Artemis senior riep zijn troepen samen in de vergaderzaal van Huize Fowl, die oorspronkelijk een eetzaal was geweest. Tot voor kort gingen de duizelingwekkend hoge gotische bogen schuil achter een verlaagd plafond, maar Angeline Fowl had bepaald dat dat eruit moest en dat de zaal in zijn oorspronkelijke, twee keer zo hoge glorie moest worden hersteld.
Artemis, zijn vader en Butler zaten in zwartleren stoelen van Marcel Breuer rond een tafel met glazen blad, waaraan plaats voor nog tien mensen was.
Nog niet zo lang geleden zaten er smokkelaars aan deze tafel, dacht Artemis. Om nog maar te zwijgen over misdaadbazen, hackers, effectenhandelaren met voorkennis, vervalsers, zwartemarkthandelaren en geveltoeristen. Het oude familiebedrijf.
Artemis senior deed zijn laptop dicht. Hij zag bleek en was duidelijk doodop, maar de oude vastberadenheid fonkelde in zijn ogen.
‘Het plan is heel eenvoudig. We moeten niet alleen een second opinion zien te krijgen, maar zelfs zo veel opinions als maar kan. Butler gaat met het vliegtuig naar China. We hebben geen tijd om het via de officiële kanalen te spelen, dus misschien kun je ergens een landingsstrook vinden waar ze niet zo moeilijk doen over immigratie.’
Butler knikte. ‘Ik weet wel iets. Ik kan binnen twee dagen weer terug zijn, als alles goed gaat.’
Artemis senior was tevreden. ‘Mooi. Het vliegtuig is volgetankt en staat klaar. Ik heb al een volledige bemanning bijeengeroepen en een extra piloot.’
‘Ik moet nog even een paar spullen pakken en dan kan ik weg.’
Artemis wist wel zo ongeveer wat voor spullen Butler moest inpakken, vooral als er geen functionarissen op de landingsbaan aanwezig zouden zijn.
‘Ik ga naar Engeland,’ zei Artemis senior. ‘Ik ga met de helikopter naar London City Airport en vandaar met een limousine naar Harley Street. Daar zitten diverse specialisten met wie ik kan praten, en het is veel efficiënter als ik dáárheen ga dan wanneer zij allemaal híérnaartoe komen. Als iemand van hen ook maar een sprankje licht op de toestand van je moeder kan laten schijnen, zorg ik ervoor dat diegene mee hiernaartoe komt, kan me niet schelen wat het kost. Desnoods koop ik zijn hele praktijk op.’
Artemis knikte. Verstandige tactiek. Maar hij had ook niet anders verwacht van de man die meer dan twintig jaar lang met succes een crimineel imperium had geleid en de afgelopen paar jaar een humanitair imperium.
Alles wat Artemis senior tegenwoordig deed was ethisch verantwoord. Van zijn fairtrade kledingbedrijf tot en met zijn aandelen in Aardekracht – een consortium van gelijkgestemde zakenmensen die van alles en nog wat bouwden, van auto’s die op herbruikbare brandstof liepen tot geothermische staven en zonnepanelen. Hij had zelfs de auto’s van de familie Fowl, het vliegtuig en de helikopter met hypermoderne emissiefilters laten uitrusten om de koolstofvoetafdruk van de familie wat minder groot te maken.
‘Ik blijf hier,’ verkondigde Artemis, om de anderen maar voor te zijn. ‘Ik coördineer jullie bezigheden, ik stel een webcam op, zodat de specialisten van Harley Street moeder kunnen zien, ik geef leiding aan dokter Schalke en mevrouw Book, en ik ga zelf het internet op om behandelmogelijkheden te zoeken.’
Artemis senior glimlachte zo’n beetje. ‘Precies, zoon. Aan die webcam had ik niet gedacht.’
Butler wilde zo snel mogelijk weg, maar hij moest eerst nog even iets zeggen. ‘Ik vind het geen prettig idee dat Artemis hier alleen blijft. Hij mag dan een genie zijn, maar hij is nog steeds de bekende bemoeial en hij trekt als een magneet problemen aan.’ De bodyguard knipoogde naar Artemis. ‘Dat is niet beledigend bedoeld, jongeheer, maar jij weet van een picknick op zondagmiddag nog een internationale gebeurtenis te maken.’
Artemis accepteerde de beschuldiging hoffelijk. ‘Zo vat ik het ook niet op.’
