8
HET BEHEERSEN VAN QI:
ACUPUNCTUUR WERKT
RECHTSTREEKS OP
HET EMOTIONELE BREIN
Gemiste ontmoetingen
Mijn eerste kennismaking met acupunctuur was geen succes, eigenlijk net zoals die van twee mensen die voorbestemd zijn om vrienden te worden maar dat bij de eerste ontmoeting niet beseffen. Het was in de jaren tachtig, voor mijn vertrek naar de Verenigde Staten, toen ik nog medicijnen studeerde in Parijs. Een van mijn hoogleraren uit die tijd was net teruggekeerd uit de Volksrepubliek China. Hij had het boek van de Fransman Soulie de Morant gelezen – de eerste die acupunctuur in het Westen1 bekend heeft gemaakt – en had besloten informatie in te winnen bij de bron. Hij had in een ziekenhuis in Peking met een super 8 mm-camera een chirurgische ingreep gefilmd. Met tweehonderd studiegenoten in een eivol amfitheater zag ik met open mond hoe een vrouw wier buik helemaal opengesneden was rustig lag te praten met de chirurg die een gezwel zo groot als een meloen uit haar ingewanden haalde. Haar hele verdoving bestond uit een paar zeer dunne naaldjes die in de oppervlakte van haar huid waren gestoken. We hadden vanzelfsprekend nog nooit zoiets gezien. Toch hebben we zodra de film was afgelopen en het licht weer was aangedaan allemaal ons best gedaan om zo snel mogelijk weer te vergeten wat we gezien hadden. Misschien was het mogelijk in China, maar bij ons… Het lag te ver af van onze westerse wetenschap en de enorme medische kennis die we nog moesten verwerven. Te ver en te… esoterisch. Ik heb vijftien jaar niet meer aan die film gedacht tot op de dag dat ik naar Dharamsala in India ging, de zetel van de Tibetaanse regering in ballingschap, aan de voet van de Himalaya.
Ik bezocht daar het Instituut voor Tibetaanse geneeskunde en sprak met een praktiserend arts over de manier waarop hij depressie en angst benaderde. ‘Jullie westerlingen hebben een omgekeerde visie op emotionele problemen,’ zei hij. ‘Jullie zijn altijd verbaasd dat datgene wat jullie depressie, angst en stress noemen lichamelijke symptomen heeft. Jullie spreken over vermoeidheid, gewichtsverlies of -toename, een onregelmatige hartslag alsof het om lichamelijke verschijnselen van een psychisch probleem gaat. Voor ons is het eerder het omgekeerde: somberheid, verlies van het gevoel van eigenwaarde, schuldgevoel, gebrek aan levensvreugde zijn geestelijke symptomen van een lichamelijk probleem.’ Ik had er inderdaad nooit zo over gedacht. Het was even aannemelijk als de westerse opvatting over depressie. Hij vervolgde: ‘In feite is het allebei een beetje waar. Voor ons is er geen verschil tussen het een en het ander. De emotionele en de lichamelijke verschijnselen zijn eenvoudigweg twee aspecten van een onderliggend verstoord evenwicht in het doorstromen van de energie, Qi.’ Daarmee had hij me van mijn stuk gebracht. Omdat ik sinds jaar en dag verankerd zat in de Cartesiaanse traditie, die een heel duidelijk onderscheid aanbrengt tussen het lichamelijke en het geestelijke, was ik nog niet in staat om over Qi te spreken of een onderliggende regulerende ‘energie’ te veronderstellen die zowel het lichamelijke als het geestelijke kon beïnvloeden. Vooral omdat het niet te meten was. Maar mijn gesprekspartner ging door: ‘Er zijn drie manieren om Qi te beïnvloeden en te herstellen: meditatie, voeding en geneeskrachtige kruiden, en de meest rechtstreekse manier is acupunctuur. Wij behandelen dat wat jullie depressie noemen vaak met acupunctuur. Dat gaat heel goed mits de patiënten de behandeling lang genoeg volhouden.’ Maar ik luisterde nog maar met een half oor. Hij had het over meditatie, kruiden en naalden: we zaten niet meer op dezelfde golflengte. Bovendien, zodra hij het over de duur van de behandeling had, dacht ik onmiddellijk dat het wel om het placebo-effect zou gaan, dat wil zeggen: de reactie van patiënten op behandelingen die op zichzelf niet werkzaam zijn, maar die effect hebben omdat er regelmatig op een vriendelijke manier aandacht aan hen geschonken wordt plus een techniek die schijnbaar overtuigend is – zoals in dit geval de naalden van de acupunctuur. Het was mijn tweede gemiste ontmoeting. Maar ze had een spoor in mijn geheugen achtergelaten.
