21

Rob keek haar woedend aan en tikte op de bovenkant van zijn pols. Jonker stond op van achter zijn bureau en bekeek haar van top tot teen.

‘Ah, u bent de collega. Ik zag u net beneden al staan.’

In de manier waarop Jonker collega zei, lag iets denigrerends. Toen hij haar hand beetpakte en die expres bijna fijnkneep, keek ze naar beneden. De randen van zijn manchetboorden waren gerafeld, en ze zag dat hij een nagelriembijter was. Zijn jasje hing losjes om zijn schouders. Ondanks zijn lengte imponeerde hij niet.

Ze keek hem aan. ‘Nico Hessels.’

Snel ging ze naast Rob zitten en ze keek verbaasd omhoog. De stoelen waren absurd laag, en van achter zijn werktafel torende Jonker boven hen uit. Op de muur achter hem, tussen twee ramen in, hingen kunstige zwart-witfoto’s van verschillende waterwerken. Aan de linkermuur hing een groot schilderij. De blauwe en groene verfstreken kwamen driedimensionaal uit het doek opzetten.

‘Zo,’ zei Jonker en hij keek met een zelfgenoegzame uitdrukking op zijn gezicht op hen neer. Het viel Nico op dat hij zichzelf, in tegenstelling tot hoe hij zich in de wc had gedragen, weer helemaal onder controle had. Zijn stem klonk weer rustig en hij kwam kalm en beheerst over. ‘Dus u denkt dat ik u verder kan helpen met uw onderzoek naar de dood van Berend Adriaans. U begrijpt hopelijk wel dat uw onaangekondigde bezoekje mijn agenda volledig overhoophaalt? Ik ga ervan uit dat dit niet te lang gaat duren, want mijn tijd is schaars. Ik kan me overigens niet voorstellen dat ik iets aan uw zaak kan bijdragen. Dus laten we dit snel afhandelen. Wat kan ik voor u betekenen?’

Rob schoof naar het puntje van zijn stoel. Zijn handen bungelden ontspannen tussen zijn benen.

‘Zoals u weet is uw directeur om het leven gebracht. Om beter zicht te krijgen op zijn leven, willen wij met zo veel mogelijk mensen spreken die hem goed gekend hebben. Volgens zijn vrouw was u degene met wie hij het meest contact had. Wij...’

‘Ach ja, Stella, hoe gaat het met haar?’

‘Nou, niet zo best, dat zult u wel begrijpen.’

Jonker knikte bezorgd.

Rob schudde zijn hoofd. ‘Door de wijze waarop meneer Adriaans om het leven is gebracht en is achtergelaten... Tja, hoe zal ik het formuleren. Het is geen normaal geweldsdelict, voor zover die normaal te noemen zijn uiteraard. Dit was op de persoon gericht. Iemand wilde er iets mee duidelijk maken, iemand die vermoedelijk een hartgrondige hekel aan hem had.’

Jonker keek hem met een cynische glimlach aan. ‘Nee, ik denk ook niet dat het iemand is geweest die hem graag mocht. Dat lijkt me een logische gevolgtrekking. Maar wat wilt u eigenlijk van mij?’

Rob duwde zich met enige moeite uit de stoel omhoog. Hij stak zijn handen in zijn zakken en zei: ‘Had u soms een hartgrondige hekel aan hem, meneer Jonker?’

Nico zag dat de man overdonderd was en gaf Rob een stil applaus.

‘Pardon?’

‘U hebt mij toch wel verstaan?’ vroeg Rob.

‘Wat? Ik? Hoe komt u daar nou bij? Hoe haalt u het in uw hoofd om mij...’

‘We moeten ergens beginnen, en we beginnen hier, bij u. Zal ik mijn vraag herhalen?’

‘Zal ik mijn antwoord herhalen?’ snauwde hij.

‘U hebt nog geen antwoord gegeven.’

Hij stak zijn hand omhoog. ‘Goed, oké, u zult begrijpen dat ik ook nogal geschokt ben door deze hele kwestie. U kunt zich voorstellen dat de dood van Berend een behoorlijke impact zal hebben op ons bedrijf. Ik ben hier verantwoordelijk voor de financiële gang van zaken, maar de zaken waar Berend mee bezig was, zullen ook op mijn bordje terechtkomen. Dat is nu al het geval. Vandaar mijn ietwat heftige reactie. Ik heb nogal wat aan mijn hoofd op dit moment. Ik kan daar geen beschuldiging bij gebruiken. Bovendien is die volledig misplaatst. Om op uw vraag terug te komen. Het antwoord is nee. Ik had zeer zeker geen hekel aan Berend. Ik bewonderde hem juist. Ik bedoel, zonder hem zou dwsw nooit zo...’

‘Wat? Nooit zo groot zijn geworden? Gaat u me vertellen dat u daar geen enkele bijdrage aan hebt geleverd?’

Nico zag dat Jonker van zijn stuk raakte.

‘Nee, nee, dat wil ik helemaal niet zeggen. Natuurlijk, zeker, ik heb daar mijn steentje aan bijgedragen.’

‘Steentje? Ik had gehoopt dat u mij dergelijke onzin zou besparen.’

