45:// WEDEROPSTANDING
Newswatch.com
Enorme explosie en brand op illegale chemische stortplaats doodt twintig mensen (Alameda, Californië)-Federale autoriteiten zijn nog altijd bezig de puinhopen te doorzoeken van een gevaarlijke illegale chemische stortplaats op de locatie van een ontmantelde militaire basis in de buurt van Oakland. Een enorme explosie en vuurzee hebben daar twaalf illegale immigranten gedood en nog twintig anderen verwond.
Het leek alsof hij al decennia lang in de duisternis van zijn geest dreef. Gedachten vormden zich slechts als algemene begrippen: inktzwarte wanhoop, duizelingwekkende angst. Toen hij zich weer vanuit de leegte begon samen te pakken, reconstrueerde hij zijn persoonlijkheid langzaam aan de hand van de brokstukken en hij kreeg een zekere mate van zelfbewustzijn terug. Zijn geest dreef niet langer op een zee van leegte. Hij was weer verweven met een vleselijk omhulsel. Dat omhulsel heette Peter Sebeck.
Hij wist niet zeker vanaf welk moment hij iemand hoorde praten – misschien waren ze er al die tijd al geweest – maar ze babbelden gestaag door terwijl zijn geest langzaam aan helderheid won in de duisternis. Eerst kon Sebeck geen afzonderlijke woorden onderscheiden, maar toen hij zich beter concentreerde, werden ze steeds duidelijker.
‘... Christusfiguur is een terugkerend motief in vele culturen; dood en wedergeboorte, symbolische cyclus der seizoenen en al die ongein. Wyle E. Coyote was verdomme een Christusfiguur, man, en de Acme Company was Rome, schat.’ Een stilte. ‘Je ziet het terug in hindoelegendes en in de Soemerische mythologie. Shit, je vindt het zelfs terug in hedendaagse folklore, zoals Rip van Winkle. Hoewel Rip van Winkle niet doodging. Hij slíép. Maar daar gaat het verdomme juist om: de dood als slaap. Slaap als dood. Is ons leven soms geen cyclus van dood en wedergeboorte? Slapen en ontwaken? De belofte van het eeuwige leven is een dreigement als je niet overnieuw mag beginnen. De mythemakers begrepen dat. Het waren geen dombo’s, man.’
Het gekletter van metalen gereedschappen.
‘Zij waren degenen die rijm en metrum hebben uitgevonden, de programmeertaal voor het menselijk geheugen in beschavingen zonder schrift. Het was een culturele contrólesom, een geheugensteuntje. Je kon niet wat lopen aankloten met die code, want dan werkte het rijm niet meer; en wanneer het rijm niet meer werkte, merkten de mensen dat. En zo werd de kennis van een volk intact overgedragen. Het was een sjamanistische code. Als je je met de code ging bemoeien, dan verloor de samenleving zijn collectieve geest. Gesnopen?’
Een stilte.
‘Hé, ik geloof dat ons mannetje aan het bijkomen is.’
Sebeck opende zijn ogen, die zich langzaam scherp stelden op een bleke twintiger met een klitterig oerwoud van zwart haar. Hij had een baard van een aantal dagen oud die tot hoger op zijn wangen reikte dan gebruikelijk. Dit was een verdomd harig figuur.
Sebeck knipperde met zijn ogen tegen de verlichting boven zijn hoofd. Hij hoestte en probeerde rechtop te gaan zitten. Toen hij zich op zijn ellebogen probeerde op te drukken, voelde hij een keihard oppervlak. Hij staakte zijn poging meteen toen zijn hoofd begon te tollen.
De behaarde jongeman boog zich over hem heen. ‘Hé, vriend, even de tijd nemen. Je bent nog bezig de medicijnen te metaboliseren.’
Sebeck zag dat hij een laboratoriumjas droeg. Hij probeerde zich te herinneren waar hij was. Zijn hersenen waren aardappelpuree.
Met krakende stem zei hij: ‘Waar is dit?’
‘Phoenix Mortuarium Service. Ik noem het PMS.’
Sebeck probeerde weer rechtop te gaan zitten, en duwde de handen van de jongeman weg toen die hem probeerde te helpen. ‘Wie...’ Hij hield plotseling op; zijn keel deed enorm veel pijn. Hij bracht een hand naar zijn strottenhoofd. Geen schade aan de buitenkant.
