20
In plaats van te zitten piekeren over het ineenstorten van het leven van haar lievelingszus, besloot Caterina aan het werk te gaan. Aangespoord door de e-mail van de hoogleraar in Constance richtte ze haar onderzoek op de gravin Von Platen en ontdekte haar semi-officiële positie als de maîtresse van Ernst August.
Het viel Caterina op hoe weinig de dingen veranderen in de wereld. Koningen maakten van hun maîtresses de hertogin van dit of de gravin van dat, en tegenwoordig schonken premiers hun een ministerschap of een ambassadeurspost. De wereld sukkelde voort en er veranderde niets.
Caterina controleerde de jaartallen en ja hoor, de gravin zat in Hannover tijdens de verdwijning van Königsmarck. Er was heel wat bewijs uit die tijd dat Königsmarck een van haar minnaars was geweest en dat ze waanzinnig jaloers was op de jongere man. Ze ontdekte ook een tijdschriftartikel uit 1836 over de vermeende memoires van gravin Von Platen, waarin de recensent schreef dat ze beweerde getuige te zijn geweest van de moord. Ze werd vaak genoemd als degene die de relatie tussen Königsmarck en Sophie Dorothea had verraden aan keurvorst Ernst August, hoewel Caterina, na alles wat ze over de kwestie had gelezen, vermoedde dat alleen de blinden en de doven en misschien de kreupelen er niet van op de hoogte waren.
Had ze zich maar aan de regels gehouden, dacht Caterina. Als die domme, smoorverliefde Sophie Dorothea een beetje discreter was geweest over haar affaire, dan was alles met een sisser afgelopen: Georg zou zijn maîtresse hebben gehad en zij haar minnaar, en uiteindelijk zou ze koningin van Engeland zijn geworden in plaats van opgesloten te zitten in een kasteel, afgesneden van haar kinderen en de wereld en van alle bezoek behalve dat van haar moeder, op wie ze niet eens bijzonder gesteld was.
Caterina had de hele dag gelezen en was moe, maar ze besloot dat ze de volgende dag niet om negen uur op kantoor hoefde te zijn en dus zo lang als ze wilde kon doorwerken. Bovendien was ze geïntrigeerd door hoe vertrouwd die mensen en hun gedrag haar voorkwamen: geef ze andere kleren en kapsels, leer ze een andere taal, en ze zouden zich volkomen thuis voelen in Rome, Milaan of zelfs Londen, waar een aantal minder prominente spelers was achtergebleven en rijk geworden.
Overspelig gedrag onder de Hannoverianen was geen nieuws voor Caterina of voor wie dan ook in Europa die wist waar de Sachsen-Coburg en Gotha's en de Windsors vandaan kwamen. Niet dat hun familieleden op het Europese vasteland, mijmerde ze, zichzelf hadden onderscheiden door hun ingetogen leefstijl.
Ze had tot dusver de standaard JSTOR-site gebruikt voor wetenschappelijke tijdschriften, maar ze had genoeg van de serieuze toon van wat ze had gelezen en besloot over te gaan op een meer algemeen soort onderzoek. Het stoorde haar niet dat in de kantlijn van de webpagina een Thais meisje op zoek was naar een zorgzame man - 'leeftijd en uiterlijk spelen geen rol' - en ze was zo gewend aan advertenties voor auto's, restaurants, hypotheken en vitaminen dat ze er geen aandacht meer aan besteedde. Op de negende pagina met hits onder de naam Steffani, stond een vermelding van de Katholieke Encyclopedie, en ze besloot daar eens te kijken, zoals een pokeraar graag wil weten welke kaarten een medespeler in de hand heeft.
Pas halverwege het artikel kwamen Steffani's geestelijke inspanningen ter sprake met de vermelding dat de kerk hem had benoemd tot apostolisch protonotarius - wat dat ook mocht zijn - voor Noord-Duitsland, waarschijnlijk in ruil voor 'zijn diensten aan de katholieke zaak in Hannover'. 'Diensten'? De woordkeus in het artikel liet ruimte voor interpretatie. Het dichtstbijzijnde jaartal dat werd genoemd in verband met zijn benoeming op die post was 1680, toen Steffani zesentwintig was.
