2

Nadat ik Brandon had verlaten, ontmoette ik Dominique in de Neptune Oyster aan het North End.

Toen ik ging zitten, zei ze: ‘Dat was leuk.’ Haar ogen waren een beetje groter dan normaal. ‘Vertel me alles wat er gebeurde toen je bij zijn huis kwam.’

‘Zullen we eerst bestellen?’

‘De drankjes zijn al onderweg. Vertel, vertel.’

Ik vertelde het haar. Onze drankjes kwamen, en we namen de tijd om het menu te bekijken en broodjes kreeft te bestellen. Zij dronk een maltbiertje. Ik dronk mineraalwater. Ik zei tegen mezelf dat het beter voor me was dan bier, zeker ’s middags. Aan de andere kant voelde ik me nog steeds een verrader. Het was me niet duidelijk wat ik verried, maar evengoed had ik dat gevoel.

Toen ik het verhaal van mijn ontmoeting met Brandon Teenslipper had verteld, klapte ze in haar handen en zei: ‘Heb je hem echt een debiel genoemd?’

‘Ja, en nog een paar andere dingen. De meeste waren niet complimenteus.’

Toen onze broodjes kreeft kwamen, trok ik het jasje van mijn pak uit, vouwde het op en legde het over de armleuning van de stoel links van me.

‘Ik zal er nooit aan wennen,’ zei ze. ‘Jij met een pak aan.’

‘Ja, nou, het is anders dan vroeger.’ Ik beet in mijn broodje kreeft. Misschien wel het beste broodje kreeft van Boston, wat het misschien ook wel het beste broodje kreeft van de wereld maakte. ‘Met dat pak heb ik niet zo veel moeite, maar wel met het kapsel.’

‘Toch is het een mooi pak.’ Ze raakte de mouw aan. ‘Erg mooi. Heeft je moeder het uitgekozen?’

‘Nee, mijn vrouw.’

‘Dat is waar ook. Je bent getrouwd,’ zei ze. ‘Jammer.’

‘Waarom is het jammer?’

‘Nou, misschien niet voor jou.’

‘Of voor mijn vrouw.’

‘Of voor je vrouw,’ erkende ze. ‘Maar sommigen van ons herinneren zich de tijd dat je veel, eh, speelser was, Patrick. Weet je nog wel?’

‘Ja.’

‘En?’

‘Het lijkt me veel leuker om aan die tijden terug te denken dan ze te beleven.’

‘Ik weet het niet.’ Ze trok haar zachte wenkbrauwen op en nam een slokje bier. ‘Ik herinner me dat jij er veel plezier aan beleefde.’

Ik dronk wat water. Of beter gezegd, ik dronk het glas leeg. Ik vulde het bij uit de veel te dure blauwe fles die ze op tafel hadden laten staan. Niet voor het eerst vroeg ik me af waarom het sociaal aanvaardbaar was om wel een fles water of wijn op tafel te laten staan, maar niet een fles whisky of gin.

‘Je bent geen handige flirter.’

‘Ik wist niet dat ik aan het flirten was.’

‘Geloof me: dat deed je.’

Het is vreemd hoe snel een mooie vrouw de hersenen van een man in watten kan veranderen. Alleen door een mooie vrouw te zijn.

Ik greep in de binnenzak van mijn jasje, haalde er een envelop uit en reikte hem aan over de tafel. ‘Je betaling. Duhamel-Standiford heeft de belastingen er al van afgetrokken.’

‘Heel attent van ze.’ Ze stopte hem in haar tasje.

‘Ik weet niet of het attent was, maar ze houden zich altijd strikt aan de regels.’

‘Jij vroeger nooit,’ zei ze.

‘Dingen veranderen.’

Ze dacht daar even over na, en haar donkere ogen werden donkerder en triester. Toen begon ze te stralen. Ze greep in haar tasje en haalde de cheque er weer uit. Ze legde hem tussen ons op de tafel. ‘Ik heb een idee.’

‘Nee, dat heb je niet.’

