MOORD DE FOWLS UIT

imageDe familie Fowl beschikte op dat moment over drie vliegtuigen. Op het dichtstbij gelegen vliegveld stonden een Learjet en een Sikorski-helikopter in de hangar, en ze hadden een kleine Cessna, die in een kleine garagewerkplaats naast de hooggelegen wei aan de noordgrens van het landgoed woonde. De Cessna was een paar jaar oud en had al een tijdje geleden gerecycled moeten worden, maar Artemis had er zijn project van gemaakt. Het was zijn bedoeling om hem koolstofneutraal en rendabel te maken – een doel waar zijn vader het van harte mee eens was.

‘Ik heb veertig wetenschappers in dienst die met hetzelfde probleem bezig zijn, maar ik zet mijn geld op jou in,’ had hij zijn zoon bekend.

En dus had Artemis de hele buitenkant van het vliegtuig met superefficiënte lichtgewicht zonnepanelen bekleed, zoals het prototype van de vliegende vleugel, de Helios van de nasa. In tegenstelling tot de Helios kon de Cessna van Artemis nog steeds met normale snelheid vliegen en konden er passagiers in. Dat kwam doordat Artemis de enige motor eruit had gehaald en er kleinere in had geïnstalleerd om de grote propeller, de vier extra propellers op de vleugels en het landingsgestel aan te drijven. Het metaal in het geraamte was grotendeels gestript en vervangen door lichtgewicht polymeer. Waar eerst de brandstoftank had gezeten, zat nu een kleine accu.

Er moesten nog een paar aanpassingen worden gedaan, maar Artemis dacht wel dat zijn vliegtuig luchtwaardig was. Hij hoopte in elk geval van wel. Er hing veel van de deugdelijkheid van het vliegtuigje af. Hij sprintte van de keukendeur zo de binnenplaats over naar de hooggelegen wei. Met een beetje mazzel realiseerde Opal zich pas dat hij weg was als ze het vliegtuig zag opstijgen. Hij wilde natuurlijk dat ze hem dán zag. Hopelijk kon hij haar lang genoeg weglokken tot de versterking van de elfBI er was.

Nog voor Artemis honderd meter had afgelegd, voelde hij de vermoeidheid in zijn benen. Hij was nooit zo’n sportief type geweest en de recente tripjes in de tijdstroom hadden zijn conditie er niet beter op gemaakt, ook al had hij zich tijdens die reisjes heel erg op zijn spieren geconcentreerd. Hij had geprobeerd zichzelf gespierder te maken. Het was een experimentje om te testen of de geest sterker was dan de materie, maar dat had jammer genoeg geen resultaten opgeleverd.

Het oude hek naar de wei was dicht, dus Artemis klom eroverheen in plaats van een gevecht met de zware vergrendeling te leveren. Hij voelde de warmte van het apenlijfje hoog in zijn jas en de kleine handjes die stevig zijn nek vasthielden.

Jeejee moet in veiligheid gebracht worden, dacht hij. Hij moet gered worden.

De garagedeuren waren steviger dan ze eruitzagen en werden beschermd door een toegangssysteem met een toetsenpaneeltje. Artemis tikte de code in en gooide de deuren wagenwijd open, waardoor de donkeroranje stralen van de vroege avondzon naar binnen stroomden. Binnen stond de verbouwde Cessna, genesteld in een hoefijzervorm van bankjes en gereedschapskarretjes, aangesloten aan een extra elektriciteitskabel. Artemis trok de stekker uit het stopcontact van de vliegtuigromp en klom in de cockpit. Hij maakte de riemen van de pilotenstoel vast en het schoot hem nog heel even te binnen dat dit zijn eerste solovlucht was.

Tien jaar. Ik heb een stoelverhoger nodig.

De motoren startten onmiddellijk en praktisch geluidloos. Het enige geluid was afkomstig van het gesnor van de propellers en het geklik van de metertjes toen Artemis snel de controles voorafgaand aan de vlucht doorliep.

De waarden waren over het algemeen goed. Tachtig procent energie. Daarmee had dit kleine vliegtuig een bereik van honderden kilometers. Meer dan genoeg om Opal mee te voeren op een vrolijke dans langs de Ierse kust. Maar de kleppen waren stroef en de dichtingen oud.

Niet hoger dan drieduizend meter gaan.

‘Dat komt allemaal goed,’ zei hij tegen de passagier in zijn jasje. ‘Niks aan de hand.’

De hooggelegen wei was breed en lang en liep iets omhoog naar de muur van het landgoed. Artemis reed de Cessna uit de hangar en draaide de neus scherp, zodat hij de maximale aanloop had. Onder ideale omstandigheden was het stuk grasland van vijfhonderd meter meer dan genoeg om te kunnen opstijgen. Maar er stond staartwind en het gras was een paar centimeter langer dan zou moeten.

Desondanks moet het lukken. Ik heb wel onder slechtere omstandigheden gevlogen.

De start verliep volgens het boekje. Toen het metertje driehonderd meter aangaf, trok Artemis het neuswiel in en vloog soepeltjes over de noordmuur. Zelfs op deze geringe hoogte kon hij in het westen al de Ierse Zee zien, zwart van de kromzwaarden zonlicht die de toppen van de golven doorkliefden.

Hij kwam een fractie van een seconde in de verleiding om gewoon maar te vluchten, maar deed het toch niet.