‘Dat was ook al in mij opgekomen,’ zei Artemis senior, terwijl hij over zijn kin krabde. ‘Maar er zit niks anders op. Het kindermeisje heeft gezegd dat ze de tweeling wel voor een paar dagen wil meenemen naar haar huis in Howth, maar Arty is hier echt nodig, dus hij zal zijn eigen boontjes moeten doppen.’
‘Dat is echt geen probleem,’ zei Artemis. ‘Een beetje meer vertrouwen, graag.’
Artemis senior reikte over de tafel heen en legde zijn hand over die van zijn zoon. ‘Vertrouwen in elkaar is het enige wat we nu nog hebben. We moeten erin geloven dat we je moeder kunnen redden. Geloof je erin?’
Artemis zag dat een van de bovenste ramen langzaam op een kier openging. Er dwarrelde een blaadje de kamer binnen, dat rondtolde op een briesje, en daarna leek het raam zich uit zichzelf weer te sluiten.
‘Ik geloof er heilig in, vader. Met de minuut meer zelfs.’
Holly maakte zich pas bekend toen de aangepaste Sikorsky s-76c van Artemis senior van het heliplatform op het dak was opgestegen. Toen de elf met haar hand op Artemis’ schouder trillend in beeld verscheen, was hij net bezig een webcam aan het voeteneind van het bed van zijn moeder te installeren.
‘Artemis, wat erg van je moeder,’ zei ze zacht.
‘Bedankt dat je gekomen bent, Holly,’ zei Artemis. ‘Dat heb je snel gedaan.’
‘Ik was in Finland bovengronds, op jacht naar een kraak.’
‘Ach ja, het beest van Tennyson,’ zei Artemis, en hij sloot zijn ogen en herinnerde zich een paar versregels van het beroemde gedicht.
Nog onder dieptes waar de afgrond gaapt;
Ver voorbij ’t bulderen van de zee,
Daar slaapt de kraak al eeuwen, droomloos,
Zijn onverstoorde slaap.
‘Zijn onverstoorde slaap? Maar niet heus. Houd het nieuws maar in de gaten. Er schijnt een natuurlijke gasexplosie geweest te zijn.’
‘Dan zal Foaly wel weer een van zijn pr-trucs hebben uitgehaald.’
‘Er zijn niet veel kraken meer over,’ merkte Artemis op. ‘Zeven, voor zover ik weet.’
‘Zeven?’ zei Holly verbaasd. ‘Wij weten maar van zes.’
‘O ja, zes. Dat bedoelde ik ook. Nieuw pak?’ vroeg hij, een beetje te snel op een ander onderwerp overschakelend.
‘Drie jaar moderner dan het vorige,’ antwoordde Holly, die dit interessante weetje over de kraak opsloeg om zich er op een later tijdstip nader over te buigen. ‘Dit pak heeft een autoharnas. Als de sensoren voelen dat er iets groots in aantocht is, spant het hele pak zich om de klap op te vangen. Het heeft me vandaag al één keer het leven gered.’
Er bliepte een icoontje in Holly’s helm ten teken dat ze een bericht had en ze nam even de tijd om de korte tekst te lezen.
‘Nr. 1 is onderweg. Ze sturen de shuttle van Sectie Acht. Dit valt niet meer in te dammen, dus we moeten snel te werk gaan – wat er ook gedaan moet worden.’
‘Mooi. Ik heb alle hulp nodig die ik kan krijgen.’
Hun gedachten werden helemaal in beslag genomen door de dodelijke ziekte van Angeline Fowl, en hun gesprek stokte. Ze was lijkbleek en de geur van lelies hing geel in de lucht.
Artemis rommelde wat met de webcam en toen rolde die onder het bed.
‘Godver,’ vloekte hij, en hij ging op zijn knieën zitten om zijn arm in de donkere ruimte te steken. ‘Ik kan er niet… Ik kan er net niet…’
Plotseling drong de onmetelijkheid van de situatie tot hem door.
‘Wat ben ik voor zoon?’ fluisterde hij. ‘Een leugenaar en een dief. Mijn moeder heeft altijd alleen maar van me gehouden en geprobeerd me te beschermen en nu gaat ze misschien wel dood.’
Holly hielp Artemis overeind. ‘Die persoon ben je niet meer, Artemis, en je houdt toch van je moeder?’
