15

WAAR TE BEGINNEN?

Staande op de Pont-Neuf kijk ik naar de Seine die over de witte keien stroomt. Aan de oever, midden in het centrum van Parijs, zitten een man en zijn zoon te vissen. Het jongetje heeft net een vis gevangen en hij spert zijn ogen wijdopen van geluk. Ik herinner me dat ik met mijn vader eens een heel stuk langs dezelfde rivier gelopen heb toen ik net zo oud was als dat jongetje. Mijn vader vertelde me toen dat in zijn jeugd zijn vader zo nu en dan in de Seine ging zwemmen, zelfs in de winter. En hij voegde eraan toe dat de rivier nu zo vervuild was dat je er niet alleen niet meer in kon zwemmen, maar dat zelfs de vissen eruit verdwenen waren. Dertig jaar later zijn de vissen terug. Misschien is het zelfs weer mogelijk erin te baden. Het was genoeg dat men ermee ophield de Seine te vervuilen om de rivier zichzelf te laten reinigen. Rivieren zijn levende wezens. Ze zijn net als wij geneigd tot evenwicht, tot de ‘homeostase’ die Claude Bernard, de grote Franse fysioloog uit de negentiende eeuw, zo dierbaar was, in feite de zelfgenezing. Wanneer ze met rust gelaten en niet meer vergiftigd worden, maken ze zichzelf schoon, zuiveren ze zichzelf.

Net als bij alle levende wezens vindt er een voortdurende uitwisseling met de omgeving plaats: de lucht, de regen, de aarde, de bomen, de algen, de vissen en de mensen. En door die levende uitwisseling ontstaat er meer orde, meer structuur en uiteindelijk meer zuiverheid. Alleen watervlakten waarbij geen uitwisseling meer optreedt, die stilstaan, worden brak. Ze glijden af naar chaos. De dood is het tegenovergestelde van leven: er is geen uitwisseling meer met de buitenwereld, en het voortdurende herstel van orde en evenwicht dat het leven kenmerkt, maakt plaats voor ontbinding. Maar zolang er nog natuurlijke krachten werkzaam zijn, neigen die naar evenwicht, naar coherentie en zelfs in zekere zin naar zuiverheid. Aristoteles dacht dat in iedere levensvorm een kracht verborgen was die hij entelecheia – of zelfvervulling – noemde.1 Het zaad of het ei bevat in zichzelf de kracht waaruit een organisme ontstaat dat oneindig veel complexer is, of het nu een bloem, een boom, een kip of een menselijk wezen is. Dit proces van zelfvervulling is niet alleen fysiek, het zet zich voort bij de mens door de ontwikkeling van wijsheid. Carl Jung en Abraham Maslow hebben dezelfde opmerking gemaakt. Jung was gefascineerd door het ‘individuatieproces’ dat de mens naar steeds meer rijpheid en rust voert. Maslow noemde dat de ‘actualisatie van het ik’. Voor hen waren de mechanismen van zelfgenezing en zelfvervulling het fundament van het leven zelf.2

De behandelmethodes die ik in de voorgaande bladzijden uiteen heb gezet zijn er allemaal op gericht om die mechanismen van zelfvervulling die een kenmerk zijn van elk levend organisme – van de cel tot het ecosysteem via de mens – te versterken. Juist omdat ze de natuurlijke krachten van het lichaam gebruiken, en omdat ze bijdragen aan de harmonie, het evenwicht en de coherentie van de krachten van het organisme zijn die methodes werkzaam en treden er bijna geen bijverschijnselen op. Aangezien die verschillende benaderingen elk op hun eigen manier de inspanningen van het lichaam en de hersenen om weer in harmonie te komen ondersteunen, bezitten ze een sterke synergie, een elkaar versterkende werking: het is niet nodig er een uit te kiezen en de andere uit te sluiten. Ze versterken elkaar allemaal. In feite hebben ze allemaal het vermogen met elkaar gemeen de activiteit van het parasympathische systeem, dat lichaam en geest in hoge mate tot rust brengt en verzorgt, te verhogen.3