Ben ik dan echt zo erg veranderd? vroeg Artemis zich af. Hij realiseerde zich dat de aanvaardbare misdrijven begonnen op te raken. Nog niet zo lang geleden hadden bijna alle misdaden in zijn ogen best gekund.

Nee, besloot hij. Er waren nog steeds mensen die het verdienden dat ze bestolen werden, of aan de kaak gesteld, of met alleen teenslippers aan en een lepel ergens diep in het oerwoud gedropt te worden. Hij moest gewoon wat meer moeite doen om ze te vinden.

Artemis activeerde de vleugelcamera’s. Op de laan beneden hem had je zo iemand. Een megalomane, kille elf. Opal Koboi. Artemis zag haar naar het landhuis benen, terwijl ze Holly’s helm over haar oren trok.

Daar was ik al bang voor. Ze heeft eraan gedacht de helm mee te nemen. Een uitermate waardevol artikel.

Toch zat er voor hem niks anders op dan haar aandacht te trekken. Het leven van zijn familie en vrienden stond op het spel. Artemis liet de Cessna dertig meter zakken en volgde Opal naar het landhuis. Ze hoorde de motor misschien niet, maar de sensoren in Holly’s helm zouden tientallen lampjes aan het flikkeren brengen.

Precies op dat moment bleef Opal stokstijf staan, richtte haar blik hemelwaarts en kreeg het vliegtuigje in haar vizier.

Kom op, Opal, dacht Artemis. Hap toe. Doe een thermische check.

Opal beende doelbewust naar het landhuis toe, totdat ze met de neus van een elfBI-laars onder de hak van de andere laars bleef steken.

Stomme lange elf, dacht ze woedend, terwijl ze haar evenwicht hervond. Als ik koningin ben, nee, als ik keizerin ben, moeten alle lange elfen hun benen laten aanpassen. Of, nog beter, ik laat een menselijke hypofyse in mijn hersenen inbrengen, zodat ik de langste word. Een reus onder de elfen, lichamelijk en geestelijk.

Ze had nog andere plannen ook: een Opaleske cosmetische gezichtsmal, waardoor alle fans die haar aanbaden binnen een paar seconden de Koboi-look kregen. Een homeopathische zweefstoel met allemaal massagestaven en stemmingssensoren die haar humeur konden lezen en haar met de geuren konden bespuiten die nodig waren om haar op te vrolijken.

Maar die plannen konden wel wachten tot ze keizerin was. Voorlopig was de maki prioriteit nummer één. Zonder het hersenvocht van dat diertje zou het jaren duren voordat ze haar plannen gerealiseerd had. Bovendien was toverkracht een stuk gemakkelijker dan wetenschap.

Opal schoof Holly’s helm over haar hoofd. De kussentjes in de helm bliezen zich automatisch op om zich om haar schedel te sluiten. Er zat een veiligheidscode op, die ze met een paar keer knipperen met haar ogen en wat handbewegingen vol minachting kraakte. Die elfBI-helms waren niet half zo geavanceerd als de modellen die zij op haar afdeling Research en Ontwikkeling had.

Zodra de functies van de helm tot haar beschikking stonden, begonnen de kristallen in het schermpje van het vizier te knetteren en rood op te lichten. Alarm! Er naderde iets. Een 3d-radarcontrole bracht een klein vliegtuig boven haar hoofd aan het licht, en de herkenningssoftware identificeerde het snel als een door de mens gebouwde Cessna.

Ze selecteerde vlug de commando’s voor een thermische scan en de infrarooddetector van de helm analyseerde de elektromagnetische straling die van binnen uit het vliegtuig kwam. Er kwam wat storing van de zonnepanelen, maar de scan isoleerde een oranje vlek achter de stuurknuppel. Eén passagier maar. De biometrische apparatuur van de helm vertelde haar dat Artemis Fowl de piloot was en liet een 3d-icoon voor zijn wazige gestalte zakken.

‘Eén passagier,’ mompelde Opal. ‘Probeer je me bij het huis vandaan te lokken, Artemis Fowl? Vlieg je daarom zo laag?’

Maar Artemis Fowl kende de technologie, dus hij wist vast dat ze een thermische scan zou doen.

‘Wat voer je in je schild?’ vroeg de elf verbaasd. ‘Of in je jasje?’

Ze vergrootte Artemis’ hart en ontdekte een tweede warmtebron boven op de eerste, die alleen te zien was doordat hij een iets lichtere tint rood gaf.

Zelfs op dit wanhopige moment moest Opal, of ze nu wilde of niet, toch bewondering hebben voor deze jeugdige mens, die had geprobeerd om de warmtekenmerken van de maki met die van hemzelf te camoufleren.

‘Slim. Maar niet geniaal.’

En hij zou toch echt geniaal moeten zijn om Opal Koboi te verslaan. Dat hij de tweede Artemis mee terug had gebracht was een knappe truc, maar die had ze moeten doorzien.

Ik ben door mijn eigen arrogantie verslagen, besefte ze. Dat zal me geen tweede keer gebeuren.

De helm stelde zich automatisch af op de radiofrequentie van de Cessna, dus stuurde Opal Artemis een berichtje.

‘Ik kom de maki halen, jongen,’ zei ze, terwijl ze de vleugels van het pak met een stoot toverkracht in trilling bracht. ‘En dit keer ben jíj er niet meer om jou te redden.’

