei hij.

'Dat doe ik ook niet,' zei ze en liep om hem heen naar het loket. De zwarte vrouw achter het glas keek haar aan.

'Tien munten, alstublieft,' zei Sarah, die haar portemonnee te voorschijn haalde en het geld wilde pakken. Toen zei hij: 'Ik heb het al.'

'Wat?' vroeg zij.

Hij schoof een biljet van twintig dollar onder het glas door.

'Ik betaal voor die munten, mevrouw,' zei ze onmiddellijk en schoof een biljet van vijf en een van tien dollar onder het glas door.

'Doe het maar van dat twintigje,' vertelde hij de beambte.

'Wie betaalt er nu?' vroeg de vrouw op kalme toon.

'Ik,' zeiden ze tegelijkertijd.

'U kunt niet beiden betalen,' zei ze. 'En bovendien heb ik het druk.'

'Zij laat me nooit voor iets betalen,' zei Andrew grinnikend en pakte het twintigje weer.

Sarah pakte het wisselgeld en de munten.

'Nu ben ik je een kopje koffie schuldig,' zei hij.

'Hoe kom je daar nu bij?' vroeg ze.

Ze wist al dat zij het goed zou vinden dat hij een kopje koffie voor haar ging bestellen.

'Nou, jij hebt toch voor die munten betaald?' zei hij.

'Die logica ontgaat me,' zei ze.

'Is hier vlakbij een restaurant?' vroeg hij.

Vlak bij het station van de ondergrondse, langs Lexington Avenue, waren er restaurants, koffieshops en eetwinkeltjes, maar ze wilde hem niet meenemen naar deze gelegenheden, die ook regelmatig door leerlingen van haar school werden bezocht. Later zou ze zich afvragen waarom. Zou ze zich afvragen waarom ze toen wilde vermijden dat een van haar leerlingen haar in zijn gezelschap zou zien. In plaats daarvan liep zij naar Second Avenue, waar zij een klein, Frans restaurant wist waar men heerlijke croissants en verrukkelijke koffie serveerde.

In het restaurant hing een sfeer van winterse gezelligheid. Vlak bij de ingang hingen de overjassen over elkaar aan de kapstokken. De meeste aanwezigen droegen een coltrui of tweed, en men rook de geur van sterke koffie en vers gebak. Door de gebogen ramen zag men buiten haastige voorbijgangers passeren, diep weggedoken in hun jas en met gebogen hoofd tegen de harde wind in.

Ze vonden een tafeltje vlak bij de enorme, koperen espressomachine, beiden bestelden een caféfiltre en met chocolade gevulde croissants. Hij droeg een blauw flanellen overhemd, een sportief grijs tweed colbert en een donkergrijze pantalon. Sarah droeg, wat ze noemde, haar 'armoedig schoolfrikkenuniform': een mosgroene sweater, een donkerbruine wollen rok en matgroene panties. Als ze naar school ging, droeg ze normaal gesproken schoenen met hoge hakken. Maar vandaag, vanwege het slechte weer, droeg ze bruine, leren laarzen. Ze had haar rode muts afgezet en in haar jaszak gestopt, maar de rode shawl had ze nog steeds om. Hij had helemaal niets op zijn hoofd gedragen. Ze waren tegenover elkaar aan het verweerde, houten tafeltje gaan zitten, blauwe ogen tegenover blauwe ogen en blonde haren tegenover bruine haren.

Later zou ze hem vertellen dat ze toen een knap paar vormden.

En zou ze zich afvragen of ze dat echt had gedacht op die eerste dag dat ze samen waren in New York.

'Laat me het nu even uitleggen,' zei hij. Hij wachtte tot ze toestemmend knikte en vervolgde: 'Om te beginnen, normaal gesproken maak ik er geen gewoonte van om getrouwde vrouwen te kussen.'

'Oké,' zei ze.

'Ik meen het. Gewoonlijk ben ik erg... daar erg voorzichtig mee.'

'Juist.'

'Die ochtend... ik weet niet... ik kon maar... die avond daarvoor kon ik mijn ogen maar niet van je afhouden, en toen...'

'Andrew,' zei ze, aarzelde even en vervolgde: 'Eigenlijk wil ik dit niet. Ik ben er niet op zoek naar, ik wil het niet, ik heb het niet nodig...'

'Ik weet het, jij wilt liever alleen zijn.'

'Ik bén niet alleen. Ik heb een echtgenoot.'

'Ik hou van je,' zei hij.

'O, Jezus!' zei ze, en keek vlug om zich heen om te zien of iemand in hun nabijheid iets gehoord had. 'Andrew,' zei ze, fluisterend nu, 'ik vermoed dat jij niet begrijpt wat ik je zeg. Ik probeer niet koket te zijn, ik probeer je op geen enkele manier aan te moedigen...'

'Dat weet ik.'

'Dus hou daarmee op, oké? Stop met die onzin.'

Het bleef een hele poos stil.

Enigszins ongemakkelijk zaten zij tegenover elkaar.

De koffie en croissants werden gebracht.

Zij nam een slok van haar koffie en prikte met een vork in de croissant. De dikke, donkere chocolade was overheerlijk.

'Vind je lesgeven leuk?' vroeg hij.

'Ik vind het heerlijk.'

'Hoe ging het vandaag?'

'Fijn.'

'Goed, daar ben ik blij om.'

'Hoe was jouw dag vandaag?'

'Fijn, bedankt.'

'Ik ben eigenlijk nooit te weten gekomen wat jij doet.'

'Ik ben een gangster,' zei hij grinnikend.

'Vast en zeker,' zei zij.

'Om eerlijk te zijn, ik ben watje zou kunnen noemen een gelegenheidsinvesteerder,' zei hij. Zijn glimlach verdween en maakte plaats voor een uitdrukking waarmee hij een serieuze en volwassen indruk probeerde te maken. 'Ik ben op zoek naar bedrijven waarin tijd en geld geïnvesteerd moeten worden. Daarna begeleid ik ze net zo lang tot ze mij een behoorlijk rendement opleveren.'

'Wat voor bedrijven?'

'Import-export, rederijen, onroerend goed, bouwondernemingen en dergelijke. Ik heb belangen in heel wat bedrijven.' 'Klinkt leuk.'

'Jij bent leuk,' zei hij.

'Oké, ik vermoed dat het tijd is om naar huis te gaan,' zei ze.

'Waarom?'

'Omdat jij nog steeds niet begr-'

'Ik zou je graag willen kussen,' zei hij.

'Laten we om de rekening vragen,' zei ze.

'Gaan we ook om deze rekening vechten?'

'Nee, want jij hebt me uitgenodigd.'

'Dat is waar. Mag ik je kussen?'

'Nee.'

'In dat geval,' zei hij, en leunde over de tafel. Hij kuste haar vol op de mond.

Later zou ze hem vertellen dat ze direct vochtig begon te worden toen hun lippen elkaar ontmoetten.

Nu ging ze met een ruk staan.

'Vaarwel, Andrew,' zei ze en liet hem achter aan het tafeltje. Ze liep naar de kapstok en rukte haar jas van de muur. Zonder de jas aan te trekken rende ze de bittere kou in. Ze keek niet eenmaal om.

De twee rechercheurs die door Michael waren uitgezocht om Andrew Fa viola te schaduwen liepen dinsdagochtend, de twaalfde januari, zijn kantoorkamer binnen. Sinds Michaels terugkeer uit het Caribisch gebied, nu een week geleden, waren ze met deze zaak bezig, maar ze hadden nog weinig te rapporteren.

Johnny Regan, de oudste van de twee rechercheurs en de meest ervarene, zat in een stoel naast zijn jongere partner, Alex Lowndes. De beide mannen voelden zich op hun gemak in dit kantoor, ze waren hier reeds dikwijls geweest. Afgezien daarvan, in deze kamer voelde iedereen zich op zijn gemak. Toen Michael nog een tiener was voerde hij een voortdurend gevecht met zijn moeder, die niet wilde dat zijn kamer in een vuilnisbelt zou veranderen. In zijn kantoorkamer was het niet zo'n grote rommel als destijds in zijn eigen kamer; uiteindelijk was hij nu volwassen. Maar een kantoorkamer vertelde veel over de persoon die hier soms twaalf van de vierentwintig uur verbleef, en het interieur van Michaels kamer vertoonde toch wel tekenen van verwaarlozing. Dat wilde niet zeggen dat het slordig en vuil was. Nee, in plaats daarvan hing er een sfeer van... nou ja... georganiseerde rommel.

Stapels uitgewerkte verslagen en andere juridische documenten stonden op de drie bureaus die zich in de ruime kamer bevonden. De ramen, die uitkeken over Centre Street, namen een lange zijde van de kamer in beslag. Onder de vensterbanken stonden ingebonden nummers van New York's Penal Law, Criminal Law en Criminal

Procedure Law. In een kastje met glazen deuren stonden nog meer wetboeken en een paar ingelijste foto's van Sarah en Mollie. Er lagen verscheidene blauwe petten met insignes en logo's van de verschillende justitiedepartementen waarmee hij in het verleden had samengewerkt. Een imitatie blauwgeëmailleerd, goudkleurig insigne - een gift van zijn collega's van het kantoor van de officier van justitie nadat Michael als hun voornaamste woordvoerder in zijn eerste WCGM-zaak had gefungeerd - hing in een kleine, glazen stolp. Het ingelijste diploma van Duke hing aan de muur boven het kastje, naast de bul die hij met zijn rechtenstudie aan Columbia had behaald.

Een televisie met daaronder een videorecorder stond in de hoek van de kamer. Gelabelde videobanden met opnamen van verschillende schaduwopdrachten lagen slordig op elkaar gestapeld naast de televisie Op dezelfde tafel stonden een ontvanger/versterker, een bandrecorder en een CD-speler. Gelabelde bandjes en CD's lagen kriskras door elkaar tussen de viltstiften en blanco labels.

Rechts van de ramen hingen foto's van de Lombardi-bende, zes gangsters die door Michaels toedoen vijfjaar geleden achter slot en grendel verdwenen. Dat was toen hij pas bij Georganiseerde Misdaad was gaan werken. In de hoek stond een kapstok, waaraan Michaels Burberry-regenjas met bijpassende shawl en de zwarte regenjassen van Regan en Lowndes hingen. Een zwarte paraplu lag vlak bij de kapstok op de vloer; Michael had hem twee weken geleden voor het laatst gebruikt.

'Wat we deden,' zei Regan, 'was een routineonderzoek bij Registratie Motorrijtuigen. Die vent woont in New York, en er bestaat een goede kans dat hij een rijbewijs heeft of eigenaar van een auto is.'

Regan zat een sigaar te roken. Hij leek precies op een organisator van bokswedstrijden. Hij droeg een bruine pantalon en een lichtbruine sweater met een nauwsluitende hals. Een beginnend bierbuikje hing over zijn broekriem. Hij zag er altijd uit alsof hij zich nog moest scheren. Hij was linkshandig en dat was de reden waarom hij zijn schouderholster rechts droeg.

'We hebben niets in New York of Nassau County gevonden, daarom zijn we in Connecticut en Jersey verder gaan zoeken. Niets in Jersey gevonden, maar Alex heeft iets in Connecticut ontdekt. Nou, vertel jij het maar,' zei Regan tot zijn collega.

Alex Lowndes zag er zo vals uit als het aanbod van een pandjesbaas. Hij was lang en slank, met vaalblond haar en ogen die op het eerste gezicht grijs leken, maar toch lichtblauw bleken te zijn. Hij was gekleed in een blauwe spijkerbroek, een zwarte trui met kraag en een zwartleren jasje. Vlak bij zijn linkerwenkbrauw had hij een

litteken. Aan nieuwsgierigen vertelde hij dat hij dit in een messengevecht met een verdwaasde junk had opgelopen. Maar eigenlijk had hij dit litteken al sinds zijn tiende, toen hij tijdens het rolschaatsen was gevallen en met zijn hoofd op het trottoir was terechtgekomen. Michael wist dit, omdat Lowndes het aan zijn collega had verteld en Regan deze informatie had doorgespeeld. De twee mannen konden niet goed met elkaar opschieten. Iedereen op deze afdeling wist het. Het verbaasde iedereen dat geen van beiden om een nieuwe partner vroeg. Misschien kwam dat wel omdat het aantal arrestaties dat zij verrichtten, fenomenaal hoog was.

'We vonden een Acura Legend coupé op naam van ene Andrew Faviola, wonende Cradle Rock Road 24, Stonington, Connecticut,' zei Lowndes.

'Fantastisch,' zei Michael wrang.

'Ja, dat is het huis van zijn vader,' zei Lowndes.

'Waar hij niet meer woont,' zei Regan. 'De ouweheer.'

'Waar hij nóóit meer zal wonen,' zei Lowndes.

'En naar wij vermoeden die knul ook niet,' zei Regan. 'Trouwens, tijdens de drie nachten dat wij daar hebben gepost, zagen we geen spoor van de Acura.'

'Wanneer was dat?'

'Het afgelopen weekend. We dachten, als je in Connecticut woont dan breng je daar je tijd door, heb ik gelijk of niet? Dus we zaten daar het weekend. Sneeuw, bomen, de hele rotzooi. Maar geen enkel spoor van hem.'

'Heeft hij een rijbewijs?' vroeg Michael.

'Daar wilde ik net over beginnen,' zei Regan. 'Hij had een rijbewijs, maar dat werd na drie opeenvolgende bekeuringen voor overtreding van de maximumsnelheid ingenomen. Zover wij kunnen nagaan, zit hij nu zonder rijbewijs.'

'Maar hoe verplaatst hij zich dan in die Acura?'

'Misschien rijdt hij niet zelf. Misschien is dat de reden waarom hij in het weekend zijn moeder niet bezoekt.'

'Welk adres stond op zijn rijbewijs vermeld?'

'Daar hebben we pech, Michael. Het was uitgegeven in Califor- nië, toen hij daar nog studeerde. Een adres op Montana, het klinkt als het wilde westen, ik weet het, maar het is een straat in L.A.'

'Ingenomen in Californië?'

'Ja.'

'Wanneer?'

'Acht jaar geleden.'

'Wat?'

'Jawel.'

'Heeft hij al die tijd zonder rijbewijs rondgereden?' 'Daar lijkt het op.'

'Geen aanvraag in New York voor een nieuw?'

'Nee.'

'Of in Connecticut?'

'Nee.'

'Hij heeft connecties met de mafia,' zei Lowndes, 'hij kan net zoveel valse rijbewijzen kopen als hij wil.'

'Wat jullie eigenlijk bedoelen is, dat we niet weten waar hij nu woont.'

'Dat klopt.'

'En als we niet weten waar we hem moeten zoeken, dan zijn we niet in staat hem te schaduwen.'

'Nou, ja.'

'Hebben jullie nog nagegaan of er parkeerbonnen zijn uitgeschreven?'

'Ik heb al gevraagd of ze dit willen nagaan,' zei Regan knikkend. 'Als hijzelf in die Acura rijdt, dan móet hij de wagen af en toe ergens parkeren. En dit is een vent die geen enkel respect voor verkeerswetten heeft...'

'Drie bekeuringen voor overtreding van de maximumsnelheid,' zei Lowndes.

'Dus zet hij die wagen overal neer waar het hem goeddunkt.'

'Wanneer zouden zij jou terugbellen?'

'U weet hoe die kerels zijn. Zij hebben te maken met duizenden wetsovertreders, dus waarom al die moeite?'

'Laten we het nu nog eens proberen,' suggereerde Michael.

Regan keek op zijn horloge.

'Dat kan wel even duren,' zei hij, en begaf zich naar de telefoon. 'Wat was het nummer ook alweer, Alex, weet jij dat nog? Bij Par- keerovertredingen?'

'Drie-twee-nul,' antwoordde Lowndes.

Regan draaide het nummer. Michael drukte de knop van de speaker in. Zij luisterden hoe de telefoon aan de andere kant overging, eenmaal, tweemaal, driemaal, nog eens, en nog eens...

'Ze zijn al naar huis,' zei Lowndes.

'Om halfvijf?' vroeg Regan.

'Parkeerovertredingen, met Cantori.'

'Mag ik brigadier Henderson, alstublieft.'

'Met wie spreek ik?'

'Rechercheur Regan, bureau officier van justitie.'

'Een ogenblikje.'

Regan haalde zijn schouders op.

Zij wachtten.

'Henderson,' zei een stem.

'Brigadier, u spreekt met rechercheur Regan, ik heb u gisteren gebeld over de Acura die wij proberen op te sporen, in opdracht van de afdeling Georganiseerde Misdaad. Met een nummerplaat van Connecticut.'

'Ja?'

'Ik zit in de kamer van het plaatsvervangend hoofd van die afdeling en hij vroeg zich af of u al enige vorderingen hebt gemaakt.'

Het was even stil aan de andere kant.

'Om u de waarheid te zeggen, hij zit nu bij de speaker,' zei Regan.

'Hallo, brigadier,' zei Michael. 'U spreekt met hulpofficier Welles. Hoe gaat het?'

'Wij hebben het hier hartstikke druk,' zei Henderson. 'De feestdagen.'

'Dat kan ik mij voorstellen,' zei Michael. 'En we vinden het niet leuk om u onder druk te zetten, maar het gaat om een zaak die nogal belangrijk is.'

'Het zijn allemaal belangrijke zaken,' zei Henderson op droge toon.

'Ik ben er zeker van dat ze dat zijn. Maar denkt u dat u uw computer in een hogere versnelling kunt zetten om na te gaan of er iets over deze specifieke wagen bekend is? Dat zouden wij echt op prijs stellen.'

'Wat is jullie nummer?' vroeg Henderson.

Tien minuten later belde hij terug.

'Een blauwe Acura Legend coupé, bouwjaar 1991, nummerplaten uit Connecticut, met een zelfgekozen nummer FAV-TWO, geregistreerde eigenaar Andrew Faviola, adres Cradle Rock Road 24, Stonington, Connecticut.'

'Dat is de wagen,' zei Regan.

'Sinds vorig jaar september heb ik veertien parkeerovertredin- gen. Wat wilt u weten?'

'Locaties.'

'Vier ervan voor een restaurant, La Luna, op Fifty-eighth en Eighth.'

Michael knikte.

'En die andere tien?'

'Verschillende locaties in Manhattan en Brooklyn.'

'Hoe zijn ze uitgeschreven?'

'Per gebouw.'

'Waarvoor de wagen geparkeerd stond?' vroeg Regan.

'Ja, het adres waarvoor hij geparkeerd stond.'

'Nog meer van dezelfde?' vroeg Michael.

'Wat bedoelt u?'

'Nog meer locaties waar hij meer dan één keer heeft geparkeerd?'

'Nee, het zijn allemaal verschillende adressen.'

'Nog straten die meerdere malen voorkomen?'

'Laat me even kijken.'

Het was een poosje stil.

'Ja, wij hebben drie adressen in dezelfde straat.'

'Welke straat is dat?' vroeg Michael.

'Om precies te zijn, het is een avenue.'

'Welke?'

'Bowery. In Manhattan. Maar de adressen liggen nogal verspreid.'

'Kunt u ze aan ons doorgeven, alstublieft?'

'Wat is jullie faxnummer?' vroeg Henderson.

Het appartement bevond zich boven een kleermakerszaak in Broome Street, slechts twee blokken verwijderd van Bowery. De kleermakerszaak bevond zich op de begane grond van het gebouw. De bovenste drie verdiepingen waren tot één appartement verbouwd. Aan de buitenkant zag men een vier verdiepingen hoog stenen gebouw, bedekt met roet en vuil dat minstens een eeuw oud moest zijn. Van binnen bestond het appartement, op de verdieping direct boven de kleermakerszaak, uit een hal en een woonkamer, op de verdieping daarboven bevonden zich de keuken en de eetkamer, terwijl de slaapkamer de derde verdieping in beslag nam. Het appartement, dat van alle gemakken was voorzien, was met dure meubelen en elektrische apparaten ingericht. Andrews vader had het werk uitbesteed aan een van zijn eigen bouwondernemingen en zij had een eersteklas job verricht, ook al omdat men wist in opdracht van wie zij aan het werk waren.

Het gebouw stond op een hoek. De ingang van de kleermakerszaak bevond zich in Broome Street, maar de grote etalageruiten liepen om de hoek door naar Mott Street. Om de hoek, in Mott Street, zag men een blauw geschilderde houten deur. Op die blauwe deur was een huisnummer van Mott Street bevestigd en naast die blauwe deur hing aan de muur een zwarte brievenbus, waarop in gouden letters 'Carter-Goldsmith Investments' was geschilderd. Achter die deur leidde een trap naar de ingang van het appartement op de eerste verdieping. Er was ook nog een andere ingang naar het appartement. Deze bevond zich achter in de kleermakerszaak. Achter een deur liep de trap naar de achterkant van het appartement, die vlak naast de open haard uitkwam. De deuren die toegang gaven tot de trappen die naar het appartement leidden, waren met een zelfde type grendelslot afgesloten. Andrew was de enige die in het bezit was van de sleutels voor deze sloten.

Waar hij ook maar een open plek zag, daar parkeerde hij zijn wagen. In de zijstraten in Little Italy en Chinatown was vrijwel nooit plaats, maar hij had meer geluk op Bowery, waar de straatverlichting brandde en de winkels waren. Daarna liep hij de twee, drie, soms zes blokken of meer naar de kleermakerszaak in Broome Street. In vergulde letters stond op de etalageruiten in Broome Street en Mott Street:

LOUIS Vaccaro

stomerij eersteklas maatkostuums ook vermaken

Iedere keer als een bezoeker de winkel binnentrad klingelde het belletje boven de deur. Op deze regenachtige, natte en miserabele vrijdag de vijftiende, heette het belletje de bezoeker hartelijk welkom, als voorbode van een klamme omarming van de winkel. Bij zijn binnenkomst werd hij door het bekende geklingel van het belletje begroet. Achter in de winkel hoorde hij het gesis van de persmachine en het gezoem van de naaimachine. Louis was aan het werk in de etalage van Broome Street en keek met samengeknepen ogen naar een stuk stof dat hij door de naaimachine trok. Hij kauwde op een stompje sigaar en had de bril hoog op zijn voorhoofd geschoven. Met een van zijn voeten regelde hij de snelheid van de machine. Links achter hem in de winkel hing een dubbele rij kledingstukken klaar om opgehaald te worden.

Andrew, hallo,' zei hij en kwam onmiddellijk achter zijn machine vandaan en legde het stompje sigaar in de kleine asbak naast de haspel van de machine. Hij draaide zich om naar Andrew, hield zijn armen wijdopen en zei:'Come vai?'

'Prima, dank je,' zei Andrew. Hij liep naar de oude man toe en omarmde hem.

Louis droeg een mouwloze sweater over een wit overhemd en een broek met een fijn streepje die hij zelf gemaakt had. Dat gold ook voor het sportjasje dat Andrew droeg onder de jas die hij bij Chipp had laten maken. Louis had wit stekeltjeshaar en zag er altijd een beetje grauw uit. Andrew vermoedde dat hij zich maar tweemaal per week schoor en alleen nog maar omdat het nodig was.

'Ik heb een mooie stof voor je gevonden,' zei hij. 'Voor een pak. Wil je het zien?'

'Nu niet. Ik verwacht oom Rudy,' zei Andrew en keek op zijn horloge. 'Stuur hem maar direct naar boven als hij komt, oké?'

'Natuurlijk. Wat een weer, hè?'

'Verschrikkelijk,' zei Andrew.

'Is het jasje warm genoeg?'

'Het jasje is warm genoeg,' antwoordde Andrew glimlachend, ter- wijl hij zijn overjas losknoopte. Hij sloeg de jas wijdopen om het Louis te laten zien en zei: 'En nog mooi ook.'

'Ja, dat is zeker,' zei Louis bescheiden.

'Ik ben boven.'

'Ik stuur hem naar je toe.'

'Hoe is het met Benny?'

'Vraag het hem zelf maar,' zei Louis en haalde zijn schouders op.

Zijn zoon was in de achterkamer bezig met strijken en persen. 'Ik haat deze verdomde job,' was het eerste wat hij zei.

'Je bent een goede perser,' zei Andrew.

'Kun jij niet voor een baantje zorgen?' vroeg Benny.

Lang en broodmager, met het zelfde weerbarstige haar als zijn vader - maar dan gitzwart in plaats van grijs - droeg hij evenals zijn vader een bril, die nu beslagen was door de stoom van de machine. Hij werkte in een wit mouwloos T-shirt en donkere broek. Witte sokken en zwarte schoenen. Ook hij moest zich nodig eens scheren. Zo vader, zo zoon, dacht Andrew.

'Ik zal alles aanpakken watje voor me hebt,' zei Benny. 'De bouw, de haven, alles, in een vrachtwagen rijden, wat het ook mag zijn. Ik ben sterker dan ik eruitzie, Andrew, ik meen het.'

'Dat weet ik. Maar...'

'Ik ben mager, maar ik ben ook sterk.'

'Dat weet ik. Maar wat moet jouw vader zonder jou beginnen?'

'Ik haat dat, alleen maar strijken en persen. Ik haat het.'

'Weet hij dat?'

'Dat weet ik niet.'

'Praat eens met hem. Kijk wat hij te zeggen heeft. Als hij jou toestemming geeft om te vertrekken, misschien dat ik dan iets voor je heb op de Fulton Markt.'

'Jezus, ik haat vis.'

'Of iets anders, we vinden wel iets voor je. Maar je moet eerst met hem praten.'

'Ik kan zelfs de lucht van vis niet uitstaan,' zei Benny.

'Praat eens met hem,' zei Andrew en liep naar de deur aan de achterkant van het gebouw. Aan de deurpost hing een speaker en daaronder de drukknop van een bel. Hij viste de sleutels uit zijn zak en opende het grendelslot. Hij deed het licht aan in het benedenportaal en liep de trap op die naar de benedenverdieping van het appartement leidde. De muren van het trappenhuis waren net als de achterkant van de winkel wit geverfd. Ook de buitenkant van de voordeur was wit geverfd. Hij opende het grendelslot van de deur boven, liep het appartement binnen, sloot de deur achter zich en schoof de grendel in het slot. De binnenkant van de deur was net als de rest van de woonkamer met strips van notehout afgewerkt. Hij keek naar de stand van de thermostaat en knikte goedkeurend toen hij zag dat deze op tweeëntwintig graden stond afgesteld. Hij ging zitten en wachtte op de komst van zijn oom.

In het redactielokaal op de vierde verdieping van de school waren Luretta en Sarah bezig aan het volgende nummer van het weekblad Greer Gazette, een naam waaraan ze beiden een hekel hadden. De klok aan de muur gaf aan dat het tien over halftwaalf was. Sarah en het meisje hadden beiden een uur vrij en wat ze nu konden klaarstomen, daar zou de rest van de redactie van de krant die dag na schooltijd baat bij hebben. Luretta was beter met het opmaken van koppen boven artikelen dan de meeste andere meisjes; ze bezat het vermogen om onmiddellijk tot de kern van de zaak door te dringen. De kop waaraan ze nu werkte was een verslag van het bezoek van de school vorige week aan de Matisse-tentoonstelling in het MOMA. Ze besprak twee ideeën met Sarah...

Dames bezoeken meesters

... en...

Dames ontmoeten Matisse

... en was het met haar eens, toen deze suggereerde dat het woord 'dames' klonk alsof het de leerlingen van een meisjesschool ergens in de Berkshires betrof, in plaats van een school uit het hartje van New York, een stad vol welopgevoede, knappe... 'Goh, bedankt,' zei Luretta met een stralende glimlach.

Samen probeerden ze het probleem op verschillende manieren op te lossen, maar geen van de oplossingen deugde in hun ogen. Buiten liet de wind de ramen rammelen en door een niet goed gesloten raam klonk een gillend en fluitend geluid. Uiteindelijk was het Luretta die met de oplossing op de proppen kwam om te vertellen over de indruk die de tentoonstelling op de meisjes had gemaakt; tenslotte betrof het niet een aankondiging, maar een verslag van het bezoek.

'Nou, welke indruk hééft het gemaakt?'

'Persoonlijk vond ik het indrukwekkend,' zei Luretta. 'En ik bedoel niet indrukwekkend als in Valley Gril, maar verdomde indrukwekkend.'

'Wat bedoel je?'

Laat ze nadenken, laat ze onderzoeken, laat ze...

'De manier waarop hij zijn hele leven heeft geprobeerd nieuwe wegen te bewandelen,' zei Luretta. 'Zelfs toen hij al een oude man was, zei hij nog steeds: "Kijk me aan! Ik leef!"'

'Kun je dat in een kop boven het verslag samenvatten?'

'Dat lukt me niet,' zei Luretta.

Beiden zwegen een poosje.

Opeens zei Luretta: 'Matisse lééft!'

'Prima,' zei Sarah en knikte.

'Want dat doet hij, weet u,' zei Luretta. 'Hij lééft nog steeds, daar draait het om.'

'Ja,' zei Sarah.