Artemis snoof wat, gegeneerd. ‘Ja, natuurlijk.’
‘Dan ben je een goede zoon. En zodra ik je moeder genezen heb ziet ze dat heus wel in.’
Holly klikte met haar nek en er sprongen magische vonken uit haar vingertoppen, die in een omgekeerde kegel rondtolden.
‘Nee,’ riep Artemis uit. ‘Is het niet verstandiger om eerst de symptomen te bestuderen?’
Holly sloot haar vuist en doofde de vonken. Argwanend.
Ze zette haar helm af en ging dicht bij Artemis staan, dichter dan hem bij mensen lief was, en ze keek hem doordringend in zijn niet bij elkaar passende ogen. Het was een vreemde gewaarwording om haar eigen oog naar zich te zien terugkijken.
‘Heb je iets uitgespookt, Artemis?’
Artemis keek heel rustig terug. Ze zag alleen maar verdriet in zijn ogen.
‘Nee. Ik ben met mijn moeder alleen voorzichtiger dan ik met mezelf zou zijn, meer niet.’
Holly’s argwaan was het resultaat van jarenlange ervaring met Artemis, dus vroeg ze zich af waarom hij opeens niet wilde dat ze haar toverkracht gebruikte, terwijl hij daar voorheen nooit mee gezeten had. Misschien had hij deze aanpak zelf ook al geprobeerd. Misschien had de tijdstroom hem niet van zijn gestolen toverkracht beroofd, zoals hij wel had beweerd.
Ze drukte haar handen stevig tegen de zijkant van Artemis’ hoofd en legde toen haar voorhoofd tegen het zijne.
‘Houd hiermee op, Holly,’ protesteerde Artemis. ‘Daar hebben we geen tijd voor.’
Holly gaf geen antwoord, maar deed haar ogen dicht en concentreerde zich. Artemis voelde hoe de warmte over zijn hoofdhuid trok en hij voelde de toverkracht vertrouwd gonzen. Holly was hem aan het peilen. Het duurde hooguit een seconde.
‘Niets,’ zei ze, en ze liet hem los. ‘Echo’s, maar geen echte toverkracht.’
Artemis wankelde duizelig achteruit.
‘Ik begrijp je argwaan, Holly. Die was in veel gevallen terecht. Maar wil je dan nu alsjeblieft mijn moeder onderzoeken?’
Holly realiseerde zich dat ze Angeline Fowl tot nog toe met opzet hooguit vluchtig had bekeken. Deze hele situatie bezorgde haar te veel pijnlijke herinneringen.
‘Natuurlijk, Artemis. Sorry van die sonde. Ik moest zeker weten dat ik dit allemaal voor waar kon aannemen.’
‘Mijn gevoelens zijn niet belangrijk,’ zei Artemis, en hij pakte Holly bij haar elleboog vast. ‘Onderzoek nu mijn moeder. Alsjeblieft.’
Holly moest zichzelf dwingen om Angeline Fowl goed te onderzoeken, en zodra ze ertoe overging, zond een diepgewortelde angst speldenprikjes door haar ledematen.
‘Ik ken dit,’ fluisterde ze. ‘Ik ken dit.’
‘Bedoel je dat je deze ziekte kent?’ vroeg Artemis.
Het gezicht en de armen van zijn moeder waren bedekt met een laagje doorzichtige gel die uit haar poriën sijpelde en vervolgens verdampte. De ogen van Angeline waren wijd open, maar alleen het oogwit was zichtbaar en met haar vingers greep ze de lakens beet alsof haar leven ervan afhing.
Holly maakte een medikit van haar riem los, legde die op het nachtkastje en nam met een wattenstaafje een beetje van de gel op. ‘Die gel. Die geur. Het zal toch niet? Nee, dat kan het niet zijn.’
‘Wat kan het niet zijn?’ vroeg Artemis, terwijl hij zijn vingers om haar bovenarm klemde.
Holly sloeg geen acht op hem, zette haar helm op en maakte verbinding met Politie Plaza.
‘Foaly? Ben je daar?’
De centaur reageerde bij de tweede zoemtoon al. ‘Hier ben ik, Holly. Ik zit aan het bureau vastgeketend. Commandant Kelp heeft me een paar mailtjes gestuurd om te vragen waar jij uithangt. Ik heb hem met het verhaal over het ritueel om de tuin geleid. Je zal onderhand toch wel…’
Holly onderbrak zijn geklessebes. ‘Foaly, luister. De moeder van Artemis… Ik denk dat we iets… Volgens mij is het foute boel.’