Hij leunde op een elleboog en keek om zich heen. Zijn ogen deden hun best om ook in de verte wat duidelijker te kunnen zien. Hij was in een lange ruimte met meerdere medische onderzoekstafels. Langs de wanden stonden eikenhouten kasten. Zijn neus werd een sterke chemische geur gewaar. Dit had hij eerder geroken. Formaldehyde.
Sebeck kwam bij de les: vlak bij hem lag het naakte lichaam van een oude man op een metalen tafel. De man was overduidelijk overleden, want zijn lichaam had de bleke gelaatskleur en het plattere uiterlijk dat iemand krijgt wanneer bloeddruk en adem het menselijk lichaam hebben verlaten.
‘Waar ben ik?’
‘Zoals ik al zei, vriend: het lijkenhuis. Dat is waar ze de dode mensen naartoe sturen. Dat is de wet. En jij, mijn vriend, bent dood volgens de wet. Ik heb het hier zwart op wit.’
Sebeck keek nog wat langer om zich heen en keek vervolgens de jongeman weer aan. ‘Wie ben jíj?’
Het joch veegde zijn hand aan zijn laboratoriumjas af en stak die toen uit. ‘Laney Price. Lichaamspreparatie. Ik haal de pacemakers eruit en dat soort shit. Die gaan ontploffen als ze de oven in gaan.’
Sebeck nam de hand van Price niet aan, maar probeerde al schuddend zijn hoofd weer wat helderder te krijgen. Hij keek omlaag, gooide toen zijn benen over de rand van de tafel en ging rechtop zitten.
Price snelde toe om hem te ondersteunen, maar Sebeck duwde hem weg. Hij keek omlaag naar zijn eigen lichaam. Hij had een vrijetijdsbroek aan en een pullover. Naast hem op tafel lag zijn verkreukelde gevangenisbroek. Hij pakte hem op en kneedde hem tot een bal in zijn vuisten. Zo zat het. Hij herinnerde het zich weer. Hij was daarnet geëxecuteerd voor het vermoorden van federale agenten. Hij was de meest gehate man van Amerika.
Hij liet de broek vallen en zat bewegingloos naar zijn eigen handen te staren. Er ging een golf van emoties door hem heen en zijn ademhaling begon te horten en te stoten.
Hij leefde.
Price sloeg een arm om zijn schouder heen. ‘Hé, brigadier, je bent niet dood, man. Rustig aan.’
Sebeck gooide de arm van zijn schouder af en greep Price bij de keel. ‘Wat is hier verdomme aan de hand?!’
Price kon zich loswerken omdat Sebeck bijna flauwviel van deze inspanning. ‘Dat mag jij mij vertellen. Jij hebt me hierheen gehaald.’
Sebecks hoofd was nog altijd niet helemaal helder. Mijn god, wat deed zijn keel pijn. ‘Waar heb je het over?’
‘Luister...’ Price stampte weg en trok een krantenknipsel van zijn plaats op een prikbord. Hij kwam terug naar de onderzoekstafel en wees naar het knipsel – een archieffoto van Sebeck onder de kop SEBECKS MACABERE BOODSCHAP.
‘Bericht ontvangen, compadre.’
Sebeck greep het artikel. Het was maanden oud. Zijn hoofd begon op te klaren terwijl de adrenaline binnen begon te stromen. Het heeft gewerkt. De Daemon had hem gered.
Maar waarom?
Voor hij nog een andere vraag kon stellen, gooide Price hem een plastic waterfles toe. ‘Elektrolyten. Ik zou het maar opdrinken.’
Sebeck realiseerde zich nu pas hoeveel dorst hij had. Hij maakte de fles open en dronk gretig. Het klokte in zijn keel.
Price zei: ‘Ouwe Eenoog vraagt naar je. Hij zit me op de huid, en ik heb zoiets van: yo, effe dimmen, Methusalem. Die geest is een screensaver uit de hel, ik zweer het je, man. Hij is een vierdimensionale smet.’
Sebeck dronk de fles leeg. ‘Kan je dat nog een keer in gewonemensentaal zeggen?’
‘Voor iemand die de leiding heeft, ben je jammerlijk slecht geïnformeerd.’
‘Hoe bedoel je, de leiding heeft?’