‘Echt wel. Laten we een muntje opgooien. Kop – jij betaalt voor deze lunch.’

‘Ik betaal toch al voor deze lunch.’

‘Munt…’ Ze tikte met haar nagel tegen de zijkant van haar bierglas. ‘Munt – ik ga deze cheque innen en we lopen naar het Millennium, nemen een kamer en werken er de rest van de middag aan om de boxspring te verwoesten.’

Ik nam weer een slok water. ‘Ik heb geen muntjes bij me.’

Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Ik ook niet.’

‘Nou…’

‘Pardon,’ zei ze tegen onze ober. ‘Kunt u ons misschien een kwartje lenen? U krijgt het zo terug.’

Hij gaf het haar met een lichte trilling in zijn vingers, al was ze bijna twee keer zo oud als hij. Dat kon ze: een man van bijna elke leeftijd uit zijn evenwicht brengen.

Toen hij wegliep, zei ze: ‘Hij was best lief.’

‘Voor een eencellige.’

‘Nou, nou…’ Ze legde het kwartje op haar duimnagel en zette de duim schrap tegen het topje van haar wijsvinger. ‘Zeg het maar.’

‘Ik speel niet,’ zei ik.

‘Kom op. Zeg het nou.’

‘Ik moet weer aan het werk.’

‘Ga een keer spijbelen. Ze merken het toch niet.’

‘Ik merk het zelf wel.’

‘Je bent integer,’ zei ze. ‘Een overschatte eigenschap.’

Ze liet haar duim uitschieten en het kwartje vloog naar het plafond en viel op de tafel terug. Hij kwam op de cheque terecht, precies in het midden tussen mijn water en haar bier.

Kop.

‘Shit,’ zei ze.

Toen de ober voorbijkwam, gaf ik hem zijn kwartje terug en vroeg om de rekening. Terwijl hij aan het optellen was, zeiden we geen woord. Ze dronk haar bier op. Ik dronk mijn water op. De ober nam mijn creditcard en ik rekende een goede fooi uit. Toen hij weer voorbijkwam, gaf ik hem het geld.

Ik keek over de tafel in haar grote, amandelvormige ogen. Haar lippen waren van elkaar gekomen; als je wist waar je moest kijken, zag je dat er een klein stukje aan de onderkant van de snijtand linksboven ontbrak.

‘Laten we het evengoed doen,’ zei ik.

‘De kamer.’

‘Ja.’

‘De boxspring.’

.’

‘De lakens zo verkreukeld dat ze nooit meer glad te strijken zijn.’

‘Laten we de lat niet te hoog leggen.’

Ze klapte haar mobieltje open en belde het hotel. Even later zei ze tegen mij: ‘Ze hebben een kamer.’

‘Boek hem.’

‘Dit is zo decadent.’

‘Het was jouw idee.’

Mijn vrouw sprak in de telefoon. ‘Ja, die nemen we, als hij nu beschikbaar is.’ Ze keek me weer even met grote ogen aan, alsof we zestien waren en de auto van haar vader leenden zonder dat hij het wist. Ze trok haar kin in om in de telefoon te spreken. ‘De achternaam is Kenzie.’ Ze spelde het. ‘Ja. De K van “kangoeroe”. Mijn voornaam is Angie.’

In de kamer zei ik: ‘Heb je liever dat ik je Angie noem? Of Dominique?’

‘De vraag is: welke naam gebruik jij het liefst?’

‘Ik hou van allebei evenveel.’

‘Beide namen dus.’

‘Hé.’

‘Ja?’

‘Hoe kunnen we van hieruit de lakens in de kast verkreukelen?’

‘Precies. Zullen we dat doen?’

‘We doen het.’

Nadat we waren ingedommeld, met tien verdiepingen beneden ons de claxons en piepende remmen van het spitsverkeer, steunde Angie op een elleboog en zei: ‘Dit was krankzinnig.’

‘Ja, dat was het.’

‘Kunnen we het ons veroorloven?’

Ze wist het antwoord, maar ik sprak het toch uit: ‘Waarschijnlijk niet.’