De derde vond plaats in Pittsburgh, korte tijd daarna. Op een zaterdagmiddag ontmoette ik op straat een patiënte die ik maar één keer op het spreekuur in het ziekenhuis gezien had. Ze had een vrij zware depressie, maar ze had de antidepressiva geweigerd die ik haar had voorgeschreven. Omdat we niettemin een goed contact hadden gehad, vroeg ik haar hoe ze zich voelde en of het beter met haar ging. Ze keek me glimlachend aan alsof ze zich afvroeg of ze wel eerlijk tegen me kon zijn; toen zei ze dat ze ervoor gekozen had naar een vrouwelijke acupuncturist te gaan die haar er met een aantal behandelingen gespreid over vier weken bovenop had geholpen en dat ze zich nu heel goed voelde. Als ik dat gesprek met de Tibetaanse arts uit Dharamsala niet had gevoerd, zou ik de ‘genezing’ zeker aan een placebo-effect hebben toegeschreven. Bij een depressie is het placebo-effect zo belangrijk, dat er bijna altijd drie klinische studies nodig zijn waarin een antidepressivum met een placebo wordt vergeleken, om een van de drie de superioriteit van het geneesmiddel te laten bewijzen.2 Maar meteen moest ik weer denken aan het gesprek in Dharamsala en hoewel ik moet toegeven dat ik me een beetje gekwetst voelde dat een andere behandeling dan die waar ik mee bekend was nuttiger was geweest, besloot ik me op de hoogte te stellen van wat er bekend was over deze vreemde geneeswijze. Ik sta nog steeds versteld van wat ik te weten kwam over de enorme invloed ervan op het menselijk lichaam en de hersenen.
Het woord van de wetenschap
Ten eerste: met een aantoonbare geschiedenis van vijfduizend jaar is acupunctuur waarschijnlijk de oudste medische techniek die continu op onze planeet is toegepast. In vijftig eeuwen heeft een groot aantal placebo’s het licht gezien: niet-werkzame of giftige planten, slangenelixers of poeders van het schild van schildpadden, maar geen enkele is, naar mijn weten, zo lang blijven bestaan in de gewone medische beroepsuitoefening. Toen ik me serieus voor acupunctuur begon te interesseren, ontdekte ik dat in 1978 de Wereld Gezondheidsorganisatie een rapport had uitgegeven waarin acupunctuur officieel erkend werd als een doeltreffende en algemeen aanvaarde medische praktijk. Bovendien begon in dezelfde tijd een rapport van het Amerikaanse National Institute of Health in universitaire kringen te circuleren, waarvan de conclusie was dat acupunctuur op zijn minst onder bepaalde omstandigheden werkzaam was, zoals bij pijn na een chirurgische ingreep en bij misselijkheid in verband met zwangerschap of chemotherapie. Sindsdien heeft een rapport van de British Medical Association, uit 2000, soortgelijke conclusies gepubliceerd waarbij de lijst van indicaties nog is uitgebreid; er is bijvoorbeeld rugpijn aan toegevoegd.3
Vervolgens ontdekte ik dat als het om een placebo-effect ging, konijnen er even gevoelig voor waren als mensen! Verscheidene experimenten hebben duidelijk aangetoond dat een konijn ‘verdoofd’ kan worden door bepaalde punten op de poot te stimuleren die overeenkomen met die welke pijn bij de mens uitschakelen. Nog overtuigender: wanneer men een extract van het vocht waarin de hersenen van het ‘verdoofde’ konijn liggen inspuit bij een ander konijn, voelt dit ook geen pijn meer.*Het is dus bewezen dat acupunctuur op zijn minst de afscheiding op gang brengt van stoffen die het pijngevoel kunnen blokkeren, wat elk placebo-effect te boven gaat.4
Tot slot: we vonden in de internationale wetenschappelijke literatuur onderzoeken die de doeltreffendheid van acupunctuur bij een heel scala van problemen bevestigden, zoals depressie, angst en slapeloosheid, maar ook ingewandsstoornissen, verslaving aan roken of aan heroïne, onvruchtbaarheid bij de vrouw (met twee maal zoveel succes als bij kunstmatige inseminatie) en zelfs een onderzoek in de Journal of the American Medical Association dat aantoonde dat het mogelijk is om een foetus in de buik van zijn moeder te draaien bij een stuitligging – met een slagingspercentage van tachtig procent!5
Een persoonlijke ontmoeting
Later zouden er nog verbazingwekkender onderzoeken gestart worden (zie verderop), maar deze informatie was al voldoende om bij mij het verlangen op te wekken zelf ervaring op te doen met acupunctuur. Ik had al verscheidene malen over een enigszins esoterische vrouw gehoord, een zekere Christine, die emotionele problemen behandelde met de zogenaamde ‘vijf elementen’-acupunctuur. Mijn patiënte die zo vooruit was gegaan, had haar geraadpleegd en het leek me logisch om met haar te beginnen.