Price gooide zijn handen in de lucht. ‘Zie je, je moet met Eenoog praten. Momentje.’ Price liep naar een gesloten kast, trok een tjokvolle sleutelbos tevoorschijn en liet de sleutels door zijn vingers gaan. Hij praatte terwijl hij zocht. ‘Weet je, het is een eer je eindelijk te ontmoeten. Er is veel over je geschreven. Meestal zeiden ze dat je het vleesgeworden kwaad was, maar we weten allemaal dat dat gelul is. Die Anji Anderson-meid is eropuit je te grazen te nemen, maar kwaadaardig of niet, die meid is bloedheet. Ik zou haar graag nemen. Boosaardige Daemon-hoer. Laney houdt wel van stoute meisjes...’
Sebeck keek weer de kamer rond. ‘Daarnet was je met iemand in gesprek. Iets over mythen en rijm.’
Price stopte met zoeken. ‘Heb je dat gehoord?’
‘Is er nog iemand aanwezig?’ Sebeck keek behoedzaam om zich heen.
Price grinnikte wat in zichzelf. ‘Ja, slechte gewoonte die komt van het werken met dode mensen.’ Hij stak een sleutel in het slot. ‘Het zijn wel goede luisteraars. Nog nooit klachten gehad.’
Hij rommelde wat in de kast en haalde er toen een verzegelde plastic doos uit. Price kwam terug naar de onderzoekstafel, terwijl hij met de plastic verzegeling bezig was. ‘Klotedingen. Het zijn de Aziaten die dat doen.’ Hij zocht wat tussen de scalpels op zijn werktafel vlak bij het lijk van de oude man. ‘Weet je, de gemiddelde Chinese fabrieksarbeider zal wel denken dat Amerikanen gestoord zijn. Stel je voor: je werkt in een fabriek waar spullen voor Halloween worden gemaakt; je weet wel, zoals afgehakte hoofden van rubber? En je hebt zoiets van: versieren Amerikanen hun huis met afgehakte hoofden? Het zijn ongetemde wilden daar, man.’
Sebeck boog zich langzaam voorover en probeerde te gaan staan. Hij was nog wat licht in zijn hoofd.
‘Dat zou ik niet doen als ik jou was.’
‘Je bent mij niet.’ Het lukte Sebeck om op de been te blijven, maar hij hield zich nog wel aan de tafel vast om zich staande te houden. ‘Dus volgens jou heb ik deze plek in het leven geroepen?’ Hij keek om zich heen. ‘Door dat bericht aan de Daemon te sturen?’
Price kreeg de doos open. ‘Alles zal duidelijk worden, jonge sprinkhaan, wanneer je met Eenoog gaat praten. Dan laat hij mij misschien ook eens met rust.’ Price haalde een ingewikkelde en duur uitziende sportzonnebril uit de doos. Die zat weer in een plastic zak verzegeld. ‘Waarom doen ze deze shit?’ Hij begon in het plastic te bijten en het rond te draaien.
‘Eenoog?’
Price keek hem alleen maar aan. ‘Zitten er nog andere eenogige ondode freaks achter je aan, brigadier? Moet ik het soms spellen?’
Sobol.
Price haalde de bril uit de plastic zak. Het was een modieus model met geelgetinte glazen en een hip montuur, maar de poten waren ongewoon dik. Price haalde ook nog een soort dikke riem uit de doos. Hij keek naar Sebeck en begon een van de riempjes bij te stellen. ‘Dit duurt maar even. Je hebt wat, maat achtenveertig?’
‘Vierenveertig.’
‘Verdomme. Ik zou zelf ongeveer twintig kilo moeten afvallen. Maar goed, jij volgde dan ook het – hij vormde aanhalingstekens met zijn vingers in de lucht – Lompoc-gevangenisdieet.’
Sebeck wees slechts naar de bril.
‘O, een HUD; heads-up display; brilvizier. Het is een gebruikersinterface voor het netwerk van de Daemon. Echt te gekke shit.’
‘Netwerk van de Daemon?’
‘Zonder HUD kan je de TOP niet zien.’
‘Hou eens op met die acroniemen.’
‘Ik heb acroniemen voor mijn acroniemen.’ Hij hield de riem omhoog en plaatste er een batterij in. ‘Klaar. Hier, doe maar om.’ Hij gaf hem aan Sebeck.
Sebeck nam hem voorzichtig aan. Hij leek wat op een dikke geldriem en was gemaakt van zwart elastisch nylonachtig materiaal met een chique gesp van titanium.