De stemming van de centaur sloeg ogenblikkelijk om. Holly vermoedde dat hij zo had zitten kakelen om niet te laten merken dat hij bang was. Artemis had immers een heel somber bericht gestuurd.
‘Oké. Ik schakel wel even in op de systemen van het landhuis. Vraag Artemis wat zijn password is.’
Holly deed haar vizier omhoog, zodat ze Artemis recht kon aankijken. ‘Foaly wil je beveiligingspassword weten.’
‘Tuurlijk, tuurlijk.’ Artemis was niet helemaal bij de les en het duurde even voordat hij zich zijn eigen geheime code kon herinneren. ‘CENTAUR. In hoofdletters.’
Ergens onder de aardkorst borg Foaly het compliment op in het hoekje van zijn brein waar de dierbare herinneringen zaten. Later zou hij dat nog eens tevoorschijn halen en er bij een glas sim-wijn heerlijk van genieten.
‘Centaur. Oké. Ik zit erin.’
Aan de muur sprong een televisie met een groot plasma-scherm aan en daarop verscheen het gezicht van Foaly – eerst in vage belletjes, daarna scherp in beeld. De centaur frutselde op afstand wat om het beeld scherp te stellen, waardoor de webcam die Artemis in zijn hand hield begon te brommen.
‘Hoe meer standpunten, hoe beter, toch?’ zei hij, terwijl zijn stem uit de televisiespeakers in het surroundsoundsysteem dreunde.
Artemis hield de camera voor het gezicht van zijn moeder en probeerde hem zo stil mogelijk te houden.
‘Ik begrijp uit Holly’s reactie dat deze ziekte jullie bekend voorkomt?’
Holly wees op de glanslaag waarmee Angelines gezicht bedekt was. ‘Zie je die gel, Foaly, die uit haar poriën komt? En daarbij die geur van lelies; er is geen twijfel mogelijk.’
‘Dat kán gewoonweg niet,’ mompelde de centaur. ‘Dit hebben we jaren geleden al uitgeroeid.’
Artemis kreeg een beetje genoeg van die vage opmerkingen. ‘Wát kan gewoonweg niet? Wát hebben jullie uitgeroeid?’
‘Ik kan nog geen diagnose stellen, Artemis; dat zou voorbarig zijn. Holly, ik moet een scan doen.’
Holly plaatste haar hand met de handpalm omlaag boven Angelines voorhoofd, en de omnisensor in haar handschoen bedekte Artemis’ moeder met een matrix van laserstralen.
Terwijl de informatie in Foaly’s systeem werd ingevoerd ging zijn vinger als een metronoom heen en weer. Het was een onbewuste beweging die gezien de situatie een beetje te vrolijk leek.
‘Goed,’ zei hij na een halve minuut. ‘Ik heb wat ik nodig heb.’
Holly sloot haar vuist om de sensor, ging bij Artemis staan, nam zijn hand in de hare, en samen wachtten ze in stilte de uitslag af. Dat hoefde niet lang te duren, vooral niet als Foaly wel wist waar hij zijn systeem naar moest laten zoeken.
Toen hij de uitslag voorlas, stond zijn gezicht somber. ‘De computer heeft de gel geanalyseerd. Ik ben bang dat het om speltropie gaat.’
Artemis voelde dat Holly hem steviger beetpakte. Wat die speltropie ook mocht zijn, het was foute boel.
Hij maakte zich los van Holly en beende naar de aan de muur bevestigde televisie. ‘Ik wil uitleg, Foaly. Nu meteen graag.’
Foaly zuchtte en knikte toen. ‘Goed dan, Artemis. Speltropie is een epidemische ziekte die onder het elfenvolk heeft geheerst. Zodra je de ziekte had, was hij in alle gevallen dodelijk; na een maand of drie had je de terminale fase bereikt. Vanaf dat moment had de patiënt geen week meer te leven. De ziekte omvat alles. Neurotoxinen, celvernietiging, resistentie voor alle conventionele behandelmethoden, en hij is ontzettend agressief. Het is eigenlijk heel bijzonder.’
Artemis klemde zijn kaken op elkaar. ‘Nou, geweldig, Foaly. Eindelijk iets waar zelfs jij bewondering voor kunt hebben.’
