27

Hoewel Sergio haar uitnodigde bij hen thuis te komen eten, voelde Caterina er niet veel voor helemaal naar San Polo te gaan. De gewoonten van de stad keerden razendsnel terug, zodat ze geen zin had haar eigen sestiere te verlaten en een uitnodiging naar San Polo of Santa Croce aanvoelde als een gedwongen expeditie naar de Himalaya. Wat zou er gebeuren als ze de Il Ponte della Libertà overstak naar terraferma? Moest ze haar paspoort meenemen? Moest ze weigeren vanwege haar angst voor vreemd voedsel en exotische ziekten?

Het lukte haar die vreemde gedachten af te schudden en ze overtuigde Sergio ervan dat het gemakkelijker zou zijn de zaak aan Clara uit te leggen als ze er niet bij was.

Nadat ze het café hadden verlaten, zei hij dat hij naar huis zou lopen, wat betekende in de richting van de Accademia. Hij zoende haar op beide wangen, zei dat ze weer moest bellen als ze hem nodig had en ging op weg naar zijn huis en gezin.

Caterina liep naar het water, zag dat het snel donker begon te worden en wandelde langs de Riva naar huis. Wat een stel helden waren ze. Bij het eerste teken van zwakte gaf zowel zij als Sergio zich meteen over. In haar geval was haar angst voor een confrontatie een kwestie van afmetingen, niet van principe.

Toen Caterina op de universiteit zat, was Mina allang een soort mythe en haar platen wekten nog steeds verbazing. Caterina was dol op de hoes van een van die oude platen - van zeker dertig jaar geleden - waarop haar hoofd naadloos was ge-airbrusht op het lichaam van een bodybuilder. Het hoofd - en de hersenen - van een vrouw boven op zeker honderd kilo spieren en oerkracht: als Caterina zo'n lichaam had, had ze ooit geloofd, zou ze hoofd van de faculteit Muziekwetenschappen aan de universiteit van Wenen zijn. Sterker nog: ze zou staatshoofd zijn.

Maar nu ze had gehoord dat omvang en kracht een handicap konden zijn, althans voor een fatsoenlijk mens als Sergio, moest ze zelfs die illusie vaarwel zeggen. Die man had haar alleen maar gevolgd omdat hij bang was voor zijn vader, en door zijn angst was hij nu ongrijpbaar voor zowel haar als Sergio. 'Mamma mia,' fluisterde ze.

Toen ze eenmaal in haar appartement was, bleef ze nog zeker twee uur speuren naar abbé Montalbano, in wetenschappelijke boeken en tijdschriften in vier talen, op zoek naar een spoor van hem in catalogi waarin honderdduizenden boeken online stonden vermeld, ook al wist ze dat de kans gering was dat ze hem zou tegenkomen. Ze zocht naar hem in historische tijdschriften en muziekproefschriften, in de diplomatieke dossiers van kleine vorstendommen en de memoires van vergeten adel.

Zo nu en dan ving ze een glimp van hem op. In 1680 vergezelde hij Friedrich August, de zoon van Ernst August, als privé-docent op een reis naar Venetië en Rome. Een brief van een componist voor wie hij libretti schreef, noemde hem een diepgelovig mens, maar 'op bijgelovige wijze'. Montalbano was waarschijnlijk Venetiaan, hoewel zijn naam niet voorkwam in het stedelijke geboorteregister. Hij hing jarenlang rond aan het hof van Hannover, immer bereid, zo schijnt het, Ernst August te helpen met zijn gênante familiezaken. Er stond weinig op schrift over zijn salaris totdat hij, in het jaar waarin Königsmarck overleed, het vorstelijke - Caterina glimlachte toen dat woord bij haar opkwam -bedrag van 150.000 talers betaald kreeg, hoewel het volgens sommige bronnen 10.000 was. De enige andere vermeldingen van zijn naam die Caterina tegenkwam, stonden in een biografie van Leibniz, die meldde dat hij was teruggekeerd naar zijn geboorteland en aartsdeken van Mantova was geworden, waar hij in 1695 overleed, en in een verwijzing naar de boekhouding van het hof van Hannover, waarin stond dat een pensioen werd uitgekeerd aan de 'maîtresse van de abbé Montalbano' gedurende zevenenveertig jaar na zijn dood. Het geldbedrag dat hem was overhandigd, hoe groot het ook was, had in rook kunnen zijn opgegaan, want er is nooit meer iets van vernomen.