Price friemelde wat aan de bril. ‘De riem is een combinatie van een satelliettelefoon, gps-module en een draagbare computer. Methaanoxidebrandstofcelbatterij die ongeveer drie dagen meegaat. Werkt in combinatie met de bril. Wees er voorzichtig mee. Hij kan tegen een stootje en is waterdicht, maar ga er geen spijkers mee inslaan. De bril alleen kost al bijna vijftigduizend dollar.’
Sebeck schrok ervan. ‘Wat, neem je me in de maling? Wie heeft dat betaald?’
‘De Daemon heeft centen, vriend. Man, dit stelt nog helemaal niks voor.’
‘Waarom geeft hij dit aan mij? Ik wil de Daemon verníétigen.’
‘Omdat hij met je wil spreken.’
Sebeck dacht hier even over na. Toen deed hij de riem om zijn middel. Hij paste goed en voelde aan als een niergordel.
Price schoof de vizierbril op Sebecks gezicht.
Sebeck deed de band om zijn hoofd. ‘Past goed.’
‘Zou precies moeten passen. Ze hebben je hoofd gescand.’
‘Ze? Wie zijn ze?’
Price haalde zijn schouders op. ‘Uitvinders. Microfabrikanten. Wie zal het zeggen? De Daemon heeft het naar me toe gestuurd.’
Sebeck zag de glazen even flikkeren en toen weer normaal worden.
‘Er zit een netvliesscanner in en een hartritmesensor. Als je onderdeel van het netwerk bent en in leven, weet het systeem wie je bent en wat je rechten zijn. Het merkt wanneer je de bril afdoet. Doe hem op en je bent ingelogd. Doe hem af en je bent uitgelogd.’
Price liep vlot naar een overvol bureau toe. ‘Wacht even.’ Hij pakte een tweede bril en zette die op.
Ze keken elkaar aan.
Sebecks glazen begonnen opeens te knipperen en vervolgens verscheen er informatie boven en onder in het scherm. Hij keek naar Price en zag tot zijn verbazing een kader boven Price in de lucht hangen, net zoals in de game The Gate. De schermnaam van Price was blijkbaar ChunkyMonkey.
‘Dit geloof je toch niet...’
‘Jawel, man. Moet je dit zien.’ Hij wees naar Sebecks bril. ‘Zie je die stapel groene staafjes naast mijn naam? Dat is mijn netwerkkracht in vergelijking met de jouwe. Dat cijfer zeven, dat is mijn vaardigheidsniveau.’ Price bleek zeven staafjes te hebben.
‘Netwerkkracht?’
‘Het is een puntensysteem. Ik zie geen staafjes, wat betekent dat je een slappeling bent vergeleken met mij. Hoeveel staafjes zie je?
‘Zeven.’
‘Dat betekent dat ik nominaal zeven keer sterker ben dan jij. Het heeft te maken met de Sjamanistische Interface, maar daar vertel ik je later nog wel over. Op dit moment is het zaak dat je Eenoog te spreken krijgt voordat hij in een oneindige lus gaat. Hij zou inmiddels moeten weten dat je wakker bent, nu je zojuist bent ingelogd.’
Sebeck kon het maar moeilijk tot zich door laten dringen dat dit allemaal echt was.
Price kwam naar hem toe. ‘Hier...’ Hij deed iets aan de zijkant van de bril en klapte een klein stukje metaal omlaag. ‘Voor het geluid; krijg je audio binnen door trillingen in de botten van je hoofd. Werkt ook als microfoon.’ Price gebaarde dat Sebeck op moest schieten. ‘Kun je al lopen, of moet ik een rolstoel halen?’
‘Ik kan lopen.’
Price kwam naast hem lopen om hem te ondersteunen. ‘Deze kant op.’
Price bracht hem naar een nis waar een stel imposante, drie meter hoge eiken deuren in was gezet. Sebeck was nog duizelig en de bril deed hem ook geen goed. Onbegrijpelijke informatie bleef maar flikkeren en naar hem knipperen. ‘Goddomme, het is net alsof ik rondloop met de hele tijd oplichtende sportuitslagen voor mijn ogen.’
‘Geen probleem, dat kan je later naar wens aanpassen. Als je zonder bril wil kijken, klap je de glazen omhoog op hun scharniertjes. Doe de bril niet af want dan log je uit van het systeem, en het duurt altijd een paar seconden om weer ingelogd te worden. Het went wel.’
Ze kwamen bij de deur. Price gebaarde dat Sebeck moest wachten en pakte toen de deurklinken beet. Hij wierp een blik over zijn schouder.‘Brigadier, welkom bij het ondergrondse netwerk van de Daemon.’ Hij deed de deuren open.