Geïnspireerd door die dubbelzinnigheid besloot ze een andere bron te raadplegen, die meldde dat hij in 1695 apostolisch protonotarius was. Dat was het jaar na de moord op Königsmarck. 'Diensten'?
Ze hoorde een geluid, een dof zoemen, en onbewust dacht ze aan de man die ze op straat had gezien en opnieuw op de steiger van de boot. Er ging een golf van paniek door haar heen, ze stond op en rende naar de deur, maar terwijl ze dat deed werd het geluid zwakker. Toen ze besefte dat het haar telefonino was die overging in haar tas, voelde ze haar knieën knikken en de hitte naar haar hoofd stijgen. Ze liep terug naar de tafel, deed haar tas open en pakte de telefoon.
'Pronto?' zei ze met een stem waaruit ze, op een milde belangstelling na, elke emotie had verwijderd.
'Caterina?' vroeg een mannenstem.
Ze merkte dat haar hand klam was, bracht de telefoon naar haar andere oor en veegde de hand droog aan haar trui. 'Si.' Ze was nu een drukbezette vrouw die was gestoord door een telefoontje, iemand die werd lastiggevallen om - ze keek op haar horloge - negen uur 's avonds en die wel iets beters had te doen.
'Ciao. Met Andrea. Ik stoor toch niet, hoop ik?'
Ze trok een stoel bij, ging zitten en nam de telefoon weer in haar nu droge hand. 'Nee, natuurlijk niet. Ik kon mijn telefoon niet vinden.' Ze lachte, vond de hele situatie belachelijk en lachte opnieuw.
'Ik ben blij dat je hem weer gevonden hebt,' zei hij. 'Ik wilde je iets vertellen over de neven.'
'O ja. De neven,' zei ze. 'Zijn ze niet tevreden?'
'Ze waren niet tevreden,' zei hij. 'Sterker nog, Signor Scapinelli beschuldigde je ervan dat je de hele dag door de stad wandelt en koffiedrinkt.'
'Maar?' vroeg ze en ze weerhield zich ervan op te merken dat het in ieder geval beter was dan de beschuldiging door de stad te lopen en grappa te drinken.
'Maar ik gebruikte dezelfde techniek die jij in je e-mail toepaste, en legde uit dat je alleen gewetensvol bezig bent en zeker wil weten dat je niets over het hoofd ziet wat de vermeende nalatenschap zou kunnen toewijzen aan de ene dan wel de andere eiser.' Jeetje, dacht ze, wat klonk hij weer als de gewiekste advocaat.
'Dank je wel,' was het enige wat ze kon zeggen.
'Je hoeft mij nergens voor te bedanken. Het is waar. Als je niet de noodzakelijke achtergrondinformatie leest, begrijp je de context niet van wat je leest in de documenten. En dan neem je ofwel de verkeerde beslissing, of je kunt helemaal geen beslissing nemen.'
'Dat is mogelijk,' zei ze op de milde toon van de ervaren onderzoeker, overwoog wat ze vervolgens zou zeggen en vroeg: 'Wat gebeurt er als ik uiteindelijk geen beslissing zou kunnen nemen?'
'Aha,' zei hij en hield de laatste 'a' lang aan. 'In dat geval worden de documenten met enige waarde verkocht, en verdelen ze de opbrengst.' Hij zweeg om haar te laten reageren, en toen ze dat niet deed, vroeg hij: 'Maar tot dusver heb je niets gevonden wat van grote waarde is, wel?'
'Nee, voor zover ik weet niet.'
'Dan zullen ze, zoals ik al zei, alles verkopen voor wat de gek ervoor geeft, en de opbrengst samen delen.'
'Maar?' vroeg ze, en ze reageerde op de onzekerheid die doorklonk in zijn stem.
'Ze vertelden me dat er aan beide kanten van de familie een legende bestaat over een voorouder, een priester, die een geheime schat zou hebben nagelaten.' Het feit dat Andrea dit verhaal ook vertelde, dacht ze, maakte het niet geloofwaardiger dan toen Roseanna het vertelde.