In de jaren veertig veranderde de geneeskunde totaal door de komst van de antibiotica. Voor de eerste keer konden ziekten die tot dan toe dodelijk waren, worden genezen door een specifieke behandeling. Longontsteking, syfilis en gangreen werden teruggedrongen door eenvoudige medicijnen. De doeltreffendheid ervan was zo groot, dat alles wat tot die tijd het belangrijkste was geweest voor de geneeskundige praktijk – de relatie tussen arts en patiënt, de voeding, de houding van de patiënt – weer ter discussie werd gesteld: mits de zieke zijn pillen maar nam, maakten die hem wel beter, ook al praatte de dokter niet met hem, at de zieke slecht en bleef hij totaal passief en onverschillig ten opzichte van zijn behandeling. Uit dat fantastische succes is in het Westen een nieuwe manier ontstaan om de geneeskunde uit te oefenen die voordien onbekend was: een benadering van de patiënt waarbij geen rekening meer wordt gehouden met zijn geschiedenis, zijn omgeving, zijn levenskracht en zijn vermogen tot zelfgenezing. Deze puur technische benadering van zieke en ziekte is gangbaar geworden in de hele geneeskunde, ook als het geen infectieziekte betreft. Tegenwoordig wordt er in het medische onderwijs bijna alleen nog maar geleerd hoe men een diagnose moet stellen van een bepaalde ziekte en daar een specifieke behandeling aan kan verbinden. Het is een aanpak die bijzonder goed werkt voor acute ziekten: een blindedarmoperatie bij een blindedarmontsteking, penicilline voor een longontsteking, cortison voor een allergie. Maar zodra het om chronische ziekten gaat, wordt de beperktheid van die aanpak algauw duidelijk, want hij werkt alleen bij crises en geneest alleen symptomen. We kunnen een infarct van de hartspier zeer goed behandelen en het leven van de zieke redden met zuurstof, trinitrine en morfine, maar die behandeling pakt in geen enkel opzicht de onderliggende ziekte aan die de hartkransslagaderen heeft laten dichtslibben. Tot de dag van vandaag kan die chronische ziekte van de slagaderen alleen teruggedrongen worden door grote veranderingen in de manier van leven van de zieke: het weten om te gaan met stress, een verantwoorde voeding, lichaamsbeweging enzovoort.

Dit geldt ook voor angst en depressie, die chronische ziekten bij uitstek zijn. Het is een illusie te geloven dat één enkele behandeling of zelfs één enkele wijze van behandelen de gecompliceerde wisselwerkingen weer in evenwicht kan brengen die, met elkaar, jaren, zelfs tientallen jaren lang een toestand van chronische ziekte instandhouden. Over dat punt zijn alle practici en theoretici van chronische ziekten het eens. Zelfs de hardnekkigste psychoanalytici aan de ene kant en de biologische psychiaters aan de andere zijn wel genoodzaakt één ding te erkennen: de beste behandeling die de traditionele geneeskunde te bieden heeft voor een chronische depressie is een combinatie van psychotherapie en een behandeling met medicijnen. Dat wordt bevestigd door een indrukwekkend onderzoek dat gelijktijdig op verschillende Amerikaanse universiteiten is uitgevoerd en is gepubliceerd in de New England Journal of Medicine.4

Zoals wanneer het erom gaat een rivier zijn zuiverheid zo gauw mogelijk terug te geven, zo moeten we, als we een chronische ziekte willen behandelen, een programma in werking stellen dat het probleem tegelijkertijd van verschillende kanten aanpakt en de verschillende mechanismen van zelfgenezing versterkt. We moeten tussen de verschillende behandelingen een synergie creëren die sterker is dan de kracht van de ziekte zelf. In die geest van ‘synergie’ heb ik de verschillende methodes in dit boek beschreven. Ook al heeft iedere methode afzonderlijk laten zien wat ze waard was, het is de combinatie, aangepast aan het individuele geval, die de meeste kans heeft de geestelijke pijn op te heffen en de levenskracht weer terug te geven.

We hebben de talrijke manieren de revue laten passeren om toegang te krijgen tot de diepste kern van het emotionele wezen en om de coherentie ervan te herstellen. En waar moeten we dan concreet beginnen? De ervaring die in het Centrum van complementaire geneeskunde in Pittsburgh bijeen is gebracht, heeft ons in staat gesteld tamelijk eenvoudige regels vast te stellen om voor ieder geval afzonderlijk een geschikte combinatie te kiezen. De principes zijn de volgende.