Ze dook in een ander archief en vond de woorden van gravin Von Platen: het was de abbé 'die verdiende aan de dodelijke aanslag die hem naar zijn Schepper stuurde... Had hij niet, als Judas zelf, de misdaad mogelijk gemaakt en eraan verdiend? Met het bloedgeld dat men hem gaf, werden de Hemelse Juwelen gekocht, maar niets kan hem mannelijkheid, eer en schoonheid kopen.'

'Verwijzing via voornaamwoorden, idioot,' zei ze hardop. Verander de 'hij' van abbé Steffani in abbé Montalbano en het beeld van Steffani veranderde op slag. Hij was niet langer een moordenaar; hij was niet langer betrokken bij een moord om politieke gunsten te verwerven voor zichzelf of zijn geloof. Hij was weer een begenadigd componist en iemand die zich inzette voor de belangen van zijn kerk en familie. 'Niets kan hem mannelijkheid kopen...' Als dat een verwijzing naar Steffani was, gebruikte de schrijver 'mannelijkheid' als pars pro toto voor alle mannelijke deugden die iemand als Montalbano ontbeerde, en niet voor ontbrekende lichaamsdelen. De Hemelse Juwelen bleven echter een raadsel voor haar. Wat kocht Montalbano met zijn bloedgeld en wat was daarmee gebeurd na zijn dood?

Een hongergevoel herinnerde haar eraan dat het tijd was om op te houden met vragen stellen en iets te eten. Ze sneed een courgette en een tomaat in plakken, en liet die op laag vuur sudderen. Plotseling realiseerde ze zich met een schok dat ze al die tijd het meest voor de hand liggende niet had gedaan, namelijk luisteren naar de muziek van Steffani. Ze had de muziek gelezen en een groot deel ervan zacht gezongen en geneuried. Maar ze had er nooit een noot van gehoord. Ze liep naar de computer, ging naar YouTube, tikte zijn naam in en koos Niobe, het werk dat ze het beste kende.

Ze draaide het vuur onder de pan met groenten nog lager, liep naar de eethoek, keek uit het raam en zag dat de Beren zaten te eten. Ze deed het licht uit, liep terug naar het raam en bestudeerde het gezin zonder zelf zichtbaar te zijn. Niobe was de moeder van veertien kinderen en met haar gepoch over hun volmaaktheid had ze de woede over zich afgeroepen van de goden, die ze alle veertien afslachtten. De Beren hadden er maar twee, die met hen aan tafel zaten.

Signor Beer trok een fles wijn open en schonk eerst zijn vrouw en daarna zichzelf een glas in. Caterina vond dat een uitstekend idee, ging naar de koelkast en schonk wat Ribolla Gialla voor zichzelf in. De aria die uit de computer klonk was, meende ze, de weeklacht van koning Anfïone, de vader van de afgeslachte kinderen, gezongen door een countertenor wiens stem ze niet herkende.

Aan de overkant van de calle wendde Signor Beer zich tot zijn zoon, die hij langzaam door het haar streelde en bij wie hij zijn hand heel even in de nek liet rusten voordat hij zijn vork weer pakte. De zangstem, subtiel begeleid door luit en violen, repte over de toekomst, over zijn pianti, dolor, e tormenti. Zou Signor Beer 's nachts wel eens wakker liggen en zich zorgen maken over de veiligheid van zijn kinderen zoals haar ouders, dat wist ze zeker, zich ook zorgen om hen hadden gemaakt? Was hij zich bewust van 'il mio dolor' die altijd op de loer lag? Haar vader was leraar, Anfione was koning, en Signor Beer? Wat deed hij om de kost te verdienen voor zijn vrouw en bloedjes van kinderen? Maakte dat iets uit? Verdriet maakt alles gelijk.