Christine was geen arts, maar ze paste al vijfentwintig jaar acupunctuur toe. Haar behandelkamer was een wit vertrek in een toren van haar buitenhuis dat op elk uur van de dag in licht baadde. Twee linnen fauteuils waren naast elkaar bij een laag tafeltje neergezet. Er stond geen bureau, alleen een massagetafel met een indiaanse doek erover in rode, roze en violette kleurschakeringen. Aan de muur heette een opschrift de patiënten welkom: ‘Ziekte is een avontuur. Acupunctuur geeft u de degens, maar u moet zelf strijden.’ Christine liet me een uur lang mijn verhaal vertellen terwijl ze aantekeningen maakte. Ze stelde vreemde vragen. Ze vroeg bijvoorbeeld of ik beter kou of warmte verdroeg, of ik liever gekookte of rauwe gerechten at, of ik ’s ochtends of ’s avonds de meeste energie had. Daarna voelde ze lang mijn pols, aan beide kanten tegelijk, terwijl ze haar ogen sloot om zich beter te concentreren. Ze deed het zelfs verscheidene keren. Na een paar minuten zei ze: ‘U weet waarschijnlijk wel dat u een hartruis hebt, hè? Niets ernstigs. U hebt hem al heel lang en u hebt er geen last van.’ Het is al moeilijk om een geringe hartruis met een stethoscoop te horen, maar ik kende geen enkele cardioloog die er een kon opsporen door de pols te voelen! Ik zou dat normaal als bluf hebben afgedaan, maar ik herinnerde me plotseling dat vijftien jaar geleden een collega-cardioloog die ik voor iets heel anders had geconsulteerd me inderdaad precies hetzelfde gezegd had. Hij had me ruim vijf minuten geausculteerd en had geconcludeerd: ‘U hebt een zeer geringe hartruis. Niemand zal die naar mijn mening horen, maar als het een keer tegen u gezegd wordt, moet u weten dat het geen enkele betekenis heeft.’ En ik had er sinds die tijd nooit meer aan gedacht. Hoe had die vrouw in haar sjamaaninterieur dat simpelweg met haar vingers kunnen herkennen?