Beiden werkten een paar minuten zwijgend door, ieder gebogen over haar eigen collages. De klok aan de muur tikte de tijd weg en buiten huilde de wind langs de ramen.

'Ik wou dat de kinderen uit mijn buurt de gelegenheid zouden krijgen die tentoonstelling te bezoeken,' zei Luretta. 'En dat die ervoor zou zorgen dat ook zij zouden gaan leven.'

'Waarom kunnen zij niet gaan?'

'Zij zijn te druk bezig dóód te gaan,' antwoordde Luretta.

Sarah keek op.

Hun ogen ontmoetten elkaar.

'Drugs, bedoel ik,' zei Luretta. 'Het is overal op straat te koop. Ze maken het zo gemakkelijk.'

Sarah bleef haar aankijken.

'Nee, ik niet,' zei Luretta. 'Daarover hoeft u zich geen zorgen te maken. Ik heb die shit niet nodig. O, neem me niet kwalijk.'

'Daar ben ik blij om,' zei Sarah.

'Maar het is verleidelijk, dat kan ik u wel vertellen, mevrouw Welles. Het is daar de hele tijd binnen je bereik. Makkelijk te krijgen en zo goedkoop als een ijsje. Weet u, zo goedkoop datje het weieens zou willen proberen. Iedereen daar doet eraan mee en je vraagt jezelf af: "Waarom zou ik niet? Waarom niet met al die anderen meedoen?'"

Sarah zei niets.

'Maar weet u, als je het werk van deze man ziet, dan besef je dat hij geen crack nodig had om high te worden, of wel soms? Matisse. Hij vond alle extase die hij nodig had in zichzelf.'

'Ja,' zei Sarah.

'Precies hierbinnen,' zei Luretta en klopte met een samengebalde vuist op de plaats waar haar hart zat. 'Precies hierbinnen.'

De schoolbel verscheurde de stilte.

'We hebben veel gedaan, vindt u ook niet?' vroeg Luretta.

'Ja, dat klopt. Kom je vanmiddag ook weer?'

'Jazeker.'

'Dan zien wij elkaar weer.'

'Matisse lééft!' zei Luretta grinnikend, zij hief haar gebalde vuist in een black power-groet en verliet de kamer.

De klok aan de muur gaf aan dat het tien over twaalf was.

Tijd voor de lunch.

Sarah had geen zin om vandaag in de cafetaria van het personeel te gaan lunchen.

Ondanks het weer dacht ze eraan even naar de koffieshop op de hoek van Lex en Fif—

Opeens dacht zij aan Andrew Farrell.

Aan het feit hem niet mee te nemen naar een koffieshop vlak bij de school.

In plaats daarvan gingen...

De geur van sterke koffie...

De smaak van de heerlijke chocolade op haar lippen.

Andrew die over de tafel leunde om haar te kussen.

Vlug bande ze de herinnering aan hem uit haar gedachten.

Iedere keer als Andrew zijn oom ontmoette zag deze er slechter uit.

Hij zou zich altijd blijven afvragen of oom Rudy deze baan had geweigerd omdat hij er geen zin in had, of omdat hij wist dat hij nog maar zo'n korte tijd te leven had. Hij was de tweede man, iedereen wist dat. Maar kanker had zijn plaats opgeëist.

Dit was het best bewaarde geheim binnen de familie.

Je moet nooit vanuit een verzwakte positie handelen, had zijn vader hem verteld. Laat nooit iemand weten dat zwakte de reden is van welke beslissing dan ook. Handel altijd vanuit een sterke positie. Of wek in ieder geval de schijn dat je dat doet.

Het opvolgen van zijn vader, alleen maar omdat zijn oom ziek was, zou door de anderen als een gebrek aan iets beters kunnen worden beschouwd. Andrew zat met zo lang in deze zaken als zijn oom, was met uit hetzelfde hout gesneden als zijn oom. Eigenlijk had hij niet de ervaring en opleiding die zijn oom had opgedaan. Maar toen Rudy Faviola, handelend vanuit een sterke positie, zei dat hij de baan niet wilde en zijn neef als rechtmatig opvolger benoemde, had de aankondiging alle kracht van een onbetwist koninklijk bevel.

Of Andrew uiteindelijk als leider zou worden geaccepteerd, was een ander verhaal. Zijn eigen vader was hoofd van de familie Torto- cello geworden door haar leider te elimineren. Andrew was zich hier duidelijk van bewust. Hij had alle kranteartikelen over de moord op Ralph Tortocello gelezen. En hij wist dat dit hem ook gemakkelijk zou kunnen overkomen, als iemand deze machtsoverdracht niet zou aanvaarden. Hij hoopte dat de overeenkomst met de Chinezen en Colombianen lang genoeg stand zou houden om iedere twijfel daarover uit te bannen. Hij en zijn oom waren vandaag bij elkaar gekomen om deze zaak te bespreken.

'Willie heeft weer contact met Moreno gehad,' zei Rudy. 'Ik moet je zeggen, Andrew, hij schijt in zijn broek van angst, die Willie. Mo- reno kan hem zó laten vermoorden en hij weet het. Hij vindt het heerlijk in het Caribisch gebied en wil niet naar het noorden komen om hier te leven. Maar als wat wij willen niet werkt, dan moeten wij hem terugroepen of hij zal als voer voor de haaien dienen.'

'Dat realiseer ik me.'

'Moreno heeft nu de boodschap te horen gekregen dat hij, als hij niet met ons wil meewerken, nergens in de V.S. meer zaken zal kunnen doen. New York, Miami, New Orleans, Houston, San Diego, overal waar hij probeert die rotzooi te verkopen, zullen wij hem te grazen nemen en zijn dealers als ratten in het riool overhoopschie- ten. De boodschap zal zijn: Als je zaken met Moreno wilt doen, dan krijg je met ons te maken. Hij vindt het niet erg prettig als je hem bedreigt, Andrew, maar laat hem het lazarus krijgen, wij hebben hem een goede prijs geboden en nu wil hij oorlog. Hij weet dat jij deze zaak leidt en geen kantoorklerk die kwam vissen. Hij weet ook van wie jij een zoon bent, en je kunt Anthony Fa viola niet ongestraft belazeren, waar hij ook mag zitten, in Kansas of waar dan ook, verdomme. Dat weet hij allemaal. Waarom hij niet toehapt, weet ik niet.'

'Wat zou het kunnen zijn, denk je?'

'Een groter deel. Hij weet dat wij hem bij zijn ballen hebben en hij kan geen zaken doen met lui die weten dat wij hen te grazen nemen, het is zo simpel als wat. Hij kan die cocaïne in zijn reet stoppen, want hij kan het niet aan de mensen geven die het in de straten moeten verkopen. Maar hij is niet dom. Als hij ons in zijn zaak opneemt, dan weet hij dat hij een derde deel van de opbrengst krijgt van wat ooit een enorme markt zal kunnen worden. Maar het is nog geen échte markt, Andrew, het is wat je vader zou zeggen een waarschijnlijke markt, een markt met vooruitzichten. Maar het staat nog niet vast. Kun je het volgen?'

'Natuurlijk staat het nog niet vast.'

'Nou, Moreno weet dat ook, denk jij soms dat hij een verdomde stommeling is? Hij denkt: ik gooi mijn verdomde coke in die pot en dan bestaat de kans dat ik een derde van noppes terugkrijg. En waarmee hij om het zo maar eens te zeggen gelijk heeft.'

'Maar anders moet hij op een andere manier overtuigd worden, oom Rudy. Hier hebben we het niet over een of andere zwevende taart in de lucht. Nee, nu gaat het over het vormen van een kartel. Na verloop van tijd zal zijn derde deel miljoenen meer waard zijn dan het bedrag dat hij er nu in steekt.'

'Natuurlijk, na verloop van tijd,' zei Rudy. 'Maar vertel dat maar eens aan die spie met zijn pik in de hand.'

'Nou, volgens mijn mening heeft hij geen enkele keus.' 'Ik zal Petey Bardo vragen dit nog eens uit te zoeken,' zei Rudy, 'en het een en ander op een rijtje te zetten. Met het oog op de toekomst zou het best weieens waardevol kunnen zijn deze jih-drool een groter aandeel te geven om hem er nu bij te houden. Weet je, zonder zijn coke is er namelijk helemaal géén overeenkomst.'

'Dat weet ik. Maar zonder de Chinezen is er óók geen overeenkomst en zij beginnen ongeduldig te worden. Ik kan niet blijven wachten tot er bij Moreno een lampje gaat branden.'

'Ik zal Petey vragen wat wij nog kunnen missen, oké?'

'En als Moreno blijft weigeren?'

'Dan moeten wij een of andere manier bedenken om hem wèl te overtuigen, vind je niet?'

'Mmm,' zei Andrew.

De beide mannen zwegen enige tijd.

Andrew keek op zijn horloge.

'Verwacht je iemand?' vroeg Rudy.

'Om één uur,' zei Andrew bevestigend.

'Ik moet nog een paar dingen met je doornemen.'

'Doe maar kalm aan, ik bel wel even.'

'We hebben overal laten weten dat er niets veranderd is. De partners van jouw vader zijn nu jouw partners, capiesh? En overal gelden dezelfde overeenkomsten. Voor het geval iemand zou denken van: Hé, ik ben mijn eigen baas nu Faviola in de nor zit. Fout. Wij moeten nog met een paar kerels praten, om er zeker van te zijn dat ze het goed begrepen hebben, maar voor de rest verwacht ik geen enkel probleem.'

'Oké.'

'Nog één ding. Een of andere stomme klootzak van een gokker in Queens heeft Sal de Barbier opgelicht voor vijftien meier plus rente. Toen had die klootzak het lef om nóg eens vijf meier te stelen van het geld dat hij had gevangen voor het leveren van wat coke in opdracht van Frankie Palumbo. Frankie had een gesprek met Jimmy Angels, ken jij die?'

'Nee.'

'Angelli, Jimmy Angelli, hij is de eigenaar van een verlopen restaurant in Forest Hills en capo van de familie Coletti. Nou, zijn nicht heeft een verhouding met die verdomde dief en nu vraagt Angelli wéér om een gunst.'

'Wat was de éérste gunst?'

'Die klootzak de coke te laten leveren, een feit waarvoor hij Frankie beloonde door vijf meier van hem te stelen.'

'Vertel Frankie dat hij hem opruimt,' zei Andrew. 'Dan zal het niet weer gebeuren.'

'Ik zal het hem zeggen.'

'Nog iets?'

'Nee, niets meer,' zei Rudy, 'ik laatje nu alleen met je pleziertjes.'

Hij ging staan, omarmde zijn neef, kuste hem op beide wangen en zei:' Ciao, Lino.' Daarna verliet hij het appartement door de deur die leidde naar de kleermakerszaak beneden.

Het meisje belde aan de zijkant van het gebouw in Mott Street. De gouden letters op de brievenbus vormden de woorden: 'Carter- Goldsmith Investments'. Zij vroeg zich af wie Carter-Goldsmith was. Hij had haar niet verteld dat hij zich bezighield met investeren. Een stem klonk door de speaker die aan de deurpost was bevestigd.

'Wie is daar?'

Zijn stem. Van Andrew.

'Ik ben het,' zei ze. 'Oona.'

'Kom maar naar boven, Oona,' zei hij.

Het geluid van een zoemer klonk. Zij draaide de knop om, opende de deur, ging naar binnen en deed de deur achter zich dicht. Het gezoem bleef doorgaan toen zij de trap naar boven nam, maar halverwege stopte het. De trap was aan beide kanten met houten strips afgewerkt. Boven aan de trap zag zij een mooie met hout afgewerkte deur. De kleine knop van de deurbel bevond zich in een koperen cirkel, die aan de deurpost was bevestigd. Zij drukte de knop in. De deur werd onmiddellijk opengedaan.

'Hallo,' zei ze.

'Je bent gekomen,' zei hij.

'Ik heb je toch gezegd dat ik zou komen.'

'Kom binnen,' zei hij.

Haar naam was Oona Halligan, zij was een meisje van Ierse afkomst uit Brooklyn. Hij had haar gisteravond in een disco ontmoet. Rood haar en groene ogen en zo Iers als ze maar kon zijn. Hij vond het heerlijk om Ierse meisjes te neuken.

Ze had hem verteld dat ze over veel vrije tijd beschikte. Ze was op zoek naar een nieuwe baan en liep nu in de W. W. Haar baas had haar ontslagen omdat zij bepaalde dingen op haar manier in plaats van op zijn manier wilde doen. Bovendien had ze verteld dat zijn manier een domme manier van werken was. Ze vermoedde dat dit geen al te goede zet van haar was geweest, of wel soms? Om haar baas te vertellen dat zijn manier een domme manier was, maar ja, al doende leert men. En dus had ze nu een heleboel vrije tijd.

Dit gesprek vond plaats op een zwartleren bank in de disco, terwijl de muziek uit tienduizend speakers blèrde die zeker tien miljoen dollar moesten hebben gekost. Andrew had zijn hand op haar knie gelegd en Oona's korte rokje was helemaal tot in het noorden van

Canada opgeschoven. Langs zijn neus weg had hij opgemerkt dat, als ze over zoveel vrije tijd beschikte, het misschien leuk zou zijn als ze morgenmiddag, zo rond één uur, bij hem langs zou komen. Dan zouden ze naar wat goede muziek luisteren en ondertussen zou hij een lekker kopje thee zetten.

De thee deed het hem.

Die zorgde ervoor dat hij precies op een Engelse gentleman leek.

Misschien wel, zei ze met opgetrokken wenkbrauwen. Als ik in de buurt ben.

Je hoeft nu niet te beslissen, had hij gezegd. Ik heb geen andere plannen, ik ben er de hele middag en ik verwacht je omstreeks één uur.

Waar is jouw appartement? had ze gevraagd.

Om eerlijk te zijn, bij het begin van een relatie prefereerde hij afspraakjes in de middag.

De meeste meisjes vonden het niet fijn om bij de allereerste afspraak, al met jou in bed te duiken. Je vroeg hen de volgende dag nog eens langs te komen. Dit betekende automatisch een twééde afspraak en als je die overdag maakte, dan werd dit dikwijls als een veilige afspraak beschouwd, speciaal als je hen voor de thee uitnodigde. Trouwens, als je een meisje om drie, vier uur in de ochtend mee naar huis nam, dan wist je vaak niet bij het ontwaken wie zij was en hoe zij daar gekomen was. In de middag speelde je wat zachte muziekje bood thee of warme chocolade aan, of sterkedrank, als de dame dat wenste, alles op je dooie gemak, en later nam je haar mee naar boven en neukte haar te pletter, terwijl het daglicht probeerde door de dichte gordijnen te dringen. Als de middag in een fiasco eindigde, dan zette je haar vóór het diner buiten de deur. Als de middag volgens plan verliep, dan vroeg je haar of ze het leuk vond om ergens te gaan eten, er waren een paar goede Italiaanse en Chinese restaurants in de buurt. En dan nam je haar later weer mee naar huis, je kende haar nu en wist dat als ze de nacht bij je zou doorbrengen, dit een plezierige ervaring voor haar zou zijn, en jij jezelf niet zou haten als je de volgende ochtend naast een beest wakker zou worden.

Ierse meisjes wonden hem op.

Hij dacht aan een Iers meisje als een godsdienstig lieverdje datje eerst zou pijpen en vervolgens de volgende ochtend naar de priester zou rennen om haar zonden te belijden en bij het altaar boete te doen. Hij was vooral gek op roodharige Ierse meisjes. Een échte, roodharige Ierse kon iemand helemaal gek maken met die wilde, wortelkleurige haren op haar hoofd en tussen haar benen.

Hij vond het heerlijk om die vlammende haardos daar beneden uiteen te duwen, die onschuldige roze Ierse meisjeslipjes bloot te leggen en haar zo te likken dat ze echt Iers waanzinnig werd. Dat zou haar later honderd weesgegroetjes kosten en duizend onzevaders, om van een tiental akten van berouw nog maar te zwijgen. Hij haatte de katholieke godsdienst, maar hij vond het heerlijk om Iers- katholieke meisjes te neuken.

Opeens vroeg hij zich af of Sarah Welles van Ierse afkomst was.

Stiekem was ze blij dat dit weer geen 'familie'weekend bleek te zijn.

Vandaag, de achttiende januari, was Martin Luther King-dag en dan hadden de scholen in New York vrij, en dat hield dus vanzelfsprekend in dat Sarah en Mollie vrij hadden. Maar ook het kantoor van de officier van justitie was gesloten en het zag ernaar uit dat dit weer zo'n lang weekend zou worden, waarvan de familie met de kerst en jaarwisseling had genoten. Sarah was het er helemaal mee eens dat King recht had op zijn eigen herdenkingsdag - maar niet in januari. Ieder jaar als het de derde maandag in januari was, vond ze dat ze genoeg vakantie voor de rest van haar leven had genoten.

Maar dit jaar was anders.

Later zou ze zich afvragen of haar leven zó veranderd zou zijn als Mollie vrijdagavond niet naar Sugarbush was vertrokken om in het lange weekend te gaan skiën met een schoolvriendin, Winona Wein- garten, wier ouders daar een chalet hadden; óf als Michael niet besloten had maandagochtend naar kantoor te gaan om 'een paar uur' te gaan werken aan die grote, mysterieuze zaak van hem. Ze zou zich herinneren dat, toen hij om halfelf het appartement verliet, haar een heerlijk gevoel van alleenzijn overviel. Geen dochter om voor te zorgen, geen echtgenoot om lief te hebben, te eerbiedigen of te koesteren en geen leerlingen om les te geven. Alleen Sarah Fitch Welles, helemaal in haar eentje op een van die fantastisch zachte dagen die januari soms in petto had, als een adempauze voor de bewoners van deze anders zo grauwe winterse stad.

Om kwart voor elf verliet ze met ferme pas het gebouw. Ze was gekleed in een spijkerbroek, enkelhoge bruine leren laarsjes, een dikke wollen sweater met hoge kraag en een kort, wollen jasje - bijna te warm, besefte zij direct. Ze groette Luis, sloeg onder de luifel linksaf en liep de twee blokken in de richting van Madison Avenue, waar ze van plan was om in de etalages te kijken en misschien ook nog wel in de winkels zelf. Wat kon haar het schelen! Vandaag had ze vakantie en ze was heerlijk alleen.

Een blauwe Acura stond drie huizen bij haar appartement vandaan langs het trottoir. Andrew Farrell zat half, leunde half op het spatbord van de wagen. Hij had zijn armen voor zijn borst gevouwen en hield zijn hoofd schuin omhoog naar de zon. Zijn ogen waren gesloten, hij had haar dus nog niet opgemerkt. Ze maakte aanstalten zich om te draaien om in tegenovergestelde richting weg te lopen, toen hij - en het was alsof hij haar nabijheid voelde - zijn ogen opende, zijn hoofd omdraaide en haar recht in de ogen keek.

Opeens begon haar hart te bonzen.

Ze bleef als versteend staan toen hij naar haar toe liep.

'Hallo,' zei hij.

Geen grijns deze keer. Zijn gezicht had nu een ernstige, serieuze, volwassen uitdrukking.

'Ik heb sinds acht uur op je staan wachten,' zei hij. 'Ik was bang dat ik je gemist had.'

'Hoe... hoe wist je... wat ben je... o, Jezus. Andrew, wat wil je van me?'

'Alleen maar jou,' zei hij.

In de wagen op weg naar de binnenstad vertelde hij haar dat hij zich Mollie's woorden herinnerde, die had gezegd dat zij in East Eighty- first Street woonden. En omdat hij de voornaam van haar echtgenoot niet wist en niet verwachtte dat een lerares op een middelbare school onder haar eigen naam in de gids zou staan, dacht hij dat het misschien mogelijk was dat een twaalfjarig meisje over een eigen telefoon zou beschikken. Dus keek hij in de gids van Manhattan onder Welles om te ontdekken dat er honderden in stonden met de achternaam W-E-L-L-S, maar niet veel met de naam W-E-L-L-Ê'-S. Zoals hij verwachtte stond er geen enkele Sarah in, en ook geen Mollie, maar hij was wel ene Welles MD tegengekomen, die - als het geen dokter zou zijn - misschien Mollie Doris of Mollie Diane of Mollie Dinah of zelfs Molly Dolly zou kunnen zijn...

'Het is Mollie Dare,' zei Sarah.

'Dare?'

'De meisjesnaam van mijn moeder.'

'Maar toch,' zei hij en haalde zijn schouders op.

Maar toen bleek dat er echter geen adres stond bij MD Welles, en dat vond hij overdreven voorzichtig, of niet soms? Zelfs voor deze stad. Initialen gebruiken om obscene telefoontjes te vermijden, en dan óók nog het adres er niet bij vermelden?

'Dat was erg moeilijk voor iemand zoals ik,' zei hij.

Maar eigenlijk toch niet tè moeilijk, dacht ze.

'Wanneer ben je hiermee bezig geweest?' vroeg zij.

'Vrijdagmiddag laat.'

'Waarom?'

'Omdat ik je weer wilde zien. En ik wilde niet tot morgen wachten.'

Hij wist dat de scholen vandaag vrij waren, dacht ze. En verwachtte dat ik thuis zou zijn. Heeft mijn adres...

'Hoe heb je mij gevonden?' 'Nou, nadat ik de school had gebeld...'

'Je hebt wat?'

'Het spijt me, maar ik...'

'Ben je gèk? Je hebt de schóól gebeld? Laat me eruit. Stop de wagen. Toe, ik wil eruit.'

'Loop nou alsjeblieft weer niet weg, oké?'

Ze keek hem aan.

'Alsjeblieft,' zei hij.

'Wat heb je verteld? Met wie heb je gesproken?'

'Dat weet ik niet, een dame van de administratie. Of wie het dan ook was die de telefoon opnam. Ik vertelde haar dat we een bestelling hadden voor mevrouw Sarah Welles...'

'Wie zijn "wij"?'

'Grace's Market.'

'Op Seventy-first en Third?'

'Ja.'

'Hoe weetje dat Grace's...?'

'Nou, dat is een ander verhaal. In ieder geval, ik vertelde die vrouw van de school dat je ons een adres op East Eighty-first had gegeven, maar dat we jouw handschrift niet konden ontcijferen en dat we geen telefoonnummer van jou in ons bezit hadden. Maar Herman herinnerde zich dat je les gaf op Greer...'

'Herman?'

'Ik heb die naam verzonnen.'

'HermanV

'Ja, dat was de reden waarom ik belde. Want als ik het juiste nummer op Eighty-first te pakken kon krijgen, dan zouden wij de bestelling direct naar dat adres kunnen sturen, want die bestond namelijk uit vis die binnen niet te lange tijd zou kunnen bederven.'

'Vis die kon bederven,' herhaalde Sarah.

'Ja.'

'Dus zij gaf jou mijn adres.'

'Nee, dat deed ze niet.'

'Prima.'

'Nou.'

'Hoe ben je achter mijn adres gekomen?'

'Ik herinnerde mij iets anders dat Mollie had gezegd.'

'Wat was dat?'

'De enige andere keer dat iemand op het nippertje haar het leven redde, was Luis de portier, die haar voor een aanstormende taxi wegtrok.'

'Er moeten minstens honderd portiers op East Eighty-first bestaan die Luis...'

'Nee, slechts drie.' 'Lieve God, alstublieft, red me,' zei Sarah en begon te lachen.

'Ik ben langs elk gebouw...'

'Honderd gebouwen dan.'

'Nee, ik ben alleen maar langs gebouwen gegaan met een portier. Ik vertelde aan de man die de deuren openhield...'

'Wanneer was dat?'

'Zaterdagochtend. Ik zei dat Mr. Welles mij gezegd had om naar Luis te vragen. En als er geen Luis was, adios. En als er wel een Luis aanwezig was en hij zei: "Wie is meneer Welles?" dan was het weer adios. Er was een portier met de naam Luis in een gebouw vlak bij First, maar geen Welles. Er was nog een andere Luis vlak bij Third, maar weer geen Welles. Jóuw flatgebouw bezat ene Luis èn ene Welles. Ik had zaterdag wel op je willen wachten, maar ik vermoedde datje man thuis zou zijn.'

'Hij had eigenlijk vandaag ook thuis moeten zijn.'

'Dan heb ik geluk gehad om jou alleen te treffen.'

'Waarheen breng je me nu?'

'Heb je honger?'

'Nee.'

'Wil je soms thee?'

'Nee.'

Tets drinken?'

'Om elf uur 's ochtends?'

'Wat wil je dan?'

Ze zou nooit te weten komen wat haar bezielde om te zeggen wat ze nu zei. En ze kende ook geen spijt toen ze de woorden zei.

'Ik zou graag willen dat je me nog eens kuste,' zei ze.

Hij kuste haar onmiddellijk.

Hij kuste haar op het moment dat ze haar schaamteloze voorstel deed en kuste haar de hele weg naar de binnenstad, iedere keer als ze voor een verkeerslicht moesten stoppen. Hij reed als een bezetene; hij had haast om haar ergens heen te brengen, of hij reed altijd zo snel. Wat de reden ook mocht zijn, als het licht op oranje sprong remde hij met krijsende banden. En als het licht rood was dan draaide hij zich om naar haar en kuste haar met hetzelfde enthousiasme vol op de mond. Maar iedere keer leek die periode steeds korter te worden. Zij wilde dat er meer stoplichten zouden zijn en dat deze langer op rood zouden staan. Zij wilde dat hij de wagen langs het trottoir zette en haar aan één stuk door kuste, terwijl alle verkeerslichten op aarde op oranje, rood en groen zouden springen. Telkens weer dacht ze dat ze gek was, ze kende deze man niet, wie was deze man die zij zo hongerig kuste?

Ze genoot ook van het feit dat ze totaal geen schuldgevoel kende. Nou, misschien dat elke getrouwde vrouw die bij een verkeerslicht

door een zes jaar jongere, knappe jongeman wordt gekust automatisch haar echtgenoot uit haar gedachten bant, die zelfs op een vrije dag nog in de wijngaard aan het zwoegen is. Misschien dat de mééste getrouwde vrouwen, die op het punt stonden verleid te worden...

Ze wist al dat ze met hem naar bed zou gaan.

... maar al te makkelijk hun schuldgevoelens opzij schoven als zij op het punt stonden een plechtige belofte te breken, misschien wel.

Het was of dit, of ze was een uitzonderlijke slet.

Op de brievenbus die naast de deur hing stond Carter-Goldsmith Investments. Nou, dit was geen verrassing, hij had haar toch verteld dat hij investeerde, of niet? De verrassing was dat hij haar meenam naar zijn kantoor, dacht ze, en niet naar een hotel of motel, waarheen een man van achtentwintig een vrouw van vierendertig zou brengen om haar te verleiden... waarheen hadden die zestien bouwvakkers Heather gebracht?

Het kwam niet als een verrassing dat hij haar opnieuw kuste toen hij de buitendeur achter hen gesloten en op slot had gedaan. Hij duwde haar tegen de deur en kuste haar vuriger dan hij had gedaan op het strand van St. Bart of in de koffieshop op Second of in de Acura, toen het licht op oranje sprong. Hij kuste haar terwijl hij met zijn handen over haar achterwerk streek en zijn enorme pik tegen haar aan drukte. Jezus, dit begon ernaar uit te zien dat ze meer kreeg dan ze gevraagd had, o Jezus, ze was verdoemd.

Toen ze met Andrew achter zich de overdadig met hout afgewerkte trap beklom wenste ze dat ze een kort strak rokje had gedragen in plaats van de spijkerbroek, wenste ze dat ze iets gemakkelij- kers had aangetrokken, iets dat de te verwachte, onafwendbare en onherroepelijke gebeurtenis een stuk makkelijker zou maken. Op de overloop bij de deur, van wat zij aannam dat het zijn kantoor was, kuste hij haar opnieuw en ditmaal beantwoordde zij zijn omhelzing, maar ook het dikke jasje bleek iets te zijn dat in de weg zat. Nu had hij zijn handen onder het jasje en grepen haar borsten onder de sweater. Ze dacht: o Jezus, en drukte zich tegen hem aan. Even later maakte hij zich los uit de omhelzing en deed de deur open.

Ze zag de kamer nauwelijks. Deze was slechts een wazig decor voor hem, voor Andrew, voor wat hij nu van plan was met haar te gaan doen. Dit was geen kantoor, daar was ze zeker van. Een open haard tegenover de deur waardoor ze naar binnen waren gekomen, hij hielp haar uit haar jasje. Een bank tegenover de open haard, hij gooide haar jasje op de bank en nam haar weer in zijn armen. Boekenkasten tegen de muur rechts van haar, ze vroeg zich af wat hij las. Zijn lippen vonden haar lippen weer, nu had hij zijn handen op haar rug onder de zware, wollen sweater. Opeens voelde ze dat haar borsten vrij waren, ze realiseerde zich dat hij haar beha had losgemaakt.