Ze zwaaiden naar binnen open om een weelderig gemeubileerd, maar enigszins saai kantoor te onthullen, met goedgevulde leren stoelen en robuuste bewerkte meubelen. Het zag eruit als de werkruimte van een achttiende-eeuwse natuurfilosoof. Er stonden boekenkasten en rariteitenkabinetten met insecten en steenmonsters tegen de raamloze wanden. Overal lag stof.
Maar waar Sebecks blik echt totaal door gefixeerd werd, was de doorzichtige verschijning van Matthew Sobol achter een groot mahoniehouten bureau, met gevouwen handen alsof hij geduldig wachtte. Het was de Sobol van na de operatie: met een lege oogkas, holle wangen en een kaal hoofd, een door chemotherapie en kanker verschrompeld wrak van een man. Hij droeg hetzelfde pak als op zijn begrafenis.
Zijn schim knikte een sombere begroeting. ‘Rechercheur Sebeck. Ik heb op u gewacht.’ Hij gebaarde dat Sebeck naar voren kon komen. ‘Neemt u alstublieft plaats.’
Sebeck keek Price aan.
Price knikte vol medelijden. ‘Ik weet het. Het is bizar, maar maak je geen zorgen. Je bent geen Hamlet. Dit is een Temporale Offset Projectie, brigadier, het is een interactieve driedimensionale avatar die via het gps-raster wordt geprojecteerd. Hij is alleen zichtbaar en hoorbaar met je vizierbril.’
Sebeck bekeek de schim. Hij klapte de glazen van zijn bril omhoog. Sobol was verdwenen. Hij klapte ze weer omlaag en Sobols verschijning kwam weer terug. ‘Dit is een privédimensie.’
‘Eigenlijk is het een dynamische matrix die in staat is een variabel aantal dimensionale elementen in zich te bundelen.’
Sobol keek hem wezenloos aan.
Price klopte hem op de schouder. ‘Je hebt gelijk. Het is een privédimensie.’ Hij maakte een aansporende beweging. ‘Je kunt beter gaan zitten. Hij heeft het door als je het niet doet.’
Sebeck liep naar voren en ging in een van de leren stoelen zitten. Hij veegde een dun laagje stof van de armleuningen af en ging verzitten om te voorkomen dat de computerriem in zijn rug zou prikken.
Nu hij dichterbij was, kon Sebeck Sobol ook duidelijker onderscheiden. Sobols fantoom was vel over been en de gapende oogkas zag er vreselijk eng uit. Hij zag er echt uit als een rusteloze geest die over de aarde dwaalt.
Sobol keek Price aan. ‘Laat ons alleen.’
‘Verdomme.’ Price keek Sebeck aan.‘Je staat er alleen voor, kerel. Ik moet ervandoor.’
Sebeck gebaarde naar Sobols schim. ‘Wat moet ik in hemelsnaam tegen dat ding daar zeggen?’
‘Ik had gehoopt dat jíj dat zou weten.’ Price ging er snel vandoor en sloot de dubbele deuren achter zich.
Sobols geestverschijning staarde naar de deuren. Ze gingen met een luide klik op slot.
Na een korte pauze richtte Sobol zich weer tot Sebeck. Hij glimlachte enigszins. ‘Ik ben blij dat u het bent geworden, brigadier. U was mijn favoriet. Zo beschadigd door uw keuzes. U hebt spelletjes nooit begrepen. Misschien is dat wel waarom de wereld zo’n mysterie voor u was.’
Sebeck staarde hem aan. ‘Waarom ga je niet gewoon lekker dood?’
Sobol wachtte even. ‘Alle zoogdiersoorten spelen spelletjes. Spelen is de manier waarop de natuur ons voorbereidt om de lastige feiten van het leven aan te kunnen. Bent u er eindelijk klaar voor om de werkelijkheid onder ogen te zien, brigadier?’
‘Lik mijn reet.’
Sobols schim wees naar zijn eigen voorhoofd. ‘Hier is het zo duidelijk. Ook al kunt u het niet zien.’ Hij liet zijn arm zakken. ‘De beschaving is bezig vast te lopen.’
Sebeck begon het benauwd te krijgen. Jee-zus.
