Vuur

Als er één ding is dat ik associeer met de gezellige wintermaanden, dan is het wel de open haard. Staren in het vuur doet iets met je. Ik heb eens een psycholoog horen uitleggen dat tv-kijken de moderne variant is van samen rond het kampvuur zitten. Net zoals de primitieve jagerverzamelaar tot rust kwam door in de grillige vlammen te staren, zo ontspant de hedendaagse mens door het kijken naar het bewegende beeld van de ‘toverdoos’. Maar daar waar het televisie-aanbod mij nog wel eens wil ergeren (hoeveel kookprogramma’s kan een mens verdragen?), blijft het staren in een knapperend vuur onverminderd meditatief. Gesprekken rond een open haard of een kampvuur gaan als vanzelf de diepte in; de behaaglijke warmte en de vertrouwde gloed nodigen als het ware uit om jezelf bloot te geven. Maar zoals bij de meeste dingen die de moeite waard zijn, krijg je een goed vuur niet cadeau. Je moet het eerst aanmaken, en dat vergt behoorlijk wat aandacht en geduld. Datzelfde geldt ook voor de liefde.

==

Waar de mannelijke seksuele driften zich nog het beste laten vergelijken met een electrische open haard (één druk op de knop en hij springt aan), is de vrouwelijke lustbeleving meer een ouderwetse houtkachel. Wanneer ze op de goede manier wordt opgestookt, geeft een houtkachel veel meer hitte af dan de electrische variant, maar het vraagt om een kundige hand en de juiste techniek. Én om geduld – en laten de heren daar nou net niet veel van hebben. Dat begint al jong. Wij hadden vroeger thuis wel verwarming, maar die mocht nooit aan want in het kleinste dorp van Nederland stookten we noodgedwongen nog op aardolie en dat was peperduur. De enige bron van warmte in ons huis was een houtkachel. Toen mijn ouders op een koude novemberdag niet thuis waren, besloten mijn broer en de buurjongen om die kachel zelf maar eens aan de praat te krijgen. Mijn moeder gebruikte daarvoor altijd een uitgekiend systeem van kleine aanmaaktakjes en opgerolde kranten, maar voor de jongens ging dat niet snel genoeg.

==

Een kopje brommerbenzine – dat deed vast wonderen. Ik zei nog: ‘Is dat niet gevaarlijk?’, maar hup, daar ging de benzine al de kachel in. In een fractie van een seconde schoot een enorme steekvlam vanuit de kachel de benzinestraal omhoog, zó het kopje in. De buurjongen liet het kopje vallen, en binnen no time stonden de vloertegels in brand. (Kijk, en dáárom, lieve Emma en Alec, laten ouders hun kinderen niet graag alleen!) Met een paniekerige emmer water hebben we alles kunnen blussen, maar wat te doen met de verbrande tapijttegels? Gelukkig hadden mijn ouders precies dezelfde tegels op hun slaapkamer liggen. En dus hebben we hun loodzware bed opgetild, daar een paar ongeschonden vloertegels vandaan gehaald, en de verbrande exemplaren ervoor teruggelegd. Je kunt je voorstellen dat mijn ouders heel erg verbaasd waren toen ze een paar jaar later gingen verhuizen. Nee, een goed vuur krijg je niet cadeau. En hoe knus en vertrouwd zo’n open haard ook is, je moet altijd je verstand erbij houden. Want ook daarin is een vuur te vergelijken met de liefde: het kan je hart verwarmen, maar ook je huis afbranden.