Ze stapte iets terug, zodat hij zijn handen onder de sweater kon steken om haar naakte tepels te vinden.

Hij pakte haar hand beet en leidde haar vlug naar een volgende met hout afgewerkte trap, die zich tegenover de boekenkast bevond, en ging met haar naar boven, waar zij een glimp van een keuken en eetkamer opving, en toen naar de volgende verdieping, waar zij eindelijk de slaapkamer zag, de enige plaats waar zij op dit moment met deze man wilde zijn, vanaf het moment dat hij haar die ochtend op het strand van St. Bart kuste.

Op weg naar het bed trokken ze hun kleren uit. Hij gooide zijn jasje op de grond, maakte de knoopjes van zijn overhemd los, trok het uit en drukte haar weer tegen zich aan. Hij kuste haar, ze hield haar handen tegen zijn naakte borst, zijn handen hielden haar billen stevig vast. Buiten adem rukte zij zich los en ging op een stoel zitten die tegenover een open haard stond, die kleiner was dan de open haard beneden. Ze trok haar laarsjes uit en liet ze op de grond vallen, ging staan om de sweater over haar hoofd te trekken en hing hem over de leuning van de stoel, gooide haar beha er bovenop, deed de riem los en liet haar spijkerbroek zakken, stapte eruit en gooide de broek over de rest van haar kleren. Daarna draaide zij zich om; ze had alleen haar witte wollen sokjes nog aan en een wit katoenen slipje.

Hij was naakt.

Ze liet haar ogen over zijn lichaam glijden, keek naar zijn pik, die brutaal zijn kop opstak. Ze wilde die aanraken, eraan sabbelen en hem bij haar naar binnen leiden. Opeens voelde zij zich als een klein meisje met haar sokjes en katoenen slipje, voelde zich opeens maagd, hoewel ze dit helemaal niet was, voelde zich opeens zó vochtig worden dat ze dacht dat ze ieder moment zou klaarkomen, of hij haar nu aanraakte of niet.

Nog steeds met haar sokjes en slipje aan liep ze naar hem toe.

Hij stond een beetje wijdbeens en hield zijn armen wijdopen om haar te verwelkomen. Ze wierp zich in zijn armen en voelde onmiddellijk zijn enorme pik tussen haar benen tegen het natte slipje drukken dat haar kruis bedekte. Zo stonden ze enige ogenblikken, één maar toch weer niet, zij met haar armen om zijn schouders geslagen, hij met zijn handen op haar heupen. Ze keek naar zijn ogen die haar mond bestudeerden. Hij boog zijn hoofd iets en vond haar lippen, met zijn tong drukte hij ze van elkaar en liet hem in haar mond glijden. Met zijn handen greep hij haar billen opnieuw stevig beet. Ze reed zachtjes tegen zijn pik op, haar slipje was nu erg nat geworden. Met gesloten ogen en haar mond stevig op zijn mond bewoog zij zich steeds heftiger heen en weer. Eindelijk tilde hij haar op en legde haar op bed.

Toen ze naast hem in zijn armen lag zei ze: 'Ik heb nog nooit...

'Ssst,' zei hij en kuste haar opnieuw.

Ze dacht dat ze flauw zou vallen. Toen hij haar eindelijk losliet \'as ze er zeker van dat haar ogen naar boven waren weggedraaid. N;ar adem happend probeerde zij zichzelf te hervinden om hem te verel- len dat ze nog nooit iets dergelijks gedaan had, nooit haar echtenoot ontrouw was geweest, er zelfs nog nóóit over nagedacht hal-

Hij liet zijn hoofd naar haar borsten zakken.

Opgewonden klemde zij zich aan hem vast, wild kronkelend gng ze met haar hoofd en heupen tekeer toen hij eerst haar ene te>el likte en toen de andere. Hij streelde haar borsten. Ja, dacht ze o, God, ja. Opeens greep hij haar borsten met beide handen en duvde ze tegen elkaar, de tepels raakten elkaar bijna aan. Toen namhij beide tepels tegelijk in zijn mond, zoog erop en likte ze. Ze W-rd bijna dol, zoiets had ze haar hele leven niet gevoeld. Hij ging spelind met zijn tong langs haar tepels en zijn handen grepen haar borsten steeds steviger beet. Zonder ophouden bewerkte hij haar tepels.Ze ging klaarkomen. Jezus, dacht ze, laat me nog niet klaarkomen, 'er- domme, stop die lül erin. 'O, Jezus,' zei ze hardop en vroeg zich £ of ze die ochtend de pil had ingenomen, en of hij een venerische ziekte had die ze niet graag zou willen oplopen, en buiten adem begorze: 'Luister, je hebt toch...' maar nu was zijn hand tussen haar beien verdwenen.

Zoals hij met overleg haar harde tepels had bewerkt, zo begoi hij nu aan het kruis van het drijfnatte witte slipje, meedogenloos jing zijn hand strijkend en masserend heen en weer. O, God, dacht z?, je maakt dat ik klaarkom, Jezus, ik ga klaarkomen. 'Luister,' zei ze, 'je hebt toch geen... bent toch niet... je hebt toch niets dat ik kan oiopen, hè...?' en hij antwoordde: 'Nee, niets.' Ze knikte heel evenvan opluchting en rolde onmiddellijk bij hem vandaan op haar rug Ze tilde haar billen op en haakte tegelijkertijd haar duimen achte" de band van haar slipje. Ze trok het over haar heupen omlaag, naar toen zei hij: 'Nee, niet doen.'

Hij gaf haar geen tijd om van haar verbazing blijk te gever- In plaats daarvan greep hij haar polsen beet en nog steeds met liaar duimen achter de band van haar slipje gehaakt gleed hij metzijn lichaam langs haar lichaam omlaag. Hij kuste haar borsten weer liet op haar ribben een nat spoor achter, likte haar navel en kust? de vingertoppen van haar handen, die hij nog steeds gevangen held. Lichtjes ging hij met zijn lippen over haar platte buik vlak boven het slipje, om ze ten slotte op de verhoging van haar met katoen bedskte kruis te laten rusten.

Ze voelde de druk van zijn mond en kin op haar venusheuvel, ze wist dat hij kon voelen hoe vochtig ze was, hoe nat haar witte slipje was, hoe verraderlijk drijfnat ze was, hoe doorweekt en druipend ze was en hoe wanhopig ze naar hem verlangde, en ze dacht, in 's hemelsnaam, neuk me toch, onwillig om de woorden hardop te zeggen. Steeds weer als een gebed klonken de woorden in haar hoofd: neuk me, neuk me, neuk me, verdomme! Hij raakt me kwijt, dacht ze, zo zorgt hij ervoor dat ik een orgasme mis, hij brengt me tot hier en niet verder en dat is dan een goeie les voor hem, de klootzak. Nu kuste hij de binnenkant van haar dijen en likte het zachte vlees daar. Hij drukte haar slipje een heel klein beetje opzij om het zachte geheimzinnige vlees vlak bij haar schaamhaar te likken. Alsjeblieft, dacht ze, o, alsjeblieft, doe me een lol, terwijl hij het slipje zó oprolde dat het alleen nog maar haar spleet bedekte. Daarna bewerkte hij haar clitoris met het opgerolde slipje. Haar spleet, clitoris en slipje waren nu schaamteloos drijfnat, in 's hemelsnaam, alsjeblieft, doe nu...

En opeens greep hij haar slipje met beide handen, en met zijn vingers in de pijpjes gehaakt trok hij het kruis van het slipje aan flarden. Totaal naakt lag ze nu voor hem. Ze fluisterde: 'Doe het,' toen hij zich tussen haar benen liet zakken. 'Ja, doe het,' toen hij naar haar wachtende opening zocht. 'Ja, neuk me,' toen hij bij haar binnendrong en bezit nam van haar natte, verlangende spleet. 'O, Jezus,' zei ze weer en sloeg haar benen om hem heen, drukte zichzelf omhoog en zei: 'Neuk me, ja,' en realiseerde zich dat ze nog steeds die idiote, witte sokjes aan had. Bijna onmiddellijk voelde zij dat het hoogtepunt was gekomen, haar overvloedige vochtigheid omvatte hem en tegelijkertijd voelde ze zijn explosie diep binnen in haar.

Later, toen ze uitgeput en zwetend naast elkaar lagen, mompelde hij: 'Ik hou van je, Sarah,' en ze dacht: ja, dat ben ik, en voor de eerste keer in haar leven voelde zij zichzelf compleet.

Het schuldgevoel overviel haar tien minuten later.

Hij kuste haar teder op haar neus en wangen en voorhoofd en trok zich toen uit haar terug. Hij stapte uit bed en liep naakt naar de badkamer, toen ze opeens met een schok besefte dat zij zich in het gezelschap van een vreemde man bevond, het was niet Michael, die met zijn witte achterwerk onder een verdwijnende bruine kleur door de kamer liep, dit was een vreemdeling waarmee zij zojuist had geneukt.

Bijna op hetzelfde ogenblik was ze uit bed gestapt. Bijna had ze de dekens teruggeslagen en was ze naakt door de kamer naar de plek gerend waar haar laarsjes op de grond lagen en haar spijkerbroek en sweater en beha over de stoel hingen. Haar jasje en haar handtas lagen nog beneden, maar als ze vlug was kon zij zich aankleden en verdwijnen, uit zijn leven verdwijnen en haar eigen leven weer leiden.

Hoe laat was het trouwens?

Was Michael al...?

Paniekerig keek ze op haar horloge.

Nee, dat kon niet goed zijn.

Was het écht nog maar tien over halftwaalf?

Waren zij nog maar pas twintig minuten in dit appartement?

Had dat wat zij samen hadden gedaan maar twintig minuten in beslag genomen?

Naar haar idee had het een eeuwigheid geduurd.

Een opwindende eeuwigh -

Nee, luister, dacht ze, ben je nu helemaal gek?

Ga hier vandaan. Kleed je aan en zorg dat je weggaat. Hier vandaan, voordat het verdomme te laat is. De man in de badkamer is niet j e echtgenoot. Hij is nog maar een knul die voor even je hoofd op hol heeft gebracht, al vleiend ervoor heeft gezorgd dat jij een... een... een opwindende en begeerlijke vrouw was die... die-

God, ik vind het fantastisch, dacht ze.

Stop hiermee, dacht ze. Dénk er zelfs niet meer aan. Kleed je aan en verdwijn. Ga naar huis naar je liefhebbende echtgenoot die de hele morgen heeft gewerkt, terwijl jij...

'Sarah?'

Ze keek hem niet meteen aan.

Weer riep hij haar naam.

'Sarah?'

Ze keek hem aan. Hij stond in de opening van de badkamerdeur. Hij had een handdoek om zijn heupen geslagen. Hij zag er zorglijk uit. Zijn serieuze, kleine-jongens-uitdrukking.

'Gaat het?' vroeg hij.

'Ja,' zei ze. 'Maar ik moet weg.'

'Oké,' zei hij.

Hij bewoog zich niet. Opeens geneerde zij zich, wilde niet naakt uit bed komen, wilde niet dat hij haar opnieuw naakt zou zien. Maar ze kon zich niet voorstellen dat ze, net als de meisjes in de film, een laken voor zich zou houden, zij was geen domme studente, zij was een moeder van vierendertig, mijn God, wat had ze gedaan? Zonder hem aan te kijken stapte ze met haar rug naar hem toegekeerd uit bed. Nog steeds had ze de witte sokjes en het gescheurde slipje aan. Vlug liep ze naar de stoel waarover de rest van haar kleren hing. Als eerste deed ze haar beha om en bedekte haar borsten en onmiddellijk daarna haar sweater. Ze pakte haar spijkerbroek toen hij achter haar ging staan. Hij sloeg zijn armen om haar middel en trok haar tegen zich aan.

Ze voelde dat hij weer hard was geworden.

Ze stond doodstil en voelde zich meteen volkomen weerloos worden. Hulpeloos om te voorkomen wat er met haar zou gaan gebeuren op het moment dat hij haar weer aanraakte, het moment dat ze zijn armen om haar heen voelde, het moment dat hij weer met zijn harde pik tegen haar gescheurde slipje drukte. Op hetzelfde moment voelde zij zich weer vochtig worden.

Ze draaide zich om in zijn armen.

Ze keek hem aan.

Hij knikte.

Ze knikte terug.

Voor beiden was dit het werkelijke begin.

Het lichaam van Dominick Di Nobili werd dinsdagochtend, de negentiende januari, gevonden in de kofferruimte van een Oldsmobile Cutlass Supreme, die was neergezet op een van de parkeerterreinen bij La Guardia Airport. Er zaten twee kogelgaten in zijn achterhoofd die - gezien Di Nobili's recente gok- en leenactiviteiten - met bijna aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid duidden op een afrekening van de mafia. De rechercheurs die opdracht hadden hem te bewaken, lieten hem slechts even uit hun gezichtsveld verdwijnen, nadat hij had gesmeekt hem een paar minuutjes alleen te laten om zijn vriendin in Queens gedag te zeggen. Hij ging het flatgebouw waarin zij woonde binnen en was verdwenen - tot nu dan.

Op de middag van diezelfde dag zagen Regan en Lowndes de blauwe Acura met de opschepperige nummerplaten FAV-TWO, die voor een elektriciteitswinkel in de buurt van Kenmare en Bowery stond geparkeerd. Er was geen vrije plek in de buurt van de wagen en daarom parkeerden zij hun Ford Escort dubbel aan dezelfde kant van de straat, ongeveer een tiental wagens achter de Acura. Omstreeks drie uur stopten twee politieagenten met hun wagen, de Adam Eén van het vijfde district, naast de Ford en vroegen of zij een rijbewijs mochten zien. Regan liet zijn politiepenning zien. De agenten knikten even en reden verder.

Om tien voor halfvijf naderde een lange man met bruin haar en zonder hoed de Acura. Hij leek erg veel op de foto uit het blad Peo- ple die Michael had laten kopiëren.

'Bingo,' zei Regan en startte de motor.

Andrew Faviola, als dit tenminste de man was, keek even naar de voorruit, alsof hij een bekeuring verwachtte - dat kwam gezien zijn ervaring niet als een verrassing - opende het portier aan de bestuurderszijde en stapte in. Op hetzelfde moment dat de Acura wegreed, zette Regan de Ford in beweging om hem te volgen.

'Richting binnenstad,' zei Lowndes.

Dat was nog eens een verrassing, dacht Regan, want Bowery was een tweebaansweg en de Acura stond met zijn neus in de richting van de binnenstad geparkeerd.

'Gaat waarschijnlijk naar Brooklyn,' zei Lowndes.

Dit was weer een enorme verrassing, want als de chauffeur van de Acura direct linksaf was gegaan zou hij meteen de Williamsburg Bridge nemen, of als hij verder richting binnenstad reed naar Canal, dan zou hij de Manhattan Bridge kunnen nemen om de rivier over te steken, of als hij nog verder naar het zuiden ging, dan zou hij de Brooklyn Bridge kunnen nemen, maar elke route zou hem in Brooklyn brengen. Wat een verdomd slimme partner had hij toch, vond Regan.

Het begon om halfvijf al donker te worden. In deze stad kon je, in januari de hele dag van de zon genieten of je kon een dag als vandaag hebben, wanneer het de hele dag somber was en het weer donker werd voordat je een diepe zucht had geslaakt. De straatlantaarns brandden al en sommige automobilisten hadden de koplampen aangedaan, toen Regan de Ford vlak achter de Acura door de steeds donker wordende straten loodste. Hij wilde tot elke prijs voorkomen dat hij Fa viola kwijt zou raken als deze Delancey Street zou inslaan om de Williamsburg Bridge te nemen. Wat hij dan ook prompt deed.

'Zie je wel,' zei Lowndes.

Een verdomd genie.

De verlichting op de brug brandde al. Aan weerszijden van de brug over East River zag men de lichtjes die aan een wintersprookje deden denken. Regan herinnerde zich dat de bruggen aan de Lower East Side van Manhattan in oplopende, alfabetische volgorde lagen. Brooklyn, Manhattan, Williamsburg. B, M, W. Precies zoals dat automerk. Verder naar de buitenwijken begon zijn alfabetische systeem weer helemaal opnieuw, maar nog steeds werkte het. Q en T voor de Queensboro- en Triborough-bruggen. Aan West Side van Manhattan werkte het ook. Alles was in oplopende, alfabetische volgorde vanaf de binnenstad naar de buitenwijken. De Holland Tunnel, de Lincoln Tunnel en dan de George Washington Bridge. H, L en W. Als je een systeem had, dan bleek alles in de wereld heel eenvoudig te zijn.

Ze reden nu over het viaduct van de snelweg van Brooklyn naar Queens, de lichtjes van de appartementen en bedrijven zagenze hier en daar branden in de snel vallende duisternis. De Acura bewoog zich snel door het donker.

'Waarschijnlijk neemt hij de LIE,' zei Lowndes.

Wat een verdomd briljante conclusie, dacht Regan nors.

De Long Island Expressway was omstreeks deze tijd mudvol, zoals dit het hele jaar door op elke werkdag en ook tijdens de weekeinden in de zomermaanden het geval was. En als je 's winters een sneeuwstorm had, dan was je een groot gedeelte van je leven op de LIE kwijt aan pogingen om te proberen thuis te komen.

'Veel van die slimme jongens wonen op het Island,' zei Lowndes.

Met een diepe zucht maakte Regan zich gereed voor een lange rit.

Hij kon niet ophouden aan haar te denken.

Ze was die middag om twee uur bij hem vandaan gegaan. Even daarvoor had ze eerst haar echtgenoot gebeld. Ze vertelde hem dat ze in een telefooncel stond in Saks en dat ze nu gauw naar huis zou gaan. Hij was niet verrast door de snelheid en het gemak waarmee ze had gelogen. Eerder had hij haar verteld dat hij er geen gewoonte van maakte om getrouwde vrouwen te verleiden, maar ook dat was een leugen geweest. Het maakte hem niets uit of een vrouw getrouwd was of niet, zolang zij maar niet getrouwd was met iemand binnen een van de families. Als je de echtgenote van een van de andere familieleden neukte, dan kon dit tot serieuze problemen leiden.

Voordat ze wegging vroeg hij haar waar hij haar kon bereiken, en toen zei ze dat hij haar niet kon bellen. Ze was een getrouwde vrouw en dat moest hij begrijpen. Hij zei: Oké, natuurlijk, en knikte, haalde zijn schouders op, keek haar gekwetst aan en noteerde toen voor haar zijn telefoonnummers, het ene op Mott en het andere op het Island. Ze had beloofd hem te bellen. Maar als ze niet belde dan zou hij weer buiten de school of voor het flatgebouw wachten. Hij was niet van plan deze vrouw aan zijn aandacht te laten ontsnappen.

Vlak bij de deur van de flat kusten ze elkaar hongerig en vervolgens liep hij met haar naar beneden naar de buitendeur. Juist voordat hij de deur open zou doen om haar te laten gaan, zei hij weer: 'Ik hou van je, Sarah.' Ze gaf geen antwoord, maar aaide even over zijn wang en keek hem aandachtig aan. Toen gaf ze hem nog een haastige kus en stapte vlug naar buiten.

Ik hou van je.

Hij had deze woorden dikwijls gezegd, dacht hij, en tegen heel wat vrouwen. Hij had ze zelfs verleden week vrijdag nog tegen Oona Halligan gezegd. Oona, ik hou van je, de vier goedkoopste woorden die je kon zeggen, ik hou van je. Hij dacht niet dat hij van Sarah Welles hield, maar hij hield er wel van om haar te neuken.

Glimlachend keek hij in de achteruitkijkspiegel om te zien of er nog verkeersagenten achter hem reden. Daarna ging hij een beetje harder rijden, zo snel als het drukke verkeer hem toeliet. Toen hij eindelijk de oprijlaan van het huis in Great Neck opreed en het alarm activeerde dat de garagedeur moest opendoen, zag hij de zwarte Ford Escort niet die toen voorbijreed.

Op dat moment dacht hij dat hij bij hun volgende ontmoeting erop zou staan van haar een nummer te krijgen dat hij kon bellen. Hij hield er niet van dat ze op deze manier de dingen controleerde.

Het vierentwintig uur onafgebroken schaduwen van Andrew Fa- viola begon op het moment dat Regan en Lowndes hun rapport uitbrachten bij Michael, die 's middags thuis was. Sarah was bezig met het toebereiden van de maaltijd, toen de telefoon overging. Regan vertelde Michael dat zij een adres van de verdachte hadden opgespoord, en Michael zei dat hij onmiddellijk een paar rechercheurs zou aanwijzen die voor deze nacht het werk moesten overnemen. Maar hij wilde hen de volgende ochtend weer terug op hun post. Regan vroeg Michael hoe hij van plan was deze zaak aan te pakken. De gewone acht uur dienst, of iets anders? Want het was nu bij na zes uur, en hij en Lowndes waren nu sinds acht uur vanmorgen met deze zaak bezig. Dit betekende dat ze nu al tien uur onafgebroken op hun reet in een wagen zaten. Als iemand hen om, laten we zeggen, zeven uur zou komen aflossen, waarom zou een derde ploeg hen dan morgenochtend niet kunnen aflossen...

'...in plaats van ons weer,' zei Regan. 'Dan zouden Alex en ik Fa- viola morgenmiddag om vier uur weer kunnen oppikken. Dat is mijn voorstel.'

Michael zei dat hij graag wilde dat het tweede team hen om zeven uur zou komen aflossen, zoals Regan had voorgesteld, maar dan zou een derde team om middernacht moeten beginnen, en Regan en Lowndes de volgende ochtend om acht uur...

'... omdat jullie de twee beste mensen zijn die ik heb, en ik wil dat jullie hem overdag schaduwen. En dan hebben we meteen een gewone dienst van acht uur. Van acht tot vier, van vier tot middernacht en van middernacht tot acht. En dit betekent dat jij en Alex altijd dagdienst hebben. Tot het moment dat we te weten zijn gekomen wat er verdomme aan de hand is.'

'Nou, we hebben vandaag ook een dagdienst gedraaid,' klaagde Regan, 'maar nu is de avonddienst bijna voorbij, en zitten we bijna in die verdomde nachtdienst, en nog steeds zitten we hier op Long Island. Wat ik wil zeggen, Michael, dit moet niet elke dag van de week gebeuren, Michael, en het kan me niets schelen of die vent nu de baas van alle bazen is, begrijp je?'

'Nou, ik vermoed niet dat hij dit is, maar ik kan je beloven dat er niet veel meer dagen zullen voorkomen zoals vandaag. Tenzij je het op prijs stelt deze langer te laten duren.'

Wat bedoelt hij daar nu mee, verdomme, vroeg Regan zich af.

'Oké, we bevinden ons in een project genaamd Ocean Estates,' zei hij, 'maar ik kan geen oceaan zien vanaf de straat voor Palm 1124, het huis waar hij naar binnen ging. Dat is het adres waar hij moet wonen, want hij parkeerde zijn wagen in de garage daar. We staan op de hoek van Palm en Lotus, wat een verdomde namen, je zou denken dat je hier in Miami Beach was. Zeg tegen de aflossers dat we in een zwarte Ford Escort zitten. Het is erg druk hier, Michael, en ik weet niet hoe lang we deze kerel in de gaten kunnen houden zonder dat een van de buren ons opmerkt. Zeg tegen hen dat ze voorzichtig moeten zijn.'

'Dat zal ik doen.'

'Wie ben je van plan te gaan bellen?'

'Harry Arnucci.'

'Oké, we zullen naar hem uitkijken.'

Om halfacht die avond werden Regan en Lowndes afgelost door de rechercheurs eerste klas Harry Arnucci en Jerry Mandel. De eerstgenoemden waren om acht uur de volgende ochtend weer op hun post. Woensdagochtend even over tienen verliet Andrew Fa- viola het huis en reed direct naar Manhattan, waar hij de Acura weer op een plek op Bowery parkeerde, waarna hij zich, met Regan en Lowndes op z'n hielen, naar een kleermakerszaak in Broome Street begaf. Hij verliet slechts eenmaal de zaak om in een restaurant op Mulberry te gaan lunchen. Om halfdrie liep hij weer terug naar de zaak en was daar nog steeds, toen Regan en Lowndes om vier uur werden afgelost. Gedurende die tijd liep een tiental mannen in zware overjassen de winkel in en uit, sommigen van hen bleven zeker een paar uur binnen. Niemand bewaakte de zijkant van het gebouw aan Mott Street. Niemand zag Sarah Welles woensdagavond om halfzeven bij de blauwe deur aanbellen. Niemand zag dat zij heimelijk en zenuwachtig de omgeving controleerde tot het moment waarop Andrew haar zou binnenlaten. En zeker niemand zag dat zij zich in zijn armen wierp en hem hartstochtelijk kuste nadat de deur achter haar op slot werd gedaan.

Dit was het gedeelte dat hij werkelijk haatte.

Wanneer ze na afloop wilden praten. Soms had hij het gevoel dat ze met hem naar bed ging om later een lang gesprek met hem te kunnen voeren. Dat dit de prijs was die ze betaalde om later met hem te kunnen praten. Ze verschilde in niets van de anderen. Een wilde vrouw als je met haar neukte, maar daarna wilde ze alleen maar met hem praten. Ze zat boordevol vragen. Bij de tweede keer al, toen ze met elkaar naar bed waren geweest, wilde ze alles van hem weten. Wilde hem bezitten, daar kwam het eigenlijk op neer.

'Werk je hier?' vroeg zij.

'Ja.'

'Het lijkt meer op een appartement.'

'Nee, er is een kantoortje op de eerste verdieping.'

'Maar ik zag alleen een woonkamer.'

'Daarachter is een kantoortje. En ook een vergaderruimte.'

'Werkje hier alleen?' 'Meestal wel.'

'Geen secretaresse?'

'Nee, die heb ik niet nodig. De meeste zaken doe ik telefonisch.'

'Maar schrijf je dan geen brieven?'

'Af en toe. Soms heb ik wat hulp nodig. Maar dat gebeurt zelden.'

'Vind je het fijn om alleen te werken?'

'Ja.'

'Ben je hier dan de hele dag?'

'Gewoonlijk wel.'

'Ik had nogal moeite je vanochtend te bereiken.'

'Ja, het was een tamelijk drukke ochtend.'

Zes hysterische telefoontjes van Frankie Palumbo vlak na elkaar. Frankie maakte zich zorgen dat het in opdracht van Andrew vermoorden van die stomme klootzak van een Di Nobili door de familie Colotti als zijn eigen werk zou worden beschouwd. Andrew had hem gezegd zich geen zorgen te maken. De Colloti's hadden Di Nobili alleen maar een gunst bewezen en waren waarschijnlijk blij dat ze hem kwijt waren. Dat was het eerste telefoontje. Het tweede en de drie daaropvolgende gingen over het feit dat Jimmy Angels een capo was en het grietje zijn nicht, dus hoe zou Angels zich voelen nu haar domme vriendje in een verdomde kofferbak bij La Guardia was teruggevonden? Andrew bleef Frankie vertellen dat dit een gunst was die de Colotti's zelf niet hadden willen doen, en dat ze erg kwaad waren geweest toen bleek dat deze dief geld van de familie Faviola achterover had gedrukt, dus maak je geen zorgen, oké? Het laatste telefoontje was weer van Frankie, die vroeg of hij ook niet van mening was dat ze dat grietje maar koud moesten maken voordat ze weer krijsend en gillend naar haar neef zou rennen. Andrew zei dat hij dit bepaald geen goed idee vond.

'Wie is Carter-Goldsmith?' vroeg Sarah.

'Een paar mannen die eigenaar van de zaak zijn,' zei Andrew. 'Ze zijn gedeeltelijk uitgetreden. Ik neem de zaken nu min of meer voor hen waar.'

Dit was een leugen.

Nee, het waren twee leugens.

Of eigenlijk waren het er drie.

Niemand anders dan Andrew was eigenaar van de zaak, die niet 'min of meer' de zaak waarnam, maar de zaak volledig onder controle had nu zijn vader van het toneel was verdwenen. En ook waren noch 'Carter' noch 'Goldsmith' gedeeltelijk uitgetreden. Beiden waren zeer actieve capo's in de familie Faviola. Carter was Ralph Carbonaio, ook bekend als Ralphie Carter en Ralphie de Rooie. Goldsmith was Carmine Orafo; Goldsmith was een letterlijke vertaling van zijn naam in het Engels. Beide mannen stonden bekend als

respectievelijk voorzitter en secretaris-penningmeester van een volkomen legaal bedrij f dat zich bezighield met investeringen en - zoals Andrew waarheidsgetrouw aan Sarah had verteld - geïnteresseerd was in zaken die investeringen in tijd en geld nodig hadden, totdat ze na een goede begeleiding geld begonnen op te leveren.