Het eerste dat we moeten doen, is leren het innerlijk onder controle te houden. Iedereen ontwikkelt in de loop van zijn leven methodes om zichzelf te troosten om in moeilijke periodes overeind te blijven. Helaas gaat het meestal om sigaretten, chocola, roomijs, bier of whisky, of zelfs om de verdovende werking van de televisie. Dat zijn verreweg de meest voorkomende manieren om de pijn van de vervelende verrassingen van het bestaan een beetje te verzachten. Als we in aanraking gekomen zijn met de reguliere geneeskunde, is die dagelijkse portie vergif misschien wel ingehaald door een tranquillizer (zoals valium, Lorazepam of Xanax) of een antidepressivum. In de jaren zestig stonden bijna alle Amerikaanse medische bladen vol advertenties voor librium – de voorganger van valium. Die kondigden trots aan: ‘Librium. Wat het probleem ook is!’ Het schijnt dat de Fransen daar hun mond over hielden: ze zijn vandaag de dag nog steeds de grootste gebruikers van tranquillizers ter wereld. Als in plaats van een arts een groep middelbare scholieren, studenten of een beetje losgeslagen vrienden ons raad geven, zullen die tranquillizers zelfs vaak vervangen worden door nog drastischer methodes van ‘zelftroost’ zoals cannabis, cocaïne of heroïne.

Het is natuurlijk van het grootste belang die weinig efficiënte methoden – die meestal giftig zijn – door technieken te vervangen die gebruikmaken van de capaciteiten voor zelfgenezing van het emotionele brein en die het mogelijk maken het evenwicht tussen cognitie, emoties en vertrouwen in het leven te herstellen. In Pittsburgh moedigden we iedereen aan zijn capaciteit voor hartcoherentie te ontdekken en te leren die toestand van coherentie te bereiken bij de geringste stress (of wanneer de verleiding om een minder gezonde – en minder doeltreffende – methode te gebruiken om de spanning van het moment te beheersen de kop opstak).

En vervolgens is het ook noodzakelijk, als het tenminste mogelijk is, de moeilijke momenten uit het verleden achterhalen die in het heden nog steeds pijnlijke gevoelens oproepen. Meestal onderschatten de patiënten zelf het belang van die emotionele abcessen die ze nog meedragen en die de manier waarop ze in het leven staan beïnvloeden, omdat ze ieder ogenblik de pijn weer versterken of het plezier verkleinen. De meeste traditionele artsen hebben de neiging daar geen aandacht aan te besteden, óf ze weten niet hoe ze de patiënten kunnen helpen om zich ervan te bevrijden. Welnu, vaak zijn een paar EMDR-behandelingen voldoende om de gevolgen van dat belaste verleden op te ruimen zodat zich een nieuw en gezonder perspectief op het leven opent.

De chronische conflicten in de belangrijkste affectieve relaties moeten altijd geïnventariseerd worden: zowel in het persoonlijke leven – ouders, kinderen, echtgenoten, broers en zusters – als op het werk – werkgever, collega’s, werknemers. Die relaties conditioneren ons emotionele ecosysteem. Als ze eenmaal gesaneerd zijn, kunnen we ons innerlijk evenwicht terugvinden. Als ze de flow van ons emotionele brein voortdurend vervuilen, blokkeren ze uiteindelijk de mechanismen van zelfgenezing. Wanneer de gevolgen van de trauma’s uit het verleden worden opgelost, is het soms mogelijk affectieve relaties nieuw leven in te blazen. Bevrijd van de hersenschimmen die niets met het heden te maken hebben, kan iedereen een volledig nieuwe manier bedenken om contact met anderen te maken. Wanneer we leren onze hartcoherentie te beheersen, kunnen we ook beter omgaan met onze gevoelsrelaties. Geweldloze emotionele communicatie is ook een directe en bijzonder efficiënte methode om affectieve betrekkingen in harmonie te brengen en de eigen balans te hervinden. We zouden voortdurend moeten oefenen om onze emotionele communicatie te verbeteren. Als het niet voldoende is om die methodes te leren onder leiding van een ervaren therapeut, is het noodzakelijk zich in het gecompliceerdere proces van relatie- of gezinstherapie te begeven (wanneer de belangrijkste conflicten op het terrein van het persoonlijke leven liggen).