Vervolgens vroeg ze me praktisch naakt op de massagetafel te gaan liggen. Terwijl ze me uitlegde dat mijn morfologisch type en mijn persoonlijkheid nogal ‘yang’ waren, maar dat ik te weinig ‘yin’ in mijn nieren had en te veel ‘Qi’ in mijn lever, maakte ze met een doekje met wat alcohol de verschillende ‘punten’ schoon waarin ze de naalden stak die het mogelijk zouden maken ‘de energie en de relatie tussen mijn organen weer in balans te brengen’. De punten die ze had uitgezocht bevonden zich vooral op mijn voeten, mijn scheenbenen, mijn handen en mijn polsen. Dus zonder enig verband met de lever of de nieren. Natuurlijk was ik bang voor de naalden. Ik was verrast dat ze bijna zo fijn waren als een haar. Trouwens, ik voelde absoluut niets toen ze ze handig en snel onder de huid stak. Nog minder dan een muggenbeet. Niets. Pas daarna, toen ze ze een beetje draaide of er een kleine pompbeweging aan gaf, voelde ik in de diepte als het ware een kleine elektrische ontlading. Merkwaardigerwijs scheen Christine die al te voelen voordat ik het merkte. Ze zei: ‘Ah! Het is zover, ik heb hem!’ En inderdaad, een halve seconde later voelde ik de elektriciteit die de naald leek te hebben ‘gevonden’, zoals de bliksem de bliksemafleider vindt. Ze noemde dat de ‘Dai Qi’-ervaring, en legde me uit dat dat voor haar het teken was dat het gezochte punt bereikt was. ‘Wat u voelt is de Qi die aangetrokken wordt door de naald en die zich verplaatst.’ Toen ze een naald op mijn voet bewoog, voelde ik plotseling heel even een druk onder in de rug. ‘Ja,’ zei ze, ‘ik zit op de meridiaan van de nieren. Ik zei dat het uw nieren aan yin ontbrak. Dat probeer ik te verbeteren.’ Ik was gefascineerd door die ‘meridianen’, die lijnen over het lichaam, die vijfentwintighonderd jaar daarvoor beschreven waren. Ze komen met geen enkele zenuwbaan, geen bloedvat of lymfkanaal dat we kennen overeen en nu bleken ze zich toch heel precies in mijn lichaam te manifesteren. Enkele minuten en een tiental naalden later begon ik een gevoel van rust en ontspanning te ervaren dat zich door mijn hele lichaam verspreidde. Het was een beetje het gevoel van welbehagen dat je krijgt na een sterke lichamelijke inspanning. Aan het eind van de behandeling had ik de indruk nieuwe energie te hebben, ik had zin om een heleboel te gaan doen, vrienden op te bellen, in een restaurant te gaan eten. Christine voelde opnieuw mijn pols: ‘De yin in uw nieren is toegenomen zoals ik voorzien had. Ik ben blij. U moet zich meer ontspannen. U bekommert zich niet genoeg om uzelf. De yin wordt verbruikt doordat u voortdurend aan het werk bent. Mediteert u wel eens? Dat laadt op, weet u…’ Toen raadde ze me dringend aan mijn voeding te veranderen en beval me een paar geneeskrachtige kruiden aan. Precies hetzelfde als mijn Tibetaanse collega met zijn patiënten in Dharamsala deed…
Acupunctuur en de hersenen
Het echte startschot voor mijn wetenschappelijke verkenningstocht op het gebied van de acupunctuur werd een paar jaar later gegeven door de publicatie van een artikel in het zeer selecte Proceedings of the National Academy of Sciences, een tijdschrift waarin alleen de leden van de Amerikaanse Academie van Wetenschappen of hun ‘gasten’ hun werk mogen publiceren. Dokter Cho, een onderzoeker in de neurowetenschappen van Koreaanse afkomst, had de vijfentwintighonderd jaar oude theorie willen testen volgens welke het stimuleren van de kleine teen door een acupunctuurnaald het gezichtsvermogen verbetert…6 Hij plaatste tien gezonde personen in een scanner en begon met het testen van het apparaat door een zwart-wit dambord voor hun ogen te laten knipperen – de sterkste manier die er bestaat om het gezichtsvermogen te stimuleren. Inderdaad lieten de beelden een sterke activering zien van het gebied in het achterhoofd, dat van de visuele cortex, die helemaal achter in de hersenen ligt. Bij alle proefpersonen veroorzaakte het flikkeren van het dambord een sterke toename van de activiteit in dit gebied van de hersenen, die weer verdween toen de stimulering gestopt werd. Alles was zoals het hoorde te zijn.
Vervolgens vroeg hij aan een ervaren acupuncturist om het punt te stimuleren dat in de oude Chinese handboeken de naam ‘blaas 67’ draagt. Het ligt aan de uiterste rand van kleine teen en er wordt van gezegd dat het het gezichtsvermogen verbetert. Tot verrassing van het hele team lieten de beelden een activiteit van hetzelfde hersengebied, de visuele cortex, zien toen de naald op de traditionele manier gehanteerd werd – door hem snel tussen de vingers te laten draaien! De activiteit was weliswaar minder sterk dan bij de damborden, maar ze was duidelijk genoeg om alle statistische proeven te doorstaan. Om er zeker van te zijn dat het niet om zinsbedrog ging – van de onderzoekers of van de proefpersonen – stimuleerde dokter Cho daarna een punt op de grote teen die met geen enkele meridiaan correspondeert. Toen was er geen enkele activering van de visuele gebieden te zien. Maar dat was nog niet het einde van het experiment.