Artemis kon de verschillende golven die de Cessna onderzochten niet voelen of zien, maar hij vermoedde wel dat Opal de thermische scan van de helm gebruikte om te zien hoeveel warmte afgevende lichamen er in het vliegtuig zaten. Misschien zou ze ook wel de röntgenstralen proberen. Dan zou het lijken alsof hij Jeejees warmtekenmerken met die van hemzelf probeerde te verhullen, maar dat was een doorzichtige truc, waar Opal hooguit een tel in zou trappen. Als de elf zich ervan vergewist had dat haar buit probeerde te ontsnappen, dan móést ze toch wel achter hem aan gaan?

Artemis liet het vliegtuig naar stuurboord hellen, om Opal met de camera in het zicht te houden, en zag tot zijn voldoening een paar vleugels uit de gleuven in Holly’s pak glijden.

De achtervolging kon beginnen.

Het was tijd voor het lokaas om net te doen alsof het probeerde te ontsnappen.

Artemis vloog weg van het landgoed, in de richting van de donkerpaarse zee, en gaf vol gas, tevreden over de soepele versnelling van het vliegtuig. De accu’s voorzagen de motoren gestaag van stroom, zonder ook maar één grammetje koolstofdioxide in de atmosfeer te lozen.

Hij controleerde de beelden van de staartcamera en was niet echt heel verbaasd toen hij de vliegende elf op zijn beeldscherm zag.

Haar beheersing van de toverkracht is aangetast door het kalmeringsmiddel, vermoedde hij. Opal heeft misschien maar net genoeg kracht gehad om de overall te activeren. Maar het pijltje zal snel uitgewerkt zijn en dan schieten er misschien wel bliksemschichten langs mijn vleugel.

Artemis keerde naar het zuiden en volgde de onregelmatige kustlijn. Het kabaal en de wirwar van flatgebouwen van Dublin, de spugende schoorstenen en de zwerm ronkende helikopters maakten plaats voor lange stukken grijze rots in de schaduw van de noord-zuidspoorlijn. De zee duwde tegen de kust en vouwde zijn talloze vingers over het zand, het struikgewas en de schalie.

Vissersboten puften van boei naar boei, met in hun kielzog een wit slangenspoor, en vissers haakten hun lange stokken vast in de kreeftenfuiken. Op vierduizend meter hoogte hingen dikke, massieve wolken met regen broeiend in hun buik.

Een vredige avond, zolang niemand omhoogkijkt.

Hoewel je Opals wazige vliegende gestalte op deze hoogte gemakkelijk voor een adelaar kon aanzien.

Artemis’ plan liep vooralsnog op rolletjes, langer dan hij had gehoopt. Hij legde negentig kilometer af zonder last te hebben van Opal. Artemis stond zichzelf een piezeltje hoop toe.

Nog even, dacht hij. Nog even en dan is de versterking van de elfBI er.

Toen kwam zijn radio krakend tot leven.

‘Artemis? Artemis, ben je daar?’

Butler. Hij klonk uitermate rustig, zoals altijd voordat hij uitlegde hoe ernstig de situatie was.

‘Butler, goede vriend, hier ben ik. Vertel me het goede nieuws.’

De bodyguard zuchtte in zijn microfoon – een brekende golf van ruis.

‘Ze gaan niet achter de Cessna aan. Jij hebt niet hun prioriteit.’

‘Maar Nr. 1 wel,’ zei Artemis. ‘Ze moeten hem ondergronds zien te krijgen. Ik begrijp het.’

‘Ja. Hij en…’

‘Laat verder maar, goede vriend,’ zei Artemis scherp. ‘Opal luistert mee.’

‘De elfBI is hier, Artemis. Ik wil dat je omkeert en terugvliegt.’

‘Nee,’ zei Artemis ferm. ‘Ik breng moeder niet nog een keer in gevaar.’

Artemis hoorde een vreemd krakend geluid en nam aan dat Butler de microfoon wurgde.

‘Oké. Een andere locatie dan. Ergens waar we onszelf kunnen ingraven.’

‘Prima, ik ben toch al onderweg naar het zuiden, dus waarom gaan we dan niet…’

Artemis kon zijn verhulde voorstel niet afmaken, want zijn kanaal werd door een oorverdovende uitbarsting van ruis uitgeschakeld. Het gesnerp gaf een gonzende naschok in zijn oren, en hij liet de Cessna heel even stuurloos doorvliegen.

Hij had zich nog niet hersteld of een keiharde dreun tegen de vliegtuigromp maakte dat hij alweer de controle kwijt was.

Op de display begon het icoontje van het zonnepaneel rood te flikkeren. Minstens tien panelen waren door de klap aan diggelen gegaan.

Artemis trok er een halve seconde voor uit om de camera aan de achterkant te checken. Opal vloog niet meer achter hem aan. Dat was dus te verwachten geweest.

De stem van de elf knalde door de radiospeakers, bits van chagrijn en kwade bedoelingen.

‘Ik ben nu sterk, Modderjongen,’ zei ze. ‘Je vergif is uit mijn systeem gespoeld. Mijn kracht groeit en ik verlang naar meer.’

Artemis ging er niet op in. Hij had al zijn vaardigheid en snelle verstand nodig om de Cessna te besturen.