‘Shit.’ Ze keek naar het fijne witte katoen van de lakens.

Ik tikte op haar schouder. ‘Nu en dan moeten we een beetje leven. Bij D-S hebben ze me min of meer verzekerd dat ze me na deze klus in vaste dienst nemen.’

Ze keek naar me op en keek toen weer naar de lakens. ‘“Min of meer” is niet waterdicht.’

‘Dat weet ik.’

‘Ze laten steeds doorschemeren dat ze je in vaste dienst nemen. Dat zeggen ze al…’

‘Ik weet het.’

‘… te lang. Het is niet goed.’

‘Dat weet ik. Maar wat kan ik doen?’

Ze trok een kwaad gezicht. ‘Wat doe je als ze je geen echt aanbod doen?’

Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik weet het niet.’

‘We zijn bijna door ons geld heen.’

‘Ik weet het.’

‘En binnenkort moeten we een verzekeringspremie betalen.’

‘Ik weet het.’

‘Is dat alles wat je kunt zeggen? “Ik weet het”?’

Ik merkte dat ik mijn tanden hard genoeg op elkaar zette om ze te laten breken. ‘Ik ga door het stof, Ange, en ik doe klussen die me niet aanstaan voor een firma waar ik niet zo gek op ben, om uiteindelijk in vaste dienst te worden genomen, zodat we een ziektekostenverzekering, pensioenrechten en een betaalde vakantie krijgen. Het staat mij net zo tegen als jou, maar zolang jij nog studeert en nog geen baan hebt, weet ik niet wat ik anders kan doen of zeggen om de dingen te veranderen.’

We haalden diep adem, onze gezichten een beetje te rood, de muren een beetje te dichtbij.

‘Ik zeg het alleen maar,’ zei ze zachtjes.

Ik keek een tijdje uit het raam. Alle angsten en spanningen van de afgelopen twee jaar drongen naar mijn hoofd en joegen mijn hart aan.

Ten slotte zei ik: ‘Op dit moment weet ik niets beters. Als Duhamel-Standiford het spelletje van de wortel en de stok blijft spelen, dan, ja, dan moeten we ons gaan afvragen wat ik moet doen. Laten we hopen dat ze dat niet doen.’

‘Oké,’ zei ze. Het woord kwam er in een lange, langzame ademtocht uit.

‘Je moet het zo bekijken,’ zei ik. ‘We hebben zulke grote schulden en we zitten financieel zo erg in de knoei dat het extra geld dat we net aan deze hotelkamer hebben uitgegeven geen verschil zou hebben gemaakt.’

Ze trommelde zachtjes met haar vingers op mijn borst. ‘Wat lief van je om dat te zeggen.’

‘O, ik ben een geweldige kerel. Wist je dat niet?’

‘Ik wist het.’ Ze sloeg haar been over het mijne heen.

‘Goh,’ zei ik.

Buiten werd nog meer geclaxonneerd. Ik stelde me het vastgelopen verkeer voor. Er bewoog niets; er léék zelfs niets te bewegen.

‘Het maakt niet uit of we nu weggaan of over een uur. We komen om dezelfde tijd thuis.’

‘Wat stel je voor?’

‘Heel ondeugende dingen.’

Ze rolde zich op me. ‘We hebben de oppas tot half acht.’

‘Tijd genoeg.’

Ze liet haar hoofd zakken tot onze voorhoofden elkaar aanraakten. Ik kuste haar. Het was het soort kus dat we een paar jaar geleden nog vanzelfsprekend hadden gevonden, diep en zonder enige haast. Toen we ermee ophielden, haalde ze langzaam adem en boog zich weer naar me toe, en we probeerden er nog eentje.

‘Laten we er nog een stuk of tien doen…’ zei Angie.

‘Oké.’

‘En dan nog een beetje meer van wat we een uur geleden probeerden…’

‘Dat was interessant, nietwaar?’

‘En dan een lange warme douche…’

‘Ik doe mee.’

‘En dan naar huis en voor onze dochter zorgen.’

‘Afgesproken.’