Een van de meest verbazingwekkende ideeën van de traditionele Chinese en Tibetaanse geneeskunde is dat er verschillende ‘morfo-psychologische’ types bestaan, in het bijzonder het yinen het yangtype. Deze twee hoofdtypes worden bepaald op basis van de voorkeur van ieder mens voor warmte of kou, voor bepaald voedsel, voor bepaalde periodes van de dag, en op basis van hun fysieke voorkomen en zelfs van de vorm van hun kuiten. In de oude teksten staat dat het stimuleren van bepaalde acupunctuurpunten precies het tegenovergestelde effect kan hebben bij patiënten van het andere type. Daarom is het heel belangrijk dit van tevoren vast te stellen. Cho vroeg dus aan de acupuncturist het type te bepalen van de proefpersonen. Vervolgens observeerde hij de effecten van de stimulering van het punt blaas 67 op de kleine teen bij de yin- en bij de yangtypes. Ten slotte controleerde hij of de twee groepen op dezelfde manier reageerden wanneer hun een flikkerend dambord voorgehouden werd: activering van de visuele cortex, vervolgens het verdwijnen van de activiteit wanneer de stimulering gestopt werd. De yinproefpersonen hadden hetzelfde soort reactie als wanneer het blaaspunt 67 gestimuleerd werd: activering door de stimulering en terugkeer tot het normale wanneer de stimulering gestopt werd. Daarentegen, en dat was bijna ongeloofwaardig, vertoonden de yangproefpersonen een tegenovergestelde reactie! De stimulering door de naald veroorzaakte een ‘de-activering’ van de visuele cortex, en het stoppen ervan een terugkeer tot het normale.
Het onderscheid tussen yin en yang komt met absoluut niets uit de moderne fysiologie overeen. Niettemin kon men met behulp van dat onderscheid voorspellen, zoals in de oude Chinese teksten staat, dat de hersenen op dezelfde stimulering, door dezelfde naald, op hetzelfde acupunctuurpunt precies tegenovergesteld zouden reageren… Dat is zo’n ongelooflijk resultaat dat de meeste westerse wetenschappers er, net zoals ik vijfentwintig jaar geleden, de voorkeur aan geven daar niet aan te denken.
Voor Paul was acupunctuur geen theoretische kwestie. Hij leed al jaren aan een depressie en nam al verscheidene maanden zonder resultaat een klassiek antidepressivum. Hij was vanwege zijn rugpijn naar Thomas, de acupuncturist van het Centrum voor complementaire geneeskunde van de universiteit, gegaan. Thomas had hem voorgesteld om behalve de gebruikelijke punten voor rugpijn ook twee punten op de schedel te stimuleren omdat daarvan in verscheidene Chinese onderzoeken de doeltreffendheid bij depressies is aangetoond.7 Al halverwege de eerste zitting verklaarde Paul dat hij ‘een mist voelde optrekken die [hem] belette te denken’. Hij had de indruk lichter te zijn en een beetje meer zelfvertrouwen te hebben, ook al zat zijn keel nog dicht, een gevoel dat hij altijd al in verband bracht met zijn depressies. Op basis van één behandeling per week enkele weken lang zijn de andere sluiers opgetrokken, de een na de ander, zoals hij zei, en daarna kwam ten slotte zijn keel vrij. In de loop van de behandeling verdween eerst zijn slapeloosheid, daarna begon hij zich een stuk energieker te voelen dan in de afgelopen twee jaar, en ten slotte hervond hij zijn zelfvertrouwen, het verlangen om bij zijn vrouw en zijn dochters te zijn en de wens weer dingen te gaan ondernemen. Net zoals in de Chinese onderzoeken schenen zijn symptomen op dezelfde manier en met dezelfde snelheid op de acupunctuur te reageren als op de antidepressiva waarmee hij vergeleken werd. Paul is natuurlijk doorgegaan met het innemen van het medicijn dat zijn dokter hem had voorgeschreven. Het is mogelijk dat dat ten slotte effect heeft gehad. Toch suggereert het feit dat de eerste tekenen van verlichting al tijdens de eerste acupunctuurbehandeling zichtbaar werden dat het wel de naalden waren die zijn herstel in gang hebben gezet. Het is natuurlijk ook mogelijk dat de twee behandelingen elkaar aangevuld hebben en dat de acupunctuur het proces van zelfgenezing van het emotionele brein heeft kunnen stimuleren naast het effect van het antidepressivum.