Deze legale zakenbelangen, eigendom van en beheerd door de familie Faviola, omvatten een verscheidenheid aan zaken zoals restaurants (een favoriete legale belegging), bars en kroegen (nog een favoriete belegging), voedseldistributie, onroerend goed, naaiateliers, het ontwikkelen en afdrukken van foto's, koffieshops (alleen in Seattle al zes), reisbureaus, motelketens, automaten, het ophalen van vuilnis, linnengoed en een hele rits winkels die een breed scala van goederen verkochten, zoals sportkleding, schoenen, boeken en platen, damesmode en gebruiksgoederen.

Al deze zaken zorgden voor een goede opbrengst, en dit geld werd overal in de Verenigde Staten op bankrekeningen gestort. Filialen van sommige winkels kwamen in meerdere staten voor en zogenaamde overboekingen van goederen van het ene filiaal naar het andere waren schering en inslag. Het was bijna onmogelijk om deze legale, zakelijke transacties te volgen. En daarnaast was het evenmin mogelijk een link te leggen tussen bepaalde, illegale activiteiten en de steeds weer terugkerende betalingen per cheque, die afkomstig waren van de vele bankrekeningen van deze ondernemingen. Maar het grootste deel van deze cheques, die zogenaamd voor uitbetalingen van salarissen of verrichte diensten waren bestemd, ging naar de misdadigers die op deze manier in staat waren illegaal verkregen geld wit te wassen.

Geld als zodanig is anoniem, en dat is de reden waarom het wordt gebruikt om de meeste illegale transacties af te handelen. Maar op illegaal verkregen geld rustte iets van een vloek, het was fijn om t.e hebben, maar in feite waardeloos totdat het was omgezet in zogenaamd eerlijk verdiend geld. Het witwassen van geld was een misdrijf dat alleen maar kon bestaan om de opbrengst van andere misdrijven te legaliseren. Door de opbrengst van criminele activiteiten via een aantal legale ondernemingen te sluizen, kon illegaal verkregen geld als bij toverslag omgezet worden in geld dat met eerlijk werk verdiend leek te zijn. Om ongewenste vennoten van een bedrijf te worden dat 'investeringen in tijd en geld' kon gebruiken - zoals Andrew had gezegd - maakte men dikwijls gebruik van bedreigingen of desnoods geweld, dat op zichzelf ook weer een misdrijf was. Maar misdaad was de voornaamste bezigheid van de familie Faviola.

Andrews vader zat met vier veroordelingen wegens moord voor de rest van zijn leven achter slot en grendel, maar het was een be- kend feit dat de familie ook betrokken was bij de handel in verdovende middelen, het gokken, het lenen van geld tegen extreem hoge rente, het witwassen van geld, het chanteren van vakbonden, het handelen in gestolen goederen, afpersing en prostitutie. Carter- Goldsmith was opgezet als dekmantel voor deze duistere, misdadige activiteiten. Hoewel Carbonaio en Orafo beiden in het noordwesten woonden - Carbonaio op Staten Island en Orafo in New Jersey - bleken hun zakelijke activiteiten hen overal door de Verenigde Staten te voeren, en zij waren meer onderweg dan thuis. Toen Anthony Faviola nog de baas was rapporteerden zij direct aan hem. Nu rapporteerden zij direct aan Andrew.

Andrew voelde de eerste flauwe tekenen van een nieuwe erectie bij zich opkomen. En nu stelde Sarah Welles, die naakt in zijn armen lag, hem allerlei vragen over hoeveel uren hij per dag werkte, en voelde hij zich niet eenzaam als hij hier helemaal alleen moest werken... 'Nou, ik krijg rapporten uit heel het land,' zei hij. 'En er komen regelmatig mensen langs.'

... en zou een investeringsmaatschappij geen kantoor in het financiële...

'Waar zou jij vanavond eigenlijk geweest zijn?' vroeg hij.

Gewoon het gesprek weer naar de praktische dingen leiden. Als ze hiermee zouden doorgaan - en dat was zeer zeker zijn bedoeling - dan wilde hij niet dat ze tegen de lamp zou lopen. Wat hij niet kon gebruiken was een domme echtgenoot die erachter zou komen...

'Ik was naar een lerarenvergadering,' zei ze.

'Waar?'

'We zouden met z'n allen zogenaamd ergens gaan eten. Met zes collega's, leraren Engels.'

'Waar?'

'Dat weet ik niet, ik wist niet...'

'Verzin een restaurant voordatje naar huis gaat. Het is beter datje er nü een verzint.'

'Nou...'

Hij wachtte af.

'Bice,' zei ze.

'Waar?'

'Op Fifty-fourth, vlak bij Fifth.'

'Vlak bij school,' zei hij en knikte goedkeurend. Hij trok de lade van het nachtkastje aan zijn kant van het bed open en haalde de telefoongids van Manhattan te voorschijn, vond Bice en toetste het nummer in.

'Hallo,' zei hij, 'bent u vanavond open? Tot hoe laat? Vriendelijk bedankt.' Hij legde de hoorn neer en zei: 'Een goede keuze. Zij serveren tot kwart over elf.' Hij stond op het punt haar in zijn armen te nemen toen ze zei: 'Hoe laat is het trouwens?' Ze kwam half overeind en keek op haar horloge. 'O, Jezus,' zei ze, 'het is tien voor acht!'

'Maak je geen zorgen, ik zal voor een wagen zorgen die je naar huis brengt.'

'Kun je daarvoor zorgen?'

'Ik hoef alleen maar een telefoontje te plegen.'

'Maar toch moet ik gaan,' zei ze terwijl ze rechtop ging zitten.

'Nog een halfuur,' zei hij. 'Ik zal nu bellen, dan word je om halfne- gen opgehaald.'

'Dat is geen half uur, dat zijn veertig minuten,' zei ze.

'Dan ben je om negen uur thuis.'

'Dat is laat.'

'Niet als je om halfzeven afgesproken hebt om te gaan eten.'

'Andrew...'

Hij had de telefoon alweer opgepakt.

'Nee, wacht even, alsjeblieft.'

Hij wachtte. Het gezoem van de telefoon klonk door de kamer.

'Leg alsjeblieft de hoorn neer. Ik moet met je praten.'

Hij vroeg zich af waarmee ze volgens haar tot nu toe bezig waren geweest. Maar hij legde de hoorn weer neer. Ze zat met opgetrokken knieën met het laken om haar middel gedrapeerd. Haar borsten waren onbedekt. Ze keek hem niet aan toen ze begon te praten. In plaats daarvan staarde ze naar haar handen, naar haar ineengestrengelde vingers over haar knieën en de brede, gouden trouwring aan haar linkerhand.

'Om hier te komen was erg moeilijk vanavond,' zei ze.

'Het is een lange weg, dat weet ik.'

'Ik heb het niet over de afstand.'

'Wat dan...?'

'Ik vond het niet leuk om te moeten liegen waar ik maandag was geweest, en ik vond het niet leuk om te moeten liegen waar ik vanavond zogenaamd heen zou gaan. Het valt me erg zwaar te moeten liegen, Andrew.'

'Dat kan ik me voorstellen. Het spijt me. Ik zal vragen of de wagen nu direct...'

'Het is alleen dat smeken om langer te blijven wanneer ik weg moet, wanneer ik mij gedwongen voel om... om... Begrijp je het niet, Andrew? Als ik laat thuis kom, later dan ik thuis had moeten komen... dat ik dan wéér moet liegen om te vertellen waarom...'

'Het spijt me. Je hebt gelijk. Ik had niet moeten...'

'Maar daar gaat het niet om. Het gaat erom... Andrew,' zei ze, en keek hem aan, 'het gaat erom dat ik er niet zeker van ben dat ik... dat ik op deze manier kan blijven liegen,' zei ze, en schudde haar hoofd. Ze sloot haar ogen en bleef een hele tijd met haar hoofd schudden.

Hij legde een hand onder haar kin en draaide haar hoofd om zodat ze hem aan moest kijken. Ze keek hem met vochtige ogen aan.

'Wat zegje nu?' vroeg hij.

'Ik weet niet wat ik zeg.'

'Je zegt toch niet...'

'Ik zei dat ik niet wéét wat ik...'

'Is dit nu alleen maar...'

'Ik lieg tegen mijn man, ik lieg tegen mijn dochter...'

'Je hebt nog nooit eerder een leugen verteld, hè?'

'Zo ben ik niet. Ik lieg niet over zaken. Dat doe ik gewoon niet.'

'Nooit, hè?'

'Niet tegen mijn man.'

'Nérgens over?'

'Niet als het belangrijk is.'

'Ben ik belangrijk?'

'Dat heeft niets te maken met...'

'Ik stelde jou een vraag. Ben ik belangrijk?'

'Ja.'

'Lieg dan over mij,' zei hij en pakte de telefoon weer. Hij toetste een nummer in, wachtte even en zei: 'Billy? Ik heb om halfnegen een wagen nodig, die moet naar een buitenwijk, Eighty-first en Lex. Kom niet te laat.'

Hij legde weer neer.

'Oké?'zei hij.

Ze staarde weer naar haar handen, naar de trouwring aan haar vinger.

'Ik zal de volgende keer een wagen sturen om je op te halen,' zei hij. 'Dat is makkelijker voor je. Niet te dicht bij school. Misschien op Fifty-seventh. Dat is een drukke straat.'

'Wie is Billy?' vroeg zij.

'Een man die voor ons rijdt.'

'Vrouwen? Rijdt hij ook weieens andere vrouwen?'

'Ik doe zaken met een heleboel vrouwen. Ja, hij rijdt ook af en toe andere vrouwen.'

'Omdat ik niet wil dat hij denkt...'

'Hij heeft dat weieens meer gedaan. Er is niets waarover jij je zorgen moet maken.'

Dat heeft hij weieens meer gedaan, dacht ze.

'Misschien zou ik in plaats daarvan met een taxi moeten gaan,' zei ze.

'Prima, als je dat liever wilt.'

'Ja, ik denk van wel.'

'Prima,' zei hij, pakte de telefoon weer en toetste hetzelfde nummer in. 'Billy,' zei hij. 'Het gaat niet door,' en hing op.

'Oké?' vroeg hij.

'Ja,' antwoordde ze en knikte. 'Het is beter dat ik mij ga aankleden.'

'Wij hebben nog tijd genoeg.'

'Nu doe je het wéér,' zei ze. 'Ik zeg dat ik weg moet gaan, en jij...' 'Het spijt me. Wanneer zal ik je weer zien?' 'Dat weet ik niet zeker,' zei ze en stapte uit bed. Ze liep naar de stoel waarover haar kleren hingen. 'Komende woensdagavond?' 'Dat weet ik niet.'

'Sarah,' zei hij, 'doe mij dit niet aan, oké? Ik hou van je, Sarah...' 'Dat is onmogelijk,' zei ze, 'je mag het niet en je doet het niet. Dus zeg het niet nog een keer.' 'Ik meen het.'

'Ik weet dat je het niet meent.' 'Ik méén het.'

Ze knikte en zuchtte en draaide zich om. Hij keek toe hoe zij zich zwijgend aankleedde.

'Waar kan ik je bellen?' vroeg hij.

'Dat kun je niet,' zei ze.

'Hoe laat ga je morgenochtend naar school?'

'Halfacht.'

'En hoe laat gaatje man?' 'Even later.'

'Wanneer komt hij thuis.' 'Om zes uur of daaromtrent.' 'En jij?'

'Ergens tussen halfvijf en zes uur. Maar meestal is mijn dochter dan al thuis. Ik ben nooit alléén, Andrew, begrijp je het dan niet? Het is onmogelijk, ik kan hier niet mee doorgaan. Echt, ik kan het niet. Het is te...'

'Waar lunch je normaal?'

'In de cafetaria voor het personeel.'

'Is daar telefoon?'

'Een munttelefoon. Maar er zijn andere leraren...'

'Hoe laat ga je lunchen?'

'Na het vijfde lesuur.'

'Hoe laat is dat?'

'Halfeen.'

'Ik bel je morgen. Wat is het nummer daar?' 'Dat weet ik niet. Trouwens, je moet me niet bellen.' 'Dan bel jij mij. En dan vertel je mij wat het nummer is. Ik wil je kunnen bereiken wanneer ik het nodig vind.' Ze zei niets.

'Omdat ik van je hou,' zei hij.

Nog steeds reageerde ze niet.

'Hou je van me?' vroeg hij.

'Vraag me dat niet.'

'Ik vraag het. Hou je van me?'

'Ik heb sinds maandag alleen nog maar aan jou gedacht. Ik denk dat ik gek word,' zei ze en schudde het hoofd. Ze knoopte haar blouse dicht, ging zitten en pakte haar pumps.

'Dat gevoel heb ik ook,' zei hij.

Plotseling ging ze staan, streek haar rok glad en liep naar de kast waarin zij haar jas had opgehangen.

'Je hebt het nog niet gezegd,' zei hij.

'Ik moet weg,' zei ze, en trok haar jas aan.

'Ik zal me aankleden,' zei hij, 'en een taxi voor je roepen.'

'Dat hoefje niet te doen,' zei ze. 'Ik ben nu een volwassen vrouw.'

'Maar nog niet volwassen genoeg om voor me te liegen, hè?'

Ze gaf geen antwoord.

'Zelfs al hou je van me,' zei hij.

Ze keken elkaar eventjes zwijgend aan, toen knikte hij, stapte uit bed en kleedde zich aan. Om kwart over acht verlieten ze samen het appartement. Bowery lag er op dat uur bijna verlaten bij, alle winkels waren gesloten en op de lantaarns na was het stikdonker op straat. Het was bitter koud. Onder de putdeksels kwamen stoom- wolkjes vandaan. Er was geen taxi te bekennen. Ze begon te wensen dat Billy, wie het ook mocht zijn, haar naar huis had gebracht. Ze begon te wensen dat ze helemaal niet hierheen was gekomen. Ze had het besluit al genomen hem nooit meer terug te zien. Als ze bij haar thuiskomst Michael met een leugen kon overtuigen, dan zou ze nooit meer -

Daar kwam een taxi.

Andrew floot eventjes.

Het was al bijna te laat. Opeens voelde zij zich helemaal leeg.

De taxi stopte.

Andrew opende het achterportier voor haar.

'Ik bel je morgen,' zei hij.

'Nee, niet doen,' zei ze.

'Ik zoek het nummer op en bel je.'

'Ik wil niet dat je het doet,' zei ze.

'En toch doe ik het,' zei hij.

'Doe het niet,' zei ze en trok het portier dicht. Daarna vertelde ze de chauffeur het adres. De taxi reed bij het trottoir vandaan, maar ze keek niet eenmaal om naar Andrew.

Alonso Moreno had zijn tropenkleding nog aan. Andrew ver- moedde dat niemand hem had verteld dat het in New York nu zeker tien graden onder nul moest zijn. De plaats die Moreno voor hun ontmoeting had uitgekozen, was een club gelegen aan Sixteenth Street en Eighth Avenue. De band speelde Spaanse muziek en Moreno en Andrew aten Spaans voedsel. Moreno was gekleed in een beige tropenkostuum, een stropdas met fel gekleurde bloemen en een parelgrijs overhemd. De hoertjes aan de bar glimlachten verleidelijk naar hem, maar Moreno was te druk bezig met zijn maaltijd. Hij at op dezelfde manier als Charles Laughton in Hendrik de Achtste, die Andrew eens op de televisie had gezien. Hij spoelde zijn eten weg met glazen sangria, die hij regelmatig vulde uit een karaf die op tafel stond. Twee van zijn bewakers, die aan het tafeltje ernaast zaten, hielden een oogje in het zeil. Moreno wilde niet dat zij aan het gesprek deelnamen, maar hij wilde wel dat hun aanwezigheid niet onopgemerkt voorbijging.

'Dat was erg dapper, wat je die dag hebt gedaan,' zei hij tegen Andrew.

'Ik kan goed zwemmen,' zei Andrew, die het compliment wegwuifde.

'Maar toch,' zei Moreno, 'met al die haaien.'

Maar haaien of geen haaien, Andrew wilde weten met wat voor voorstel Moreno op de proppen zou komen. Het orkest speelde iets dat hem vaag bekend voorkwam, een van de Spaanse wijsjes die je vast wel kent, maar waarvan je de titel of de woorden niet herinnert. Moreno at en dronk alsof hij in een vijfsterren-restaurant zat, in plaats van in een kleine, armzalige club aan Eighth Avenue. Waarschijnlijk was de zaak eigendom van zijn kartel. Andrew schonk zichzelf een glas sangria in. Een van de hoertjes aan de bar glimlachte naar hem, hief haar glas op en groette hem. Hij pakte zijn glas en beantwoordde haar groet.

Het was nu donderdagavond.

Vanmiddag had hij geaarzeld Sarah te bellen. Hij was zover gegaan het nummer van de cafetaria voor de leraren te vragen aan de dame die op de administratie werkte. Waarschijnlijk was ze dezelfde persoon die hij eerder met die zogenaamde bestelling had gesproken. Hij zou haar om halfeen, het tijdstip van Sarah's lunch, gebeld hebben, maar zijn oom belde hem met de mededeling dat Moreno hem vanavond wilde ontmoeten. Hij vermoedde dat de man met een tegenvoorstel zou komen. Het gesprek duurde ongeveer een kwartier; oom Rudy vertelde hem dat die verdomde chemokuren hem vlugger om zeep zouden helpen dan de kanker zelf. Daarna spraken ze af dat ze elkaar de volgende ochtend weer zouden ontmoeten om het voorstel van Moreno van vanavond te bespreken.

Tot dusver had Moreno nog geen woord gezegd.

Het hoertje aan de bar was een zwart meisje met een blonde pruik. De kleur van haar haren was het enige dat hem aan Sarah deed denken. Hij wist niet waarom hij haar die middag niet had gebeld. Misschien was het uit zelfbescherming of iets dergelijks. Getrouwde vrouwen begonnen nerveus te worden en zich schuldig te vinden, omdat ze tegen hun echtgenoot moesten liegen. Laat ze het lazarus krijgen, er zwommen nog meer vissen in de oceaan. Of misschien behandelde hij haar intuïtief als de lerares die ze was, en liet hij haar een paar dagen in onzekerheid, voordat hij weer contact met haar zou zoeken. Hij wist het echt niet en maakte zich er ook geen zorgen over. Hij zou wel zien hoe het afliep.

'Vertel me eens, wat heb je op je lever?' vroeg hij Moreno.

'Nou, eerst moet ik je een verhaal vertellen,' zei Moreno, en gaf een sluwe knipoog, alsof hij op punt stond een dubbelzinnige mop te vertellen. 'Het is een vertaal over een vos en een slang... Wist je dat ze mij in het Spaans La Culebra noemen? Dat betekent De Slang.'

'Nee, dat wist ik niet,' loog Andrew.

Si, La Culebra. Maar het verhaal gaat niet over mij, dit is een eeuwenoud Spaans verhaal. Ik heb het idee dat die blonde daar jou leuk vindt. Zal ik haar hierheen laten komen?'

'Nee, vertel me eerst jouw verhaal maar,' zei Andrew.

'Het verhaal gaat over een slimme vos en een wijze slang. Heb ik al gezegd dat het hier om een erg jonge vos ging? Niet dat de slang nu bepaald oud was. Het is alleen maar zo, dat de slang meer ervaring heeft dan de vos. Qua leeftijd is het verschil niet zo groot. Hoe oud ben jij, Andrew?'

'Achtentwintig.'

'Ik ben elf jaar ouder jan jij, negenendertig. Dat is niet erg oud, vind je ook niet? Maar net als de slang in dit verhaal heb ik erg veel ervaring. Niet dat het verhaal over mij gaat.'

'Dat begrijp ik,' zei Andrew.

Schiet op man, dacht hij.

'Hoewel de vos erg jong is, blijkt hij toch erg slim te zijn. En hij denkt dat hij de slang kan overhalen al z'n eieren af te geven. Wist je dat slangen eieren leggen, Andrew? In het Spaans is het woord "slang" vrouwelijk. La culebra. Zelfs een mannelijke slang, zoals in dit verhaal, wordt "la" culebra genoemd. Dat is vreemd, vind je ook niet?'

'Ja.'

'Dat een slang, die zo op het mannelijk geslachtsorgaan lijkt, in het Spaans vrouwelijk is. Heel vreemd.'

'Meneer Moreno, tot dusver is dit een heel interessant verhaal...'

'O, maar het wordt nog veel interessanter. De slimme jonge vos... heb ik je verteld dat hij slim èn jong was? De slimme jonge vos gaatnaar de oude wijze slang en vertelt hem dat hij hem voor de rest van zijn leven rijk zal maken, als hij nu al zijn eieren afgeeft. Nou, dit is voor de slang een erg verleidelijk aanbod...'

'Dit is een oud Spaans volksverhaal, hè?'

'O ja, iedereen kent dit verhaal. El Zorroy La Culebra. Het is een bekend verhaal.'

'En de vos wilde de eieren van de slang hebben, hè?'

'Ja, zo gaat dat verhaal. In ruil voor een leven lang baden in weelde. Maar het probleem is dat de slang al erg rijk is. En hij weet dat de vos er alleen maar op uit is om zijn eigen...'

'Dat is het punt waarop het verhaal niet meer opgaat,' zei Andrew.

'Niet meer opgaat? Hoezo? Het is alleen maar een verhaal.'

'Dat is het zeker. Maar in werkelijkheid bieden wij jou...'

'Maar de vos is erg vasthoudend, en dat kunt u zich wel voorstellen. Hij is wanhopig en wil al die eieren hebben. Maar de...'

'Hij is niet zo wanhopig als je denkt, hoor,' zei Andrew.

'Misschien niet. Maar de slang weet één ding dat de vos niet weet. Weetje, in dit gedeelte van het bos is de vos groter dan de slang en hij denkt dat alleen de grootte belangrijk is. Hij denkt dat hij de slang in één hap kan verslinden. Maar de slang kan hem binnen één oogwenk schaakmat zetten.'

'Hoe dan?' vroeg Andrew.

'Door de eieren zelf op te eten.'

Hij dreigt de bevoorrading van de coke stop te zetten, dacht Andrew. Geen coke, dan ook geen overeenkomst met de Chinezen.

'Als de slang dat zou doen,' zei hij, 'dan zou hij zichzelf alleen vergiftigen.'

'Totdat de vos weer honger zou krijgen. Er zullen altijd eieren zijn, en een overeenkomst kan altijd later weer gesloten worden.'

'Is dat het einde van het verhaal?'

'Het mooie van dit verhaal is dat de vos en de slang ieder voor zich het einde aan dit verhaal kunnen verzinnen.'

'Vertel het me maar. In duidelijke taal.'

'In duidelijke taal,' zei Moreno, 'bied je mij iets aan wat ik reeds in mijn bezit heb, voor iets dat al dan niet werkelijkheid zou kunnen worden.'

'Ik bied je één derde van een enorme nieuwe markt, hier èn overzee. De markt hier wacht om bewerkt te worden. We moeten alleen maar...'

'Laat me uitspreken,' zei Moreno. 'In duidelijke taal. Er luistert ons niemand af in dit restaurant. We kunnen hier vrijuit praten.'

'Spreek dan vrijuit,' zei Andrew.

'Zoals ik je heb begrepen, houdt jouw voorstel het volgende in. Wij zorgen voor de cocaïne, en de Chinezen voor de heroïne. Die twee drugs worden door jouw mensen in Italië verwerkt en gemengd en daarna in de Verenigde Staten en Europa gedistribueerd. Je hebt een overeenkomst tussen drie partijen voor ogen.'

'Dat klopt.'

'Maar, zie je, ik hèb al een netwerk in Amerika en overzee. Ik heb jullie en de Chinezen niet nodig om...'

'Maar jullie beschikken niet over moon rock.'

'Ik heb moon rock niet nodig. Ik heb cocaïne, trouwens, moon rock is niks nieuws.'

'Maar open grenzen wèl.'

'Maar we zitten al met cocaïne in Europa. Open grenzen of niet. Crack is nog niet populair, maar Europa loopt altijd een beetje achter op ons. Als de grenzen open...'

'Als de grenzen open zijn, dan gaat moon rock in de toekomst heel populair worden.'

'Alsof het verleden weer gaat herleven, hè? Strooi een klein beetje heroïne over wat crack, en je hebt moon rock. In negentienachtentachtig, negenentachtig deden ze dit al om de werking van de crack te neutraliseren.'

'Zeker,' zei Andrew, 'en daarvoor kon je dezelfde resultaten met een speedball bereiken, door de mix in je arm te spuiten. Maar dit zijn de jaren negentig! Ik probeer je de verdomde toekomst te verkopen!'

Moreno keek hem aan.

'En trouwens,' zei Andrew, 'terwijl we de toekomst bespreken, moet je toch wel even denken aan je tegenwoordige cocaïneklan- ten.'

'O? Waarom zou ik?'

'Omdat ze tot de ontdekking kunnen komen dat het zaken doen met jou hun dood kan betekenen.'

'Laat ze verrekken,' zei Moreno, 'dan laat ik m'n eigen mensen overkomen.'

'Dit betekent dan dat we het op straat zullen uitvechten.'

Moreno keek hem opnieuw aan.

'Wij zijn sterker dan jullie,' zei Andrew. 'En niet alleen in dit deel van het bos. We hebben veel meer ervaring.'

'Gelul. Wij hebben connecties met Jamaicaanse groeperingen over heel de Verenigde...'

'We spelen hier geen cowboys en Indianen, Jamaicaanse posses. Verdomme, wat zijn die amateurs nu waard? Denk je dat ik bang ben van die dreadlocks? Verdomme, ben je nu een professional of hoe zit dat? Ik heb het over meer geld dan één van ons ooit in zijn leven gezien heeft. Cocaïne brengt nü in Europa al viermaal zoveel op als hier, en met crack zijn ze daar pas begonnen. Crack kan gerookt worden, Moreno, daarom is het hier zo populair geworden. De mensen willen geen spuiten gebruiken, ze zijn bang van spuiten, ze willen geen aids oplopen. En ze willen niet dat hun neuzen er afvallen door het snuiven van cocaïnepoeder. Ze willen het spul roken. Kijk maar naar de sigaretten. Ze hebben er wetten tegen uitgevaardigd, de prijzen verhoogd, er waarschuwingen op gedrukt en toch blijven de mensen ze roken. Goed, wil je weten waarom de gebruikers heroïne over hun crack strooien? Een dosis crack werkt, hoe lang? Twee, drie minuten? Daarna stort je in elkaar en je voelt je belazerd. In plaats daarvan strooi je heroïne over het blokje, daarna verwarm je het en word je minstens drie uur high.'

'Ik heb je al gezegd, op draken jagen is niet nieuw,' zei Moreno. 'Zelfs voordat crack op het toneel verscheen, mengden ze cocaïnepoeder met heroïne op aluminiumfolie, verwarmden het en snoven het door een rietje op.'

'En dat is beter dan een blokje dat half zo groot is als een suikerklontje, hè? Dat je kunt opwarmen en roken voor de prijs van één dollar? Wij beschikken over een enorme hoeveelheid moon rock, het hele verdomde land zal het binnenkort roken. Denk je, Moreno, dat ik je probeer te belazeren? Ik bied je meer geld dan...'

'Ik blijf risico's zien.'

'Geloof me, je zult meer risico's lopen als je...'

'Ik bedoel zakelijke risico's. Er is geen enkele garantie datje welk soort drug dan ook populair kunt maken. Moon rock is er al een heel lange tijd...'

'Niet in kwantiteit.'

'En daarnaast, een heleboel gebruikers van crack prefereren hun eigen combinaties te maken. Je kunt nog steeds heel goede China White krijgen, vijfenzeventig, negentig procent puur...'

'Natuurlijk, voor een dubbeltje per zakje. Terwijl je een crack hit kunt maken voor vijfenzeventig cent!'

'Ik moet toegeven, crack is tegenwoordig goedkoop te krijgen.'

'We gaan moon rock voor één dollar verkopen, en als het eenmaal een succes is, dan zijn onze winsten enorm.'

'Als het populair wordt.'

'En als het met populair wordt, dan krijg je mijn persoonlijke aandeel, wat denk je daarvan?'

'Ben je dan zo zeker van je zaak?'

'Zo zeker ben ik van mijn zaak.'

Moreno zei niets, hij dacht na.

'De Italianen zorgen aan beide zijden voor de schepen?' vroeg hij ten slotte.

'Aan beide zijden.'

'En zij zorgen voor de verwerking?' 'Alles. Ze verwerken het daar en verzorgen namens ons in Europa de distributie en versturen het eindprodukt per schip naar Amerika, waar wij voor de distributie zorgdragen. Wat jij gaat doen, heb je eigenlijk altijd al gedaan. Maar nu krijg je een derde van deze enorme markt, die we gaan...'

'Maak er zestig procent van,' zei Moreno.

'Dat is belachelijk.'

'Op die manier wil ik het geregeld hebben.'

'Onder geen enkele voorwaarde kan ik de anderen overhalen mee te doen.'

'Het spijt me, maar dan kunnen we geen zaken doen.'

'Ik ben hier gekomen om jou een aanbod te doen...'