Opal sloeg nog een keer tegen de vleugel, ramde haar onderarmen tegen de zonnepanelen en brak die zoals een kind dun ijs in een vijver breekt, terwijl ze met haar armen vrolijk in het rond maaide en de vleugels gonsden om het vliegtuig bij te houden. Het toestel bokte en zwalkte heen en weer, en Artemis worstelde met de stuurknuppel om het recht te houden.

Ze is gestoord, dacht Artemis. Volledig gestoord.

En toen: die panelen zijn uniek. En zij noemt zichzelf een wetenschapper.

Opal holde over de vleugel en beukte ondertussen met een gepantserde vuist tegen de romp zelf. Er gingen nog meer panelen aan gort en het polymeer boven Artemis’ schouder vertoonde deukjes ter grootte van een piepkleine vuist. Er liepen scheurtjes langs de deuken, opengetrokken door de wind.

Opals stem klonk luid door de speaker. ‘Landen, Fowl. Landen, dan heb je nog een kleine kans dat ik niet terugga naar het landhuis als ik met jou klaar ben. Landen! Landen!’

Elk bevel om te landen werd benadrukt door nog een klap tegen de cockpit. De voorruit explodeerde naar binnen toe, waardoor Artemis een regen van scherpe stukken plexiglas over zich heen kreeg.

‘Landen! Landen!’

Jij hebt het product, hielp Artemis zichzelf herinneren. Dus jij hebt ook de macht. Opal kan zich niet veroorloven om Jeejee te doden.

De wind loeide in Artemis’ gezicht en de waarden van zijn vluchtinstrumenten sloegen nergens op, tenzij Opal ze met de energie van het elfBI-pak in de war gooide. Maar Artemis had nog steeds een kans. Er zat nog wat vechtlust in deze Fowl.

Hij richtte de neus naar beneden en helde scherp naar links. Opal hield hem gemakkelijk bij en trok stroken van de romp. In de vervagende schemering vormde ze een verwoestende schaduw.

Artemis kon de zee ruiken.

Hij zat te laag. Te snel.

Er flakkerden nog meer rode lampjes op het paneel op. De energietoevoer was afgesneden. De accu’s waren kapot gestoken. De hoogtemeter snorde en bliepte.

Opal was bij het zijraampje. Artemis zag haar tandjes naar hem grijnzen. Ze zei iets. Ze riep iets. Maar de radio deed het niet meer. Dat was waarschijnlijk maar goed ook.

Ze heeft de tijd van haar leven, realiseerde hij zich. Dikke, dikke pret.

Artemis worstelde met de besturing. De stroeve kleppen waren nu wel zijn minste zorg. Als Opal besloot een paar kabels door te knippen raakte hij alle controle over het vliegtuig kwijt. Het was nog te vroeg, maar toch klapte Artemis het driewielige landingsgestel al uit. Als Opal het mechanisme nu saboteerde, bleven de wielen in elk geval uit.

Ze vielen als een baksteen naar de aarde, aan elkaar vastgeklonken. Een spreeuw op de rug van een adelaar. Opal sloeg haar gepantserde hoofd door het plexiglazen raampje van de deur, terwijl ze in de helm bleef schreeuwen en het vizier onder het speeksel kwam te zitten. Ze gaf bevelen die Artemis niet kon verstaan en hij had niet genoeg tijd om te liplezen. Hij zag dat haar ogen rood gloeiden van de toverkracht en aan haar manische gezichtsuitdrukking was duidelijk te zien dat alle draden die haar met de redelijkheid verbonden, doorgeknipt waren.

Nog meer geschreeuw. Gedempt achter het vizier. Artemis wierp een sardonische blik op de radio, die dood en donker in zijn houder zat.

Opal zag hem kijken en deed haar vizier omhoog, waarna ze boven de wind uit schreeuwde, te ongeduldig om de PA van de helm te gebruiken.

‘Geef me de maki, dan laat ik jou in leven,’ zei ze met mesmeriserende stem. ‘Dat beloof…’

Artemis ontweek haar blik, haalde het pistool voor noodsignalen onder de stoel vandaan en stak haar dat in het gezicht.

‘U laat mij geen andere keus dan u dood te schieten,’ zei hij met kille en zelfverzekerde stem. Dit was geen dreigement, dit was een vaststelling van de feiten.

Opal wist wel wanneer iemand de waarheid sprak en heel even haperde haar vastbeslotenheid. Ze deinsde achteruit, maar niet snel genoeg om te voorkomen dat Artemis het signaal op haar helm afvuurde, en toen deed ze vlug haar hand omhoog om het vizier omlaag te klappen.

Opal tolde van de Cessna weg, met een spoor van zwarte rook achter zich aan en rode vonken rond haar hoofd, als boze wespen. Haar vleugel sloeg tegen die van de Cessna, en allebei raakten ze beschadigd. Zonnecelsplinters lichtten op als sterrenstof en de staartveren van Opals vlieguitrusting dwarrelden langzaam als een helikopter naar de grond. Het vliegtuig slingerde naar stuurboord, kreunend als een gewond dier.

Ik moet landen. En wel nu meteen.

Artemis voelde zich niet schuldig over wat hij gedaan had. Een wezen met het herstellend vermogen van Opal had niet lang last van de brandwond van zo’n signaalvlam. De toverkracht was nu vast haar huid al aan het genezen. In het beste geval had hij zichzelf er een paar minuten uitstel mee bezorgd.

Als Opal terugkomt, zal ze buiten zinnen zijn van woede. Een echte maniak. Misschien is haar beoordelingsvermogen dan niet meer zo scherp.