‘Wat bedoelt u? Welke onzin?’

Rob liep naar de kastenwand. Hij sloeg zijn armen over elkaar en leunde ertegenaan. Nico hoorde de kast zacht kraken.

‘Die “over de doden niets dan goeds”-onzin. Ook bescheidenheid, vals of echt, is hier niet op zijn plaats. En weet u waarom niet? Omdat ik er een bloedhekel aan heb en omdat we daar de tijd niet voor hebben. We schieten er niets mee op. Wat ik van u wil, is te weten komen wat voor man Berend Adriaans was. En ik wil graag dat u eerlijk bent.’

Jonker leunde achterover, tuitte zijn lippen en zei: ‘Vooruit dan maar. Ik zal u precies vertellen wat voor man Berend Adriaans was. Z’n hart lag hier, bij de zaak. dwsw was zijn grote liefde, zijn lust en zijn leven. We bestaan deze zomer twintig jaar. Hij is met niets begonnen, en moet u kijken waar we nu zijn.’

‘En dat is?’

Hij ging rechtop zitten. ‘We zijn een van de grootste ingenieursbureaus ter wereld. Wereldwijd hebben we meer dan honderd vestigingen. Onze omzet vorig jaar? 3,1 miljard euro.’

‘En het jaar daarvoor?’ vroeg Nico. Rob keek haar geïrriteerd aan en Jonker knipperde even met z’n ogen. ‘Wat? Hoezo? Wat heeft dat er nou mee te maken?’ vroeg hij.

‘Pure nieuwsgierigheid.’

‘4,2 miljard.’

Nico stond op en ging achter haar stoel staan. Ze legde haar handen op de rugleuning en leunde naar voren. ‘En het jaar daarvoor?’ vroeg ze poeslief.

Het bleef stil.

‘Meneer Jonker, u zegt hier de cfo te zijn, maar blijkbaar moet ik uw geheugen even opfrissen. Vanaf 2002 gaat het al snel bergafwaarts met dwsw . Als mijn inschatting correct is, is uw omzet momenteel zo’n zestig procent lager dan zes jaar geleden. Dat lijkt me een zware tegenvaller en niet echt iets om trots op te zijn, of wel soms?’

Jonker zei nog steeds niets en staarde haar verbaasd aan. Net zo verbaasd als Rob.

Ze legde haar handen op haar rug en begon door de kamer te ijsberen. ‘Ik neem aan dat Berend Adriaans dit met lede ogen aanzag. Als het waar is wat u zegt, dat dit bedrijf zijn lust en zijn leven was, zal hij het niet op zijn beloop hebben gelaten. Als het mijn bedrijf was, zou ik alles op alles zetten om daar verandering in te brengen.’

‘We hebben inderdaad de nodige tegenvallers moeten incasseren.’

Ze hield op met lopen en keek Jonker verbaasd aan. ‘Tegenvallers? Dat vind ik behoorlijk eufemistisch uitgedrukt. Noemt u dat tegenvallers? Ik noem dat rampzalig. Maar goed, ik ben natuurlijk geen ondernemer.’

‘We zijn heus niet de enige in deze branche waar het momenteel wat minder mee gaat, mevrouw Hessels,’ beet hij haar toe. ‘Met de baggeraars gaat het net zo. De buitenlandse concurrentie is de laatste jaren excessief toegenomen.’

‘Jullie zijn dus gewoon te duur?’

‘Prijsconcurrentie speelt zeker een rol.’

‘Wat was het plan?’

‘Plan?’

‘Kom nou toch,’ zei ze. ‘Dit is een internationaal georiënteerde onderneming met enorme belangen.’ Ze legde haar handpalmen plat op zijn bureaublad en leunde iets naar voren. ‘Of vergis ik me daarin? U hebt toch wel een strategie uitgestippeld, mag ik hopen? Een tactiek bedacht hoe u dit probleem gaat tackelen?’

‘We worstelen er enorm mee.’

‘Worstelen? Dat is nogal een understatement. U bent aan het watertrappelen en kunt maar ternauwernood uw hoofd boven water houden. Ik zou er niet van opkijken als er binnenkort een ontslagronde op stapel staat. Jullie hebben veel te weinig opdrachten om iedereen aan het werk te kunnen houden.’

Jonker stond op. Zijn gezicht was rood aangelopen. ‘U denkt toch niet dat wij gek zijn, dat we dit op z’n beloop laten en maar gewoon blijven toekijken hoe anderen er met onze klussen vandoor gaan?’ Hij sloeg met zijn vuist op tafel. ‘We hebben veel te hard gewerkt om ons door een stelletje Aziaten te laten passeren. Natuurlijk hadden we een plan.’

‘En dat was?’

‘Dat kan ik u niet zeggen. Als onze concurrenten daarachter komen, zijn we nog verder van huis.’

Nico keek overdreven om zich heen en hief haar armen op, met de handpalmen naar boven gericht.

‘Waar zijn ze dan, al die concurrenten? Niet hier. Of u moet denken dat meneer Van Helden zich met bedrijfsspionage bezighoudt.’