'Zestig procent van de totale omzet. Jullie en de Chinezen kunnen de resterende veertig procent naar jullie eigen goeddunken verdelen.'

'... als een teken van vertrouwen. Eventueel was ik genegen jouw aandeel tot veertig procent te verhogen in plaats van de dertig procent die wij geboden hebben. Maar...'

'Als ik lager ga dan vijfenvijftig verlies ik erop.'

'Vijfenveertig en we doen zaken.'

'Vijftig. En lager dan dat kan ik niet gaan.'

Andrew slaakte een diepe zucht.

'Afgesproken,' zei hij, en de mannen schudden elkaar de hand.

'Jij bent een wijze oude slang,' zei Andrew glimlachend.

'En jij bent een slimme jonge vos,' zei Moreno die zijn glimlach beantwoordde.

Maar Andrew had al besloten hem te laten vermoorden.

Het was de laatste woensdag van januari.

De man liep op haar toe nadat ze het schoolgebouw had verlaten. Ze had er geen idee van hoe lang hij op haar stond te wachten. Ze wist dat hij niet één van Newyorks dwazen was, want hij noemde haar bij haar naam.

'Mevrouw Welles,' zei hij. 'Ik ben Billy. Ik moest u komen ophalen.'

Het was tien over vier.

Ze wist niet waarom ze instapte. Hoewel hij dit had beloofd - of had gedreigd - had Andrew haar verleden week donderdag niet gebeld, maar nu stond er een wagen en een goed uitziende jongeman, Billy, die het achterportier voor haar openhield, weer achter haar sloot en om de wagen naar de chauffeursplaats liep. Toen hij het contactsleuteltje omdraaide, zei hij: 'Ik heb vanaf drie uur staan wachten. Ik wist niet zeker wanneer u vrij zou hebben.'

Ze zei niets, ze vroeg hem niet wie de wagen had gestuurd, ze

vroeg hem niet waarheen zij gebracht werd, ze zat gewoon op de leren achterbank en keek naar de steeds donker wordende stad, terwijl de wagen met een regelmatige snelheid in de richting van de binnenstad reed. Het was een Lincoln Continental, dat zag ze aan het logo op het dashboard. Vreemd genoeg bedacht ze dat ze onmiddellijk Michael moest bellen, om hem te vertellen dat er wéér een lerarenvergadering was uitgeschreven en dat ze niet voor halfnegen, negen uur thuis zou zijn.

'U voldoet heel goed aan het signalement dat ik van u heb gekregen,' zei Billy.

Zij vroeg zich af hoe haar signalement luidde.

Ze vroeg het hem niet.

Hij stopte ongeveer vijf meter bij de blauwe deur in Mott Street vandaan. Om de hoek hielden de rechercheurs Regan en Lowndes de kleermakerszaak in de gaten. Ze zagen Sarah niet toen ze het gebouw binnenging.

Ze wierp zich onmiddellijk in Andrews armen.

En op een bepaalde manier kwam dit toch niet als een verrassing.

De aanraking van zijn handen kende zij nu. Zijn handen die haar gezicht omvatten, zijn handen die haar borsten zochten, zijn handen die onder haar sweater verdwenen om haar beha los te maken. Zij kende zijn lippen nu door en door, zijn lippen op haar gezicht, op haar mond, op haar tepels. Hij ging nu met zijn handen onder haar rok en duwde hem tot boven haar heupen omhoog, nu had hij zijn handen op haar billen en drukte haar tegen zich aan. Ze wenste dat ze een sexy slipje had aangetrokken, maar ze had de wagen niet verwacht, had niet verwacht hem ooit weer te zien - of wel soms? Nu knielde hij voor haar neer en stak zijn handen in de pijpen van het slipje. Ze wilde niet dat hij het slipje weer kapot zou trekken en zei: Alsjeblieft, maak het niet kapot...,' maar hij drukte het nylon opzij, waardoor haar blonde schaamhaar zichtbaar werd. Hij duwde haar lippen uiteen en zocht met zijn tong, totdat haar plotselinge zucht hem vertelde dat hij haar gevonden had. Ze hield haar rok omhoog en met gebogen hoofd drukte zij zich naar voren. Hulpeloos trillend stond ze voor hem, terwijl hij haar tot een orgasme bracht. Ze viel bijna flauw en vond het goed dat hij haar naar bed droeg. Hij deed alleen haar slipje uit, trok het over haar middel, heupen, lange benen en enkels omlaag. Hij spreidde haar benen; nog steeds had ze haar pumps aan en was haar rok tot haar middel opgetrokken. Ze trok haar sweater omhoog om haar borsten te laten zien. Ze opende haar benen zo ver ze kon, bracht haar heupen omhoog en leidde hem bij haar naar binnen.

In het begin bewoog hij langzaam heen en weer. Hij gleed over de volle lengte bij haar naar binnen, daarna trok hij zich terug tot haar schaamlippen alleen nog zijn eikel omvatten. Op dat punt rustte hij heel eventjes, om daarna weer bij haar naar binnen te stoten. Ze wist niet hoe lang hij haar in een staat van opperste vervoering zou kunnen houden, ze wilde luidkeels schreeuwen, telkens als hij diep bij haar naar binnen drong, telkens als hij langzaam terugtrok. Ze was bang dat ze hem compleet kwijt zou raken, maar nog altijd omvatte zij hem, nog altijd was hij daar, nog altijd was hij gevangen, en opeens was daar die plotselinge penetratie weer, de snelle harde stoot diep in haar. Iedere keer als hij bij een penetratie haar clitoris bewerkte, bereikte ze bijna een orgasme. Opeens begon hij haar met een regelmatiger tempo te neuken, ze voegde zich naar zijn bewegingen en dwong hem sneller te gaan. Ze sloeg haar benen om hem heen en klemde hem tegen zich aan. Ze merkte dat ze hem ook met woorden aanvuurde: Ja, neuk me. Met haar rok hoog tot haar heupen opgetrokken voelde zij zich kwetsbaar en naakt, maar ze had nog steeds haar kleren aan en ondanks dat neukte hij haar toch. Ja, neuk me, zei ze. Zijn mond bedekte haar tepels, zijn handen hielden haar billen vast. Nooit in haar leven had ze 'neuk me' gezegd, nooit tegen Michael, nooit tegen die jongen op Duke, doe het met me, neuk me, neuk me, neuk me.

Even voor vijf uur belde ze Michael op kantoor. Zijn secretaresse vertelde dat hij bij zijn baas zat. Dankbaar dat ze tegen Phyllis kon liegen in plaats van tegen Michael persoonlijk, vroeg ze haar hem te vertellen dat er weer een lerarenvergadering was en dat ze pas 's avonds laat thuis zou komen. Zou hij alsjeblieft met Mollie in het Italiaanse restaurant op Third willen gaan dineren?

'En zeg hem dat ik van hem hou,' zei ze.

En ze dacht dat ze het nog meende ook.

Verderop in de gang bracht Michael verslag uit bij Charles Scanion, hoofd van de afdeling Georganiseerde Misdaad, over de vooruitgang die geboekt was bij het schaduwen van Andrew Faviola. Zoals altijd rookte Scanion een pijp en zijn gezicht had een nadenkende uitdrukking. Michaels geheime opvatting over Scanion was dat deze dacht dat hij de reïncarnatie van Sherlock Holmes was. Waarom anders de altijd brandende pijp en de sweater met al die brandgaten? Als hij niet bij het districtskantoor van de officier van justitie zou werken, zou hij net als zijn literaire idool verslaafd aan cocaïne zijn geweest. Charlie, hij stond erop dat zijn mensen hem bij de voornaam noemden, dacht dat hij een logisch werkend verstand bezat. Maar Michael was daar niet zo zeker van. Maar hij bewonderde het doorzettingsvermogen van zijn onmiddellijke superieur, de bereidwilligheid om zijn mensen door dik en dun te steunen tegenover de officier van justitie, en zijn oprechte vastbeslotenheid om deze stad van georganiseerde en misdadige activiteiten te verlossen. Zijn obsessie was in vele opzichten gelijk aan die van Georgie Giardino, met dit verschil dat die van Charlie geen etnische motieven had. Omdat diens kennis van de familie Faviola indrukwekkend was, had hij Georgie uitgenodigd voor de middagvergadering. Beide mannen luisterden nu naar Michael die vertelde wat er volgens hem aan de hand was.

'Ik denk dat hij in het huis in Great Neck de nachten doorbrengt en verder niets. Alle rechercheurs die hem schaduwen vertelden dat er niemand anders dan hij het huis binnenging of verliet. Die kleermakerszaak is een heel ander verhaal.'

'Waar is die ook alweer?'

Scanion. Lurkend aan zijn pijp. Zittend achter zijn bureau in kamer 671, achter de beveiligde deuren die alle kamers van de afdeling afsloten. Een klein mannetje met zware, zwarte wenkbrauwen en een haviksneus. De neus kon van Basil Rathbone zijn, als hij voor meesteroplichter speelde, maar verder leek hij in de verste verte niet op Sherlock. Michael zelfwas altijd van mening geweest dat de boeken over Holmes slecht geschreven waren, en volgens hem op geen enkele wijze als boeiend konden worden omschreven. Klaag me maar aan wegens smaad, als je zin hebt.

'Broome Street,' zei hij.

'Broome Street,' zei Scanion en knikte.

'Vijfde Precinct,' zei Georgie.

Hij was teruggekeerd van zijn vakantie naar Vail en luisterde geamuseerd naar Michaels verhaal, waarin deze uit de doeken deed dat volgens hem de playboy-zoon van Anthony Faviola nu de show regisseerde. Nog steeds geamuseerd hoorde hij Michael vertellen dat Andrew Faviola zijn hoofdkwartier had in een smerig kleermakerszaakje aan Broome Street.

'Volgens mij bestaat er geen enkele twijfel,' zei Michael. 'Hij gebruikt het achterste gedeelte van de zaak als kantoor. Wij hebben rechercheurs op alle mogelijke tijden van de dag naar de zaak gestuurd om kleding te laten stomen of te laten vermaken, en geen van allen hebben zij hem in het voorste gedeelte van de zaak gezien. Zover wij konden waarnemen, staat er achter in de zaak een persmachine, dat kun je zien als Faviola of een van de anderen naar achteren gaat. Een gordijn aan een roe verdeelt de zaak in tweeën. Vaccaro - dat is de naam van de kleermaker, Louis Vaccaro - werkt in het voorste gedeelte, hij bedient de naaimachine. Tijdens zijn werk heeft hij gewoonlijk gezelschap van een paar maten, die langs komen om hun sigaartje te roken en de laatste nieuwtjes uit te wisselen. Maar het zijn mensen uit de buurt en we hebben geen van hen kunnen identificeren als een zware jongen. Zij brengen alleen maar

hun tijd door bij hun oude goombah Louis. En wij denken dat ook hij geen connecties heeft met de mafia.'

'Wie wèl?' vroeg Scanion. 'Van de mensen die jullie naar binnen hebben zien gaan?'

'Tot dusver zijn we in staat geweest om Rudy Faviola te identificeren...'

'Anthony's broer,' voegde Georgie eraan toe.

'Was vroeger de tweede man,' zei Scanion en knikte. Zijn pijp was uitgegaan. Dat zou tijdens deze vergadering zeker nog tientallen keren gebeuren. De asbak op het bureau was afgeladen met afgebrande lucifers. Als de Vesuvius op een slechte dag vulde een verwoed puffende Scanion het kantoor met heerlijk ruikende rookwolken. Al zijn aandacht was gericht op de brandende lucifer en de kop van zijn pijp.

'Wie nog meer?' vroeg hij.

'Petey Brardo.'

'Consigliere,' zei Scanion.

'Houdt van bruine kleren,' zei Georgie.

'Was in ieder geval consigliere,' zei Scanion, 'toen Anthony nog steeds baas was.'

'Mijn gok is dat de hiërarchie nog steeds dezelfde is,' zei Michael, 'alleen heeft Andrew de taak van zijn vader overgenomen.'

'Wie hebben jullie r{og meer gezien?'

'Capo's uit heel de stad. We identificeerden Gerry Lacizzare, Felix Danielli...' /

'Zware jongens,V£ei Scanion.

'Rudy's schoonzoon.'

'Sal "de Barbier" Bonifacio...'

'Waarmee hét allemaal begon,' zei Georgie.

'Nee, de m^n waarmee het allemaal begon is dóód,' zei Michael.

'Dominus vobiscum," zei Georgie op spottende, medelijdende toon en sloég een kruis.

'Et cum spirito tuo,' zei Scanion automatisch, en beide mannen glimlachten samenzweerderig, zoals alleen afvallige rooms- katholieken dat kunnen.

'Fat Nickie Nicoletta, Frankie Palumbo...'

'Fraai gezelschap houdt hij erop na...'

'Joey Di Luca...'

'Dat is voldoende,' zei Scanion.

'Als je het mij vraagt,' zei Michael, 'hebben we iets om mee verder te gaan.'

'O, werkelijk?' zei Scanion. 'Hoezo? Hoe wéét je dat er iets mis is in die winkel? Ze kunnen de winkel als een sociale club gebruiken, een plek om elkaar te ontmoeten, om een kopje koffie te drinken,

om erachter te komen wie zijn vrouw belazert, om na te gaan welk paard er goed uitziet in de vijfde race op Belmont, of wat dan ook. En niets van dit alles hoeft iets crimineels te zijn. Hoe staat de zaak er nu voor, Michael?'

'Wij hebben Faviola en zijn broer afgeluisterd, die het erover hadden dat de jongen het zou overnemen als...'

'Laten we aannemen dat hij dit ook gedaan heeft.'

'Dus opeens verschijnt hij elke dag van de week in de kleermakerszaak...'

'Misschien houdt hij van kleren.'

'... en wordt hij bezocht door tienduizend capo's die verantwoordelijk zijn voor drugs en het lenen van geld tegen woekerrente en...'

'Maar dat betekent niet dat zij deze zaken daar bespreken.'

'Ik vermoed dat ze hem daar verslag komen uitbrengen, Charlie.'

'Vermoedens hebben geen enkele invloed in rechtszaken.'

'Laten we het eens bij een rechter proberen.'

'Ik denk dat we geen enkele kans maken.'

'Maar het is de moeite waard.'

'Oké,' zei Scanion, 'maak een beëdigde verklaring op en ik zal de baas vragen, of hij een verzoek voor het installeren van afluisterapparatuur zal indienen. We zullen onze rechter uitkiezen en het beste ervan hopen. Misschien hebben we geluk.' Hij nam weer een trek aan zijn pijp, keek op en vroeg: 'Wie heeft er deze week zitting?'

Ze droeg een zwarte, zijden ochtendjas met de geborduurde rode letters AF op het borstzakje. Ze had de mouwen opgerold en zat nu met haar benen onder zich opgetrokken in een van de gemakkelijke stoelen in de woonkamer. Hij had voor hen beiden een drankje klaargemaakt - een scotch en soda voor haar en een Beefeater- martini voor hem. Als een kat die aan haar nieuwe omgeving moet wennen had Sarah eerst de slaapkamer boven aan een onderzoek onderworpen, toen de keuken en de eetkamer op de tweede verdieping en ten slotte - terwijl hij de drankjes klaarmaakte - het kantoor en de vergaderkamer achter de woonkamer op de eerste verdieping. Als je in de woonkamer stond kon je niet zeggen dat er een deur was; de met massief hout afgewerkte wand zag er als een geheel uit. Geen deurknop, niets dat de aanwezigheid van een buitendeur verried. Om de deur van binnen uit te openen moest je erop drukken, daarna sprong het drukslot open en via de met notehout afgewerkte trap kon je dan naar buiten.

'Waarom is er geen deur aan deze kant?' vroeg zij.

'De architect vond het beter voor het gezicht.'

'Ik denk dat hij gelijk heeft,' zei ze, terwijl ze de wand opnieuw aandachtig bekeek.

'Nog een drankje?' vroeg hij.

'Dat kan ik beter niet doen,' zei ze.

Ze voelde zich in zijn ochtendjas niet op haar gemak. Ongeveer op de manier toen ze als klein meisje haar vaders overhemden droeg. Het was pas halfzes geweest, en ze zouden nog uren bij elkaar zijn.

'Waarom heb je me niet gebeld?' vroeg ze.

'Je hebt gezegd dat ik dat niet mocht.'

'Ik heb je ook niet gevraagd om een wagen te sturen.'

'Ik dacht dat ik het op deze manier makkelijker voor je zou maken.'

'Ik wachtte maar op je telefoontje. Ik stelde me voor dat een van de andere leraren in de lunchroom de telefoon opnam en zou zeggen: "Het is voor jou, Sarah." Ik stelde me voor dat ik naar de telefoon ging en zou zeggen: "Ja?" en dan jouw stem zou horen. Ik rilde al bij de gedachte aan wat ik zou zeggen als ik jouw stem weer zou horen.'

'Wat heb je besloten?'

'Wat bedoel je?'

'Wat zou je zeggen als ik je had gebeld?'

'Maar dat heb je niet.'

'Omdat je me dat verboden hebt.'

'En je doet altijd wat ik je zeg, hè?'

'Altijd.'

'Sinds wanneer?'

'Sinds nu.'

Dit antwoord wond haar op en bracht haar tegelijkertijd in verleiding. Opeens kreeg ze het gevoel hem te commanderen, de ochtendjas open te gooien, haar benen te spreiden en hem te bevelen haar weer overal te kussen. Ook vond ze het opwindend om zijn ochtendjas aan te hebben. Iets van hem te dragen, iets van hem te bezitten, ook al was het maar voor even, was precies alsof zij Andrew zelf bezat.

'Wat zóu je gezegd hebben?' vroeg hij.

'Ik denk dat ik gezegd zou hebben: "Ja, met wie spreek ik?"'

'En als ik dan zou zeggen: "Je wéét met wie je spreekt. Wanneer kan ik je weer zien?"'

'Dan zou ik zeggen: "O ja, dokter Cummings, ik zou u later gebeld hebben. Kan ik u woensdag spreken?"'

'Is dat de naam van je dokter?'

'Nee, die verzon ik zojuist.'

'Cummings, hè?'

'Ja,' zei ze. En toen snapte ze het opeens. 'O.'

Hij zat op de bank tegenover haar en droeg een ochtendjas die

niet zo mooi was als de jas die zij droeg. Het was een katoenen gevalletje datje bij Bloomie kon kopen. Zijn commentaar op haar onbedoelde grap bracht herinneringen aan St. Bart en zijn definitie van 'bimbo' naar boven. Wist hij hoe freudiaans de grap met Cummings was geweest? Nou, natuurlijk wist hij dat. Waarom zou hij het anders gezegd hebben?

'Ken je die mop over die freudiaanse vergissing?' vroeg ze. 'Er komt een man bij zijn psychiater en vertelt hem dat hij diezelfde ochtend tegenover zijn vrouw een enorme freudiaanse vergissing heeft gemaakt. De dokter vroeg hem wat die vergissing was, en hij zegt: Ik kan niet geloven dat ik zo'n vergissing heb gemaakt. De dokter vraagt: Nou, wat was dat dan? De man antwoordt: Ik wilde zeggen: "Geef de toost even door, lieveling," en toen maakte ik die vergissing. Nou, wat hèb je gezegd, vroeg de dokter. En de man antwoordt: Wat ik zei was: "Jij verdomde küt, je hebt m'n leven geruïneerd!"'

Verbaasd trok Andrew zijn wenkbrauwen eventjes op, maar toen begon hij keihard te lachen. Die wisselende reacties op zijn gezicht te zien verschijnen was leuk. Ze begon eveneens te lachen.

'Heb je ooit That Championship Season gezien?' vroeg hij, nog steeds lachend.

'Nee,' antwoordde zij en vroeg zich af wat dit met dokter Cummings of desnoods met dokter Freud te maken had.

'Er komt een zin in voor die Paul Servino moet uitspreken. Ken je hem? Hij is een fantastisch acteur. Hij speelde ook in GoodFellas, heb je die gezien?'

'Zijn dat films?'

'Ja. Nou, That Championship Season was oorspronkelijk een toneelstuk, maar dat heb ik nooit gezien. Ik heb de film gezien. Ik ga niet zo vaak naar een toneelstuk. Jij wel?'

'Haast nooit,' zei ze. Ze vertelde hem niet dat Michael de meeste toneelstukken erg simpel vond.

'Die andere film is eerst als boek uitgebracht. Het gaat over de mafia. Maar de televisie heeft de titel gestolen - er draaide al een show op televisie, Wiseguy - dus toen er een film naar het boek werd gemaakt moesten ze de titel veranderen. De film kreeg de titel mee GoodFellas. Paul Sorvino speelde als capo. Hij was erg goed, erg geloofwaardig.'

'Een wat?'

'Een capo. Een soort van luitenant, vermoed ik. Ik denk dat de mafia veel militaire uitdrukkingen gebruikt. Net als in het leger, vermoed ik.'

'Juist, ja.'

Ze vroeg zich af hoeveel ze hem werkelijk met het woord 'kut' had gechoqueerd. Ook vroeg ze zich af of hij weer hard werd. Met Michael bedreef je maar één keer de liefde, en dat was het dan voor die avond. Of soms zelfs voor een week. Andrew scheen aldoor klaar te staan. Het idee dat hij nog maar achtentwintig was wond haar op. Voor haar was het alsof ze met een zeventienjarige jongen naar bed ging. Ook vroeg ze zich af of hij vanavond iets te eten zou hebben. Toen ze hem die woensdag verliet had ze honger als een paard gehad. Als je met de meisjes uitging was het hartstikke leuk, alleen kreeg je niets te eten. Ze begon weer echt trek te krijgen. Opeens vond ze dat ze last kreeg van de scotch; ze was nu al vergeten hoe ze op dit onderwerp van gesprek waren gekomen.

'In ieder geval, die andere film ging over een reünie van een bas- ketbalploeg. Robert Mitchum speelde er ook in mee, heb je die soms gezien?'

'Nee.'

'Hij speelde de coach.'

Ze vroeg zich af of ze hem, zonder hem aan te raken, weer hard kon krijgen. Alleen maar tegenover hem te zitten en hem weer hard te krijgen. Ze besloot dat het een poging waard was.

'Dus: Sorvino praat met een van de spelers over iets, ik weet niet meer wat, en hij zegt iets als: "Weetje van welke vrouw ik altijd heb gehouden? Van mijn moeder. En Freud kan barsten!"'

Ze begon hard te lachen. Andrew knikte goedkeurend en begon ook te lachen. Ten slotte waren ze uitgelachen. Hij knikte nogmaals en nam een slok van zijn martini. Ze nam een slok van haar scotch en ging iets verzitten, de ochtendjas viel een beetje open en toonde een gedeelte van haar borsten.

'Is het mogelijk dat we later wat eten kunnen laten bezorgen?' vroeg ze.

'Natuurlijk, heb je honger?'

'Nou, straks. Laten we eerst onze drankjes opdrinken,' zei ze en maakte een gebaar met haar glas.

'Er zijn een heleboel goede restaurants in de buurt,' zei hij. 'Maar ik heb het idee dat je niet uit wilt gaan.'

'Nee, ik vind dat we dat niet moeten doen.'

'Dat dacht ik al.'

'Nee,' zei ze, en haalde haar benen onder haar lichaam vandaan en leunde naar voren om haar glas op het tafeltje te zetten. De ochtendjas viel open en liet meer van haar borsten zien. Ze voelde zijn ogen op haar rusten. Ze trok de ochtendjas dicht, sloeg haar benen over elkaar en leunde naar achteren.

'Hoe heb je me eigenlijk beschreven?' vroeg ze.

Hij keek haar onderzoekend aan.

'Tegenover Billy?'

'o:

'De chauffeur.'

'Ik heb hem gezegd dat jouw naam mevrouw Welles was, en ik heb gezegd dat je een lange, knappe blondine was.'

'Vind je me werkelijk lang?'

'Ja.'

'Hoe lang denk je dat ik ben?' vroeg ze, en leunde naar voren om haar glas weer te pakken. Ze gaf hem de gelegenheid om een lange blik op haar naakte borsten te werpen. Schijnbaar onschuldig en zich onbewust van zijn interesse ging zij weer rechtop zitten.

'Een meter vijfenzeventig,' zei hij.

'Ik ben een meter zeventig lang.'

Hoe is de toestand onder die ochtendjas? vroeg zij zich af. Begint dat ding weer hard voor mij te worden?

'Je ziet er langer uit,' zei hij,

'Ik maak die indruk,' zei ze en deed haar benen van elkaar. 'Méénde je dat van die knappe blondine?'

'Dat meende ik.'

'Wat heb je nog meer over mij gezegd?'

'Dat is alles wat ik gezegd heb.'

'Heb je hem mijn borsten beschreven?'

'Nee.'

'Nee? Vind je mijn borsten niet mooi?' vroeg ze.

'Ik hou van je borsten.'

'Waarom heb je niets tegen hem over mijn borsten gezegd?'

De gedachte dat hij tegenover een andere man haar borsten zou beschrijven, maakte dat ze weer vochtig werd.

Hij zei niets.

'Denk je dat het hem zou opwinden?' vroeg ze. 'Als je met hem over mijn borsten zou praten?'

'Dat zou kunnen.'

'Of mijn tepels?' vroeg ze en opende de ochtendjas in een wijde V over haar borsten. 'Vind je mijn tepels mooi?'

'Ja.'

'Kun je zien hoe hard ze zijn?'

'Ja.'

'Vind je mijn benen mooi?' vroeg ze en strekte haar benen voor zich uit, hield haar tenen omlaag en trok de ochtendjas tot haar knieën op. 'Heb je met hem over mijn benen gesproken?'

'Nee.'

'Nee? Vind je mijn benen niet mooi?'

'Ik hou van je benen. Nee, ik heb er niet over gesproken.'

'Heb je hem verteld dat ik van nature blond ben?' vroeg ze. Ze trok de ochtendjas nog verder op en spreidde haar benen voor hem.

'Weetje wel watje me aandoet?' vroeg hij.

'Wat doe ik jou aan?'

'Wat probeer je te doen?'

'Ik probeer je op te winden.'

'Je windt me op. Jij bent de meest opwindende vrouw die me telkens...'

'Weer hard krijgt,' fluisterde ze.

'Ik bèn weer hard,' zei hij.

'Die ervoor zorgt dat jij die grote, harde lui weer in me stopt.'

'Ja.'

'Nü,' zei ze. 'Die ervoor zorgt datje me nü weer neukt!'

Hij ging staan en liep naar haar toe. Haar ogen keken naar zijn harde pik onder de dunne, katoenen ochtendjas. Hij knoopte de ochtendjas los, liet hem openvallen en greep met zijn rechterhand haar kin beet. Met zijn linkerhand bracht hij haar haren achter haar oren. Met zijn rechterduim opende hij haar lippen.

'Ja,' zei ze, 'dat ook.'

Ze haatte het om 's zaterdags te winkelen, ze haatte het om met Mol- lie te winkelen, en ze haatte het om met Heather te winkelen. En het weer was ook al waardeloos. Het weer was sinds donderdagochtend waardeloos, toen ze wakker werd en aan Andrew moest denken en de geluiden hoorde die Michael in de badkamer maakte. Onmiddellijk dacht ze dat zij zich verslapen had, maar toen bleek dat hij eerder wakker was geworden. Buiten sneeuwde het en ze vroeg zich af of men dit als een sneeuwdag zou beschouwen. Als dit het geval was, bedacht ze, zou ze Andrew bellen en hem vertellen dat ze zo vlug mogelijk naar hem - maar nee, een sneeuwdag zou betekenen dat haar dochter ook vrij zou hebben. In ieder geval, om negen uur begon het minder te sneeuwen en om twaalf uur was het opgehouden. Er bleef slechts wat smeltende sneeuw achter, dat de daaropvolgende nacht bevroor toen de temperatuur daalde tot vijf graden onder nul. De laatste twee dagen vroor het behoorlijk, gisteren tien en vandaag elf graden.

Mollie wilde nieuwe sportschoenen die iedereen op school al droeg. Iets met een schijf in plaats van met veters, wie het wist mocht het zeggen. Heather was op zoek naar iets dat haar weer jong en opwindend zou maken. Tweeëndertig jaar oud, en zij wilde er weer jong uitzien. Het was Sarah alsof ze voor spek en bonen mee mocht. Ze waren al tevergeefs bij Bloomie geweest, en sjokten nu tussen de Japanse toeristen langs Fifth Avenue tegen een snerpende wind in, die direct uit het poolgebied afkomstig leek te zijn. Sarah's wangen waren schraal en koud, er zaten al een paar kloofjes in haar lippen en haar neus blééf maar lopen, en ze dacht dat ze op zo'n miserabele zaterdag als deze liever een boek las. Of eigenlijk, drong het met een flits tot haar door, wat ze écht liever zou doen was - 'Waar woont oom Doug nu?' vroeg Mollie.

'Dat weet ik niet,' antwoordde Heather.

'Nog steeds samen met die bimbo?' vroeg Mollie.