Artemis glimlachte grimmig en heel even voelde hij zich weer die oude, complotten smedende jongen die hij was voor Holly en zijn moeder hem hadden laten kennismaken met hun irritante normen en waarden.

Mooi. Een onscherp beoordelingsvermogen geeft mij net de voorsprong die ik nodig heb.

Artemis bracht het vliegtuig in een zo recht mogelijke stand en vertraagde de afdaling. De wind sloeg in zijn gezicht en trok aan zijn huid. Hij schermde zijn ogen af met een onderarm en tuurde door de waas van de ronddraaiende propeller naar beneden.

Het schiereiland Hook Head stak als een leigrijze pijlpunt in de zwarte zee onder hem naar voren. In de oostelijke ronding knipoogde een groepje lichtjes. Dit was het dorp Duncade, waar Butler op de terugkeer van zijn jeugdige pupil uit Limbo had gewacht. Een magische inham die ooit beschutting had geboden aan het demoneneiland Hybras. Het hele gebied was een magische hotspot waar de spectrometers van de elfBI van op tilt zouden slaan.

De donkerblauwe nacht viel snel, en harde ondergrond was moeilijk van zachte te onderscheiden. Artemis wist dat er van Duncade naar de vuurtoren van Hook Head een tapijt van grasland liep, maar hij zag de grasstrook maar eens in de vijf seconden, als die smaragdgroen oplichtte in de straal van de vuurtoren.

Mijn landingsbaan, dacht Artemis.

Hij zette de Cessna in de best mogelijke aanvliegroute en daalde in ongelijkmatige schokken waar zijn maag van omhoogkwam. De zonnepanelen lieten los van de neus en de vleugels en woeien achter het vliegtuig aan.

Opal was nog steeds nergens te bekennen.

Maar ze is in aantocht. Vergis je daar niet in.

Bij elke groene flits denderde de harde aarde dichter naar hem toe.

Te snel, dacht Artemis. Ik land te snel. Op die manier haal ik nooit mijn vliegbrevet.

Hij klemde zijn kaken op elkaar en hield de stuurknuppel stevig vast. Het zou een keiharde landing worden.

En dat was het ook, al brak hij er geen botten bij. De eerste keer niet. Maar bij de tweede stuitering vloog Artemis tegen het bedieningspaneel aan en hoorde hij de linkerkant van zijn sleutelbeen knappen. Een verschrikkelijk geluid waardoor de gal in zijn keel omhoogkwam.

Nog geen pijn. Ik heb het alleen koud. Ik raak in shock.

De wielen van de Chessna vlogen over het lange gras, dat door een laagje zeenevel werd bedekt en spekglad was. Artemis vloekte, niet vanwege zijn verwondingen, maar omdat zijn lot nu in de handen van het toeval lag; hij had er geen controle meer over. Opal zou Jeejee komen halen en hij moest zijn uiterste best doen om haar af te leiden.

De buitenwereld bleef uitermate gewelddadig Artemis’ gedachten binnendringen. De stang van het voorwiel schampte tegen een scherpe rots, waardoor die volledig afbrak. Het wiel rolde een paar seconden langs het vliegtuig door, totdat het in het duister verdween.

Er volgde nog een knal en de Cessna boorde zijn neus in de grond en de propeller ploegde voren in de aarde. Graspollen waaierden door de lucht en door de voorruit regende het kluiten aarde.

Artemis proefde aarde en dacht: Ik begrijp niet wat Turf eraan vindt. Het is nou niet bepaald kreeftenmousse.

Toen stond hij buiten en wankelde hij naar de rotsige kustlijn. Artemis riep niet om hulp, en als hij dat wel had gedaan was er toch niemand gekomen. De rotsen waren zwart, verraderlijk en uitgestorven. De zee bulderde en het waaide keihard. Zelfs als de lichtbundel van de vuurtoren het beeld van het vallende vliegtuig op de hemel had vastgeprikt, zou het nog een hele tijd duren voordat ongewapende, nietsvermoedende dorpelingen hulp kwamen aanbieden. En dan was het natuurlijk al te laat.

Artemis stommelde verder en liet zijn linkerarm omlaag hangen. Zijn goede hand hield hij om het pluizige kopje geslagen dat aan de voorkant uit zijn jasje piepte.

‘We zijn er bijna,’ hijgde hij.

Er staken een paar rotsen uit zee omhoog als de laatste tanden in het tandvlees van een tabakspruimer. Dertig meter hoge zuilen van harde rots die de eroderende kracht van wind en golven hadden weerstaan. Door de plaatselijke bevolking werden ze De Nonnen genoemd, vanwege hun zusterachtige voorkomen. Van top tot teen in habijt gehuld.

De Nonnen waren een plaatselijke bezienswaardigheid en van de kust naar de Kleine Zuster en naar Moeder Overste was een stevige touwbrug gespannen die de kloof overbrugde. Butler had Artemis een keer verteld dat hij menig eenzame nacht op de tweede rots had doorgebracht, met een nachtkijker, waarmee hij de zee aftuurde op zoek naar een teken van Hybras.