Het ritme veranderde, Anfione riep zijn troepen 'all'armi'. Als bij toverslag, alsof de Beren de muziek in hun huis konden horen, stak de zoon zijn vork met kracht in het eten op zijn bord, keek naar zijn vader om instemming, zwaaide zijn vork met daaraan schijnbaar korte stukjes pasta door de lucht en stopte die vervolgens, volmaakt op het ritme van de strijdkreet van de koning, in zijn mond. Caterina moest hardop lachen en nam nog een slokje wijn.

Het dochtertje zat tegenover haar broer en wierp hem een blik toe, de blik van ieder zusje op een oudere broer die alle aandacht krijgt. En alle liefde? Haar gezicht was een portretstudie van de kinderversie van tragiek, terwijl uit de computer dezelfde stem 'Dell'alma stanca' aankondigde, en het meisje keek inderdaad alsof haar ziel moe, terneergeslagen en verlaten was. Maar net toen de stem het had over 'placidi respiri', boog de vader zich naar haar toe en zoende haar op de wang. De blik die ze haar vader hierna toewierp was zo vervuld van vreugde dat Caterina zich omdraaide en besloot te kijken hoe het ging met de courgette.

Toen ze met haar avondeten en nog een glas wijn terug liep naar de tafel, waren de Beren klaar met eten en was de keuken verlaten. Caterina had geen zin om nog te lezen en verplaatste haar aandacht van kinderen naar de mannen, historisch en levend, die ze had leren kennen sinds haar terugkeer naar Venetië. Haar gedachten volgden niet de chronologische volgorde waarin ze hen had ontmoet. Haar speculaties sprongen van de een naar de ander, dan weer drie eeuwen terug, gestimuleerd door de onderlinge overeenkomsten: hun invloed op vrouwen, hun trouw aan vrienden en hun beweegredenen, de ernst van hun verlangens.

Na lang nadenken stelde ze tot haar eigen verbazing vast dat ze Steffani de interessantste man vond, hoewel ze geen ander duidelijk gevoel voor hem had dan medelijden. Priester, bekeerder, waarschijnlijk spion voor het Vaticaan: Steffani was dat allemaal, en het waren stuk voor stuk hoedanigheden die ze had geleerd te verfoeien. Tegelijkertijd had ze geen enkel bewijs gevonden dat Steffani iemand had verraden, noch dat hij had aangezet tot het levend verbranden van ketters. En hij had die muziek geschreven, waarvan flarden haar nog steeds achtervolgden.

Terwijl ze de afwas deed, bleef ze aan hem denken. Hij was een insider geweest, opgeleid in het Vaticaan en bekend met de werkzaamheden van Propaganda Fide. Hij wist waar die organisatie voor stond: andere mensen aan zich te onderwerpen. Ze bleef stilstaan, met de droogdoek om de rand van haar wijnglas, en besefte dat ze nog steeds geen idee had of Steffani het zelf allemaal geloofde of niet. Was hij een man van zijn tijd, net zo opportunistisch als iedereen, die de kerk gebruikte als middel om macht te vergaren en hoopte zoveel mogelijk mensen te bekeren om indruk te maken? Of geloofde hij er wel degelijk in en wilde hij dat anderen dezelfde verlossing door het geloof zouden ervaren die hij zelf meende te hebben gevonden? Niets van wat ze tot dusver had gelezen maakte het haar mogelijk een beslissing te nemen. Was zijn Stabat Mater een voorbeeld van vurig geloof of van muzikale genialiteit?

