7
Roseanna stond op en zei: 'Dottore, mag ik u vragen open te doen voor onze gasten?' Het was maandag, herinnerde Caterina zich, de dag waarop de bibliotheek gesloten was voor bezoekers, en dus zouden ze zelf open moeten doen. Het was de enige ruimte die ze tot dusver had gezien waar meer dan twee stoelen stonden, en dus het enige vertrek waar ze allemaal bijeen konden komen. Ze had de neven niet meer gezien sinds de gesprekken in datzelfde vertrek, toen ze haar deskundigheid aan hen had duidelijk gemaakt.
Zij en Roseanna liepen door de gang naar de bibliotheek. De ruimte was warmer dan haar kantoor en dat van Roseanna; helaas versterkte de warmte ook de geur van de lichamen en kleding die er de afgelopen weken aanwezig waren geweest. Roseanna liep onmiddellijk naar de ramen en deed ze wijd open, ging terug naar de deur en deed die ook open: Caterina voelde de tocht langs haar stromen en door de deur verdwijnen. 'Houd ze zo lang mogelijk open,' zei Roseanna, waarna ze de bezoekers ging begroeten.
In haar onverwachte rol als majordomus liep Caterina naar de ramen en bleef in de luchtstroom staan die door de kamer woei. Toen ze voetstappen hoorde naderen, deed ze de ramen dicht en ging aan de andere kant van de tafel staan. Nog geen minuut later kwam Roseanna binnen, gevolgd door Dottor Moretti met zijn aktetas onder de arm. Caterina vroeg zich af of de neven zich naast elkaar door de deur naar binnen zouden dringen of op de gang zouden uitvechten wie het eerst naar binnen ging.
Haar fantasie bleek ongegrond. Signor Stievani kwam als eerste binnen, op de voet gevolgd door zijn neef, de woekeraar. Of moest je zeggen dat de belastingontduiker als eerste binnenkwam, vlak voor zijn neef, Signor Scapinelli? Caterina glimlachte uiterst minzaam en gaf beide mannen een hand, draaide zich om naar de tafel en schoof voor een van beiden een stoel naar achteren, terwijl Roseanna hetzelfde deed voor zijn neef. Geen van beide mannen leek de geur in het vertrek op te merken, en evenmin leken ze verrast door Roseanna's aanwezigheid.
Met achteloze autoriteit liep Dottor Moretti naar het hoofd van de tafel, wachtte tot iedereen zat en nam toen zelf plaats. Hij knikte naar beide mannen en begon in medias res. 'Ik heb Dottoressa Pellegrini al op de hoogte gesteld van de voorwaarden van haar werkzaamheden.' Hij had de beleefdheden kennelijk al afgehandeld op de gang terwijl ze naar de bibliotheek liepen. 'Ze heeft er geen bezwaren tegen. Sterker nog, ze stond op het punt het contract te tekenen toen u arriveerde.' Met die woorden knikte hij naar Caterina, die de door hem aangereikte pen aannam, het contract ondertekende en de pen aan hem teruggaf.
Dottor Moretti opende zijn aktetas en haalde een blauwe map tevoorschijn. Hij schoof het contract in de map en stopte deze terug in zijn aktetas die hij op de grond zette, waar hij met een verrassend zware plof neerkwam. 'Als een van u, Signor Scapinelli of Signor Stievani, iets wil zeggen tegen de Dottoressa, of tegen Signora Salvi of mij, dan lijkt me dit de geëigende gelegenheid.'
Terwijl Dottor Moretti aan het woord was, bestudeerde Caterina de beide mannen en probeerde erachter te komen of haar eerste indruk - die in beide gevallen negatief uitpakte - bevestigd zou worden door deze ontmoeting. Tot dusver hadden ze alleen maar stilgezeten en de aanblik van de ander gemeden door hun volle aandacht te richten op Dottor Moretti.