Artemis stapte de eerste overspanning van de brug op. Die golfde en kraakte een beetje onder zijn voeten, maar hield zich verder goed. Diep onder hem, door de planken heen, zag hij de zee, en de platte rotsen die door het oppervlak omhoogstaken als paddenstoelen door de klei. Op een van de lagergelegen rotsen lag het lichaam van een onfortuinlijke hond – een grimmige herinnering aan wat er kon gebeuren als je op De Nonnen je evenwicht verloor.

Ik ren naar iets toe dat doodloopt, hield hij zichzelf voor. Zodra ik op de tweede rots ben, kan ik alleen nog maar naar beneden.

Maar er zat niets anders op. Hij keek snel even achterom en zag dat Opal hem op de hielen zat. Hij had niet eens zijn zonnebril, die haar schild filterde, nodig om haar te zien. De elf wilde geen toverkracht aan onzichtbaarheid besteden. Ze stormde als een zombie de wei door, waarbij een rode nevel van toverkracht haar gezicht in de helm verlichtte en ze haar vuisten langs haar lichaam gebald hield. Haar vleugels waren uit, maar ze waren wel gehavend. Daar viel niet meer mee te vliegen. Alleen de kracht van Jeejee kon Opal nu nog redden. Hij was haar laatste hoop op de overwinning. Als ze niet snel zijn hersenvocht bij zichzelf injecteerde, was vast de elfBI al gearriveerd om de bedreigde maki te beschermen.

Artemis stak de brug over en lette daarbij goed op dat hij niet met zijn bungelende arm tegen de reling sloeg. Wonder boven wonder had hij niet voortdurend pijn, maar elke stap die hij zette joeg wel een withete pijnscheut door het bovenste deel van zijn borstkas.

Je moet haar nog even afleiden. Daarna is de cavalerie er vast. De gevleugelde, onzichtbare cavalerie. Ze zouden hem toch niet in de steek laten?

‘Fowl!’ klonk een brul achter hem. Dichterbij dan hij verwacht had. ‘Geef me die aap!’

De stem was voorzien van een laagje verspilde toverkracht. Geen oogcontact. Geen mesmer.

Aap, dacht Artemis meesmuilend. Haha.

Nog verder de kloof over. Boven en onder hem was het zwart, aan de hemel en in de zee stipjes van sterren. Golven als grommende tijgers. Hongerige tijgers.

Artemis wankelde naar de eerste Non toe. Kleine Zuster. Hij stapte een rotsplateau op dat verraderlijk afgesleten was. Zijn voet gleed erop uit en hij vloog de hele top over alsof hij een ballroomdanser met een onzichtbare partner was.

Hij hoorde Opal gillen. Als Jeejee nu doodging was de ramp niet te overzien, want dan zat zij gevangen in deze tijd, met de hele elfBI achter haar aan en zonder de ultieme krachten.

Artemis keek niet om, hoewel hij niets liever wilde. Hij hoorde Opal over de planken stormen en bij elke ademhaling vloeken. De woorden klonken bijna komisch, met dat kinderlijke elfenstemmetje van haar.

Hij kon nergens naartoe, alleen maar verder voorwaarts. Op de tweede brug viel Artemis bijna, en hij trok zichzelf langs de touwreling voort, totdat hij bij Moeder Overste was. De plaatselijke bevolking beweerde dat je, als je bij zonsopgang op het juiste punt op de kust stond en je ogen een beetje dichtkneep, net het strenge gezicht van Moeder Overste kon zien.

De rots voelde nu in elk geval streng aan. Grimmig en bars. Zelfs één misstap zou niet getolereerd worden.

Artemis liet zich op de paddenstoelachtige ronding van het plateau op zijn knieën vallen en nam zijn linkerelleboog in zijn rechterhandpalm.

Nog even en dan word ik overmand door shock en pijn. Maar nu nog niet, genie. Concentreer je.

Artemis keek omlaag naar de halsopening van zijn jasje. Het pluizige koppetje was weg.

Op Kleine Zuster laten vallen. Waar Opal hem zo vindt.

Dit werd bevestigd door een plotselinge verrukte gil achter hem. Artemis draaide zich langzaam en met grote inspanning om naar zijn vijand. Hij had het gevoel alsof hij al een eeuwigheid tegen haar vocht.

De elf stond boven op de uit zee stekende rots en danste bijna van blijdschap. Artemis zag een harig diertje met zijn pootjes gespreid op het plateau liggen.

‘Ik heb hem!’ kraaide Opal. ‘Jij was toch zo geniaal? Jij had toch zo’n enorm brein? Je hebt hem laten vallen! Je hebt hem gewoon laten vallen!’

Artemis voelde het gebonk in zijn schouder aanzwellen. Zo meteen werd het nog erger, dat wist hij zeker.

Opal stak haar handen naar haar trofee uit.

‘Hij is van mij,’ zei ze eerbiedig, en Artemis durfde te zweren dat hij in de verte donder hoorde. ‘De ultieme toverkracht is van mij. Ik heb de maki.’

Artemis sprak luid en duidelijk, zodat zijn woorden de kloof zouden overbruggen.

‘Het is geen maki,’ zei hij. ‘Het is een aap.’

Opals glimlach bevroor op haar gezicht, een en al tandjes, en ze greep datgene beet waarvan ze gedacht had dat het Jeejee was. Het diertje voelde zacht aan in haar handen.

‘Een speelgoeddier!’ fluisterde ze. ‘Het is een speelgoeddier.’

Artemis’ triomf werd overschaduwd door de pijn en de uitputting. ‘Opal, dit is Professor Primaat. De knuffel van mijn broertje.’