 

De volgende ochtend was Caterina om negen uur bij de Stichting met de bedoeling aan het werk te gaan met de papieren uit de tweede kist. Ze deed de toegangsdeur achter zich dicht, bleef staan en luisterde, alsof ze aangetrokken werd door de muziek van Parnassus zelf, naar het geluid dat uit Roseanna's kamer kwam. Toen ze naar de openstaande deur liep, trof ze daar aan wat ze had verwacht: Roseanna zat te typen. Klik, klak, rits en bam. Klik, klik, bam, klik, klik.

Ze klopte op de deur en Roseanna keek glimlachend op toen ze haar zag. 'Wil je het ook eens proberen?' vroeg ze lachend.

Caterina schudde haar hoofd alsof ze iets mysterieus zag. 'Nee, dank je. Maar ik zou het fijn vinden als je me even kon helpen.'

Zonder te vragen waarmee liet Roseanna haar werk voor wat het was en stond op. 'Met alle plezier.'

'Boven. De kisten,' zei Caterina. 'Ik wil beginnen met de papieren uit de tweede kist, maar ik wil niet steeds over de eerste kist heen leunen als ik er bij moet. Zou je me willen helpen ze te verschuiven?'

'Goed idee,' zei Roseanna. 'Het schiet je vast in je rug als je steeds voorover moet buigen, vooral als je onder aan de stapel bent beland.'

Pratend over zere ruggen en de bekenden die er last van hadden, liepen de beide vrouwen naar de directiekamer boven. Caterina deed de deur open, ze gingen naar binnen en het verbaasde haar hoe onaangenaam warm het in het vertrek was. Ze zocht om zich heen naar de oorzaak en dacht even aan brand. Roseanna stelde haar gerust door een van de ramen en de luiken open te doen, waarna het zonlicht naar binnen viel, samen met koele voorjaarslucht en vogelgezang. 'Eindelijk,' zei Roseanna opgelucht, waarna ze ook het andere raam opendeed.

Caterina genoot van de frisse lucht en het vogelgeluid. Ze deed de voorraadkast van het slot en zette beide deuren wijd open. Een ogenblik bespraken de vrouwen wat de beste manier was om de eerste kist zo te verschuiven dat ze gemakkelijker bij de tweede konden komen. Ze werden het eens, grepen ieder een handvat van de eerste kist beet, droegen die ongeveer een meter naar voren en zetten hem voorzichtig neer op de parketvloer. Ze deden hetzelfde met de tweede kist, die zwaarder was, en plaatsten die links van de eerste. Zonder verdere discussie tilden ze de eerste kist op en zetten die terug achter in de voorraadkast, op de plaats waar de tweede had gestaan, en plaatsten de laatste vooraan neer.

'Dank je,' zei Caterina, en vervolgde: 'Nieuwsgierig?'

Roseanna, die geen duidelijk beeld had gekregen van de papieren toen de kisten voor het eerst werden geopend, gaf toe dat ze nieuwsgierig was, maar bleef op beleefde afstand, alsof ze zo Caterina's recht om de kist te openen, wilde erkennen.

Caterina maakte de kist open, boog voorover om erin te kijken en zag dat de papieren door elkaar waren geraakt en niet langer keurige stapels vormden. Een aantal vellen was zelfs losgeraakt en hing verticaal tussen de stapels. Denkend als onderzoeker besefte ze dat dit een probleem kon opleveren voor de chronologie van de niet-gedateerde papieren, en ze bedacht hoe ze de vellen systematisch zou kunnen verwijderen om de volgorde aan te houden waarin ze terecht waren gekomen.

Misschien was het beter de losse papieren te verwijderen en dan haar hand in de opening te steken waar de twee bovenste stapels ooit tegen elkaar hadden gelegen, om te voelen of de documenten tot op de bodem van de kist verschoven waren.

