Aan Theo van Gogh

per adresse Goupil & Cie

9 Rue Chaptal, PARIS

 

Theo!

Wie zal er over mijn graf nog zeggen dat het me allemaal heeft gespeten? Ik ben zo bang dat onze verhalen niet worden doorverteld. Onze verhalen, ze zijn de genezing van degenen die leven ná ons. In de laatste seconden van ons leven hebben we wellicht de allergrootste inzichten en hoe treurig zou het zijn als ons goed dan niet behouden zou blijven.

Er zijn nog zoveel vriendschappen die ik moet herstellen omdat ik ze kapot heb gemaakt met mijn driftige gemoed. En dan de liefdes die ik vernield heb omdat ik dronk en ruzie maakte of omdat ik verongelijkt was over wat men mij had aangedaan. Wat moeten wij als jij niet zou weten dat mij nog zoveel spijt, want ik ben jou toch altijd tot last geweest. Ontken dat toch niet. Wat heeft dat nou voor zin? Wij weten toch hoe het is gegaan. Jij hebt de beste jaren van jouw leven gegeven om mij op de been te houden en tot op de dag van vandaag weet ik niet waarom je dat deed. Is mijn talent dan aan ‘ons’ gegeven en niet alleen maar aan ‘mij’? Zou het zo kunnen zijn, Theo? Dat wij samen de kunstenaar Vincent van Gogh zijn? Dat is een bizarre ingeving, maar hij doet mij op dit moment wel goed.

Ik probeer de woorden vast te houden die gezegd zijn op het laatst van levens. Hoe gruwelijk is deze gedachte, mijn lieve broer, dat de laatste levende ziel die een vermoorde man of vrouw zal zien diens of dier moordenaar zal zijn. Moet je je voorstellen dat je oog in oog staat met degene die jou je leven zal beroven en dat je die verschrikkelijke bandiet moet vertrouwen met jouw laatste geheimen? Erger kan het toch niet zijn? Dat je die levenssteler alles mee moet geven wat je wil achterlaten aan de mensen die jou lief zijn. En dat je dan in die laatste tel dat het leven nog bij je is, je moet realiseren dat er geen gerechtigheid zal zijn… en dat deze slechte mens zijn taak als boodschapper niet zal verrichten.

Zo zal het geheim van spijt en vergeving, van verzoening en liefde, van genegenheid en kus meestal begraven worden met de vermoorde ziel; en leeft de moordenaar door met dat grote goed als zijn geheim in zijn slechte hart. Want zo is het, Theo, zo iemand zal dat nóóit prijsgeven, want dat staat gelijk aan een bekentenis. En daarmee vermoordt hij niet alleen een mens, maar ook de kans dat hersteld zou kunnen worden wat bijna onherstelbaar is gebleken.

Dit heb ik allemaal bedacht in de laatste uren. Want ik ben een moordenaar. Door mijn schuld heeft iemand het leven gelaten. En ik kan niet meer doen dan te herstellen wat door mijn fout kapot is gemaakt. Maar ik ben in de war, Theo. Ik ben zwervend, niet alleen door dit land maar vooral ook door mijn geest waarin ik geen enkel baken kan vinden, geen enkele vertrouweling meer heb en nog het meeste weg heb van een opgejaagd beest.

Help mij! Help mij, in vredesnaam.

Jouw reddeloos verloren

Vincent