‘De moderne wereld is een hoogst efficiënte precisiemachine. Maar dat is ook het zwakke punt: één kink in de kabel en alles loopt vast. Dus wat heeft dat voor onze generatie opgeleverd? Een cultuur van leugens om deze zwakte te verhullen. Vrijheidsbeperking. Allemaal om één simpel feit te verbergen: de veronderstellingen waarop onze beschaving is gebaseerd, zijn niet langer geldig. Als u me niet gelooft, vraagt u zich dan eens af hoe ik dit allemaal voor elkaar heb kunnen krijgen.’
Sebeck zat onrustig in zijn stoel.
‘Maar wat nu als we de zwakte van de samenleving zouden corrigeren, hoe pijnlijk een dergelijke correctie ook mag zijn?’
Sobols gelaatsuitdrukking veranderde en hij zag er meer ontspannen uit. ‘Maar u bent waarschijnlijk in de war. Waarom heb ik u in de val laten lopen? Dat is eenvoudig: u was lokaas, lokaas dat ze hebben gepakt. De zwakken verbergen hun zwakte. Inmiddels hebben de plutocraten hun geld naar veiliger havens overgebracht, en ik heb deze verhuizing nauwlettend in de gaten gehouden. Nu zijn ze kwetsbaarder dan ooit.’ Sobol grijnsde humorloos. ‘U was mijn Trojaanse paard, brigadier.’
Sebecks vingernagels scheurden bijna door het leer van de stoel heen. ‘Rot toch op! Je hebt mijn leven verknald!’
Sobols schim flikkerde bijna onzichtbaar. ‘Een analyse van uw stempatroon is veelzeggend. Prosodie zegt me dat u geagiteerd bent. Laat die woede maar achter u, rechercheur. Die maakt voor het eindresultaat helemaal niets uit.’
Sebeck knarsetandde.
‘Wie zal er om u treuren, brigadier? Niemand. Dat hebben u en ik gemeen. We hebben offers gebracht voor een groter goed. Als dank heb ik tijdens uw afwezigheid voor uw gezin gezorgd, toen niemand anders dat wilde doen. Uw gezin heeft geen idee dat ik hun weldoener ben.’
Sebeck leunde naar voren en werd opnieuw razend.‘Wat heb je gedaan?’
Sobol zei: ‘Ze zullen geen financiële problemen hebben, maar alleen zolang ik op u kan rekenen, rechercheur.’
‘Jij vuile klootzak!’ Sebeck gooide een rariteitenkastje van Sobols bureau af, dat met een knal tegen de muur achter hem aan vloog. De glasscherven vlogen alle kanten op. ‘Laat mijn gezin erbuiten!’
Sobols verschijning knipperde weer. ‘Daar is dat patroon weer. U bent boos. Ik laat het in dezen aan uw oordeel over. Antwoord met ja of nee: moet de Daemon ophouden met het onderhouden van uw gezin?’
Sebeck hield zijn mond. Hij haalde eens diep adem en realiseerde zich dat hij geen idee had wat hij moest antwoorden. Als...
‘Antwoord met ja of nee, of ik maak een willekeurige keuze voor u.’
‘Vervloekte hond!’
‘Antwoord NU. Moet de Daemon ophouden met het onderhouden van uw gezin?’
Sebeck schudde zijn hoofd en sloot zijn ogen. ‘Nee.’
‘Dank u. De Daemon zal voor hen blijven zorgen. Goed, gaat u alstublieft weer zitten.’
‘Ik hoop dat je zult branden in de hel.’ Sebeck ging zitten.
‘We weten allebei dat u niet in de hel gelooft.’
Sebeck was met stomheid geslagen door het antwoord van de schim.
‘Jazeker. Ik heb behoorlijk wat onderzoek naar u gedaan, brigadier. Maar dat betekent nog niet dat ik ook maar iets om u geef. U zult leven of sterven, en het maakt mij niet uit wat het wordt. Het enige waar ik om geef is het doel van de Daemon. Die dient een groter goed dan u kunt bevatten – dan u wellicht ooit zult bevatten. Gezien het feit dat u slim genoeg was om uzelf te redden, zou u voor mij misschien nog wel van enig nut kunnen zijn. Als de Daemon wint, zullen er tientallen miljoenen sterven. Als hij faalt, zullen er miljarden sterven, en zullen we teruggaan naar een zeventiende-eeuwse agrarische economie. Dat is de inzet, brigadier.’
Sebeck sprong zowat uit zijn vel. Hij mompelde: ‘Jij godverdomse...’
