22
berend adriaans stond er in dikke, zwarte letters op de map die op Robs bureau lag. De punt op de i had de vorm van een hartje.
‘De informatie, heel mooi. Kijk,’ zei Rob terwijl hij zijn jas uittrok en op de i wees. ‘Lieke. Ah, ze heeft voor jou ook een exemplaar gemaakt. Hier.’ Hij gaf haar de map aan en ging zitten.
‘Hessels, ik moet je iets bekennen. Ik was onder de indruk. Dat je al die cijfers zomaar paraat had. Je liep daar rond te banjeren als een fiod -inspecteur. Hoe wist je dat allemaal trouwens?’
Snel maakte Nico een afweging. In de auto had ze Rob verteld wat ze Maarten Jonker in de wc allemaal had horen zeggen. Dat was volkomen legitiem, want het was puur toeval geweest dat zij net op dat moment aan de andere kant van de muur stond. Maar wat die cijfers betreft lag het iets anders. De kans was aanwezig dat ze iets had gedaan wat niet mocht, zomaar een kamer binnenlopen en iemands pc gebruiken. Het was moeilijk in te schatten wat Rob ervan zou vinden. Hij had soms lak aan regels, maar dat wilde niet zeggen dat hij haar initiatief op prijs zou stellen.
‘Ik heb gisteravond zitten internetten. Ik wilde iets meer te weten komen over dwsw en heb wat jaarverslagen zitten doornemen.’
‘Goed werk, dame. Die Jonker is een kwakbol. Ik ken dat soort types. Hun arrogantie is hun zwakte, omdat ze anderen altijd onderschatten. We gaan onze hersenen laten kraken en zullen hem eens even een poepie laten ruiken.’
‘Je mag je persoonlijke voorkeur nooit laten prevaleren boven je objectieve waarneming.’
Rob trok zijn wenkbrauwen op. ‘Waar heb je dat in hemelsnaam geleerd? Of is die soms ook van Nietzsche?’
‘Van jou, tijdens de eerste les.’
‘Wat een onzin. Er bestaat niet eens zoiets als een objectieve waarneming. Heb ik dat echt gezegd? Dat kan ik me niet voorstellen. Waarschijnlijk zat ik die dag niet lekker in mijn vel,’ zei hij, terwijl hij naar beneden keek en in zijn buikvel kneep.
‘Hoe gaan we nu eigenlijk verder om met dwsw ?’ vroeg Nico. ‘Dat daar wat aan de hand is, lijkt me overduidelijk.’
‘Om te beginnen ga jij uitzoeken waar die Tim Paltzer uithangt. Ik wil hem zo snel mogelijk spreken. Wat dwsw betreft: als er daar bedrijfsmatig iets niet in de haak is, kan het een belastingtechnische kwestie zijn, of het heeft met fraude te maken.’
‘Kunnen wij daar iets mee?’
‘Nog niet. We gaan het als volgt doen: jij schrijft een proces-verbaal waarin je uiteenzet wat je hebt gehoord en hoe jou dat ter ore is gekomen.’
‘Maar ik heb een gesprek afgeluisterd. Kan ik dat dan gewoon zeggen?’
‘Nee, dat zeg je zeker niet zo. Je hebt iets opgevangen. Ik laat het proces-verbaal vervolgens aan onze korpschef zien. Het moet haar voldoende aanknopingspunten bieden ons team uit te breiden met een expert.’
‘Welk team?’
Hij wuifde haar opmerking weg en zei: ‘De kans is groot dat ze het accepteert, omdat, zoals ze dat zo mooi omschrijven, ons vermoeden is gebaseerd op onze eigen zintuiglijke waarneming.’
‘Dus als ik iets ruik wat niet in de haak is, kan dat als een redelijk vermoeden worden aangemerkt?’
‘Hm, in jouw geval, Hessels weet ik dat niet zeker. Goed, laten we eens kijken of Berend een open boek was, of dat hij een lijk in zijn kast heeft.’
‘Iedereen heeft een lijk in zijn kast.’
‘Wat de één een lijk noemt, Hessels, noemt de ander peanuts . Het leeskwartier gaat nu in.’
Al na vijf minuten trok Rob z’n la open en haalde de paperclipdoos eruit. Hij pakte de paperclipketting en legde die voor zich neer. Even hield hij zijn hoofd schuin, en begon vervolgens met zijn dikke vingers in de bakjes te graaien.
Het merendeel van de informatie over Berends achtergrond en familiegeschiedenis kwam van zijn vrouw Stella en van Esther Adriaans, zijn twee jaar jongere zus. Berend Johan Maria Adriaans was geboren in Alphen aan den Rijn. Zijn vader, Johan Adriaans, had een rietdekkerbedrijf, zijn moeder was huisvrouw. Johan was tweeënvijftig toen hij overleed aan de gevolgen van een val. Niet in het harnas, maar van een keukentrap toen hij een lamp verwisselde. Hij was zo ongelukkig terechtgekomen dat hij zijn nek had gebroken.