Ze hurkte neer naast de kist, leunde over de rand en steunde daarbij op haar rechterhand. Ze schoof haar linkerhand in de opening tussen de twee stapels papier, met haar handpalm tegen de papieren. Ze liet haar hand naar beneden glijden en voelde de papieren langs haar handpalm schuren. Ze bewoog langzaam en hoopte zo een plek te vinden waar de stapels nog van elkaar gescheiden waren.

Ze hoorde Roseanna achter zich bewegen en verschoof van verbazing haar evenwicht. Haar linkervoet gleed uit op het geboende parket, ze schoot naar voren en viel half over de geopende kist heen. Ze kwam met haar linkerhandpalm plat op de bodem van de kist terecht; haar rechterhand landde op de vloer vlak voor haar. Ze zette zich schrap, strekte haar ellebogen. Ze bood een gênante, weinig flatteuze aanblik: voorovergebogen, half in en half buiten de kist, met haar rechterknie op de grond en haar linkerbeen achter zich weggegleden. Roseanna stond onmiddellijk naast haar, hield een hand onder haar arm en probeerde haar op beide knieën te krijgen. 'Gaat het?'

Caterina reageerde niet, misschien had ze de vraag niet eens gehoord. Ze trok haar linkerbeen bij en steunde met haar knie op de vloer, waardoor ze zich in een hogere positie bevond dan de kist. Maar ze maakte geen aanstalten om op te staan. In plaats daarvan bleef ze zo geknield zitten, met één hand in de kist en één erbuiten, en met beide handpalmen plat naar beneden.

'Wat is er?' vroeg Roseanna, die in haar schouder kneep om haar aandacht op zich te vestigen.

'De vloer,' zei Caterina.

'Wat?' vroeg Roseanna om zich heen kijkend.

'De vloer,' herhaalde Caterina. 'De vloer is lager dan de kist.'

Roseanna keek bezorgd toe, maar hield haar hand op Caterina's schouder, deze keer gaf ze een kneepje met de bedoeling haar gerust te stellen. Bewust zacht sprekend vroeg ze: 'Wat bedoel je, Caterina?'

In plaats van antwoord te geven, kwam Caterina verder overeind, nog steeds knielend, nog steeds steunend op beide handen. Ze draaide haar hoofd en keek naar Roseanna, maar liet haar handen waar ze waren. 'De bodem van de kist is hoger dan de vloer,' zei ze. Ze zag Roseanna's verwarde blik en kon alleen maar lachen.

'Er zit een dubbele bodem in,' zei ze. Er verstreken een paar seconden. Roseanna keek haar aan, zag hoe haar ene schouder anders gepositioneerd was dan de andere, en lachte ook.

 

Het duurde even voordat Caterina besloot wat haar te doen stond. Ze haalde langzaam haar hand uit de kist en gleed met haar handpalm langs de zijkant, om de papieren waar ze langs streek niet te beschadigen. Alsof ze zonder woorden met elkaar hadden gecommuniceerd, grepen beide vrouwen ieder een handvat en trokken de kist naar voren. 'Ik heb een duimstok nodig,' zei Caterina en Roseanna begreep meteen waarom.

'De timmerman,' zei Roseanna. 'Aan de overkant. Die heeft vast wel een duimstok.' Voordat Caterina kon reageren, had Roseanna het vertrek verlaten.

Caterina richtte haar aandacht weer op de vraag hoe ze de papieren uit de kist kon krijgen zonder de oorspronkelijke volgorde te verstoren. Ze draaide haar handpalmen naar boven, liet haar handen ongeveer tien centimeter zakken en stak haar vingers in de wanordelijke hoop papieren. Ze kantelde haar handen enigszins, bewoog ze naar het midden en daarna naar de zijkanten van de kist. Langzaam bracht ze ze daarna omhoog, klaar om alles weer op zijn plaats te zetten bij de geringste weerstand. Maar de papieren kwamen los en ze ging staan met de bundel in haar handen. Ze liep naar het bureau en legde de papieren zo ver mogelijk links op het bureaublad neer.