Zowel westerse als Aziatische acupuncturisten weten heel goed dat hun kunst speciaal nuttig is voor de verlichting van stress, angst en depressies. Toch wordt dat gebruik in het westen het minst erkend en het minst bestudeerd. De weinige westerse onderzoeken zijn positief en acupunctuur is zelfs in het ziekenhuis van de Universiteit van Yale getest om de angst van patiënten voor een operatie onder controle te houden in plaats van met angstdempende middelen.8 Maar de toepassing ervan is nog erg beperkt, waarschijnlijk omdat men, net als met betrekking tot EMDR, de mechanismen niet goed begrijpt.
Op Harvard is een van die werkingsmechanismen onlangs ontdekt. Dokter Hui heeft met behulp van het team van het Massachusetts General Hospital, een van de belangrijkste centra waar men met de allermodernste technieken het functioneren van de hersenen in beeld kan brengen, laten zien hoe het emotionele brein rechtstreeks beïnvloed kan worden door acupunctuur. Door één enkel punt te stimuleren – gelegen op de rug van de hand, tussen de duim en de wijsvinger – heeft hij de plaatselijke verdoving van de banen van pijn en angst zichtbaar gemaakt (zie foto 5). Dat punt – dat in de oude Chinese handboeken ‘dikke darm 4’ genoemd wordt – is een van de oudste en wordt door alle acupuncturisten van de wereld het meest gebruikt. Het staat er terecht om bekend dat het in staat stelt pijn en angst te beheersen… Het lijkt dus of men door de stimulering van de oppervlakte van de huid, net als wanneer bij EMDR meer de huid dan de oogbewegingen gebruikt wordt, in staat is zeer direct tot het emotionele brein te ‘spreken’ en het te beïnvloeden.9
Een van de gevallen waarbij die toepassing van acupunctuur mij het meest trof was dat van Caroline, een andere patiënte van Thomas, de acupuncturist van ons centrum van complementaire geneeskunde. Caroline was een jonge vrouw van achtentwintig jaar die kort tevoren aan een zeer agressieve vorm van maagkanker was geopereerd. De dag na de operatie had ze erg veel pijn en alleen de morfine die ze zichzelf toediende en waarvan ze zelf de dosering regelde kon haar pijn verlichten. Toch kon ze dat middel, dat haar belette helder te denken en dat haar soms bijzonder schokkende nachtmerries bezorgde, slecht verdragen. In het kader van een onderzoek dat we op dat moment uitvoerden, had Thomas de mogelijkheid zich met haar bezig te houden. In het begin werd Caroline zo door haar pijn in beslag genomen dat ze nauwelijks de drie fijne naalden opmerkte die Thomas gedurende vijfenveertig minuten in haar hand, haar scheenbeen en haar buik had gestoken. Maar de volgende dag al gebruikte ze bijna geen morfine meer – slechts drie kleine doses in 24 uur, volgens de aantekeningen van de verpleegsters. Twee dagen later zei ze dat ze niet alleen bijna geen pijn meer had, maar dat ze zich sterker voelde en meer dan ooit vastbesloten was haar ziekte het hoofd te bieden, zonder zich te laten ontmoedigen door het pessimisme van de artsen. De angst leek tegelijk met de pijn verdwenen te zijn, en ze had geen last gehad van de bijwerkingen die zo kenmerkend zijn voor pijnstillers. 10, 11, 12
Het onderzoek van Harvard toont aan dat acupunctuurnaalden inderdaad in staat zijn de gebieden van het emotionele brein die verantwoordelijk zijn voor gevoelens van pijn en angst uit te schakelen. Daardoor is het beter te begrijpen dat er zulke indrukwekkende resultaten zoals in het geval van Caroline zijn geboekt. Zowel het onderzoek bij de konijnen die geen pijn meer voelen als dat bij afkickende heroïneverslaafden doet vermoeden dat acupunctuur de afscheiding van endorfine op gang brengt. Dat zijn de kleine moleculen die door de hersenen worden geproduceerd en die dezelfde werking hebben als morfine of heroïne.