'Er zijn een heleboel legenden,' zei ze en vervolgde droogjes: 'maar er zijn maar weinig schatten.'
'Dat weet ik, dat weet ik, maar de familie Stievani houdt bij hoog en laag vol dat hij er een had toen hij overleed. Een voorouderlijke tante - ergens in de negentiende eeuw - zou een papier hebben gehad waarin hij beweerde dat hij de Hemelse Juwelen had nagelaten aan zijn oomzegger Stievani - Giacomo Stievani - die haar overgrootvader was.'
Ze reageerde geschokt toen ze de exacte bewoordingen hoorde die gravin Von Paten had gebruikt in haar vervloeking van Steffani. Op een zo emotieloze en zakelijk mogelijke toon vroeg ze: 'En dat papier...?'
Nu was het zijn beurt om te lachen. 'Als je ooit genoeg krijgt van de muziek, kun je altijd nog bij de politie terecht.'
Ze lachte voluit. 'Ik vrees dat ik daarvoor niet uit het goede hout ben gesneden.'
'Je stelt vragen als een rechercheur.'
'Als een onderzoeker,' corrigeerde ze hem.
'Kun je me het verschil uitleggen?'
Caterina merkte dat ze genoot van het redetwisten met hem en zei: 'Onderzoekers kunnen geen mensen arresteren en naar de gevangenis sturen.'
Hij lachte. 'Dat klopt.'
Plotseling viel haar de volgende vraag in: 'Geloof jij dat verhaal over die tante?' Hij was verdorie hun advocaat. Wat verwachtte ze dat hij zou zeggen?
Hij zweeg zo lang dat ze vreesde dat ze hem beledigd had met haar impertinente vraag. Net toen ze dacht dat hij misschien had opgehangen, zei hij: 'Dat maakt niets uit. Het heeft geen enkele juridische waarde.'
'En als het papier op miraculeuze wijze bewaard is gebleven?' vroeg ze, van impertinentie overschakelend op provocatie.
'Een stuk papier is een stuk papier,' zei hij.
'En een stukje van het Heilige Kruis is niet meer dan een houtsplinter?' vroeg ze.
Er volgde een lange stilte, waarna hij op gemaakt nonchalante toon vroeg: 'Waarom zeg je dat?'
De vergelijking leek haar duidelijk genoeg, maar ze besloot zich niettemin nader te verklaren. 'Als genoeg mensen geloven in iets wat andere mensen beweren, dan wordt het ook voor hen waarheid.'
'Zoals?' vroeg hij vriendelijk.
'Zoals het voorbeeld dat ik zojuist gaf,' zei ze. 'Of het Boek van Mormon of de Lijkwade van Turijn, of een voetafdruk in een steen waarvandaan iemand naar de hemel is gesprongen. Het is allemaal hetzelfde.'
'Interessant,' zei hij, maar hij klonk niet overtuigd.
'Wat is interessant?'
'Dat alle voorbeelden die je geeft te maken hebben met godsdienst.'
'Ik heb daarvoor gekozen omdat alles op dat gebied vanzelfsprekend onzin is.'
'Vanzelfsprekend?'
Ze was zo beleefd om te lachen. 'Voor mensen als ik wel, ja.'
'En voor de rest van ons?'
'Voor jullie is een stuk papier niet zomaar een stuk papier, neem ik aan,' zei ze. 'Het ligt er maar aan wat je als waarheid aanneemt.'
Hij zweeg weer zo lang dat ze zeker wist dat ze nu te ver was gegaan en zijn geloof of gevoeligheden had gekwetst en dat hij haar goedenavond zou wensen alvorens op te hangen.
'Heb je tijd om morgenavond mee uit eten te gaan?' verbaasde hij haar.
Toen zij en haar vriendinnen begonnen uit te gaan met jongens, hadden ze met elkaar afgesproken dat ze een eerste uitnodiging altijd zouden afslaan: het was een slechte tactische zet, vonden ze met hun puberale wijsheid.
Maar ze was geen puber meer. 'Ja, graag.'