‘Een knuffel,’ herhaalde Opal dof. ‘Maar er waren toch echt twee warmtebronnen. Ik heb het zelf gezien.’

‘In het schuimrubber zit een gelpakking voor in de magnetron,’ legde Artemis uit. ‘Het is voorbij, Opal. Jeejee is onderhand al in Haven. Je krijgt hem niet. Geef je over, dan hoef ik je niet neer te schieten.’

Opals gezicht vertrok van woede.

‘Neer te schieten? Mij neer te schieten?’ Ze sloeg het speelgoedaapje net zo lang tegen de rotsen totdat het gehavende binnenwerk eruitviel. Uit het speakertje klonk een metaalachtige stem.

‘Deze dag gaat de geschiedenis in … Deze dag… Deze dag gaat de geschiedenis in.’

Opal zette het op een krijsen en rond haar vingertoppen krioelden rode vonken.

‘Ik kan niet vliegen en ik kan geen bliksem afschieten, maar ik heb nog wel genoeg toverkracht om jouw hersenen te frituren.’

Opals droom over oppermachtigheid was voorbij. Op dat moment wilde ze maar één ding, en dat was Artemis Fowl doden. Met moordzucht in haar hart stapte ze de tweede brug op.

Artemis stond er vermoeid bij te kijken en stak zijn hand in zijn zak.

‘Je pantser zou je moeten redden,’ zei hij met kalme stem tegen Opal. ‘Het zal verschrikkelijk zijn, maar de elfBI graaft je er wel uit.’

Opal snoof minachtend. ‘Nog meer tactiek. Bluf en nog eens bluf. Dit keer gaat het je niet lukken, Artemis.’

‘Dwing me er niet toe, Opal,’ smeekte Artemis. ‘Ga nou gewoon zitten en wacht op de elfBI. Dan hoeft er niemand gewond te raken.’

‘O, maar volgens mij moet er wel iemand hoognodig gewond raken,’ zei Opal.

Artemis haalde een aangepast laserpistool uit zijn zak, activeerde de smalle straal en richtte die op de onderkant van Kleine Zuster.

‘Wat ga je met dat ding doen? Het duurt zeker honderd jaar voor je die rots doorgezaagd hebt.’

‘Ik probeer hem helemaal niet door te zagen,’ zei Artemis, terwijl hij de straal stil hield. ‘En het is geen rots.’

Opal stak haar handen omhoog, en de vonken vlochten zich als prikkeldraad om haar vingers.

Niets meer zeggen nu.

Artemis’ laserstraal sneed diep in de onderkant van Kleine Zuster, totdat hij door de buitenste laag heen was en de enorme bel methaan eronder had bereikt.

Kleine Zuster was geen rots. Het was de zevende kraak, die op de magische resonantie van Hybras was afgekomen. Artemis bestudeerde hem al jaren. Zelfs Foaly wist niet dat hij hier lag.

De explosie was enorm, en schoot een kolom vuur vijftien meter de lucht in. De buitenste laag stortte onder Opal in elkaar en slokte haar in een sneeuwstorm van scherven op.

Artemis hoorde de doffe ploink van haar elfBI-pantser dat zich samentrok om de klap op te vangen.

Foaly’s pantser zou haar moeten redden.

Hij gooide zich plat op de rots en onderging de regen van rots, wier en zelfs vissen, die op zijn rug en benen belandde.

Ik zal echt mazzel moeten hebben, wil ik hier heelhuids uitkomen. Echt mazzel.

En hij had mazzel. Er regenden allerlei behoorlijk grote projectielen op het plateau neer, maar geen daarvan raakte Artemis. Hij werd bekogeld met kleinere voorwerpen en moest aan zijn lijst verwondingen nog wel honderd blauwe plekken en snijwondjes toevoegen, maar geen enkele botbreuk.

Toen Artemis het gevoel had dat de wereld niet meer trilde, kroop hij naar de rand van de rots en tuurde omlaag naar de borrelende zee. In de golven, daar waar de kraak had gelegen, lag een piramide van puin te dampen. Het grote beest zwom nu waarschijnlijk in stilte weg, op zoek naar een andere magische hotspot. Opal viel in geen velden of wegen te bekennen.

De elfBI vindt haar wel.

Artemis draaide zich op zijn rug en keek naar de sterren. Dat deed hij vaak, en meestal vroeg hij zich dan af hoe hij bij de planeten kon komen die rond die speldenprikjes licht cirkelden, en wat hij daar dan zou aantreffen. Maar op deze avond voelde hij zich alleen maar heel klein en nietig toen hij de sterren zag. De natuur was onmetelijk groot en machtig en zou hem uiteindelijk opslokken, en zelfs de herinnering aan hem. Hij lag daar koud en alleen op het plateau te wachten op een gevoel van triomf, waarvan hij zich realiseerde dat het nooit zou komen, en te luisteren naar het geschreeuw van de dorpelingen in de verte, die over het langgerekte weiland zijn kant op kwamen.

Holly was er eerder dan de dorpelingen. Ze kwam uit noordelijke richting aan gezweefd en landde geluidloos op de uit zee stekende rots.

‘Je vliegt,’ zei Artemis, alsof hij dat nog nooit eerder had gezien.

‘Ik heb een pak van de bodyguards van Nr. 1 geleend. Nou ja, ik zeg wel geleend…’

‘Hoe heb je me gevonden?’ vroeg Artemis, hoewel hij het wel kon raden.