'Ik vermoed dat ze elkaar niet meer zien.'

Sarah vroeg zich af of zij zelf ook een bimbo was. Kon een vieren- dertigjarige moeder als een bimbo worden beschouwd?

'Zijn advocaat heeft hem waarschijnlijk geadviseerd te stoppen met rotzooien tot we alles hebben geregeld.'

'Wat is rotzooien?' vroeg Mollie

'Vreemdgaan,' antwoordde Heather. \

Sarah vroeg zich af of Mollie wist wat vreemdgaan betekende.

Daarna vroeg zij zich af wat Mollie ervan zou vinden als ze wist dat haar moeder vreemdging met de man die haar een maand geleden het leven had gered. Maar het was niet écht vreemdgaan, het was - ze wist wel degelijk wat het was. Ze wist alleen maar dat ze steeds aan hem moest denken en steeds maar naar hem verlangde. Zoiets had ze nog nooit in haar leven meegemaakt. Zelfs toen ze hals over kop verliefd was geworden op de basketbalspeler op Duke, waarmee ze naar bed was geweest - nou, eigenlijk de achterbank van z'n Mustang - drie weken nadat ze hem ontmoet had. Achttien jaar oud en opgewonden door elke beweging die hij maakte. Ze had haar kamergenote verteld dat Avery tijdens het basketballen - dat was zijn naam, Avery Howell, ruim een meter negentig lang, rood haar en sproeten - dat Avery's bewegingen tijdens het basketballen van een 'poëtische schoonheid' waren. Een duidelijke omschrijving van de achttienjarige en smoorverliefde Sarah Fitch. Zelfs dat was niets vergeleken bij wat ze voelde, telkens als ze bij Andrew was. Maar dat was toch geen liefde, of wel? Nee, ze wist precies wat het was. Ja, en dat maakte haar tot een bimbo.

'... vraag, mama?'

'Wat? Neem me niet kwalijk.'

'Tante Heather vroeg u iets.'

'Mijn vraag was,' zei Heather, wanhopiger dan de toestand eigenlijk vereiste, 'zullen we naar dat kleine zaakje op Sixty-first gaan, waar ze van die heerlijke omeletten hebben, of zullen we verder richting binnenstad gaan, naar Coco Pazzo?'

'Ik stem voor Coco Pazzo,' zei Mollie.

'Te duur,' zei Sarah.

'Ik trakteer,' zei Heather.

'Zelfs dan nog.'

'Omeletten dan,' zei Heather en slaakte een diepe zucht.

'Hoe komt het dat u altijd het laatste woord hebt?' wilde Mollie weten.

'Maar dat heb ik niet,' zei Sarah.

'Ja, dat heb je wèl, mama. Ik wilde naar Coco Pazzo, tante Heather wilde naar Coco...'

'In die zaak is het altijd stampvol,' zei Sarah, 'je moet weken van tevoren al reserveren. Trouwens, wil je wérkelijk helemaal daarheen lopen in dit ijskoude...'

'Taxi's, lieveling,' zei Heather en gaf Mollie een knipoog. 'Nieuwe uitvinding. Geel, met een motor en de hele rambam.'

'Natuurlijk, probeer jij er maar een te krijgen in dit weer,' zei Sarah.

'Maar veronderstel dat we er een te pakken krijgen?' zei Mollie.

'En veronderstel dat hij ons naar Seventy-fourth wil rijden?' zei Heather.

'En veronderstel dat we daar aankomen zonder tegen een telefoonpaal of iets dergelijks te belanden...'

'En veronderstel dat we daar wèl kunnen lunchen?'

'Zou je er dan wel willen eten?'

'Luister, het kan me niet verdommen waar we eten,' zei Sarah, die kwaad begon te worden. 'Maar span niet tegen me samen, oké?'

'Wauw!' zei Mollie. 'Waar heb je dat geleerd?'

'We gaan die verdomde omeletten eten, oké?' zei Heather.

'En let op je woorden als Mollie erbij is,' snauwde Sarah.

'Mama, ik heb die woorden écht weieens eerder gehoord,' zei Mollie, met een wanhopige blik in haar ogen.

'Fijn, je hebt ze gehoord, maar dat betekent niet dat jouw tante ze elke tien seconden hoeft te gebruiken.'

'Elke tien seconden...?'

'En bimbo, en vreemdgaan, en hoerenloper, of wat je verdomme nog meer...'

'FIé, luister eens...'

'Kom nou, mama...'

'Nee, jullie luisteren! Telkens als jullie tweeën bij elkaar zijn, dan word ik de...'

'Mama, wat is er verdomme met jou aan de hand?'

'Laten we ermee ophouden, Mollie,' zei Heather.

'Juist, laten we ermee ophouden!' zei Sarah. Zwijgend liepen ze eerst langs Saks en daarna langs St. Patrick's. Sarah briesend, omdat ze merkte dat Heather en Mollie vragende blikken met elkaar wisselden. Toen ze Tiffany's bereikten was haar boosheid verdwenen en begon zij zich af te vragen wat de oorzaak van haar uitbarsting was geweest.

'Oké, we gaan naar Coco Pazzo,' zei ze.'Als ze ons er nog bij kunnen hebben.'

'Ja, nou, maar ik heb me bedacht wat het trakteren betreft,' zei Heather met een stalen gezicht.

'Verdomme, dan trakteer ik,' zei Mollie.

Ze begonnen alle drie te lachen.

Sarah vermoedde dat alles weer goed was.

De rechercheur van de technische groep die Michael had uitgekozen, heette Freddie Coulter. Hij had de lange, magere gestalte van een opgroeiende jongen, met smalle heupen, een smal gezicht met vooruitstekende jukbeenderen en donkerbruine ogen, een warrige zwarte haardos en een zwarte snor, die hij geleend leek te hebben van een revolverheid uit het wilde westen. Hij was gekleed in een spijkerbroek, een gingang-shirt met lange mouwen en een blauw spijkervest. Een .38 Detectives Special zat in een holster dat aan zijn rechterheup hing. Coulter was een rechercheur eerste klas, die aan de ploeg van het team van de openbaar aanklager van het district was verbonden. Hij luisterde aandachtig naar Regan en Lowndes die hem vertelden wat hij die avond in de kleermakerszaak kon verwachten.

'Vandaag is het zondag, dus is de winkel gesloten,' zei Lowndes.

Klootzak, dacht Regan. Zouden zij hem op pad hebben gestuurd als de zaak open was geweest?

'Er is geen alarm,' zei hij.

'De mafia heeft geen alarm nodig,' zei Lowndes.

'Iemand die idioot genoeg is om een zaak van de mafia te beroven verdient het om iedereen achter z'n vodden te krijgen.'

'Als je een zaak van de mafia berooft, dan heb je de volgende dag vier gebroken armen.'

'Dat gebeurt alleen maar als je terugbrengt wat je gestolen hebt.'

'Geen alarm,' zei Lowndes, 'en een Mickey Mouse-slot in de voordeur.'

'En wat is het addertje onder het gras?'

'Het addertje onder het gras is dat er maar één deur is waardoor je naar binnen kunt, en die is op Broome Street.'

'Zijn er agenten die lopend de ronde doen?' vroeg Coulter.

'Hoe zouden die jou kunnen helpen?'

'Aan een paar deurknoppen rammelen,' zei Coulter en haalde zijn schouders op.

'Prima idee,' zei Michael. 'Wat voor kleren moet hij dragen?'

'Als je binnen wordt gegrepen en je bent in uniform, ben je ten dode opgeschreven,' zei Lowndes.

'Ik ben helemaal niet van plan me te laten pakken,' zei Coulter en glimlachte.

'Als ze daarbinnen een agent in uniform tegenkomen, dan zullen ze voordat het tot je doordringt bloemen naar je familie sturen,' zei Lowndes.

'Naar de aula van een begrafenisondernemer.'

'Maak je maar geen zorgen.'

Hij stond bekend als iemand die geen vrees kende, iets dat Regan persoonlijk nogal dwaas vond. Met deze baan zou alleen een klootzak risico's durven nemen. Al zou je Regan een miljoen dollar geven, voor geen prijs zou hij in uniform en met afluisterapparatuur onder zijn arm zo'n verdomde mafiazaak binnen sluipen. Voor zover Regan betrof, was Coulter de domste klootzak van de hele afdeling.

'Dit is de plattegrond,' zei hij en begon een ruwe tekening te maken van de indeling op de begane grond. Coulter zag hoe de kleermakerszaak gestalte kreeg. 'De gordijnen die de twee gedeelten van elkaar scheiden hangen ongeveer hier,' zei Regan en tekende een paar schuine strepen op het papier. 'Ze hangen aan metalen ringen...'

'Je hoeft ze alleen maar opzij te schuiven...'

'Naar links of naar rechts?'

'Naar links,' zei Lowndes. 'Rechts achter in de zaak staat een persmachine en aan de andere kant staat iets dat op een tafel lijkt.'

'Wat voor soort tafel?'

'We zijn nog nooit achter in de zaak geweest.' zei Regan. 'Toen we in de zaak waren was dit het enige dat we konden zien.'

'Is daarachter een telefoon?'

'De telefoonmaatschappij zegt dat er twéé telefoons in de winkel zijn.'

'En een daarvan is in het achterste gedeelte?'

'Dat vermoeden we.'

'Wat voor volmacht hebben we?'

'Alleen maar voor een zendertje.'

'We mogen geen lijn aftappen?'

'Nee. Trouwens, we hebben al een lijn voor je aangevraagd om de zender op aan te sluiten.'

Die lijn om op aan te sluiten hadden zij nodig om de door Coulter geïnstalleerde zender te activeren. Zodra zij toestemming hadden gekregen om af te luisteren belde Regan met New York Telephone, en vertelde dat hij bij een veiligheidsdienst werkte en een lijn nodig had, die moest aansluiten op de verdeeldoos achter het adres in Broome Street. Dit was een standaardprocedure voor een operatie als deze. Een veiligheidsdienst, of een bewakingsdienst, of een telecommunicatiebedrijf of iets dergelijks. Het factuuradres voor deze nepfirma's waren postbussen die eigendom waren van de NYPD.

'Waar bevindt zich die verdeeldoos?' vroeg Coulter.

'Buiten aan de achterzijde van het pand.'

'Dat is meestal het geval met die oude gebouwen in Little Italy en Chinatown,' zei Lowndes.

Bij elke installatie van een vaste verbinding koppelde Coulter zijn zendertje aan een bestaande telefoonlijn. De microfoon ving het normale geluidssignaal op, verhoogde de frequentie tot een voor mensen onhoorbare hoogte en gebruikte de telefoonlijn als antenne, die het signaal vervolgens naar de aansluitdoos zond. In de aansluitdoos had Coulter een apparaatje geïnstalleerd dat een 'slaaf werd genoemd. Deze 'slaaf' ving het signaal met de hoge frequentie op, vormde dit signaal om en zond het naar de aangevraagde lijn, waar iedereen die op deze lijn was aangesloten weer een normaal geluidssignaal ontving.

'Dit moet een eenvoudig karweitje zijn,' zei Coulter.

Dank je de donder, dacht Regan.

De telefoon op Michaels bureau ging over. Hij nam onmiddellijk op.

'Hulpofficier Welles,' zei hij.

Vanuit de telefooncel waar Sarah stond te bellen, kon ze Mollie zien die haar rondjes over de ijsbaan trok en een paar pirouettes achter elkaar probeerde uit te voeren.

'Hoe gaat het?' vroeg ze.

'Prima,' zei hij. 'Heb je het naar je zin?'

'Mollie wel, maar ik heb een hekel aan schaatsen. Hoe laat denk je thuis te zijn? Weet je, vandaag is het zondag, misschien kunnen we naar een film gaan. Er draait een goede film op Eighty-sixth.'

'Hoe laat begint-ie?'

'We missen de voorstelling van twee uur al.'

'Wanneer is de volgende?'

'Kwart over vier.'

'En daarna?'

'Dat weet ik niet.'

'Hoe laat is het nu?'

'Tien over drie.'

'Ik probeer over tien minuten klaar te zijn,' zei hij. 'Ik ben niet later dan vier uur thuis.'

'Dan hebben we niet veel tijd meer.'

'Ik zal m'n best doen.'

'Gaan we na de film naar de Chinees?'

'Ja, prima.'

'Zal ik een tafeltje reserveren?'

'Dat is een goed idee. Lieverd, ik moet ophangen. Hoe eerder ik...'

'Goed hoor, dag,' zei ze en hing op.

Ze keek nog een keer naar de ijsbaan of ze Mollie zag en draaide toen de '0' voor de telefoniste, daarna de districtscode en het nummer van zijn huis in Long Island dat Andrew haar had gegeven. Toen de telefoniste zich meldde, deed ze wat Andrew haar had opgedragen.

'Dit is een collect call,' zei ze.

'Dank u voor het gebruik van New York Telephone,' zei de telefoniste.

Sarah wachtte.

De telefoon aan de andere kant ging over. Eenmaal, tweemaal...

'Hallo?'

Zijn stem.

'Ik heb een collect call voor u, meneer.' 'Ja?'

'Juffrouw, mag ik uw naam, alstublieft?' Juffrouw, dacht ze. 'Sarah,' zei ze.

'Ik accepteer het gesprek,' zei Andrew.

'Gaat uw gang, alstublieft.'

'Hallo,' zei ze.

'Waar ben je nu?' vroeg hij.

'Bij de Wollman-ijsbaan.'

'Waar is dat?'

'In Central Park. Kom jij soms van Mars?'

'Ja,' zei hij. 'Ik hou van je, wist je dat?'

'Zeg het dan.'

'Ik hou van je.'

'Nog een keer.'

'Ik hou van je.'

'En nu als iemand van Mars.'

'Kom naar mijn flat en ik neuk je te pletter.'

'Is dat Martiaans?'

'Nee, maar wel duidelijk.'

'Nou, volgens mij is het heel eenvoudig.'

'Kunnen we elkaar ontmoeten?'

'Andrew, het is zondag.'

'Nou, en?'

'Je weet dat ik niet kan. Je bent niet serieus. Jij gaat er toch niet heen, hè?'

'Nee, maar als jij zegt dat we elkaar moeten ontmoeten.' 'Dat kan ik niet.' 'Woensdag dan?' 'Ja.'

'Geen probleem?'

'Geen enkel probleem. Waar ben je nu mee bezig?' 'Ik kijk naar een televisieprogramma.'

'Ben je alleen?'

'Nee, ik heb gezelschap van drie Chinese meisjes.'

'Ik breek je nek.'

'Wat heb je nu aan?'

'O, ik sta hier op een heel sexy manier dood te vriezen.'

'Wat heb je woensdag aan?'

'Mijn gewone werkkleding.'

'Ben je nog van plan mij iets te leren?'

'Misschien. Maar nu moet ik ophangen. Mijn dochter komt nu naar me toe schaatsen.'

'Woensdag,' zei hij. 'Billy zal op je wachten.'

'Buiten bij de bioscoop op Third en Fifty-ninth,' zei ze. 'Om vier uur.'

'Ik hou van je,' zei hij.

'Tot woensdag,' zei ze en hing op, voordat zij hetzelfde moest zeggen.

Met een zwierig gebaar stopte Mollie vlak bij de rand. De stukken ijs vlogen in het rond.

'Wie was dat?' vroeg ze.

'Papa,' antwoordde Sarah.

In de slaapkamer van het huis in Great Neck legde Andrew de telefoon neer, draaide zich om en keek naar de deur van de badkamer. De roodharige Oona Halligan stond daar op pumps met hoge hakken en had alleen maar zijn pyjamajasje aan, dat half openhing en nauwelijks haar borsten bedekte.

'Wie was dat?' vroeg ze.

'Mijn moeder,' zei hij en hield zijn armen wijdopen om haar welkom te heten.

Om acht uur die avond, op hetzelfde tijdstip dat Sarah, Michael en Mollie het Chinese restaurant op Eightieth en Third verlieten, en Andrew nu echt zijn moeder in Stonington, Connecticut, aan de telefoon had, liep een politieman in uniform door Broome Street. Hij rammelde aan elke deur om er zeker van te zijn dat de winkels in de straat deze nacht allemaal op slot waren. Hij controleerde slot na slot, rammelde aan de deur, ging verder, rammelde aan de volgende deur, tot hij bij de kleermakerszaak op de hoek van Broome en Mott arriveerde, waar hij dezelfde handeling verrichtte. Daarna stak hij de straat over. Aan de andere kant van de straat deed hij hetzelfde met de deuren daar. Daarna stak hij weer de straat over en liep terug naar de kleermakerszaak. Nadat hij gecontroleerd had of er verder nog iemand op straat was, liep hij naar de deur. Maar deze keer had hij een creditcard in zijn linkerhand.

Met zijn rechterhand pakte hij de deurknop beet, vervolgens maakte hij een vlug gebaar met de creditcard naar de deurpost. Hij bracht de creditcard tussen deurpost en slot en precies na drie seconden was de deur open. Twee seconden later stond hij binnen. Hij deed de deur achter zich dicht. Weer twee seconden later kwamen twee mannen uit Broome Street aangelopen. Ze sloegen de hoek om en liepen langs de winkel, maar toen had Freddie het gordijn reeds opzij geschoven en bevond hij zich in het achterste gedeelte van de winkel. De twee mannen gingen in een steeg aan de overkant staan. Zij waren collega's van Freddie en fungeerden als uitkijkposten.

Hij deed zijn zaklampje lang genoeg aan om een stopcontact te vinden. Hij stak er een nachtlampje van een kwart watt in en wachtte tot zijn ogen aan het zwakke licht gewend waren. Het licht van een bewegende zaklamp zou van buiten af duidelijk waarneembaar zijn geweest. De patrouillerende agenten waren op de hoogte van het feit dat hij hier binnen bezig was, maar hij wilde niet dat een van de passerende paisans het licht van een bewegende zaklamp zouden zien. Van buiten gezien zou het precies zijn alsof iemand bewust een nachtlampje had laten branden, dat gebeurde weieens vaker. Hij moest alleen bij het licht van dit lampje te werk gaan, maar hij kende zijn gereedschappen door en door.

De achterkamer was lang en smal.

Men kwam hier langs het gordijn, dat als afscheiding diende van het voorste gedeelte van de zaak. Direct daarachter stond langs een van de korte wanden de persmachine. Tegen de lange muur tegenover het gordijn stond een tafel, waarboven Coulter zijn lampje in het stopcontact had gestoken. Op de tafel zag hij een enorme schaar, een paar kartonnen patronen, een rol blauwe stof en een zwaar strijkijzer. Boven de tafel aan de muur, boven het stopcontact, hing een kalender. Op de foto stond een lachend boerenmeisje, gekleed in een blouse met een laag uitgesneden hals, met een volle mand rijpe, gele sinaasappels in haar armen. De dagen van januari waren tot vandaag met een grote X doorgestreept; vandaag was het de eenendertigste, de laatste dag van de maand.

Links van de tafel zag hij een deur. Een deurknop, met daarboven een grendelslot. Net als de rest van de kamer was de deur wit geverfd. Aan de rechterdeurpost was een luidspreker met een drukknop bevestigd. Coulter liep naar de deur, tikte er zachtjes met zijn knokkels op om na te gaan wat voor geluid hij zou horen. Aan het geluid te horen was er geen kamer achter de deur; hij vermoedde dat de deur toegang gaf tot een trap. Er liepen geen draden langs de deurposten; de speaker was verbonden met een draad die naar de andere kant van de muur was geleid.

Bij de tafel stonden een paar stoelen. Coulter nam aan dat de tafel voor verschillende doeleinden werd gebruikt. Je schoof de stoelen naar achteren als je moest knippen en trok ze weer naar je toe als je aan tafel wilde gaan zitten om te eten of te praten. Aan de korte muur tegenover de persmachine en haaks op de muur met de deur en de tafel hing een betaaltelefoon. Coulter kon aan het werk.

Als de batterijen van een op batterijen lopende zender leegraak- ten, moesten zij vervangen worden, en dat betekende dan dat je weer naar binnen moest. En elke keer datje naar binnen moest, liep je een risico. En hoe langer het afluisteren, hoe groter het risico. Als je een afluisterapparatuur op een persoon aanbracht, dan gebruikte je een op batterijen werkend zendertje. Maar als je in een kamer afluisterapparatuur installeerde, dan maakte je gebruik van een daar aanwezige krachtbron. Een telefoon of iets dergelijks gaf je precies wat je nodig had.

Coulter nam aan dat de ontmoetingen hier aan de tafel langs de achtermuur zouden plaatsvinden. Dat was de plek waar de stoelen stonden. Verder nam hij aan dat zakelijke gesprekken via de betaaltelefoon aan de muur gevoerd zouden worden. De toestemming om af te luisteren gaf hen niet het recht om een aparte lijn te installeren. Maar men mocht wel gebruik maken van de stroom die de telefoon nodig had. Hij kon een zendertje installeren dat in staat was iedere conversatie in de kamer op te vangen, plus de woorden die aan deze kant via de telefoon werden gesproken.

Coulter ging aan het werk.

Hij had voor iedereen zichtbare apparaten geïnstalleerd, maar juist door hun plaats helemaal niet opvielen. De mensen voelden zich volkomen veilig in hun eigen omgeving, die controleerden niet of er iets niet klopte. Dit was theorie uit 'De Gestolen Brief'. Maak een verbinding met de telefoonlijn, laatje draad voor iedereen zichtbaar langs de plint lopen, direct naar een zendertje datje in een 42A- blok aan de andere kant van de kamer had geïnstalleerd. Je kon een 42A-blok kopen in elke winkel die telefoononderdelen verkocht; het was een eenvoudig, vijf bij zeven centimeter groot, ivoorkleurig blokje dat een of twee aansluitingen kon bevatten. Een Brady- microfoontje paste er precies in. Je installeerde het blokje voor iedereen zichtbaar; niemand zou ooit de draad zien die erheen liep. Maar volgens Welles kwamen er nogal wat zware jongens op bezoek, en misschien waren zij een stuk gisser dan het gemiddelde Gabagootz-mafiabendelid.

Coulter maakte de plint los en liet zijn draad erachter zakken, vervolgens ging hij door tot hij de deur halverwege de kamer had bereikt. Hij leidde de draad langs de deurpost omhoog, langs de bovenkant van de deur en langs de andere deurpost weer omlaag, waar hij de draad weer achter de plint liet lopen. De draad kwam precies onder de tafel weer te voorschijn, waar Coulter het 42A-blok met de

Brady-microfoon had bevestigd. Hij sloot de draad aan op het apparaat, maakte de plinten weer vast en verzamelde zijn gereedschappen en zijn nachtlampje. Voordat hij naar buiten ging keek hij of er iemand over straat liep. Hij trok de deur achter zich dicht en controleerde of het slot was dichtgevallen.

Daarna bevestigde hij de slaaf aan de lijn die naar de aansluitdoos liep aan de achterzijde van het gebouw. Zijn twee uitkijkposten stonden rillend van de kou de boel in de gaten te houden om te voorkomen dat hij met zijn stomme kop tegen de lamp zou lopen.

Mollie maakte zich gereed om naar bed te gaan. Murder, She Wrote was net afgelopen. Sarah zette het televisietoestel uit. Tegenover haar las Michael een verzoek om herziening van het vonnis door, dat de advocaten van Anthony Faviola in diens opdracht hadden ingediend. Michael had zijn contactman op het kantoor van de federale openbare aanklager gebeld...

'Vanwaar al die plotselinge interesse in Faviola? Eerst al die verslagen...'

'Een van onze mensen is van plan een boek te gaan schrijven.'

... want hij wilde er zeker van zijn dat er met Faviola's zoon geen fouten zouden worden gemaakt. Want elke mogelijkheid tot herziening van het vonnis die de advocaten van de oudere mafiabaas hadden gevonden zou Michael van dienst kunnen zijn als hij de resultaten van het afluisteren op hun juiste waarde ging bezien. Hij zou geen enkele technische blunder begaan. Als hij hiermee klaar was, zouden vader en zoon samen voor de rest van hun leven elke dag één uur in eikaars gezelschap op de binnenplaats van de gevangenis mogen doorbrengen. Hoopte hij.

De criminele activiteiten waarvoor Faviola in dit geval werd veroordeeld, bestonden uit het in zijn opdracht laten vermoorden van George Antonini, Carmine Gallitelli, John Panattoni en Peter Mug- noli in een restaurant op 17 augustus 1991. Gebaseerd op het proces van de U.S. versus Ianniello, verzoekt Faviola herziening van zijn vonnis volgens het WCOM-principe, op grond van het feit dat het begaan van, of het medewerking verlenen aan, of het aanzetten tot de vier moorden geen deel kunnen uitmaken van een vooropgezet plan, indien alle moorden op dezelfde tijd en op dezelfde locatie hebben plaatsgevonden. Faviola geeft ook een verkeerde voorstelling van de aanklacht, in een poging....

'Michael?'

Hij keek op.

'Blijf je daar de hele avond mee bezig?' vroeg ze. 'Je hebt de hele dag al gewerkt...'

'Het spijt me, lieveling,' zei hij en vouwde de brief weer dicht. Hij zette zijn bril af, liep naar haar toe en nam haar in zijn armen. 'Wat zou je graag willen?' vroeg hij. 'Zullen we even om de hoek een ca- puccino gaan drinken, Mollie alleen thuis laten en het risico lopen te worden aangeklaagd wegens...'

'Ik dacht...'

'Of zal ik een video gaan halen?'

'Michael, we hebben zojuist een film gezien. Kunnen we niet gewoon eventjes pratenl We hebben het beiden de laatste tijd zo druk gehad...'

De misleiding, dacht ze. De schuld delen. We hebben het beiden de laatste tijd zo druk gehad.

'Prima idee,' zei hij. 'Laten we eerste Mollie welterusten wensen.'

De misleiding. Met een variant op het overbekende thema. In plaats dat de bedrogen echtgenoot zou vragen: Is er iets met je, lieveling? klaagde hier de ontrouwe echtgenote over het feit dat ze genegeerd werd, terwijl ze ernaar smachtte om vanavond, elke volgende avond, nee, de rest van haar leven in de armen van haar minnaar te liggen. Haar minnaar. Het woord echode met een wellustige ondertoon door haar hoofd. Maar in tegenstelling tot deze woorden stopte ze als een goede moeder haar dochter onder de wol.

'Mama?' vroeg Mollie.

'Ja, lieverd.'

'Weet u, we hadden vrijdag toch die dansavond? En toen kwamen toch die wat oudere jongens van Locksley binnen? En daarbij was een jongen die ik wel aardig vond. En hij bleef maar naar me kijken. Dat was in de gym, weet u nog?'

'Ja, lieveling.'

'En ik heb maar zo'n beetje teruggekeken. Hij was best wel leuk, weetje. Hij had blond haar, net als ik, maar met donkerbruine ogen. En ik merkte dat hij mij leuk vond.'

'Zo, zo.'

'Nou... hij kwam naar me toe. Hij liep de hele zaal door van de plek waar hij met een paar vrienden in hun korte, blauwe Locksley- jasjes stond, en bleef precies staan voor de plek waar Winona en ik zaten en toen vroeg hij me ten dans.'

'Zo, zo.'

'En ik zei nee.'

Het was eventjes stil in de kamer.

'Ik wist niet waarom ik dat deed,' zei Molly. 'Ik wilde écht wel met hem dansen, hij was zo aardig en zo, en hij had de hele zaal doorgelopen, maar toch zei ik nee. Soms denk ik dat er iets mis is met me.'

'Nee, er is niets mis met je, lieverd.'

'Ik hoop van niet. Hij was zó teleurgesteld, ik wilde dat ik op dat moment was doodgegaan; om hem op die manier te weigeren!' 'Misschien dacht je dat je dit toen nog niet aan zou kunnen. Dansen met een vreemde jongen, iemand die ouder is dan jij.'

'Misschien,' zei Mollie en zweeg even. 'Winona werd vorige week ongesteld,' zei ze eindelijk.

'O, ja?'

'Ja. Wanneer denk je dat ik ongesteld word, mama?'

'Gauw genoeg, denk ik.'

'Winona zegt dat het maar iets vervelends is.'

'Dat vermoeden heb ik ook.'

'Maar ik wil dat het maar gauw gaat gebeuren.'

'Dat gebeurt heus wel, lieveling,' zei Sarah.

'Winona is mijn beste vriendin van de hele wereld,' zei Mollie.

'Dat is fijn, lieve -'

'Behalve jij, mama.'

Sarah draaide met een ruk haar hoofd om.

'Mama?' zei Mollie.

'Ja, schat.'

'Waarom huil je?'

'Omdat ik erg veel van je hou,' zei Sarah. Zij trok de deken op tot Mollie's kin en bukte zich om Mollie op haar voorhoofd te kussen. Welterusten, lieverd,' zei ze.

'Ik hou ook van jou,' zei Mollie.

'Dat weet ik.'

'Ik wou dat ik binnenkort ging groeien,' zei ze met een diepe zucht en sloot haar ogen.