Nu Caterina de beide mannen samen zag, realiseerde ze zich dat Stievani ouder moest zijn dan zijn neef, misschien wel tien jaar zelfs. Hij had de ruwe huid van een man die buiten werkte en nooit de moeite had genomen zich te beschermen tegen de zon, een huid die haar deed denken aan het leer van Dottor Moretti's aktetas, hoewel de advocaat zijn aktetas beter verzorgde dan Signor Stievani de huid van zijn gezicht. Of van zijn handen. De knokkels van beide handen waren gezwollen, de vingers waren vreemd gebogen, misschien door artritis, misschien door decennia hard werken op boten in koud weer. Ze stelde verbaasd vast dat zijn nagels keurig waren geknipt en gevijld, ongetwijfeld het werk van een manicure.
Hij had een lange, rechte neus, zijn ogen waren lichtblauw onder scherp gebogen wenkbrauwen. Maar het gezicht was opgeblazen, misschien van de alcohol, misschien door een ziekte, en dat opgeblazene nam elke nuance van schoonheid weg, zodat de treurige restanten van een man overbleven.
Toen ze naar zijn neef, Signor Scapinelli, keek, werd haar aandacht net als eerder getrokken door zijn ogen. Ze moest onmiddellijk denken, niet aan iets wat hij had gezegd, maar aan het beeld dat Dante had geschetst van woekeraars. Ze was vergeten tot welke cirkel hij hen had verdoemd - de zevende? de achtste? Ze zaten voor eeuwig op het brandende zand van de hel, meppend naar vallende vlammen zoals honden zich vlooien van het lijf proberen te houden. Om hun hals hingen zakjes, kleine beurzen met hun betekenisloze rijkdom, en Dante beschreef hoe hun ogen zelfs op die plek genoten van de aanblik van die beurzen. Hun ogen, concludeerde ze, moesten als die van Signor Scapinelli zijn geweest: diepliggend, voortdurend in beweging, met donkere wallen eronder.
Ze had gezien hoe hij naar de aktetas en de gouden bril van Dottor Moretti had gekeken, en hoe hij de waarde van zijn kostuum had geschat, en ze geneerde zich omdat ze ongeveer hetzelfde had gedaan. Om zichzelf niet al te zeer te beschuldigen voerde ze als excuus aan dat zij het had gedaan bij wijze van compliment, uit bewondering voor zijn smaak en niet uit afgunst omdat hij kennelijk over de middelen beschikte om zich die argeloze elegantie te veroorloven.
Scapinelli's kleding verhulde zijn rijkdom en was wellicht opzettelijk voor dat doel gekozen. Zijn colbert had lichte rafelranden aan de manchetten, een knoop was vervangen door een nieuwe, die nauwelijks op de andere leek. Zijn handen waren even groot als die van zijn neef, hoewel beter verzorgd, net zoals - merkwaardig genoeg - zijn gebit, waar kennelijk veel werk en geld aan was besteed.
Hij had een rond gezicht, was kalend en liep met de logge, wijdbeense gang van een zwaarlijvige, hoewel hij niet dik was. Caterina wist niet hoe verwant de beide kanten van de familie misschien ooit waren geweest, maar elke gelijkenis was met het verstrijken van de tijd verdwenen, en het enige wat de beide mannen nu nog gemeen hadden in hun uiterlijk waren twee ogen, een neus en een mond.
Toen Scapinelli haar aankeek en zijn mond vertrok tot een grimas, merkte ze dat hij de verwarrende gewoonte had op willekeurige momenten te lachen, alsof zijn gezicht was aangesloten op een timer of geprogrammeerd was te reageren op bepaalde uitdrukkingen. Vreemd genoeg lachte hij nooit als reactie op een grappige, scherpzinnige of ironische opmerking. Eerder had ze geprobeerd te ontdekken wat hem aan het lachen maakte, maar ze had die opdracht als hopeloos terzijde geschoven en besloten hem naar willekeur te laten lachen, wat hij deed als hij de meest onbenullige dingen zei of hoorde.
Misschien moest je hem afdoen als een blije onnozelaar vanwege al dat lachen, maar dat zou een vergissing zijn, want boven die onnozele glimlach flitsten zijn reptielenogen heen en weer.