‘O, ik zag een gigantische explosie en toen dacht ik: wie zou dat nou kunnen zijn?’

‘Hmm,’ zei Artemis. ‘Een beetje een open deur.’

‘Verder heb ik het stralingsspoor van mijn oude pak gevolgd. En dat volg ik nu nog steeds.’ Holly raakte met een vinger haar vizier aan en het filter veranderde. ‘Wat een berg rotsblokken heb je op Opal laten vallen. Het zal wel even duren voor het Opsporingsteam haar eruit gegraven heeft. Ze ligt als een tunneldwerg te vloeken. Wat heb je met haar gedaan?’

‘De zevende kraak,’ legde Artemis uit. ‘Die ene die Foaly niet kon vinden, doordat hij kokervormig was in plaats van kegelvormig, denk ik. Die heb ik op een weersatelliet gevonden.’

Holly legde een vinger tegen Artemis’ voorhoofd. ‘Typisch Artemis Fowl. Tot moes geslagen en nog steeds college geven.’

Er stroomden magische vonken uit Holly’s vingertop, die Artemis als een cocon omsloten. Hij voelde zich getroost en vredig, als een baby in zijn dekentje. Zijn pijn werd weggevaagd en zijn gebroken sleutelbeen vloeibaar gemaakt en toen weer in geheelde vorm gestold.

‘Leuke truc,’ zei hij glimlachend, met glazige ogen.

‘Ik ben hier tot dinsdag,’ zei Holly, die naar hem terug glimlachte. ‘Nr. 1 heeft mijn tank bijgevuld.’

Artemis keek door een rode nevel naar zijn vriendin omhoog. ‘Het spijt me dat ik tegen je gelogen heb, Holly. Echt waar. Je hebt zoveel voor me gedaan.’

Holly’s ogen stonden afwezig. ‘Misschien heb je de verkeerde beslissing genomen; misschien had ik die beslissing zelf ook wel genomen. We komen allebei uit een andere wereld, Artemis. We zullen altijd zo onze twijfels over elkaar blijven houden. Laten we gewoon doorgaan en het verleden in het verleden laten, waar het thuishoort.’

Artemis knikte. Meer zat er niet voor hem in, al verdiende hij dat niet eens.

Holly trok een touw uit haar riem en haakte die in een lus onder Artemis’ armen. ‘Kom, je moet hier weg voordat de dorpelingen een galg gaan bouwen.’

‘Goed plan,’ mompelde Artemis, doezelig van de nawerking van zijn magische make-over.

‘Ja, geloof het of niet, maar andere mensen hebben die ook wel eens.’

‘Wel eens, ja,’ beaamde Artemis, en toen viel zijn hoofd achterover en sliep hij.

Holly stemde haar vleugels af op het extra gewicht en lanceerde hen samen van de rand van de rots. Ze vloog laag om de schijnwerpers van de plaatselijke bevolking, die de donkere hemel als zoeklichten aftastten, te ontwijken.

Terwijl Holly door de lucht vloog, schakelde Foaly in op de frequentie van haar helm.

‘De zevende kraak, zeker? Ik had natuurlijk al mijn vermoedens…’ Hij zweeg even. ‘Dit lijkt me een goede gelegenheid om Artemis’ geheugen te wissen,’ zei hij. ‘Dat bespaart ons in de toekomst een hoop ellende.’

‘Foaly!’ riep Holly ontzet uit. ‘We wissen nooit het geheugen van vrienden. Artemis heeft ons Jeejee terugbezorgd. Wie weet hoeveel geneesmiddelen er in het brein van die maki besloten liggen?’

‘Ik maakte maar een grapje. En, wat denk je? We hoeven Jeejee niet eens te vragen of hij wat hersenvocht wil afstaan. Nr. 1 heeft er, terwijl hij op de shuttle zat te wachten, een synthetische versie van geproduceerd. Die knul is me er eentje, hoor.’

‘Daar schijn ik er nogal wat van tegen te komen. Trouwens, we moeten een team voor Opal laten aanrukken.’

‘Ze zijn onderweg. Ik denk dat jij als je terug bent door de inspectie flink door de mangel gehaald zult worden.’

Holly snoof minachtend. ‘Het bekende verhaal.’

Foaly deed er het zwijgen toe en wachtte tot Holly meer details over haar avonturen zou vertellen. Op een gegeven moment hield hij het niet meer.

‘Oké, jij hebt gewonnen. Ik vraag er zelf wel naar. Wat is er indertijd gebeurd – acht jaar geleden? Lieve hemel, dat moet me een chaos geweest zijn.’

Holly voelde een fantoomtinteling op haar lippen, daar waar ze Artemis had gekust.

‘Niets. Er is niets gebeurd. We zijn erheen gegaan, hebben de maki gepakt en zijn teruggekomen. Een paar probleempjes, maar niks wat we niet aankonden.’

Foaly drong niet verder aan. Holly zou het hem allemaal wel vertellen als ze het zelf verwerkt had.

‘Denk jij nou nooit: ik wil naar mijn werk en dan gewoon weer thuiskomen? Zonder toestanden?’

Holly zag hoe de zee onder haar voorbijflitste en voelde het gewicht van Artemis Fowl in haar armen.

‘Nee,’ zei ze. ‘Dat denk ik nou nooit.’