Ze wees even naar Rob, die naar haar stond te kijken als een contente walrus die net een ton vis naar binnen had gewerkt. Hij kwam naast haar staan, sloeg zijn armen over elkaar en zei: ‘Mevrouw Adriaans vertelde ons dat haar man de laatste tijd een beetje afwezig was. Ze zei dat het leek alsof hij ergens over liep te piekeren. Klopt dat? Is u dat ook opgevallen?’

‘Natuurlijk liep hij te piekeren. Ik heb er ook slapeloze nachten van gehad.’

Rob keek hem aan. ‘We zijn hier niet met een kat-en-muisspel bezig, maar met een moordonderzoek. Laat dat goed tot u doordringen. En dan nog iets. Uw arrogante houding is niet alleen onuitstaanbaar, maar ook onhandig. Ik stel daarom voor dat u die laat varen en ons vanaf heden behulpzaam bent. Het gaat er nu even niet om dat u uw zin krijgt, of uw gelijk. Bespaar uzelf die energie. Het gaat ons simpelweg om het achterhalen van de waarheid, en om het vinden van de dader. Begrijpt u wel?’

‘Ik neem aan dat u ons alles heeft verteld wat in het belang van het onderzoek kan zijn?’ zei Nico.

Jonker stond op. Door zijn beweging rook ze zijn aftershave. Ze rook ook nog iets anders, maar voor ze het kon omschrijven, was het al weg.

‘Niets wat ik heb verteld, is in het belang van het onderzoek,’ snauwde hij. ‘Weet u waarom niet? Omdat dwsw niets met de dood van Berend te maken heeft. Helemaal niets.’

‘Hoe bent u daar zo zeker van?’

‘Omdat ik alles weet over wat hier gaande is. Hier gebeurt niets zonder dat ik daarvan afweet. Dus als ik zeg dat we er niets mee te maken hebben, dan kunt u erop rekenen dat dat ook zo is.’

‘Goed, ik dank u voor uw kostbare tijd. U hoort van ons.’

Zonder op antwoord te wachten, draaide Rob zich om en beende de kamer uit, met Nico in zijn kielzog. Achter hen sloeg de deur hard dicht.

Jonker stond op en bleef een moment voor de dichte deur staan. Toen hief hij zijn vuist en liet deze op een paar millimeter van de deur in het luchtledige hangen. Kokend van woede liep hij naar zijn bureau. Dat die vette papzak en dat roodharige scharminkel hem vragen stelden over Berend en dwsw was nog tot daaraan toe. Maar dat ze hem de les lazen, was ongehoord.

De blinde paniek die hem had overvallen na het telefoontje van Groothuis, een gesprek dat zijn hele leven op zijn kop had gezet, sluimerde nog steeds onder de oppervlakte. Hij had diep nagedacht over hoe hij eronderuit kon komen, maar hij zat als een rat in de val. Hij kon het niet meer terugdraaien, hij had zich door Berend laten overtuigen. Niet alleen door het geld dat hem in het vooruitzicht was gesteld en dat hij goed kon gebruiken, maar ook doordat hij wist dat het, tot voor kort, de normaalste zaak van de wereld was om binnen bepaalde sectoren bij aanbestedingen onderlinge prijsafspraken te maken. Als je dat niet deed, was je niet goed bij je hoofd en kon je naar elke opdracht fluiten. Zodra er iets aan zat te komen, kwamen de grote jongens bij elkaar. Heel soms zat er een nieuweling tussen, maar dat was maar schijn. Met de regelmaat van de klok werden zogenaamd nieuwe bedrijven gestart, die in werkelijkheid schaduwondernemingen van bestaande bedrijven waren. Tijdens zulke bijeenkomsten werd besproken wat de inzet zou zijn, wie de contacten met de opdrachtgever zou leggen en hoe het geld verdeeld zou worden. Dat gebeurde haast nooit in keiharde munt, maar in aanvullende opdrachten. Bedrijf A zou de opdracht binnenhalen. Bedrijf B zou vervolgens het benodigde zand mogen leveren, terwijl bedrijf C op zijn beurt de vangrails mocht aanleggen. Het was de enige manier om te kunnen overleven.

Dus was het echt zo erg wat hij had gedaan? vroeg hij zich af. Bovendien had hij geen keus gehad. Hij deed het niet eens voor zichzelf. De gedachten dat zijn betrokkenheid uit zou komen en dat hij aan de schandpaal zou worden genageld, kon hij niet verdragen. Hij was zesenvijftig jaar oud. En nu gebeurde dit.

De Watermeesters
titlepage.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_0.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_1.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_2.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_3.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_4.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_5.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_6.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_7.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_8.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_9.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_10.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_11.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_12.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_13.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_14.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_15.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_16.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_17.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_18.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_19.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_20.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_21.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_22.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_23.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_24.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_25.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_26.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_27.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_28.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_29.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_30.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_31.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_32.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_33.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_34.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_35.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_36.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_37.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_38.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_39.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_40.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_41.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_42.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_43.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_44.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_45.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_46.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_47.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_48.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_49.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_50.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_51.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_52.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_53.xhtml
awb_-_de_watermeester_split_54.xhtml