Uit het bijgevoegde politierapport viel op te maken dat het voorval als ongeluk was aangemerkt. In eerste instantie bleken er twijfels te bestaan over de ware toedracht. Johan Adriaans stond bij de lokale politie bekend als iemand met losse handjes. Zijn vrouw had nooit aangifte tegen hem gedaan, zijn dochter Esther wel. In hun buurt was het algemeen bekend dat hij niet alleen zijn vrouw, maar ook zijn beide kinderen regelmatig sloeg. De vrouw en dochter waren allebei thuis geweest toen Johan was gevallen. Pas twee uur nadat het was gebeurd, hadden ze de politie gealarmeerd. Ze beweerden dat ze ten tijde van het ongeluk in de tuin hadden gezeten en niets hadden gemerkt.
Berend was toen al het huis uit en studeerde in Delft. Esther was onderwijzeres geworden en werkte op een school vlak bij haar ouderlijk huis. Na de dood van hun vader was Esther bij haar moeder ingetrokken en had Berend zich ontpopt als potentaat. Hij had zijn minachting voor zijn moeder en zus niet onder stoelen of banken gestoken. Esther had verteld dat Berend ervan overtuigd was dat als de ambulance eerder was gebeld, zijn vader nog in leven zou zijn. Dat zij en haar moeder in zijn ogen medeplichtig waren aan de dood van zijn vader. Daarom verbaasde het Nico dat Berend ervoor had gezorgd dat zijn familie op financieel gebied niets tekortkwam. Hij had zelfs de hypotheek voor hen afgelost.
Vorig jaar was hun moeder overleden. Esther liet al snel duidelijk merken hoe ze over haar broer dacht. De psychoanalyse die ze op haar broer had losgelaten, was in niet mis te verstane woorden beschreven. Volgens haar was hij een controlfreak, Rob had dus gelijk gehad, en vreselijk dominant. Bovendien had hij psychopathische trekjes en leed hij aan grootheidswaanzin. Lieke had Esthers woorden letterlijk overgenomen:
‘Je moet begrijpen dat Berend eigenlijk een heel zielig jongetje was. Toen hij klein was, nam hij nooit vriendjes mee naar huis. Niet omdat hij ze niet vroeg, ze wilden gewoon niet mee. Hij was bazig en wilde het altijd voor het zeggen hebben. Sommige kinderen verzamelen juist door zo’n houding een groep volgelingen. Bij Berend gebeurde het tegenovergestelde. Niemand kon hem uitstaan. Ik denk dat hij zich daarom als kind terugtrok in een wereld waarin hij heer en meester was. Naarmate hij ouder werd, werd het minder natuurlijk, maar diep in zijn hart bleef Berend in zijn wereld geloven. Daarom creëerde hij ook zijn eigen verleden. Die van hemzelf stond hem niet aan. Hij was mijn broer, maar diep in mijn hart heb ik hem eigenlijk nooit gemogen. Sterker nog: ik kon hem niet luchten of zien.’
Lieke had haar gevraagd waarom ze Stella, aangezien de twee vrouwen elkaar kenden van school, niet voor Berend had gewaarschuwd. Esther had gezegd dat ze dat wel had gedaan, meerdere malen, maar dat Stella een blinde vlek had voor Berends onhebbelijkheden, dat ze het gewoon niet wilde horen. Esther had ook laten weten dat ze niet rouwig was om de dood van haar broer, en alleen voor Stella naar de begrafenis zou komen. ‘Berend was voor mij allang dood. Elke dag peperde hij het er bij ons in hoe dankbaar we moesten zijn dat hij er was, dat hij altijd voor ons had gezorgd. Hij was een vreselijke man, voor ons althans.’ Esther had ook verteld dat ze al een paar maanden, eigenlijk sinds de dood van hun moeder, helemaal geen contact meer hadden.
Nico legde het rapport neer. Rob keek op: ‘En?’ vroeg hij, ‘wat vind je ervan?’
‘Dubbel. Aan de ene kant zegt ze dat hij haar en zijn moeder verachtte, maar aan de andere kant heeft hij er wel voor gezorgd dat ze in hun huis konden blijven wonen. Als het waar is wat Esther zegt, dat Berend hen ervan verdacht expres gewacht te hebben met het bellen van een ambulance toen zijn vader viel, waarom zou hij ze dan niet aan hun lot hebben overgelaten?’
‘Klinkt inderdaad logisch,’ zei Rob. ‘Maar als je kijkt naar wat ze allemaal zegt over Berends karakter, is het niet zo vreemd. Het is natuurlijk dé manier om te laten zien wie de macht in handen heeft. Misschien hebben ze wel jarenlang behoorlijk wat van hem moeten incasseren, juist omdat ze daar wilden blijven wonen en hij vond dat wel prettig, dat ze geen kant op konden, aan hem vastzaten.’