Sarah liep terug naar de woonkamer, waar Michael op haar zat te wachten.

De misleiding.

De goede echtgenote, de goede moeder, de goede lerares vertelde Michael dat zij besloten hadden voortaan élke woensdagmiddag laat hun lerarenvergadering te houden, ze was voorzichtig genoeg om het woord 'avond' met zijn zwaardere betekenis te niet te gebruiken...

'Ik hoop dat je het niet erg vindt, Michael, we zijn alleen van mening...'

'Doe niet zo dwaas,' zei hij.

Hoe makkelijk is het hem voor de gek te houden, dacht ze.

En hoe volkomen normaal leek het.

Een beetje pruilend zei ze dat zijn werk de laatste dagen belangrijker was dan zij. Trouwens, aan welke zaak werkte hij nu?

'Dat mag ik niet zeggen,' zei hij.

'Nog steeds een groot geheim, hè?'

'Heel groot.'

'Wanneer vertel je het me?' 'Wanneer alles rond is.'

'En intussen ben je elke ochtend al vroeg weg...'

'Protest, edelachtbare.'

'Halfzeven dan.'

'Dat gebeurde vorige week maar één keer.'

'En vandaag ben je naar kantoor geweest.'

'Een belangrijke vergadering.'

'Waarover?'

'Om ergens een zendertje te installeren.'

'Waar?'

'Dat is geheim.'

'Waarom?'

'Dat is geheim.'

'Vertel het me.'

'Dan zou het geen geheim meer zijn.'

Geheimen, dacht ze.

'Wil je met me vrijen?' vroeg ze.

'Ja,' antwoordde hij.

Hoer, dacht ze.

'Hoewel jullie beiden ervaren rechercheurs zijn...' zei Michael.

Nou, in ieder geval één van ons, dacht Regan.

'... die aan tientallen afluisteroperaties hebben meegewerkt, ben ik volgens de wet verplicht jullie de richtlijnen te vertellen die we moeten volgen als we de gesprekken afluisteren die in het achterste gedeelte van die kleermakerszaak worden gevoerd.'

Ze zaten in zijn kantoor en het was nu maandagochtend vroeg, de eerste dag van februari. Ze stonden op het punt zich naar het appartement te begeven waar zij naar de gesprekken zouden luisteren die via het door Coulter geïnstalleerde zendertje werden opgevangen. Michael las hen het gerechtelijke bevel tot afluisteren voor en stond nu op het punt de 'minimaal noodzakelijke instructies' te geven die zij beiden al tienduizenden malen hadden gehoord.

Nou, in ieder geval ik, dacht Regan.

Michael begon met hen te vertellen dat de rechtbank het verzoek tot afluisteren beschouwde als elk ander verzoek tot het binnen zekere grenzen zoeken naar en het in beslag nemen van bewijsstukken. De wet maakte geen onderscheid tussen het luisteren naar, het afluisteren van of het opnemen van een gesprek.

'Of je alleen maar naar een gesprek luistert, of het daarnaast óók nog opneemt, dat maakt volgens de wet geen enkel verschil,' zei Michael. 'Hoe dan ook, als het gesprek maar geregistreerd is.'

Hij ging verder met te zeggen dat het bevel hen toestemming gaf de gesprekken van genoemde persoon - Andrew Faviola - te onderscheppen, gesprekken die hij met de verschillende medesamenzweerders of medewerkers zal voeren, en dat de rechercheurs die ook in het bevel met name werden genoemd...

'De zware jongens die jullie de zaak in en uit hebben zien gaan.'

... en gerechtigd waren die gesprekken te registreren, voor zover ze tenminste betrekking hebben op criminele activiteiten, zoals het lenen van geld tegen woekerrente, het handelen in drugs en - sinds men de onfortuinlijke kelner Dominick Di Nobili met twee kogels in zijn hoofd in de kofferbak van een wagen bij La Guardia Airport had gevonden - ook op moord.

'Om kort te gaan,' zei hij, 'jullie hebben toestemming om naar elk gesprek te luisteren dat betrekking heeft op die criminele activiteiten, of mocht dat feit zich voordoen, op élke andere criminele activiteit die tijdens de afluisteroperatie mocht blijken. Maar jullie mogen niet luisteren naar wat voor privé-gesprek dan ook."

Onder een privé-gesprek werd verstaan elk gesprek tussen de verdachte en zijn advocaat, de verdachte en zijn priester, de verdachte en zijn arts of de verdachte en zijn echtgenote. Als Regan of Lowndes zou merken dat Faviola met een van deze mensen zou spreken, dan moesten zij onmiddellijk hun opnameapparatuur uitschakelen en stoppen met afluisteren.

Nou ja, dacht Regan.

'Een gesprek tussen de verdachte en zijn vriendin wordt niet als een privé-gesprek beschouwd,' zei Michael. 'Maar op het moment dat zij praten over een onderwerp dat niets met de criminele activiteiten, die in het bevel worden genoemd, te maken heeft, stoppen jullie onmiddellijk met afluisteren.'

Maar dat weerhield hen er niet van om steekproeven te nemen. Bijvoorbeeld, het ene moment kon de verdachte een gesprek voeren met zijn advocaat, die hem in een proces zou gaan verdedigen; dit zou als een privé-gesprek worden beschouwd. Maar vijf minuten later zouden ze kunnen overleggen of het wenselijk zou zijn dat de advocaat aanwezig was bij een vergadering in de Bronx, waarin ze het opzetten van het nieuwe distributienetwerk in het Eenenveertigste district zouden bespreken. Het handelen in drugs was specifiek in het bevel genoemd; en in dat geval zou het als een criminele conversatie worden beschouwd.

Daarom was het toegestaan elke paar minuten enige ogenblikken naar een privé-gesprek te luisteren. Als ze tijdens zo'n korte check bewijs onderschepten van één van de overtredingen die in het bevel waren omschreven, dan was het toegestaan om verder te luisteren en op te nemen. Maar de straf voor het luisteren naar of het opnemen van iets waarvoor men géén specifieke toestemming had, was het negéren van alles wat men had opgenomen. 'Wees heel erg voor- zichtig,' zei Miehael. 'Als je ook maar even twijfelt, zet dan het apparaat af en stop met afluisteren.'

Ten slotte vertelde hij hen dat het bevel tot afluisteren was uitgeschreven door de officier van justitie van het district New York County, en dat hij was aangewezen als vertegenwoordiger van die officier om er zeker van te zijn dat het bevel op de j uiste manier werd uitgevoerd. De medewerkers van het gerechtshof dat het bevel had goedgekeurd, hadden het recht om regelmatig rapporten op te eisen over de voortgang van het onderzoek èn de manier waarop het bevel werd uitgevoerd...

'... en als ze die rapporten willen inzien,' zei Miehael, 'dan ben ik de man die ze moeten hebben. En het zou kunnen gebeuren dat we een bevel tot huiszoeking nodig hebben, of nog een bevel tot afluisteren, of een legaal document, of een legaal advies of een legale beslissing. Ik ben dan degene die dat karweitje zal moeten opknappen, en daarom moet ik weten wat er zich afspeelt. Hou me alsjeblieft op de hoogte, oké? Zorg ervoor dat ik kopieën krijg van alle verslagen, bandjes en surveillancerapporten. Ik wil elk bandje horen, direct nadat het gedupliceerd is. Als het plotseling mis dreigt te gaan, wil ik onmiddellijk gewaarschuwd worden. Hier heb je de telefoonnummers van kantoor en thuis. Noteer ze op een opvallende plek bij je afluisterapparatuur. Dat is alles,' zei hij. 'Veel succes.'

De telefoonnummers werden genoteerd op de wand boven de telefoon in een appartement in Grand Street, één blok verwijderd van de kleermakerszaak. Regan en Lowndes hadden het nummer van de afluisterlijn gedraaid en daarmee de zender geactiveerd. De lijn was nu open voor gebruik. Ze waren in staat elk gesprek af te luisteren dat achter in de kleermakerszaak werd gevoerd. Het was alsof ze vlak naast die goombahs zaten. Met een koptelefoon op draaiden ze net zo lang aan de volumeknoppen tot ze er bijna onmiddellijk achter kwamen dat iemand die ze constant hoorden ene Benny was. Ze kwamen al snel tot de conclusie dat hij de zoon van de eigenaar was en de persmachine bediende - in ieder geval zo lang het nog duurde. Uit een van de eerste gesprekken tussen Benny en zijn vader, die ze de eerste maandag afluisterden, kregen ze het idee dat hij daar niet veel langer meer zou werken.

'Maar ik dacht dat je het fijn vond om bij me te werken,' zei de oude man.

Louis Vaccaro, de eigenaar van de zaak. Regan en Lowndes wisten hoe hij eruitzag en hoe zijn stem klonk, want zij waren verscheidene malen in de zaak geweest.

'Ik vind het fijn om bij je te werken, pa...'

Benny Vaccaro, die de persmachine bediende. De stoom siste op de achtergrond als hij aan het woord was.

'Maar ik vind het persen nu eenmaal niet leuk. Andrew vertelde me dat hij mij een baantje in de haven kon bezorgen. Dit was na...'

'Je moet voorzichtig zijn in de haven...'

'Ja, dat weet ik. Maar ik heb het aanbod voor de vismarkt afgeslagen. Ik kan de lucht van die vissen niet uitstaan, pa. Andrew zei dat ik direct kon beginnen, als ik het met jou geregeld had. Ik ga meer geld verdienen, pa, en hij zei dat hij ervoor zou zorgen dat ik nog wat karweitjes voor hem zou kunnen doen, weet je, die speciale kleine dingen die nog meer geld opbrengen. Dit wil ik erg graag gaan doen, pa.'

'Ik dacht datje het hier naar je zin had,' zei de oude man.

'Dat heb ik ook, pa, dat heb ik. Maar weet je, altijd maar aan die machine...'

'Toen ik hiermee begon, heb ik altijd mijn eigen perswerk gedaan,' zei Louis. 'Kleren maken èn persen.'

'Nou ja, dat was vroeger, pa.'

'Ja, vroeger.'

'Andrew denkt dat hij me een beter leven kan bezorgen. Pa, ik ben drieëndertig, ik kan de rest van mijn leven toch niet achter een persmachine blijven staan?'

De oude man slaakte een diepe zucht.

'Oké, pa?'

'Blijf in ieder geval tot ik iemand anders heb gevonden.'

'Ja, maar hoe lang gaat dat duren, pa? Andrew zegt dat ik volgende week maandag kan beginnen. Dat is de achtste. Heb je dan iemand, denk je?'

'Ik zal het Guido vragen.'

Guido was een van de vrienden van de oude man. Hij betrad het achterste gedeelte van de zaak op de eerste dinsdag van de afluister- periode en de twee bespraken de kwestie tijdens de lunch. Regan en Lowndes vermoedden dat zij aan het eten waren, want regelmatig werd er gerefereerd naar voedsel en wijn en een heleboel woorden waren onverstaanbaar door het kauwen en doorslikken van voedsel. Het voornaamste onderwerp van het gesprek was dat Benny een betere baan kreeg aangeboden en dat Louis nu iemand nodig had die de persmachine moest bedienen. Guido vertelde hem dat tot zijn spijt...

'Che peccato, che peccato...'

... maar hij beloofde rond te neuzen en te kijken of hij iemand kon vinden.

'E necessario che tenga la bocca chiusa,' zei Louis.

'Si, naturalmente,' antwoordde Guido.

Omdat Guido noch Louis in het bevel waren vermeld en criminele activiteiten geen deel uitmaakten van het gesprek, zetten Re- gan en Lowndes het apparaat af en stopten met afluisteren. Geen van tweeën verstonden ze één woord van wat er in het Italiaans gezegd was. De woorden werden woensdagochtend door een Italiaans sprekende secretaresse op Michaels kantoor als volgt vertaald. Louis: 'Het is absoluut vereist dat hij zijn mond dichthoudt.' Het antwoord van Guido luidde: 'Ja, natuurlijk.' Michael veronderstelde dat dit betekende dat degene die de persmachine ging bedienen zijn mond zou moeten houden over het komen en gaan naar de achterkamer van de kleermakerszaak, een volkomen natuurlijke voorzorgsmaatregel. Opeens kon dit ook als een criminele conversatie worden beschouwd.

Het komen en gaan begon woensdagochtend om tien uur, toen Andrew Faviola zelf arriveerde. Benny was zo behulpzaam om hem voor het digitale opnameapparaat te identificeren.

'Hallo, Andrew, hoe gaat het?'

'Goed, Benny. Goed.'

Met hun koptelefoon op zaten Regan en Lowndes te luisteren. Benny stond nog steeds de persmachine te bedienen; waarschijnlijk had Louis nog geen bruikbare plaatsvervanger gevonden. Dit was het eerste waarover Benny begon te klagen.

'Ik vertelde mijn vader dat ik maandag voor je zou gaan werken,' zei hij, 'maar hij maakt niet zoveel haast om iemand te vinden.'

'Ik heb net met hem gesproken,' zei hij. 'Hij denkt dat het wel goed komt.'

'Want ik heb erg veel zin om te beginnen, weet je.'

'Het komt wel goed, Benny. We zijn er druk mee bezig.'

'Dat hoop ik.'

'Vertrouw me maar.'

'Gauw, het zilver verbergen,' zei Regan.

'Hem vertrouwen,' zei Lowndes minachtend.

'Ik verwacht een paar mensen,' zei Andrew.

'Ja, oké, ik zal ze naar boven sturen.'

'Naar boven sturen?' zei Regan.

'Waar boven?' zei Lowndes.

Ze hoorden het geluid van zijn voetstappen door de kamer. Boven het gesis van de persmachine uit hoorden ze een schuivend geluid, gevolgd door een klik en toen, dachten ze, het openen en sluiten van een deur. Daarna was alleen nog maar het gesis te horen.

De eerste die arriveerde was Rudy Faviola.

'Hallo, Rudy, hoe gaat het?'

'Prima, Benny. Is mijn neef er al?'

'Ja, hij zei dat je naar boven kon gaan.'

Regan keek Lowndes aan. Lowndes had een verbaasde uitdrukking op zijn gezicht.

Ze hoorden het geluid van voetstappen door de kamer. Stilte. Daarna een andere stem het klonk alsof deze uit een luidspreker kwam. Andrews stem?

'Ja?'

'Dit is oom Rudy.'

'Kom maar naar boven.'

Het geluid van een zoemer klonk. Ze hoorden wat ze nu herkenden als het geluid van de deur weer; deze werd geopend en met een stevige dreun weer dichtgegooid. Daarna stilte. In Coulters rapport werd over een deur met een grendelslot gesproken en een luidsprekertje dat aan de deurpost was bevestigd. Ze begonnen al het ergste te vrezen.

De volgende persoon arriveerde om tien over tien. Hij werd door Benny geïdentificeerd als 'Meneer Bardo'.

'Goedemorgen, meneer Bardo.'

'Goedemorgen, Benny.'

'Petey Bardo,' zei Regan.

'De consigliere,' zei Lowndes knikkend.

Nee, klootzak, de verdomde paus, dacht Regan.

'Ze zijn boven,' zei Benny.

Ze luisterden aandachtig. Voetstappen. Stilte. Toen:

'Ja?'

De stem door de luidspreker weer. Deze leek erg veel op die van Andrew Faviola.

'Dit is Petey.'

'Oké.'

En de zoemer weer. En de deur die open en dicht werd gedaan. En weer stilte. Ze gingen allemaal naar boven. Beneden zouden Regan en Lowndes geen flikker horen.

Sal de Barbier arriveerde nu.

'Sal,' zei hij in de microfoon, en werd onmiddellijk na het gezoem toegelaten.

De vijfde man die deze ochtend arriveerde werd als Bobby geïdentificeerd.

'Hallo, Bobby, hoe gaat het?'

'Zijn ze er al?'

'Ja, boven.'

Voetstappen. En de stem door de luidspreker weer.

'Ja?'

'Triani.'

Bedankt, dacht Lowndes.

'Kom maar naar boven.'

De deur ging open en dicht. Weer stilte. Aan de persmachine begon Benny Vaccaro te zingen: 'I Left My Heart in San Francisco'.

De twee volgende mannen arriveerden tegelijkertijd. Voordat Benny hen kon begroeten zei een van de mannen: 'Hallo, Benny.'

'Hallo,' zei Benny, die duidelijk verrast was, alsof hij ze niet binnen had horen komen. Regan en Lowndes luisterden naar het geluid van zware voetstappen door de kamer en hoorden de bekende stem weer door de luidspreker: 'Ja?' en toen: 'Carmine en Ralph', en daarna: 'Kom maar naar boven', en de zoemer, en het openen en sluiten van de deur - wees welkom op het feestje. Ralph Carbonaio en Carmine Orafo waren er, iedereen was boven en niemand was van plan om hier beneden ook maar één verdomd woord te zeggen, behalve Benny die weer aan de persmachine stond te zingen.

Regan zette zijn koptelefoon af.

Boven in de vergaderruimte beraamden zij de moord op Alonso Moreno.

'Dit doen we niet om hém een lesje te leren,' zei Andrew. 'Deze les is bestemd voor degene die hem gaat opvolgen.''

'Ik denk dat we ergens aan gaan beginnen dat we niet kunnen afmaken,' zei Carbonaio. Hij werd Ralphie de Rooie genoemd omdat hij rood haar had. Zijn gezicht zat onder de sproeten en jaren geleden hadden ze hem Ierse Ralphie genoemd, totdat hij een paar lui in elkaar had geslagen. Sinds die tijd was hij een klein beetje zwaarder geworden en nu zat hij aan de tafel, gekleed in een grijze, flanellen broek en een blauw kasjmier sportjasje met daaronder een sweater met een V-hals. Morgen moest hij in Seattle zijn. Hij beschouwde deze zaak om met Moreno af te rekenen als een vervelende kwestie. Je kon beter maar niet aan iets beginnen dat tot complicaties zou kunnen leiden. Er waren tijden dat Ralphie zich als een echte, binnen de grenzen van de wet opererende zakenman beschouwde, ondanks alle feiten die het tegendeel bewezen.

'Als we dit niet afhandelen, komt er geen overeenkomst met de Chinezen,' zei Rudy. 'Die verdomde spleetogen zeggen dat we moeten opschieten of anders van de pot moeten komen. Laten we ons door die Spanjool ophouden om daardoor miljoenen dollars winst mis te lopen?'

'Rudy heeft gelijk,' zei Sal de Barbier met zijn ruwe, grommende stem. 'Laat 'm het lazarus krijgen. We gaan onze eigen gang, laat 'm het lazarus krijgen.'

'Maar het is makkelijker om hem te betalen wat hij vraagt,' zei Triani.

Bobby, getrouwd met Rudy's dochter Ida, was als een vertrouwd lid van de familie vierde in de hiërarchie. Hij was tweeënveertig jaar oud, een stevige kettingroker met bruine ogen en donkere haren. In Andrews appartement, kantoor, of hoe hij het verdomme ook mocht noemen, rookte hij niet. Hij verafschuwde het feit dat hij hier niet mocht roken. Hij vond dat hij beter kon denken als hij mocht roken. Hij wist dat zijn schoonvader stervende was aan longkanker, maar nog steeds dacht hij dat het roken zijn denkvermogen bevorderde. Als Bobby in het gezelschap van een van zijn vriendinnetjes verkeerde, dan rookte hij de verdomde longen uit zijn lijf. Zijn schoonvader wist niets van zijn vriendinnetjes af. Bobby hoopte dat hij zou doodgaan voordat hij daar ooit achter zou komen.

'We waren bereid hem hier in Amerika vijfenveertig procent van de opbrengst te geven,' zei Andrew. 'Maar hij stond erop vijftig procent te ontvangen.'

'Zelfs dan nog,' zei Bobby en haalde zijn schouders op.

Hij zag er sportiever uit dan een van de anderen en nog steeds had hij de bruine gelaatskleur die hij in Miami had opgedaan.

Hij droeg een pantalon van Ralph Lauren en een rode sweater van Tommy Hilfiger.

'En waarmee, zoals je zelf zei, jij akkoord bent gegaan,' zei Petey.

'Naar de hèl met wat hij heeft gezegd,' zei Rudy.

'Precies,' zei Sal. 'Laat ze het lazarus krijgen.'

'Maar toch,' zei Ralphie voorzichtig, 'ons woord moet iets betekenen, of niet?'

'Niet in dit geval,' zei Orafo.

Net als Carbonaio, met wie hij in de organisatie het nauwst samenwerkte, droeg hij een sportjasje en broek, geen sweater maar een wit overhemd met zwarte stropdas. Hij was ongeveer zestig jaar oud en trok al een hele tijd op met Rudy en ook met Anthony, die nu in de gevangenis zat. Carmine geloofde nog steeds in eer. Van iedereen werd verwacht dat hij in eer geloofde. Als je een man je woord gaf, dan was je woord je woord. Maar de man die Andrew wilde laten vermoorden, was een man die totaal geen eergevoel had. Hoewel Andrew en Moreno elkaar de hand hadden geschud, gold deze regel volgens hem in dit geval niet meer.

'Dit lijkt wel een beroving in een donker steegje,' zei hij, 'vijftig procent van de opbrengst. Verdomme, Andrew heeft gelijk, die Spanjool is helemaal gek geworden. We ruimen hem op als lesje voor degene die hem opvolgt. Daarna komen we weer met hetzelfde aanbod, en dan zullen ze het meteen aanvaarden.'

'Maar toch,' zei Carbonaio en haalde zijn schouders op.

'Ik wil het doen waar hij woont,' zei Andrew.

Ze keken hem allemaal aan.

'Laat ze maar weten dat ze niet veilig zijn, waar ze zich ook mogen bevinden. Als we ze willen opruimen, dan doen we het op die manier. Of ze gaan akkoord met ons voorstel, of we begraven ze een voor een. Dat wil ik tot ze laten doordringen.'

'Heb jij het nu over Colombia.V piepte Bobby. Als hij niet rookte werd zijn keel altijd kurkdroog. Omdat Andrew hem verbood te roken voelde hij er veel voor hèm vermoorden, of het nu om die verdomde spanjool ging of niet.

'Ja, Colombia,' zei Andrew. 'Daar woont hij en daar wil ik dat het gedaan wordt.'

'Ik denk dat hij nog steeds hier in New York is,' zei Petey.

'We kunnen het veel makkelijker hier doen, Lino,' zei Rudy op een redelijke toon.

'Dat weet ik, oom Rudy, maar onze bedoeling is duidelijker als we het daar doen.'

'Hebben we daar mensen?' vroeg Carmine aan Ralphie.

'We hebben overal mensen,' verzekerde Ralphie hem. 'Maar ik zeg je, Andrew, dit kan ons veel last bezorgen. We hebben veel legale zaken in Miami, en dat ligt op een steenworp afstand van het gebied van waaruit die man opereert. Het zal voor zijn mensen niet te moeilijk zijn om erachter te komen wat voor zaken het zijn en waar ze gehuisvest zijn. Voordat we het weten zitten we straks diep in de problemen.'

'Wat voor problemen?' vroeg Carmine. 'Verdomme, waar heb jij het nu over, Ralphie?'

'Moorden, bomaanslagen, je zegt het maar. Moreno's mensen hebben rechters vermoord, en denk jij dat ze zich tegenover ons zullen inhouden?'

'De rechters zijn Moreno's huis niet binnengegaan om hem in zijn eigen bed te vermoorden,' zei Andrew.

De mannen die om de tafel zaten zwegen enige tijd, en iedereen - met uitzondering van Rudy - vroeg zich af wie de eerste zou zijn om Andrew te vertellen dat uitvoering van zijn voorstel onmogelijk was. Rudy wilde zijn eigen neef niet tegenspreken. Hij wilde dat de kritiek van iemand anders zou komen. Trouwens, hij was er niet zeker van dat het niet gedaan kon worden.

'Ja... hoe komen we in zijn huis, Andrew?'

Petey Bardo. Natuurlijk in het bruin gekleed. Bruine stropdas, bruine schoenen. Meneer de Bruin.

'Door iemand een miljoen dollar in contanten te bieden om daar naar binnen te gaan,' zei Andrew.

Dat is duidelijk genoeg, dacht Rudy glimlachend.

Om zes uur die woensdagavond, toen Johnny Regan en Alex Lowndes Michael vertelden dat er een belangrijke vergadering in de kleermakerszaak was geweest, maar dat zij daar geen enkel bewijs voor hadden, ging Sarah Welles via de deur in Mott Street naar boven, waar Andrew op haar stond te wachten. De hele afgelopen week had ze aan hem moeten denken; hij was in zijn appartement en zat naakt onder zijn zijden ochtendjas met het monogram in een van de grote leren stoelen in de woonkamer op haar te wachten.

Ze kon maar niet begrijpen waarom de geringste gedachte aan hem haar erotische gedachten bezorgde, gedachten die ze daarvoor nauwelijks of nooit gekend had. Ze wist dat wat zij voor hem voelde geen liefde was - hoe zóu ze, ze wist bijna niets van hem? - maar wat de bijbel lust noemde en wat haar teenagerstudenten normaal en doodgewoon geil noemden. Ze kende deze man niet en toch verlangde ze bijna vierentwintig uur per dag naar hem. Ze verlangde naar hem nu ze de trap beklom, op weg naar de bekende deur boven aan die trap, ze zag dat de deur werd opengedaan, ze zag hem in de deuropening staan, niet in zijn ochtendjas maar in spijkerbroek en sweater. Ze wierp zich in zijn armen en hief haar gezicht naar hem op. Ze dronk van zijn lippen en verdronk in zijn omhelzing.

'De vergadering was om halfeen afgelopen,' zei Regan.

'Ik was beneden om broodjes te halen,' zei Lowndes.

Klootzak, dacht Regan.

'Iedereen groette Benny aan de persmachine,' zei hij. 'Onze jongens die de zaak in de gaten hielden, vertelden dat ze een voor een de zaak verlieten en in verschillende richtingen verdwenen. Behalve onze belangrijkste man. Hij bleef daar de hele dag. Hij was er nog steeds, toen we om vijf uur vertrokken.'

'Dan wordt de zaak gesloten,' zei Lowndes. 'Om vijf uur. Het bevel tot afluisteren is geldig van negen tot vijf. Dan gaat de zaak weer open. Om negen uur.'

'Maar het schaduwteam houdt de voordeur nog steeds in de gaten,' zei Regan. 'Zij begeleiden Faviola naar zijn huis en brengen hem naar bed.'

'Wat bedoel je met: we hebben geen enkel bewijs?' vroeg Mi- chael.

'Ze voeren geen gesprekken in die achterkamer, Mike,' zei Regan. 'O, natuurlijk hallo, tot ziens, fijne dag, en wat nog meer. Maar waar ze elkaar ontmoeten, is boven, waar dat verdomme ook mag zijn.'

'Freddie had het over een deur,' zei Michael. 'Met een grendelslot en een luidspreker ernaast.'

'Ja,' zei Regan en knikte. 'Faviola doet de deur open en dan mogen ze naar boven.'

'Daarboven moet een vergaderruimte zijn of iets dergelijks,' zei Lowndes. 'Er zijn ramen aan de voorzijde van het gebouw te zien, het kan zijn dat daar een kamer is.'

'Freddie zal daar weer naar binnen moeten gaan.'

'Wanneer?'

'Zo spoedig mogelijk,' zei hij en drukte op een knopje van zijn telefoon. 'We hebben weer een gerechtelijk bevel nodig.'

Het appartement was te heet in de zomer en te koud in de winter, nooit was het er behaaglijk. Luretta vond het daar elke dag verschrikkelijk. In de zomer, als de ramen openstonden, hoorde je buiten al die derde-wereldgeluiden en kreeg je het idee datje niet meer in Amerika woonde. In de winter slootje alles af om de kou buiten te houden, en dan kwamen al die exotische koolluchtjes onder de deur door, soms ook andere vreemde luchtjes. Soms dacht ze dat die lui nooit in bad gingen. In het appartement was het al ijskoud. Iedere avond om elf uur sloten ze de verwarming af, en het was al kwart over elf.

Dusty was drie dagen geleden bij hen ingetrokken.

Hij had Luretta's moeder verteld dat hij dicht bij haar wilde zijn, nu zijn baby in haar lichaam steeds groter werd. Het waren zijn letterlijke woorden. 'Ik wil dicht bij je zijn, Haze, nu m'n baby binnen jou groeit.' Verdomde, leugenachtige junk, hij wilde alleen maar dicht bij het geld van de uitkering zijn, dat haar moeder voor haarzelf en haar twee kinderen ontving. Luretta en haar j ongere broertj e hadden twee verschillende vaders, en geen van tweeën had ooit het genoegen gedaan hen met een bezoek te vereren. Hamilton Barnes was twaalf jaar oud en tot nu toe de baby van de familie. Barnes was de meisjesnaam van haar moeder, die ze haar kinderen had meegegeven in plaats van de namen van haar vriendjes, nee, dank u vriendelijk. Nu was Hazel Barnes weer in verwachting, en haar nieuwe junkievriend was bij haar ingetrokken, hoera. Ze scheen altijd met junkies om te gaan en Luretta snapte maar niet waarom ze dit deed. Had ze die armlastige types nu écht nodig? Had ze nu echt mannen nodig die niet voor zichzelf konden zorgen?

