Aan Theo van Gogh
per adresse Goupil & Cie
9 Rue Chaptal, PARIS
Mijn goede Theo,
Zojuist ben ik ontwaakt uit een slaap van meer dan honderd jaren. Ik vond mijzelf terug in een helgeel korenveld en sloeg mijn ogen op toen de kraaien krijsend om mij heen hun luchtdans voerden. Ik weet niet goed wat er is geschied, maar blijkbaar heeft niemand mij al die jaren gemist. Geen boeren in het veld die de halmen wegslaan om mij te vinden, geen gendarmes die met blaffende honden de contreien afspeuren naar mijn lichaam. Zo had ik het ook verwacht. Het is niet alleen mijn werk dat niemand wil hebben, maar zelf ben ik ook volstrekt overbodig. Op andere dagen zou zo’n conclusie mij deprimeren, maar vandaag ben ik opmerkelijk licht van geest. Zo lang heb ik geslapen dat ik zelfs niet meer de nawerking ervaar van de absint die ik ’t laatst nog dronk. Meestal doet de kop daarvan nog dagen zeer, maar in een eeuw vervliegt niet alleen de alcohol maar ook de kater.
Het is niet helemaal zeker wat mij nu te doen staat. Vanzelfsprekend kan ik hier niet blijven liggen, hoewel niemand me erop aan zou kijken. Anders had men mij hier niet met rust gelaten al die jaren. Echter, het leven dient te worden opgepakt als een wandelstok en… kom aan, vooruit die pas! In de verte zie ik al een pad en dat zal me ongetwijfeld verder brengen. Ik neem aan dat daar in de verte Auvers-sur-Oise ligt en iemand zal mij daar toch wel onderdak willen verschaffen. Of zou ik dan voor al die jaren huurschuld hebben opgelopen? Moet men betalen voor een dak dat men niet gebruikt? Wat een onrecht zou dat zijn! De meeste misdaden verjaren met de tijd… dan zal dat toch ook wel het geval zijn met schulden?
Ik vrees de wereld niet te kennen, want hij zal veranderd zijn sinds ik hem zo roekeloos achterliet. Wellicht is het verstandig niet aan iedereen te zeggen dat ik Vincent van Gogh ben, dus neem ik voorlopig een andere naam aan. Je weet hoe dat gaat met schulden… het praat zich door, van generatie op generatie en ofschoon ik onbeduidend ben geweest en ben gebleven zal vast wel een of ander stuk onbenul zich herinneren dat zijn overgrootvader nog geld van mij kreeg. Trouwens, daarover gesproken… dank nog voor de vijftig francs, die je onlangs – ach nee, al weer zo lang geleden – aan mij stuurde. Ik zal ze met mate gebruiken, al is het leven ongetwijfeld nog duurder geworden dan het al was. Stuur mij voorlopig geen geld, nu het zo slecht gaat met de kunsthandel. Ik zal je voorlopig niet tot last zijn, lieve goede broer, maar vergeef me wel dat ik je zo af en toe schrijf, om zo mijn rusteloze gemoed tot bedaren te brengen. Het schrijven haalt de opwinding weg, die het schilderen bij mij oproept. Het is het gif en het tegengif, en aan beide ben ik verslaafd geraakt.
Voor nu moet dit het zijn. Meer nieuws volgt zodra het er is.
Je goedbedoelende broer,
Vincent.