‘U wilt de Daemon vernietigen, maar u stelt daar niets voor in de plaats. Hoe kunt u verwachten de toekomst in de hand te houden wanneer u het heden niet eens aankunt? Ik zal u vertellen wat de Daemon is: de Daemon is een meedogenloos systeem voor het creëren van een gedistribueerde beschaving. Een beschaving die zich voortdurend vernieuwt, zonder centrale autoriteit. Uw enige recht van keuze is welke vorm die beschaving gaat aannemen. En dat hangt af van het handelen van mensen als u.’
Sobol stond op en begon achter het bureau heen en weer te lopen. Sebeck zag nu pas dat de bureaustoel ook een fantoom was: er stond geen echte stoel achter het bureau.
‘Er zijn mensen die zich tegen deze noodzakelijke verandering verzetten. Zelfs nu nog hebben ze alleen maar oog voor het veiligstellen van hun investeringen. Ik ben in oorlog met hen. Een oorlog die het avondnieuws nooit haalt. En zoals ik het zie, zal de uitkomst van deze strijd bepalen of de beschaving een bloeitijd zal meemaken of naar een soort duizendjarige donkere middeleeuwen zal afglijden. Misschien zelfs met de ondergang van het menselijk ras als de dominante soort op deze planeet als gevolg.’
Sobol ging met een hand langs het litteken op zijn schedel. ‘Mijn vijanden zullen zich weldra laten zien, brigadier. Hoezeer u mij ook veracht, zíj zijn de echte vijand. Ik ben slechts een onvermijdelijke consequentie van de menselijke vooruitgang. Een ding zonder gevoelens of gedachten.’
Sebeck bleef een tijdje in stille verbijstering zitten.
Sobols schim kwam naast Sebeck op de rand van het bureau zitten. ‘Ik vermoed dat democratie niet te handhaven is in een technologisch geavanceerde samenleving. Vrije mensen hebben te veel talent voor vernietiging. Maar ik ga u de kans geven om vast te stellen of dat waar is. Als u er niet in slaagt om aan te tonen dat democratie ook in de toekomst van de mensheid levensvatbaar is, dan zullen de mensen de samenleving dienen in plaats van andersom. Hoe dan ook, een verandering dient zich aan. Ik zie het. Net zo duidelijk als dat ik u daar zie zitten.’
Sebeck realiseerde zich dat Sobol zich dit moment inderdaad moest hebben voorgesteld, want hier zat Sebeck.
‘Neemt u de taak op u om gegronde redenen te vinden voor de vrijheid van de mensheid, brigadier? Ja of nee?’
Sebeck zat naar de grond te staren. Hij miste zijn gezin. Hij had er genoeg van om alleen te zijn. Om de haat van de wereld door de muren te voelen sijpelen van elke kamer waarin hij zich bevond. Waarom overkwam hém dit? Waarom moest het juist hem gebeuren?
‘Neemt u deze taak op zich, brigadier? Ja of nee?’
Klootzak.
‘Voor de laatste keer: Wilt u...’
‘Ja.’
Sobols schim flikkerde kort en toen knikte hij.‘Goed, brigadier. Het doet me deugd dat u zich over uw haat voor mij heen heeft kunnen zetten.’
Sobol stond op en liep naar de muur toe. Om de illusie compleet te maken, kraakten zijn voetstappen op de vloer. Hij keek Sebeck aan. ‘Loop met me mee.’
Na een handgebaar van de schim opende er zich een gedeelte van de muur in de werkelijkheid, met daarachter een nauwe gang. Er zaten lambrisering en luxe behang tegen de muren.
Sebeck stond met tegenzin op, keek achterom naar de gesloten dubbele deuren waardoor hij binnen was gekomen en keek toen weer naar Sobols geestverschijning, die de hal in liep.
Sobol draaide zich nog eens om en keek over zijn schouder. ‘Alstublieft, brigadier.’
Sebeck knarsetandde en ging achter Sobol aan toen zijn schim een andere deur aan het einde van de gang opendeed. Er kwamen fel zonlicht en een licht fris briesje de gang binnen. Hij hoorde het geluid van ritselende bladeren.
Sebeck bleef staan. Hij was al maanden niet meer buiten geweest. Zijn neusgaten verwijdden zich en namen de geuren op. Geurrijke lucht stroomde om hem heen.
Sobols schim wenkte hem.