Rob sloeg de doos dicht. Voorzichtig pakte hij de paperclipketting op en hing die weer aan de orchidee. ‘We gaan even een babbeltje met haar maken. Ik wil hier het fijne van weten. Ik ben zo terug en dan gaan we.’
Terwijl hij de deur uitliep, startte Nico haar computer op en opende haar mailbox. De e-mails floepten binnen. Ze klikte op het bericht van Ritsart en staarde peinzend naar de mail die hij haar als cc’tje had gestuurd. Toen klikte ze haar browser open.
Ze zat zo geconcentreerd te werken dat ze niet had gemerkt dat Rob weer binnen was gekomen en naast haar was komen staan. Haar plan om de internetpagina te minimaliseren op het moment dat hij weer terug zou komen, viel in duigen. Ze wist hoe hij zou reageren, en ze kreeg gelijk.
‘Wat zit jij nou te doen?’ vroeg hij, terwijl hij naar haar scherm keek. Toen lachte hij schamper. ‘Sinds wanneer ben jij geïnteresseerd in de geschiedenis van de Beemster? Hessels, je gaat me toch niet vertellen dat je met die schedel bezig bent?’
‘Waarom niet? Het is toch ongelofelijk toevallig?’
Rob legde zijn handen op haar bureau en boog zich naar haar toe. ‘Ik zou het niet beter kunnen formuleren. Het is exact zoals je het zegt. Ik zal je nog wat vertellen. Weet je wat pas echt ongelofelijk is? Mensen in ons vak die overal connecties zien die er niet zijn, die domweg niet bestaan. Aanhangers van complottheorieën. Ik wil je voor één ding waarschuwen: ga geen dingen fabriceren om tot een oplossing te komen. Er zitten genoeg onschuldige mensen vast als gevolg van de tunnelvisie van collega’s. Daar hoeven er dankzij jou niet nog een paar bij te komen. Ga dus gewoon uit van de feiten zoals ze op tafel liggen. Bijt je daarin vast.’
‘Ja, maar, dat doe ik juist.’ Ze had zich ingehouden, maar hoorde dat de woorden er toch nog vrij triomfantelijk uitkwamen. ‘Hier, kijk, deze mail kwam net binnen.’
Aan: rvhelden@politienhn.nl
CC: nhessels@politienhn.nl; jvdokkum@nfi.nl
Van: r.lenkens@nfi.nl
Onderwerp: de Beemsterschedel
Rob,
We hebben het familiewapen op de ring kunnen achterhalen. Het is van ene familie Poppen. Janus is erachter gekomen dat iemand met deze achternaam, ene Jacob Poppen, nauw betrokken was bij de drooglegging van de Beemster. Gezien de vindplaats is het heel goed mogelijk dat de schedel ook van hem is. De ware toedracht zullen we waarschijnlijk nooit meer achterhalen. Of dit, zo veel eeuwen later, iets van doen heeft met de dood van die Adriaans, blijft onduidelijk. Ik wilde je dit toch even melden, voor het geval dat.
Hartelijke groet,
Ritsart
‘Kijk, dat is wat ik bedoel,’ zei Rob, met een zweem van irritatie in zijn stem en hij legde zijn wijsvinger op het scherm. ‘Ik vraag me af of ze jullie tegenwoordig nog leren teksten te interpreteren. Deze is niet zo ingewikkeld, hoor. Kijk wat hier staat. Lees het eens voor.’
Nico zuchtte. ‘Of dit, zoveel eeuwen later, iets van doen heeft met de dood van die Adriaans, blijft onduidelijk.’
‘Goed zo. Ik zou het dus om te beginnen op prijs stellen als jij je met zinnigere dingen ging bezighouden. Verder zou het mooi zijn als jij je iets gaat aantrekken van wat de experts ervan vinden. Sluit het voortaan met mij kort als je weer de neiging voelt opkomen om je eigen tijd in te delen. Dat mag later, als je groot bent.’
Rob liep naar zijn bureau en pakte de envelop met daarin Berends autopsiefoto’s. ‘Vergeet niet dat je in opleiding bent, Hessels. Voor nu laat je het initiatief aan mij over. Ik zeg wat jij moet doen, ik bepaal hier wat er gebeurt.’ Hij wees naar haar. ‘Leerling.’ Toen wees hij naar zichzelf. ‘Meester. Duidelijk? Tot nu toe heb je het hartstikke goed gedaan, maar zorg er wel voor dat je niet naast je schoenen gaat lopen. Jij bent niet de baas. Wen er maar aan, want dat zal de komende jaren echt nog niet veranderen, voor wie je ook werkt. Heb je dat begrepen?’
Nico knikte.
‘Mooi zo.’ Hij liep naar haar toe en mepte haar met de envelop op haar kruin. ‘Zet die schedel uit je hoofd. Kom, we gaan.’