Er bestaat een derde werkingsmechanisme dat onderzoekers beginnen te herkennen: een acupunctuurbehandeling zou rechtstreeks invloed hebben op het evenwicht tussen de twee subsystemen van het autonome zenuwstelsel. Ze zou de activiteit van het parasympathische stelsel verhogen – de ‘rem’ van de fysiologie – ten koste van de activiteit van het sympathische stelsel – ‘de versnelling’. Acupunctuur zou dus de coherentie van het hartritme bevorderen en het op een meer algemene manier mogelijk maken het evenwicht van het autonome zenuwstelsel te herstellen. De gevolgen van dat evenwicht voor alle organen van het lichaam staan vast. Zoals we in de voorafgaande hoofdstukken hebben gezien, is het belang ervan voor het emotionele welzijn, de gezondheid, de gevolgen van het ouder worden en het voorkomen van een plotselinge dood geïnventariseerd in befaamde tijdschriften zoals The Lancet, The American Journal of Cardiology en Circulation. Komt dit fysiologisch evenwicht overeen met het evenwicht van de ‘vitale energie’, Qi, waarover in die vijfentwintighonderd jaar oude teksten gesproken wordt? Het is bepaald niet mogelijk Qi te beperken tot één enkele functie, maar het evenwicht van het autonome zenuwstelsel is zeker een van de aspecten ervan. We weten nu dat het beïnvloed kan worden door meditatie, zoals we gezien hebben in hoofdstuk 3, door voeding, zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien, en nu door acupunctuur. Het zijn precies de drie methodes om Qi te versterken waarop de Chinese en de Tibetaanse geneeskunde de nadruk leggen.
Aan het begin van de eenentwintigste eeuw zijn we getuige van een nog nooit vertoonde uitwisseling tussen de medische en wetenschappelijke culturen van de hele wereld. Als een nieuwe ‘doorgang van noord naar west’ via de Beringstraat lijkt er een stevige brug gebouwd te zijn tussen de grote medische tradities van het Westen en die van het Verre Oosten. Dankzij het beeldvormend hersenonderzoek en de vooruitgang van de moleculaire biologie is men bezig het verband tussen de hersenen, de stoffen die de gevoelens regelen, zoals endorfine, het evenwicht van het autonome zenuwstelsel en ‘het stromen van de levenskracht’, waarover de klassieken spraken, aan te tonen. Uit die talrijke verbanden zal ongetwijfeld een nieuwe fysiologie ontstaan waarbij lichaam en hersenen een eenheid vormen. Dit is onder andere de mening van Candice Pert, hoogleraar in de fysiologie en de biofysica van de Universiteit van Georgetown in Washington.13
Acupunctuur is maar een van de pijlers van de traditionele Chinese geneeskunde. De andere zijn enerzijds de beheersing van de fysiologie door de mentale houding – óf via meditatie óf door oefeningen voor hartcoherentie waar we het al over gehad hebben – en anderzijds de voeding. Voor degenen die deze geneeskunde, waarvan de wijsheid in onze westerse ogen hoe langer hoe duidelijker wordt, praktiseren, zou het volkomen zinloos zijn acupunctuur te gebruiken of het geestelijk en lichamelijk evenwicht te cultiveren zonder bijzondere aandacht te besteden aan de bouwstoffen die ons lichaam voortdurend vernieuwen, namelijk het voedsel dat we tot ons nemen. Dit betreft een terrein dat door de huidige psychiaters en psychotherapeuten bijna volkomen is verwaarloosd. Toch zijn er zeer belangrijke ontdekkingen gedaan met betrekking tot het beheersen van stress, angst en depressies door voeding. Ontdekkingen die we meteen kunnen benutten.
* Het betreft het ‘hersen-ruggenmergsliquor’.