Sebeck ging een klein aantal traptreden af en stapte het zonlicht in. Hij haastte zich om Sobol in te halen, want die liep al op een groen stuk grasveld onder de schaduw van een eeuwenoude Californische struikeik. Ze bevonden zich in een met lage muurtjes omgeven tuin aan de achterzijde van een prachtig Victoriaans herenhuis.
Sebeck draaide in het rond en zoog de zon en het landschap in zich op. Om hem heen strekte de Lompocvallei zich uit. Golvende grasheuvels met eikenbomen, en aan de horizon tekenden zich blauwe bergen af. Houten boerenhekken volgden de contouren van het land. De wind deed het gras golven. De schoonheid van dat alles maakte dat Sebeck bijna in tranen uitbarstte.
Hij leefde.
Sobol stond naast de enorme eik en keek naar de grond.
Sebeck stapte op hem af, en toen hij bij de boom kwam zag hij daar een kleine grafsteen in het gras vlak bij de lage muur. Sebeck las het sobere opschrift.
MATTHEW SOBOL – 1969.
Het opschrift stond in het midden, zodat er geen ruimte overbleef voor een overlijdensdatum.
Sobols schim keek uit over de vallei. ‘Ik hield van deze plek.’ Hij keek Sebeck aan. ‘Kent u de schikgodinnen, brigadier? De Griekse mythologie zegt dat ze de levensdraden sponnen die ze naar eigen inzicht afknipten. Net als de schikgodinnen heb ik de draad van uw leven afgeknipt...’
Sobol draaide zich naar de verre horizon toe en strekte een hand uit. Plotseling verscheen er een oplichtende blauwe lijn in de Daemon-dimensie, die vanuit Sobols handpalm bijna direct naar beneden de weg op liep en de heuvels over ging, om vervolgens achter de horizon te verdwijnen.
‘Hier is uw nieuwe draad. Alleen u kunt hem zien, en hij leidt naar een toekomst die alleen u kunt vinden.’
Met die woorden draaide Sobols geestverschijning zich om en begon hij langzaam de grond van zijn graf in te lopen alsof hij op etherische traptreden liep. Hij bewoog zich langzaam en zorgvuldig, zoals een monnik in een processieoptocht. Net voordat Sobols hoofd onder de grond verdween, bleef hij even staan om omhoog te kijken, recht in Sebecks ogen. ‘De bewaker van dit knooppunt zal u alles leren wat u moet weten. Als u hier weggaat, brigadier, vergeet dan niet dat ze Peter Sebeck al eens vermoord hebben. U kunt erop rekenen dat ze hem opnieuw zullen vermoorden wanneer hij weer op komt dagen. In levenden lijve vormt u een ernstige bedreiging voor hun wereld; zulks is uw lot.’
Na nog een laatste blik te hebben geworpen stapte Sobol naar beneden zijn graf in, en hij verdween onder het gras.
Sobol staarde nog minutenlang naar de plek waar zijn onverslaanbare vijand was verdwenen. Zijn gedachten gingen alle kanten op zonder dat er zich een duidelijk idee vormde. Waarom voelde hij geen woede? Moedeloosheid? Uiteindelijk keek hij omhoog en de draad was er nog altijd, golvend over het land, geprojecteerd vanuit Sebecks positie. Hij klapte de glazen van de vizierbril omhoog en de oplichtende draad verdween. Hij klapte ze omlaag en de draad kwam weer terug.
Sebeck hoorde kiezelgrind knarsen, en toen hij omkeek zag hij een zwarte Lincoln Town Car vlak achter de poort in de achtermuur tot stilstand komen.
Laney Price stapte uit en maakte aanstalten om het achterportier van de wagen open te doen. Met een overdreven gebaar maakte hij duidelijk dat Sebeck in moest stappen.
Na een laatste blik op Sobols graf liep Sebeck naar de auto toe. Hij duwde het smeedijzeren hek open.
Price knikte en hield nog altijd het achterportier open. ‘Het is de bedoeling dat ik u ga helpen, brigadier. Sobol zei dat u zou weten waar we heen moeten.’
Sebeck staarde achterom naar de weg de andere kant op, weg van de blauwe draad. Hij dacht aan zijn vorige leven. Aan degenen die hij had achtergelaten. Aan het politiebureau, aan Laura en zijn zoon Chris. Aan alles en iedereen die hij ooit gekend had. Peter Sebeck was dood.
Hij draaide zich weer naar de blauwe lijn toe en volgde met zijn blik het oplichtende snoer over de weg naar de verre horizon.
‘Ik rij.’
EINDE