Hij nam het woord, met de ruige stem die ze zich herinnerde, en zei in het Veneziano: 'Mooi. Als ze alle voorwaarden heeft aanvaard, dan kan ze aan het werk.' Wat was de volgende stap? vroeg Caterina zich af. Zouden ze een prikklok bij de voordeur zetten, waar ze zich elke dag moest aan- en afmelden? Maar voordat ze die vraag kon stellen, zei Dottor Moretti: 'Voordat ze begint, Signor Scapinelli, moeten er nog een paar details worden geregeld.'
'Zoals?' vroeg Scapinelli met een strijdlustigheid die volgens Caterina geheel overbodig was.
'De heren hebben ermee ingestemd - en naar mijn overtuiging zeer terecht - dat Dottoressa Pellegrini de volledige vrijheid heeft om haar onderzoek uit te breiden.'
Signor Scapinelli wilde iets zeggen, maar Dottor Moretti negeerde hem en vervolgde: 'Ze stuurt mij schriftelijke verslagen van wat ze leest en zal zich speciaal richten op alles wat betrekking heeft op de testamentaire wilsbeschikking van uw voorouder. Ik zal die verslagen met de grootste spoed aan u beiden doorzenden.'
Daar ging hij weer, met die prachtige uitdrukkingen, dacht ze. Als Italianen konden denken in termen als 'testamentaire wilsbeschikking' in plaats van gewoon 'testament', dan zouden ze er binnen een paar dagen allemaal een hebben opgesteld.
'Dat klopt. Dat staat in het papier dat u ons hebt gegeven,' bemoeide Signor Stievani zich ermee, gevolgd door de uitsmijter: '...en dat ze ondertekend heeft.'
'Wij willen kopieën,' besloot zijn neef.
'En waarop, als ik vragen mag, moet de Dottoressa die verslagen schrijven?' vroeg Dottor Moretti, alsof geen van beide mannen iets had gezegd.
Scapinelli keek haar aan en zei: 'Wij kopen geen computer voor u.'
In plaats van te antwoorden keek Caterina naar Dottor Moretti met de bedoeling dat hij het voor haar zou opnemen.
'De meeste werkplekken stellen een computer ter beschikking van hun werknemers.'
'Ze is ingehuurd als una libera professionista,' antwoordde Stievani. 'Ze hoort er zelf een te hebben.' Hij praatte over haar, dacht Caterina, alsof ze een hoefsmid was die zijn eigen tangen, hamers en hoefijzers moest meebrengen. Zij zouden zorgen voor het vuur - misschien - maar de gereedschappen waren haar verantwoordelijkheid.
Met zachtere stem zei Dottor Moretti: 'Ik denk dat ik daarvoor kan zorgen.' Vier paar ogen keken hem aan. 'Een paar maanden geleden heeft ons kantoor nieuwe computers gekocht voor onze jongere compagnons. De laptops die ze tot die tijd hadden gebruikt, staan bij mijn secretaresse in een kast. Ik kan iemand die er verstand van heeft vragen alles te verwijderen dat betrekking heeft op ons kantoor. Volgens mij zit er in die dingen ook een internetaansluiting ingebouwd.' Hij wachtte op een reactie, en toen die niet kwam, vervolgde hij rechtstreeks tegen Caterina: 'Ze zijn pas een paar jaar oud, maar voldoen vast en zeker voor wat u hier moet doen.'
'Dat is erg aardig van u, Dottore,' zei Roseanna, die met voldoening vaststelde dat een man zo achteloos kon toegeven dat hij weinig van computers wist. 'Namens de Stichting dank ik u voor dit edelmoedige gebaar.' O ja, dacht Caterina, 'edelmoedige gebaar', blij verrast dat Roseanna zich aanpaste aan het taalgebruik van Dottor Moretti. Ze was ook onder de indruk van het feit dat haar hoffelijkheid gênante vragen zou voorkomen over het feit dat de Stichting geen computer had.
'Wat was u anders van plan met die dingen?' vroeg Signor Scapinelli.
Dottor Moretti was even beduusd door de vraag, maar antwoordde toen: 'Meestal geven we ze aan de kinderen van onze medewerkers.'
'U geeft die dingen weg?' vroeg Scapinelli met een mengsel van verwondering en afkeuring.