Toen ze terug was bij de kist, zag ze van boven af stapels kleine pakketjes tot op de bodem liggen. Ze boog voorover, herhaalde haar bewegingen en kwam omhoog met nog een bundeltje in haar handen. Dit legde ze rechts van het eerste. Toen Roseanna terugkwam, lagen er vijf stapels op tafel; er waren zoveel papieren verwijderd dat je de rest kon zien liggen in twee stapels van keurig in pakketjes gebonden documenten.

Roseanna hield de inklapbare duimstok boven haar hoofd. 'Hebbes,' zei ze, en haar stem was even triomfantelijk als het gebaar.

Caterina glimlachte instemmend. 'En nu de rest van de papieren eruit halen,' zei ze terwijl ze knielde bij de kist. Ze pakte wat stapeltjes aan de linkerkant en bracht die naar het bureau. Roseanna legde de centimeter op tafel en kwam ook naar de kist. Ze pakte dezelfde hoeveelheid papier als Caterina en legde die naast de andere pakketjes, waarna ze samen teruggingen naar de kist en doorgingen tot deze leeg was.

Toen pas pakte Caterina de duimstok en klapte die voor driekwart open. Dieper was de kist niet, dacht ze. Ze zette het uiteinde op de vloer en ging met haar vingers langs de getallen. 'Negenenvijftig centimeter,' zei ze hardop.

Toen zette ze de duimstok op de bodem van de lege kist. 'Tweeënvijftig,' zei ze. Vervolgens mat ze de dikte van het hout waaruit de kist bestond: anderhalve centimeter. Dus als de echte en de valse bodem van de kist even dik waren, was er nog steeds een ruimte van vier centimeter waarin papieren of voorwerpen konden zijn verborgen.

'Wat doen we nu?' vroeg Roseanna.

In plaats van antwoord te geven leunde Caterina in de kist en voelde met haar hand langs de vier zijkanten van de bodem. Alles voelde even glad aan. 'Heb je een zaklamp?' vroeg ze aan Roseanna, die naast haar was neergeknield.

'Nee,' zei Roseanna. Ze stak haar hand in haar jaszak en haalde haar iPhone tevoorschijn. 'Maar wel dit.' Ze tikte een paar keer op het schermpje en er begon een minischijnwerper te branden. Ze richtte de straal op de bodem van de kist, en terwijl ze langs de randen scheen, leunde Caterina naar voren, ze botsten tegen elkaar en Roseanna liet de telefoon vallen.

Ze raapte hem op en ging aan de korte kant van de kist zitten, zodat Caterina alleen aan de lange kant zat. 'Ik zal het wat langzamer doen,' zei Roseanna.

Caterina knikte en vroeg zich af of het nodig was de bodem te vernielen om te komen bij wat eronder verborgen zat. Ze ging met haar hand, deze keer langzamer, langs de bodem en deed haar ogen dicht om zich beter te kunnen concentreren op wat haar vingers voelden. Toen ze alle vier de kanten had gehad, veranderde ze de stand van haar hand en bewoog haar vingers langs de zijkanten van de kist, vlak boven de bodem.

Een paar centimeter naast een hoek voelde ze het, hoewel ze geen idee had wat ze voelde. Vlak bij de zoom voelde ze een minieme onvolmaaktheid, als een klein schilfertje op de rand van een wijnglas, zo glad dat je het nooit zou opmerken als je er niet naar op zoek was. 'Geef eens een potlood,' zei ze, terwijl ze haar vinger op de piepkleine opening hield.

Roseanna legde de telefoon op de bodem van de kist, liep naar Caterina's bureau en kwam terug met een potlood. Caterina pakte het met haar linkerhand aan en zette een streepje op de bodem, vlak onder de plek waar ze het gaatje voelde. Ze voelde verder langs de andere drie kanten, maar daar was het hout als fluweel.