Bijna iedereen zal voordeel hebben van een verandering in zijn voedingspatroon, die het mogelijk maakt om een passend evenwicht te vinden tussen omega-3- en omega-6-vetzuren en zo het lichaam en de hersenen de ideale grondstoffen te geven om zich te herstellen. Tegenwoordig weten we dat dit zogenaamde ‘Kretenzische’ dieet ons niet alleen in staat stelt stress en depressie te bestrijden, maar ook de hartvariabiliteit te verhogen. Iedereen zou dus op zijn minst moeten overwegen zijn dagelijkse eetgewoontes weer in evenwicht te brengen door meer vis te eten – of zelfs omega-3 als voedingssupplement te nemen – en het aandeel van omega-6 in zijn voeding te verminderen. Beginnen met een programma van lichamelijke oefening is ook een optie die voor wie ervoor openstaat bijna geen enkele investering vraagt behalve de noodzakelijke twintig minuten drie keer per week. We zouden ons ook allemaal moeten afvragen of we niet zonder te veel moeite ’s ochtends onze manier van wakker worden zouden kunnen veranderen. Als we ermee willen beginnen onze biologische klok opnieuw in te stellen, is het voldoende de wekker te vervangen door een geprogrammeerde lamp om de dageraad te simuleren. We hoeven maar een minimale inspanning te leveren en het mogelijke voordeel is groot. Acupunctuur daarentegen vraagt een grotere investering in tijd en geld. Ik adviseer acupunctuur vooral aan mensen die naast hun emotionele leed ook lichamelijke problemen hebben – vooral pijn. In die situatie maken de Chinese naalden het mogelijk twee problemen tegelijkertijd te behandelen (en het is moeilijk de depressie te verlichten van iemand die voortdurend lichamelijke pijn heeft).

En tot slot: om echt innerlijke vrede te vinden is het voor ons vaak van wezenlijk belang om een diepere betekenis te geven aan de rol die we spelen in onze gemeenschap buiten onze naaste familie. Voor degenen die het geluk hebben een dergelijke zingevende bron te ontdekken gaat dat vaak verder dan alleen maar een terugkeer tot welzijn: ze hebben de indruk hun energie te putten uit dat wat zin geeft aan het leven zelf.

Zoals alle middelbare scholieren heb ik toen ik zestien was De vreemdeling van Camus gelezen. Ik herinner me mijn verwarring nog heel goed. Ja, Camus had gelijk, alles was absurd. We drijven mee op de toevalligheden van het bestaan, we treffen onbekenden die net zo gedesoriënteerd zijn als wij. We slaan door willekeurige keuzen wegen in die onze hele levensloop bepalen, en ten slotte sterven we zonder de tijd gehad te hebben te begrijpen wat we anders hadden moeten doen. Als we geluk hebben, kunnen we onze eigen waarden nog enigszins behouden als we ons op zijn minst volledig bewust zijn van al die absurditeit. Dat bewustzijn van de absurdheid van onze levenssituatie is het enige dat we voor hebben op dieren. Camus had gelijk. Dat was alles wat ons te wachten stond.

Nu, op eenenveertigjarige leeftijd, nadat ik vele jaren aan het bed heb gezeten van mannen en vrouwen van allerlei afkomst, die in verwarring waren en pijn leden, denk ik op een heel andere manier over De vreemdeling. Het lijkt me duidelijk dat de existentiële held van Camus geen contact had met zijn emotionele brein. Hij had geen innerlijk leven of hij sprak er nooit over: hij voelde geen droefheid of pijn bij de begrafenis van zijn moeder, geen vreugde of liefde in de aanwezigheid van zijn vriendin – hij voelde nauwelijks zijn woede toen hij zich erop voorbereidde een moord te begaan. En natuurlijk had hij geen band met de gemeenschap waar hij eigenlijk bij hoorde (vandaar de titel van het boek).

Welnu, ons emotionele brein, vrucht van miljoenen jaren evolutie, is juist hongerig naar die drie aspecten van het leven waartoe de vreemdeling geen toegang had: de bewegingen van ons lichaam die de emoties zijn, de harmonieuze affectieve betrekkingen met degenen die ons dierbaar zijn, en het gevoel op onze plaats te zijn in een gemeenschap. Als we daarvan gescheiden zijn, zoeken we vergeefs een reden van bestaan buiten onszelf, in een wereld waarin we vreemdelingen geworden zijn. Zoals Damasio dat schitterend heeft uitgelegd: datgene wat een richting, een zin aan ons leven geeft, zijn juist die gevoelsstromen die uit die levensbronnen vloeien om ons lichaam en onze emotionele neuronen te bezielen. En door die allemaal, stuk voor stuk, te cultiveren kunnen we genezen.