'Verdomme, waar kijk jij naar?' vroeg Dusty.

In een katoenen ochtendjas die ze over haar korte nachtjapon had aangetrokken liep ze naar de badkamer. Ze ging door de keuken naar de gang die daarachter lag. Ze deelde een slaapkamer met Ham, maakte daar haar huiswerk en probeerde zoveel ze kon het gedeelte van het huis te vermijden waar meneer Dusty Rogers zou kunnen zitten om zichzelf een injectie toe te dienen.

'Hoor je me?' vroeg hij.

Als hij niet met drugs bezig was, zat hij te drinken. Om eerlijk te zijn, soms deed hij beide tegelijk. Hij warmde zijn heroïne op, spoot het spul in zijn arm en was dan voor drie, vier uur buiten westen. Soms leek het wel of hij dood was, als hij met de kin op zijn borst en met gesloten ogen zijn roes zat uit te slapen. Ze haatte hem als de pest; haar moeder had hem ondanks haar protesten binnengelaten.

Ze liep hem nu zonder één woord te zeggen voorbij.

Hij knikte op een manier alsof zijn onuitgesproken mening over haar werd bevestigd en schonk zichzelf weer een glas Thunderbird in.

De keuken verdeelde het appartement in twee ongelijke delen. De slaapkamer die ze met Ham deelde, lag aan de ene kant, links, als je het appartement binnenkwam. Rechts lagen de kleine woonkamer, de badkamer en de slaapkamer van haar moeder. Toen ze de badkamer bereikte, hoorde ze het luide getetter van de t.v. in de slaapkamer van haar moeder. Ze maakten nooit gebruik van de woonkamer, omdat het enige raam dat opengedaan kon worden bij een luchtschacht uitkwam en uitzicht bood op een grauwe stenen muur. Als zij of Ham eens t.v. wilde kijken, dan moesten ze hun moeder vragen of ze binnen mochten komen. Meestal was dit niet het geval, want dan lag Dusty bij haar in bed en alleen met zijn onderbroek aan zijn roes uit te slapen. Trouwens, Luretta las toch liever een boek.

Als je het licht in de badkamer aandeed, was er altijd een enorme activiteit bij het zeepbakje, waar de kakkerlakken zich haastten om een schuilplaats te zoeken. Ze vroeg zich af waarom kakkerlakken zo gek op zeep leken te zijn. Maar eerlijk, kakkerlakken vond ze niet zo erg als ratten. Ze was altijd bang dat, als ze op het toilet zat, een rat naar boven zou komen en haar zou bijten. Voordat ze ging zitten controleerde ze altijd het water in de pot, of er niets in zwom. Ze deed een plas en trok het toilet door, daarna waste ze haar handen en gezicht en maakte zich gereed om naar bed te gaan.

Ze nam om de dag een bad, het hete water was gauw op in een appartement van deze omvang. De gemeente trok er zich niets van aan hoeveel huurders opbelden om hun beklag te doen, zolang de huisbaas z'n belasting maar op tijd betaalde. Ja, mevrouw, we zullen er direct naar laten kijken. Natuurlijk. Op dezelfde manier als ze het ophalen van het huisvuil controleerden, of het opruimen van sneeuw, of de elektrische draden die in de gang uit het plafond hingen, je kon geëlektrokuteerd worden alleen al door er gewoon onderdoor te lopen. Ze poetste haar tanden, spoelde haar mond en spuugde in de wastafel. Ze zette haar tandenborstel terug in de gele plastic beker die van haar was, naast de rode van haar moeder en Hams blauwe beker, droogde haar handen aan de handdoek en opende de deur van de badkamer.

Dusty stond direct naast de deur in de gang te wachten.

'Waarom heb je daarbinnen zoveel tijd nodig?' vroeg hij.

'Het spijt me,' zei ze. 'Ik wist niet dat je stond te wachten.'

Ze probeerde langs hem heen te lopen in de nauwe gang. Uit haar moeders slaapkamer aan het einde van de gang kon ze nog steeds het geluid van de blèrende t.v. horen. Ergens buiten het appartement hoorde ze mensen ruziën in een van die Middeneuropese talen, ze wist niet welke. De woorden klonken hard en de stembuigingen vreemd in haar oren.

'Waarom heb je zo'n haast?' vroeg hij grinnikend.

'Ga opzij,' zei ze op kalme toon.

Maar ze was doodsbang

'Ja, natuurlijk,' zei hij en stapte nog steeds grinnikend opzij, en toen ze hem passeerde greep hij haar stevig in haar billen. Ze rukte zich los en als een kakkerlak die door het scherpe licht wordt verrast rende ze door de keuken naar haar slaapkamer en sloot de deur achter zich. Er zat geen slot op de deur.

Ham was nog niet thuis.

Twaalf jaar oud.

Het is tien uur 's avonds. Weten jullie waar je kinderen zijn?

Nee, alleen dat het nu al halfelf is.

Ze verwijderde de boeken die over haar bed verspreid lagen, sloeg de dekens terug, stapte in bed en draaide het bedlampje uit. De kamer was ijskoud. Ze trok de dekens op tot onder haar kin en probeerde in slaap te vallen met de wetenschap dat er geen slot op de deur zat en dat ze bang was dat Dusty haar kamer zou binnenkomen, bang dat er ratten over haar bed zouden rennen en aan haar gezicht zouden gaan knagen, bang dat Ham op zekere nacht helemaal niet meer thuis zou komen en ze hem de volgende ochtend dood op straat zouden vinden.

Even na twaalven hoorde ze dat hij zijn sleutel in het slot stak.

Hij liep op zijn tenen door de keuken, kwam de slaapkamer binnen, kleedde zich in het donker uit en klom in het andere bed. Ze liet niet merken dat ze wakker was. Ze vroeg hem niet waar hij zo laat gebleven was. Over zeven uur moest ze er weer uit om zich gereed te maken naar school te gaan. Ze hoopte dat Dusty voor die tijd aan een door hem zelf toegediende overdosis zou doodgaan.

Het kostte precies elf dagen om Alonso Moreno te pakken te krijgen.

De twee mannen die ermee instemden het klusje te klaren, kwamen beiden rechtstreeks van Sicilië. Ze spraken slechts gebroken Engels, maar dat maakte niet veel uit, omdat ze van plan waren zich voor te doen als twee boodschappers uit Rome. Voor twee door de wol geverfde moordenaars als Luigi Di Bello en Guiseppe Fratan- gelo betekende Moreno niets en Colombia nog minder. Als het daarom ging, dan betekende zelfs Andrew Faviola niets in hun ogen, hoewel het plan voor de executie van hem afkomstig was. Het enige belangrijke feit voor hen waren de miljoen dollars die zij na het vol- brengen van de klus samen mochten delen. Nadat zij na een ferme handdruk tot overeenstemming waren gekomen had Faviola hen tien procent vooruit betaald. Nu moesten zij alleen nog maar de resterende negenhonderdduizend zien te verdienen.

Het was een bekend feit dat Moreno al jaren lang goede betrekkingen met de katholieke Kerk in zijn land onderhield. Zijn twee trouwe reisgenoten waren feitelijk twee priesters die respectievelijk en respectvol de eerwaarde heren Julio Ortiz en Manuel Garcfa heetten. Deze twee priesters zaten met Moreno in het bestuur van de charitatieve instelling die hij had opgericht en die het opheffen van de achterbuurten in Bogota, Medellin en Cali tot haar doel had gemaakt. Ze verschenen in zijn gezelschap bij samenkomsten en acties, waar ze de fantastische dingen die Alonso voor Colombia deed de hemel in prezen, daarbij vergetend dat de miljoenen die hij onder de armen en hongerigen - èn aan de Kerk - uitdeelde, de opbrengst was van cocaïne die hij over de Verenigde Staten van Amerika had uitgestrooid. Andrew had in Time gelezen dat Moreno onlangs de Paus om een privé-audiëntie had verzocht. Dat was alles wat hij wilde weten.

Het wapen van de paus, dat werd geleverd door een vervalser uit Rome, was op briefpapier gedrukt dat gestolen was uit het Vaticaan.

De briefin het Engels was getypt op een Macintosh Ilsi computer door een medewerker in Milaan, wiens moedertaal Italiaans was. Het had alle kenmerken van iemand die enigszins onzeker in een vreemde taal schreef.

 


Sr. Alonso Moreno Rancho Palomar Puerto Ospina Putumayo, Colombia

Geachte Sr. Moreno;

Zijne Heiligheid heeft vernomen van uw verzoek om een privé- audiëntie en wenst met u na te gaan welke data u deze zomer beschikbaar bent.

Daarom zullen omstreeks het midden van februari, op hun weg naar Bogota, twee eerwaarde broeders van de franciscanen Puerto Ospina aandoen en zij zullen de kwestie met u bespreken. Het is de wens van Zijne Heiligheid dat u hen welkom heet.

In Christus steeds de uwe,

In opdracht van Zijne Heiligheid Paus Johannes Paulus n

Het had twee dagen gekost om het wapen te vervalsen en af te drukken en nog eens twee dagen om de brief te typen en in Rome in een brievenbus te doen. De brief werd op de twaalfde februari door twee van Moreno's mannen in een plaatselijk postkantoor opgehaald, en nog dezelfde dag naar de rancho in Puerto Ospina gebracht door een van Moreno's eigen Toyota Land Cruisers - die de Colombiaanse soldaten narcotoyotas noemden. De volgende dag reeds arriveerden de eerwaarde broeders Di Bello en Fratangelo in een stoffige jeep aan de poort van Moreno's fort, dat aan de rivier bij de grens met Ecuador lag.

Ze droegen beiden de lange bruine pij met capuchon van de franciscaner orde, met een koord om hun middel. Ze droegen beiden een zwarthouten kruis dat aan een zwart zijden koord hing. Ze droegen beiden sandalen aan hun blote voeten. En ze droegen beiden onder hun pij een negen millimeter Uzi, afkomstig uit Israël en voorzien van een geluiddemper. Begeleid door een mengelmoes aan gebroken Engels en Siciliaans Italiaans haalden ze een in het Engels geschreven brief te voorschijn en stelden zich voor aan twee gewapende wachtposten, die alleen maar Spaans spraken.

Een van de wachtposten pakte een walkie-talkie en zei iets in rap Spaans. De twee franciscaner monniken stonden zwijgend, vroom en geduldig te wachten. Langs de oever van de rivier klonk het zoemende geluid van duizenden insekten. Pater Di Bello sloeg een mug dood en mompelde een Siciliaanse verwensing die geen van de beide wachtposten verstond. Eindelijk kwam iemand in een Mercedes Benz van het hoofdgebouw aangereden. Hij las de introductiebrief en het was duidelijk dat hij moeite had met de Engelse taal. Maar opeens lichtte zijn gezicht op, en hij boog eerbiedig voor de beide monniken en zei in het Engels, dat hem net als hen veel moeite kostte: 'U welkom hier. Porfavor. Alstublieft, mijne heren.'

De terreinen waren weelderig begroeid. Tropische bloemen bloeiden overal langs de weg, die steeds verder omhoogliep en van de rivier afboog. Overal zagen ze spuitende fonteinen. En overal in de tuin stonden beelden van naakte vrouwen; de eerwaarde broeders sloegen zedig hun ogen neer.

Moreno begroette hen overdreven uitbundig; hij vertelde hen in zijn zeer goede Engels dat hij geen Italiaans sprak, en hoopte dat zij zijn armzalige Engels konden verstaan. Di Bello en Fratangelo knikten en met een stralend gezicht vertelden ze hem in hun hopeloos gebroken Engels dat ze maar één nacht bij hem konden blijven: 'Alleen voor la notte, hè?' - hoewel Moreno zich niet kon herinneren dat hij ze uitgenodigd had - want zij hadden in Bogota nog meer kerkelijke zaken te regelen. Daarom zou het goed zijn als ze nu maar direct de data doorkregen waarop meneer Moreno bij de paus in audiëntie zou kunnen gaan, een bezoek, zo verzekerden ze hem, waar Zijne Heiligheid zich erg op verheugde. Wat Di Bello eigenlijk zei was: 'Hij kijkt er erg naar uit, hè?' Moreno deed het bijna in zijn broek van opwinding.

Hij schonk een beetje Californische wijn in voor de prelaten en bood hen aan vóór het diner zijn buitenhuis te laten zien, een uitnodiging die ze graag accepteerden omdat hun opdracht luidde dat zij hem in zijn bed moesten doodschieten, en om dit te kunnen doen moesten ze weten waar hij sliep. Hij liet hen zijn biljartkamer zien en vroeg of zij weieens biljart speelden, en hij liet hen zijn muziekkamer zien met de enorme piano (en vroeg of zij piano speelden) en zijn Wurlitzer-jukebox met de tweehonderd keuzemogelijkheden. Hij leidde hen naar een grote met hout afgewerkte eetkamer met een tafel waaraan minstens vijftig gasten konden zitten, en liet hen zijn bar zien en zijn woonkamer, die volgens Fratangelo overdadig was ingericht, maar door ondankbare gasten - buiten het gehoor van Moreno - als 'goedkope rotzooi uit Miami' werd omschreven. Daarna leidde hij hen naar de slaapkamers waar zij de nacht zouden doorbrengen, en als laatste toonde hij hen zijn eigen slaapkamer op de tweede verdieping, met een plafond dat louter uit spiegels bestond, en een balkon met roze latwerk vanwaar men hoog op de heuvel een uitzicht over de rivier had.

Tijdens een overdadig diner dat buiten werd opgediend bij het licht van Japanse lantaarns, die het terras en de omlaag kronkelende paden verlichtten, bespraken zij de data die het gunstigst waren - er stonden een paar dagen in juli en nog een paar in augustus op de lijst - en Moreno gaf met een gracieus gebaar aan dat elke datum die Zijne Heiligheid goed uitkwam, hem nog beter zou uitkomen. Di Bello suggereerde dat begin juli misschien het beste was...

'Niet zo heet als augustus, hè?' zei hij.

... en Moreno zei dat het begin van juli uitstekend was. Hij schonk nog wat wijn in voor de priesters en ze brachten een toost uit op de aanstaande audiëntie. Moreno zei terloops dat hij veel geld schonk aan de katholieke Kerk in zijn eigen land, en nu zou hij het héél fijn vinden als hij de Kerk in Rome ook iets zou kunnen schenken. Fra- tangelo fronste nadenkend en keek Di Bello hoogstverbaasd aan. Moreno zag die verbaasde blik en nam aan dat hij waarschijnlijk een flater had begaan. Hij voegde er onmiddellijk aan toe: 'Als Zijne Heiligheid dit tenminste niet als te vrijmoedig beschouwt,' dat noch Di Bello noch Fratangelo met hun beperkte kennis van de Engelse taal begreep. Daarom knikten ze beiden flauwtjes en zeiden dat ze morgenochtend weer vroeg moesten opstaan, misschien was het daarom beter om maar naar bed te gaan.

Om één minuut over twaalf verlieten ze Di Bello's slaapkamer en begaven zich naar boven naar de overloop met de balustrade die langs Moreno's slaapkamer liep. Een gewapende bewaker stond vlak bij de deur. Vanaf het einde van de overloop schoot Di Bello de bewaker met één enkel schot uit zijn van een geluiddemper voorziene Uzi neer.

In de slaapkamer pompte Fratangelo zes eveneens geluidloze kogels in het gezicht van Moreno. Toen - als herinnering aan de verjaardag van een veel bekendere moordpartij in Chicago vele jaren geleden - plukte Di Bello één roos van de struik buiten op het balkon en legde die op het met bloed doorweekte kussen van Moreno.

Het appartement stond vol met rozen.

Drie dagen geleden was het Valentijnsdag geweest, maar nu stonden er rozen in de woonkamer en rozen in de keuken en eetkamer en rozen in de slaapkamer, waar Sarah ook ging kijken. Er stonden rozen in vazen op de nachtkastjes aan beide kanten van het bed en rozen op de mantel van de open haard en rozen in de haard en rozen in vazen onder de ramen van waaruit men Broome Street kon zien. Aan elke boeket hing een wit kaartje:

Sarah, Ik hou van jou, Andrew

Ze begon hem te geloven.

'Ik was van plan je zondag een tiental rozen te sturen...'

'Ik ben blij datje het nfet hebt gedaan.'

'Ik hoop dat ik het hiermee goed heb gemaakt.'

'Ze zijn prachtig,' zei ze.

'En dit heb ik ook voor je gekocht,' zei hij.

Voordat ze de cadeauverpakking van Bendel losmaakte wist ze al dat het pakje lingerie bevatte.

'Kijk eens of het past,' zei hij.

Ze liep naar de badkamer. Op het kastje stond een vaas met rozen. Ze kleedde zich uit en trok een korte, witte nachtjapon over haar hoofd. Ze droeg rode pumps. Ze voelde zich als de bruid van de duivel, in de witte nachtjapon die haar nauwelijks bedekte en op de rode schoentjes met de hoge hakken. Ze stond in de deuropening met één hand boven haar hoofd tegen de deurpost geleund en liet zich door hem bewonderen.

'O ja, en dit heb ik ook nog gekocht,' zei hij, en overhandigde haar een klein doosje.

Ondanks alles hoopte ze toch - maar wat kon het anders zijn? Hoe in vredesnaam zou ze kunnen uitleggen...?

'Maak het open,' zei hij.

'Andrew...'

'Alsjeblieft,' zei hij.

Ze maakte het lintje los.

Daar was ze al bang voor geweest. In het doosje lag een ring, een ring aan een dunne zwarte band en een ovale, zwarte kroon met een of ander wapen.

'Het is brons,' zei hij. 'Ik heb hem bij een antiquair gekocht op Madison Avenue.'

'Andrew, hij is... prachtig! Maar...'

'Die figuur is zo'n beetje half-man, half-geit,' zei hij.

'Een sater,' knikte zij bevestigend. 'Maar, Andrew, hoe kan...?'

'Wat hij vasthoudt, is een vogel. Het moet Romeins zijn.'

Hij duwde de ring om de middelvinger van haar rechterhand. In de korte, witte nachtjapon, op de rode schoentjes en met de zwarte ring aan de ene en haar gouden trouwring aan de andere hand voelde zij zich echt de bruid van de duivel. Ze wist niet wanneer ze de ring zou kunnen dragen, maar hij moest ongetwijfeld een fortuin gekost hebben. Ze kon zich zelfs niet voorstellen de ring aan een ketting om haar hals te dragen. Michael zou vast en zeker willen weten hoe ze aan die ring was gekomen. Maar de ring weigeren kon ze ook niet. Hij pakte haar rechterhand beet en bracht deze naar zijn lippen. Hij kuste haar hand.

'Ik hou van je,' zei hij.

'En ik hou van jou,' zei ze.

Naast hem in bed liggend, met de zwarte ring aan haar rechterhand, liet zij haar linkerhand op zijn borst rusten. Ze lag met haar hoofd op zijn schouder en probeerde weer te begrijpen hoe ze van iemand kon houden, waarvan ze absoluut niets af wist. Ze veronderstelde dat pubers plotseling en volkomen van iemand konden gaan houden, eenvoudig omdat de ander er leuk uitzag en zich netjes gedroeg, maar dat kwam omdat dit het enige was waarop een tiener iemand anders beoordeelde. Moest een volwassene iemand kennen voordat ze van hem ging houden? Maar toch, welke andere man had ooit alleen voor haar een appartement vol met rozen laten zetten? De enige andere man die ooit een ring voor haar had gekocht, was Michael geweest. Eerst haar verlovingsring en daarna de trouwring die ze aan haar linkerhand droeg. Iemand die ze niet kende had haar leven gevuld met rozen en had een oude, Romeinse ring om haar vinger geschoven. En nog zwart ook. Ze had nog nooit een zwarte ring in haar bezit gehad. Vóór vanavond had ze niet geweten dat brons zwart kon worden.

Ik hou ook van jou, had ze tegen hem gezegd.

En nu probeerde ze te weten te komen wie deze man was, waarvan ze was gaan houden.

'Leven je ouders nog?' vroeg ze.

'O ja.'

'Waar wonen ze?'

'Nou, mijn moeder woont in Connecticut, en mijn vader in Kansas.'

'Zijn ze gescheiden?'

'Dat kun je wel zeggen.'

'Wat doetje vader?'

'Hij was aannemer.'

'En wat doet hij nu?'

'Hij is met pensioen.'

'Hou oud zijn ze?'

'Mijn vader is tweeënvijftig en mijn moeder vijftig.'

Maar zestien jaar ouder dan ik, dacht ze.

'Waar in Connecticut?'

'Stonington.'

'Heb je nog broers of zusters?'

'Twee zusters.'

'Ouder of jonger?'

'Ouder.'

'Ik durf te wedden dat ze je schandalig verwend hebben.'

'Dat hebben ze zeker.'

'Waar ben je naar school geweest?'

'Kent en UCLA.'

'Waar heb je examen in gedaan.'

'Bedrijfsadministratie.'

'Wanneer ben je afgestudeerd?'

'Dat ben ik niet. Ik ben van school geschopt.' 'Wat bedoel je?'

'Nou, van school verwijderd, zo noemen ze dat, dacht ik.'

'Waarom?'

'Openbare dronkenschap en onaangepast gedrag.'

'Wees eens serieus.'

'Ik bèn serieus. Ik heb vier jongens in elkaar geslagen die spaghet- tisaus in mijn bed hadden gegoten.'

'Waarom deden ze dat?'

'Ik vermoed dat ze dachten dat het leuk was. Trouwens, ik begon steeds minder interesse in school te krijgen. Ik ging dikwijls naar Vegas om te gokken en een beetje gein te trappen, je kent dat wel. Die twee dingen ging niet met elkaar samen.'

'Ik ben nog nooit in Vegas geweest.'

'Je mag een keertje met me mee.'

'Waarom zijn je ouders gescheiden?'

'O, dat weet ik niet. Dat zijn zo van die dingen.'

'Wilde je vader dat? Of je moeder?'

'Geen van beiden. Het was iets dat zo maar gebeurde.'

'Mijn zuster staat nu op het punt te gaan scheiden.'

'Dat weet ik. Leuke vrouw.'

'Ja.'

'Maar niet zo leuk als jij.'

'Dank je.'

Ze was een hele tijd stil. Toen zei ze: 'Je had die ring niet voor mij moeten kopen, Andrew.'

'Maar dat wilde ik.'

'Wanneer kan ik die ring nou dragen?'

'Draag hem als je hier komt. De rest van de tijd kan me niets schelen. Draag hem alleen maar als je hier bent.'

'Goed.'

'En als je hier bent, dan wil ik dat je die andere ring afdoet. Ik wil dat je tijdens je verblijf hier alleen maar mijn ring draagt.'

'Goed. Ik zal een veilige plaats zoeken om hem op te bergen. Ik zou hem graag altijd willen dragen, hij is zo mooi...'

'Nee, alleen maar als je hier bent,' zei hij. Zijn stem werd zachter. 'En doe die andere ring nu af.'

'Goed.'

Ze schoof de trouwring van haar vinger en legde hem op het nachtkastje naast de telefoon. Ze kende geen enkel schuldgevoel toen ze de ring van haar vinger schoof. Ze schoof hem van haar vinger alsof Michael niet langer meer bestond. Andrew kuste de vinger waaraan de ring had gezeten.

'En pak nu mijn lui in je hand,' zei hij. 'Met je rechterhand. De hand met mijn ring.'

'Daar gaan ze weer,' fluisterde Regan.

'Zet het apparaat nu maar af,' stelde Lowndes voor.

'Sstt,' zei Regan.

De microfoon in de slaapkamer was in de telefoon aangebracht die naast het bed op het nachtkastje stond. Soortgelijke microfoontjes waren geïnstalleerd in de telefoon die op de aanrecht in de keuken op de tweede verdieping stond, en in de telefoon op de tafel in de vergaderruimte op de eerste verdieping. New York Telephone had medegedeeld dat er drie telefoons met geheime nummers in het appartement boven de kleermakerszaak stonden. Freddie Coulter was met een dwangbevel naar de telefoonmaatschappij gegaan en had de nummers doorgekregen en met hetzelfde dwangbevel de ligging van de kabels, de plaats van de toestellen en de manier waarop werd doorgeschakeld. Hij had zijn toegangslijn aangesloten op dezelfde verdeeldoos waarop de lijnen van de verdachte waren aangesloten, die van de reeds bestaande B-P-palen aftakten. Voordat hij de kleermakerszaak weer met een bezoek vereerde, was hij eerst bij de verdeeldoos aan de achterzijde van het gebouw langs geweest en had alle telefoons kortgesloten en buiten werking gesteld. Het kostte hem niet meer dan negen minuten om in elk apparaat een microfoontje te plaatsen.

Maar voor de goede orde en, nu hij er toch was, doorzocht hij elke kamer waar hij na een kort onderzoek een muur vond die als klankbord dienst zou kunnen doen. Daar schroefde hij een stopcontact los waarop 110 volt stond. Daarna verving hij elk contact door een zendertje van één watt. Aan de buitenkant leek het op een normaal werkend stopcontact, wat het feitelijk nog steeds was. Achter de wandplaat echter bevond zich het gecompliceerde circuit dat het geluidssignaal zou doorgeven. Elk zendertje had een bereik van twee, drie blokken en was voorzien van een eigen ontvanger. Deze apparaatjes werden alleen maar in geval van nood gebruikt, als om een of andere reden de telefoon niet meer werkte. In de slaapkamer bevond het zogenaamde stopcontact zich in de wand vlak bij een hangkast. Freddie stak de lamp in het stopcontact om er zeker van te zijn dat er nog steeds stroom op stond en pakte zijn spullen weer in.

De nieuwe verzoeken om een bevel van de rechtbank bevatten nu, naast een met redenen omschreven verdenking, een waarschijnlijk motief en dat was dan ook de reden waarom ze niet alleen om het installeren van microfoontjes hadden verzocht, maar ook om het aftappen van lijnen mogelijk te maken en het installeren van een apparaat dat de gesprekken registreerde. Het aftappen van de lijn maakte het hen mogelijk om béide einden van elk telefoongesprek af te luisteren en vast te leggen. Het apparaat dat de gesprekken registreerde zou niet alleen de nummers noteren waarnaar vanuit

het pand werd gebeld, maar ook de tijd en duur van elk inkomend of uitgaand gesprek. Nog steeds waren alle beperkingen van kracht. Bijvoorbeeld, als Faviola's moeder belde om over haar eigengemaakte lasagna te praten, dan moesten de rechercheurs de apparaten onmiddellijk stopzetten.

Sinds Valentijnsdag was alles geïnstalleerd.

Dit was de eerste keer dat Regan en Lowndes een vrouw hoorden praten.

'Pak hem stevig beet,' zei Faviola.

'Ja,' zei ze.

'Die verdomde vrouw bezorgt me een stijve,' zei Regan.

'Zet dat apparaat nu maar af,' stelde Lowndes voor.

'Zie je die ring langs je lui op en neer gaan?' zei ze.

'Dat moet een beroeps zijn,' zei Regan.

'De zwarte ring die je me hebt gegeven en die nu langs je stijve lui op en neer gaat.'

'Zet dat ding af,' waarschuwde Lowndes.

'Ik wil nog niet dat je klaarkomt,' zei ze.

'Dan moetje wel...'

'Ik wil datje me smeekt om klaar te mogen komen.'

'Als je zo doorgaat...'

'Nee, nee, nog niet,' zei ze.

'Ze houdt ermee op, die kut,' zei Regan.

'Jij zorgt ervoor dat deze hele verdomde zaak wordt verknald!' schreeuwde Lowndes.

'Ja, en zij ook,' zei Regan lachend.

'In 's hemelsnaam, Johnny, zet dat ding af!'

'Laten we eens zien hoe stijf wij hem kunnen krijgen, goed?' zei ze. 'Laten we eens zien wat het wrijven met deze oude Romeinse ring voor effect op jouw lui heeft, goed? Mijn hand stevig om je lui en de zwarte ring die tegen je stijve lui wrijft...'

'Dat moet vast en zeker een magische ring zijn,' zei Regan.

'Johnny, alsjeblieft.'

'De sater en de vogel,' fluisterde ze.

'Jezus.'

'Ben jij mijn sater, Andrew?'

'Jezus, je bent...'

'Ben ik je vogel, Andrew? Nee, nee, nee, nog niet, jongetje. Niet voordat ik wil dat je klaarkomt. Niet tot ik gezegd heb dat je mag. Blijf naar die ring kijken. Blijf alleen maar naar die zwarte ring kijken, Andrew. Mijn hand stevig om je lui en de ring die langs...'

'Dit is voldoende,' zei Regan en zette het apparaat af.