Toen ze klaar was, pakte ze het potlood in haar rechterhand en prikte op de plek boven het getekende streepje. De punt van het potlood drong slechts een paar millimeter door in het hout, ofwel omdat de punt te breed was, ofwel omdat die op iets stuitte.

Caterina stond op, pakte haar tas en haalde er een Zwitsers zakmes uit.

'Wat ben je van plan?' vroeg de geschrokken Roseanna.

Caterina antwoordde niet, maar kwam terug en knielde opnieuw naast de kist. Ze draaide het mes om, bekeek de andere kant en klapte de kurkentrekker open. 'Misschien lukt het hiermee,' zei ze, terwijl ze weer in de kist dook.

Roseanna scheen met de telefoon op het potloodstreepje. Caterina draaide het mes zo dat de punt van de kurkentrekker het gaatje vond en erin glipte. Heel voorzichtig probeerde ze te draaien, eerste de ene kant op, dan de andere, maar er zat geen beweging in. Ze kon nog maar één ding bedenken en dat was haar vuist zo draaien dat de gebogen punt in de bodem prikte, om die dan zo mogelijk omhoog te tillen.

Ze greep het mes, dat nu een handgreep was geworden, stevig vast en drukte haar vuist naar voren terwijl ze het mes omhoog draaide. Aanvankelijk voelde ze dezelfde weerstand als toen ze het naar de zijkant probeerde te bewegen, maar daarna leek de punt ergens doorheen te prikken, want ze voelde plotseling minder weerstand. Het mes bewoog tot dichter bij de zijwand van de kist; ze moest het loslaten en er van achteren met haar vlakke hand tegenaan duwen.

Terwijl ze dat deed, zag ze dat de bodem van de kist omhoogkwam totdat het mes de zijwand raakte. De bodem was in de hoek los, en ze slaagde erin eerst haar nagels en daarna haar vingers eronder te wurmen. Ze trok langzaam het hele bodempaneel omhoog, zo soepel, alsof ze een kist sigaren opendeed. Toen de bodem vrijwel overeind stond, zag ze dat het paneel aan alle vier de kanten schuin afliep. Daardoor kon het gemakkelijk worden neergelaten en sloot het de valse ruimte naadloos af. Het kon alleen worden losgemaakt door met een scherp en gebogen voorwerp in het gaatje aan de zijkant te prikken.

Caterina haalde de bodem, die verrassend dun was -nauwelijks een halve centimeter - uit de kist en zette hem schuin tegen de muur. Beide vrouwen bogen zich over de kist en Roseanna richtte haar lampje op de bodem.

Ze zagen een lap van dicht geweven stof, misschien een handdoek of tafelkleed. De linnen doek was na eeuwen nog smetteloos en dekte de bodem af. Caterina pakte de doek bij twee hoeken beet en tilde hem op. Daaronder lagen, rustend op wat een dik nest van dezelfde stof leek te zijn, zes platte lederen zakjes, van het ouderwetse type met een trekkoordsluiting. Alle zakjes hadden de afmetingen van een menselijke hand. Daarbovenop lag een vel papier.

Caterina dwong zichzelf als een onderzoeker te werk te gaan en haalde het vel voorzichtig met beide handen uit de kist. Nog steeds geknield, legde ze het papier op een hoek en bekeek het.

Ze herkende het achteroverhellende handschrift. 'In de wetenschap dat mijn dood aanstaande is, zet ik, bisschop Agostino Steffani, pen op papier om een testamentaire beschikking van mijn bezittingen te maken op een wijze die passend en rechtvaardig is in de ogen van God.'

Ze rukte haar blik los van de tekst en keek naar de bodem van de kist. Het document was gedateerd op 1 februari 1728: nog geen twee weken voor zijn dood.

'Wat is het?' vroeg Roseanna gespannen.

'Het testament van Steffani.'