'Op die manier kunnen we ze van de belasting aftrekken,' zei Dottor Moretti, een antwoord dat Signor Scapinelli gerust leek te stellen, voor zover een woekeraar gerust kan worden gesteld bij de gedachte aan een gemiste winstkans.
'U zei dat er nog een aantal details moet worden geregeld,' zei Caterina.
'O ja. Dank u wel, Dottoressa,' zei Dottor Moretti. 'We zouden graag enkele parameters vaststellen voor het afhandelen van de eigenlijke papieren.'
'Parameters,' herhaalde ze, voor het eerst niet onder de indruk van zijn taalgebruik.
'Ja. We moest afspreken hoe we te werk gaan bij het openen van de kisten en beslissen wie erbij aanwezig is als u de inhoud tevoorschijn haalt en aan het werk gaat.'
'Ik wil daar wel iets over zeggen,' zei Caterina op stellige toon. 'Het maakt me niet uit wie er aanwezig is als de kisten worden geopend, maar er mag niet iemand aanwezig zijn als ik aan het werk ben.'
'Mag niet?' vroeg Dottor Moretti.
'Dat mag niet, want als er iemand op mijn vingers zit te kijken - al is het van de andere kant van de kamer - dan werkt dat ontzettend vertragend. Dan zou het tweemaal zo lang duren voordat ik het onderzoek heb afgerond.'
'Als er gewoon iemand bij u in het vertrek is?' vroeg Dottor Moretti.
Voordat ze kon antwoorden, zei Signor Stievani op boze of ongeduldige toon: 'Oké, oké. Zolang we er maar bij zijn als ze worden opengemaakt en we zeker weten dat er alleen maar papieren in zitten, dan is er niets aan het handje.' Caterina vroeg zich af of je, als je je hele leven op boten had doorgebracht, kon denken dat papieren geen waarde konden hebben.
'We willen niet dat ze hier de rest van haar leven mee bezig is, weet u,' vervolgde Signor Stievani terwijl hij zich rechtstreeks tot Dottor Moretti richtte; die negeerde het sarcasme, maar hoorde de mededeling.
'Juist,' stemde hij in. 'We zijn het er dus over eens dat nadat de kisten zijn geopend, Dottoressa Pellegrini alleen in het vertrek mag zijn.'
'Ga ik boven werken?'
'Ja, in die kamer zal het werk worden gedaan,' zei Dottor Moretti. 'Daar bevindt zich de voorraadkast, en er is ook een draadloze aansluiting.'
'Waarom is dat?' vroeg Caterina aan Roseanna, toen ze zich herinnerde dat de gestolen computer op die verdieping had gestaan.
Roseanna leek ietwat gegeneerd toen ze zei: 'Nou ja, die aansluiting is niet echt van de Stichting.'
'Niet echt?' vroeg Caterina. 'Van wie is die dan?'
Haar gêne nam zichtbaar toe. 'Dat weet ik niet.'
'U wilt toch niet beweren dat u meelift met de Wi-Fi van iemand anders?' vroeg Caterina streng. '
Ja.'
'Vindt u dat veilig?' Ze nam niet de moeite te vragen wat er zou gebeuren als de lijn zou verdwijnen of zou worden afgeschermd door de rechtmatige eigenaar.
Roseanna haalde haar schouders op zonder te glimlachen. 'Ik heb geen idee. Maar het is de enige verbinding die we hebben. Dottor Asnaldi heeft hem gebruikt, en dat heeft nooit tot problemen geleid.'
De problemen kwamen van Signor Scapinelli, die plotseling zei: 'Wij betalen niet mee aan dat soort dingen. U zorgt voor een computer en regelt maar hoe ze die kan gebruiken.' En hij vervolgde met nauwelijks verholen minachting: 'Er is hier niet eens een telefoon.'
'En de computer komt die kamer niet uit,' voegde Signor Stievani er ongevraagd aan toe.
Caterina keek in hun richting en nadat ze haar boosheid even had laten zakken, zei ze op aangename toon: 'Ik heb er geen enkel bezwaar tegen die verbinding te gebruiken. En wat mij betreft kan die computer daar blijven staan. Wat kunnen er tenslotte voor geheimen staan in papieren die honderden jaren oud zijn?'