Foaly veegde een zweetdruppel van zijn neus en wachtte even voor hij verder sprak. ‘Er bestaat geen genezing, Artemis. Niet meer. Je moeder gaat dood, vrees ik. Te oordelen naar de concentratie in de gel denk ik dat ze nog vierentwintig uur te leven heeft – zesendertig uur als ze blijft vechten. Ze zal aan het eind niet lijden – mocht dat een troost voor je zijn.’
Holly liep naar de andere kant van de kamer en deed haar arm omhoog om Artemis bij zijn schouder vast te pakken; het viel haar op hoe groot haar mensenvriend werd.
‘Artemis, we kunnen wel dingen doen om te zorgen dat ze zich wat prettiger voelt.’
Artemis schudde haar met een schouderbeweging van zich af – bijna met geweld. ‘Nee. Ik kan wonderen verrichten. Ik heb talenten. Informatie is mijn wapen.’ Hij richtte zijn aandacht weer op het scherm. ‘Foaly, sorry van die uitbarsting. Ik ben mezelf weer. Je zei dat die speltropie een epidemie was; wanneer is die dan begonnen?’
‘Toverkracht,’ zei Foaly eenvoudigweg, maar toen legde hij verder uit. ‘Toverkracht wordt door de Aarde gevoed, en toen de Aarde de enorme hoeveelheid vervuiling niet meer kon opnemen, raakte de toverkracht ook verontreinigd. Speltropie is voor het eerst in Linfen, China, gesignaleerd, ongeveer twintig jaar geleden.’
Artemis knikte. Dat klonk logisch. Linfen was berucht om zijn hoge milieuverontreiniging. Het was het centrum van de kolenindustrie van China, en daardoor was de lucht er vergeven van vliegas, koolmonoxide, stikstofoxide, vluchtige organische bestanddelen, arsenicum en lood. Onder Chinese werkgevers deed het grapje de ronde: als je een wrok tegen een werknemer hebt, bezorg je hem een baan in Linfen.
‘Het is via toverkracht doorgegeven, en daardoor is het volslagen onontvankelijk voor toverkracht. De ziekte heeft in tien jaar tijd de elfenbevolking bijna uitgeroeid. We zijn vijfentwintig procent van onze bevolking kwijtgeraakt. Atlantis was het zwaarst getroffen.’
‘Maar jullie hebben hem een halt toegeroepen,’ zei Artemis met klem. ‘Jullie moeten dus een geneeswijze gevonden hebben.’
‘Ik niet,’ zei Foaly. ‘Onze oude vriendin Opal Koboi heeft het tegengif gevonden. Ze heeft er tien jaar over gedaan, en daarna heeft ze geprobeerd er ons een poot voor uit te draaien. We moesten een gerechtelijk bevel aanvragen om beslag op de voorraad tegengif te laten leggen.’
Artemis begon zijn geduld te verliezen. ‘De politiek interesseert me niet, Foaly. Ik wil weten wat dat voor middel was en waarom we het mijn moeder niet kunnen toedienen.’
‘Dat is een lang verhaal.’
‘Verkorte versie graag,’ beet Artemis hem toe.
Foaly sloeg zijn ogen neer; hij was niet in staat Artemis recht aan te kijken. ‘De genezing trad op natuurlijke wijze op. Veel wezens dragen een belangrijke hoeveelheid geneeskrachtige stoffen in zich mee en versterken toverkracht op natuurlijke wijze, maar door de bezigheden van de mens sterven er jaarlijks meer dan twintigduizend van deze potentieel levensreddende soorten uit. Opal heeft een eenvoudig injectiepistool ontwikkeld om de geneeskrachtige stof voor speltropie aan een donordier te onttrekken zonder het zelf te doden.’
Artemis begreep plotseling waarom Foaly hem niet recht kon aankijken. Hij hield zijn hoofd in zijn handen.
‘O nee. Zeg het niet.’
‘Opal Koboi heeft het tegengif gevonden in het hersenvocht van de zijdesifaka van Madagaskar.’
‘Ik heb altijd wel geweten,’ kreunde Artemis, ‘dat dit zou terugkomen.’
‘De zijdesifaka is nu jammer genoeg uitgestorven. De laatste is acht jaar geleden doodgegaan.’
Artemis’ ogen stonden schuldbewust.
‘Ik weet het,’ fluisterde hij. ‘Die heb ik gedood.’